ELEGIS NEWS Lettre trimestrielle d’informations / Driemaandelijkse nieuwsbrief
Sommaire / Inhoud
Editorial - Voorwoord Chers vous toutes et tous,
Editorial - Voorwoord
p. 1
Actualia
p.2
De Verplichte Bonus-Malus toch rechtsgeldig ?
p.2
Belgische Staat veroordeeld wegens abnormaal lange duur van gerechtelijke procedure p.4 Marchés publics : la clause du « standstill » enfin introduite en droit belge
p.5
Volet fiscal de la loi-programme du 27 décembre 2004 : dans la batterie des mesures fiscales disparates, quelques réformes importantes p.5 5de Richtlijn WAM
Bien que selon les usages le temps en soit un peu dépassé, nous tenons encore à vous souhaiter une excellente année 2005. Comme vous le constaterez à la lecture de cette édition, le législateur a mis les bouchées doubles pour nous concocter de nouvelles dispositions pendant que les confiseurs faisaient la trêve. Le droit continue à bouger et à s’adapter en fonction de notre société dont l’évolution s’accélère de jours en jours, au point que la seule constante de notre époque soit paradoxalement celle du changement. Qu’il nous soit permis de vous souhaiter quelques moments de répit, de sérénité et de rêves pendant cette année 2005 où les nouveaux défis ne manqueront pas. Au nom de toute l’équipe de rédaction de la revue, croyez à nos sentiments cordialement dévoués.
P.6
* * * Beste allen, Alhoewel de gebruikelijke periode hiervoor verstreken is, wensen wij jullie hierbij een zalig 2005. Zoals jullie zullen lezen in deze editie, heeft de wetgever tijdens de Kerstvakantie niet stil gezeten, maar talrijke nieuwe bepalingen voorbereid. Het recht blijft in beweging en past zich aan aan onze steeds sneller evoluerende maatschappij, zodoende dat de enige onveranderlijke factor van onze tijd zeer paradoxaal deze van de verandering is. Laat ons toe jullie enkele ogenblikken van rust en klamte en momenten om te dromen toe te wensen voor 2005 terwijl nieuwe uitdagingen op ons staan te wachten. In naam van alle leden van de redactie, groeten wij jullie vriendelijk en hartelijk.
Annemie Coox
Bureau de dépôt Bruxelles X / Afgiftekantoor Brussel X P104019
François Moïses
Jean Pierre Renard
ELEGIS NEWS
DE VERPLICHTE BONUS-MALUS TOCH RECHTSGELDIG ? ACTUALIA ● VZW’s
VZW's die voor 1 januari 2004 rechtspersoonlijkheid hadden verworven, krijgen een jaar uitstel om hun statuten aan te passen aan de nieuwe regels die zijn opgenomen in de gewijzigde VZWwet en hun in regel te stellen met de nieuwe boekhoudregels. De gewijzigde wet geldt sinds 1 juli 2003 voor nieuwe VZW’s (uitgezonderd art. 17, 37 en 53 betreffende de boekhouding van VZW's, Stichtingen en Internationale VZW's, die in werking zijn getreden in het boekjaar dat op 1 januari 2004 of na deze datum aanvangt en uitgezonderd art. 10, tweede lid betreffende het inzagerecht van het ledenregister, de beslissingen van de algemene vergadering en de raad van beheer en alle boekhoudkundige stukken, dat op 1 januari 2005 in werking treedt) en moet onder meer hun financiële situatie transparanter maken (zie art. 1, 2 en 3 K.B. 2 april 2003). De aanpassingstermijn voor bestaande VZW’s verstreek normaal op 31 december 2004 (voor wat betreft het administratieve dossier en de boekhoudkundige verplichtingen; zie art. 5 en 6 K.B. 2 april 2003). Nu blijkt dat slechts 20 procent van de VZW’s klaar zou zijn met de nodige aanpassingen en daarom heeft de minister besloten om de uiterste regularisatiedatum uit te stellen naar 31 december 2005. Dit was al de uiterste regularisatiedatum voor wat betreft het inzagerecht van het ledenregister, de beslissingen van de algemene vergadering en de raad van beheer en van de boekhoudkundige stukken (zie art. 7 K.B. 2 april 2003). Zie K.B. van 8 december 2004 houdende wijziging van het K.B. van
