Nr 2.
20 FEBRUARI 1939.
INHOUD
Bladz. EDITORIAAL : Bijkomstigheden en levenskwestie
33
Corn. MERTENS : Een onderzoek in Zuid-Afrika .
34
Jos. BONDAS : Zweden, land der experimenten
38
*** Laat ons onze theorie aan de praktijk aanpassen .
48
M. DEQUEEGKER : De vakantieperiode en het schoolverlof .
50
Arthur JAUNIAUX : De inrichting der invaliditeitsverzekering in België
54
PALUDES: In verband met het verslag Barnich
56
.
.
.
.
Bureau voor Sociaal Onderzoek : Loonsverlaging of programma van ekonomische herleving
59
Jules DEKOCK : De internationale en nationale ekonomische toestand .
62
Internationale vakbeweging
67
Belgische vakbeweging .
70
A B O N N E M E N T E N -. VOOR DE AANGESLOTENEN BIJ HET B. V. V. : Kollektieve abonnementen . . • 10 fr. s jaars Persoonlijke abonnementen . 11 fr. 's jaars VOOR DE BIJZONDEREN . . . . 30 fr. 's jaars VOOR HET BUITENLAND . . . . 35 fr. 's jaars
BELGISCH VAKVERBOND
Zich wenden : Jozef Stevensstraatj 8, Brussel. Postcheckrekening: 47.95 CONFÊDÉRATION GÉNÉRALF : DU TPAVA1L
[DE BEIS1QUE
^, 'ff!
'
WAAROM
• •«&»,/ * — W
•••
moét gij uw verzekeringen aangaan bij
LA PRÉVOYANCE SOCIALE ? Omdat LA PRÉVOYANCE SOCIALE een socialistische instelling is. Zij werd in 1907 door een Kongres van de B W . P. opgericht. - Z i j is aangesloten bij de B.W. P. en betaalt haar elk jaar haar statutaire bijdrage. - Zij wordt uitsluitend beheerd en geleid door socialisten. - Zij is bij de Algemeene Koöperatieve Vereeniging aangesloten. - Z i j schenkt ruime toelagen aan de partijinstellingen en -pers.
Omdat LA PRÉVOYANCE SOCIALE machtig is en een der allerbelangrijkste verzekeringsmaatschappijen in het land is - D e l o o p e n d e LEVENSVERZEKERINGEN overtreffen de 5 0 0 , 0 0 0 , of 1/16 der Belgische bevolking. Met de 2 2 5 , 0 0 0 BRANDKONTRAKTEN en de 3 0 , 0 0 0 ONGEVALLENPOLISSEN daar bijgevoegd, wordt een totaal van 755,000 polissen, of 1 per 11 Belgen, verkregen. - Einde 1937 beliepen haar kapitalen in tak " Leven " verzekerd 1 , 1 0 0 , 0 0 0 , 0 0 0 frank-, - Haar mathematische reserven en andere bereikten 1 6 0 , 0 0 0 , 0 0 0 frank. LA PRÉVOYANCE SOCIALE biedt alzoo waarborgen zonder weerga.
Omdat LA PRÉVOYANCE SOCIALE haar winst besteedt aan MAATSCHAPPELIJKE DIENSTEN. Z i j verdeelt geen rijkelijke dividenden! - Zij heeft opgericht : Centra v o o r VOORBEHOEDENDE GENEESKUNDE, èen Preventorium voor zwakke kinderen te KLEMSKERKEAAN-ZEE, een Rusthuis voor vrouwen te TRIBOMONT, een Rusthuis voor zwakke jongelieden, evenals een Weeshuis te SOLIERES, een Rusthuis voor ouderlingen in het historisch Kasteel van FALLAIS, een grootsch modern Sanatorium te OVERYSSCHE-TOMBEEK.
Ten slotte, heeft LA PRÉVOYANCE SOCIALE zoo pas het Instituut voor Sociale Geschiedenis opgericht, een belangrijke bijdrage tot de socialistische geschiedenis van ons land. i
é
Ziedaar waarom gi] al uw verzekeringen moet aangaan bij 55
LA PRÉVOYANCE SOCIALE LUCHTVAARTPLEIN,
31
BRUSSEL
Nr 2.
20 Februari 1939.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING OFFICIEEL O R G A A N V A N HET BELGISCH VAKVERBOND
BELGISCH VAKVERBOND
CONFÉDÉRATION GÉNÉRALE . OU TPAVAIL DE BELStQUE
BEHEER EN REDAKTIE : JOZEF STEVENSSTRAAT. 8 BRUSSEL
Bijkomstigheden en levenskwestie P het oogenblik dat wij dit editoriaal schrijven is de heer Pierlot, de nieuwe kabinetsformateur, er nog niet in geslaagd, een regeering samen te stellen. Ons politieke leven dreigt meer en meer te ontaarden in een klucht. Maar in een klucht waarvan het einde, indien wij laten begaan, wel eens een tragedie zou kunnen worden. Een zaak, die op zichzelf een bagatel is in vergelijking met de groote problema's die hun onheilspellende schaduwen werpen over ons land, doet eerstens een regeering van nationale eendracht vallen. Z i j verwekt daarmede een krisis die reeds meer dan tien dagen duurt. En gedurende al dien t i j d wordt er niet geregeerd, blijven al de hangende zaken, gewichtige of niet, zonder oplossing, gaat de pers voort de burgers van verschillende politieke opvattingen tegen elkander op te hitsen en wordt de klove tusschen Walen en Vlamingen steeds breeder. W e l n u , het Belgisch Vakverbond wil niet nalaten zijn kritiek te doen hooren op dit bedroevend schouwspel en de schuldigen er van aan de kaak te stellen. Sinds ongeveer twee jaar verslecht de ekonomische toestand onophoudelijk. In plaats van, zooals het onze plicht is, de handen in elkander te slaan en samen onze krachten in te spannen voor de verdediging van ons bestaan, geven wij ons meer en meer over aan getwist en gekijf over dingen van bijkomend belang. Dit begon reeds onder de regeering Janson. Welke ook het belang weze van 's lands begrooting, de overheerschende faktor is en b l i j f t de toestand van onze ekonomie. In plaats van zich met de opbeuring hiervan bezig te houden, heeft een fraktie der meerderheid die de regeering Janson steunde zoolang de begrooting en de fiskale ontwerpen dezer regeering aangevallen, dat zij daaronder ten slotte bezweken is. Toen kwam de regeering Spaak, met een schoon programma in twee woorden samengevat : « doen werken ». Hoog waren de verwachtingen in de breede scharen van de werkende massa's die de groote meerderheid vormen in dit land. Gedurende de acht maanden dat deze regeering duurde, werd haar aandacht echter steeds op jammerlijke wijze afgeleid door ondergeschikte of toevallige kwesties, zooals de afwikkeling der begrooting, de mobilisatie, de gemeenteverkiezingen, de Burgoszaak, de Grammensgeschiedenis en, ten slotte, het geval Martens. Resultaat : veel verloren t i j d , verslechting van den toestand, verscherping der tegenstellingen van allerlei aard, vermindering van de mogelijkheid der nochtans zoo noodige heropbeuring. W i j willen hier heden ons niet vermeien met de verantwoordelijkheden vast te stellen. W i j herhalen slechts wat wij reeds dikwerf zeiden : zoo kan het niet langer blijven duren. Er moet verandering kómen \n dien toestand. W i j eischen dat de politieke kopstukken van d i t land hun plicht begrijpen en zich aan ' t werk stellen om de werkloosheid te bestrijden, onzen algemeenen toestand te verbeteren en de toekomst onzer kinderen te verzekeren. Zal men eindelijk begrijpen in de Regéering, in het Parlement en in de partijen, dat het hoog t i j d is zijn aandacht te koncentreeren niet meer op dwaze bijkomstigheden, maar op de dringende levenskwestie.": arbeid ëh brood.
