Specifieke technieken – Elektrische installaties Deel II: Technische specificaties
INHOUD Bijlage D-12 INHOUDSOPGAVE
4.
SECUNDAIR DISTRIBUTIENET
1
4.1.
Algemeen ..........................................................................................................1
4.2.
Berekeningsbasis en prestaties ........................................................................1
4.3.
Elektrische leidingen .........................................................................................2
4.3.1.
Algemeen............................................................................................................ 2
4.3.2.
Moeilijk ontvlambare kabels ................................................................................ 2
4.3.3.
Brandvertragende kabels .................................................................................... 3
4.3.4.
Brandvertragende, halogeenvrije kabels ............................................................. 3
4.3.5.
Brandvertragende en brandbestendige kabels .................................................... 4
4.3.6.
Brandvertragende, brandbestendige, halogeenvrije kabels ................................. 4
4.3.7.
Kabelcodering ..................................................................................................... 5
4.3.8.
Aansluitingen....................................................................................................... 5
4.4.
Omloop en soort kabels ....................................................................................6
4.4.1.
Tussen de hoofdverdelers en de onderverdelers van de secundaire distributie... 6
4.4.2.
Signalisatie van overgang naar "noodvoorzieningsnet" ....................................... 6
4.4.3.
Secundair distributienet....................................................................................... 6
4.5.
Controle en tests ...............................................................................................7
4.6.
Omvang van de werkzaamheden......................................................................7
MP\910532NL.doc
Specifieke technieken – Elektrische installaties Deel II: Technische specificaties
4.
Secundair distributienet
4.1.
Algemeen
De distributienetten omvatten alle elektrische leidingen die elektriciteit verdelen via de volgende netten: -
Normaal
- No-break
- Normaal/noodvoorziening
Het primaire distributienet omvat alle elektrische leidingen tussen -
de hoofdverdelers en de onderverdelers van de secundaire distributie (TDE).
Het secundaire distributienet omvat alle elektrische leidingen tussen -
de onderverdelers van de secundaire distributie (TDE) en de uitrusting; de stuurstroomkasten voor de verlichting, de armaturen en de bedienings- en aansluitingshulpstukken; de vloerkasten en -contactdozen.
4.2.
Berekeningsbasis en prestaties
Deze kabels worden gedimensioneerd op basis van − − − − −
de soort kabel en de plaatsingsomstandigheden; de toelaatbare stroomsterkte; spanningsdalingen tijdens de werking en bij het starten; de toelaatbare aanrakingsspanning; de kortsluiting tussen L en tussen L en PE.
De doorsnede van de neutrale geleider is identiek aan die van de gewone geleiders. De PEgeleider moet zowel voor afgeschermde als voor niet-afgeschermde kabels in de kabel geïntegreerd worden en over de hele lengte een gele/groene mantel krijgen. De spanningsval in de kabels bedraagt minstens: −
in nominale bedrijfstoestand · · ·
4% voor de primaire distributienetten van de onderverdelers van de verdiepingen; 2% voor de secundaire distributienetten van de verlichtingsstroomkringen; 3% voor de secundaire distributienetten van de laagspanningsstroomkringen of de stuurstroomkringen.
Voor brandbestendige kabels wordt de doorsnede berekend voor een omgevingstemperatuur van 900 °C en een toelaatbare spanningsval van 15%. Voor de stroomkringen die stroom leveren aan alle vochtige ruimten, keukens en alle ruimten met brandgevaar bedraagt de aanraakspanning 25V.
Specifieke technieken – Elektrische installaties Deel II: Technische specificaties
4.3.
Elektrische leidingen
4.3.1.