België heeft onder druk van de Europese Commissie destijds de verplichte en strikt gereglementeerde bonus-malus afgeschaft. Zo komt het dat met ingang van 1 januari 2004 (na het verstrijken van de overgangsperiode) de verzekeringsondernemingen in België volkomen vrij zijn geworden een bonus-malussysteem al dan niet toe te passen en wanneer zij voor een dergelijk systeem opteren vrij zijn om de inhoud ervan in te vullen. Alleen het verplicht karakter van de bonus-malus werd door België opgeheven na de ingebrekestelling van de Europese Commissie en de dreiging om België voor het Europees Hof van Justitie te dagen. De vraag stelt zich dus niet of de bonusmalus opnieuw in België moet wederingevoerd worden. De bonus-malus werd niet afgeschaft. Dit gebeurde alleen met het verplicht karakter ervan. De meeste, zoniet alle verzekeringsmaatschappijen, zijn trouwens het bonusmalussysteem trouw gebleven. Tal van maatschappijen hebben echter van de vrijheid gebruik gemaakt om ofwel graden op de bonus-malusschaal af te schaffen of toe te voegen, ofwel lichte wijzigingen aan te brengen aan de tariefpercentages overeenstemmend met de verschillende graden op de schaal, ofwel nog een joker toe te kennen onder bepaalde voorwaarden. De consument is er uiteindelijk beter van geworden, omdat de concurrentie tussen de verzekeringsondernemingen voortaan ten volle kan spelen. Sommige maatschappijen bieden nu gunstigere tarieven aan aan goede bestuurders, andere maatschappijen kennen jokers en bijkomende kortingen toe en nog andere maatschappijen bestraffen het eerste ongeval niet meer met een premieverhoging. Wanneer men weet dat 75 % van de bestuurders goede bestuurders zijn in die zin dat ze zich maximaal op graad 3 van de bonus-malusschaal bevinden, kan deze wending alleen maar toegejuicht worden. In tegenstelling met België, hadden Frankrijk en Luxemburg zich niet neergelegd bij de ingebrekestelling en dreiging van de Europese Commissie in verband met de ook in die landen bestaande verplichte bonus-malus. Die twee landen werden dan ook voor het Europees Hof van Justitie gedaagd. Het Hof heeft bij arresten van 7 september 2004 (het ene arrest had betrekking op Frankrijk, het andere op Luxemburg) verrassend beslist dat het verplichte bonus-malusstelsel niet strijdig is met de Europese reglementering inzake vrije tariefbepaling. Is deze beslissing echt verrassend en moet daarom het bonus-malussysteem opnieuw verplicht worden gesteld in België, zoals sommigen er reeds onmiddellijk om gevraagd hebben ? Ons antwoord op de twee vragen is ontkennend. Ten eerste, is de uitspraak van het Hof van Justitie niet volledig verrassend te noemen in de mate dat de Europese Commissie haar klacht tegen Frankrijk en Luxemburg uitsluitend gesteund had op de Europese reglementering inzake vrije tariefbepaling. Het Hof beslist in dat verband dat het bonus-malussysteem niet raakt aan de vrijheid van de verzekeringsondernemingen om hun basispremie vrij te bepalen, zodat het bonus-malusstelsel conform is met de Europese regelgeving
2
ELEGIS NEWS
inzake vrije tariefbepaling. De premietoeslagen of –kortingen worden toegepast op de basispremie, die in beginsel vrij door elke verzekeringsmaatschappij vastgelegd wordt. Ten tweede, meen ik niet dat een wederinvoering van een verplichte bonus-malus zich opdringt om volgende redenen : Merkwaardigerwijze benadrukt het Europees Hof van Justitie in rechtsoverweging 28 van het arrest dat het de zaak alleen op grond van de basisprincipes inzake vrije tariefbepaling heeft kunnen beoordelen, omdat de klacht van de Europese Commissie zich tot deze beweerde schending beperkte. Het is dus verre van zeker dat het Europees Hof de verplichte bonusmalus verenigbaar zou verklaren met de Europese reglementering inzake vrije dienstverlening. De omstandigheid dat het Hof op eigen houtje in zijn arrest onderstreept dat