O
34
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Een onderzoek in Zuid-Afrika door Corn. Mertens
O
P den aanstaanden zittijd van de Internationale Konferentie van den Arbeid, welke op Donderdag 8 Juni e. k. te Geneve aanvangen moet, komt, met het oog op de aanname eener konventie, in tweede bespreking het vraagstuk van de wettelijke regeling van de arbeidsvoorwaarden van de inboorlingen. De Regeering van de Zuid-Afrikaansche Unie is overtuigd dat, op haar grondgebied, heel nuttige en heilzame regelingen ten voordeele der inboorlingen zijn getroffen geworden, en dat het waarschijnlijk voor de Internationale Konferentie van nut wezen zou daarover ingelicht te worden. Daarom had zij tot den Beheerraad van het Internationaal Bureel van den Arbeid een uitnoodiging gericht tot het zenden van een afvaardiging, welke zich ter plaatse zou kunnen inlichten. Deze uitnoodiging werd aanvaard. Vereerd met het vertrouwen van de arbeidersgroep, werden we door den Beheerraad van het Internationaal Bureel van den Arbeid aangeduid, om deel uit te maken van de afvaardiging, welke bestaan zou uit drie afgevaardigden, namelijk een vertegenwoordiger der regeeringen, een patroon en een arbeider. De afvaardiging bestond uit de heeren F.-T. Cremins, Jules Lecocq en steller dezer regelen. Hen werd den heer Benson, lid van het personeel van het Internationaal Bureel van éen Arbeid, in de hoedanigheid van sekretaris toegevoegd. Na de ontscheping te Kaapstad, begaf de afvaardiging zich onmiddellijk naar Johannesburg. Van daar uit grepen de bezoeken plaats, welke aan de instellingen van den Witwatersrand moesten gebracht worden. Zoo daalden we af in een der best ingerichte goudmijnen, namelijk « The Sub-Nigel Limited » te Dunnottar, en konden tot in de minste bijzonderheden nagaan in welke voorwaarden het werk door de inboorlingen verricht wordt. We kregen de gelegenheid de bewerkingen te aanschouwen die de, uit de donkere diepten opgehaalde, rotsklompen ondergaan vooraleer het metaal, dat men goud noemt, en dat in rotssteenen vervat is, een vasten vorm aanneemt. Wij mochten ook het zuiveren van het edele metaal bijwonen in de « Rand Refinery Limited » te Germiston, een instelling door de goudmijnen in het leven geroepen, waar om zoo te zeggen al het, in de mijnen van den Witwatersrand gewonnen goud, gezuiverd wordt, en van waaruit het naar Londen ten verkoop gezonden wordt. We bezochten tevens de « Compounds », waarin de zwarte arbeiders
gehuisvest en gevoed worden tijdens den duurtijd van het kontrakt dat hen aan de mijn verbindt, benevens het gasthuis eveneens door de mijn opgericht met het oog op de verzorging van diegenen onder de inboorlingen die door een werkongeval ofwel door ziekte getroffen worden. We konden ook een bezoek brengen aan de (( Witwatersrand Native Labour Association », waar jaarlijks niet min den 350,000 zwarte arbeiders voor enkele dagen een onderkomen vinden, hetzij wanneer zij uit hun « kraal » toekomen om in een der mijnen aan het werk gesteld te worden, hetzij wanneer hun werkkontrakt afgeloopen is, en zij zich gereed maken om terug naar hunne familie te keer en. De afvaardiging had tevens de gelegenheid zich te vergewissen aangaande de wijze waarop de inboorlingen, die niet in de mijnen aan het werk gesteld zijn, gehuisvest wezen. De bevolking van Johannesburg wordt op een half millioen geschat, waarvan de helft zwarten. Deze worden in « Hostels » voor mannen of vrouwen ondergebracht, wanneer het ongehuwden zijn. Voor de gehuwden bestaan « locations » die we tuinsteden voor inboorlingen zouden kunnen noemen. Een daarvan, de « Orlando Township )>, verschaft een onderkomen aan 35 duizend personen. Verder werd aan de instellingen van maatschappelijk nut voor de inboorlingen een bezoek gebracht. Een dag werd gewijd aan bezoek aan het regeeringsgebouw te Pretoria, gepaard gaande «iet een onderhoud met de aanwezig zijnde minister en hoofdambtenaars, benevens aan een bezoek van de « compound » eener staalmaatschappij en de instellingen voor inboorlingen door het stadsbestuur tot stand gebracht. Dan ging het, langs Volksrust en Ladysmith, naar Pietermaritzburg en Durban in Natal, waar eveneens de gemeentelijke instellingen en werken voor de inboorlingen en kleurlingen bezocht werden. Daarna ving de reis aan doorheen de Transkei en de Ciskei. waar ons de gelegenheid geboden werd, om vast te stellen hoe onze zwarte broeders, naar eigen aard, in de vrije natuur leven. Ook konden wij ons, in de talrijke plaatsen welke we bezochten, tot in de minste bijzonderheden inlichten aangaande het zeer ver doorgedreven stelsel van aanwerving der zwarte arbeiders voor de mijnen. Tevens werd ons de welgekomen gelegenheid geschonken een bezoek te brengen aan een paar der talrijke, door de regeering in het leven ge-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING roepen landbouwscholen voor zwarten, namelijk deze van Flagstaff en Fort Cox, het Zuid-Afrikaansch gymnasium voor zwarten te Fort Hare, meerdere gasthuizen voor zwarten, met opleidingsscholen voor zwarte verpleegsters, benevens het krankzinnigengesticht voor zwarten (zoo mannen als vrouwen), te Queenstown. Het onderzoek eindigde te King Williams Town, waarna de trein de afvaardiging na een acht en veertigurige reis te Kaapstad bracht, waar des anderendaags de reis naar het Vaderland werd aangevat. Vanaf de ontscheping te Kaapstad, tot bij het vertrek per boot aldaar, heeft de afvaardiging zich mogen verheugen in een uiterst sympathieke belangstelling. De overheden, benevens de vertegenwoordigers zoo van patroons- als arbeidersorganisaties, hebben het onmogelijke gedaan, om ons bij het vervullen onzer taak, in de ruimst mogelijke wijze behulpzaam te wezen. We hopen nog een paar artikels aan deze afvaardiging te wijden, wat ons dan de gelegenheid bieden zal een woord van hartelijken dank te brengen aan al diegenen bij wie we gastvrijheid, onverdeelde toewijding en hulp gevonden hebben. Het officieel verslag der afvaardiging werd bij de thuisreis op zee opgemaakt. Min dan een week na de landing te Southampton, werd het reeds voorgelegd aan de leden van éen Beheerraad van het Internationaal Bureel van den Arbeid. Er werd echter besloten dit verslag eerst in den Aprilzittijd te bespreken, zoodat de inhoud voorloopig nog als vertrouwelijk moet aanzien worden. We zullen ons dus voor heden bepalen bij algemeene overwegingen en enkele bemerkingen in zake de vakbeweging in Zuid-Afrika. Land en bevolking. Het past hier vast te stellen dat de ZuidAfrikaansch e Unie een oppervlakte heeft van bijna 760 duizend vierkante kilometers. Zij werd in 1910 gevormd door het verbond van vier landen, namelijk de Kaap, Natal, OranjeVrijstaat en Transvaal, die dik een hoofdstad hadden. Het kiezen van een hoofdstad voor de
Engelsch . . . . Afrikaansch . Engelsch en Af rik. . Nederlandsch . Duitseh . . . . Jidisch . .. ... , . Grieksch . . . . Portugees , . Italiaansch . ,,.,.,. Fransch . . . . Aïidere talen,,,;;.:.:. f^ ;
Niet opgegeven . V
Kaap.
Niafcal.
297,077 461,356 19,698 826 6,048 4,745 299 158 383 189 57$ 217
141,550 38,301 3,727 175 4,792 299 98 67 114 815 Ï.Ü48 63
35
Unie was een heel moeilijke, en daarbij zeer kiesche kwestie. Ten slotte werd een « compromis » getroffen. Nadat de steden Bloemfontein (Oranje-Vrijstaat) en Pietermaritzburg (Natal) zich hadden teruggetrokken .om een overeenkomst te vergemakkelijken, werd Pretoria (Transvaal) als administratieve hoofdstad aangenomen, waar dan ook al de centrale regeertngsdiensten gevestigd werden. Kaapstad werd als wetgevende hoofdstad aangeduid, waar dus het Parlement zetelt, wat meebrengt dat, ieder jaar, de ministers en hunne voornaaamste ambtenaars zich voor minstens een drie- a viertal maanden in Kaapstad moeten vestigen. Inderdaad, de snelste trein, die Kaapstad met Pretoria verbindt, behoeft daarvoor een 28-tal uren, en loopt slechts eenmaal per week. Naar de volksoptelling van 1936 heeft de Zuid-Afrikaansche Unie een bevolking van meer dan negen en een half millioen inwoners, verdeeld als volgt : Blanken. Niet-Bknken. Kaap 791,574 2,738,326 Natal 190,549 1,755,919 Oranje-Vrijstaat . . 820,756 2,520,714 Transvaal 200,978 571,082 Totaal . . . 2,003,857 7,586,041 Deze 7 1/2 millioen niet-blanken omvatten ongeveer 6 1/2 millioen <( naturellen », 750 duizend kleurlingen (gemengd ras, de uitslag van betrekkingen tusschen blanken en « naturellen », blanken en Aziaten, « naturellen » en Aziaten), en 200 duizend Aziaten. De overweldigende 'meerderheid van de « naturellen » in Zuid-Afrika zijn Bantu's. Het is wellicht van belang hier aan te teekenen in welke verhouding de officieele landstalen in de Zuid-Afrikaansche Unie gesproken worden. In de steden wordt door 53 per honderd van de blanke bevolking ; Engelsch gesproken, en 41 per cent Afrikaahsch. Op het platteland spreekt 84 per cent van de blanke bevolking Afrikaansch en 14 per cent Engelsch. Ziehier nu een tabel per provincie, de huistaal der blanke inwoners aangevend voor het jaar 1936 : Transvaal. 318,090 452,252 23,192 2,740 6,470 11,528 1,435 1,510 1,175 423 1,600 341
Oranje Unte. Vrijstaat. Totaal. % 39.08 26,354 783,071 168,861 1,120,770 55.93 3,794 50,411 2,52 167 3,908 0.19 509 17,810 0.89 1,112 17,684 0.88 86 1,918 0.10 8 ! 1,743 0.09 1,679 0.08 f 71,445 0.07 18,; 2,773 Ö. 14 v47 , 2\ 645 0.03
36
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Voor wat aangaat de door de « naturellen » en kleurlingen gesproken talen, ontbreken ons de nauwkeurige statistieken. De ekonomie van Zuid-Afrika berust op de mijnnij verheid, evenals op den landbouw. De andere nijverheden (buiten deze der diamant-, goud- en kolennijverheden) zijn eigenlijk nog in haar aanvangsstadium, in vergelijking met de toestanden in andere nijverheidslanden. Maar in de laatste jaren is daarin eenigszins verandering gekomen, ten gevolge van de maatregelen, door de regeering genomen, ten einde de werkvoorwaarden der blanke arbeiders te beschermen en zelfs te verbeteren. Het is in deze opkomende nijverheden, dat de blanke arbeiders bezigheid vinden, terwijl de mijnnijverheid zich om zoo te zeggen uitsluitend steunt op de zwarte arbeidskrachten, de blanken in de mijnen slechts posten van toezicht foekleedend. In het Noorden worden de « naturellen » het meest te werk gesteld als dienstboden, uitloopers, magazijn knechten, voerders, enz. In de Kaap en in Natal, waar de kleurlingen en Aziaten overwegend in aantal zijn, zijn de blanken niet uitsluitend de stielmnannen, maar zijn de meeste vakken, zoo niet alle, ook toegankelijk voor (( naturellen » en kleurlingen. De vakbeweging.