Algemeen
De kabels worden geplaatst en aangesloten volgens de door de fabrikant vastgestelde installatievoorwaarden. Voor laagspanningskabels bedraagt de kromtestraal minstens 15 keer de buitendiameter van de kabel. De kabels worden geplaatst met voldoende speling om een geprefabriceerd kabeleinde te kunnen plaatsen. De bevestiging van de kabel aan beide uiteinden moet zo gebeuren dat geen mechanische kracht wordt uitgeoefend op de aansluitingen. Kabels moeten altijd afgerold worden bij een omgevingstemperatuur boven 5 °C. De trekkracht bij de plaatsing van de kabels mag nooit de door de fabrikant bepaalde waarden overschrijden. 4.3.2. 4.3.2.1. −
− − −
Laagspanningskabels
EXVB conform NBN C 33-322 - 1kV koperen geleiders, isolatie in chemisch vernet polyethyleen, buitenmantel in pvc (zwart). VTMB (H05VV-F) conform NBN HD 021 - 1 tot 3 - 500 V buigzame koperen geleiders, pvc-isolatie, buitenmantel in pvc (wit) CTLB (H05RN-F) CONFORM NBN HD 022 - 1 TOT 4 - 500 V buigzame koperen geleiders, rubberen isolatie, buitenmantel in rubber (zwart) CTMB (H07RN-F) conform NBN HD 022 - 1 tot 4 - 750 V buigzame koperen geleiders, rubberen isolatie, buitenmantel in rubber (zwart)
4.3.2.3. −
Referentiedocumenten
NBN C 30-004 F1 - moeilijk ontvlambaar.
4.3.2.2. −
Moeilijk ontvlambare kabels
Geïsoleerde geleider
VOB (H07V-U of R) conform NBN HD 021 - 1 tot 3 - 750 V.
4.3.2.4.
Telefonie- en telecommunicatiekabel
−
TWAVB conform NBN HD 627 doorsnede K - 150 V enkelstrengige koperen geleiders (gemonteerd per paar), PE-isolatie, wapening, buitenmantel in pvc (grijs).
−
TPVF 0,6 enkelstrengige koperen geleiders, PE-isolatie, gefaradiseerd per paar, buitenmantel in pvc (wit)
Specifieke technieken – Elektrische installaties Deel II: Technische specificaties
4.3.2.5. −
LIYCY - 300 V buigzame koperen geleiders, pvc-isolatie, faradisatiestreng, buitenmantel in pvc (grijs)
4.3.3. 4.3.3.1. −
−
−
−
−
4.3.4.1. − − −
Telefonie- en telecommunicatiekabels
Controle-, stuur- en signaalkabels
SVAVB-F2 conform NBN 759 - 1 kV koperen geleiders, pvc-isolatie, wapening, buitenmantel in pvc (grijs) SVV-F2 conform CEI 60 189-1 - 150 V koperen geleiders, pvc-isolatie, buitenmantel in pvc (grijs).
4.3.4.
−
Laagspanningskabels
VVT-F2 conform CEI 60189 - 1 en 2 en Belgacom enkelstrengige koperen geleiders (gemonteerd per paar), pvc-isolatie, buitenmantel in pvc (grijs). TPVF-F2 conform CEI 60 189 - 1 en 2 enkelstrengige koperen geleiders, pvc-isolatie, gefaradiseerd per paar, buitenmantel in pvc (grijs).
4.3.3.4. −
Referentiedocumenten
EVAVB-F2 conform C 33-121 - 1 kV koperen geleiders, pvc-isolatie, wapening, buitenmantel in pvc (zwart) XFVB-F2 conform NBN IEC 502 NAD - 1 kV koperen geleiders, isolatie in chemisch vernet polyethyleen, wapening, buitenmantel in pvc (grijs). XVB-F2 conform NBN IEC 502 NAD - 1 kV koperen geleiders, isolatie in chemisch vernet polyethyleen, buitenmantel in pvc (grijs).
4.3.3.3. −
Brandvertragende kabels
NBN C 30-004 F2 - brandvertragend.
4.3.3.2. −
Controle-, stuur- en signaalkabels
Brandvertragende, halogeenvrije kabels Referentiedocumenten
NBN C 30 - 004 F2: CEI 61034 - 1 en 2 en HD 606 - 1 en 2: CEI 60754 - 2 en HD 602: brand NFX70 - 100 of pr EN 50267 - 1 en 2:
brandvertragend rookopaciteit corrosiviteit van de gassen die vrijkomen bij rooktoxiciteit
Specifieke technieken – Elektrische installaties Deel II: Technische specificaties
4.3.4.2. −
−
XFGB - F2 conform NBN IEC 502 NAD - 1 kV koperen geleiders, isolatie in chemisch vernet polyethyleen, wapening, buitenmantel in halogeenvrij thermoplastisch materiaal (groen). XGB - F2 conform NBN IEC 502 NAD - 1 kV koperen geleiders, isolatie in chemisch vernet polyethyleen, buitenmantel in halogeenvrij thermoplastisch materiaal (groen).
