Theorie voor de B- Rijbewijs: Inhoud: LES 1 LES 2 LES 3 LES 4 LES 5 LES 6 LES 7 LES 8 LES 9 LES 10 LES 11 LES 12 LES 13
Begrippen + Diversen Rijbewijzen + Kentekenbewijzen Inrichting, belading en slepen van voertuigen Borden + verkeerstekens + verkeerslichten Kruispunten en de voorrang Afslaan en van richting veranderen Situaties Stilstaan + parkeren Inhalen, tegenkomen en voorbijgaan Snelheid+ auto(snel)wegen Verlichting, Signalen+militaire Colonne Erf, Rotonde, Spoorweg Verkeersinzicht en Milieu Samenvatingen
Pagina 2 Pagina 14 Pagina 18 Pagina 23 Pagina 28 Pagina 29 Pagina 36 Pagina 37 Pagina 43 Pagina 46 Pagina 54 Pagina 61 Pagina 66 Pagina 68
1
LES 1 Begrippen + Diversen Wegen verkeer Wet (WVW 1994) Doel van de wegenverkeerswet: A. Het waarborgen van de veiligheid op de weg. B. Het beschermen van weggebruikers en passagiers. Een van de belangrijkste artikelen van de wegen verkeers wet is : Artikel 5. Het zogenaamde veiligheidsartikel. R V V Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels Dit is het reglement waarin de verkeersregels staan die ons vertellen hoe wij ons op de weg dienen te gedragen. B A B W Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer Hierin staat hoe en waar verkeersborden, situatie’s, etc, eruit moeten zien. V R Voertuig Reglement Hierin staat waaraan een voertuig dient te voldoen, wat er op en aan een voertuig moet zitten, de inrichtingseisen dus. K R Kenteken Reglement In deze wet staat waaraan een kenteken(bewijs) moet voldoen. R R Rijbewijs Reglement Hierin staat aan welke eisen een rijbewijs moet voldoen. Weggebruikers (verkeer) Dat is iedereen die gebruik maakt van de weg. Verdeeld in 2 groepen zijn dat: Voetgangers en Bestuurders. Voetgangers Dit zijn alle personen die zich te voet voortbewegen. Onder voetgangers wordt ook verstaan: A. Personen die een fiets, bromfiets, motorfiets of een dergelijk klein voertuig aan de hand meevoeren. B. Personen die zich voortbewegen met rollerskates, autopets, skateboards etc. Een kind op een kinderfietsje wordt ook als voetganger beschouwd. C. Een bestuurder van een gehandicaptenvoertuig, als zij op het voetpad of trottoir rijden of zij van het ene voetpad of trottoir oversteken. Bestuurders (Alle weggebruikers behalve voetgangers) Verdeeld in drie groepen zijn dat: A. Bestuurders van motorvoertuigen a. Zijn alle gemotoriseerde voertuigen, behalve bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen. Bijvoorbeeld; b. personenauto`s c. motormaaiers d. tractoren e. SRV-wagens f. Veegwagens e.d. 2
B. Bestuurders van trams en Overige bestuurders a. - fietsers b. bromfietsers c. - bestuurders van bespannen en onbespannen wagens d. bestuurders van een gehandicaptenvoertuig. Als de bestuurder van het gehandicaptenvoertuig gebruik maakt van het voetpad of trottoir e. of van het ene voetpad of trottoir oversteekt, valt hij onder de categorie voetgangers. - ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee.
Aanwijzingen, Verkeerstekens & Verkeersregels om verwarring te voorkomen dienen deze drie onderdelen als volgt te worden opgevolgd; 1e Aanwijzingen. Deze kunnen worden gegeven door; Politie, verkeersbrigadiers, spoorwegpolitie, douanebeambten, etc. 2e Verkeerstekens. Deze kunnen we onderverdelen in;verkeerslichten, verkeersborden en verkeerstekens op het wegdek, deze dienen dan ook in de voorgenoemde volgorde te worden opgevolgd. 3e Verkeerregels. Deze zijn vastgelegd in de wet.
Motorrijtuigen en Motorvoertuigen Alle voertuigen met een motor, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen. Behalve Tram, een bromfiets, snorfiets, brommobiel en gehandicaptenvoertuigen met een motor. BV.Motorfiets - auto - tractor - vrachtauto - autobus - trolleybus – motorgrasmaaier – wals – srv wagen etc
Bromfiets: bromfietsen zijn voorzien van een eigen gele kentekenplaat met een maximumsnelheid 45 km/uur
3
Snorfiets is een Bromfiets die is geconstrueerd voor een maximumsnelheid die niet meer bedraagt dan 25 km/uur . Vanaf 2006 moeten snorfietsen zijn voorzien van een eigen blauwe kentekenplaat.
Motorfiets: Motorvoertuig op twee wielen, al dan niet met zijspan of aanhangwagen. Het blijft een motorvoertuig op twee wielen. Een motorfiets heeft ook een eigen kentekenplaat.
Gehandicaptenvoertuig Het is om het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 meter, met of zonder een motor, waarvan de bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45 km/uur bedraagt en geen bromfiets is.
Brommobiel: Een brommobiel is een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. Brommobielen worden qua gedragsregels in het verkeer gelijkgesteld aan motorvoertuigen. Het blijft wel een bromfiets. Dus voor bestuurders van brommobielen gelden dezelfde gedragsregels als voor bestuurders van motorvoertuigen en dus niet de regels van bromfietsen. We beschouwen de brommobiel dus als een auto.
Vrachtauto Motorvoertuig, niet ingericht voor het vervoer van personen, waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg.
Autobus Motorvoertuig, ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen, excl. de bestuurder. Dus uw personenauto mag niet meer dan 8 zitplaatsen hebben, de bestuurdersstoel daaronder niet begrepen. Lijnbus Voertuig, gebezigd voor openbaar vervoer in de zin van de Wet personenvervoer. 4
Voorrangsvoertuigen Motorvoertuig met de voorgeschreven optische en geluidssignalen ten dienste van; politie of Koninklijke Marechaussee Brandweer ambulance explosieve opruimingscommando of andere hulpverleningsdiensten door onze Minister aangewezen. Zij voeren optisch én geluidssignaal Optisch signaal: blauw zwaai- of knipperlicht Geluidssignaal: twee- of drietonige hoorn Let op een dierenambulance is nooit een voorrangsvoertuig.
Slepen Aanhangwagens zijn; voertuigen die door een voertuig worden voortbewogen, of kennelijk bestemd zijn om aldus te worden voortbewogen.
Slepen: Aanhangwagens zijn; voertuigen die door een voertuig worden voortbewogen, of kennelijk bestemd zijn om aldus te worden voortbewogen. Dus ook een personenauto die gesleept wordt, wordt als aanhangwagen beschouwd. De bestuurder in het gesleepte motorvoertuig moet in het bezit zijn van een geldig rijbewijs dat op zijn naam staat. Als u een andere auto wil gaan slepen, dan mag de tussenruimte tussen beide voertuigen niet meer bedragen dan 5 meter. Vreemd genoeg heeft de wetgever het niet over een minimale afstand tussen beide voertuigen.
De weg: is van gevel tot gevel en van sloot tot sloot. Inculsief berm, fietspad, trottoir en rijbaan. Hij is verdeeld in hoofdonderdelen: Weg – rijbaan –rijstrook
5
Overige onderdelen van de weg:
Fietsstrook: Door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan, waarop afbeeldingen van een fiets zijn aangebracht
6
Fiets-suggestiestrook: Door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan. Hierop zijn geen afbeeldingen van een fiets aangebracht.
Rijbanen: Elk weggedeelte bestemd voor rijdende voertuigen, met uitzondering van fietspaden en de fiets-/bromfietspaden. Opmerking: Als de rijbanen zijn gescheiden door een middenberm, dan horen beide rijbanen tot één en dezelfde weg en mag uitsluitend de rechterrijbaan worden gebruikt. Als dit onduidelijkheid geeft, plaatst de wegbeheerder meestal borden. Zie tekeningen.
Busstrook
Door
doorgetrokken
of
Busbaan
onderbroken Rijbaan waarop het woord “BUS” of 7
strepen gemarkeerd gedeelte van de “LIJNBUS” is aangebracht. rijbaan waarop het woord “BUS” of “LIJNBUS” is aangebracht. Alleen bestuurders van bussen en taxi’s mogen busbanen en busstroken gebruiken.
Verdrijvingsvlak: Gedeelte van de rijbaan waarop schuine strepen zijn aangebracht. Bestuurders mogen verdrijvingsvlakken niet gebruiken.
Parkeerhaven en parkeerstrook Langs de rijbaan gelegen verharding, die is bestemd voor stilstaande of geparkeerde voertuigen. Een parkeerhaven is aan beide zijde gesloten. Een parkeerstrook is aan beide zijde open.
Personenvervoer Het is verboden personen te vervoeren in de open of gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets en in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets. 8
Dus het is ook verboden personen te vervoeren in een auto die niet op een normale zitplaats zijn gezeten. Bijvoorbeeld achter in een stationwagen niet zijnde in een stoel.
Als bestuurder van een personenauto mag u tijdens het deelnemen aan het verkeer geen telefoon vasthouden.
Bushalte: Bestuurders moeten alle autobussen die bij een halte willen wegrijden hen daartoe gelegenheid geven. Dit geldt alleen binnen de bebouwde kom. Dus zodra een autobus bij een bushalte zijn richtingaanwijzer in werking stelt om weg te rijden, dient u hem in de bebouwde kom voor te laten gaan. Buiten de bebouwde kom hoeft u de autobus niet voor te laten gaan, omdat daar uw snelheid hoger ligt.
Tramhalte: Bestuurders die een stilstaande tram of autobus willen voorbijrijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen, moeten aan hen daartoe gelegenheid geven. Dit geldt alleen als de passagiers op de rijbaan uitstappen. Belastingen: Als motorrijtuigen op de openbare weg rijden of staan, dan is de eigenaar verplicht om voor het betreffende motorvoertuig de wegenbelasting te voldoen.