Alhoewel in enkele nijverheden (zooals in de druknijverheid bij voorbeeld) goed ingerichte nationale bonden bestaan, moet worden erkend dat de algemeene vakbeweging nog geen voldoende uitbreiding genomen heeft. Overigens, er bestaan twee vakverbonden, waarvan het eene zich de « South African Trades and Labour Council — Suid-Afrikaanse Vak- en Arbeidsraad » noemt, en zijn zetel te Johannesburg heeft, terwijl het andere zich « Cape Federation of Labour Unions — Kaapse Federasie van Vakunies » betitelt, en zijn zetel in Kaapstad heeft. Bij het eerste vakverbond zijn 44 organisaties met 166 afdeelingen, te zamen 43,054 leden tellend, aangesloten. Van deze organisaties kunnen de « naturellen » geen deelmaken. Bij de Kaapse Federasie zijn 20 organisaties met 22,500 leden aangesloten. Maar in tegenstelling met wat in den Vak- en Arbeidsraad geschiedt, kunnen hier de « naturellen » en kleurlingen zich aansluiten. In sommige der aangesloten bonden zijn de blanken in de minderheid, namelijk bij de bouwwerkers, de suikerbakkers en de kleedingarbeiders. Zooals men wel vermoeden kan zijn reeds vele moeilijkheden tusschen beide vakverbonden opgerezen, vooral in verband met de afbakening der beroepsgrenzen. Ten einde te trachten deze moeilijkheden uit den weg te irüiinen wér.cÉ in Maart 1937 een gemengd nationaal
komiteit (National Joint Committee) opgericht. Na een jaar werken kwam het tot het opstellen van eene overeenkomst, die, in April 1938, in een gemeenschappelijke konferentie der beide vakverbonden bekrachtigd werd. Deze overeenkomst stelt het arbeidsveld vast van elk der beide vakverbonden, en regelt de overdracht der vakbonden van de eene federatie naar de andere, ten einde het werkterrein te eerbiedigen zooals het werd vastgesteld. Het gemengd nationaal komiteit wordt bestendigd, samengesteld uit vier vertegenwoordigers van elk der twee vakverbonden. Dit komiteit zal beraadslagen over alle vraagstukken die het worden toegezonden door een der vakverbonden. De beslissingen van het gemengd nationaal komiteit moeten door beide partijen nageleefd worden. Het komiteit komt minstens eenmaal per vier maanden bijeen; het moet jaarlijks een konferentie der twee vakverbonden bijeenroepen, en heeft het recht, wanneer het gepast voorkomt, te allen tijde een konferentie van 'de beide besturen uit te schrijven. Het komiteit heeft daarenboven er rekening mede te houden, dat het hoofddoel is het oprichten van een enkel vakverbond voor Zuid-Afrika, en dat het gemachtigd is, met het oog daarop, alle noodige voetstappen te ondernemen. Het mag dus verwacht worden dat deze pogingen een veel betere verstandhouding tusschen Johannesburg en Kaapstad zullen medebrengen, in afwachting dat de omstandigheden een samensmelting zullen mogelijk maken. Te Johannesburg hadden wij een bijeenkomst met de voornaamste bestuursleden van de bij den Vak- en Arbeidsraad aangesloten organisaties. We bespraken met hen meerdere vraagstukken, onder andere de houding van de vakbeweging tegenover : 1° de zwarten als dusdanig; 2° hunne mogelijke opname in den vakbond ; 3° hunne bijzondere organisaties; 4° hunne gerechtvaardigde grieven en eisenen; 5° het niet toepasselijk zijn der sociale wetgeving op de « naturellen )>. Natuurlijk iraakten wij ook de kwestie aan van het bestaan der twee vakverbonden, benevens deze der internationale betrekkingen. Op deze bijeenkomst waren ook gedurende korten tijd afgevaardigden aanwezig van de bonden die in de laatste tijden voor de « naturellen » zijn opgericht geworden. Er bestaan nu 16 bonden voor « naturellen », die gedeeltelijk door zwarten en gedeeltelijk door blanken bestuurd worden. Deze 16 bonden, nog in hun aanvangsstadium, telden op dat oogenblik ongeveer 5,000 leden, en hadden een gemeenschappelijk komiteit gevormd, een soort Syndikale Kommissie. Deze bonden bekomen welgemeende raadgevingen van de leiders van de bij tfën Vak- en Arbeidsraad aangesloten organisa-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING ties, maar de meest beproefden onder hen bekloegen er zich bij ons over dat de meeste blanken, die zich aan het hoofd van deze organisaties der « naturellen » geplaatst hebben, trouwe Moskoudienaars zijn, wat de zaak der zwarten niet erg bevordert! Daags te voren had de afvaardiging een onderhoud met een achttal zwarte bestuurders van deze « naturellen «-organisaties, die ons een tweetal memoranda voorlegden, en deze mondelings toelichtten. De voornaamste grieven waren, dat hunne organisaties niet door de wet erkend worden, en ze geen zitting verkrijgen in de loonraden, zoodat hunne loons- en werkvoorwaarden zonder hunne inmenging door vertegenwoordigers van de organisaties der blanke patroons en arbeiders worden vastgesteld. Zij bekloegen zich vooral over hunne lage loonen, en het feit dat ze zich aan de willekeur der patroons te onderwerpen hebben om nog grootere ellende te vermijden. Hun eisenen waren : 1° het recht voor de organisaties der « naturellen » zich te laten inschrijven; 2° de erkenning van het bestaan hunner organisatie ingevolge de (( Nywerheid-Versoeningswet 1937 »; 3° het recht op vertegenwoordiging hunner organisaties in de industrieele raden. We hadden tevens, een paar malen, een langdurig onderhoud zoowel met makker Devries, sekretaris van den Va-k- en Arbeidsraad te Johannesburg, als met makker Stuart, sekretaris van de Kaapse Federasie te Kaapstad. In deze laatste stad werd, den avond voor de afreis, te onzer eere een bijeenkomst gehouden van de bestuursleden der bij de Kaapse Fede-
37
rasie aangesloten organisaties. Een prachtige vergadering! Een welgevulde zaal, waar blanken en kleurlingen broederlijk gemengd waren. Naar Engelsche gewoonte thee en verversóhingen voor de deelnemers, terwijl een "drietal kunstenaars zich gelden deden. We hadden de gelegenheid de aanwezigen te onderhouden aangaande de toestanden in Europa, en een pleidooi te houden (zooals we overigens ook te Johannesburg gedaan hadden) ten voordeele eener groote toenadering op internationaal vakvereenigingsgebied. Tot slot stemde de vergadering, eveneens naar Engelsche gewoonte, een motie van dank en (( bon voyage » aan den scheidenden makker. En voor het schip des anderendaags de kaai verliet, om ons na een veertiendaagsche reis behouden aan wal te zetten, waren de voornaamste leiders nogmaals daar, om ons nog een laatste vaarwel en tot weerziens toe te roepen. Vele van de makkers die, tijdens ons verblijf in Zuid-Afrika, zich geen moeite ontzagen om ons Jbehulpzaaim en dienstig te kunnen zijn, waren voor ons geen onbekenden. Wij maakten met hen kennis op de Internationale Konferentie van den Arbeid te Geneve, waar we met hen, en de vertegenwoordigers der arbeiders uit de andere landen, samenwerkten met het oog op het tot stand komen van beschermende konventies voor de zwoegers. Met de anderen, die we voor de eerste maal ontmoetten, hebben we vriendschapsbanden aangeknoopt die, we zijn er van overtuigd, de Zuid-Afrikaansche georganiseerde arbeiders dichter bij hunne Europeesche broeders brengen zal!
