inhoud Colofon FORUM, tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door het Koninklijk Conservatorium Artesis Hogeschool Antwerpen issn 0779-7397 Eindredactie Barbara Voets Redactie Pascale De Groote, Hans Dowit, Ann Lommelen, Wilma Schneider, Karla Verlie, Kevin Voets Tekstredactie Roger Quadflieg, Karla Verlie Werkten mee Jan Dewilde, Koen De Smet, Glenn Magerman, Johan Sanctorum, Fred Schalckens, Els Smedts. Redactie-adres Desguinlei 25, 2018 Antwerpen Tel.: 03-244 18 00 Fax: 03-238 90 17 E-mail:
[email protected] website: www.conservatorium.be Vormgeving Barbara Voets Foto cover Frederik Beyens Forum thuis ontvangen? neem contact via
[email protected] Drukwerk Albatros Printing
Prima Vista Music marketig: hemel of hel
3
O&O Van een architect die zingt en een zangeres die declameert
INTERVIEW
‘Frédéric Devreese, aangenaam’
Uitneembare jazzkalender WOORD SCHRIJFT
9
14 22
24
Muzikale geschiedschrijver door een fellow traveler
26
Koen De Smet
RECENSIE
Sanctorum Per amore e per forza
32
Kort
37
Agenda
41
Coda
44
Overname van artikels en illustraties is slechts toegelaten mits uitdrukkelijke toestemming van de uitgever.
1
2
Prima Vista Music marketing: Hemel of hel? door Glenn Magerman
Marketing is voor wasmiddelen Iemand komt na een optreden op je af en zegt: “Wauw, dat was te gek! Ik ken iemand die zeker geïnteresseerd is om jullie te boeken voor een volgend optreden!” Voor je het weet gaat de bal aan het rollen, en kom je in aanraking met iets dat niets meer te maken heeft met dat waarmee bezig was, namelijk muziek maken… Plots is het business. Wat moet er gebeuren? Heb je een platencontract nodig om op Werchter te staan? Moet je je broer onmiddellijk bombarderen tot manager van de groep? Neem je een webdesigner onder de arm om de beste website ooit in elkaar te steken? Ga je naamkaartjes drukken? Je hebt jaren geoefend om een instrument te leren of te leren zingen, maar geen dag ben je bezig geweest met deze dingen. En nu heb je ze nodig… Of niet? Vergeef me mijn zwartwit stelling, maar waarom zijn niet alle artiesten apetrots op hun creaties, en willen ze niet dat die door zoveel mogelijk mensen gesmaakt kunnen worden? Waarom heerst er soms de gedachte: “Als ze me goed vinden zullen ze me wel vinden?” Marketing heeft regelmatig een negatieve bijklank bij vele mensen, en bij creatieve artiesten niet in het minst. Het lijkt of marketing een commercieel werktuig is, dat de artiest zijn cre-
3
atie rechtevenredig met de hoeveelheid gedane marketinginspanningen schaadt. Dit hoeft niet zo te zijn. Sinds het internet worden mensen ook onafgebroken belaagd met reclame op sites, in e-mails, in de vorm van spam etc. Het laatste wat marketing moet doen om nu nog succesvol te zijn, is bombastisch zijn, en aan hard selling doen.
Bouwstenen van het online pakket
De exponentiële groeicurve van nieuwe media, zoals het internet, werkt als een tweesnijdend zwaard: het wordt moeilijker om een unieke positie in de markt te verwerven, ook al worden de manieren om jezelf te promoten steeds gemakkelijker en ook steeds talrijker. Hier wil ik even bij stilstaan … Doordat het internet ervoor zorgt dat je de hele wereld kan voorzien van je kunst, wordt de niche plots spectaculair groter. Als je in België 0.0005% van de bevolking blij kan maken met je avant-garde project, kan het misschien een financiële worsteling zijn om een cd op te nemen, waardoor je het project misschien afblaast. Als 0.0005% van de wereldbevolking je muziek wil kopen, dan ben je instant een van de best verkopende artiesten aller tijden, dat is de upside.
4
Nu de downside: andere artiesten uit andere landen gaan plots ook jouw potentiële kopers bestoken met hùn kunst. Hoe zorg je ervoor dat jij boven de massa uitsteekt? Daarbij is er ook nog sprake van cross-elasticity: groepen buiten jouw genre kunnen jouw doelpubliek ook aanspreken, en een avondje naar de bioscoop gaan is ook een concurrent voor jouw cd geworden. Jaja… Allemaal typische marketingpraat… Maar laat ik meteen een paar mythes doorprikken: Ten eerste, het Prometheus Ensemble, het eerste ‘professioneel ensemble’ in Vlaanderen, werd in 1992 boven de doopvont gehouden door Etienne Siebens1. Reden: conclusie van een marktonderzoek, peilend naar waar er een ‘gat’ was in het klassieke aanbod in Vlaanderen. Hierop heeft men het repertoire afgesteld, en daarna de best mogelijke muzikanten hiervoor gezocht. Tot zover de ‘klassieke benadering’ van een “ensemble dat jaren werkt aan zijn doorbraak.” In alle stijlen en sectoren komen zakelijke aspecten aan bod, ook in de culturele sector. Een stukje uit de missie van deSingel bijvoorbeeld luidt: “De kunstdisciplines waarvoor het huis zich engageert zijn theater, dans, muziek en architectuur. […] Dit betreft zowel werk van buitenlandse artiesten en gezelschappen als werk uit eigen land dat aansluiting zoekt bij het internationale karakter van de werking. Presentatie en (co-)productie gebeuren in coherente programmagehelen en worden voor het publiek onderbouwd door middel van informatie en educatie.” Ten tweede een aantal cijfers uit een marktonderzoek dat ik afgelopen academiejaar voerde als onderdeel van mijn onderzoeksproject aan het conservatorium: De grote meerderheid van alle bands heeft geen 1 De Brabander, G.; & Schramme A. (eds). (2008) Concurrentie in de wereld van kunst en cultuur, p. 42. Politeia: Antwerpen.
Answer options Ja Neen
Enkel losse optredens
Mix losse optredens & tours
Response
Respons count
8,8 % (3)
45 % (9)
22,2 %
12
79,4 % (27)
40 % (8)
64,8 %
35
Neen, maar wel van plan
11,8 % (4)
10 % (2)
11,1 %
6
Neen, niet goedgekeurd
0 % (0)
5 % (1)
1,9 %
1
answered question
54
skipped question
0
platencontract. De hoeveelheid uitgebracht materiaal (demo of cd) varieert niet zoveel tussen groepen, hoewel het accent lichtjes verschuift van demo’s naar full cd’s bij internationale groepen. De grote uitzondering hierop zijn de globaal spelende groepen, waarvan 83% een platencontract en distributiedeal op zak heeft, ondersteund door subsidies die door het management beheerd worden. Dit is de Full Package...
groepen die internationaal (buiten de EU) spelen zijn vertegenwoordigd door een boekingskantoor en managementkantoor. Internationale status lijkt men alleen te bereiken met deze werkingsmiddelen. Alle bands die een managementkantoor hebben, zitten ook bij een boekingskantoor. Daarbij heeft 60% van de bands met management een platencontract, tegenover slechts 17% van de bands zonder management.
Bands die een platencontract in de wacht hebben kunnen slepen, hebben meestal ook een parcours van demo’s en zelfs full cd’s in eigen beheer achter de rug. Rome is niet in een dag gebouwd, lijkt de boodschap. Bands die losse optredens versieren, moeten dit meestal op eigen kracht doen (90-95%!). Anderen kunnen gebruik maken van boekingskantoren en management, waardoor clustering van optredens toch een managementtaak lijkt, of (ook) een positief effect van boekingskantoren.
90% van de bands die een subsidie krijgen, hebben een database van (potentiële) fans. Dit staat tegenover een gemiddelde van nipt 50% bij de andere bands… 80-90% van alle bands hebben een website, waarbij toerende bands een nog hoger percentage kunnen voorleggen. Zien we enkele trends?
Een reden waarom lokale groepen geen subsidies aanvragen, is omdat ze geen idee hebben waar ze terecht moeten (68%), terwijl de meer professionele groepen dit meestal wel weten. Veel ondersteunende organisaties smeken juist om een toenadering. Alle(!)
Management en labels vs. artiesten
Probeer dan maar eens als beginnende groep zonder entourage een concertreeks te plannen doorheen het (Vlaamse) landschap zonder dit in het kader van een cd-release te doen. Dus men neme de geijkte weg, en gaat op zoek naar een boekingskantoor en een ma-
5
nagement, die elk 15% van de inkomsten nemen, en een platenlabel dat een hele brok van de royalty’s afroomt. © Munwha Experience
Ik hoef je niet te vertellen dat de platendeals op dit moment niet zomaar voor het oprapen liggen. De fysieke cd-verkoop zakt sinds 2002 gestaag met ongeveer 5% per jaar, waardoor er nu nog 2/3 van de platen verkocht worden sinds toen. In Vlaanderen zijn er letterlijk maar een handvol platen die break even draaien op verkoop. Daarboven komen nog astronomische bedragen voor reclamecampagnes, omdat ook de top boven de massa moet uitsteken, net zoals de rest… Een management of een boekingskantoor is een heel goede zaak, zoals duidelijk blijkt uit bovenstaande cijfers. They can make you or break you… Het is helaas een beetje pijnlijk om te zien dat groepen soms bij een management- of boekingskantoor zitten, terwijl ze de kostprijs of de kwaliteit van de band die ze onder hun hoede nemen niet appreciëren. Is het niet aan het management om deze elementen te bekijken, en aan te passen waar nodig? Het is geen goede zaak om overtollig gewicht mee te dragen als organisatie, niet vanuit financieel standpunt, maar ook niet vanuit moreel en psychologisch standpunt voor degenen die men begeleidt.
6
Veel groepen denken langs de andere kant ook dat het netwerken kan stoppen als ze een entourage onder de arm nemen, die ze in ruil daarvoor betalen. Niets is natuurlijk minder waar, maar de valkuil is o zo gevaarlijk. Als uiteindelijk zou blijken dat de prestaties van één of beide partijen niet aan de verwachtingen voldoen, moet men hier sneller op inspelen, en beide partijen de kans geven om de voor hen geschikte partner te zoeken. Op termijn is dit de beste oplossing voor alle betrokkenen. Interessant om te bemerken is ook dat vooral organisatoren wedstrijden een interessant argument vinden om een groep te boeken, terwijl dit voor het management niet belangrijk lijkt. Het is meestal een goedkope zaak om een jonge, beloftevolle band, die zichzelf al heeft gefilterd van de concurrentie op zijn niveau, voor weinig of geen geld een podiumplaats te bieden, op weg naar de eeuwige roem. Dit is geen kritiek op wedstrijden, maar wil juist benadrukken dat men ook ook hier de armen niet kan laten zakken op zo’n glorieus moment, maar dat er net een extra stimulans nodig is van alle partijen zodat er op een goede manier gebruik kan gemaakt worden van dit momentum.
Conclusie Graag nodig ik u uit om een kijkje te nemen in mijn opus in progressio “E-marketing voor muzikanten, een handleiding,” op www.musicmarketing.be, de neerslag van het onderzoek in het kader van het afstudeerwerk voor het conservatorium. Hier is onderzocht in hoeverre muzikanten op de hoogte zijn van de online mogelijkheden, en de mogelijkheden tot ondersteuning die geboden worden door verschillende non-profit organisaties in Vlaanderen. Daar staan ook tips in over hoe je een mailinglist moet maken, hoe je je publiek warm kan maken voor je muziek, waar je voor moet opletten in verband met wetgeving, etc. Hierbij kan de opmars van het internet als medium met ontzettend veel functies niet ontkend worden. Het medium zelf zit nu ook in een tweede groeifase, Web 2.0, waarbij het nog niet duidelijk is hoe de kaarten geschud zijn, welke spelers er in de nabije toekomst zullen zijn, en hoe de structuur van het medium er zal uitzien, zij het eerder gecentraliseerd (het huidige model), zij het eerder individueel gepercipieerd (Web 2.0). Het is wel zaak om je als artiest én als entourage zichtbaar te maken voor je doelpubliek, en dit kan veelal gratis of op goedkope manieren, die toch een professionele uitstraling bieden. Vergeet daarnaast niet ook in de echte wereld de juiste middelen in te zetten om jezelf te profileren, internet is slechts een onderdeel van het gehele pakket. De toekomst zit niet in een fysieke cd, maar in de mogelijkheden die de nieuwe media bieden, en de mogelijkheden om jezelf daarbij gratis, of voor weinig geld te profileren, groeien. Musicmarketing.be helpt je daarmee graag op weg. Aanvullingen of bemerkingen zijn daarbij meer dan welkom, om iedereen de kans te geven mee te groeien!