Verzekeringen Als motorrijtuigen op de openbare weg rijden of staan, dan is de eigenaar verplicht het motorvoertuig minimaal te verzekeren tegen Wettelijke Aansprakelijkheid (WA) De WA verzekering is bedoeld om andere weggebruikers financieel te beschermen tegen aanrijdingen door uw schuld.* all-risk (volledig casco) verzekering Zorg bij eventuele schade dat u altijd het Europees schadeformulier bij u hebt, zodat u vlug alle gegevens van de betrokken partijen verzameld heeft. Als er gewonden bij betrokken zijn, bel dan het nationale alarmnummer 112.
9
Blinden & personen die zich moeilijk voortbewegen. Als bestuurder moet u blinden, voorzien van een witte stok met één of meer rode ringen, en alle personen die zich moeilijk voortbewegen, voor laten gaan. Onder moeilijk voortbewegen wordt verstaan, bv. iemand op krukken of met een rollator. Iemand in een rolstoel valt daar niet onder.
Voetgangersoversteekplaats Bestuurders moeten voetgangers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteken of kennelijk op het punt staan te doen, voor laten gaan.
Let op; deze regel is dus al van toepassing als de voetganger of de bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij een voetgangers-oversteekplaats staat te wachten.
Bijzondere manoeuvres: Als u met uw auto een bijzondere manoeuvre wilt uitvoeren zoals bv; * wegrijden vanuit stilstand * het uit een uitrit de weg oprijden * van een weg een inrit oprijden * achteruitrijden * keren op de weg * in- of uitvoegen * rijstrook wisselen. 10
dan dient u al het overige verkeer voor te laten gaan. Tevens moet u een teken geven met uw richtingaanwijzer bij; * wegrijden vanuit stilstand * het inhalen van een ander motorvoertuig * in- of uitvoegen * rijstrook wisselen * een belangrijke zijdelingse verplaatsing.
ABS Wat betekent het als uw auto is voorzien van ABS? Het Anti Blokkeer Systeem heeft als voordeel dat de wielen bij het remmen niet blokkeren, waardoor de auto bestuurbaar blijft. Alcohol, drugs en medicijnen Het is aan ieder voorboden: een voertuig te besturen of als bestuurder als hij onder invloed verkeert van een stof (alcoholhoudende drank, drugs, medicijnen, etc) waarvan hij weet of redelijkerwijze moet weten (sticker op medicijnen) dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, zodat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.
Achter de stuur met Alcohol op. Mag u rijden als u alcohol genuttigd hebt? Het antwoord is helaas Ja. Hoeveel? Tot 0,5 promille? (circa 2 glazen) Voor beginnende automobilisten 0,2 promille. In het algemeen mag iemand gemiddeld 2 glazen alcoholische drank nuttigen, om nog te mogen rijden. (beginners 1 glas.) Als bij een alcoholcontrole blijkt dat u meer heeft genuttigd dan 0,5 promille of 0,2 promille bij beginners, dan kan de politie u een rijverbod opleggen. U bent bij een alcoholcontrole verplicht uw volledige medewerking te verlenen. Een rijverbod kan worden opgelegd voor ten hoogste 24 uur. Een rijverbod kan ook worden opgelegd als u alcohol genuttigd hebt en aanstalten maakt om te gaan rijden. Bij het rijden onder invloed bent u niet verzekerd. Dat koffie of iets anders het alcohol in uw bloed sneller afbreekt is helaas niet waar.
Medicijnen: Een aantal geneesmiddelen kunnen dezelfde invloed hebben als alcohol (gele 11
waarschuwings- sticker). Zij beïnvloeden het reactievermogen meestal negatief.
Drugs De meeste drugs beïnvloeden uw rijvaardigheid negatief. Mocht u aangehouden worden bij een verkeerscontrole dan is het moeilijk controleerbaar of u drugs gebruikt heeft. Mocht er een vermoeden ontstaan dat u drugs hebt gebruikt, dan wordt er meestal bloed afgenomen op het politiebureau.
Doorrijden na een ongeval Ieder Die bij een verkeersongeval is betrokken of veroorzaakt, verboden de plaats van het ongeval te verlaten indien: 1. Bij dat ongeval, hij weet of vermoedt dat iemand gedood , letsel of schade aan een ander is toegebracht. 2. Daardoor, naar hij weet of vermoedt, een ander aan wie bij dat ongeval letsel is toegebracht, in hulpeloze toestand wordt achtergelaten. A geldt niet als: U uw identiteit en voor zover u een motorrijtuig bestuurde, tevens van de identiteit van dat motorrijtuig naar behoren hebt achtergelaten. Met de plaats van het ongeval verlaten wordt bedoeld: Weggaan met of zonder voertuig alsof er niets aan de hand is na gestopt te hebben wegrijden vóórdat zijn gegevens bekend zijn gemaakt bij de politie of de tegenpartij.
Gevaarlijke stoffen U mag met uw personenauto als u door een tunnel rijdt niet meer dan 60 liter reserve-brandstof vervoeren. Als u meer dan 60 liter reserve-brandstof vervoert, mag u niet door tunnels rijden en bent u verplicht de aangegeven route te volgen.
Route voor het vervoer voor gevaarlijke stoffen.
12
Hier moet u de autobus binnen de bebouwde kom de gelegenheid geven om weg te rijden.
Hier moet u de touringcar binnen de bebouwde kom de gelegenheid geven om weg te rijden.
Hier hoeft u de autobus buiten de bebouwde kom niet de gelegenheid te geven om weg te rijden.
Tramhaltes Hier moet u de uitstappende passagiers de gelegenheid geven het trottoir te bereiken.
Wegrijden vanuit stilstand.
Het inhalen van een ander motorvoertuig.
Hier hoeft u de uitstappende passagiers niet voor te laten gaan, omdat zij op een bordes uitstappen.
Van een uitrit de weg oprijden.
Een belangrijke zijdelingse verplaatsing.
Aanwijzingen gegeven door een verkeersagent 13
Toelichting op de nieuwe autogordelwet Welk kinderzitje voor welk kind? Is uw kind groter of kleiner dan 1,35 meter? Groter: uw kind moet de autogordel gebruiken (voor zover beschikbaar). Als de gordel over de hals loopt in plaats van over de borst of als het heupgedeelte over de buik loopt (dat is vrijwel altijd het geval als het kind onderuit gezakt moet zitten om de knieën te kunnen buigen), gebruik dan ook een zittingverhoger.
Hoe zwaar is uw kind? Minder dan 13 kg
Tussen 9 en 18 kg
Tussen 15 en 36 kg
Babyautostoeltje
Kinderautostoeltje
Zittingverhoger
Toelichting
Toelichting
Toelichting
Meer dan 36 kg
Autogordel, eventueel met zittingverhoger of afzonderlijke gordelgeleider (gordelclip/gordelklem)
Toelichting
14
LES 2 Rijbewijzen + Kentekenbewijzen Er zijn 5 categorieën rijbewijzen
A rijbewijs = Motorfiets B rijbewijs = Personenauto (mag nooit wegen meer dan اﻗﻞ ﻣﻦ3500 kg) Het rijbewijs B geldt voor het besturen van een personenauto voor max. 8 personen zonder de bestuurder. Op het rijbewijs zelf kan een aantekening staan. Bijvoorbeeld; alleen automaat. C rijbewijs = Vrachtauto D rijbewijs = Autobus E rijbewijs = Aanhangwagen Geldigheidsduur: Een rijbewijs heeft een geldigheid van 10 jaar na datum afgifte en 5 jaar als je 65 of ouder Theorie certificaat Het theorie-examen mag pas worden afgelegd als de leeftijd van 18 jaar is bereikt. Het theorie-certificaat is 1 jaar geldig. Ontzegging van de rijbevoegdheid Als het rijbewijs is ingevorderd mag u op dat moment geen motorrijtuig meer besturen. (dus ook geen bromfiets) U mag dus ook geen rijlessen nemen op dat moment. Een aanhangwagen achter uw personenauto? Mag u een aanhangwagen achter uw auto trekken met uw B rijbewijs? Natuurlijk JA.
Kentekens personenauto`s Het kenteken bestaat uit;
Kentekenplaten
2- Kentekenbewijs Het kentekenbewijs bestaat uit deel 1A, 1B en het deel2. (voorheen het overschrijvingsbewijs). Deel 1A Dit bevat de technische gegevens van het voertuig. Origineel deel Deel 1B Bevat de gegevens van de eigenaar of houder. origineel deel Deel 2 . Dit deel heeft u nodig als u uw auto wil gaan verkopen. Dit deel dient u dan ook thuis goed bergen.
Kentekens aanhangwagens 15
Aanhangwagens hebben in bepaalde gevallen een eigen kentekenplaat. Aanhangwagen TMM is minder dan 750 kg, dan moet hij voorzien zijn van een witte kentekenplaat met dezelfde letters en cijfers als het trekkend voertuig. Deze plaat geldt ook voor fietsendragers.
96 - PG- NR Aanhangwagen TMM is meer dan 750 kg, dan moet hij voorzien zijn van een gele kentekenplaat met een eigen kentekenbewijs.
88 - HH - GG
N
N
Toegestane maximum massa wil zeggen: Het eigen gewicht van de aanhangwagen + wat de aanhangwagen maximaal aan gewicht mag laden.
Een aanhangwagen achter uw personenauto? JUIST, u mag met uw B rijbewijs een aanhangwagen trekken achter uw auto. U mag met een B rijbewijs altijd een aanhangwagen trekken met een Toegestane maximum massa van 750 kg*. Uitzondering Als uw auto zwaarder is dan 750 kg. In dit geval mag de (TMM) Toegestane maximum massa van de aanhangwagen meer bedragen dan 750 kg, maar niet meer dan het gewicht van de auto. Als uw auto en aanhangwagen(TMM) samen meer wegen dan 3500 kg, dan is het BE rijbewijs verplicht. Toegestane maximum massa wil zeggen; Het eigen gewicht van de aanhangwagen + wat de aanhangwagen maximaal aan gewicht mag laden.