38
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Zweden, land der experimenten door Jos- Bondas
E
R zijn landen waarvan veel wordt gesproken naar aanleiding van het vele kwaad dat zij stichten en nog gedurig dreigen te stichten. Dit is het geval met Duitschland en Italië, welke volledig dienstbaar zijn gemaakt aan den wil van twee mannen, die leven in een bestendig wapengekletter en slechts droomen van twist en ruzie, sabels en imperialisme! Van andere wordt er sinds enkelen tijd ook veel gesproken, maar in dit geval is het om hun vrijheid en hun voorspoed te roemen. Dit geldt de Skandinavische landen : Denemarken, Zweden en Noorwegen, die, laat het ons terloops aanstippen, alle drie een socialistische Regeering hebben. In ieder van die landen — maar wellicht in het bijzonder in Zweden — worden politieke en sociale experimenten gedaan die met de grootste belangstelling gevolgd en bestudeerd worden, zoowel door de Staatslieden als door de werkgevers en de werknemers van de andere landen. Natuurlijk is de wijsheid van een volk en de bloei van een land niet iets dat zoo maar uit de lucht valt. Beide kunnen slechts de uitslag zijn van een vastberaden en verlichten wil en van een aanhoudend en aangepast produktiepogen. Zweden is zonder twijfel een land dat bijzonder door de natuur begunstigd wordt. De grond en de ondergrond zijn buitengewoon rijk. Het grondgebied beslaat een oppervlakte van 41 unillioen hektare, waarvan meer dan de helft met bosschen bedekt zijn. Er zijn geen kolen, maar ontelbare watervallen laten toe zeer goedkoop elektriciteit voort te brengen. Ten slotte, bezit het ertslagen van een buitengewone waarde. Al die rijkdommen moesten ontgonnen worden, en Zweden, dat minder dan een eeuw geleden in hoofdzaak een landbouwland was, dat eerst veertig jaar na den bouw van de eerste lijnen in België zijn eersten spoorweg bouwde, is heden een der op nijverheids- en technisch gebied best toegeruste landen van het vasteland wiens meest ingewikkelde produkten over de geheele wereld verspreid zijn. Wij zegden het reeds in Le Peaple van 19 Januari jl., de rationalisatie en de mechanisatie hebben er een zeer hoog peil bereikt zoodat, wanneer wij de verschillende indexen voor
1913 door 100 voorstellen, de index der in 1938 te werk gestelde arbeiders 130 bedroeg, die van den omvang der produktie, 190, en die van de aangewende drijfkracht, 240! Het is trouwens opmerkenswaardig dat Zweden sinds zeer lang groote inspanningen heeft gedaan om zijn bevolking te onderwijzen, dat het land een duurzame kultureele en demokratische traditie heeft, en deze in 1868 door den grooten man van het Zweedsch liberalisme, Adolf Hedin, uitgesproken woorden toonen aan welk belang reeds te dien tijde aan het vraagstuk der ontwikkeling van de massa's werd gehecht : (( Aan hen die klagen en bang zijn van de gevaren der demokratie — schreef Hedin — kunnen wij het middel verschaffen om deze gevaren te weren, een middel dat niet faalt en waarvan de formule is : Ontwikkelt het volk! » Voor de Zweden was dit geen ijdel woord, want hetzelfde jaar dat Hedin dezen raad gaf werden volkshoogescholen opgericht. Heden tellen de verschillende ontwikkelingswerken jaarfijks 100,000 tot 200,000 personen van eiken leeftijd voor de gemeenschappelijke studie van sociale, ekonomische en kultureele vraagstukken. De volksbibliotheken zijn eveneens zeer talrijk. Men schat op een achtste van de gansene Zweedsche bevolking de personen die bestendig deze bibliotheken bezoeken. Het aantal voor de lezing thuis ontleende boeken is twaalf per jaar en per lezer (1). *
*
*
Evenwel, zooals in de meeste andere landen was het begin tamelijk moeilijk voor de arbeidersorganisatie. De eerste organisaties kwamen omstreeks 1860 tot stand, maar zeer lange jaren bleven zij in onzekerheid rondtasten en het was slechts een dertigtal jaren later dat zij haar weg vonden. De <( Landsorganisationen » (Vakverbond) werd opgericht in 1898. Zij ving aan met een bescheiden ledental van enkele duizende eenheden, doch nam spoedig een «rnstige uitbreiding. Vier jaar na haar oprichting telde zij 40,000 leden, in 1904 meer dan 80,000, in 1906, 144,000, en in 1907, 186,000 leden. (1) La Suède, sa vie sociale et êconomique, door Mauritz Bonow.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING In 1909 antwoordden de arbeidersvakbonden met di algemeene staking op de uitsluiting afgekondigd door het Werkgeversverbond in de verschillende bedrijven. De beweging omvatte op zeker oogenblik meer dan 300,000 stakers, doch was veeleer rampspoedig. Na een uitputtenden strijd hernamen de arbeiders net werk aan de door de werkgevers gestelde voorwaarden. De vakbonden verloren een gedeelte van hun ledental en in 1910 telde het Vakverbond nog slechts 85,000 leden, en in 1911, 80,000. De achteruitgang bleef daarbij en in 1917 bereikte het ledental het vroeger maximumpeil van 186,000 eenheden. Het steeg tot 222,000 in 1919, 385,000 in 1925, 725,000 in 1937 en bijna 900,000 (juist : 890,034) op 31 Oktober 1938! Dit cijfer vertegenwoordigt ten opzichte van het bevolkingscijfer — iets meer dan 6 millioen inwoners — een verhouding die nergens elders bereikt wordt, en wat daar niet aan schaadt, integendeel, is dat, behalve de oude Centrale met een min of meer libertaire tendens, die in het gansene land twintig tot dertig duizend leden telt, en die praktisch zonder invloed is, de Zweedsche vakbeweging niet verdeeld is, zooals de onze, in menigvuldige groepeeringen met verschillende politieke en filosofische strekkingen. Dit is een der redenen, van de macht onzer kameraden van dit land. Dit beteekent nochtans niet dat zij alles bekomen wat sommigen mochten verlangen, want ook de werkgevers zijn machtig georganiseerd en hun strijdgeest is niet minder vurig dan die van de arbeiders. Het Werkgeversverbond kwam tot stand in 1902 (1), maar het kwam vlug tot het besef dat het logischerwijze en eerlijkerwijze aan de arbeiders geen recht mocht betwisten waarvan het zelf gebruik maakte, en van 1906 af werd het vereenigingsrecht gehuldigd door een artitel zijner statuten waarvan de bewoordingen heden nog in al de kollektieve overeenkomsten opgenomen zijn. In den loop der volgende jaren kwamen de wederzijdsche belangen herhaalde malen met elkaar in botsing, de uitsluitingen volgden op de stakingen of omgekeerd. Al die konflikten berokkenden groote schade aan de organisaties van beide zijden en maakten zelfs een gevaar uit voor 's lands ekonomie. Maar uit het overdreven kwaad, kan het goede ontstaan, en zooals de voorzitter van het Werkgeversbond, de heer Gustaf Söderiund, er den nadruk op legde in een nota gedagteekend van Februari 1937: « De heftige strijd die hen tegenover elkaar (1) Het Werkgeversverbond telde op 1 Oktober 1Ö38 4,916 aangesloten werkgevers die 380,323 arbeiders te werk stelden.