het enkel heeft kunnen oordelen op basis van de principes inzake vrije tariefbepaling, doet veeleer het tegendeel vermoeden. De verplichte bonus-malus heeft immers voor gevolg dat buitenlandse verzekeraars, die in vrije dienstverlening (libre prestation de services) willen opereren, hun bestaande polissen niet vrij kunnen aanbieden, maar eerst moeten aanpassen aan de lokale verplichte bonus-malus. De arresten van 7 september 2004 geven in geen geval uitsluitsel over de verenigbaarheid van de verplichte bonus-malus met het geheel van de Europese regelgeving, inzonderheid met de principes die aan de grondslag liggen van de vrijheid van dienstverlening. Het huidige systeem, waarbij de verzekeringsmaatschappijen zelf kunnen beslissen of zij een bonus-malus al dan niet toepassen en de inhoud van de bonus-malus zelf kunnen invullen, lijkt mij voordeliger voor de consument die de vruchten kan plukken van de mededinging tussen de verzekeringsmaatschappijen. Het zij herhaald, amper na 9 maanden volledige vrijheid, heeft men kunnen vaststellen dat maatschappijen extra kortingen en jokers toekennen, bijkomende lagere graden op de schaal toevoegen, alsmede lagere tariefpercentages toepassen. Het voordeel voor de consument blijft dus geenszins bij een indruk, maar wordt door de praktijk verwerkelijkt. De problematiek van de betaalbare autoverzekering o.m. voor jongeren heeft niets te maken met de liberalisering van het bonus-malusstelsel, zoals door sommigen beweerd is geworden. Het probleem van de betaalbare autoverzekeringen dagtekent van vóór de liberalisering van het bonus-malussysteem. Het heeft uitsluitend te maken met de objectief vaststaande slechte schadestatistieken van jongeren, wanneer men het over deze doelgroep heeft, en over de slechte individuele statistieken van de brokkenmakers. Aan de jongeren en de brokkenmakers wordt – terecht of niet – een hogere basispremie aangerekend die niets te maken heeft met het bonus-malusstelsel. Het probleem van de “betaalbare verzekering” voor slechte risico’s heeft de wetgever ertoe aangezet het Tariferingsbureau op te richten (wet van 22 augustus 2002) nadat voordien reeds binnen de verzekeringssector op vrijwillige basis de 3
2 april 2003 tot vaststelling van de termijnen voor de inwerkingtreding van de bepalingen van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de vzw’s en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, zoals gewijzigd bij de wet van 2 mei 2002 betreffende de vzw’s, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen en bij de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, B.S. 15 december 2004.
● Programmawet 27/12/2004 Éen van de talrijke materies die aan bod komen in de programmawet van 27 december 2004 zijn de vennootschappen en de VZW’s (In deze nieuwsbrief vindt U trouwens ook een specifieke bijdrage betreffende de fiscale maatregelen vervat in deze Programmawet). Het wetboek van vennootschappen wordt gewijzigd om onder meer de neerlegging van akten in elektronische vorm mogelijk te maken (nieuw art. 67 § 1 W. Venn. ingevoerd door art. 249, 1° Programmawet). Verder worden enkele wijzigingen ingevoerd m.b.t. de vermeldingen die moeten voorkomen op vennootschapsstukken. Zo zullen onder meer de website en andere stukken, al dan niet in elektronische vorm, die uitgaan van de vennootschap de gebruikelijke op facturen verplichte vermeldingen dienen te bevatten (nieuw art. 78 W. Venn. ingevoerd door art. 252, 1° Programmawet). Volgende volgorde van verplichte vermeldingen op vennootschapsstukken wordt voorgeschreven: ondernemingsnummer, gevolgd door “rechtspersonenregister” of “RPR” en de zetel van de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen de vennootschap haar zetel heeft (nieuw art. 78, 4° en 5° W. Venn. ingevoerd door art. 252, 2° en 3° Programmawet).