Voorbeelden E achter B:
16
Beginnerrijbewijs Je rijbewijs voor het eerst gehaald?. dan val je onder de nieuwe regeling. de eerste vijf jaar na ontvangst van het rijbewijs strengere regels. Je krijgt een strafpunt als je aangehouden bent vanwege bumperkleven, een snelheid meer dan 30km/u, een alcoholpromillage van 0,8 en hoger en het veroorzaken van ongevallen waarbij doden of gewonden vallen. Het rijbewijs wordt geschorst als je voor de derde keer is aangehouden en veroordeeld. Blijkt uit het daaropvolgende rijvaardigheidsonderzoek dat de beginnende bestuurder niet rijvaardig is, dan wordt het rijbewijs ongeldig verklaard. Beginnersrijbewijs staat niet op uw rijbewijs vermeld, maar staat geregistreerd.
17
LES 3 Inrichting, belading en slepen van voertuigen Inrichting
Een voertuig op de weg moet aan bepaalde wettelijke eisen ten aanzien van de inrichting voldoen. De belangrijkste verplichte inrichtingseisen voor een personenauto: 1. Snelheidsmeter: Deze moet goed werken en afleesbaar zijn. Moet bij nacht goed afleesbaar zijn. 2. Claxon: Deze moet goed werken en 1 toonhoogte hebben. 3. Achteruitrij-inrichting: Deze is uiteraard verplicht.Als deze is ingeschakeld moeten tevens 1 of 2 achteruitrijlichten branden. 4. Mistachterlicht: Hiervan is er minimaal 1 van verplicht. (2 mag) 5. Uitlaat: Deze moet goed zijn bevestigd en gasdicht zijn over de hele lengte. 6. Ruitenwissers: Voor 2 goedwerkende ruitenwissers. (1 mag mits hij de gehele ruit wist) Een achterruitenwisser is niet verplicht. 7. Banden: Alle banden moeten voldoende lucht en profiel (1,6 mm) hebben. 8. Reserve wiel: Het reservewiel moet ook voldoende lucht en profiel (1,6 mm) hebben. 9. Spiegels: Verplicht zijn minimaal 1 binnenspiegel en een 1 linkerbuitenspiegel. Is het zicht door het achterraam onvoldoende bv. door sneeuw of lading, dan is ook een rechterbuitenspiegel verplicht. Ruitensproeier: De ruitensproeier is alleen verplicht als de auto een voorruit heeft.Uiteraard moet er steeds voldoende ruitensproeiervloeistof aanwezig zijn.
Inrichting, Lading en slepen van voertuigen:
18
De A.P.K. (Algemene Periodieke Keuring) De A.P.K.( Algemene Periodieke Keuring)De A.P.K. is een autokeuring moet elke auto elk jaar ondergaan om de veiligheid op de weg meer te waarborgen. De eerste keuring hoeft pas plaats te vinden nadat de auto 3 jaar oud is. Het keuringsbewijs moet men altijd bij zich hebben als men gaat rijden. Aanhangwagens en caravans die niet zwaarder zijn dan 3500 kg T.M.M. hoeven niet op de A.P.K keuring te verschijnen.
Eisen aan lading: − − − − − − − −
Als men lading gaat vervoeren moet men met veel dingen rekening houden, zoals; de lading moet goed worden bevestigd. de lading mag het uitzicht van de bestuurder niet belemmeren. de lading mag de verlichting en kentekenplaat niet bedekken. als de lading voor het voertuig of meer dan 1 meter achter het voertuig uitsteekt moet deze gemarkeerd worden met een markeringsbord. Een rode vlag is niet toegestaan. de lading mag bij personenauto`s niet meer dan 20 cm aan de zijkanten uitsteken. Tot een maximum van 2,55 meter.
Deelbare lading: Mag niet voor het voertuig uitsteken: Mag maximaal 1 meter achter het voertuig uitsteken, tot een maximum van 5 meter achter de achterste as. 19
Ondeelbare lading; planken, leidingen, platen, etc. Deze lading mag wel voor het voertuig uitsteken. nl; 3,5 meter vanaf het stuur gemeten Mag maximaal 5 meter achter de achterste as uitsteken.
Scherpuitstekende lading; leidingen, etc.
Deze lading mag niet uitsteken. De lading mag wel uitsteken, als u de lading afschermt. Minimaal 2 meter boven het wegdek uitsteekt.
20
Fietsdrager Als u achterop uw auto een fiets wilt vervoeren let dan op dat u een goedgekeurde fietsdrager koopt. Uw kentekenplaat en verlichting moet altijd goed zichtbaar blijven.
Daklast: U mag op het dak van uw auto last vervoeren. Houdt u wel rekening met de maximale daklast. Hoeveel de maximale daklast is kunt u terug vinden in het instructieboekje van uw auto. Lading op een aanhangwagen
Als men lading gaat vervoeren met een aanhangwagen, dan moet u aan de volgende eisen voldoen. De aanhangwagen mag niet breder zijn dan 2,55 meter inclusief de lading. Let op; zodra de lading bij aanhangwagens meer dan 10 cm aan de zijkant uitsteekt, zijn deze markeringsplaten verplicht. Als de verplichte verlichting gevoerd moet worden, moeten ook deze platen verlicht zijn. Achter rood licht en voor wit licht. 21
Lading op een aanhangwagen
De lading mag bij aanhangwagens aan de achterzijde tot 5 meter achter de as uitsteken. Let op; zodra de lading bij aanhangwagens meer dan 1 meter aan de achterzijde uitsteekt, zijn deze markeringsplaten verplicht. Als de verplichte verlichting gevoerd moet worden, moeten ook deze platen verlicht zijn. Achter rood licht en voor wit licht. Bij aanhangwagens mag de lading nooit aan de voorzijde uitsteken. (voorzijde is midden trekoog).
Hulpkoppeling De hulpkoppeling is een stalen kabel, die ervoor zorgdraagt, dat de aanhangwagen, indien deze onder het rijden losraakt, aan het voertuig blijft verbonden. De hulpkoppeling moet deugdelijk zijn bevestigd en mag niet vervormd of overmatig versleten zijn. Wanneer de aanhangwagen al voorzien is van een losbreekreminrichting, is een hulpkoppeling niet toegestaan
Losbreekreminrichting: Een losbreekreminrichting is een reminrichting die ervoor zorgdraagt dat de rem van de aanhangwagen vanzelf in werking treedt, zodra de verbinding tussen de aanhangwagen en het trekkende voertuig wordt verbroken.
22
LES 4 Borden, verkeerstekens en verkeerslichten 3 kleurige verkeerslichten: Rood stoppen Geel Stoppen, bestuurders die het licht zo dicht genaderd zijn dat stoppen redelijker wijs niet meer mogelijk is doorgaan. Groen: doorgaan
Verkeerslichten: A- 3 kleurig verkeerslichten: Als er in een verkeerslicht een pijl als symbool is aangebracht, dan geldt de pijl alleen voor de aangegeven richting. Let op: In zo'n geval heeft het overige rechtdoorgaand verkeer rood. Dat geldt ook indien u linksaf slaat. De fietsers hebben nu dus rood.
B- 2 kleurig verkeerslichten: Deze lichten zijn meestal uitgeschakeld. En worden pas geactiveerd indien nodig. Worden vaak geplaatst bij bruggen. Als ze bij bruggen worden geplaatst kan het langer duren voordat deze lichten weer uit gaan. Zet dan uw motor uit.
23
Deelstrepen op het wegdek Deelstrepen hebben als doel om de rijbaan te verdelen in rijstroken. Deze strepen kunnen in verschillende vormen voorkomen. Naarmate de openingen tussen de strepen kleiner worden, wordt het inhalen gevaarlijker. Zie voorbeelden:
Deelstrepen op het wegdek Een streep kan ook helemaal doorgetrokken zijn. Bij deze streep geldt dan ook: Bestuurders mogen deze streep niet overschrijden, ook niet om linksaf te slaan. Indien de rijbaan is verdeeld in dubbele strepen, dan telt de streep die het dichtst links naast u ligt.
24
wel
Niet
Niet
Kantlijn Als de doorgetrokken streep een kantlijn betreft, dan mag u deze streep uiteraard gewoon overschrijden.
25
Gele strepen Tijdens werkzaamheden worden strepen die de rijbaan in rijstroken verdelen vaak geel gemaakt Verdrijvingsvlakken Bestuurders mogen verdrijvingsvlakken niet gebruiken.
Veer Een veer wordt meestal aangebracht om bestuurders te waarschuwen voor gevaar. Het is dan ook verstandig om uw snelheid te verminderen. Andere vormen zijn ook mogelijk. Zie voorbeeld.
Voorsorteervakken De nadering van voorsorteervakken kan worden aangegeven met een bord.
Als men in een voorsorteervak rijdt en men bevindt zich tussen de doorgetrokken strepen dan mag men niet meer van rijstrook wisselen.
26
Voorsorteervakken De nadering van voorsorteervakken kan worden aangegeven met een bord.
Als men in een voorsorteervak rijdt en men bevindt zich tussen de doorgetrokken strepen dan mag men niet meer van rijstrook wisselen.
U mag nu niet meer naar de rechterrijstrook.
Let op; als er in een voorsorteervak het volgende symbool is aan gebracht, dan mag u de eerste weg niet inrijden.
27
LES 5 Kruispunten en Voorrang onverhard onverhard
onverhard
Een kruispunt is; een kruising of splitsing van wegen en kan gevormd worden door, 2 verharde wegen, 2 onverharde wegen, 2 fietspaden onderling, 1 verharde weg en een fietspad, 1 onverharde weg en een fietspad. Zie tekeningen.
Voorrang verlenen: Voorrang verlenen houdt in; Het de betrokken bestuurders in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen. Van belang is dat u het kruispunt nadert met aangepaste snelheid, zodat de andere bestuurders het vertrouwen krijgen en houden dat u hen voorrang zult verlenen. Nadert u een kruispunt met een te hoge snelheid dan is er geen sprake van voorrang verlenen in de zin van de wet en bent u dus strafbaar. Als u moet stoppen, doe dit dan voor het kruispunt. Bestuurders mogen een kruispunt niet blokkeren. Dat u een kruispunt niet mag blokkeren geldt ook voor oversteekplaatsen voor (brom)fietsers en voetgangers. Als er op het kruispunt een opstelmogelijkheid is, mag u op het kruispunt stoppen. Uiteraard moet de opstelruimte voldoende breed zijn.