39
plaatste leidde er toe dat de organisaties elkaar leerden kennen, en waardeeren », en aldus ontstond het denkbeeld om de verhoudingen tusschen de werkgevers en de arbeiders, t. t. z. tusschen werkgevers- en arbeidersorganisaties te organiseeren. Dit kwam maar niet zoo ineens tot stand en de pogingen op dit gebied door de wetgevers gedaan hadden geen bijval, noch aan de zijde der arbeiders, noch aan die der werkgevers, en zooals Mauritz Bonow schreef in het bovengenoemde werk : (( De groote beroepsfederaties trachtten op eigen initiatief de strijdmethodes te beperken en te regelen, evenals de twee partijen den eerbied in te boezemen voor de onderhandelingsvormen en andere methodes bestemd om de geschillen op te lossen... » Het schijnt dat men daartoe gekomen is zonder dat de patroons en de arbeiders hebben verzaakt aan de reden van bestaan van hun wederzijdsche organisaties, en in de bovengenoemde nota schrijft de heer Söderiund : <( Het kenschetsende van den huidigen toestand in zijn geheel is het volle vertrouwen tusschen het Zweedsch Werkgeversbond (S.A.F.) en het Zweedsch Vakverbond (L.O.), wat niet uitsluit het duidelijke bewustzijn aan beide zijden van de belangentegenstellingen die tusschen hen bestaan. Deze tegenstellingen zijn van zulken aard dat men ze in het algemeen moet kunnen verzachten zonder den strijd aan te binden om elkaar nadeel te berokkenen, evenals men op andere gebieden van het ekonomisch leven door middel van overeenkomsten de geschillen moet uit den weg ruimen. Maar ten einde in andere opzichten zijn principieele of overheerschende belangen te vrijwaren, staat men er op het recht te behouden desnoods zijn toevlucht te nemen tot machtsmaatregelen, want dan wordt de strijd beschouwd als een, weliswaar, onbehaaglijk middel, maar dat onvermijdelijk is om een overeenkomst te bewerken... ». Deze taal vanwege het hoofd van een machtige patroonsorganisatie kan misschien sommigen onzer lezers verwonderen, maar wanneer men de Zweedsche arbeidersbeweging bestudeert, wanneer men weet dat de arbeidsvoorwaarden sinds zeer lang in kollektieve overeenkomsten vastgelegd zijn (1), wanneer men weet welke geest de menschen van dit bijzonder bevoorrecht land bezielt, dan begrijpt men dat er aan beide zijden alles in 't werk wordt gesteld om een overeenkomst te bereiken die voor de gemeenschap bevredigende uitslagen schijnt te moeten geven. (1) Onlangs werd 'bekendgemaakt dat er 10,000 kollektieve kontrakten in voege waren, waarbij 28,000 werkgevers er 730,000 arbeiders, hetzij 83 t. h. van de gesyndikeerden, waren betrokken.
40
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Wij publiceeren verder den tekst der overeenkomst die op 20 December 1938 te Stockholm werd onderteekend door de vertegenwoordigers van het Werkgeversverbond en van het Vakverbond, alsmede van de memorie van toelichting, waardoor men zich rekenschap kan geven van het beoogde doel. Wij gaan er dan ook hier niet bij stilstaan. * *
*
Het is dus begrijpelijk, zooals wij bij den aanhef van dit artikel zeggen, dat men zoowat overal belang stelt in de experimenten, of veeleer in de politiek die in Zweden op alle gebieden wordt nagestreefd. Verleden jaar begaf zich een Amerikaansche zending naar dit land en de uitslagen van haar studie werden vermeld in een breedvoerig verslag verschenen in het Meinummer 1938 van het tijdschrift der Akademie voor Politieke en Sociale Wetenschappen van Philadelphia. Een weinig later grepen de FranschZweedsche besprekingen plaats te Pontigny, waaraan de officieele vertegenwoordigers van het Zweedsch Werkgeversverbond, van het Zweedsch Vakverbond en verschillende personaliteiten van de Fransche werkgevers- en arbeiderskringen deelnamen. De stenografische opname van deze besprekingen, die drie dagen, duurden, verscheen in het nummer van 15 Juli 1938 van de Nouveaux Cahiers (1). Eindelijk stelde onze vriend Spaak in het begin van dit jaar aan de Regeering voor een (1) Librairie Gallimard, rue Sébastien Bottin, 5, 6 Parijs VII .
afvaardiging naar Stockholm te zenden, samengesteld uit vertegenwoordigers van de arbeiders- en patroonsorganisaties om er de vraagstukken van de nij verheidsbetrekkingen, van het arbeids- en loonregime in verband met deze betrekkingen, de uitslagen der werkloosheidspolitiek en den ekonomischen toestand te bestudeeren. Deze afvaardiging bestond uit de heeren Vervaeck, algemeen bestuurder bij het Ministerie van Arbeid, en Buyse, nijverheidsinspekteur bij het Ministerie van Ekonomische Zaken, Bondas, Renwet, Gryson en Segier, voor het B.V.V.; Paiuwels en de E.P. Arendt, voor het A.C.V.; Colle, voor de liberale vakbonden; Demaret, Hoffimans, Repriels en Tin on, voor het Centraal Nijverheidskomiteit; Gevaert en Vandeputte, voor het Vlaamsen Ekonomisch Verbond, en Goris, voor de katholieke patroons. Zij verbleef van 9 tot 13 Januari te Stockholm en de besprekingen die er gedurende drie dagen plaats grepen zullen samengevat worden in een verslag dat de afvaardiging aan de Regeering zal uitbrengen en door deze zal gepubliceerd worden. Heden zeggen wij dus niets van hetgeen wij in den loop van deze al te korte reis gehoord én vernomen hebben, behalve dat de werkgeversen arbeidersorganisaties, evenals de overheden alles hebben gedaan om ons toe te laten onze zending in de beste voorwaarden te volbrengen. Wij drukken hier nog onze bewondering uit voor hun land en onzen Jevendigsten dank voor al hetgeen zij hebben gedaan om onze taak te vergemakkelijken.
ti Overeenkomst geslotenn tusschen het Zweedsch Werkgeversverbond en hel het Zweedsch Vakverbond MEMORIE VAN TOELICHTING Sinds het Zweedsch Werkgeversverbond en het Zweedsch Vakverbond (Landsorganisationen) in de lente van 1936 hun vertegenwoordigers aanduidden om gemeenschappelijk zekere vraagstukken van algemeen belang betreffende de arbeidsmarkt te bestudeeren, hebben déze vertegenwoordigers, wier bijeenkomst « Komiteit der Arbeidsmarkt » werd genoemd, een lijst opgemaakt van de kwesties die konden in aanmerking komen voor het tot stand brengen van een georganiseerde reglementeering. Hoewel het Komtiteit er niet toe gekomen is al de op de lijst voorkomende kwesties te behandelen, heeft het nochtans gepast geoordeeld aan de organisaties de uitslagen mede te deelen van de punten waarover eenheid van inzicht werd bereikt. Het Komitek stelt voor, onder vorm van een algemeene overeenkomst tusschen het Werkgeversverbond en het Vakverbond, zekere regels aan te nemen .aangaande: 1° De. oprichting van een vast organisme voor 'de onderhandelingen tusschen de organisaties;
2° Een eenvormige reglementeering der onderhandelingen betreffende konflikten die verband houden met de arbeidsvoorwaarden ; 3° Een procedure betreffende de wegzending en de afdanking; 4° De afschaffing van zekere offensieve maatregelen van ekonomischen aard; 5° De behandeling van konflikten die verband houden met het leven zelf der gemeenschap. Ten gevolge van den aard en den omvang der tegenstellingen op de arbeidsmarkt, is de oplossing der behandelde vraagstukken van hoofdbelang niet alleen voor de rechtstreeks betrokken partijen, doch ook voor de andere maatschappelijke groepeeringen. Dit belang Stijgt nog m&t de uitbreiding genomen door de kontrakten en de beroepsorganisaties, en wordt gemeten naar de aandacht welke de openlijke konflikten op de arbeidsmarkt in de laatste tijden op zich hebben ge trokken, evenals den eisen van etatische maatregelen die in verschillende - kringen enin verschillende omstandigheden werden voorgesteld om de arbeids*
DE BELGISCHE VAKBEWEGING konflikten te beperken en het toezicht er over te reglementeeren. Deze eisch werd vooral gebillijkt door den ongunstigen invloed door de groote arbeidskonflikten uitgeoefend op 's lands ekonomsich leven. Men wees er op, dat sommige dier konflikten van aard waren om de werking der noodzakelijke openbare diensten te belemmeren. Ten slotte heeft men doen gelden, dat er in den syndikalen strijd methoden werden aangewend die, in zekere gevallen, een ongewettigden aanslag op de persoonlijke vrijheid der burgers uitmaakten, of die allerminst ongepast bleken te zijn. De centrale organisaties van de arbeidsmarkt geven er zich rekenschap - van, dat de belangenkonflikten zooveel mogelijk moeten opgelost worden zonder aanleiding te geven tot openlijke konflikten. De niet onderbroken arbeidsmarkt is in de eerste plaats van groot belang voor al degenen die rechtstreeks hun inkomsten putten in de goede werking van het ekonomische leven. De door de openlijke konflikten geleden verliezen treffen hen in 't bijzonder. Daarom zouden hun wederzijdsche organisaties het als een natuurlijken plicht moeten beschouwen alle middelen op te zoeken om de konflikten langs vreedzamen weg op te lossen. Aan beide zijden heeft de ondervinding ook geleerd, dat de door een open konflikt bekomen uitslag gevolgen medesleepte die dikwijls buiten verhouding waren met de kosten en de zich voor dit konflikt getrooste opofferingen. De ontwikkeling der verhoudingen tusschen de twee partijen, zooals dit in de laatste jaren werd waargenomen op de arbeidsmarkt in Zweden, heeft het besef der organisaties van de verantwoordelijkheid