Glenn Magerman studeerde in 2009 af aan het conservatorium van Antwerpen als Master in de muziek (jazz/ trompet). Daarvoor heeft hij een diploma Docerend Musicus (klassiek) behaald in Nederland. Als trompettist is hij fulltime actief als freelancer voor pop, jazz, musical en klassieke projecten. Verder schrijft hij onder andere voor zijn eigen Electric Quartet, dat net de Dinant Jazz Nights 2009 heeft gewonnen. Daarnaast studeert hij dit jaar af als Handelswetenschapper, optie internationale betrekkingen aan de HUB in Brussel. Het onderzoek daar draait rond de economische argumenten van de monopolieposities van Sabam en Uradex. De combinatie van het componerende, uitvoerende en juridisch-economisch profiel is een uitgangspunt om het nationaal of internationaal cultuurbeleid te ondersteunen, aangezien er nood is aan mensen die aan beide kanten van de onderhandelingstafel kunnen zitten. www.musicmarketing.be
7
8
o&o Van een architect die zingt en een zangeres die declameert… door Jan Dewilde
Jan Dewilde schetst twee zangers uit de Vlaamse muziekgeschiedenis die een interessante bijdrage leverden aan de conservatoriumbibliotheek.
De bibliotheek van het conservatorium heeft een zeer diverse collectie in huis, maar een van de sterke punten is zeker de vocale muziek. Naast een indrukwekkende collectie barokopera’s en -cantates en de vele 18de-eeuwse opera’s, ligt het zwaartepunt in die vocale deelcollectie vooral in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw, met zowel cantates, oratoria, opera’s en liederen als religieuze muziek. Onlangs steeg het aandeel vocale muziek aanzienlijk, dankzij de schenking van de omvangrijke muziekbibliotheken die toebehoorden aan twee Vlaamse zangers met naam en faam, te weten Renaat Verbruggen en Francine Lepage. Beide allround-zangers maakten zowat gelijktijdig carrière en nu zijn hun respectievelijke muziekbibliotheken dus verenigd in de conservatoriumbibliotheek. Bariton Renaat Verbruggen (Antwerpen 1909 - Antwerpen 1981) legde een niet alledaags parcours af. Hij studeerde eerst scheepsbouw, nadien architectuur, en ondertussen nam hij privé zanglessen bij de Gentse bariton Adolphe Coryn (1869 - 1933) die na een internationale carrière van 1911 tot 1933 het Théâtre Royal Français (de ‘Bourla’) in Antwerpen leidde. Verbruggen debuteerde in 1928, vijf jaar later werd hij voor het eerst door de radio-omroep geëngageerd en in het seizoen 1943-1944 kreeg hij als Lescaut zijn eerste contract aan de Koninklijke Vlaamse Opera in Antwerpen. Op vraag van Vina Bovy verkaste hij in 1947 naar de Koninklijke Opera in Gent, om dan in 1951 definitief naar het Ant-
9
werpse operahuis terug te keren. In de daaropvolgende jaren zong hij 57 (!) verschillende belangrijke rollen. Verbruggen was werkelijk van alle markten thuis, zo zong hij ook chansons, operettes, liederen, cantates en oratoria. Jarenlang was hij incontournable als Christus in de Bach-passies (o.l.v. Lodewijk De Vocht) en hij zong in zowat alle Benoit-oratoria (o.l.v. Hendrik Diels en later Leonce Gras). Tegelijkertijd was hij ook geknipt voor eigentijdse werken als de kamercantate La couronne de gloire van Darius Milhaud, Golgotha van Frank Martin of Hiawadha’s lied van Marinus De Jong. Als liedzanger bracht hij meer dan veertig keer Die Winterreise, maar vooral was hij een fervent verdediger van het Vlaams liedrepertoire: hij had zowat zeshonderd Vlaamse liederen op zijn repertoire, waarvan hij er vele ook op plaat zette. Tijdens zijn carrière maakte hij overigens tientallen plaatopnamen, soms onder de alias Bert Roelants, de naam die hij in het begin van zijn zangcarrière gebruikte. Verbruggen was ook niet schuw van het lichtere genre. In 1955 zong hij op het Festival Internazionale della Canzone in Venetië Wel te rusten, goede nacht van Hans Flower en twee jaar later bracht hij op hetzelfde festival ‘k Vergeet u nooit van Jef Van den Berg, dat bekroond werd met een zilveren medaille. (Voor de geschiedenis: Jef Van den Berg studeerde aan het Antwerps conservatorium, leidde verschillende amusementsorkesten, was BRT-producer en gaf muziekles aan de Studio Herman Teirlinck). Renaat Verbruggen kreeg veel aanbiedingen uit het buitenland, maar de meeste wees hij van de hand. Tijdens zijn zangcarrière bleef hij namelijk een druk architectenbureau leiden en dat bemoeilijkte lange verblijven in het buitenland. Toch trok hij verschillende keren naar Hilversum om voor de Nederlandse omroep opnames te maken. Daar vertolkte hij in 1959 onder Carlo Maria Guilini de rol van Marchese
10
di Posa in Don Carlos en later zong hij er in een integrale opname van Capriccio (samen met de fantastische Strauss-sopraan Lisa della Casa). In 1962 werkte hij in Alicante mee aan een uitvoering van Jacqueline Fontyns Psalmus Tertius en in 1968 zong hij in Bratislava onder Ján Valach Lieder eines fahrenden Gesellen en Flor Peeters’ Het tijdeloze verbond. Op dat moment had hij zijn zangcarrière al teruggeschroefd, want in 1961 was hij benoemd tot directeur van de KVO, een functie die hij tot 1974 zou uitoefenen. Als operadirecteur bracht hij heel wat contemporaine opera’s (die toen nog in Nederlandse vertaling werden gebracht), zoals De dialogen der Karmelietessen (Poulenc), Een midzomernachtsdroom (Britten), De Griekse passie (Martinů), De moord in de kathedraal (Pizetti) of De grote verzoeking van de Sint-Antonius (De Meester). Via zijn contacten met de naar Vlaanderen uitgeweken Valach programmeerde hij ook Slovaakse componisten zoals Ján Cikker en Eugen Suchoň. Waar Verbruggen de tijd vandaan haalde, is een raadsel, maar hij gaf ook nog zangles - een tijd ook als interimaris aan het Antwerps conservatorium -, hij werkte mee aan de Algemene muziekencyclopedie van August Corbet en Wouter Paap (1957-1972) en publiceerde in 1965 het historische werk Koninklijke Vlaamse Opera Antwerpen: gedenk-klanken, 1893-1963, een nog altijd zeer nuttig naslagwerk. Niet te vergeten dat hij naast al die activiteiten ook nog als architect bleef werken. Zo ontwierp hij samen met Marc Appel en Rie Haan de plannen voor de Stadsschouwburg in Antwerpen. Aangezien Renaat Verbruggen en Francine Lepage (Rotterdam 1915 - Wijnegem 2006) tijd- én stadsgenoten waren, is het niet te verwonderen dat ze ook samengewerkt hebben. Eén van de klinkende getuigenissen van hun samenwerking zijn de opnamen
die ze in de jaren ’50 voor His Master’s Voice hebben gemaakt van liederen van Emiel Hullebroeck. Hun opnames werden lovend gerecenseerd door Willem Pelemans, toch geen traditionalist als componist.
De alt Francine Lepage werd in een muzikale familie geboren. Haar vader Paul (1888-1957) had zelf zangstudies gevolgd aan het conservatorium van Antwerpen en ontpopte zich tot een gedreven promotor van Vlaamse muziek. Met zijn uitgeverij De Ring zou hij vanaf 1920 meer dan driehonderd liederen, pianoen orgelwerken uitgeven van verschillende generaties
componisten, van Benoit over De Boeck tot Meulemans en Feremans. Samen met zijn vriend, de componist Jozef Watelet en met de componerende broers Gustaaf en Julius Van Etsen publiceerde hij in de reeks Monumenta Musicae Belgicae ook klaviermuziek van o.a. Jean Baptiste Loeillet en Willem De Fesch. Na Paul Lepages dood in 1957 werd het uitgavenfonds beheerd door Francine Lepage en haar man Rik Dhont, al kwamen er geen nieuwe muziekpublicaties meer bij. (Alle uitgaven van De Ring zijn in de conservatoriumbibliotheek aanwezig). Francine Lepage studeerde aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium zang, declamatie én toneel en studeerde ook in deze drie richtingen af. Al kort na haar afstuderen werd ze door Flor Alpaerts geëngageerd om in de Dierentuinconcerten de altpartij van Beethovens negende symfonie te zingen. Het was het begin van een prachtige carrière. Ondertussen vervolmaakte Lepage zich ook nog bij de fameuze Nederlandse sopraan Aaltje Noordewier-Reddingius en bij de al even vermaarde Engelse bariton Roy Henderson (tevens de leraar van Kathleen Ferrier). Lepage zou vooral naam maken als lied- en oratoriumzangeres. Helemaal in de lijn van wat haar vader deed, promootte ze als zangeres het Vlaamse liedrepertoire. Naast vele liedrecitals met Vlaamse muziek, gaf ze bijvoorbeeld met Jan L. Broeckx zangvoordrachten rond ‘de liedkunst van Lodewijk Mortelmans’. Maar ook voor het grote vocale repertoire werd ze veel gevraagd, zowel voor oude als nieuwe muziek. Zo schakelde ze probleemloos over van Händel naar Daniel Sternefelds Mater dolorosa. Gezien haar stilistische flexibiliteit en betrouwbare professionaliteit werd ze graag en vaak door radioproducers geëngageerd: ze maakte vele tientallen opnamen voor de Vlaamse en de Nederlandse radio-omroepen. Dankzij haar opleiding als actrice en declamatrice werd Lepage ook vaak gevraagd
11
als recitante. Zelf collectioneerde ze melodrama’s en declamatiestukken en dat is dan ook een interessant segment van haar muziekbibliotheek. Naast klassiekers als de Balladen van Robert Schumann en Bergliot van Edvard Grieg, verzamelde ze werken voor spreekstem en begeleiding van Vlaamse en Nederlandse componisten als Julius Schrey, Karel Candael, Pieter Leemans, Alexander Voormolen en Willem Landré. De geschonken muziekbibliotheken van zowel Lepage als Verbruggen zijn de weerspiegeling van hun veelzijdige carrières. Zo steken in Lepages bibliotheek zowel partituren van Hasse en Scarlatti als de zeldzame cantate Weil alles erneut sich begibt van Armin Schibler. Bij Verbruggen hoeft het niet te verwonderen dat het aandeel operapartituren bijzonder groot is, zowel uit zijn periode als zanger dan uit zijn tijd als operadirecteur (bv. een partituur van Suchoňs Krútňava, met een dankbare opdracht van de componist aan Verbruggen, na de Antwerpse première in 1968). En bij beiden steken heel wat Vlaamse partituren, niet zelden werken die voor hen geschreven of door hen gecreëerd werden. Hun beider muziekbibliotheken zijn zeer waardevolle aanvullingen van onze vocale collectie. Met dank aan de familie Dhont (voor de collectie Francine Lepage) en aan de familie Peeters-Verbruggen die de muziekbibliotheek van Renaat Verbruggen aan het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek schonk. Veel dank ook aan het Studiecentrum voor de bemiddeling. N.B. Op de Facebook-pagina van de bibliotheek kan u Renaat Verbruggen zien en horen in Mijn land is Vlaanderen van Renaat Veremans die zelf de bariton aan de piano begeleidt. Dit lied werd gebruikt in De Witte, de film van Jan Vanderheyden uit 1934.
12
Koen Kessels, lid van de artistieke directie Muziek van het Koninklijk Conservatorium en artistiek leider van het HERMESensemble, wordt vanaf het seizoen 2010-2011 muziekdirecteur van het Birmingham Royal Ballet voor een periode van 5 jaar. In deze functie volgt hij Barry Wordsworth op, die werd aangesteld tot muziekdirecteur bij het Royal Ballet in Londen. Kessels, momenteel in The Royal Opera House Covent Garden met The Royal Ballet, staat in voor 3 van de 7 producties. In België blijft hij lid van de artistieke directie Muziek van het conservatorium, muziekdirecteur van de Zomeropera Alden Biesen en kunnen we hem in het seizoen 2010-2011 aan het werk zien in o.a. de Vlaamse Opera, de Munt en deSingel. Sinds 2005 is hij regelmatig gastdirigent in de Parijse Opera. Het Pentatone-Schubert Album met Martin Helmchen, docent fluit en lid van de artistieke directie muziek Aldo Baerten, e.v.a. wordt genomineerd voor een BBC Music Magazine Award. Jozef De Beenhouwer heeft zopas een schitterende cd uit met werk van oudleraar Marinus De Jong, met de al even fantastische als ravissante Ning Kam (tweede laureate KEW). De cd ‘in Flanders’ Fields’ vol. 61 is uitgegeven bij Phaedra. Nele Conings, studente in de fluitklas van Aldo Baerten, behaalde in de finale van de Dexia Classics nationale Muziekwedstrijd, de 1e Prijs. De volgende studenten werden dit jaar geselecteerd voor de Nationaal Jeugdorkest Nederland Wintertournee: Pieter Jaspers, student hobo bij Luk Nielandt, Inge Sprangers, klarinet bij Ivo Lybeert, Alexander Polees verder op p. 13
net, percussie bij Carlo Willems/ Koen Wilmaers, Loes Dooren, viool bij Vegard Nilsen en Sofie Verbeeck, fluitiste uit de klas van Aldo Baerten (zij werd voor de 2de keer gekozen). Hoboiste Marjan Huybrechts, hoornist Hannes Verstraete, trompettist Jeroen Corneille en percussionist Pieter Mellaerts staan paraat als reserve.
dere kwaliteit” uitgereikt. De onderscheiding is te vergelijken met de Amerikaanse Grammy Award, de Duitse Echo of de Britse Brit awards. De Edison award bestaat uit een bronzen beeld vervaardigd door beeldhouwer Pieter d’Hont. De Edison wordt uitgereikt voor drie muzikale genres: de Edison Pop, de Edison Klassiek en de Edison Jazz/World.