28
LES 6 Afslaan en van richting veranderen Twee Hoofdregels bij het afslaan Hoofd regel 1 (de rechtdoorregel) Bestuurders die links of rechts afslaan moeten al het verkeer wat op dezelfde weg rechtdoor gaat ( waar u op rijdt) voor laten gaan. in volgende voorbeelden Moet de rode auto wachten en andere verkeer voor laten gaan.
De rechtdoorregel geldt ook als uzelf op een verharde weg rijdt en het tegemoetkomend verkeer van een onverharde weg komt, het is en blijft dezelfde weg. Ook hier geldt de rechtdoorregel. De blauwe auto mag eerst.
Let op: Als iemand een uitrit verlaat geldt de rechtdoorregel niet. De rode auto mag nu eerst.
Hoofdregel 2 (de korte bocht gaat voor de lange bocht ) Bestuurders die naar links afslaan, moeten tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt naar rechts afslaan voor laten gaan In de volksmond spreken we van: “de korte bocht gaat voor de lange bocht” 29
Voorbeelden. In beide links gevallen mag de blauwe auto eerst.
Let op: Als iemand een uitrit verlaat geldt de korte bochtregel niet. De rode auto mag nu eerst.
1 Uitzondering op de hoofdregel bij het afslaan. De 2 eerder genoemde hoofdregels bij het afslaan gelden niet voor bestuurders van trams. In beide gevallen mag de tram dus eerst.
30
Voorsorteren Voorsorteren is wettelijk niet verplicht , maar als u niet voorsorteert en daardoor het overige verkeer onnodig hindert bent u wel strafbaar. Als er pijlen op het wegdek liggen is men wel verplicht deze op te volgen. Als u rechtsaf slaat ga dan zoveel mogelijk rechts rijden Als u links afslaat ga dab zoveel mogelijk tegen de as van de weg rijden. NB als het om eenrichtingsweg gaat moet je uiterst links voorsorteren met al dan niet rekening houden met uitzondering van Fiets/bromfietsen Voorsorteren in een éénrichtingsweg. In een volledige éénrichtingsweg kunt u het beste helemaal links van de rijbaan voorsorteren. Overige weggebruikers kunnen dan makkelijker inhalen. In een beperkte éénrichtingsweg kunt u het beste tegen de as van de weg voorsorteren. Helemaal links voorsorteren is hier verboden.
31
Voorsorteren op een rijbaan met éénrichtingsverkeer Op een rijbaan waar u geen tegenliggers hoeft te verwachten, kunt u het beste helemaal links van de rijbaan voorsorteren.
Voorsorteren op of naast een fietsstrook. Als u rechtsaf wil slaan terwijl er een fietsstrook rechts naast u ligt, mag u in bepaalde gevallen op een fietsstrook voorsorteren. Op een fietsstrook met doorgetrokken streep. Mag u niet op voorsorteren
Op een fietsstrook bij verkeerslichten. Mag u niet op voorsorteren
32
Op een fietsstrook met een onderbroken streep. Mag, hoeft niet.
Als u linksaf slaat krijgt u vaak te maken met verkeer uit tegenovergestelde richting. U zult dan moeten beslissen of u voor elkaar langs gaat of om elkaar heen. In de meeste gevallen kunt u het beste voor elkaar langs gaan, tenzij anders aangegeven. In onderstaande voorbeelden kunt u zien dat u in situatie 1 weinig hinder van elkaar heeft, terwijl u in situatie 2 een moeilijke situatie creëert. Voorbeeld 1 heeft hier dus de voorkeur.
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
33
Houdt bij het afslaan rekening met verkeersborden Verkeersborden die het afslaan kunnen beperken De volgende verkeersborden kunnen het links of rechts afslaan beperken. Let op: Onderstaand bord betekent niet éénrichtingsweg. U kunt hier dus gewoon tegenliggers verwachten.
Afbuigende wegen Soms kan een weg afbuigen. Als dit dan een voorrangsweg of voorrangskruispunt betreft, dan blijft de rechtdoorregel van toepassing. De fietser mag hieronder eerst. De fietser gaat namelijk rechtdoor op dezelfde weg als de groene auto en de groene auto gaat deze weg verlaten. De gele auto moet ook op de fietser wachten, omdat de gele auto voorrang moet verlenen aan de fietser.
De fietser mag hieronder eerst. De fietser gaat namelijk rechtdoor op dezelfde weg als de groene auto en de groene auto gaat deze weg verlaten. De gele auto moet ook op de fietser wachten, omdat de gele auto voorrang moet verlenen aan de fietser.
34
Let op; Veel mensen begrijpen de rechtdoorregel niet helemaal. In onderstaande voorbeelden gaat de gele auto en de voetganger ook rechtdoor, maar niet op dezelfde weg waar de rode auto op rijdt. In deze gevallen is er dus geen sprake van de rechtdoorregel, maar van verkeer van rechts.
35
LES 7 Situaties en Kruispunten Situatie’s zijn meerdere voertuigen samen, die een kruising of splitsing naderen. Kijk eerst goed naar het totale plaatje. Stel u dan de volgende vragen; wat voor soort kruising of splitsing is het? (voorrang of gelijkwaardig) wie mag er eerst, wie dan en waarom? Vraag 1: Soort kruispunt Aantwoord: Voorrangsweg Vraag 2 Wie mag er eerst en wie er na? De fietser daarna de tram daarna de auto
36
LES 8 Stoppen, Stilstaan en parkeren Wat is het verschil tussen stoppen , stilstaan en Parkeren?. Stoppen is het verplicht stilstaan met een voertuig. Bijvoorbeeld voor stoplicht of in een file..etc
Stilstaan is het vrijwillig stoppen van een voertuig gedurende de tijd die nodig is om iemand onmiddellijk in/of uit te laten stappen of goederen onmiddellijk te laden of te lossen. Parkeren: is vrijwillig stoppen van een voertuig. langer dan de tijd die gezien wordt als stilstaan. dus alles wat niet stilstaan is, parkeren.
Stilstaan: Onder stilstaan verstaan we: • Het onmiddellijk laten in – of uitstappen van passagiers. • Het onmiddellijk laden en of lossen van goederen. (die moeilijk anders dan met de auto gebracht of gehaald kunnen worden) Als u andere redenen heeft om stil te gaan staan bv; om even de weg te vragen of het ergens wachten op passagiers, dan valt dit onder parkeren. Stilstaan is toegestaan, zowel aan de rechter- als aan de linkerzijde van de weg. Rechts van de weg heeft de voorkeur. (Als u links gaat stilstaan heeft u vaak minder zicht op de tegenliggers).
Waar is stilstaan verboden?. Stilstaan is in ieder geval verboden als u het overige verkeer ter plaatse in gevaar brengt. Overige verboden stil te staan: 1- Als onderstaande bord is geplaatst dan is stilstaan verboden (alleen aan de kant waar die bord is geplaatst de overkant dus niet. Het geldt dus ook voor de berm, uitgezonderd is alleen de weggedeelten die tot parkeren is bestemd).
Opmerking: Onder de bord hiernaast
2- In de tunnel
kan een witte bord worden geplaatst om aan te geven voor welke bestuurders het bord wel of niet geldt. 3- Langs geel doorgetrokken streep
37
4- Op een fietsstrook en op de rijbaan langs een fietsstrook. Let op, het maakt niet uit of het een fietsstrook met een doorgetrokken of onderbroken streep betreft.
5- Bij een bushalte: − ter hoogte van de geblokte markering. − indien deze markering ontbreekt, op een afstand van minder dan 12 meter aan weerszijden van het bord. − Uitzondering: Het onmiddellijk in- of uit laten stappen van personen is toegestaan, je mag de bus hierbij niet hinderen. Let op; het laden en of lossen van goederen mag dus niet. Hier geldt op beide plaatsen een verbod om stil te staan. Behalve om iemand uit te laten stappen. U mag hier dus ook niet goederen gaan laden of lossen.
Voor of achter de blokmarkering mag u wel stilstaan of parkeren.
6- Op een busstrook en op de rijbaan langs een busstrook. Het verbod geldt alleen op of naast een busstrook. Dus langs een busbaan mag u wel stilstaan of parkeren. 38
7- Op een overweg 8- Op een invoeg- en uitrijstrook van auto(snel) wegen. 9- Op of binnen 5 meter van een zebrapad VOP (Voetgangers oversteekplaats) of oversteekplaats voor fietsers of Bromfietsers.
39
1110- Op een kruispunt. (dit geldt alleen voor het rode vlak.) 11- Op een voetpad of trottoir. Als er geen afbeeldingen van een fiets zijn aangebracht dan is er sprake van een fietssuggestiestrook. In dit geval mag u er wel op of ernaast stil gaan staan.
Parkeren: Dit is het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot: • •
Het onmiddellijk in- of uit laten stappen van passagiers, of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.
Als u tussen het laden of lossen door even koffie gaat drinken of andere bezigheden gaat doen, die niets met het laden of lossen te maken hebben, dan valt dat onder parkeren. Invullen van vrachtbrieven hoort bij laden en lossen. Waar is parkeren toegestaan. • Aan de rechter- en linkerzijde van de rijbaan. • In parkeerhavens en parkeerstroken langs de rijbaan. Op parkeerplaatsen Belangrijk; daar waar een parkeerverbod geldt, mag u in ieder geval iemand onmiddellijk in- of uit laten stappen, of het onmiddellijk laden of lossen van goederen. Parkeren is in ieder geval verboden als u het overige verkeer ter plaatse in gevaar brengt. En op alle plaatsen waar stilstaan verboden is. Dit bord geldt alleen voor de zijde van de weg waar het bord is geplaatst, dus ook voor de berm. Behalve voor de tot parkeren bestemde weggedeelten. Opmerking: Een onderbord kan aangeven voor welke bestuurders het bord wel of niet geldt.
