Beknopte handleiding geluidsinstallatie
Inhoud 1.
Overzicht van de installatie............................................................................3 1.1.
1.2.
2.
Microfoons.........................................................................................3 1.1.1.
Altaar- en preekstoelmicrofoon................................................3
1.1.2.
Draadloze revers- en handmicrofoon ........................................3
1.1.3.
Solistenmicrofoon ..................................................................3
1.1.4.
Koormicrofoon.......................................................................3
1.1.5.
Sfeermicrofoon......................................................................3
Apparatuur ........................................................................................4 1.2.1.
Kerkversterker en ringleiding ..................................................4
1.2.2.
Opname apparatuur ...............................................................4
1.2.3.
Afspeelapparatuur .................................................................4
1.2.4.
Afstandsbediening voor de afspeelapparatuur............................4
1.3.
Luidsprekerzuilen ...............................................................................4
1.4.
Uitgaande lijnen .................................................................................4
1.5.
Aansluitpunten...................................................................................4
Het afspelen van CD's...................................................................................5 2.1.
Standaard procedure ..........................................................................5
2.2.
Afspelen van voorgeprogrammeerde nummers. .....................................6
2.3.
Gebruik van de afstandsbediening ........................................................6
3.
Het opnemen van CD's..................................................................................7
4.
Concerten in de kerk ....................................................................................8
5.
Beheer van de geluidsinstallatie .....................................................................8
6.
Richtlijnen voor lectoren................................................................................9
7.
6.1.
Voorbereiding ....................................................................................9
6.2.
Het lezen ..........................................................................................9
6.3.
Gebruik van condensator microfoons ....................................................9
Service en onderhoud .................................................................................10 7.1.
Garantie..........................................................................................10
7.2.
Storingen ........................................................................................10
7.3.
Onderhoud ......................................................................................10
7.4.
Spoedeisende reparaties ...................................................................10
© 2005. dialoog church sound
2
Beknopte handleiding geluidsinstallatie
1. Overzicht van de installatie 1.1. Microfoons 1.1.1.Altaar- en preekstoelmicrofoon De altaarmicrofoon staat permanent aan en kan niet worden uitgeschakeld. Middels XLR pluggen zijn deze microfoons permanent aangesloten. Na het aanzetten van de geluidsinstallatie staat de preekstoelmicrofoon nog uit. Deze wordt aangezet door eenmalig op het aan/uit knopje dat op het statief aanwezig is te drukken. Spreekafstand is 10 - 25 cm. Het geluid dat via deze microfoons wordt weergegeven worden harder c.q. zachter indien op een kleinere dan wel grotere afstand van de microfoon gesproken wordt.
1.1.2.Draadloze revers- en handmicrofoon Deze kan op iedere willekeurige plaats in de kerk gebruikt worden. Het signaal van deze microfoon wordt door een draadloze verbinding naar de versterkers geleid. Op de microfoon zit een AAN/UIT schakelaar. Indien de microfoon niet wordt gebruikt dient deze schakelaar in de UIT stand te staan. Dit om leegloop van de batterijen te voorkomen. Als de microfoon aan staat, brandt er een klein rood lampje. Bij het uitschakelen van de microfoon gaat dit lampje na enige seconden uit. Controle batterijen HT 80 handmicrofoon Als de batterijen onvoldoende zijn opgeladen kan het gebeuren dat de geluidskwaliteit langzaam verslechtert of dat het geluid zelfs helemaal wegvalt. Controleer daarom vóór gebruik eerst of het batterijvermogen nog voldoende is. Dit is het geval als direct na het inschakelen van de HT 80 handmicrofoon de rode signaal LED eerst even helder oplicht en vervolgens, na 1 á 2 secondes, gedimd gaat branden. Is dit niet het geval, en blijft de signaal LED na het inschakelen van de microfoon helder branden, dan zijn de batterijen aan het einde van de gebruiksduur en kunnen ze beter vervangen worden.
1.1.3.Solistenmicrofoon Deze wordt gebruikt als extra ondersteuning, b.v. voor een solist uit het koor, of als extra sprekersmicrofoon. De solistenmicrofoon dient te worden aangesloten op het daarvoor bestemde aansluitpunt van het connectorblok vóór in de kerk.