4.3.5. 4.3.5.1. − − −
4.3.6.1. − − −
Referentiedocumenten
Laagspanningskabels
Elektrische leidingen met minerale isolatie conform NBN 693
4.3.6.
−
Brandvertragende en brandbestendige kabels
NBN C 30 - 004 F2: brandvertragend NBN C 30 - 004 F3: brandbestendig (behoudt elektrische functie) NBN 713 020 A3: 1 uur of 1,5 uur brandbestendig (behoudt intrinsieke functie)
4.3.5.2. −
Laagspanningskabels
Brandvertragende, brandbestendige, halogeenvrije kabels Referentiedocumenten
NBN C 30 - 004F2: CEI 61034 - 1 + 2 en HD 606 - 1 en 2: CEI 60754 - 2 en HD 602: NFX70 – 100:
4.3.6.2.
brandvertragend rookopaciteit corrosiviteit van de gassen die vrijkomen bij brand rooktoxiciteit
Laagspanningskabels
1 uur brandbestendig − EmXGB conform NBN C 33 - 134 - 1 kV NBN 713 020 A3 (behoudt intrinsieke functie) koperen geleiders, mica bandelement, isolatie in chemisch vernet polyethyleen, buitenmantel in halogeenvrij thermoplastisch materiaal (blauw) −
1,5 uur brandbestendig EmGGB conform NBN C 33 - 134 - 1 kV NBN 713 020 A3 (behoudt intrinsieke functie) NBN C 30 - 004 F3 (behoudt elektrische functie) koperen geleiders, mica bandelement, isolatie in halogeenvrij thermoplastisch materiaal, buitenmantel in halogeenvrij thermoplastisch materiaal (blauw).
Specifieke technieken – Elektrische installaties Deel II: Technische specificaties
4.3.6.3. −
−
Signaalkabels
1 uur brandbestendig SmXGB conform NBN C 33-134 NBN 713 020 A3 (behoudt intrinsieke functie) zelfde type als EmXGB. 1,5 uur brandbestendig SmGGB conform NBN C 33-134 NBN 713 020 A3 (behoudt intrinsieke functie) NBN C 30-004 F3 (behoudt elektrische functie) zelfde type als EmGGB.
4.3.7.
Kabelcodering
Alle kabels worden gecodeerd met behulp van een coderingssysteem in onverwoestbaar kunststof dat permanent aan de kabels bevestigd wordt. Deze codering moet aangebracht worden − − − −
op de uiteinden van de kabels; telkens als een kabel een wand doorkruist; telkens als een kabel van richting verandert; in een rechte lijn om de 20 meter (in kabelgoten om de 10 meter).
Dit coderingssysteem bevat verschillende kleuren voor de verschillende distributienetten (hoogspanning, laagspanning normaal, laagspanning noodvoorziening, laagspanning no-break, branddetectie enz.). Het kabelnummer wordt op het coderingssysteem vermeld en stemt overeen met het nummer in de lijsten met kabels die integraal deel uitmaken van de uitvoeringsstukken.
4.3.8.
Aansluitingen
De uiteinden van de geleiders zijn voorzien van kabelschoenen of vertinde en gekrimpte kabelklemmen. Die kabelschoenen en -klemmen worden geplaatst met behulp van een tang die afgestemd is op de drukbegrenzing. Wanneer aluminiumkabels aangesloten moeten worden op koperen rails, moet gebruikgemaakt worden van bimetalen klemmen die met een diepe ponstang op de geleiders van de kabel gekrimpt worden. De voorwaarden voor de aansluiting hebben betrekking op alle eventuele aanpassingen van de uitrusting om de kabels te kunnen aansluiten, de interne aansluiting van de uitrusting en de aansluiting van de geleiders van de inkomende of uitgaande kabel.
Specifieke technieken – Elektrische installaties Deel II: Technische specificaties
4.4.
Omloop en soort kabels
4.4.1.
Tussen de hoofdverdelers en de onderverdelers van de secundaire distributie.