40
Waar is het verboden te parkeren?. 1- Voor een in- of uitrit 2- Langs een gele onderbroken streep. 3- Binnen een afstand van 5 meter van een kruispunt. (stilstaan op het kruispunt was al verboden) 4- Op de rijbaan van een voorrangsweg buiten de bebouwde kom. Let op; het parkeerverbod geldt dus niet voor de berm) 5- dubbel parkeren Dubbel parkeren. (Dat wil zeggen, parkeren langs een reeds geparkeerd voertuig.)
2-
1-
3-
5-
441
6- In een parkeerverbodszone. Het verbod geldt voor het gehele gebied achter het bord. Het verbod geldt niet voor parkeerplaatsen aangeduid met het P-bord, of parkeervakken die zijn voorzien van een witte P op het wegdek. 7- OOK op een parkeerplaats, die voor andere doeleinden is bestemd. 8- In een parkeerschijfzone mag u alleen parkeren, onder bepaalde voorwaarden: Hoe moet u de parkeerschijf gebruiken: 1-De parkeerschijf moet duidelijk zichtbaar in het voertuig aanwezig zijn. 2-De tijd waarop met parkeren is begonnen moet aangegeven zijn. 3- In een parkeerschijfzone is gebruik van de parkeerschijf alleen verplicht als u bij een blauwe streep parkeert.
42
LES 9 Inhalen, tegenkomen en voorbijgaan: De hoofdregel van het inhalen luidt: Inhalen geschiedt links. Als uzelf wordt ingehaald mag u de snelheid niet vermeerderen. Enkele belangrijke regels voor het inhalen. − Inhalen moet in de gehele verkeerssituatie mogelijk zijn. − Kijk of uzelf niet wordt ingehaald. − Houdt rekening met de tijd, die het inhalen eventueel met zich mee brengt. Zo is het belangrijk dat u weet hoe lang een voertuig voor u is, om alvorens weer naar rechts te kunnen. − Als u een belangrijke zijdelingse verplaatsing moet doen om in te halen, geef dan uw richting aan. Als inhalen niet verboden is, vraag u dan af of inhalen in een bepaalde situatie verstandig of wenselijk is. − Als u gaat inhalen houdt dan minstens 1 meter zijdelingse afstand, kan dit niet, dan blijft u er maar achter! Er zijn 5 uitzondering op het hoofdregel (inhalen geschied links) 1- Als een voertuig voor u links afslaat en dit ook te kennen geeft, dan mag u rechts inhalen. 2- Een tram mag u zowel links als rechts inhalen. 3- Als direct links van u een blokmarkering ligt, mag u rechts inhalen. Dus alleen de gele auto mag hier rechts inhalen.
4- Vlak voor of op een rotonde mag u links of rechts inhalen. 5- Een file mag u rechts inhalen. Let op een file is: Een rij auto’s die stilstaat of langzaam rijdt.
43
Wanneer is inhalen verboden?. Inhalen is altijd verboden als de inhaalmanoeuvre gevaar kan opleveren. Zoals: − Inhalen in een onoverzichtelijke bocht op de weghelft voor tegenliggers. − Inhalen bij een onoverzichtelijke gelijkwaardige kruising op de weghelft voor tegenliggers. − aan de top van onoverzichtelijke helling. − Vlak voor of op een voetgangersoversteekplaats. Het inhaalverbod geldt voor alle voertuigen. Dus u mag ook geen fiets inhalen. Het inhaalverbod is ingesteld in verband met het zicht op de oversteekplaats. − Uiteraard kan men ook een inhaalverbod aangeven voor bepaalde voertuigen. In dit geval mogen motorvoertuigen elkaar onderling niet inhalen.
Tegenkomen: Bij het tegenkomen van ander verkeer bent u verplicht zoveel mogelijk naar rechts uit te wijken. Dit geldt uiteraard ook voor de tegenligger. Is dit door bijvoorbeeld geparkeerde voertuigen op uw weghelft niet mogelijk, dan vermindert U de snelheid en staat zo nodig stil om de tegenligger te laten passeren. Als u moet stoppen, stop dan tijdig, dit maakt het wegrijden eenvoudiger.
Obstakels Soms zijn er bij obstakels borden geplaatst die de doorgang regelen.
U mag de tractor hieronder niet inhalen, omdat de tractor ook een motorvoertuig is.
U mag de motorfiets hieronder niet inhalen, omdat het inhaalverbod voor alle motorvoertuigen
Een bromfiets mag u hieronder wel inhalen, omdat een bromfiets geen motorvoertuig is. 44
geldt.
− in de 1e tekening Dus als u als bestuurder van de rode auto dit verkeersbord passeert moet u al het verkeer uit tegenovergestelde richting voor laten gaan. − in de 2e tekening Dus als u als bestuurder van de rode auto dit verkeersbord passeert moeten alle bestuurders uit tegenovergestelde richting wachten. Onderstaande markeringsborden geven aan of u met lange voertuigen te maken hebt.
Deze markeringsplaten zitten op een vrachtauto. Een losse vrachtauto mag maximaal 12 m lang zijn.
Deze markeringsplaten zitten op een aanhangwagen of oplegger van een vrachtauto. Een vrachtauto met aanhangwagen mag maximaal 18,75 m lang zijn.
45
LES 10 snelheid en auto(snel)wegen Autoweg: Een autoweg wordt aangeduid door bord G3 hiernaast Rijden op de autoweg is slechts toegestaan voor bestuurders van motorvoertuigen (MVT) waarmee met een snelheid van tenminste 50 km/uur mag en kan worden gereden. Let op; 50 km/uur is geen minimumsnelheid. De maximumsnelheid op een autoweg voor personenauto’s bedraagt 100 km/uur buiten de bebouwde kom. Personenauto’s met een aanhangwagen mogen slechts 90 km/uur. Let op; binnen de bebouwde kom geldt 50 km/uur, tenzij anders aangegeven. Het einde van een autoweg wordt aangeduid door bord G4 hiernaast
Opmerking: de langs de autoweg gelegen: − Parkeerplaatsen, − Tankstations − Bushalteplaatsen maken geen deel uit van de autoweg (dus geen 100 km/uur rijden
Wat is verboden te doen op de autoweg?. het volgende:
− op de rijbaan stil te staan − Keren − achteruit rijden Behalve in noodgevallen is het voor weggebruikers verboden op een autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm. Enkele voorbeelden van een noodgeval zijn; autopech, eerste hulpverlening, sanitaire stop voor kinderen of ouderen, lading controle, etc
Verschillen autoweg en een autosnelweg − − − −
Autoweg Meestal gelijkvloerse kruispunten. Maximumsnelheid 100 km/uur. Vaak tegenliggers op de rijbaan. Meestal geen vluchtstrook.
− − − −
Autosnelweg Altijd ongelijkvloerse kruispunten. Maximumsnelheid 120 km/uur. Geen tegenliggers op de rijbaan. Meestal een vluchtstrook.
46
Autosnelweg: Een autosnelweg wordt aangeduid door bord G1 hiernaast Rijden op de autosnelweg is slechts toegestaan voor bestuurders van motorvoertuigen waarmee met een snelheid van tenminste 60 km/uur mag en kan worden gereden. Let op; 60 km/uur is geen minimumsnelheid. De maximumsnelheid op een autosnelweg voor personenauto’s bedraagt 120 km/uur buiten de bebouwde kom. Personenauto’s met een aanhangwagen mogen slechts 80 km/uur. Let op; binnen de bebouwde kom geldt 50 km/uur, tenzij anders aangegeven. Het einde van een autosnelweg wordt aangeduid door bord G2 hiernaast. Langs de rijbaan van een autosnelweg kunt u de bordjes hier rechts aantreffen;
Opmerking: de langs de autosnelweg gelegen: − Parkeerplaatsen, − Tankstations − Bushalteplaatsen maken geen deel uit van de autosnelweg (dus geen 120 km/uur rijden
Wat is verboden te doen op de autosnelweg?. het volgende: − − − −
op de rijbaan stil staan keren achteruit rijden gebruik te maken van de derde rijstrook indien u met een aanhangwagen rijdt, en de auto samen met de aanhangwagen langer is dan 7 meter.
Behalve in noodgevallen is het voor weggebruikers verboden op een autosnelweg gebruik te maken van de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm. Enkele voorbeelden van een noodgeval zijn; autopech, eerste hulpverlening, sanitaire stop voor kinderen of ouderen, lading controle, etc
Invoegen en weven 47
Het in- of uitvoegen is een bijzondere manoeuvre.
Invoegen:
Weven:
Als u gaat invoegen mag u andere bestuurders niet hinderen. De blauwe auto mag de rode auto dus niet hinderen.
Als u gaat invoegen mag u andere bestuurders niet hinderen. De blauwe auto mag de rode auto dus niet hinderen. Als de rode auto wil uitvoegen, dan mogen beide bestuurders elkaar niet hinderen. Als u invoegt en de andere auto wil uitvoegen, dan noemt men dat weven.
Als een vluchtstrook vrij smal wordt of zelfs eindigt, maakt men dit kenbaar met onderstaand bord.
Als u het volgende bord passeert, dan gaat de uitvoegstrook over naar een andere autosnelweg.
48
Mocht u per vergissing de verkeerde toerit genomen hebben, dan wordt u gewaarschuwd door de borden ,, GA TERUG ”. Maak in deze situatie gebruik van de vluchtstrook om te keren. Meestal treft u langs een autosnelweg praatpalen aan. Deze zijn bedoeld voor noodsituatie’s. Als u pech heeft of er is een noodsituatie, let dan op de hectometerpaaltjes. Onder het hectometerbordje staat meestal aangegeven welke kant u op moet lopen, om zo snel mogelijk bij een praatpaal te komen.
Als u de autosnelweg wilt verlaten moet je richting geven circa 300 m voor de uitvoegstrook aan te geven. Bij het 300 meter bord staat meestal niet het aantal meters vermeld. Verlaag uw snelheid pas op de uitvoegstrook.
Taper aansluiting De rechter rijstrook verdwijnt naar rechts.
De linkerrijstrook eindigt spoedig. Beslis hier in een zo vroeg mogelijk stadium of u invoegt of terug naar rechts gaat. 49
Snelheid Hoofd regel: Een afwijkende snelheid wordt aangegeven met een bord in dat geval moet dit bord na elke zijweg herhaald worden
Binnenbebouwde kom snelheid is 50 km/uur buiten bebouwde kom snelheid is 80 km/uur tenzij anders is aangegeven middels een bord.