Samen met trombonist/componist Ilja Reijngoud wint Fay Claassen, docente zang aan de jazzafdeling, de Edison Jazz Vocaal 2009 voor The Shakespeare Album. Op 18 november mocht Fay samen met Ilja Reijngoud de prijs in ontvangst nemen op het grote Edison Award Gala in Muziekcentrum Frits Philips in Eindhoven. De Edison is de oudste muziekprijs in Nederland. Sinds 1960 wordt deze onderscheiding voor “geluidsdragers van bijzonmeer nieuws in de volgende Forum
13
interview ‘Frédéric Devreese, aangenaam’ door Fred Schalckens
Tijdens de week die de concerten voorafging volgden we Frédéric Devreese tijdens de repetities met het orkest en hadden we de gelegenheid om af en toe van gedachten te wisselen. Hierna volgt een impressie van deze boeiende dagen, aangevuld met fragmenten uit het gesprek dat Lut Van der Eycken met de Maestro voerde bij zijn huldiging op het Galaconcert van 24 november.
Voor de elfde maal reikte de Stichting Conservatorium Antwerpen de titel van Maestro Honoris Causa van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen uit aan een vooraanstaande figuur uit de kunstwereld. De laureaat 2009 werd Frédéric Devreese. Zoals gebruikelijk werden de titel en het bijbehorende kunstwerk aan de laureaat overhandigd tijdens het Galaconcert op 24 november 2009. De avond voordien organiseerde de Stichting samen met het conservatorium een Hommage Frédéric Devreese. Tijdens beide concertavonden hanteerde de laureaat zelf de dirigeerstok. Het Symfonieorkest Conservatorium Antwerpen speelde een aantal composities van de nieuwe Maestro, naast werk van Johannes Brahms en Wim Henderickx. Maandag 16 november 2009
Het is de eerste dag van de tuttirepetities van het orkest. Tijdens de voorbije weken heeft de nieuwe Maestro zijn enthousiasme voor de geplande concerten getoond. Ter voorbereiding is hij herhaalde malen naar Antwerpen komen rijden om te overleggen en om de nodige partituren te bezorgen. Dat hij zelf zijn werk wil dirigeren met de studenten van het symfonieorkest mag ons niet verbazen. Devreese heeft altijd een bijzondere belangstelling gehad voor jongeren en de muziek.
14
“Aan de basis van mijn bekommernis voor de jeugd ligt ongetwijfeld het feit dat ik zeer jong door mijn ouders werd ondergedompeld in de muziek. Beiden waren violisten en mijn vader was ook componist en dirigent. Creatief bezig zijn met muziek, met klanken werd op die manier quasi een tweede natuur. Ik besef wel dat ik heel veel geluk heb gehad. Ik denk dat het belangrijk is kinderen zeer vroeg met klanken te laten spelen. Zij doen dit trouwens met tekenen en kleuren en worden daarin door iedereen aangemoedigd. Maar waarom zouden kinderen niet kunnen met klanken wat ze met kleurpotloden kunnen? Kinderen laten improviseren is echt heel belangrijk. Ik vind dat wij in onze scholen veel te veel bezig zijn met imiteren. Men leert te veel de leerlingen alleen maar nadoen wat anderen hen voordoen, leraren, ouders, andere uitvoerders enz.. . Door het gebrek aan aandacht voor de muziek bij kleine kinderen vrees ik dat veel echt talent verloren gaat omdat we het niet tijdig detecteren. Als directeur van de muziekacademie in Overijse heb ik mijn inzichten in de praktijk omgezet en kleuters vanaf 3 jaar spelenderwijze met muziek in contact gebracht. Zij mochten meteen ook een instrument bespelen. Alhoewel zoiets volgens het boekje helemaal niet kon. Maar dat is toch al te gek. In het muziekonderwijs moet je als het ware eerst leren lezen en schrijven vooraleer je naar de school mag. In deze context begrijpt u wel dat Tenuto, de wedstrijd voor jonge solisten en componisten die ik bij de BRTN kon organiseren, mij na aan het hart lag. En misschien nog meer Jong Tenuto dat zich richtte tot talenten onder de 17 jaar. Jammer genoeg is men er na 30 jaar mee opgehouden.” De voormalige chef-dirigent van het Belgisch Jeugdorkest gaat met zichtbaar enthousiasme aan de slag met de studenten van het symfonieorkest. Hij is opgetogen over zijn eerste ervaringen.
“Ik moet vaststellen, aldus Devreese, dat er uitstekend voorbereidend werk werd geleverd door mijn collega Ivo Venkov.”
Donderdag 19 november 2009
Vandaag wordt gerepeteerd in het Herman Teirlinck Instituut. Dit is een bijzonder droge zaal. Je hoort er alles. Maar dat is goed. Zo hoor ik immers beter de mogelijke individuele fouten en, wat belangrijk is in het leerproces, ook de studenten horen die.” De maestro illustreert dit onder meer door op te merken dat de “grosse caisse” te hoog staat, te strak opgespannen is. De betrokken slagwerker kijkt een beetje verwonderd. Waarop de maestro met klem: “ Ik meen het ernstig hoor!”. De maestro leidt het orkest met de vriendelijke, zachte, maar daarom niet minder dwingende hand.
15
Frédéric Devreese met het Symfonieorkest Conservatorium Antwerpen
Hij weet duidelijk waar hij naartoe wil. Een student over de aanpak van Devreese: “Frédéric Devreese staat op zijn strepen. Dat is ook normaal, het is immers zijn muziek en hij wil deze zo goed mogelijk tot haar recht laten komen. Hij is echter wel zeer correct en het is zeker nooit vervelend werken met hem. Het is trouwens ook zeer aangename muziek.” Over het omgaan met de eigen composities heeft
16
Devreese zijn eigen visie. “Eens je een werk hebt geschreven, laat je het los en gaat het zijn eigen leven leiden. Te vergelijken met een kind. Je hebt geen idee waar en hoe dikwijls je werk gespeeld wordt. Je hebt daar geen enkele greep op. En dat afstand nemen, dat moet ook. Zo niet bestaat het risico dat je jezelf te veel gaat herhalen en dat je het creatief proces doodt. En, als componist moet je telkens op
zoek naar iets nieuw. De werken die we tijdens het concert zullen spelen zijn in die zin nieuw voor mij. Ik heb deze muziek jaren geleden geschreven en ik probeer ze nu te benaderen als dirigent zoals ik dat zou doen met werk van een andere componist.” Het accent ligt tijdens deze repetitie op de filmmuziek, een van de vele dimensies die de persoon van Frédéric Devreese rijk is. Hoe word je trouwens componist van filmmuziek? “De technische aspecten heb ik onder de knie gekregen bij de BRT waar ik in 1958 aan de slag ben gegaan. Eén van de dingen die ik verschillende jaren heb gedaan was het sonoriseren, films van een geluidsband voorzien. Dat heeft mij het nodige technische inzicht bijgebracht en ik leerde er ook welke muziek er best bij welk beeld hoorde. In feite kan ik zeggen dat ik heb leren componeren voor de film met de muziek van anderen. Daarnaast moet men je vragen om muziek voor films te schrijven. De meeste van mijn filmmuziek heb ik uiteraard gemaakt op verzoek van mijn zeer goede vriend André Delvaux. Op één na, heb ik de muziek voor al zijn films geschreven. Het was een erg boeiende samenwerking. U mag immers niet vergeten dat André zelf een begenadigd musicus was. Hij was een bijzonder goede improvisator die nog heel wat stomme films heeft begeleid. Ik heb dus eigenlijk geluk gehad dat hij uiteindelijk gekozen heeft om films te maken, zodat ik er de muziek bij kon schrijven.” Maandag 23 november 2009
Het is de dag van de eerste uitvoering, van “Hommage Frédéric Devreese”. Het regent de klassieke pijpenstelen, die worden aangemoedigd door over-
enthousiaste windbuien. Kortom, wat men noemt een echt hondenweer. Hopelijk schrikt dit vanavond niet te veel muziekliefhebbers af. Om 11.15, zoals altijd meer dan stipt op tijd, arriveert de Maestro voor de laatste repetities. Nogmaals demonstreert hij zijn betrokkenheid bij het project. Hij heeft tijdens het weekend een aantal maten in één van de partituren voor de blazers aangepast aan de bezetting. “Gelukkig is er voor dit alles de computer, aldus Frédéric Devreese. Ik gebruik nu reeds bijna tien jaar een computerprogramma om muziek te schrijven of te bewerken en ik zou niet weten wat ik zonder moest beginnen. Ik hergebruik immers veel van de muziek die ik vroeger geschreven heb en ik maak er ook heel wat bewerkingen van. Een voorbeeld is het transponeren van een aantal van mijn werken voor harmonieorkest. Trouwens, een dezer dagen komt een cd-box op de markt met een reeks van transposities voor harmonieorkest van mijn symfonische muziek, uitgevoerd door de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen. Als ik dit op de klassieke manier moet aanpakken, met potlood en papier, betekent dit dat ik er quasi evenveel tijd zou moeten aan besteden dan aan het schrijven van een nieuw werk.” Als men het werk van Devreese hoort met zijn weidse en soms zeer complexe orkestraties begrijp je wat deze uitspraak betekent. Hij gebruikt daarbij een breed spectrum van instrumenten en klanken. En niet altijd alledaags. Componisten die een concerto voor saxofoon schrijven, of voor bandoneon bijvoorbeeld, zijn inderdaad veeleer schaars. “Een componist, en zeker een Vlaamse componist, gaat te werk zoals de Vlaamse schilders. Componisten werken met een palet aan klanken en instrumenten, schilders
17
doen dit met een kleurenpalet. En beiden gebruiken ook een zeer uitgebreid palet.“ Om deze uitspraak te illustreren verwijst Devreese naar twee van zijn favoriete schilders, Ensor en vooral Spilliaert. Maar vooral wijst hij ons op de grote kwaliteiten van de Vlaamse componisten, die jammer genoeg te weinig worden gespeeld door de Vlaamse orkesten. “Neem nu iemand als de Antwerpenaar Daniel Sternefeld. Ik heb een zeer grote bewondering voor de man en voor zijn muziek. Zo lang hij dirigent was van het Belgisch Radio Symfonie Orkest, heeft hij nooit een werk van zichzelf willen programmeren. Een kwestie van ethiek, hij wilde elke zweem van belangenvermenging vermijden. Het is pas wanneer hij met pensioen vertrok, tijdens zijn feestconcert, dat men ontdekte welk een groot componist deze man was.” Devreese heeft zich ingezet voor het werk van Sternefeld en voor dat van de andere Vlaamse componisten. In de jaren 1990 is hij begonnen aan een Anthologie van de Vlaamse Muziek. Na 12 cd’s is dit project noodgedwongen stopgezet. “Dat gebeurde door een gebrek aan middelen. We kregen wel de titel van “Ambassadeur van Vlaanderen 199697”, maar subsidies konden er niet af!” Maandag 23 november 2009, 20 uur
De vrees dat de barre weersomstandigheden het publiek zouden afschrikken om het concert “Hommage Frédéric Devreese” bij te wonen, wordt gelukkig niet bewaarheid. Zo’n 500 enthousiaste toehoorders vullen de Blauwe Zaal van deSingel. Net voor de pau-
18
ze, wanneer Frédéric Devreese zijn orkestsuite Gemini heeft gedirigeerd, roept presentatrice Lut Van der Eycken de componist-dirigent even bij haar. Zij heeft een verrassing in petto. Jazzgitarist Philip Catherine, zelf Maestro Honoris Causa van het conservatorium in 2002 en een grote vriend van de familie Devreese, is speciaal naar deze concertavond gekomen om het allereerste exemplaar van de cd-box “Hommage Devreese” aan de Maestro te overhandigen. Het is een uitzonderlijke uitgave van drie cd’s geworden met werk van Frédéric en zijn vader Godfried uitgevoerd door de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen. Niet alleen telt Devreese vrienden onder de jazzmuzikanten - naast Catherine is er ook bv. Toots Thielemans - hij heeft ook een grote waardering voor het genre dat hem trouwens als componist duidelijk heeft beïnvloed. “Ik maakte kennis met de jazz kort na de oorlog via Amerikaanse soldaten. We woonden toen in dat prachtige pand “De Wolsack” aan de voet van de Sint-Romboutskathedraal waar het conservatorium van Mechelen gevestigd was. Ik heb al onderlijnd dat improviseren voor mij iets heel belangrijks is. Jazzmusici zijn daar voortdurend mee bezig en ik ben meermaals jaloers geweest wanneer ik hen in 15 minuten een compositie tevoorschijn hoor toveren. Aan de basis van mijn carrière als componist ligt eveneens het improviseren. Ik was toen nog zeer jong en mijn vader, die mij vanzelfsprekend aanmoedigde, begon te noteren wat ik speelde. En zo is het, bijna vanzelf, steeds verder gegaan. Een gevolg was wel dat wanneer ik later tijdens mijn studies de werken van anderen moest spelen meestal de traditionele pianopedagogen, weet u wel - beviel deze muziek mij helemaal niet. Ik speelde veel liever mijn eigen muziek, gewoonweg omdat ik reeds veel verder stond op het vlak van harmonie.