1.1.4.Koormicrofoon Het signaal van deze microfoon wordt niet via de luidsprekers in de kerk weergegeven, maar wordt gebruikt om de koorzang meer op de voorgrond te plaatsen bij CD opnames, via de ringleiding en op de uitgaande lijnen. Voor een goed geluidssignaal dient de microfoon of het koor gericht te zijn. Dit is het geval als het "AKG" typeplaatje naar het koor wijst. De koormicrofoon is niet voorzien van een AAN/UIT schakelaar. Het signaal van deze microfoon is dus permanent op de uitgaande lijnen aanwezig. Met de schakelaar die op de microfoon aanwezig kan het signaal verzwakt worden. Voor normaal gebruik is dit niet nodig en dient de schakelaar op de stand 0 dB te staan.
1.1.5.Sfeermicrofoon De sfeermicrofoon is bedoeld de sfeer in de kerk meer op de voorgrond te plaatsen en bij samenzang de luisteraars van de kerkradio of de kerktelefoon de sfeer in de kerk te laten meebeleven. Evenals de koormicrofoon, wordt ook het signaal van deze microfoon niet via de luidsprekers in de kerk weergegeven, maar alleen op de uitgaande lijnen naar kerkradio, ringleiding en CD opname apparatuur. © 2005. dialoog church sound
3
Beknopte handleiding geluidsinstallatie
1.2. Apparatuur Alle apparatuur is ondergebracht in afsluitbare metalen 19 inch racks. Met de daartoe bestemde schakelaar kan de gehele installatie in één keer wordt aangezet.
1.2.1.Kerkversterker en ringleiding In een van de 19 inch racks bevindt zich de kerkversterker zélf en de versterker voor de ringleiding. Dit rack is permanent afgesloten.
1.2.2.Opname apparatuur Met de CD brander TASCAM CD-RW 700 kunnen geluidsopnames van vieringen op een CD worden gezet. Het cassettegedeelte van dit apparaat is niet aangesloten. De CD brander bevindt zich in het andere 19 inch rack.
1.2.3.Afspeelapparatuur Met de TASCAM CD-A500 speler kunnen zowel cassettebandjes als CD's in de kerk worden afgespeeld. Dit apparaat bevindt zich in hetzelfde 19 inch rack.
1.2.4.Afstandsbediening voor de afspeelapparatuur De CD speler van de geluidsinstallatie kan met de afstandsbediening worden bestuurd. Deze bevindt zich vóór in de kerk. De afstandsbediening is niet draadloos en de XLR plug van het aansluitsnoer dient op het daartoe bestemde punt van het connectorblok te zijn aangesloten.
1.3. Luidsprekerzuilen Via een aantal luidsprekerzuilen wordt het geluid zijn in de kerk weergegeven.
1.4. Uitgaande lijnen Er zijn twee lijnen waarmee het signaal van de kerkversterker naar buiten wordt gebracht: • Een permanente aansluiting ten behoeve van de kerktelefoon. • Een uitgang ten behoeve een telefoonverbinding. Deze wordt kunnen worden gebruikt voor o.a. uitzendingen via de lokale radio. Daartoe is aanwezig: – een XLR aansluitpunt waarop het uitgaande signaal wordt aangeboden. – een standaard telefoonaansluiting. Met een zogenaamde "reportofoon" wordt het XLR aansluitpunt doorverbonden met de telefoonaansluiting.
1.5. Aansluitpunten Vóór in de kerk bevindt zich een blok aansluitpunten (contacten) voor de XLR pluggen van de verschillende signaalbronnen. Dit • • • • •
zijn aansluitpunten voor: altaar, tafel, statief, solisten en koormicrofoons Een reserve-aansluitpunt De ingang voor de afstandsbediening voor de CD speler Een 100 V lijnuitgang voor een extra luidspreker Een ingang voor een elektronisch orgel. Uitsluitend systemen welke middels een zogenaamde DI box galvanisch van geluidsinstallatie zijn gescheiden mogen hierop worden aangesloten.
Op het koor bevinden zich XLR connectoren waarop een koormicrofoon kan worden aangesloten. Een van deze connectors is bedoeld voor een extra koormicrofoon om stereo opnames te kunnen maken.
© 2005. dialoog church sound
4
Beknopte handleiding geluidsinstallatie XLR pluggen worden automatisch vergrendeld zodra ze in een XLR contact worden gestoken. Bij het uitnemen dient daarom de plug eerst ontgrendeld te worden. Hiervoor moet op het metalen knopje gedrukt worden dat zich op de huls van de plug bevindt.
2. Het afspelen van CD's CD's kunnen op de geluidsinstallatie van de kerk worden afgespeeld met de TASCAM CDA500 speler welke zich in het 19 inch rack bevindt.
pr
2.1. Standaard procedure Deze is als volgt. 1. Zet het apparaat aan met de 2. Druk op de toets
POWER
knop
OPEN/CLOSE
De CD lade gaat nu open.