ELEGIS NEWS
In het kader van de maatregelen ter administratieve vereenvoudiging wordt onder meer voorzien in een versoepeling van de formaliteiten voor de bijeenroeping van de algemene vergaderingen van vennootschappen, die in werking treden op 10 januari 2005. Bij vennootschappen met aandelen op naam kan de bijeenroeping voortaan ook via andere communicatiemiddelen dan een aangetekend schrijven op voorwaarde dat de bestemmeling daarmee individueel, uitdrukkelijk en schriftelijk ingestemd heeft (nieuw art. 268 § 1, 3e lid W. Venn. ingevoerd door art. 509 Programmawet). Bij vennootschappen met aandelen aan toonder, diende de bijeenroeping aangekondigd te worden in het Belgisch Staatsblad, tweemaal in een nationaal verspreid blad en tweemaal in een blad uit de streek waar de vennootschap haar zetel heeft. Thans dient de uitnodiging enkel nog in het Belgisch Staatsblad te worden gepubliceerd en, behalve voor wat betreft de gewone algemene vergadering, in een nationaal verspreid blad. Opgepast ook de termijn tussen aankondiging en vergadering werd gewijzigd! (nieuw art. 533 W. Venn. ingevoerd door art. 511 Programmawet) De Programmawet voorziet ook een aantal wijzigingen van de VZW-wet. Zo wordt bijvoorbeeld de bevoegdheid van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen uitgebreid tot de vzw’s, zal de vereiste machtiging om giften te ontvangen in de toekomst worden verleend door de minister van Justitie of zijn vertegenwoordiger, enz. Zie voor de vennootschappen art. 249-258 en art. 509-512, en voor de VZW’s art. 273-290 Programmawet van 27 december 2004, B.S. 21 december 2004. * *
*
Pool voor moeilijk te plaatsen risico’s bestond. De betaalbaarheid van de verzekering voor “slechte risico’s” heeft in de eerste plaats te maken met de bestuurder zelf, die zich niet correct gedraagt in het verkeer, hetzij dat het om een brokkenmaker gaat, hetzij dat het een persoon betreft die niet geschikt is om met de wagen te rijden. De betaalbare verzekering voor jongeren heeft evenmin iets te maken met de liberalisering van de bonus-malus, aangezien reeds op 18 december 2003 (d.i. vóór de volledige liberalisering van de bonus-malus met ingang van 1 januari 2004) tussen de minister van economie en Assuralia (de beroepsvereniging van de verzekeringsondernemingen) een herenakkoord (gentlemen’s agreement) tot stand kwam ten einde tegemoet te komen aan dit sedert een aantal jaren aanslepend probleem. Hoe kan in deze context het vrije bonus-malussysteem, dat pas op 1 januari 2004 volledig effectief werd, verantwoordelijk worden gesteld voor de problematiek van de betaalbare autoverzekeringen ? De problematiek van de slechte risico’s heeft kennelijk niets te maken met de liberalisering van de bonus-malus. De bonus-malus kan ten dezen niet met de vinger worden gewezen. * * *
BELGISCHE STAAT VEROORDEELD WEGENS ABNORMAAL LANGE DUUR VAN GERECHTELIJKE PROCEDURE Het Europees Hof voor de Rechten van de mens heeft op 11 maart 2004 een arrest gewezen waarbij de Belgische Staat ingevolge de klacht vaan een Belgische rechtzoekende werd veroordeeld tot schadevergoeding, en dit wegens schending van artikel 6, § 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (E.V.R.M.). Dit artikel, dat voorziet in het recht op een eerlijk proces, bepaalt dat bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen, of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vordering, éénieder recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. Volgens het Hof wordt het criterium van de redelijke termijn beoordeeld in functie van de omstandigheden van de zaak, de complexiteit van de zaak, het gedrag van de verzoeker alsook van de bevoegde overheid, evenals de inzet van de betwisting voor de belanghebbende partij. In het haar voorgelegde geval oordeelde het Hof dat de zaak niet bijzonder complex was en dat de verzoeker geen vertragingen had veroorzaakt. Desalniettemin werd vastgesteld dat twee jaar en drie maanden verstreken tussen de door de betrokken partijen ingediende aanvraag tot vaststelling van de zitting in graad van beroep (Hof van Beroep te Brussel) neergelegd op 9 februari 1998 en de zitting op datum van 25 mei 2000. Het Hof was van oordeel dat geen enkele relevante verklaring van deze termijn werd verstrekt door de Belgische regering, daarbij oordelend dat het een constante rechtspraak is dat de overbelasting van de rol geen geldige verklaring uitmaakt.
4
ELEGIS NEWS
Het Hof wijst er in zijn arrest op dat artikel 6, § 1 van het E.V.R.M. de lidstaten verplicht om hun rechtssysteem derwijze te organiseren dat de rechtbanken aan hun verplichtingen kunnen voldoen, meer bepaald aan deze van de redelijke termijn. Het Hof is van oordeel dat in de haar voorgelegde zaak de verzoeker niet werd gehoord binnen een redelijke termijn en dat er derhalve schending is van artikel 6, § 1 van het E.V.R.M. * * * VOLET FISCAL DE LA LOI-PROGRAMME DU 27 DECEMBRE 2004 : DANS LA BATTERIE DES MESURES FISCALES DISPARATES, QUELQUES REFORMES IMPORTANTES La loi-programme « fourre-tout » de fin d’année contient, comme à son accoutumée, une série de dispositions fiscales allant tous azimuts. Il n’est pas possible dans cette lettre de les envisager toutes. Cinq d’entre elles nous ont paru mériter un commentaire bref mais circonstancié. Une sixième nécessite, à elle seule, un examen à part entière, étant donné qu’elle entraîne une importante réforme de la fiscalité de l’habitation personnelle, notamment sur le plan des éléments déductibles et des réductions d’impôt y liées. Elle fera l’objet d’un commentaire dans notre Newsletter « Ex Tax Legis ». Les autres dispositions concernent pour mémoire notamment les mesures fiscales d’aide à la navigation maritime, la diminution du taux de l’exit tax concernant les Sicafi, l’extension de la dispense de versement d’une partie du précompte professionnel par les universités et écoles supérieures sur les rémunérations de leurs chercheurs aux entreprises privées, une possibilité pour le directeur des contributions d’octroyer une surséance indéfinie au recouvrement de certaines dettes fiscales, la compensation directe des dettes fiscales non contestées et des boni fiscaux en matière de TVA et d’impôts directs, le relèvement de la cotisation d’emballage sur les récipients non réutilisables, l’augmentation des droits d’accise sur les cigarettes et la suppression du crédit d’impôt pour les bas revenus du travail en ce qui concerne les travailleurs salariés.