Buiten de bebouwde kom is standaard maximaal 80 km/uur. snelheden buiten de bebouwde kom zijn mogelijk.
Andere lagere
Andere afwijkende maximum snelheden binnen de bebouwde kom:
Als u binnen de bebouwde kom een 30- of 70 km/uur bord aantreft, dan is dat een afwijking van de normale maximumsnelheid. In zo’n geval moet het bord na elke zijweg herhaald worden. Dat een afwijkende snelheid na elke zijweg herhaald moet worden geldt niet voor een ZONE bord. Een zone-bord geldt voor het hele gebied achter het bord, tot het einde wordt weergegeven.
50
Een 30 km/uur zone-bord wordt alleen gebruikt binnen de bebouwde kom.
Ook op autowegen binnen de bebouwde kom geldt 50 km/uur.
Binnen een erf geldt stapvoets. (15 km/uur) Ook op autosnelwegen binnen de bebouwde kom geldt 50 km/uur.
Andere adviessnelheden zijn ook mogelijk
Hoofdregel snelheid: Iedere bestuurder moet zijn snelheid zodanig regelen, dat hij in staat is zijn voertuig tot stilstand te brengen, binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. 2 seconden regel
Dus als ergens een maximumsnelheid van 50 km/uur geldt, dan mag u ook langzamer. Maar niet onnodig langzaam.
STOPAFSTAND: 2 seconden regel
De stopafstand is afhankelijk van de snelheid waarmee u rijdt, de remvertraging van de auto, 51
de weersomstandigheden en uw reactietijd De reactietijd is de tijd die verstrijkt tussen het moment van iets zien en handelen, dit is gemiddeld één seconde.In deze seconde legt u een afstand af, die naarmate de snelheid toeneemt, groter wordt. Deze afstand noemen we de; reactieafstand De Remafstand is de afstand die u nodig heeft om tot stilstand te komen. dit is ook ca een seconde.
De volgafstand: De volgafstand is dus de afstand die je minimaal moet aanhouden tussen jouw voertuig en de voertuig er voor. de afstand is twee seconden. Als u de 2 seconden regel toepast houdt u over het algemeen voldoende afstand. (De afstand tussen u en uw voorganger noemt men een ruimte-kussen)
Voorbeelden: Bij snelheid van 50km/uur leg je 14meter per seconde af ((50kmx1000 meter)/ (60min x 60sec) =14 meter afgerond de volgafstand of de stopafstand bij 50km/uur is 2x14m = 28meter.
regel: Als de snelheid verdubbeld, dan verviervoudigd de remafstand.
Formule: 1- Af te leggen afstand per seconde = snelheid / 10 x 3 50 / 10 x 3 = 15 meter 2 seconden = 30 meter OF
snelheid/ 2 + 10% snelheid 50/2 + 5 = 30 merter
Voordelen van twee seconden afstand houden. − − − − − − −
Minder ongevallen, dus minder kans op een whiplash of erger letsel. Minder ergernis en agressie. Betere doorstroming van het verkeer. Geen boete; bespaar maximaal 400 euro in 2 sec. Minder kans op lak- en ruitschade door opspattende steentjes. Meer zicht op de weg vóór je. Meer ontspannen achter het stuur. 52
Een 60 km/uur zone-bord wordt alleen gebruikt buiten de bebouwde kom.
53
LES 11 Verlichting, Signalen en Militaire colonnes: Het begrip “Dag”: het begrip dag is de periode tussen zonsopgang en zonsondergang.
Het begrip “NACHT” Nacht, de periode tussen zonsondergang en zonsopgang.
Verlichtigen: Als u verlichting voert met uw personenauto dan kunt u op het dashboard van uw auto zien welke verlichting u voert. Zie enkele voorbeelden;
Verlichting Voorzijde:
54
Verlichting achterzijde:
Stadslichten: Stadslichten zijn witte of gele lichten met een zwakke lichtbundel, waar men niet mee mag rijden. Deze lichten zijn eigenlijk bedoeld om verlicht mee te parkeren. Vandaar dat deze lichten vaak parkeerlichten worden genoemd.
Dimlicht: Als u gaat rijden is het gebruik van dimlicht verplicht voor; bestuurders van motorvoertuigen. (Dimlichten mogen wit of geel licht uitstralen) Wanneer moet je Dimlichten voeren?. bij nacht bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd door: – regen – mist – sneeuwval – schemering – laagstaande zon – in tunnels
Grootlicht: Mag alleen gevoerd worden bij nacht, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Wanneer mag je de grootlicht niet voeren?. bij het tegenkomen van andere weggebruikers. bij het volgen van andere voertuigen.
Grootlicht wordt ook wel ongedimd grootlicht genoemd. 55
Richtingaanwijzers : 2 Richtingaanwijzers. ( 2 voor en 2 achter) 1 Zijrichtingaanwijzer per zijde. Waarschuwingslichten. (alarmverlichting)
Parkeerlichten Parkeerlichten zijn uiteraard lichten waarmee u mag parkeren, maar niet mee mag rijden. Indien aparte parkeerlichten ontbreken worden vaak de stadslichten hiervoor gebruikt.
Bermlichten Een bermlicht is toegestaan. Dit is een licht wat u kunt inschakelen om meer verlichting richting de berm te verkrijgen.
56
Verlichting aanhangwagens: Aanhangwagens moeten stadslicht en achterlicht voeren als zij stilstaan. (een aanhangwagen heeft geen dimlichten)
Wanneer; alleen buiten de bebouwde kom. als u uw aanhangwagen op de rijbaan parkeert of op de langs de auto(snel)weg gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens.
Welke verlichting is verplicht; uw achterlichten.
Opmerking: Dit geldt zowel voor een gekoppelde als een ontkoppelde aanhangwagen.
Signalen: Bestuurders mogen slechts geluidssignalen en / of knippersignalen geven ter afwending van dreigend gevaar. Met gevaar bedoelen ze voor anderen en uzelf. Het elkaar begroeten met een licht- of geluidssignaal is géén dreigend gevaar en mag dus niet. De vrachtwagenchauffeur met een lichtsignaal laten weten dat hij u voorbij is mag ook niet.
Militaire colonne: Een militaire colonne bestaat altijd uit motorvoertuigen. Het eerste voertuig van een militaire colonne dient zich te gedragen als een normaal voertuig. 57
Zodra de colonne bij een kruising is begonnen met oversteken mogen andere bestuurders de colonne niet meer doorsnijden. Als het eerste voertuig een groen verkeerslicht is gepasseerd mogen de volgvoertuigen blijven volgen. Ook al is het verkeerslicht op rood gesprongen. Herkenningstekens van een militaire colonne:
Erven Kenmerken van een Erf:
− Geen trottoirs, fietspaden of voetpaden. − Veel bloembakken, drempels en speeltoestellen. − Voetgangers en kinderen mogen de gehele weg gebruiken. − Al het rijdend verkeer heeft hier een ondergeschikte rol.
Bord 1
Bord 2
Als men erf binnen gaat, dan treft men het volgende bord 1 aan. Bij erf verlaten treft men bord 2
Binnen een erf geldt een maximumsnelheid van 15 km/uur. (stapvoets) Parkeren in een erf: mag u binnen een erf uitsluitend in de parkeervakken.
Verlaten van een Erf: Situatie 1 Als u een erf verlaat dan is deze meestal ingericht als een uitrit. Situatie 2 Als een uitgang van een erf niet is ingericht als een uitrit, dan gelden de normale voorrangsregels.
58
Rotondes: Een rotonde is een rondlopende weg met zijwegen van rechts. Een rotonde kun je aantreffen met gelijkwaardige kruispunten, maar ook met voorrangskruispunten.
Voordelen van Rotondes:
− Zorgen voor een vlotte en veilige verkeersafwikkeling. − Zorgen voor een betere veiligheid, omdat de snelheid lager ligt. − Beter overzicht. (Ten opzichte van een kruispunt.)
Hoe moet u de richtingaanwijzer gebruiken op een rotonde?. 1- Het is bestuurders toegestaan vlak voor of op rotondes rechts in te halen. 2- Het is bestuurders van een motorvoertuig en bromfietsers die de rijbaan volgen, toegestaan vlak voor of op rotondes anders dan aan de rechterzijde van de rijbaan te rijden.
Spoorwegovergang: Er bestaan twee soorten spoorwegovergangen te weten: Een beveiligde spoorwegovergang is beveiligd met slagbomen, lichten en belgerinkel. Een onbeveiligde spoorwegovergang is alleen beveiligd met lichten en belkel. Wordt bijna nooit meer toegepast.
Overweg lichten:
59
60
LES 12 Erven, Rotondes en spoorwegovergangen: Erven: Kenmerken van een erf;
− Geen trottoirs, fietspaden of voetpaden. − Veel bloembakken, drempels en speel-toestellen. − Voetgangers en kinderen mogen de gehele weg gebruiken. − Al het rijdend verkeer heeft hier een ondergeschikte rol. Als men erf binnen gaat, dan treft men het volgende bord aan.
Als men erf binnen verlaat, dan treft men het volgende bord aan.
Maximumsnelheid: Binnen een erf geldt een maximumsnelheid van 15 km/uur. (stapvoets) Parkeren: Parkeren mag u binnen een erf uitsluitend in de parkeervakken. Het verlaten van een erf: Als u een erf verlaat dan is deze meestal ingericht als een uitrit. (situatie 1) Als een uitgang van een erf niet is ingericht als een uitrit, dan gelden de normale voorrangsregels. (situatie 2)
61
Rotondes: Wat is een rotonde.?. Een rotonde is een rondlopende weg met zijwegen van rechts. Een rotonde kun je aantreffen met gelijkwaardige kruispunten, maar ook met voorrangskruispunten. Een rotonde is herkenbaar aan de volgende borden.
Voordelen van een Rotonde:
− Zorgen voor een vlotte en veilige verkeersafwikkeling. − Zorgen voor een betere veiligheid, omdat de snelheid lager ligt. − Beter overzicht. (Ten opzichte van een kruispunt.)