die op haar rustte bij de aanwending der syndikale strijdmiddelen slechts versterkt. De gewichtigheid van het behoud van den arbeidsvrede voor 's lands ekonomisch leven is de leidraad geworden van de twee partijen. Hoewel de organisaties gewetensvol vreedzame oplossingen opzoeken, kan er niet vermeden worden dat zij dikwijls oneenig zijn. De ekonomische schade aangericht door den strijd die uit dergelijke toestanden voortspruit is op zichzelf betreurenswaardig, doch kan niet van voldoende belang geacht worden om de huidige vrijheid de plaats te doen ruimen voor een etatische dwangreglementeering der belangentegenstellingen. Er kan evenmin aangenomen worden, dat de Staat — buiten het domein der wetgeving toegepast bij de sociale bescherming — de werkgevers en de werknemers hetzij in het algemeen, hetzij in bijzondere gevallen een verplichte regeling der arbeidsvoorwaarden oplegt. Zoolang de organisaties der arbeidsmarkt bereid zijn rekening te houden met de openbare belangen in het algemeen die aan haar bedrijvigheid verbonden zijn, moeten de maatregelen waarop men zich regelmatig kan beroepen met het oog op den arbeidsvrede, natuurlijk en met volle recht van de organisaties zelf uitgaan. Ingevolge deze overwegingen heeft het Komiteit zich beijverd het terrein voor te bereiden om de vreedzame oplossing van de belangenkonflikten te bevorderen en om te trachten de voor derden of (het openbaar leven schadelijke strijdmaatregelen te voorkomen. Het Komiteit heeft gemeend, dat het dringend noodig was in de eerste plaats de heden van kracht zijnde regeling der verhoudingen tusschen de partijen een vasten vorm te geven en tegelijkertijd een al-
41
gemeene opluchting in deze verhoudingen te begunstigen. Sommige der in de overeenkomst geregelde kwesties zijn van zulkèn aard, dat haar onderzoek gebillijkt wordt daar waar de besluiten hoofdzakelijk moeten afhangen van een toetsing der tegenover elkaar staande belangen. Dit is het geval met de kwesties van verbreking van arbeidskontrakten en van afdankingen, evenals met de behandeling der konflikten die verband houden met het openbare leven. De belangen die, volgens de overeenkomst, bij zulke kwesties betrokken zijn, zijn niet van aard om' voor het gerecht te moeten beslecht worden. Zelfs wat zekere eigenlijke rechtskwesties aangaat, heeft men deze beschouwd als minder geschikt om ze voor de uitlegging en de toepassing der overeenkomst aan het gerecht te onderwerpen. Men had hier op het oog konflikten die verband houden met de beperking — beheerscht in de overeenkomst — van de offensieve maatregelen van ekonomischen aard. De overeenkomst voorziet voor het onderzoek van bedoelde kwesties de oprichting van een centraal organisme, het Komiteit der Arbeidsmarkt, met een gelijktallige vertegenwoordiging van de twee partijen (Hoofdstuk I). Het Komiteit heeft zich ten taak gesteld de zaken te behandelen die voor de arbeidsmarkt een algemeene of gewichtige draagkracht hebben. De ontwikkeling der organisatie van de arbeidsmarkt heeft hoe langer hoe meer de behoefte, aan een centraal onderhandelingsorganisme doen gevoelen. Door de bepalingen betreffende de organisatie der onderhandelingen (Hoofdstuk II) heeft men voornamelijk de procedure willen regelen bij de behandeling van gewone konflikten betreffende de toepassing van de arbeidsvoorwaarden. Voor het vergemakkelijken der vreedzame oplossing van deze konflikten heeft men een eenvormige procedure voorgesteld, bestaande in de plaatselijke en centrale onderhandeling, zoowel voor de rechtskonflikten als voor de belangenkonflikten. Bij deze procedure zijn zekere bepalingen gevoegd die voor doel hebben te vermijden, dat de oplossing van opene konflikten te onrechte zou vertraagd worden en dat tusschen de partijen eisenen worden gesteld die te ver tot het verleden terugkeeren en waarvoor het dikwijls zeer moeilijk is bewijzen te leveren. Ten slotte wordt er voorgeschreven dat de betrokkenen bij een openlijk konflikt zich tot de centrale organisaties moeten wenden. Onder de kwesties betreffende de arbeidsmarkt waarvoor het voor het Komiteit van bijzonder belang is gebleken een opklaring te begunstigen, bemerkt men in de eerste plaats, de vormen en de voorwaarden van wegzending en afdanking van de arbeiders (Hoofdstuk III). In dit verband werd er besloten een opzeggingstermijn verplicht te maken en een onderhandelingsprocedure aan te nemen, alsook zekere algemeene prinoipes voor de te nemen besluiten, rekening houdende, eenerzij ds met de gewettigde eischen der arbeiders betreffende de zekerheid van hun betrekking, en anderzijds met het feit dat de produktie afhangt van de hoedanigheid en de bekwaamheid van een geschikte arbeidskracht. In de bedrijvigheid door de vakorganisaties in den loop der afgeloopén periode van evolutie aan den dag igelegd voor de verdediging harer 'belangen, werden soms methoden aangewend die niet gewettigd schijnen vanwege een vakbeweging die zoo gezond
42
£>E BELGISCHE
en sterk gebouwd is als de.Zweedsche vakbeweging. Ter wering van zulke methoden stelde het Komiteit zekere bepalingen voor (Hoofdstuk IV), verbod opleggend van strijdmaatregelen tegenover derden, maatregelen die niet uitsluitelijk het karakter hebben van zuivere sympathiebetoogingen dn verband met de onderhandelingen voor kollektieve overeenkomsten. Worden ook verboden, de strijdwijzen van weinig aanbevelenswaardigen aard, waarbij vervolgingen geschieden om godsdienstige, politieke of andere redenen, aanvallen tegen individueele personen naar aanleiding van hun houding als partij, gevolmachtigde of getuige voor een rechtbank of een andere openbare macht, of omdat zij een funktionaris ter zijde staan, weerwr aakmaatre gelen om te hebben deelgenomen aan een geëindigd arbeidskonflikt, aanvallen tegen familieonderiiemingen, aanvallen tegen een werkgever om hem te doen verzaken aan de deelneming aan den arbeid in zijn eigen onderneming, alsook handelingen gericht op onwettige winsten. De daarmede verband houdende bepalingen werden hoofdzakelijk opgesteld naar die vervat in een oud wetsontwerp betreffende een wetgeving op de ekonomische strijdwijzen. Bij het onderzoek der kwestie van de konflikten die een gevaar uitmaken voor het openbaar leven, heeft het Komiteit getracht de noodzakelijkheid onder het oog te zien van bijzondere maatregelen ter bescherming van alle voor het leven der bevolking, voor de sociale zorgen, enz., noodwendige bedrijvigheden. Bij de openbare bespreking waren de meeningen zeer verdeeld wat aangaat de vraag te weten hoe de verschillende bedrijvigheden dienen bepaald en beperkt die, ingevolge haar levensbelang voor de gemeenschap, tegen de arbeidskonflikten moeten beschermd worden. Het Komiteit is de meening toegedaan dat het praktisch onmogelijk is een bevredigende, eenigszins objektieve en algemeene afbakening te bereiken. Alleen het feit dat het belang van de gemeenschap afhangt van den omvang van het konflikt maakt een voorafgaandelijke afbakening onmogelijk. Een zekere bedrijvigheid is op zichzelf zeer zelden zoo noodwendig voor de gemeenschap dat zij tegen al de konflikten zou moeten beschermd worden. Anderzijds kan een konflikt, dat op zichzelf geenszins gericht is tegen de levensvragen van de gemeenschap, in zijn uitingen in een zekere mate een bedrijvigheid moeilijk of onmogelijk maken die noodwendig is om aan de bevolking de zekerheid van haar leven en van haar gezondheid te verzekeren. Daar de noodzakelijkheid om een konflikt te vermijden of te beperken afhangt van de omstandigheden die in ieder geval overwegend zijn, is er geen andere oplossing dan de bij ieder konflikt betrokken belangen te meten naar het openbaar belang. Wanneer men een overzicht neemt van de konflikten die in het verleden in Zweden uitbraken, blijkt het dat men tot de partijen op de arbeidsmarkt met recht en rede niet het verwijt mag richten dat zij bij de konflikten de levensbelangen der gemeenschap niet in acht hebben genomen. Aan beide zijden hebben de organisaties, integendeel, getracht te vermijden, dat de konflikten inbreuk zouden plegen op deze belangen. Ten einde in dit verband gunstiger toestanden te scheppen stelt het Komiteit evenwel een meer konkrete procedure voor, voor het onderzoeken der kwestjtes,#e kunnen oprijzen in verband met de maatre-
gelen te treffen om te vermijden dat levensverrichtingen van de gemeenschap verstoord worden, en oordeelt dat het Komiteit der Arbeidsmarkt het meest bevoegde organisme is voor dergelijk onderzoek (Hoofdstuk V). *
*
*
Door de volgende overeenkomst, gesloten tusschen het Zweedsch Werkgeversverbond en het Zweedsch Vakverbond, verbinden deze organisaties zich haar bedrijvigheid en alles wat er mede in verband staat uit te oefenen in den schoot van het Komiteit der Arbeidsmarkt, in de voorwaarden bepaald door de overeenkomst, en in dien zin te handelen dat deze vrijelijk als kollektieve overeenkomst wordt aangenomen door haar wederzijdsche federaties. In de mate waarin dit zal geschieden, zal de overeenkomst bovendien kracht van wet hebben voor het Werkgeversverbond en het Vakverbond, krachtens de wet op de kollektieve overeenkomsten. Hoofdstuk I. KOMITEIT DER ARBEIDSMARKT § 1.