3. Plaats de CD in de lade 4. Druk weer op de toets
OPEN/CLOSE
De CD lade gaat nu dicht. Het eerste af te spelen nummer wordt nu op het weergave venster aangegeven.
5. Druk op de knop 4 PLAY om het afspelen van het eerste nummer te starten. Indien een ander nummer gewenst is kan dit worden gekozen met behulp van de knoppen 9 (vorig nummer) en : (volgend nummer). 6. Als het gewenste nummer bereikt is de knop 4 PLAY drukken..
Het afspelen start nu Een volgend c.q. vorig nummer verschijnt op het weergave venster
Het gekozen nummer wordt afgespeeld.
7. Het geluidsvolume in de kerk kan worden ingesteld met de draaiknop CD SPELER welke zich links boven aan de voorkant van het 19 inch rek bevindt. 8. Na het afspelen de CD weer uit de lade nemen (lade openen en sluiten met de knop OPEN/CLOSE) 9. De CD speler uitzetten met de
© 2005. dialoog church sound
POWER
knop
5
Beknopte handleiding geluidsinstallatie
2.2. Afspelen van voorgeprogrammeerde nummers. Van tevoren kan een selectie worden gemaakt van de nummers welke opeenvolgend moeten worden afgespeeld. De procedure is als volgt: 1. Herhaal de stappen 1 t.m. 4 zoals in de standaard procedure in vorige sectie is beschreven. 2. Druk op de < 3. Druk op de
STOP
toets
PROGRAM
toets
4. Kies met behulp van de knoppen 9 (vorig nummer) en : (volgend nummer) het eerst af te spelen nummer. 5. Druk op de
PROGRAM
Een volgend c.q. vorig nummer verschijnt op het weergave venster
toets, zodra het gewenste nummer is geselecteerd,
6. Kies met behulp van de knoppen 9 (vorig nummer) en : (volgend nummer) het daarna gewenste nummer. 7. Druk vervolgens weer op de
PROGRAM
toets.
8. Herhaal de stappen 6 en 7 totdat alle gewenste nummers zijn geprogrammeerd. 9. Vervolg de procedure vanaf punt 5 zoals in de standaard procedure in vorige sectie is beschreven.
2.3. Gebruik van de afstandsbediening De CD speler kan ook worden gestart met de afstandsbediening welke vóór in de kerk aanwezig is. Belangrijk: Met de afstandsbediening kan ook de cassettespeler worden bediend. Hiervoor zijn de toetsen op het bovenste veld bedoeld. Voor bediening van de CD speler moeten de toetsen op het onderste veld op de afstandsbediening worden gebruikt.
1. Als eerste dienen de stappen 1 t.m. 4 van de standaard procedure of de stappen 1 t.m. 8 van de procedure voor het afspelen van voorgeprogrammeerde nummers te worden uitgevoerd, zoals hiervoor is beschreven. 2. Om het afspelen te starten moet op de 4 PLAY toets (onderaan !) worden gedrukt. 3. Met de knop ; READY wordt de weergave tijdelijk onderbroken. 4. Afspelen vanaf dezelfde positie wordt hervat door op de knop ; READY te drukken of door op de toets 4 PLAY te drukken. 5. Ga verder bij punt 7 van de in hoofdstuk 0 beschreven standaardprocedure.
© 2005. dialoog church sound
6
Beknopte handleiding geluidsinstallatie
3. Het opnemen van CD's
Met de TASCAM CD-RW700 kan van vieringen een CD opname gemaakt worden. Dit apparaat bevindt zich in het 17 inch rack.
De bedieningsprocedure voor het opnemen van CD’s is als volgt: 1. Zet het apparaat aan met de 2. Druk op de toets
POWER
knop
OPEN/CLOSE
De CD lade gaat nu open.
3. Plaats een lege recordable CD in de lade 4. Druk weer op de toets OPEN/CLOSE De CD lade gaat nu dicht.
5. Druk nu op de = RECORD toets. De opname wordt voorbereid, maar nog niet gestart. 6. Opname starten door op de toets 4 PLAY of ; PAUSE te drukken.
In het weergave venster verschijnt de mededeling "TOC READING". Bij een lege CD verschijnt daarna de mededeling "CD-R, NO TOC". (TOC staat voor Table Of Contents). In het weergave venster zijn nu het en het PAUZE symbool ; verlicht.