Uitzonderingen van verkeersregels op een rotonde Op een rotonde gelden 2 uitzonderingen ten aanzien van de verkeersregels. Het is bestuurders toegestaan vlak voor of op rotondes rechts in te halen. Het is bestuurders van een motorvoertuig en bromfietsers die de rijbaan volgen, toegestaan vlak voor of op rotondes anders dan aan de rechterzijde van de rijbaan te rijden. Als u hier de rotonde nadert OF op de rotonde rechtsaf slaat moet de fietser stoppen voor de auto. (De rechtdoorregel geldt hier dus niet) Deze voorrangssituatie op de rotonde noemen ze uit de voorrang.
62
Hier mag de fietser eerst, omdat u een voorrangsbord nadert. Deze voorrangssituatie’s op de rotonde noemen ze in de voorrang.
Hier mag de fietser eerst, omdat de fietser rechtdoor gaat op dezelfde weg waar u op afslaat. (rechtdoorregel) Dit is een rotonde met gelijkwaardige kruispunten. Dit soort rotondes treft men bijna nooit meer aan. De voorrangsregels zijn uiteraard hetzelfde als bij gelijkwaardige kruispunten.
63
Spoorwegovergangen: Extra waarschuwingen Spoorwegovergang Voordat we bij een spoorwegovergang aankomen kunnen we verschillende tekens tegenkomen, om ons te waarschuwen voor een spoorwegovergang. 64
65
Les 13 Verkeersinzichtelijke zaken: Aquaplanning: Het begrip aquaplaning houdt in dat er een waterlaag tussen de band en het wegdek ontstaat. Daardoor kan de auto in een slip geraken. Hoe minder profiel er op een band zit in combinatie met een hogere snelheid kan er vlugger aquaplaning ontstaan. Voldoende profiel op een band zorgt voor een vluggere waterafvoer.
Weerstand Alle voorbeelden die hieronder staan vermeld zijn gemeten bij 100 km/uur. Hoeveel kost dat?. − − − − − −
Fietsen achterop uw auto bevestigd; tot 30% Fietsen op het dak van uw auto bevestigd; tot 30% Een skibox op het dak van uw auto bevestigd; tot 30% Beide voorportierramen half open; tot 10% Lading. per 100 kg 1 liter brandstof extra op 100 kilometer Ook stroomverbruiker kost brandstof. Airconditioning kost circa 10 tot 20% meer brandstof Achteruit verwarming ca 3 tot 5% meer brandstof
Ook bandspanning als die te laag is leidt tot 2 a 3% meer brandsof verbruik. U hoeft de percentage’s brandstof die de auto meer verbruikt niet op het theorie-examen te kennen, wel of de handeling meer of minder brandstof kost.
Koude Motor: De motor van de auto verbruikt het meest als hij koud is. Daarom is het vaak verstandig om u zelf eens af te vragen, heb ik de auto wel nodig. Als de motor koud is verbruikt de auto bijna 2 maal zoveel brandstof. Het verbruik daalt pas nadat de motor warm wordt. Ook is de slijtage van de motor het hoogst als hij koud is. uw motor, is in koude toestand zeer schadelijk voor milieu.
Ook het stationeer draaien van
Tip; als de ramen van uw auto in de winter bevroren zijn, dan is het ook beter om eerst u ramen schoon te maken en dan pas de auto te starten en rustig weg te rijden.
Zuinig rijden: − − − −
Als u gaat autorijden, rij dan na het starten meteen rustig weg. Dus niet plankgas. Houdt uw rechtervoet onder controle. Schakel tijdig over naar een hogere versnelling. 66
− Houdt afstand, zodat u minder vlug hoeft te remmen en de snelheid constant blijft. − Als u langer dan 1 minuut moet wachten kunt u de motor beter uitzetten. − Om u hier aan te herinneren hebben ze bij bruggen borden geplaatst. Hier moet u dan ook de motor uitzetten.
Cruise controle: Een cruise control is niet standaard op elke auto. Als men de cruise control aanzet dan houdt deze de snelheid constant bij wisselende omstandigheden, (hellingen, dalingen, tegenwind, etc). dit heeft als voordeel dat de auto minder brandstof verbruikt. Andere voordelen van de cruise control zijn: Uiteraard brandstofbesparing, maakt autorijden comfortabeler (rust), constante snelheid.
67
Zitplaatsen: Passagiers mogen alleen vervoert worden op een echte zitplaats die bedoeld is voor gebruik door volwassenen. Vervoeren van kinderen korter dan 1.35 m Die moeten vervoerd worden op voor hen kinderbeveiligingsmiddel (kinderstoel) die met de autogordel vastgezet kan worden. is airbag aanwezig op die plaats dan mogen ze niet vervoerd worden op een kinderzitje die achterwaarts is geplaatst.
Voorrang verlenen: Betrokken bestuurders in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen.
Onnodig geluiden: Het verboden onnodig geluid te maken zowel met de motor als claxoneren.
Slepen: De maximale sleep lengte mag niet > 5 meter (afstand tussen de twee voertuigen) Motorrijtuigbelasting: Door de eigenaar zijn verplicht te voldaan afgezien van het rijden of stilstaan van de motorrijtuig.
Zitplaatsen: Passagiers mogen alleen vervoert worden op een echte zitplaats die bedoeld is voor gebruik door volwassenen. Vervoeren van kinderen korter dan 1.35 m Die moeten vervoerd worden op voor hen kinderbeveiligingsmiddel (kinderstoel) die met de autogordel vastgezet kan worden. is airbag aanwezig op die plaats dan mogen ze niet vervoerd worden op een kinderzitje die achterwaarts is geplaatst.
Autogordels: Bestuurder en passagiers voor en achter zijn verplicht autogordel te gebruiken tijdens het rit.
W.A. verzekering: Alle motorvoertuig zijn verplicht W.A. verzekerd te zijn.
Overtreding: Kleine overtredingen zoals door de rood rijden, foutparkeren, iets te hard rijden. Kleine overtredingen worden in het algemeen met een geldboete afgedaan (wet mulder). Hier wordt geen proces verbaal opgemaakt. Het kan ook geseponeerd worden. Seponeren (niet tot verder vervolg overgaan)
Misdrijf: Als de begane overtreding ernstig is dit zijn ernstig strafbaar die soms tot gevangenisstraf kan oplopen zoals rijden onder invloed, drugs, medicijnen verlaten van het plaats van ongeval rijden tijdens ontzegging van rijbevoegdheid en joyriding. Misdrijven worden met een schikking, transactievoorstellen (afgedaan) of volgt een dagvaarding (voor de rechter verschijnen).
68
Kentekenbewijs: Het wordt uitgegeven door de RDW en het bestaat uit: − Deel IA: technische gegevens (kentekennummer, type, massa ..etc geheellevensduur geldig) − Deel IB: tenaamstellingbewijs (NAW gegevens geldig van koop tot verkoop) − DeelII : Overschrijvingsbewijs (koop en verkoop goed bewaren) Ongeldig verklaring, invordering, schorsing rijbewijs Het is verboden motorrijtuig te besturen indien het rijbewijs; A. ongeldig verklaard (om nieuw te krijgen rijles nemen en examen afleggen) B. Ingevorderd is De geldigheid is geschorst (in geval b en c mag je alleen rijproef rijden om je rijvaardigheid te testen).
Ontzegging van de rijbevoegdheid: dit gebeurd door de rechter. Als het gebeurd dan mag je geen enkel voertuig met een motor rijden (ook geen brom- snorfiets, je mag ook geen rijles nemen of examen afleggen).
Rijden onderinvloed (alcohol, medicijnen of drugs) is zeer verboden Joyriding (zonder toestemming een motorrijtuig van een ander op de weg te rijden) is verboden.
Onjuist inlichtingen: Het is verboden onjuist gegevens of inlichtingen te geven bij het verkrijgen van rij- of kenteken bewijs.
De Motorrijtuigen heeft twee soorten eisen:
Permanenteisen: Apk, verzekering, wegenbelasting, reflectoren en kentekenplaat.
Gebruikerseisen: zijn eisen aan de auto tijdens het rijden : … − Toeter, remmen, ruitenwissers, banden profiel. − Bestuurder is aansprakelijk voor de gebruikerseisen. − Eigenaar/houder is aansprakelijk voor de permanent eisen.
69
Leesbaarheid kenteken: kentekenplaat moet goed leesbaar zijn en mag er geen wijziging of tekens aangebracht worden.
Identiteit bestuurder: de eigenaar van een auto is verplicht de identiteit van de bestuurder van zijn auto tijdens de misdrijf binnen 48 uur bekend te maken.
Stoppen, Stilstaan en Parkeren: Stoppen
Gedwongen stoppen Bij rood licht. (Zodra dat er verkeersnoodzaak is dan is het stoppen)
Stilstaan
Vrijwillig stoppen bestuurder bepaalt de locatie (onmiddellijk in- en uitstappen of laden/lossen)
Parkeren
Alles behalve stoppen en stilstaan. Als je de weg vraagt ben je ook geparkeerd, ook alle andere stop gedragingen zijn parkeren.
Stilstaan en parkeerverbod: Verbod stilstaan
Parkeerverbod
− Kruispunten/ Overweg/ Berm
− Waar stilstaan verboden is.
− Fietsstrook of rijbaan langs fietsstrook − VOP of binnen 5 meter ervan
− Kruispunten en tot 5 m ervan − Voor een in- /uitrit
Bij een bord bushalte langs de blokmarkering anders in een straal van 12 meter van het bord. Behalve onmiddellijke in- en uitstappen passagiers. 70
− in een tunnel
− Bubeko op een rijbaan van een voorrangsweg
− de rijbaan naast de bushalte Langs een geel doorgetrokken streep … − Niet langer dan de tijd die nodig is voor het onmiddellijk in en uitladen van goederen
− Op een parkeerplaats tot zover zijn auto niet behoort tot de categorie op het bord − Niet dubbel parkeren
Art 25 Parkeerschijf zone: Wie mag bij parkeerschijf zone parkeren? − Motorvoertuigen met meer dan 2 wielen (het is niet toegestaan voor motoren). − Motorvoertuigen met een geldig gehandicapte kaart. In een parkeerzoneschijf is het verboden om te parkeren behalve op parkeerplaatsen die zodanig zijn aangeduid of aangegeven of van een blauwe streep voorzien. Bij de blauwe streep mag de motorvoertuigen met meer dan 2 wielen pas parkeren mits een parkeerschijf wordt opgevoerd met de begintijd en waar de parkeertijd niet de aangegeven tijd op het bord niet overschrijdt (max 2 a 3 uurtjes).