I. Voitures de société et cotisation de solidarité Encore qu’il s’agisse d’une cotisation sociale et non d’un impôt, il y a lieu de signaler que la loi-programme a instauré, à partir du 1er janvier 2005, une nouvelle cotisation de solidarité à charge de l’employeur qui met un véhicule de société à la disposition de son travailleur. Cette cotisation, qui prend davantage en compte les aspects écologiques, remplace l’ancienne cotisation de solidarité de 33 % due par l’employeur sur l’avantage de toute nature résultant de la mise à disposition de son travailleur d’une voiture de société à des fins personnelles et dont le montant était fonction du nombre de kilomètres privés parcourus multiplié par un coefficient fonction des chevaux fiscaux du véhicule. La nouvelle cotisation est due lorsque l’employeur met à disposition de son travailleur un véhicule destiné à un usage autre que strictement professionnel et ce indépendamment de toute contribution financière du travailleur dans l’utilisation du véhicule. Cela aura pour effet que davantage de véhicules de société seront soumis à la cotisation. Le montant de la cotisation (qui sera indexé chaque année) est fonction du taux d’émission de CO² du véhicule et non plus des kilomètres privés parcourus.
5
MARCHÉS PUBLICS : LA CLAUSE DE « STANDSTILL » ENFIN INTRODUITE EN DROIT BELGE
Dans un arrêt ALCATEL du 28 octobre 1999, la Cour de Justice des Communautés européennes avait estimé que les Etats-membres étaient tenus de prévoir une procédure de recours permettant aux soumissionnaires évincés de demander, avant la conclusion du contrat, l’annulation de la décision d’attribution. Suivant la malheureuse habitude du législateur belge, la mise en œuvre en droit belge de ce principe dit de « standstill » fut tardive et, dans un premier temps, inadéquate. C’est en effet par une circulaire ministérielle, datée du 10 décembre 2003, que cette procédure fut précisée. Par une loi du 9 juillet 2004, entrée en vigueur le 15 juillet 2004, le législateur belge a enfin réglé la question en introduisant un nouvel article 21bis dans la loi du 24 décembre 1993. Le pouvoir adjudicateur doit désormais communiquer par courrier recommandé et « dans les moindres délais » sa décision de nonsélection ou d’éviction aux candidats non sélectionnés et aux soumissionnaires évincés et, lorsque le marché atteint le seuil de publicité européenne (soit 5.923.000,-€ HTVA pour les marchés de travaux, 236.900,-€ pour les marchés de fournitures et 154.000,-€ pour les marchés de services), les motifs de sa décision. Un délai, qui est précisé dans la notification précitée et doit être d’au moins dix jours à compter du lendemain de son envoi , doit être accordé par le pouvoir adjudicateur pour permettre aux candidats et soumissionnaires d’introduire éventuellement un recours, soit dans le cadre d’une procédure en référé devant le juge judiciaire, soit par une procédure d’extrême
ELEGIS NEWS
urgence devant le Conseil d’Etat. La procédure d’attribution peut être poursuivie si le pouvoir adjudicateur ne reçoit, dans le délai accordé, aucune information écrite concernant l’introduction d’un tel recours. L’article 21bis énumère quelques exceptions où le respect de ces délais ne s’impose pas (certaines procédures négociées sans publicité, en matière de défense au sens de l'article 296, § 1er, b, du Traité, ou dans les cas exceptionnels et dûment motivés où l’urgence impose une réduction des délais dans le cadre d'une procédure accélérée). Si cette disposition favorise les soumissionnaires illégalement évincés et permettra d’éviter certaines pratiques tendant à leur enlever tout recours effectif, elle retardera inévitablement, même en cas de recours abusif, l’attribution des marchés. La rapidité avec laquelle les recours seront tranchés constituera donc un élément essentiel pour la mise en œuvre des marchés publics.