RECORD
In het weergave venster zijn nu het en het PLAY symbool 4 verlicht
RECORD
7. Nu moet de opnamesterkte worden ingesteld. Hiervoor wordt de grote draaiknop gebruikt. Deze zo draaien dat de bij maximale geluidspieken de horizontale balken in het weergave venster nog net niet in het rode gebied komen. Deze balken geven de sterkte van het signaal weer dat wordt opgenomen. N.B. het instellen van de opnamesterkte kan ook na stap 5 plaatsvinden en kan tijdens het opnemen desgewenst iets worden bijgeregeld 8. Tijdens de viering kunnen pauzes in de opname worden ingelast. Hiervoor op de ; PAUSE drukken.
In het weergave venster zijn nu het RECORD en het PAUZE symbool ; verlicht.
9. De opname wordt hervat door op de toets 4 PLAY of ; PAUSE te drukken.
In het weergave venster zijn nu het RECORD en het PLAY symbool 4 verlicht.
Opmerking: Bij het inlassen van pauzes wordt telkens het tracknummer met één verhoogd. Indien geen pauzes worden ingevoegd, zal de hele viering als één track op de CD komen te staan. 10. Na de viering de opname beëindigen door op de < STOP knop te drukken.
© 2005. dialoog church sound
In het weergave venster verschijnt nu kortstondig de mededeling "PMA WRITING" terwijl het RECORD symbool gaat knipperen 7
Beknopte handleiding geluidsinstallatie 11. Als deze mededeling verdwijnt is de opname gereed, maar de CD is nog niet geschikt voor gebruik in een gewone audio cd speler. Hiertoe moet de CD eerst worden gefinaliseerd. 12. Daartoe op de knop
FINALIZE
drukken.
13. Deze vraag bevestigd beantwoorden door op de MULTI JOG knop te drukken.
In het weergave venster verschijnt nu de mededeling "Finalize OK?" Op het weergave venster wordt nu een tijd weergeven die wordt afgeteld. Dit duurt ongeveer één minuut.
14. Als het aftellen in het weergave venster op 0:00 is gekomen wijzigt het bericht CD-R NO TOC in CD. De CD is nu geheel gereed. 15. De CD uit de lade nemen (lade openen en sluiten met de knop 16. De CD brander uitzetten met de
POWER
OPEN/CLOSE)
knop
4. Concerten in de kerk Bij het geven van concerten in de kerk kunnen grote geluidsvolumes worden geproduceerd. Indien de geluidsinstallatie is ingeschakeld mogen de gevoelige condensatormicrofoons (altaar, preekstoel en solistenmicrofoon) niet op het orkest gericht staan omdat anders de ingangen van de geluidversterkers door het grote signaalniveau overstuurd kunnen raken. Om "rondzingen" te vermijden mogen deze microfoons ook niet op de luidsprekerzuilen gericht worden. Het verdient voorkeur de gehele geluidsinstallatie uit te schakelen, dan wel de XLR pluggen uit de betreffende contactdozen te verwijderen. In dit laatste geval kan desgewenst met de koormicrofoon een CD opname worden gemaakt en/of het signaal op een uitgaande lijn gezet worden. Ook kan een draadloze revers- of handmicrofoon worden gebruikt voor het doen van aankondigingen.
5. Beheer van de geluidsinstallatie Zonder uitdrukkelijke toestemming van het bestuur mogen geen wijzigingen dan wel toevoegingen aan de installatie worden aangebracht. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor de garantieregeling en het eventueel afgesloten onderhoudscontract. De instellingen van de verschillende onderdelen van het geluidssysteem zijn nauwkeurig op de akoestische eigenschappen van het kerkgebouw afgestemd en mogen alleen door daartoe bevoegde personen worden gewijzigd. Om deze reden is het 19 inch rek, waarin zich de kerkversterker en de ringleidingsversterker bevinden, permanent op slot. De sleutel van deze kast berust bij het bestuur. De apparatuur in het andere 19 inch rek is toegankelijk voor het afspelen en opnemen van CD’s. De sleutel van deze kast dient in het slot te blijven. Deze handleiding beperkt zich tot de normaal voorkomende bediening. Uitgebreide technische specificaties en handleidingen zijn aanwezig bij het bestuur.
© 2005. dialoog church sound
8
Beknopte handleiding geluidsinstallatie
6. Richtlijnen voor lectoren 6.1. Voorbereiding •
Minstens een keer de tekst duidelijk hardop lezen om niet te struikelen over moeilijke woorden.
•
De betekenis van de tekst begrijpen en zijn plaats binnen het geheel van de viering.