Parkeren in de woonerf: Je mag alleen op eigenterrein of op de voor parkeren bestemd plaatsen parkeren.
Art 26 Wie mag parkeren op een invalide parkeerplaats?
− Gehandicapt voertuig − Motorvoertuigen met meer dan 2 wielen en een geldig gehandicapte kaart − Een bepaalde MVT als het gereserveerd is (kenteken staat op het bord).
Art 27 Parkeren van Fiets, Snorfiets en Bromfiets Die mogen worden geplaatst op het trottoirs, voetpad of op de berm dan wel op de andere door het bevoegde gezag aangewezen plaats.
NB: Gehandicapte voertuig mag overall rijden behalve op het ruiterpad. Plaats op de weg: 71
1- Voetgangers Voetgangers moeten gebruik maken van het territoir of voetpad. Als die ontbreken, moeten ze gebruik maken van het fietspad. Bij afwezigheid van dat allemaal moeten ze gebruik maken van de berm anders uiterste rechtsgedeelte van de rijbaan. NB als voetgangers kolonie, optocht of uitvaartstoet vormen dan mogen ze de rijbaan gebruiken ze zijn gelijkgesteld aan wagens.
2- Fietsers: A. Verplicht fietspad B. Bij afwezigheid van verplicht fietspad, kunnen ze gebruikmaken van de rijbaan C. Zij mogen gebruikmaken van onverplicht fietspad D. Fietsers op > dan 2 wielen of een fietskar breder dan 0.75 m mogen de rijbaan gebruiken
3- Bromfietsers: Max snelheid 40 km/uur A. Verplicht fietspad B. Bij afwezigheid van verplicht fietspad, kunnen ze gebruikmaken van de rijbaan C. Zij mogen gebruik maken van onverplicht fietspad met een uitgeschakelde motor Bromfietsen op meer dan 2 wielen, of met een fietskar breder dan 0.75 meter mogen de rijbaan gebruiken.
4- Snorfiets: dit is een bromfiets met een snelheid niet groter dan 25km/uur. Qua plaats op de weg is het gelijkgesteld aan bromfietsers.
5- Gehandicapte voertuigen: Dit zijn niet breder dan 1.10 m met of zonder motor, max snelheid 40 km/uur Bestuurder van Geh.vt gebruiken de trottoirs, voetpad en fietspad of de rijbaan.
6- Ruiters: Zij gebruiken ruiterpad Als ruiterpad ontbreekt, gebruiken zij de berm of de rijbaan.
Verboden in te halen:
− Het is verboden een voertuig vlakvoor op een VOP in te halen. − Inhaal verbod geldt ook voor: 72
o Vlak voor het hoogste punt van een helling. Vlak voor een onoverzichtelijk pocht.
Op rijden van een kruispunt: Een kruispunt = 2 wegen die elkaar kruisen. Bestuurders mogen een kruispunt niet blokkeren. Zij moeten dus kijken of ze het kruispunt in een keer kunnen voorbij
Voorwaarden van oprijden van een kruispunt:
− In een keer kan worden doorgereden. − De bestuurder kan zich tussen de verkeersstromen opstellen (middenberm). − VOP mag ook niet geblokkeerd worden.
Snelheid weggebruikers: 1- Soort weggebruiker
Max. snelheid BiBeKo
Max. snelheid BuBeKo
2- Voetganger
Onbepaald
Onbepaald
3- Bestuurder 1. Wagen/ on-/bespanen
Onbepaald
Onbepaald
Onbepaald
Onbepaald
Onbepaald
Onbepaald
25 km/uur
25 km/uur
30 km/uur
40 km/uur
30 km/uur
40 km/uur
45 km/uur
45 km/uur
25 km/uur
25 km/uur
2. Ruiters en geleiders 3. Fietsers 4. Snorfiets 5. Bromfiets 6. Gehand. VT 7. Bromobiel Traktor 73
Weggebruiker 1. 2. 3. 4.
Motor VT Autobus Vrachtauto MVT met aanhanger
BiBeKo 50 km/uur 50 km/uur 50 km/uur 50 km/uur
BuBeKo
Autoweg
autosnelweg
80 km/uur 80 km/uur 80 km/uur 80 km/uur
100 km/uur 80 km/uur
120 km/uur 80 /100 TCar 80 km/uur
2 seconden regel: Als de voertuig voor u remt dan zal die niet in eens stillenstaan. Als vuistregel moet u die afstand houden die uw voorlegger in 2 seconden kan afleggen. Deze afstand heeft 2 seconden regel en die geldt bij goede weers- en wegomstandigheid. De afstand wordt gemeten door 21 … 22 te tellen. Berekenen van de afstand van 2 sec regel als volgt: Voorbeeld; 80km /uur = 80 000 m per 3600 seconden dus per seconden is de afstand 80 000 / 3600 = 22.2 meter 2 seconden regel afstand = 2 x 22.2 = 44,4 meter of vuistregel: snelheid / 10 x 3 80 km / 10 x 3 = 24 meter
Afstand waarbij de richtingwijzer moet aangedaan worden: autosnelwegen op ca 300 meter Bubeko en 70 km/uur wegen op 200 meter van de kruispunt Bibeko (50 km) wegen ca 100 meter . woonstraten ca 50 meter
verlichting tijdens het rijden Wanneer moeten bestuurders van MVT (mvt, BF, SF, Geh. VT) dimlicht voeren: − Overdag als het zicht ernstig wordt belemmerd − Bij nacht Wanneer is het verboden grote licht te voeren?. o Bij dag ……………………………………………………………………………… − Bij tegenkomen van weggebruiker …………………………………… Bij kort afstand achter Voertuig …
Wat voor licht moet aanhangwagens voeren? − Achterlicht − Kentekenplaatlicht − Indien verplicht stadslicht 74
mistlicht: ……………………………………………………………………………… Dit wordt aan de voorzijde van MVT of gehandicapte voertuig gevoerd. NB bij examen als ze over mistlicht hebben dan hebben ze over voorzijde.
Wanneer mag je mistlicht (voorzijde) voeren? Regen Mist Sneeuw val In voorstaande gevallen als de zicht ernstig belemmerd wordt. Zicht < dan 200 meter
Wanneer mag je mistlicht (achterzijde) voeren? Mist Sneeuw val In voorstaande gevallen als de zicht ernstig belemmerd wordt. Zicht < dan 50 meter NB. Bij regen is het verboden achter mistlicht aan. Verlichting van fietsers en wagens (bespannen “door een dier voortbewogen” of onbespannen “door mens getrokken en geduwd worden) Wat voor verlichting moeten ze voeren? Voor + achterverlichting overdag indien het zicht wordt ernstig belemmerd en in de nacht.
NB verlichting Gehandicaptenvoertuig Op het moment van rijden op het trottoirs, voetpad, oversteekt van de ene naar het andere voetpad of trottoirs zijn de Geh. Voertuigen gelijkgesteld aan voetgangers en hoeven ze geen verlichting te voeren. Wat voor verlichting moeten volgende weggebruikers voeren? − Ruiters, − Geleiders van rijdieren − Geleiders van trekdieren − Geleiders van Vee Die moeten een lantaarn meevoeren die naar voren wit of geellicht geeft en naar achter roodlicht Dat moeten ze bij nacht en bij dag als de zicht ernstig wordt belemmerd.
Laagstaande zon ……………………………………………………………………………… Bij een laagstaande zon is het verstandig om dimlicht te voeren. Denk eraan dat tegemoetkomend verkeer moeite zal hebben om jou te zien, als jij de laagstaande zon in je rug hebt. Als je dimlicht voert zien ze je eerder.
75
voor laten gaan van invaliden en voetgangers Voetgangers Voetgangers doen niet mee aan de voorrangsregeling. We hebben het bij voetgangers altijd over voor laten gaan. Voetgangers zijn ook skeelers, lopen met de fiets aan de hand, lopen met een kruiwagen, lopen met een kinderwagen, naast een motor lopen enz.
We laten voetgangers voorgaan als: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
11. 12.
Wij uit een uitrit komen. Wij uit een uitrit komen. Wij in de inrit rijden. Je uit een erf komt Je een erf inrijdt. We een V.O.P. naderen. (voetgangers oversteek plaats ook wel zebrapad genoemd) We zien dat er een tram stopt en er willen voetgangers in- of uitstappen terwijl er geen vluchtheuvel bij de halte ligt. De voetgangers rechtdoor op dezelfde weg gaan. (buik of rug, gas terug) De verkeerssituatie “vast” staat. De voetganger gelegenheid geven om van de situatie gebruik te maken. (afstand houden, kruispunt niet blokkeren. Voetgangers met een witte stok met daarop een of meerdere rode ringen, kunnen niet goed of helemaal niets zien. Als ze te kennen geven over te willen steken (door middel van de stok horizontaal te brengen of er mee heen en weer te zwaaien) geven we ze de gelegenheid om ongehinderd over te steken. Blinden kunnen schrikken als je te laat stopt of als je met het gas speelt! Gehandicapten personen die het trottoir gebruiken volgen de regels van voetgangers.
Wanneer mag je rechts inhalen?. Er zijn 5 uitzonderingen op de regel links inhalen. Rechts inhalen mag; − Wanneer een bestuurder heeft voorgesorteerd om linksaf te gaan, moet je rechts inhalen (linksaffers); − Wanneer je een tram wilt inhalen; − Wanneer je in een file rijdt; − Wanneer je je rechts van een blokmarkering bevindt. − Wanneer je op de fiets zit; Wanneer je rechts inhaalt moet je vooral goed opletten op fietsers en bromfietsers!
76