Later ben ik ook gaan dirigeren. Een mens moet nu eenmaal de kost verdienen. Maar ook dat heeft zijn voordeel: het geeft je de kans om in de keuken van andere componisten te neuzen en te zien hoe zij de saus klaarmaken.” Dinsdag 24 november 2009, 20 uur
De Blauwe Zaal van deSingel is naar gewoonte volgelopen wanneer Lut Van der Eycken de avond inleidt en het woord geeft aan de voorzitter van de Stichting, gouverneur Berx, die met haar gekend enthousiasme de gasten verwelkomt. Het concert verloopt uitstekend en de Maestro neemt het uitbundige applaus op zijn eigen, ietwat discrete en bescheiden manier in ontvangst. Dan volgt het gesprek met gastvrouw Lut Van der Eycken. Devreese is bijzonder ontspannen en ontpopt zich als een onderhoudend causeur. Hoe kijkt de laureaat met een toch indrukwekkend palmares en een rijk verleden aan tegen een titel van Maestro Honoris Causa van het Conservatorium Antwerpen? “Ik vind dit gewoonweg fantastisch. Als ik de indrukwekkende lijst zie van wie mij is voorgegaan, kan ik alleen maar zeggen dat mij hier een bijzonder grote eer wordt bewezen. Weet u trouwens wanneer men mij voor de eerste keer als Maestro heeft aangesproken? Dat is al lang geleden. Ik was toen 22 jaar en ik studeerde in Rome . Het was de conciërge van het pand waar ik toen als beursstudent verbleef. Zij groette mij met de woorden “Dag Maestro”. Waarom? Omdat ik mijn goede kleren aanhad.” Er komen ook onbekende en onvermoede aspecten van onze nieuwe Maestro aan bod. “Ik schreef ooit een lied voor het Eurovisiesongfestival
19
en Hugo Claus, die een zeer goede vriend was, maakte er een prachtige tekst op. Men aanvaardde echter de tekst van Hugo niet en daarop heb ik het lied teruggetrokken uit de competitie. Een rel natuurlijk! Later heb ik het thema gebruikt voor de muziek van wat nog steeds één van mijn favoriete films is, nl. ‘Het Sacrament’ in de regie van Hugo.” En tenslotte. “Ik blijf componeren omdat ik niks anders kan, omdat ik niet zonder kan en omdat ik mij anders wellicht zou vervelen. Op dit ogenblik werk ik aan enkele opdrachten, waaronder een concerto voor accordeon. Nochtans gaat dat componeren niet vanzelf. Het is dikwijls een moeilijk en moeizaam proces. Het duurt soms een hele tijd voor mijn intuïtie de goede richting gevonden heeft. Soms vraag ik mij trouwens af en verwijt ik mijzelf dat ik te veel met mijn eigen werk bezig ben. Ik zou eigenlijk meer naar andere componisten moeten luisteren. Er is zoveel mooie en nog onbekende muziek geschreven. En ook voor andere kunstvormen zou ik eigenlijk tijd moeten vrijmaken, vooral dan voor de schilderkunst.” Dinsdagavond, 22 uur.
Het concert is ten einde. De maestro verlaat met zijn familie de zaal en wordt onmiddellijk omringd door de vele vrienden en kennissen die hem willen groeten. Het is aan de tachtigjarige maestro helemaal niet te merken dat hij wel degelijk erg vermoeiende dagen achter de rug heeft. Hij blijft de vriendelijkheid en de charme in persoon. Tussen alle drukte door neemt hij toch nog even de gelegenheid te baat om ons toe te vertrouwen: “Ik vind het jammer dat ik vergeten ben in het gesprek
20
met Lut Van der Eycken uitdrukkelijk het orkest te feliciteren. Ik was het nochtans stellig van plan, want zij hebben het werkelijk schitterend gedaan! Hiermee wil ik tegelijkertijd een groot compliment geven aan het Conservatorium Antwerpen. Hier wordt zeer goed werk geleverd!” Dank je wel, Fédéric Devreese, ook wij, het hele conservatorium, behouden aan jou en aan de voorbije dagen een onvergetelijke en onuitwisbare herinnering. We rekenen erop jou nog heel dikwijls bij ons te mogen verwelkomen.
De directie van het conservatorium heeft samen met de Antwerpse economische, politieke, academische en culturele gemeenschap in 1999 de Stichting Conservatorium Antwerpen opgericht. Voorzitter van de Stichting is Gouverneur Cathy Berx. De Stichting stelt zich tot doel, door mecenaat, de uitbouw van het conservatorium te stimuleren en de uitstraling ervan in de Antwerpse regio te versterken. De Stichting stelt de nodige middelen ter beschikking voor masterclasses, studiebeurzen, instrumenten en het jaarlijks uitreiken van de titel ‘maestro honoris causa’.
Structurele partners van de Stichting Conservatorium Antwerpen zijn: 10 Advertising - Cegelec - Delta Lloyd Bank BNP Paribas Fortis Private Banking - Leasinvest Real Estate Lions Club Antwerpen Ter Beke - Maintenance Partners PearlChain.net -
sd
Worx - Sibelco - Soudal
Inlichtingen: Ann Lommelen Tel.: 03/244.18.06
[email protected]
21
22
23
Woord schrijft Poëzie is zien door Koen De Smet
Bart Moeyaert, auteur en docent Creatief Schrijven reserveert telkens enkele pagina’s in dit tijdschrift voor een jonge auteur uit de afstudeerrichting Woordkunst. Naar aanleiding van Gedichtendag (28 januari 2010) vroeg hij Koen De Smet een persoonlijk verhaal te schrijven over hoe hij tegen poëzie aankijkt.
Al sinds we kadetten zijn, weten mijn voetbalvrienden van mijn liefde voor poëzie af. Ze vergeten graag dat ik af en toe een gedicht schrijf. ‘Ons schrijverke’ noemen ze mij, om zich ermee te kunnen verzoenen. Ik koester mijn aangewezen positie aan de zijlijn. Een paar jaar geleden voer ik met een boot van de geboorteplaats van mijn grootvader naar Brussel, en terug. Ik keek naar het water dat door de boeg van de boot doorkliefd werd en dacht: Ik ben niet intelligent genoeg om ooit een goed gedicht te schrijven. Mijn verzuchting had ik kennelijk hardop uitgesproken, want tot mijn verbazing antwoordde een vrouw: ‘Poëzie komt vanuit de ziel.’ Ze glimlachte gul. Haar ranke figuur straalde kracht uit. Ze was veertig, schatte ik. En gelukkig, met haar succesvolle architect. Ze deed haar ogen dicht en liet haar hals masseren door het lage, milde zonlicht. Ik zag het. In mijn gedachten stonden mijn voetbalvrienden aan de kade, naast elkaar, naakt, met beschermende handen gekruist voor hun mannelijkheid. Poëzie is er voor wie haar toelaat. Zoals je een andere persoon toelaat. Je ziet hem of haar en dan is er communicatie mogelijk. Iets in die aard. Maar hoe kan verklaard worden dat ik, bijvoorbeeld, De Coninck (De dingen die voorbij zijn, blijven rustig verder leven, sereen, omdat ze niet meer zo acuut en niet meer slechts zo heel heel even moeten gebeuren van minuut tot minuut) beter verteer dan Van hee, en Van hee beter dan Rilke, Rilke beter dan Neruda (De dingen proberen sporen mee te slepen, zwalkende
24
aanhechtingen, steriele erfenissen, de papieren verbergen verfrommelde klinkers en de wijn in de fles wil zijn gisteren vervolgen.)? Heeft dat niet met intelligentie te maken? Of zegt het iets over mijn ziel? Al dan niet gelijkgestemd met die van de dichter? Er hoeft geen verklaring te bestaan of gezocht te worden. Soms zie je dingen niet doordat je naar andere dingen kijkt. ‘Hoe houwt u een leeuw uit een stuk steen?’ werd Rodin eens gevraagd. ‘Dat is eenvoudig,’ zei hij. ‘Ik bekijk het stuk steen en hak alle stukken weg die niets van een leeuw hebben.’ Poëzie is een manier van kijken. ‘Ogen zijn de poorten naar de ziel,’ zei mijn grootvader. Als je iemand in de ogen kijkt, toon je tegelijk jezelf. Daar is lef voor nodig. De enige schroom die ik kan hebben, als het over poëzie gaat, is die tegenover de poëzie zelf. Ik kijk op en geloof mijn ogen niet. Ik kijk ernaar op. Nog steeds. Ik tuur, tot ik verblind raak. En dat hoeft niet, dat weet ik. Maar als je regels, kaders, hiërarchieën gewoon bent, onttrek je je moeilijk aan welke graad van nederigheid dan ook. Het is nu net bij poëzie zo dat er geen regels zijn, tenzij in de vorm van verzen en van wat tussen die verzen ligt; dat er geen arbiter is die ons op de regels wijst. En dat je je eigen betrokkenheid zelf bepaalt. Dat kan vrijwel alleen als je in staat bent jezelf in de ogen te kijken. Dat is erg moeilijk. Biologisch gezien is het onmogelijk. Maar wellicht onderschat ik mezelf en is het mij al meermaals overkomen. Op z’n minst al één keer. Toen de vrouw op de boot haar ogen gesloten hield, heb ik diep in mijn eigen ogen gekeken. Sinds een jaar speel ik geen voetbal meer. Te veel kwetsuren. Af en toe sta ik aan de kant om mijn vrienden binnen de witte lijnen aan te moedigen.
Koen De Smet (33) besloot in 2007 om zijn baan als Channel Marcom Manager op te zeggen en zijn leven een wending te geven. Ondertussen is hij derdejaarsstudent Woordkunst. Een vertalersdiploma Duits en Engels heeft hij al op zak. Dankzij zijn stage bij het cultuurprogramma Babel aan het begin van dit academiejaar, mag Koen regelmatig freelance voor Klara werken. Af en toe schrijft hij een gedicht.
25
RECENSIE Zoals de naald de muziek zacht in de groeven schrijft, zo tatoeëert ze verdriet in het hart1 De geschiedenis van de popmuziek door een fellow traveler. door Hans Dowit
Geboren in 1965 is Bart Meuleman een tijdgenoot van generaties artiesten die sinds de jaren 1950 de ontwikkeling van de popmuziek hebben bepaald. Hun evolutie is zijn passie, hun domein zijn expertise, het pad dat hij graag bewandelt ligt evenwijdig aan hun weg. Daardoor is zijn geschiedschrijving van de popmuziek ook een vorm van autobiografie, waarover FORUM een gesprek met hem had.