* *
*
5de RICHTLIJN WAM
Op 12 januari jl. heeft het Europees Parlement zich gebogen over de t e k s t v a n d e 5 e ri c h t l i j n motorrijtuigenverzekering. Deze 5e richtlijn beoogt vooral een betere slachtofferbescherming. De door het Europees Parlement aangenomen tekst voorziet ten dienen einde dat minimumbedragen voor lichamelijk letsel zodanig dienen te worden berekend dat “alle slachtoffers met zeer ernstige verwondingen een volledige, eerlijke vergoeding ontvangen,
Elle est fixée forfaitairement et mensuellement : - pour les véhicules à essence : à [(taux d’émission de CO² * x 9 €) – 768] 12 - pour les véhicules au diesel : à [(taux d’émission de CO² * x 9 €) – 600] 12 sans pouvoir être inférieure à 20,83 € (qui sera la cotisation mensuelle pour les véhicules à propulsion électrique) - pour les véhicules à allumage commandé fonctionnant au gaz de pétrole liquéfié : à [(taux d’émission de CO² * x 9 €) – 990] 12 La nouvelle cotisation est due, que la mise à la disposition du véhicule par l’employeur soit effectuée de manière directe ou indirecte. Ainsi, sont aussi visés les véhicules de société pris en leasing. Les voitures qui ne sont utilisées qu’à des fins strictement professionnelles et que le travailleur ne peut utiliser en dehors de ses heures habituelles de travail, ne sont pas concernées par la cotisation. Il en résulte donc a contrario que les véhicules utilisés pour les déplacements domicile/ lieu du travail sont soumis à la cotisation.
II. Augmentation de la déductibilité de la quotité professionnelle des frais de restaurant La loi du 10 mai 2004 a augmenté la déductibilité de la quotité professionnelle des frais de restaurant de 50 à 62,5 %, à partir du 1er janvier 2004. Il était prévu que ce plafond serait relevé ensuite à 75 % à une date à fixer par arrêté royal. Le dernier conclave budgétaire a cependant prévu une phase intermédiaire. En conséquence, la loi-programme du 27 décembre 2004 prévoit qu’à partir du 1er janvier 2005, la déductibilité sera portée à 69 % (31 % de la quotité professionnelle restant donc non déductible). La date à laquelle le pourcentage de déductibilité sera porté à 75 % reste confiée au Roi. Si l’objectif du gouvernement est que la déductibilité à 75 % puisse entrer en vigueur dès le 1er janvier 2006, celle-ci ne sera toutefois applicable qu’après la conclusion d’un code de conduite fiscal et social avec le secteur Horeca.
III. Modifications à la déduction pour investissement Depuis l’exercice d’imposition 2004, une déduction pour investissement majorée est octroyée aux entreprises individuelles, aux titulaires de profession libérale et aux sociétés résidentes dont les actions ou parts sont détenues à concurrence de plus de la moitié par des personnes physiques et qui ne font pas partie d’un groupe auquel appartient un centre de coordination (sociétés « PME », au sens de la déduction pour investissement), qui effectuent des investissements en sécurisation. La déduction est plus exactement octroyée pour les immobilisations corporelles qui tendent à une sécurisation des locaux professionnels et dont l’installation a été approuvée par le fonctionnaire chargé des conseils en techno-prévention dans la zone de police où sont affectées les immobilisations. ———————— * en grammes par km
6
ELEGIS NEWS