"Normaal" net De primaire distributie tussen de laagspanningshoofdverdelers en de onderverdelers voor de secundaire distributie verloopt via een kabel van het type XVB-F2, die in een nieuwe kabelgoot geplaatst wordt. "Normaal"/"Noodvoorzieningsnet" De primaire distributie tussen de hoofdverdelers voor het normale/noodvoorzieningsnet en de onderverdelers voor de secundaire distributie verloopt via een kabel van het type XVB-F2, die in een nieuwe kabelgoot geplaatst wordt. "No-break" net De primaire distributie tussen de hoofdverdelers voor het no-break net en de onderverdelers voor de secundaire no-break distributie verloopt via een kabel van het type XVB-F2, die in een nieuwe kabelgoot geplaatst wordt. Deze leidingen zijn van het type XFVB-F2 en worden in nieuwe kabelgoten geplaatst. 4.4.2.
Signalisatie van overgang naar "noodvoorzieningsnet"
Elke kabel voor het normale/noodvoorzieningsnet moet vergezeld worden van een signaalkabel voor de overgang naar het noodvoorzieningsnet. Die signalisatie maakt het mogelijk om de overschakeling op het noodvoorzieningsnet kenbaar te maken aan de door de andere technieken bediende uitrusting. De brandbestendigheid van de signaalkabels is identiek aan die van de overeenkomstige voedingskabels. 4.4.3.
Secundair distributienet
De leidingen zijn gewoonlijk XVB-kabels van het type F2. De minimumdoorsnede van de geleiders bedraagt 2,5 mm². De uitvoeringsmethoden moeten het mogelijk maken om alle geplaatste kabels en geleiders opnieuw te verwijderen. In het geval dat de aansluitblokken van de verlichtingsapparatuur (decoratieve spots) niet voorzien zijn op de aansluiting van een geleider met een doorsnede van 2,5 mm², moet de aannemer een tussenaansluitblok plaatsen met een kabeluitgang met de juiste doorsnede. De upstreamzekering wordt bepaald op basis van deze geleiderdoorsnede. De kabels worden geplaatst in kabelgoten of in buizen, zoals gedefinieerd in het hoofdstuk over het ondersteuningssysteem van de kabels.
Specifieke technieken – Elektrische installaties Deel II: Technische specificaties
De voedingskabels van de verlichting in valse plafonds die niet gedemonteerd kunnen worden, zijn van het type XVB-F2, geplaatst in buizen. De kabels worden aan de ene kant op de verlichtingsarmatuur aangesloten en aan de andere kant monden zij elk afzonderlijk uit in een aftakkast die permanent toegankelijk is, of op de onderverdeler van de desbetreffende verdieping, opdat apparaten gegroepeerd kunnen worden naargelang van de stroomkringen die de indeling vereist. In het dakwerk en op soortgelijke plekken worden kabels van het type XFVB-F2 in buizen gebruikt.
4.5.
Controle en tests
Voordat de kabels onder spanning geplaatst worden, moet eerst een isolatiemeting plaatsvinden. De aannemer maakt de lijst met kabels, aangevuld met de resultaten van de uitgevoerde controles, over aan de bouwondernemer. Alle kabels die blootgesteld zijn aan mechanische belasting, zoals samenpersing, beschadiging, plooien enz. worden vervangen. 4.6.
Omvang van de werkzaamheden
De werkzaamheden omvatten: 1. De levering, plaatsing en aansluiting van alle leidingen, met name:
-
de primaire distributiekringen tussen de hoofdverdelers voor laagspanning, het normale/noodvoorzieningsnet en no-break en de onderverdelers voor de secundaire distributie,
-
de secundaire distributiekringen voor de verlichting, contactdozen en apparatuur op laagspanning van de distributieverdelers tot de eindverdelers
-
de kabels tussen de programmeerkast, de verdelers van het halfrond en de twee regelsystemen
2. Het primaire en secundaire equipotentiaalnet en de signaalverbindingen. 3. Allerhande plaatsings- en aansluitingshulpstukken (connectoren). 4. De thermografietests onder spanning van de op de laagspanningshoofdverdelers geplaatste aansluitpunten en de isolatiecontroles van de kabels. 5. De doorboringen en aansluitingen voor de brandwering in de vloertegels van het halfrond en rechts van de brandvertragende wanden.