Onlangs las ik toevallig Margaret Crosslands levensbeschrijving van de Franse schrijfster Colette (1873-1954). (Enfin, niet toevallig, want ik had het zelf aangeschaft, maar het was het eerste van de zestien nog ongelezen boeken die ik horizontaal uit de boekenkast laat steken – ik hoop ze alfabetisch af te werken en gelijke tred te houden met de nieuw aangeschafte boeken. Nu is hun aantal nog onverminderd, want Bart Meulemans boek was heel even nummer zeventien.) Door omstandigheden -een gearrangeerd huwelijk, timiditeit, een hekel aan schrijven, geldnood, twee wereldoorlogen- is Colette in haar tachtigjarige leven naast auteur van meer dan zeventig werken ook journaliste geweest, mimespeelster en actrice; en zelfs een blauwe maandag uitbaatster van een schoonheidssalon. Ik moest aan deze onvermoeibare duizendpoot denken, toen ik Bart Meulemans De donkere kant van de zon opensloeg. Meuleman is van opleiding filmmaker, ontwikkelt al jaren een loopbaan als theaterauteur en -regisseur, is intussen ook gekend en gewaardeerd als dichter en essayist; bovendien is hij vaak te vinden in de dramaopleiding van het KCA, om studenten Kleinkunst kritisch te begeleiden bij het schrijven van hun soloprogramma’s en hun songteksten. Desgevraagd noemt hij zich het liefst schrijver, wat voor hem alles openlaat. Omdat hij zich niet graag tegelijkertijd bezighoudt 1 BART MEULEMAN De donkere kant van de zon – over popmuziek, pagina 207 (Querido, 2009 ISBN 978 90 214 3732 3 / NUR 323)
26
met twee heel verschillende activiteiten, heeft hij het dichten tijdelijk achter zich gelaten ten behoeve van dit boek. Tijdelijk, maar hij zelf weet niet tot wanneer. Dat vindt hij niet altijd een aangenaam gevoel, maar het zal wel tot hem terugkomen wanneer de tijd er rijp voor is, zo zegt hij vertrouwensvol. Met een dergelijke verscheidenheid aan activiteiten en interesses is het niet verwonderlijk dat zijn lang aangekondigde boek over popmuziek pas afgelopen juli in de winkel lag. Fellow traveler is sinds Stalin, het McCarthyisme, de DDR en Fidels suikercampagne helaas van een geuzennaam tot een scheldwoord geworden, terwijl het op iemand als Meuleman perfect van toepassing kan zijn; evenals die andere scheldnaam, amateur. Hij vertrekt namelijk vanuit zijn eigen evolutie, zijn smaak, enthousiasme, professionaliteit, zijn hart en ziel, om te komen tot kroniek, beschouwing en analyse van de popmuziek. En soms, zijns ondanks, is hij even propagandist. Hij laat in zijn boek blijken dat hij, hoewel niet-muzikant, als fellow artist zich het domein heeft eigen gemaakt, door al zijn overige expertise ervoor aan te wenden. Hij is een fervent (pop)muziekliefhebber die weet zijn metaforen en criteria te ontlenen aan zijn eigen biotoop: de poëzie, het theater, het rijk van de performer. Dat levert een heel persoonlijk discours op, geen objectieve geschiedschrijving. Dat is ook precies Meulemans bedoeling: doordat zijn keuzes zo nauw aansluiten bij zijn eigen leefwereld, is hij naar eigen zeggen “de enige die dit boek kon schrijven”. De donkere kant van de zon beoogt dus niet objectief te zijn en evenmin volledig. Het boek bestaat sowieso uit een verzameling losse (herwerkte) essays waarvan er een aantal al eerder is verschenen en het is Meulemans persoonlijke selectie van onderwerpen, aan de hand waarvan hij zich de geschiedenis van de popmu-
ziek wil herinneren en die hij als aanleiding gebruikt voor een paar relevante observaties. Hij is overigens zorgvuldiger dan zomaar een mijmeraar; zijn herinnering staaft hij met gedegen onderzoek van literatuur en discografie. Maar het is alsof hij zich over de jaren is bewust geworden van een paar pregnante, terugkerende thema’s in zijn ervaring en de vorm van deze bundel essays heeft gekozen om deze thema’s op transparante manier te berde te brengen. In de eerste plaats bestaat die transparantie erin, dat hij steeds aangeeft vanuit welke blikrichting hij zijn onderwerp behandelt: een historische, psychologische, maatschappelijke, muziekanalytische of persoonlijke. Dat blijkt zinvol, omdat hij regelmatig van blikrichting verandert; zulke inzichtelijkheid voorkomt ook dat hij oncontroleerbaar, pretentieus zou worden. Daarnaast heeft hij zijn onderwerpen zo gekozen dat ze, hoewel verschillend van karakter, als richtingaanwijzers of mijlpalen kunnen dienen langs de tijdslijn die hij beschrijft. Naast diversiteit koos Meuleman daarin voor pragmatisme. En zie, nu ligt deze niet voor de hand liggende reeks voor ons: Dusty Springfield, The Beach Boys, Leonard Cohen, Joni Mitchell, Shuggie Otis, The Eagles, Neil Young en Lou Reed, Ziggy Stardust, ’77 (over punk), Joy Division en New Order, Morrissey en De Langspeelplaat. De verscheidenheid van deze index laat zich raden, maar in hoeverre is ze pragmatisch? Welnu, Meulemans eigenlijke thema’s, die hij voor zijn geschiedschrijving relevant acht, zijn (onder andere; hij raakt er vele aan): de eeuwige strijd tussen ritme en melodie, de plaats van de leidende stem en de backing vocals, het platteland en de grote stad, de evolutie van de opnamestudio, de discrepantie tussen musiceren en produceren, machismo, commercialisering,
27
conservatisme en revolte, de concepten “tijdloos” en “klassiek”, de dichter tegenover de zanger, de volwassenwording van de popmuziek; het ontstaan van de rock artist; en de “verantwoordelijke” actoren in deze geschiedenis: de artiesten, de popindustrie en het publiek. De keuze en volgorde van zijn onderwerpen staan hem toe zijn thema’s op organische en min of meer chronologische wijze te behandelen en aaneen te rijgen tot een betoog.
Wat is nu het betoog van De donkere kant van de zon? Bart Meuleman is geen professor en geen pre-
28
dikant, hij doceert niet en probeert ook niet te overtuigen, hij moet zijn lezer niet tot een bepaalde idee overhalen en er steekt ook geen verborgen examen in het boek. Toch lijkt het zijn wens dat zijn lezer het boek ondergaat als een vorm van transformatie, dat hij als het ware anders uit het dertiende hoofdstuk te voorschijn komt, dan hij het eerste hoofdstuk is binnengegaan. Meuleman zegt dat niet met zoveel woorden, maar bij ieder onderwerp legt hij er de nadruk op dat popgeschiedenis bestaat uit reeksen snelle veranderingen, waarop bij wijze van spreken al jaarlijks wordt teruggekeken; een periode van vijf jaren mogen we van hem in dit verband al beschouwen als een generatie. Meuleman analyseert en nuanceert gangbare clichés (bijvoorbeeld de entertainmentwaarde of de vitaliteit) van de popmuziek en plaatst ze in dezelfde grilligheid, dezelfde schijnbare onvermijdelijkheid als de evolutie van de samenleving waarin ze wordt geproduceerd. Met name in het laatste hoofdstuk over de langspeelplaat, de opkomst van de cd en de uiteindelijke atrofie van de geluidsdrager, concludeert hij over de verzelfstandiging van de popmuziek en de popmuzikant: “Popmuziek wil volwassen zijn en leent daartoe middelen uit de volwassen cultuur, waartegen ze zich afzet. Een dubbelzinnig manoeuvre…”. In ons gesprek refereert hij onder andere aan het fenomeen dat de samenleving, het publiek, de koper van de tickets en de platen mee evolueert met de muziek. Wanneer die -zoals in de jaren negentienzeventig- vervlakt tot slechte smaak, dan is het juist dit miljoenenpubliek (tot wie Meuleman zich eerlijkheidshalve rekent) dat het succes van die vervlakking omzet tot een economisch succes. De volwassenwording bekijkend vanuit de artiest, constateert hij dat er verschillende manieren zijn waarop deze artistiek overeind blijft. Hij vergelijkt daartoe Mick Jagger en Pete Townsend, beide leiders van grote bands (The Stones en The Who) en bepalend voor de popmuziek.
Jagger is dat in en na de jaren zeventig gebleven op een manier die Meuleman “stagnerend” noemt en hij werd een karikatuur: wel oud maar niet volwassen. Townsend heeft gereflecteerd op de maatschappelijke verandering en hoe die effect op hem had, waarmee hij zijn artistieke kwaliteit kon vernieuwen en recht kon houden. Mijn suggestie dat hij in zijn tienerjaren misschien zijn smaak voor rock ’n roll combineerde met een marxistische kijk nuanceert hij. Rock ’n roll bood hem als puber een blik op een andere wereld, te vergelijken met het marxistische alternatief. Wat die nieuwe, veranderde samenleving juist zou inhouden wist hij toen in beide gevallen nog niet. Met het groeiende inzicht in de grotere complexiteit van de realiteit nuanceerde hij ook zijn voorkeur voor muziek. Meuleman toont in zijn boek aan dat het ook in de popmuziek economische kaders en technologische ontwikkelingen, die van de popindustrie, zijn waardoor de plaats van de muziek wordt gedefinieerd. En de noodzaak van maatschappelijke (economische) impact speelt volgens hem ook bij de artiest zelf, bij de weinig controversiële Dusty Springfield evenzeer als bij de Stooges. De zestiger, zeventiger, tachtiger, negentiger…jaren, stelt Meuleman, dienen we dus minder te zien als artistieke stijlperiodes dan als conjuncturen, aan de maatstaven waarvan ook de popmuziek moest voldoen of waartoe ze zich in ieder geval moest verhouden. Bart Meuleman heeft de vijf decennia van de popgeschiedenis genomen, van na de Tweede Wereldoorlog, en heeft voor elk een artiest, een paar artiesten of groepen, trends of fenomenen gekozen die hem historisch (in de zin van hun transformaties) relevant lijken én waarmee hij bovendien affiniteit heeft, die hem persoonlijk interesseren, waarvan hij houdt. Deze persoonlijke methode heeft het traject gevormd, dat hem leidde tot zijn dertien hoofdstukken. Daar-
door zijn enerzijds die affiniteit, voorkeur en interesse voelbaar in zijn essays (hij is inderdaad de enig mogelijke auteur) en heeft hij er anderzijds voor gezorgd dat de verscheidene decennia, conjuncturen, stijlperiodes zijn gecoverd. Het rechtstreekse, het onverhulde van deze schrijfwijze is Meulemans gebruik van de vormen, bestanddelen zo je wilt, van de popmuziek zelf als leidraad voor de beschrijving van haar wording. Hij neemt de structuur van de popsong, ingrediënten strofe, refrein, als riff, bridge en hookline, de (basis)samenstelling van een band, maar ook de attitude van de performer, de setlist van een concert, de werkwijze in de opnamestudio en (in het laatste hoofdstuk) de ontwikkeling van de geluidsdrager en beschrijft aan de hand van hun transformaties, gedurende de ruwweg vijftig jaren, genese en evolutie van deze kunstvorm. Een intelligent en heel doorzichtig systeem, dat even goed te volgen is door een kenner als door een “ongeschoolde” liefhebber van (pop)muziek. Ik zou niet durven proberen concurrentie met Meulemans boek aan te gaan door het hier te parafraseren, maar een paar voorbeelden van welke weg hij met ons aflegt ga ik me veroorloven, al was het maar om mijn lezer ertoe aan te zetten De donkere kant van de zon zelf te exploreren. In het derde hoofdstuk over The Beach Boys beschrijft hij, naar aanleiding van hun harmonische samenzang en melodieuze songs, hoe (in L.A., aan het eind van de jaren negentienvijftig) het oogmerk van rock-‘n-roll, nl. het hele lichaam in beweging te krijgen, werd gefnuikt door deze nieuwe vocale ontwikkeling: “…de mooie stem tempert die al te woeste ambitie”, zegt Meuleman. In hetzelfde hoofdstuk, naar aanleiding van Brian Wilsons obsessie met de perfecte studioklank van The Beach Boys, bespreekt hij
29
hoe diens muzikale opvattingen en die van leidinggevende producers als Phil Spector in de verschillende fasen van de geschiedenis de geluidsopname hebben geplaatst tussen de muzikant en de luisteraar en welke vervreemding dat heeft opgeleverd. Deze evolutie van de opnametechniek, samen met de voortschrijdende technologie ten behoeve van de huiskamer (Meuleman spreekt van “de tijd van Lenco, Technics, Bang & Olufsen”) en het financiële gewin dat volgde uit de artistieke vervlakking van de muziek wijst Meuleman aan als “schuldigen” aan de “jarenlange artistieke malaise” van de zeventiger jaren. Terwijl hij de punkbeweging ook uitgebreid maatschappelijk positioneert, met oorzaak en gevolg, is zijn beschrijving ervan als muzikaal genre even compact als ter zake: “Punk is niemand zal het tegenspreken - eenvoudige muziek. Een paar akkoorden, simpele songstructuren en na drie minuten is het vaak gedaan”. De beschrijving van een nieuw geluid dat, vooral in het VK, volgde op punk verdeelt hij in paragrafen naar de samenstelling van een van de bands (Joy Division): “Drums”, “Bas”, “Gitaar”, “Synthesizer”, “Het zingen”. Ik stel me voor dat een dergelijke schrijfwijze aantrekkelijk is voor lezers die graag het affectieve element koesteren van popmuziek beluisteren, ook wanneer ze informatie tot zich nemen over de popgeschiedenis. Ik had althans die ervaring: (muziek) liefhebben is een intiem en precair ding, waarover je bij tijd en wijle het liefst mijmert, omdat het moeilijk over zich laat spreken. In zijn eerste, inleidend hoofdstuk zegt Bart Meuleman er onder andere over: “Pop kleeft helemaal in het web van sentimenten, maar we gaan er onhandig mee om. Echt nuchter kunnen we over die sentimenten niet zijn: we verbergen ons ervoor, of we lopen ermee te koketteren”. Één van de mooie eigenschappen van De donkere kant van de zon is, dat Meuleman tijdgenoot is van de beschre-