Le pourcentage de cette déduction est égal, à l’instar des investissements en recherche et en développement de produits nouveaux et de technologies avancées respectueuses de l’environnement et des investissements économiseurs d’énergie, au pourcentage de base de celle-ci majoré de dix points (pour l’exercice d’imposition 2005, taux de 13,5 %). La loi-programme a augmenté d’une part, le pourcentage de cette déduction et l’étend, d’autre part, à un plus grand nombre de sociétés : - pour pareilles immobilisations acquises ou constituées à partir de l’exercice d’imposition 2006, le pourcentage sera égal au pourcentage de base majoré de dix-sept points ; - non seulement les sociétés résidentes susvisées, mais également celles qui, sur base des critères fixés à l’article 15, §1er du Code des sociétés, sont considérées comme petites sociétés pour l’exercice d’imposition au cours duquel les immobilisations ont été acquises ou constituées, auront droit à cette déduction. IV. Simplification et réforme de certaines dispositions en matière de procédure fiscale Contrairement à ce qui avait été annoncé, le délai de réclamation concernant les impôts sur les revenus n’a pas été porté à six mois. Il reste donc de trois mois. Par contre, si jusqu’à présent, pour être valablement introduite, la réclamation devait être introduite auprès du directeur des contributions dans le ressort duquel l’imposition a été établie, désormais, elle sera également valablement introduite lorsqu’elle sera portée devant un autre directeur des contributions, non territorialement compétent. En matière de dégrèvement d’office, il sera possible d’obtenir un enrôlement négatif d’impôts dégrevés d’office. A l’instar des décisions en matière de réclamation, les décisions du directeur des contributions relatives à une demande de dégrèvement d’office devront être motivées. De même, la notification de la décision devra se faire par pli recommandé à la poste. En outre, il est précisé que cette décision devient irrévocable, à défaut d’intentement d’une action auprès du tribunal de première instance dans les trois mois. Enfin, l’administration devra accuser réception non seulement des réclamations, mais aussi des demandes de dégrèvement d’office, en mentionnant la date de réception du recours. Cette précision est importante pour l’introduction d’une action en justice (de six mois ou de neuf mois en cas d’imposition d’office) à dater de la réception de ce recours, en l’absence de décision dans ce délai. En ce qui concerne le recours en cassation, si jusqu’à présent la requête pouvait être signée et déposée par un avocat, qui n’est pas nécessairement avocat auprès de la Cour de cassation, désormais, il en ira de même pour le mémoire en réponse au pourvoi. Cette précision est valable, non seulement pour les impôts sur les revenus, mais aussi en matière de TVA, de droits de succession, de droits d’enregistrement, de droits de timbre et de taxes y assimilées.
rekening houdend met de lage frequentie van ongevallen met meerdere slachtoffers en het kleine aantal ongevallen waarbij meerdere slachtoffers bij één en hetzelfde ongeval zeer ernstige verwondingen oplopen”. Een minimumbedrag van 1 000 000 EUR per slachtoffer of van 5 000 000 EUR per ongeval, ongeacht het aantal slachtoffers, bestempelt het Europees Parlement als “redelijk en adequaat”. Voor bijvoorbeeld Nederland betekent dit een verhoging van het minimum verzekerd bedrag. Voor België verandert dit in principe weinig vermits onze bestaande wetgeving een onbeperkte dekking voor letselschade voorschrijft. De blijvende verzekerbaarheid van deze onbeperkte dekking staat de laatste tijd wel ter discussie. Een andere belangrijke bepaling van de 5e richtlijn motorrijtuigen betreft de centrale databank waarin alle ongevallen in de Europese Unie moeten worden geregistreerd. Deze in elke lidstaat opgezette databank wordt toegankelijk voor de bij de zaak betrokken partijen. Aldus zouden slachtoffers en verzekeraars tijdig de nodige informatie moeten kunnen bek omen voor de afwikkeling van rechtsvorderingen. Het Europees Parlement heeft niet ingestemd met het voorstel tot opname van (buiten-) gerechtelijke kosten in het schadebedrag. Deze delicate kwestie werd uitgesteld naar later. Misschien bekijkt men dit bij een volgende richtlijn? De besproken 5e richtlijn is nu naar de Europese Raad van Ministers voor formele goedkeuring..