De kwesties van algemeen belang of van groote draagkracht voor de arbeidsmarkt zullen behandeld worden door een komiteit, Komiteit der Arbeidsmarkt genaamd, gemeenschappelijk opgericht door het Werkgeversverbond en het Vakverbond. Het. Komiteit der Arbeidsmarkt zal bestaan uit drie werkende leden, alsook uit plaatsvervangende leden, die in gelijk aantal benoemd worden door elke organisatie. De werkende en de plaatsvervangende leden zullen benoemd worden voor een termijn van drie jaar. § 2.
Volgens deze overeenkomst zal de taak van het Komiteit in het bijzonder bestaan in het behandelen van zekere kwesties betreffende de opzegging van de kontrakten en de afdankingen (Hoofdstuk III), alsook van de konflikten die in verband staan met de belangrijke sociale verrichtingen (Hoofdstuk V). Wanneer de kwesties betreffende de opzegging of de afdanking behandeld worden zal een vertegenwoordiger van de betrokken federaties als lid aan de beraadslagingen deelnemen. Deze vertegenwoordiger, evenals zijn plaatsvervanger, zullen door iedere federatie benoemd worden voor een termijn van drie jaar. Indien soortgelijke kwestie m'eer dan één vereeniging die tot dezelfde partij behoort aanbelangt en indien deze kwestie niet van aard is om door elke vereeniging afzonderlijk te worden behandeld, dan moeten de vereenigingen een gemeenschappelijken vertegenwoordiger benoemen; zoo niet zal hij in gemeen overleg door het Werkgeversverbond en het Vakverbond benoemd worden. § 3.
Het Komiteit zal bovendien als scheidsrechter moeten optreden en beslissen over geschillen die oprijzen betreffende de geldigheid of de uitlegging der bepalingen vervat in het Hoofdstuk IV in verband met de beperking der offensieve maatregelen van ekonomischen aard; het zaL eveneens moeten oordeelen
DE BELGISCHE VAKBEWEGING over gevallen van beweerde overtreding van deze bepalingen, alsook over hun beteugeling. Het Werkgeversverbond en het Vakverbond zullen in gemeen overleg en voor een termijn van drie jaar een onpartijdigen voorzitter aanduiden, die in de gevallen voorzien in § 4 zal geroepen worden deel te nemen aan de behandeling der in het eerste lid vermelde kwesties. § 4.
Het Komiteit zal slechts voltallig een beslissing mogen nemen. De door het Komiteit genomen beslissing zal overeenstemmen met de meening uitgedrukt door de meerderheid zijner leden. Indien, over een in § 3 voorziene kwestie geen meerderheid kan bereikt worden zal de onpartijdige voorzitter geroepen worden deel te nemen aan de behandeling der kwestie en aan het nemen van een beslissing. Zal Biet het recht hebben deel te nemen aan de behandeling van een kwestie die in verband staat met Hoofdstukken III en IV, een door het Werkgeversverbond of het Vakverbond benoemd lid dat rechtstreeks bij deze kwestie betrokken is of besturend lid of funktionaris is van het betrokken ondergeschikt organisme. § 5. Bij de behandeling van een kwestie die in het bijzonder één of meer beroepsgebieden aanbelangt zal het Komiteit een vertegenwoordiger van de betrokken federatie mogen uitnoodigen deel te nemen aan de bespreking der kwestie in den schoot van het Komiteit, doch niet aan het nemen van een beslissing; het zal ook hetzij den werkgever, hetzij den arbeider, hetzij nog hun vertegenwoordigers, mogen dagen om' voor het Komtieit advies uit te brengen. § 6. Het Werkgeversverbond en het Vakverbond zullen elk een sekretaris in den schoot van het Komiteit benoemen. Het Komiteit zal er op waken dat de hem onderworpen zaken in den kortst mogelijken tijd behandeld en afgehandeld worden. Van de beraadslagingen van het Komiteit zal een proces-verbaal opgemaakt worden, hetwelk voor nazicht aan de twee partijen zal worden onderworpen. Hoofdstuk IL REGELING DER BERAADSLAGINGEN § 1, Indien een geschil ontstaat betreffende de arbeidsvoorwaarden of de verhoudingen tusschen de partijen, mag het geen aanleiding geven tot de maatregelen voorzien in §§ 7 en 8 alvorens de lijdende partij heeft getracht door onderhandeling met de andere partij een overeenkomst te treffen op de volgende wijze. Op aanvraag van een der partijen zal de andere verplicht zijn met haar te onderhandelen. Zelfs indien de onderhandeling niet heeft plaats gehad zal een partij toch beschouwd worden als te hebbén voldaan aan de verbintenis haar opgelegd door de eerste alinea, indien de hinderpaal in den weg gesteld voor de beraadslagfing niet van haar afhangt of indien de andere partij haar toevlucht nam
43
tot offensieve maatregelen om het geschil op te lossen, zonder voorafgaandelijk de verplichting om te onderhandelen te .hebben nagekomen. Uitgezonderd § 8, alinea 4, hebben de bepalingen van dit hoofdstuk geen betrekking op het opstellen of de verlenging van de kollektieve overeenkomsten, noch op het van kracht worden van sympathiemaatregelen, noch op de invordering van een onbetwistbaar verworven loon of een andere bezoldiging. Een b:jzondere regeling der beraadslagingen voor zekere geschillen wordt voorzien onder Hoofdstukken I, III en V. Opmerking. De bepalingen van het Hoofdstuk II zullen niet van kracht zijn indien de kollektieve overeenkomsten een andere regeling der beraadslagingen voorschrijven voor zekere zaken, zooals de regeling van het stukwerk, enz. § 2. Ingeval een partij voor een bepaalde reden van de andere partij hetzij loon, hetzij schadevergoeding, hetzij een andere vergoeding had te eischen, en indien er moet beraadslaagd worden om het geschil op te lossen, dan zal de aanvraag daarvoor zonder ongewettigd verwijl moeten gedaan worden. Indien, en in de mate dat de omstandigheden waarop de eisch gesteund is gedurende vier maanden gekend waren langs de zijde van den werkgever, door hem of zijn organisatie, langs de zijde van den arbeider door de betrokken federatie of het betrokken plaatselijk organisme, zonder dat de onderhandeling aangevraagd werd, zal volgens de bepalingen van het huidig hoofdstuk, de lijdende partij voor haar eisch het recht van verzoek om onderhandeling verloren hebben. Ongeminderd deze kennis zal het recht op onderhandeling vervallen zijn indien en in de mate dat de omstandigheden sinds meer dan twee jaar dagteekenen. Opmerkingen. 1° De bepalingen van de eerste alinea hebben niet voor doel de toepassing van rechtstreeksche onderhandelingen tusschen de betrokken werkgevers en arbeiders af te bakenen om de geschillen te vereffenen. 2° Zal, in verband met het vervallen van het recht op onderhandeling in zake stukwerk, als « omstandigheden waarop de eisch gesteund is » worden beschouwd, de definitieve betaling voor bewust werk. § 3.
De onderhandelingen op grond der bepalingen van dit hoofdstuk zullen eerst gevoerd worden op de werkplaats door de betrokken partijen, en met de medewerking van het plaatselijk organisme, daar waar er een bestaat (plaatselijke onderhandeling). De plaatselijke onderhandeling zal zoo spoedig mogelijk moeten aangeknoopt worden, ten laatste twee weken na den dag waarop zij werd aangevraagd, tenware de partijen besloten ze te verdagen. Wanneer de aard der zaak of andere omstandigheden het vereischen zullen de onderhandelingen rechtstreeks tusschen de federaties kunnen geschieden op aanvraag van ee* dezer, 20oals is aangeduid
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
44
Opmerking. Onder plaatselijk organisme wordt verstaan, een organisme tegenover hetwelk de federatie door statuut of overeenkomst de onmiddellijk hoogere beraadslagingsinstantie uitmaakt (plaatselijke afdeeling eener federatie, fabrieksklub, enz.). § 4.