30
ven geschiedenis en tijdgenoot van de hedendaagse popluisteraar, een echte fellow traveler die, evenmin als ik, door de historische informatie en analyse gestoord wil worden in zijn genot. Dus weet hij altijd dat genot, met appreciatie, te laten doorklinken in zijn beschouwing. Terwijl hij The Eagles als miljardairs tot de hoofdschuldigen rekent aan de (tijdelijke) teloorgang van (een deel van) de popmuziek in de jaren 1970, verzwijgt hij niet van welke van hun songs hij nog steeds geniet. En terwijl hij het bastaardgehalte van folkrock en countryrock analyseert, ontkomt hij er niet aan de muzikanten van die stijlen de eer te bewijzen die hen toekomt. Zoals gezegd, Meuleman weet dat hij onderdeel is van het miljoenenpubliek en hij erkent dat zijn passie als luisteraar het hem onmogelijk maakt in het extreme purist te zijn. In het zesde hoofdstuk, gewijd aan de inmiddels vergeten Shuggie Otis (op YouTube vond ik een paar items met hedendaags commentaar: “Shuggie was waaaaaay ahead of his time...............”), bewaart Meuleman overtuigend het evenwicht tussen zijn professionele kritiek op Otis’ onbekwaamheid adequaat uit de opnamestudio naar buiten te treden en zijn oprechte genegenheid voor de onvolkomen, maar aantrekkelijke LP’s die deze muzikant voorbracht. En wanneer hij in hoofdstuk acht Neil Youngs rurale geschiedenis naast de urbane van Lou Reed zet, is er zelfs geen sprake van een vergelijking. Meuleman geniet er schijnbaar van elk van de twee te beschrijven als een onmisbaar facet van de evolutie van popmuziek, intussen zijn favoriete songs van beide artiesten beluisterend. Na in hoofdstuk elf New Orders reactie op Joy Division als “kouwelijk” en “een wat lusteloze visie op plezier” te hebben omschreven, bekent hij: “Ze klinkt zo lekker, deze muziek van geprononceerde smaken en vulgaire kleuren.” en: “Naast koude humor is er ook plaats voor koude seks. Ik weet wel, het zijn
hoogstpersoonlijke associaties en eigenlijk zijn ze van geen belang”. Doordat hij zich van aanvang af niet vrij pleit van onvermijdelijke sentimenten, integendeel als beschouwer ook genieter is maar ons deelgenoot maakt van zijn intentie zijn affiniteiten steeds de baas te zijn, valt Meuleman niet ten prooi aan sentimentaliteit; zijn affectie toont zich als luistergenot met respect en sympathie voor de muzikant, quasi zonder aanzien des persoons. Daarmee is De donkere kant van de zon ook een kroniek van Meulemans ontwikkeling als popmuziekliefhebber en schrijver en toont het een analyse van zijn eigen volwassen worden. En, opnieuw, rekent Meuleman zich als chroniqueur tot de massa: hij weet dat hij onvermijdelijk deel uitmaakt van het karikaturale verschijnsel, dat op een maatschappelijk fenomeen van nauwelijks vijftig jaar oud wordt teruggekeken alsof het de genese van de menselijke soort is, waarbij van “iedere dag een nieuw genre” wordt verwacht en een popmuzikant na vijf jaren activiteit kan zijn verouderd. Maar hij aanvaardt die onbeholpen positie, zonder cynisme en zelfs met weinig scepsis, zijn eigen beweringen en veronderstellingen zo zelfkritisch mogelijk beschouwend en ze, van het vorige naar het volgende essay, zo goed mogelijk corrigerend. Het is bijna onmogelijk dit verslag te besluiten zonder expliciete waardering voor De donkere kant van de zon; ik heb ze van aan het begin al niet onder stoelen of banken gestoken. Behalve dat Bart Meuleman een bijzondere toon van betrokkenheid heeft gevonden om zijn beschouwing iets mee te geven van de emotionele lading die de popmuziek zelf heeft, geloof ik dat hij een domein heeft aangeboord, waarvan hij het bereik zelf kent, maar dat voor zijn Kleinkunststudenten een nieuw territorium is. Een expertise die Meuleman in veel van zijn essays impliciet laat meespelen is namelijk zijn ervaring als docent en coach:
hij kent het proces van songwriting van zeer nabij. Ik suggereerde hem, dat van dit boek een excerpt te maken zou zijn, waarin de waardevolle hints bijeen staan die een singer/songwriter kunnen van dienst zijn bij zijn ontwikkeling. Het bevat bijna een vademecum voor de Kleinkunststudent en ik kan me voorstellen dat deze essays en een vervolguitgave (ik zie uit naar een vervolg!) zich nestelen binnen een opleidingsonderdeel of de vorm aannemen van een onderzoeksproject binnen het kader van de Kleinkunst. Langs die weg zouden zijn expertise in en attitude tot de evolutie van popmuziek een nieuwe ingang vinden in het opleidingsprogramma van Drama. Daarop reageert Meuleman met zelfkennis en opvallende reserve. Wat hem tot zijn eigen spijt ontbreekt, is muzikale expertise; hij is geen muzikant en hij acht het te laat om dat nu nog te willen worden. Als docent beperkt hij zich toch tot wat hij in het tekstschrijven kan bijdragen. De muzikanten die in de opleiding als docent actief zijn acht hij de beste en eerste bron, waaruit voor de studenten het belangrijkste commentaar komt. Niettemin krijgt mijn vraag naar een vervolguitgave een volmondig “ja”. Meuleman werkt eraan een nieuwe verzameling essays te wijden aan de Britse pop- en rockmuziek van de zeventiger en tachtiger jaren; omdat zich daar in twee decennia een grote verandering heeft voltrokken en om erachter te komen, wat de verschillen zijn tussen Britse en Amerikaanse pop. Zijn onderwerpen zullen onder andere zijn: de Britten die zich (onterecht) de “bron” noemen, het Britse verlangen naar een doorbraak in de VS en Britse artiesten die Amerikaans willen (en zijn gaan) klinken. En de genese en evolutie van Queen. Zodra dat boek er is, mag de FORUM lezer uitzien naar een boekbespreking.
31
sANCTORUM Per amore e per forza Over behaarde schilderijen, hardnekkige moeders en hilarische porno-queens door Johan Sanctorum
Johan Sanctorum is cultuurfilosoof. Hij diept voor Forum telkens een thema uit rond kunst, cultuur en samenleving. www.visionair-belgie.be
32
In een vorige Forum-editie (september 2009), over vrouwelijke anti-cultuur, verscheen de Mona Lisa op het toneel, meer bepaald de versie waarin Marcel Duchamps haar met een snor bedacht. Nogal wat lezers wezen me op Dan Brown’s Da Vinci code, waar Leonardo’s schilderij een sleutelrol in speelt. Ik weet niet of ik wil meegaan in deze semi-intellectuele fraude. Eerder dan het doek diepzinnig te analyseren, of ons te verliezen in mythische speculaties rond haar “geheimzinnige glimlach”, zou ik Lisa haar stem, lichaam en concrete existentie willen teruggeven, na vijfhonderd jaar opsluiting in een stuk werelderfgoed. Men kan niet voorbij aan het machtsspel tussen een kunstenaar die de onsterfelijkheid ambieerde, en het levend model dat daartoe in het kunstwerk moest opgaan. Er is een offer gebracht, misschien zelfs een misdaad gepleegd, die vraagt om restitutie. Het forensisch onderzoek naar de échte, historische Gioconda lijkt me dan ook veel zinvoller. Maar meer dan een lijkschouwing zou er iets met het kunstwerk moeten gebeuren dat het proces in omgekeerde richting laat vloeien, terug het leven en de natuur in. Zal ze ooit terug spreken? De snor is bij Duchamps nog geschilderd, maar misschien zet het de deur op een kier voor de echte verharing, een her-naturalisatie van de mummie. Alles wat we als tekenen van bederf opvatten (bacterieën, schimmels, insecten,…) is dan eigenlijk een manifestatie van de biomassa waar het origineel deel van uitmaakte. Is een museum dan geen witgekalkt
graf, een huis van de leugen? En… welke dingen, iconen, wezens, wachten nog op het ontwaken uit de dodenslaap?
kon communiceren (het zgn. locked-in-syndroom). Via een apparaat met toetsenklavier en enige hulp van een logopediste werd er een “lijn” tot stand gebracht naar de buitenwereld en blijkt Rom nog steeds een intelligent en humorvol personage, ondanks een kwarteeuw opsluiting.
Niet alleen de lichamen rondom ons zijn “ingesloten” en van hun stem beroofd, ook wijzelf zijn “locked out” en van onze sensibiliteit beroofd.
Het locked-in-syndroom als beschavingsprobleem Onlangs verscheen in het Duitse weekblad Der Spiegel het relaas - nadien in de Vlaamse media overgenomen - over de Limburger Rom Houben die na een zwaar verkeersongeval al 23 jaar in coma lag en als een plant in leven werd gehouden. Althans dat dachten de geneesheren. Nu pas bleek uit hersenscans dat de man al die tijd bij bewustzijn was en alles kon horen en begrijpen wat er gezegd werd,- alleen, zijn lichaam weigerde alle dienst waardoor hij niet
Het is een opmerkelijk verhaal in verschillende opzichten. Eerst en vooral was Rom Houben niet alleen het slachtoffer van een verkeersongeval, maar ook van een medische doctrine die fabuleus bleek. Hij was m.a.w. een geklasseerd model van coma-patiënt, een categorie, een object van wetenschappelijke abstractie, te vergelijken met de middeleeuwse “waarheid” dat een vlieg vier poten had, omdat het nu eenmaal zo door Aristoteles was beschreven. Rom was dus omsingeld door een dwaling, zoniet een leugen. Op het einde was er wel een neuroloog, ene professor Steven Laureys, die onraad had geroken en zich nadien in de media ruim profileerde als opwekker van schijndoden (specialisten willen altijd met de eer gaan lopen, ook na een miskleun), maar het was eigenlijk zijn moeder, de nu 74-jarige Josephine, die heel de tijd tegen Rom was blijven spreken en elke zucht van haar “plant” als een teken had geïnterpreteerd. Ondanks de hoofdschuttende comatologen die dit gedrag als een geval
33
van uit de hand gelopen moederliefde opvatten. Dat brengt ons naar de tweede kanttekening: dit is een beschavingsprobleem. Niet alleen de lichamen rondom ons zijn “ingesloten” en van hun stem beroofd, ook wijzelf zijn “locked out” en van onze sensibiliteit beroofd. We zien en horen alleen wat we willen zien. Op enkele dwaze moeders na. Je hebt dus van die gekke mensen - meestal vrouwen dus - die tegen hun goudvissen spreken, de sanseveria’s op de vensterbank, zelfs tegen hun stofzuiger of keukengerei. Ze worden als geschift beschouwd, misschien zijn ze het ook wel, maar mogelijk voelen ze intuïtief aan dat we veel dingen rateren door een gebrek aan invoeling. En dat veel rondom ons gesloten lijkt, maar kan ontsloten worden, gewoon door onze eigen denkschema’s aan de kant te schuiven. pornificeren.
Van la Gioconda tot la Cicciolina: de kracht van de vulgariteit In dit verhaal botsen werelden. Meer en meer schijnen mannen hier tegenover vrouwen te staan, vaders tegenover moeders, dokters tegenover heksen, biologen tegenover plantenfluisteraarsters, artiesten tegenover varkenshoedsters. Het conflict tussen wetenschappers, ingewijden, kunstenaars enerzijds, en onkundige, oningewijde outsiders anderzijds, wordt veel belangrijker dan het academisch discours en de cultuurindustrie op zich. Domme, laaggeschoolde, belachelijke en vulgaire vrouwen zetten hier de wetenschappelijke en culturele elites een neus. Daarom wil ik graag even het snor-idee van Duchamps helemaal tot zijn uiterste consequentie voeren, en wel door de Mona Lisa te
34
Op 29 oktober 1992 schonk de Hongaars-Italiaanse pornoster Ilona Staller, alias La Cicciolina, het leven aan haar zoontje Ludwig Maximilian. Ze sloot daarmee een periode af van blasfemie en losbandigheid die heel haar carrière van porno-queen had gekenmerkt. La Cicciolina (“de vlezige”) ontblootte namelijk niet alleen graag zichzelf, maar ook de mannenmaatschappij (kunstenaars, politici, industriëlen) die constant roofbouw pleegt op de natuur en het leven. De pornografie was daarbij voor haar een instrument van radicale kritiek,- geen theoretisch-filosofisch gelul maar directe actie, concreet, laag-bij-de-gronds. In de porno is elk kwaliteitsbegrip te mijden, hoe minder esthetica hoe beter, elk idee is ballast, de rauwheid regeert. Maar vergis u niet: achter de obsceniteit zit een oprecht idealisme. Haar lidmaatschap van de Partito Radicale, haar subversief profiel van dierenrechtenactiviste, haar optreden als libertijnse sexpedagoge (waarbij vergeleken Goedele Liekens een brave non
is),- het zijn allemaal aspecten van een wildheid die veel empathie bevat, een verlangen naar zuiverheid en echtheid in een universum van de leugen en de schijn. Haar positie is die van het varken dat zich losrukt van de slachtbank, het model van het canvas, de patiënt uit zijn lock-out.
zoon-relatie is voor de man en toevallige verwekker geen plaats meer: de vruchtbare sexbom verbreekt dan snel de cohabitatie met de vader en pop-artiest Jeff Koons, wiens kitscherige, naar erkenning snakkende installaties haar de strot uit komen.
En zo zou men Ilona Staller kunnen zien als een ontplofte, vleesgeworden versie van de Mona Lisa, 500 jaar na de mummificatie: de fysieke rehabilitatie van de vrouw die ooit model stond, als offer voor het genie dat er zijn onsterfelijkheid mee wou kopen. De kuise Lisa in hardcore-versie: weinig kans dat dit nog goed komt voor het UNESCO-werelderfgoed.