•
Inzicht hebben in de opbouw van de tekst, de accenten, de hoogtepunten, de boodschap.
6.2. Het lezen •
Rustig en stevig gaan staan op de bestemde plaats. De mensen aankijken en wachten op aandacht.
•
Tijdens aankondiging goed luisteren of u uw eigen stem duidelijk verstaat vanuit de kerk. Is dat niet het geval dan enkele centimeters dichter bij en recht in de microfoon spreken. Of als dat nodig is iets harder spreken. Na de aankondiging..... een korte stilte in acht nemen.
•
Weten dat je altijd de neiging hebt om sneller te gaan lezen. Dat is in iedere kerk en onder alle omstandigheden fout. Door dat sneller praten zal de verstaanbaarheid slechter worden en de aandacht verslapt daarbij ogenblikkelijk! Langzaam en duidelijk spreken met de nadruk op kernwoorden zal aandacht tot gevolg hebben.
•
Men zegt wel eens dat men in de huid van de toehoorders moet kruipen... dat is moeilijk. Ieder wezen dat luistert verwerkt de Boodschap anders. Het is daarom erg belangrijk duidelijk en met overtuiging te spreken. Het zal inwerking op de luisteraar tot gevolg hebben.
•
Stilte achter een deelboodschap werkt...! Een lange stilte voor de lector is kort voor de toehoorder.
•
Vermijden om bij iedere komma of punt en zeker niet aan het slot van de tekst, de toon te laten zakken: de lezing moet voor de toehoorder een vervolg hebben. Het is beter om een zin te eindigen met stemverheffing.
•
Alle lettergrepen duidelijk uitspreken en geen woorden aan elkaar koppelen in uw uitspraak, u moet aan het einde van een deelzin de aanwezige galm in de kerk laten uitwerken. Dat duurt meestal enkele seconden. Vermijden om veel intonatie in de tekst te brengen. Dat is te "gemaakt". Het geeft geen ruimte aan Gods Woord.
6.3. Gebruik van condensator microfoons Het bespreken van dit soort microfoons vereist een zekere vaardigheid. •
Deze microfoons zijn de volumeregelaars van de geluidsinstallatie, niet de knoppen op de centrale apparatuur.
•
Dichtbij spreken en daarbij uw eigen stem vanuit de kerk terughoren garandeert duidelijke verstaanbaarheid.
•
Door iets grotere spreekafstand in acht te nemen zal het geluid zachter klinken. Vlakbij en naast de microfoon fluisterend spreken zal tot achter in de kerk hoorbaar zijn.
•
Een proef op de som leert u dat zodanig gesproken kan worden dat u uw eigen stem terughoort, zonder dat ze galm veroorzaakt.
© 2005. dialoog church sound
9
Beknopte handleiding geluidsinstallatie
7. Service en onderhoud 7.1. Garantie Op alle Cantor kerkversterkers, geluidszuilen en Phoenix microfoons is een garantie van 5 jaar van toepassing. Voor overige apparatuur geldt de normale fabrieksgarantie.
7.2. Storingen Noodzakelijke reparaties van defecte apparatuur worden door Dialoog Church Sound niet op locatie verricht maar uitsluitend in de daartoe speciaal uitgeruste werkplaats door gespecialiseerde vakmensen. Bij storingen in door Dialoog Church Sound geleverde installaties, kan daarom een beroep op de "Oud voor Nieuw" regeling worden gedaan, waarbij een defect apparaat direct door een nieuw exemplaar wordt vervangen. Deze service is door Dialoog Church Sound speciaal voor kerken in het leven geroepen omdat een kerkgeluidsinstallatie nu eenmaal altijd operationeel moet zijn.
7.3. Onderhoud Om de kerkgeluidsinstallatie in optimale staat te houden en daarbij de kans op storingen zo klein mogelijk te laten zijn, verdient het aanbeveling een service en onderhoudscontract af te sluiten. In dat geval wordt de kerkgeluidsinstallatie periodiek door Dialoog Church Sound geïnspecteerd en waar nodig opnieuw ingeregeld. Kleine reparaties worden direct uitgevoerd.
7.4. Spoedeisende reparaties Voor zeer urgente, spoedeisende reparaties kan de storingsdienst van Dialoog Church Sound worden gebeld: tel: 040 242 0840
Dialoog Church Sound Bolognalaan 6 5632 RL Eindhoven Tel: Fax:
+31 40 242 0840 +31 40 242 6125
Email: Internet:
info@ cantorsound.nl www.cantorsound.nl
© 2005. dialoog church sound
10