*
V. Délai de prescription pour la restitution de la TOB et de la TLT L’on sait que la Cour de justice des Communautés européennes a condamné, le 15 juillet 2004, l’Etat belge pour avoir maintenu dans la législation belge, en contravention de la directive du 17 juillet 1969 concernant les impôts indirects frappant les rassemblements de capitaux, la perception de la taxe sur les opérations de bourse (TOB) et de la taxe sur les livraisons de titres au porteur (TLT) dans la mesure où elles sont prélevées sur l’émission de titres nouveaux. Par un communiqué de presse du 15 juillet 2004, le ministre des Finances avait déjà préconisé aux intermédiaires professionnels et aux sociétés émettrices de ne 7
*
*
plus retenir les deux taxes, dans cette mesure (c’est-à-dire pour des opérations effectuées sur le marché primaire) à partir du 15 juillet 2004. La loi-programme adapte en conséquence formellement la réglementation relative à la TOB et à la TLT afin de se conformer à la réglementation européenne relative aux rassemblements de capitaux et prévoit d’autre part un déplafonnement de la TOB. La loi-programme prévoit également la restitution des taxes indûment payées, dans la mesure où elles ne sont pas encore prescrites conformément au Code des taxes assimilées au timbre. Celle-ci n’avait en effet été évoquée que dans un communiqué du SPF Finances. Les taxes indues seront remboursées aux souscripteurs des titres nouveaux ou à leurs ayant droits. Le délai de l’action en restitution est, comme annoncé, de deux ans à compter du jour où l’action est née, c’est-à-dire : - du jour où le bordereau qui a donné lieu au paiement de la taxe est dressé, lorsqu’un intermédiaire professionnel est intervenu dans l’opération de souscription ; - du jour du paiement de la taxe par le souscripteur à la société émettrice, lorsque la TLT a été payée suite à une souscription dans laquelle aucun intermédiaire professionnel n’est intervenu. Il en résulte qu’un droit à restitution existe pour les taxes dont les bordereaux ont été dressés ou les paiements ont été effectués entre le 16 juillet 2002 et le 15 juillet 2004. Afin de permettre toutefois le remboursement d’une partie de ces taxes qui se sont malheureusement prescrites entre le 15 juillet 2004 et la date de la publication de la loi-programme, le délai de prescription est prolongé jusqu’au 31 mars 2005 pour les actions en restitution dont la prescription (de deux ans) est acquise après le 15 juillet 2004 mais avant le 31 mars 2005. Un arrêté royal du 17 janvier 2005 (MB, 21 janvier 2005, 2ème éd.) détermine les formalités et les conditions auxquelles est subordonnée la restitution de ces taxes ainsi que le fonctionnaire compétent pour l’effectuer. *
*
*
Nous tenons à vous rappeler que si vous êtes intéressés par les sujets non traités de la loi-programme ou par nos informations trimestrielles en matière fiscale, il suffit que vous communiquiez votre adresse électronique à
[email protected]. Nous nous ferons dans ce cas un plaisir de vous adresser nos prochaines newsletters fiscales (Ex Tax Legis).
ELEGIS NEWS est publié par les associations d’avocats / wordt uitgegeven door de advocatenassociaties : Elegis - Buyle Dieryck Maingain, Elegis - Hannequart et Rasir, Elegis - Huybrechts, Engels,Craen en vennoten www.elegis.be Philippe COLLE Jean Pierre RENARD Marc MARLIERE Christine SCHOTTE Sabrina ZEGERS Elegis Buyle Dieryck Maingain Rue A. De Boeck, 54 1140 Bruxelles Tél. +32 (0)2 240.15.20
[email protected]
Jean-François JAMINET François MOÏSES Elegis Hannequart & Rasir Place des Nations-Unies, 7 4020 Liège Tél. +32(0)4 342.30.50
[email protected]
Annemie COOX Christoph HANSSEN Elegis Huybrechts, Engels, Craen & vennoten Brusselstraat 59 2018 Antwerpen Tél. +32(0)3 244.15.60
[email protected] Coordination - Coordinatie : Alejandra NAVRATIL Mise en page - Opmaak Marie-Emmanuelle VANDENITTE Les informations publiées sont données à titre de renseignements. Il ne s’agit pas de consultations juridiques portant sur des situations déterminées. Les destinataires de cette lettre d’informations sont informés par la présente de ce qu’ils sont enregistrés dans un fichier établi en vue de l’envoi de la lettre d’informations. Le cas échéant, ils peuvent demander l’application de la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée. Reproduction autorisée, sauf à des fins commerciales, moyennant mention de la source. ———— De gepubliceerde informatie is louter informatief. Het betreft geen juridisch advies aangaande welbepaalde situaties. De bestemmelingen van deze nieuwsbrief worden bij deze ingelicht dat ze geregistreerd zijn in een bestand opgesteld met het oog op de verzending van de nieuwsbrief. In voorkomend geval kunnen zij de toepassing vrragen van de wet van 8 december 1992 aangaande de bescherming van de persoonlijke levensfeer. Reproductie toegelaten, tenzij om commerciële redenen, en met vermelding van de bron. Prochain numéro Mai 2005 Volgend nummer Mei 2005
Editeur responsable / Verantwoordelijke uitgever Buyle Dieryck Maingain Société civile sous forme de S.C.R.L. Burgelijke vennootschap in de vorm van een C.V.B.A. Rue A. De Boeckstraat, 54 1140 Bruxelles - Brussel Tel 32 2 240 15 20 - Fax 32 2 240 15 30
8