Polyfoon, zo zou men, dat herwonnen gevoelscontact met de werkelijkheid kunnen noemen. Veelstemmigheid die vooral aandachtig luisteren impliceert.
Met de incarnatie van de glimlachend-mysterieuze Gioconda in de vlezig-vulgaire Cicciolina kan kunst, zoals we ze sinds de renaissance kennen, eigenlijk geen kant meer uit. Het mannelijk genie, dat zijn biologische nutteloosheid kon camoufleren door de natuur zelf te bevriezen en in te lijsten tot een stilleven (nature morte), staat nu voor een ontdooid, onsubliem naakt onder het harde spotlicht, in al zijn exuberante poses. De mysterieuze glimlach wordt een hilarische schaterlach, de lippen openen zich gul. Alle claustrofobe nachtmerries, van Plato’s grot-allegorie tot het locked-in-syndroom van Rom Houben, lossen hier op. Weldra komt er iets tevoorschijn dat we als naspel van de sex-orgie niet verwachten: stel u voor,- een kind. De zoveelste grap van de schandaalprinses, zo lijkt het. Maar vanaf dan verschuift het register van la Cicciolina. Het uit Leonardo’s meesterwerk ontsnapte lichaam, dat de wereld teisterde en de goegemeente schoffeerde, opent zich nu zelf om leven en licht te geven aan een wezen dat ze enorm koestert. Letterlijk een open-baring. De hoer werd moer, het obscene maakt plaats voor tederheid. In deze hechte moeder-
Een gerechtelijke uitspraak wees het kind toe aan de vader, maar Ilona verzette zich met hand en tand en dook onder mét Ludwig, om haar autobiografie te schrijven: “Per amore e per forza”: Een lijfspreuk die instinct, subversiviteit, empathie en levensbeaming combineert, en die perfect geldt voor alle Josephines in hun strijd tegen de perfide genieën.
Stemmen Ontwaken, herboren worden, kan enkel dankzij een vroedvrouw. Meteen is de oude matriarchale lijn, die door onze westerse cultuur was toegedekt, helemaal terug. De overbodige man wordt als kunstenaar, kenner, schepper, wetenschapper, iconograaf gedumpt, ten voordele van het kind dat we allemaal willen zijn.
35
De vraag is dan, naar welk tijdperk we zouden kunnen evolueren, gesteld uiteraard dat we de klimaatcatastrofes overleven (en indien niet, sans rancune, de wereld heeft de mens niet nodig). Naar mijn gevoel, en vanuit deze gyneacologische cases, loopt het antropocentrisch wereldbeeld op zijn laatste poten. Het is een van de hardnekkigste leugens, die intelligentie verwart met machtswellust. We gaan naar een veel horizontalere, minder hiërarchische omgang met wezens en dingen, die ons toelaat stemmen te horen die we tot hiertoe nooit hoorden. Men kan het muzikaal noemen, maar dat is een understatement, gezien de mannelijk-creationistische lijn van de muziekgeschiedenis. We zouden het ook een totaalvorm van democratie kunnen noemen, wanneer mensen, dieren én dingen een stem krijgen. Ware het niet dat het woord democratie (“het volk regeert”) nog te veel naar de homo sapiens, de staatsstructuur en de politieke machtsverhoudingen verwijst. Het (door de filosoof Michel Foucault hernomen) Griekse woord parrèsia komt meer in de buurt: vrijmoedigheid, zich openstellen voor de waarheid, maar dan niet als iets dat boven ons staat maar in ons zit en rondom ons zindert. Iets waar men energie voor moet opbrengen, maar ook sensibiliteit. Liefde en kracht. Per amore e per forza, het lijkt wel of de porno-mama Foucault, Plato en alle Griekse wijsgeren heeft gelezen. Dat kan natuurlijk niet, ze weet het zonder te denken of te lezen, omdat het zo vanzelfsprekend is. Polyfoon, zo zou men, zeer voorlopig, dat herwonnen gevoelscontact met de werkelijkheid kunnen noemen. Veelstemmigheid die vooral aandachtig luisteren impliceert, het ontwikkelen van antennes en zich open stellen, zonder schermen of tussenschotten. Kunst als levenskunst, het laten-zijn en laten-spreken van wat we nooit een stem hebben gegeven. Pas
36
dan zal ook onze eigen stem het beluisteren waard zijn. (Dit artikel is een bewerking van een lezing, gegeven voor leerkrachten deeltijds kunstonderwijs te Antwerpen, op 19/11/2009)
KORT Masterclasses De masterclasses worden mogelijk gemaakt dankzij de steun van Stichting Conservatorium Antwerpen. Gerie Daanen: accordeon
Vrijdag 29 januari 2010 Recital: 10u Masterclass: van 11u tot 13u en van 14u tot 18u Doelgroep: Studenten KCA Toehoorders gratis welkom
Gerie Daanen (°1952) studeerde accordeon bij Arie Willems aan het Brabants Conservatorium te Tilburg en bij Mogens Ellegaard aan de Royal Academy of Music te Kopenhagen. In 1981 behaalde hij de Prix d’Excellence. In de daaropvolgende jaren verzorgde hij
soloconcerten in binnen- en buitenland en vervulde hij regelmatig de rol van gastsolist bij diverse landelijke symfonieorkesten. Gaandeweg ontwikkelde hij zijn creativiteit als componist en arrangeur, hetgeen resulteerde in een groepssamenstelling die in België, Frankrijk, Duitsland en Tsjechië concerteerde. Als componist schreef hij veel muziek voor muziektheaterproducties, musicals en voor productpresentaties in een documentairesfeer van o.a. Philips en Akzo. Naast deze activiteiten is hij als docent verbonden aan het stedelijk centrum voor culturele vorming “De Lindenberg” te Nijmegen en als freelance gastdocent aan diverse hogescholen. Harry Sparnaay, klarinet
Vrijdag 5 en zaterdag 6 februari 2010 vrij. van 10u tot 13u en van 14u tot 17u za. van 10u tot 13u – recital om 14u Doelgroep: studenten KCA, houtblazers in het algemeen en in het bijzonder studenten basklarinet, studenten compositie. Toehoorders gratis welkom.
Harry Sparnaay studeerde aan het Amsterdams Conservatorium bij Ru Otto. Nadat hij afgestudeerd was voor klarinet, specialiseerde hij zich op de basklarinet en won de eerste prijs op het Gaudeamus Concours. Hij gaf concerten op alle belangrijke festivals en heeft als solist met befaamde orkesten en ensembles gespeeld. Hij heeft concerten gegeven en radio-opnamen gemaakt in geheel Europa, Noord en Zuid-Amerika, Canada, Australië, Nieuw Zeeland en Azië met meer dan 600 voor hem geschreven en aan hem opgedragen composities van o.a. Luciano Berio, Ton de Leeuw, Theo Loevendie en Iannis Xenakis. Met pianist Polo de Haas heeft hij het duo Fusion Moderne opgericht (Gaudeamus prijswinnaars) en richtte hij het Bass Clarinet Collective op (9 basklarinetten en 3 contrabasklarinetten). Samen met fluitist Harrie Starreveld en pianist René Eckhardt richtte hij
37
in 1982 Het Trio op en voor deze combinatie zijn momenteel meer dan 180 composities geschreven. Met Annelie de Man (klavecimbel) richtte hij het duo Double_Action op en samen met zijn vrouw Silvia Castillo (orgel) vormt hij het Duo LEVENT. In 2008 richtte hij in Barcelona het Trio Phonos op, met fluitist Peter Bacchus en pianist Jean-Pierre Dupuy. Als solist, met Het Trio of in andere combinaties speelde hij op meer dan 60 cd’s en de cd van Het Trio met muziek van Ton de Leeuw behaalde een Edison. Harry Sparnaay is docent basklarinet en eigentijdse muziek aan het ESMUC, conservatorium van Barcelona. Percussiedagen
16-17 februari: masterclasses Kleine Zaal, deSingel 16 februari: 10u00- 12u00 masterclass percussie Igor Lesnik 13h00- 14h00 marimbarecital Chin-Cheng Lin (in kader van zijn doctoraat in de kunsten, getiteld “A Study of Movement in Marimba Playing”) 14u30- 16u30 masterclass marimba Mark Ford 17u00- 18u30 masterclass percussie Choi Kyung Hwan 17 februari: 10u00- 12u00 masterclass percussie Choi Kyung Hwan 14u00- 16u00 masterclass percussie Igor Lesnik 16u30- 18u30 masterclass marimba Mark Ford ‘Open’ masterclass. Iedereen gratis welkom. 18 februari: 20u00 Blauwe Zaal, deSingel: Concert “A tribute to Leo Ouderits” Mark Ford, Igor Lesnik en het Percussie- & marimba-ensemble Conservatorium Antwerpen o.l.v. Ludwig Albert Mol Percussion Orchestra & Pulse Trio Inkom vrij, geen reservatie. met dank aan: Percussive Arts Society, biNg-bang publications, marimba-projects, Adams, Innovative Percussion Inc. en Dynasty.
Op 16, 17 en 18 februari 2010 zullen er opnieuw percussiedagen doorgaan. De eerste twee dagen zullen er workshops zijn met de 3 gasten uit Korea, USA en Kroatië. Op 18 februari zullen zij dan samen concerteren als solist met het percussie-ensemble van het conser-
38
vatorium. Na de pauze zal het Mols Percussieorkest en het Pulse Trio werk uitvoeren van Leo Ouderits. Igor Lesnik (Kroatië) is een van de toonaangevende Europese percussionisten. Zijn composities behoren tot het repertoire van bekende solisten en ensembles, en staan op het programma van wedstrijden. Door zijn samenwerking met bekende collega’s, zijn opnames en zijn internationale concertactiviteiten werd de Kroatische percussiemuziek overal ter wereld geïntroduceerd. Sinds 1984 leidt hij de percussiesectie van het symfonieorkest van de Kroatische radio en sinds 1990 organiseert hij internationale percussiemanifestaties. Hij is de oprichter van de percussieafdeling van het conservatorium van Zagreb en is regelmatig te gast aan prestigieuze universiteiten. Hij publiceerde artikels in talrijke tijdschriften. Igor Lesnik is voorzitter van de Kroatische afdeling van de Percussive Arts Society (P.A.S.). Hij ontving meerdere onderscheidingen in zijn eigen land voor zijn artistieke prestaties en werd in 2003 in Frankrijk geridderd voor zijn bijdrage aan kunst en literatuur. Marimbaspecialist Mark Ford (USA) is coördinator van de percussieafdeling van de ‘University of North Texas’ in Denton en voorzitter van de ‘Percussive Arts Society’. Hij creëerde tal van werken voor marimbasolo en trad op doorheen de States en op internationale festivals in Zuid-Amerika, Australië en Europa. Naast cd’s met eigen werk voor marimbasolo en percussie-ensemble (Head Talk, Polaris, Motion Beyond, Ransom, Stubernic, Afta-Stuba!, Heads Up!, Nightwatch and Standup Shadow) is er ook een dvd met de Japanse virtuoze Keiko Abe. Zijn composities worden overal ter wereld uitgevoerd. Ford wordt erkend als een vooraanstaande percussionist en zijn ensembles werden meermaals gelauwerd door de P.A.S. Choi Kyung Hwan (Zuid-Korea) is docent percus-
sie aan de Seoul National University – College of Music, waar hij ook afstudeerde. Hij is voormalig paukenist van het Filharmonisch Orkest van Seoul en van het Nationaal Symfonieorkest van Korea.
Confluence between East and West Dinsdag 26 januari 2010 Kunstcampus deSingel De studiedag is gratis toegankelijk, en staat open voor alle studenten en docenten van het Koninklijk Conservatorium. Publiek van buitenaf is welkom, maar vragen wij op voorhand via e-mail aan te melden bij Kevin Voets:
[email protected]
In kader van het concert ‘Hiu Liu - Sound Flowing’ van het Collectief en het Chinese Dragon Ensemble organiseert de WHAM (Werkgroep Hedendaagse en Actuele Muziek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen) een studiedag met als thema’s Chinese muziek en de band tussen westerse en oosterse (hedendaagse) muziek en componeerwijzen. Op de conferentie zullen de componisten Kee Yong Chong, Wu Wei en Huang Roo hun visie op de thematiek toelichten. Bijkomend zal Chin Cheng Lin, doctorandus in de kunsten aan het Antwerps conservatorium, zijn doctoraat getiteld ‘Natural Movement in Marimba Playing’ voorstellen. Dr. Dirk Moelants van het IPEM (Universiteit Gent) geeft een inleiding op de Chinese muziek en muziekpraktijk. Prof. Dr. Walter Weyns en Prof. Dr. Philippe Verbeeck van de Universiteit Antwerpen zullen de relatie tussen oost en west vanuit een cultuursociologisch standpunt duiden. Ook zullen er masterclasses voor componisten en instrumentisten over Chinees instrumentarium en speelwijzen plaats vinden. 09.00u: Onthaal met koffie 09.30-10.15u: Inleiding op de studiedag, reflectie op de Chinese cultuur in tijden van globalisering
(P. Verbeeck) 10.15-11.30u: Publieksmomenten tijdens workshops ‘Chinese muziek & instrumentarium’ met mogelijkheden tot vragen (Kee Yong, Huang Ruo, Wu Wei) 11.30-11.45u: koffiepauze 11.45-12.30u: Traditionele en hedendaagse concertpraktijk in China (D. Moelants) 12.30-14.00u: lunchpauze 14.00-14.45u: Over exotisme en het spanningsveld tussen oosterse en westerse cultuuroverdracht (W. Weyns) 14.45-15.30u: Het begrip “Chi” in Oost en West, een muzikale benadering (Chin Cheng Lin) 15.30-16.00u: Closing remarks en uitnodiging tot vragen en debat tussen publiek en sprekers (moderator D. Moelants) 16.00-17.00u: Optie: open repetitie Dragon Ensemble & Het Collectief (vrije toegang)
Wintervuur Wintervuur 28 december 2009 tot 3 januari 2010 Concert in de Sint-Anna-ten-Drieën Kerk Gaston Burssenslaan 17, Linkeroever 2 januari 2010, 20u tickets: 4 €
Van 28 december tot 3 januari gaat Wintervuur van start. Tijdens deze derde editie is het festival te gast op Linkeroever. Dit tweejaarlijkse festival gaat in de duisternis en kou op zoek naar licht en warmte, naar één ontmoetingsplaats, één gezellig festivalhart waar we het publiek uitnodigen om zich na een voorstelling op te warmen, er rond te hangen, de sfeer op te snuiven of een lekkere maaltijd te nuttigen. In de kerk van Sint-Anna ten Drieën kan je op 2 januari terecht voor een speciale uitvoering van het Requiem van Gabriël
39
Fauré. Studenten van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen verdiepen zich in dit laat-19de eeuwse werk van de Franse componist. Het magistrale orgel en de samenklank van de koorstemmen zorgen voor een mooi klankspektakel in deze modernistische kerk uit de jaren ’70. Lees meer op www.wintervuur.be
De wedergeboorte van de Bigband Conservatorium Antwerpen 20 februari 2010, 20u De Werf, Brugge 23 februari 2010, 20u Kleine Zaal, deSingel Gratis toegang, geen reservatie
Een aantal jaren geleden werd op initiatief van enkele enthousiaste studenten de Bigband Conservatorium Antwerpen opgericht. Na verloop van tijd begon de benaming Bigband echter bijzonder overmoedig te worden. Aangezien er (bijna) geen trombonisten of trompettisten aan de jazzafdeling studeerden, musiceerden de blazers samen met een ritmesectie als Chamber Jazz Orchestra. Desalniettemin speelden zij in deze beperkte bezetting prachtige concerten met muziek van o.a. Thelonious Monk en Michel Herr en arrangementen van Bob Mintzer, Jim McNeely, Chuck Israels, enz. Met de uitbreiding van de Internationale Kunstcampus voor de deur wilden we het dit schooljaar opnieuw groots aanpakken. De trombonisten uit de klassieke afdeling werden opgetrommeld. (Oud-)trompetstudenten uit België en Nederland kwamen het voormalige Chamber Jazz Orchestra vervoegen en per blazerssectie werd een ervaren muzikant uit het Brussels Jazz Orchestra toegevoegd. Dit geheel werd gecombineerd met een zangeres en een solide ritmesectie uit de master jazz/lichte muziek en onder de bezielende leiding van Kurt Van Herck ge-
40
plaatst. De Bigband Conservatorium Antwerpen was herboren! Momenteel is de Bigband volop aan het repeteren om de muziek van de Canadese trompettist/ componist Kenny Wheeler onder de knie te krijgen. Wheelers bijzonder smaakvolle composities vermengen lyrische melodieën met een verfijnd en voortdurend wisselend harmonisch palet.
3e Belgisch Fluit Festival 23 en 24 januari 2010, van 10u30 tot 17u Koninklijk Conservatorium Antwerpen
Op 23 en 24 januari 2010 organiseert het Adams European Flute Centre het 3e Belgisch Fluit Festival, in samenwerking met het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Tijdens dit festival vinden weer tal van workshops en masterclasses plaats, bestemd voor conservatoriumstudenten en gevorderde amateurs. Masterclasses duren 45 min. en kosten € 10,00. De workshops duren 1,5 tot 2 uur en kosten € 5,00. Tevens vindt op de zondag de Belgische voorronde plaats van het Adams Auditie-councours, waarover meer op de website. Aanmelden voor de workshops, masterclasses en auditie-concours via de website www.flutecentre.nl De volgende docenten zullen een Masterclass of workshop geven: Jean Ferrandis, Gudrun Hinze, Vincent Cortvrint, Benoit Fromanger, Stefan Bracaval, Tilmann Dehnhard, Irene Hulst, Martine van der Loo, Helga Henckens. Er zijn workshops met als titel: Optimaal Presteren, over podiumangst en controle, Improvisatie, Alexandertechniek, Ademhaling
AGENDA 06.01.10, 12u45
MercreMiDi
Foyer de Kunsthaven (Rode Zaal), deSingel Gratis toegang, geen reservatie
Middagconcert met studenten
16.01.10, 19u30
Project on stage
Arenbergschouwburg, Arenbergstraat, Antwerpen
Viering Jeanne Brabants 90 jaar en 25 jaar Jeugd en Dans. Studenten van de opleiding dans
18.01.10, 20u
Verloren Maandag Concert
Blauwe Zaal, deSingel
Nationaal Jeugd Orkest Nederland o.l.v. Ludovic Morlot Soliste: Helen Lepalaan, sopraan Programma: H. Berlioz, Liederencyclus “Les Nuits d’Eté” - G. Mahler, 7de symfonie CCA i.s.m. Consulaat-generaal der Nederlanden
19.01.10, 20u
Nieuwjaarsconcert Artesis Hogeschool Antwerpen
Blauwe Zaal, deSingel Toegang: enkel op uitnodiging van Artesis Hogeschool Antwerpen
20.01.10, 12u45 Foyer de Kunsthaven (Rode Zaal), deSingel Gratis toegang, geen reservatie
MercreMiDi Middagconcert met studenten
23 en 24.01.10, van 10 tot 17u
3e Belgisch Fluit Festival
Conservatorium
Lees meer p. 40
26.01.10, 9u - 16u
Confluence Day
Kleine Zaal, deSingel Gratis toegang, geen reservatie
Lees meer p. 39
29 en 30.01.10, 20u
Now en Then
Campus Studio, Herman Teirlinck Zaal M. Gérardstraat 4, Antwerpen Gratis toegang
studenten dans vertolken werk van Lisbeth Gruwez, Marc Vanrunxt, Filip Van Huffel en Piet Rogie
41
30 en 31.01.09, vanaf 9u 06 en 07.02.10, vanaf 9u Kleine Zaal, deSingel Toegang gratis
06.02.10, 20u Cultuurcentrum Brugge www.cultuurcentrumbrugge.be
7.02.10, 11u Galerie De Zwarte Panter Hoogstraat 70-74, Antwerpen T: € 10/7 voor VCA (incl. aperitief)
07.02.10, 18u CC Ter Dilft, Bornem
Schiftingsproeven i.s.m. Cantabile
Dansproject 9 Ontmoetingsplatform voor dansliefhebbers. Studenten dans participeren met nieuw werk
Sporen - meester en leerling: piano Irene Russo en studente Hee-Jeong An Programma: Cl. Debussy, Fr. Schubert, Fr. Liszt, N. G. Rubinstein CCA+VCA+Gal. De Zwarte Panter
Pactt Dance Festival Studenten dans participeren met nieuw werk
08.02.10, 20u
Pianorecital Stephanie Proot
Blauwe Zaal, deSingel Toegang: €10/ 8 (gratis voor Vrienden Conservatorium Antwerpen).Tickets via 03/248 28 28 of
[email protected]
Stephanie Proot zal deelnemen aan de Koningin Elisabethwedstrijd 2010. Programma: Bach-Busoni, L. van Beethoven, Fr. Liszt, J. Haydn, F. Chopin, M. Ravel CCA i.s.m. SWUK
10.02.10, 12u45
MercreMiDi
Kleine Zaal, deSingel Gratis toegang, geen reservatie
Middagconcert met studenten
11.02.10, 20u
Artistieke Ontmoeting
Erfgoedbibliotheek, Nottebohmzaal Conscienceplein 4, Antwerpen Tickets, €5, geen reservatie
Gespreksconcert met Kamiel Cooremans Studenten van de klavecimbelklas van Ewald Demeyere Vrienden Conservatorium Antwerpen i.s.m. Middelheim Promotors, Bestendig Dotatiefonds voor de Stadsbibliotheek en Museum Plantin & Moretus
13.02.10, uur n.t.b.
Benelux Fluitconcours
Kleine Zaal, deSingel
42
Cantabile Pianowedstrijd voor de Jeugd
i.s.m. Stichting Nationaal Fluitconcours (NL)
18.02.10, 20u
Slotconcert Percussiedagen; “A Tribute To Leo Ouderits”
Blauwe Zaal, deSingel Toegang gratis, geen reservatie
Lees meer op p. 38
20.02.10, 12u45 De Werf Werfstraat 108, 8000 Brugge
23.02.10, 12u45 Kleine Zaal, deSingel
Bigband Conservatorium Antwerpen Lees meer p. 40 Bigband Conservatorium Antwerpen De bigband van het Conservatorium Antwerpen muziek van Kenny Wheeler o.l.v. Kurt Van Herck. Lees meer p. 40
24.02.10, 12u45
MercreMiDi
Kleine Zaal, deSingel Gratis toegang, geen reservatie
Middagconcert met studenten van Luk Nielandt, hobo en Francis Pollet, fagot
01.03.10, 20u
Peter Benoitherdenking
Blauwe Zaal, deSingel Toegang: €10/8 Tickets: 03/248.28.28 of
[email protected]
3.03.10, 20u Blauwe Zaal, deSingel Info via www.conservatorium.be Tickets: €6/4 (Vrienden gratis – geen reservatie) Reservatie: 03/248.28.28 of
[email protected]
Plechtige uitreiking van de Cultuurprijs Visser-Neerlandia aan het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek. De laudatio wordt uitgesproken door Vic Nees. Muziekuitvoeringen door een koor o.l.v. Urbain Van Asch, Jozef De Beenhouwer (piano), Strijkkwartet BLINDMAN [new strings], Jan Heynderickx (piano) e.a. Plechtige uitreiking van de driejaarlijkse compositieprijs (2009) “Jef Van Hoof”. CCA i.s.m. Peter Benoitfonds, Studiecentrum voor Vlaamse Muziek en De Crans
Harmonieorkest Conservatorium Antwerpen o.l.v. Pieter Nieva, masterproef hafabradirectie J. Barnes, J. Curnow en Vanlancker – arrangement Pieter Nieva Organisatie: CCA
43
CODA Mijn keuze voor de Coda-foto is deze keer door het winterseizoen gekleurd. Deze in een bergdecor van doek en karton skiënde man, was een begenadigd multitalent: bergbeklimmer, topsporter, cellist, zanger en gevierd acteur. Deze Maurice Baquet (1911-2005) maakt het ons, gewone stervelingen, pijnlijk duidelijk: talenten worden niet altijd gelijkmatig verdeeld. Baquet, met een Eerste Prijs cello van de conservatoria van Lyon en Parijs op zak, gaf recitals in de Salle Pleyel en was celloleraar aan de conservatoria van Noisy-le-Sec en Villeneuve-le-Roi. Het was toen hij met zijn cello op zijn rug voorbij fietste, dat hij werd opgemerkt door Jacques Prévert die hem vroeg om zijn befaamde theatergroep Octobre te vervoegen. Meteen het begin van een grote acteercarrière. Maar ondertussen had hij zich ook al als sporter laten opmerken. In 1936 was hij als skiër lid van het Frans Olympisch team en daarna ontpopte hij zich tot een van de stoutmoedigste alpinisten van zijn tijd. Zo was hij in 1956 de eerste die de zuidflank van de Aguille de Midi kon beklimmen. Als acteur trad hij op in cabaretprogramma’s, musicals en ope-
44
rettes (naast Luis Mariano en Tino Rossi) en behaalde hij successen op West End en op Broadway. Baquet speelde in tientallen films van regisseurs zoals Henri Storck, Jean Renoir, Claude Zidi, Sidney Pollack en Billy Wilder. Regisseurs maakten gretig gebruik van zijn veelzijdigheid: Baquet speelde een bergbeklimmer in Premier de cordée, een skiër in Poursuites blanches en is als muzikant te zien in Losey’s Monsieur Klein. Samen met zijn vriend, de beroemde fotograaf Robert Doisneau, publiceerde hij in 1981 het schitterende fotoboek Ballade pour violoncelle et chambre noire. De foto Musicien sous la pluie – Baquet die in een regenachtig Parijs zijn paraplu boven zijn cello houdt – behoort tot het collectieve geheugen en gaat als poster nog altijd vlot over de toonbank. Deze foto, uit de Collectie Dubar, is door Baquet gesigneerd en opgedragen aan Jean Schmits, een dirigent die actief was in het Théâtre Royal in Mons. Jan Dewilde Bibliothecaris