Indien door de plaatselijke onderhandeling geen overeenkomst wordt bereikt, zal de partij die de zaak wenscht voort te zetten de beslissing onderwerpen aan een onderhandeling tusschen de federaties zelf (centrale onderhandeling). De aanvraag voor dergelijke onderhandeling moet gedaan worden door de federatie waarvan de partij lid is aan de bevoegde federatie van de andere partij, ten laatste twee maanden na den dag waarop volgens § 9 de onderhandeling als gesioten moet worden beschouwd. § 5.
De centrale onderhandeling moet zoo spoedig mogelijk aangeknoopt worden en ten laatste drie maand na den dag waarop zij werd aangevraagd, tenware •partijen besloten ze te verdagen. § 6.
De onderhandelingen zullen met den vereischten spoed moeten geschieden en verslag er van zal moeten uitgebracht worden in een proces-verbaal dat voor nazicht aan de twee partijen zal worden onderworpen. § 7.
Een partij zal niet het recht hebben een beslissing te vragen betreffende de uitlegging of de toepassing van een kollektieve overeenkomst of betreffende een ander geschil dat van aard is volgens de wet op het Arbeidsgerecht, § 11, onderworpen te worden aan het oordeel der rechtbank of van den scheidsrechter, zonder voorafgaandelijk voldaan te hebben aan de onderhandelingsverplichting die haar is opgelegd. Indien na beraadslaging een partij een zaak, waarvan sprake dn de eerste alinea der § 2, aan het oordeel van het Arbeidsgerecht of van den scheidsrechter wenscht te onderwerpen, moet zij een klacht indienen bij het gerecht of aan de andere partij arbitrage vragen ten laatste drie maanden na den dag waarop, volgens § 9, de onderhandeling gesloten moet beschouwd worden. Ingeval de partiij nopens dit punt in gebreke blijft zal zij haar recht op verhaal verliezen. Wat hiervoor gezegd wordt aangaande het verlies van recht op verhaal geldt ook voor de partij die volgens § 2 haar recht op onderhandeling verloren heeft. § 8. Tot staking, uitsluiting, boykot en andere soortgelijke offensieve maatregelen mag in verband met een geschil niet worden overgegaan, zelfs indien zij door de wet op de kollektieve overeenkomsten toegelaten worden: 1° Door de partij die voor dit geschil haar recht op onderhandeling zou verloren hebben; 2° Door de partij die niet zou voldaan hebben aan de onderhandelingsverplichting die haar is opgelegd; 3° Indien na onderhandeling, ten laatste drie maand na den dag waarop volgens § 9 de onderhandeling ge-
sloten moet beschouwd worden, geen schriftelijke kennisgeving aan de bevoegde federatie van de andere partij werd gezonden om mededeeling te doen van den ontworpen offensieven maatregel; 4° Indien de maatregel niet werd besloten of aangenomen door de bevoegde federatie. § 9.
Onder dag waarop de onderhandeling is gesloten wordt verstaan den dag waarop de partijen volgens het proces-verbaal der onderhandelingen of andere omstandigheden zullen overeengekomen zijn de onderhandeling als gesloten te beschouwen, of, in geval van oneenigheid dienaangaande, den dag waarop een partij aan de andere schriftelijk haar inzicht zal te kennen hebben gegeven de onderhandeling als gesloten te beschouwen. Hoofdstuk III. OPZEGGING DER KONTRAKTEN EN AFDANKING § 1.
Het recht aan de partijen van een arbeidskontrakt voor onbepaalden termijn toegekend om na zijn opzegging aan het kontrakt te verzaken, moet uitgeoefend worden volgens bovenstaande regels wat aangaat de verhoudingen tusschen werkgevers en arbeiders die tot federaties behooren die gemeenschappelijk de huidige overeenkomst hebben aangenomen. § 2.
Wanneer een arbeider na een duur van ten minste één jaar uit een betrekking ontslagen wordt, evenals ingeval een arbeider die dergelijke betrekking bekleedt afgedankt wordt, zal de 'weikgever den vertegenwoordiger van de arbeidersvereniging op de werkplaats van den maatregel moeten in kennis stellen ten minste één werk vóór de wegzending of de afdankingskennisgeving. In geval van omstandigheden die een vermindering van het arbeiderspersoneel in een korteren tijd dan den vastgestelden termijn noodzakelijk maakt, en indien deze omstandigheden door den werkgever niet konden voorzien worden, zal de kennisgeving zoo spoedig mogelijk moeten geschieden. Op vraag van den werkgever of van den vertegenwoordiger der arbeidersvereeniging zullen onmiddellijk tusschen hen onderhandelingen moeten aangeknoopt worden betreffende den ontworpen maatregel. Hetgeen hiervoren wordt bepaald zal niet van toepassing zijn: 1° Op een arbeider aangeworven voor bepaalden tijd of voor den tijd noodig om een zeker werk af te maken; 2° Wanneer de wegzending zal geschieden ten gevolge van een door den arbeider gepleegde daad die den werkgever het recht geeft het kontrakt onmiddellijk op te zeggen; 3° In geval van afdanking ten gevolge van een vermindering van den in gang zijnden arbeid teweeggebracht door seizoeninvloed of onderbreking van den arbeid; 4° In geval van een andere wijze van afdanking bekendgemaakt voor een zekeren termijn die drie weken niet overschrijdt, of wanneer uit de omstandig-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING heden zal blijken, dat de afdanking over dezen termijn niet zal voortgaan. Wanneer, zooals in de eerste alinea wordt verondersteld, de arbeiders een vertegenwoordiger zullen benoemd hebben, zal de werkgever er onmiddellijk moeten van in kenn's gesteld worden. Opmerkingen. 1° De afdanking, zooals ze in de eerste alinea van § 2 wordt 'bepaald, zal geen voortdurende werkurenvermindering mogen in zich sluiten. 2° Indien een arbeider, zooals wordt bepaald onder punt 1° van de derde alinea van § 2, voor een onbepaalden tijd na afloop van den overeengekomen tijd in zijn betrekking wordt gehouden, zal deze tijd in aanmerking komen voor de toepassing van hetgeen in de eerste alinea bepaald wordt. 3° De individueele federaties zullen bij de aanvaarding van het hoofdkontrakt vrij zijn aan te duiden, onder welke voorwaarden een op de wijze bepaald onder punt 3 van de derde alinea van § 2 te werk gestelde arbeider als bestendig aangeworven arbeider moet beschouwd worden en in welke mate de onderbrekingen die in een werk kunnen voorkomen als een afdanking moeten beschouwd worden, zooals in voornoemd punt wordt medegedeeld. 4° Indien de afdankingstermijn na een afdanking, zooals vermeld onder punt 4 van de derde alinea van § 2, verlengd wordt, moet met het oog op de toepassing van § 2, de totale afdankingsduur in aanmerking komen. 5° De bepalingen van § 2 beperken niet het onderhandelingsrecht dat erkend wordt wat aangaat de wegzendingen, en de afdankingen van arbeiders die gedurende minder dian één jaar dienst tellen. § 3.
Indien de wegzending of de afdanking plaats had in een der gevallen voorzien door § 2, en indien de arbeiderspartij verlangde te onderhandelen over den getroffen maatregel, zal zij, indien het niet gaat om een inbreuk op het vereenigingsrecht, of indien de maatregel geen inbreuk maakt op de wet of de kollektieve overeenkomsten, aan den raad van beheer van de arbeidersfederatie moeten onderworpen worden, die, indien hij het goed oordeelt, de zaak op de hierna bepaalde wijze aan de beraadslagingen van het Komiteit der Arbeidsmarkt zal mogen onderwerpen. Dit zal ook gelden in de gevallen waarin de wegzending gesteund is op een daad die den werkgever machtigt het kontrakt onmiddellijk te verbreken. § 4.
Door een nauwkeurig onderzoek van de hem onderworpen kwesties, zal het Komiteit moeten trachten een juist en rechtvaardig oordeel te bekomen over al de omstandigheden die hebben bijgedragen tot het treffen der maatregelen. Bij de oordeelvelling moeten in aanmerking komen, zoowel de invloed op de produktie der arbeidskracht, haar bekwaamheid en de wijze waarop zij zich van haar taak kwijt, als de gewettigde belangen der arbeiders in verband met de zekerheid van hun betrekking. In dezelfde richting dient in overweging genomen, zoowel de noodzakelijkheid voor de onderneming de bedreven arbeiders
45
en die voor haar bedrijvigheid passen, gemakkelijk te genaken, als dezer arbeidsduur en familieverplichtingen, dit ingeval de werkgever zich ten gevolge van werkgebrek in de noodzakelijkheid bevond weg te zenden of af te danken, en ingeval hij tusschen arbeiders van gelijke verdienste had te kiezen. Het Komiteit zal moeten trachten tot een eenparige meening te komen over de hem' onderworpen kwesties en een oplossing te bereiken om de tusschen de partijen opgerezen geschillen te vereffenen. De door de meerderheid der leden van het Komiteit bijgetreden beslissing zal medegedeeld worden aan de bevoegde federaties die vervolgens de door de beslissing vereischte maatregelen zullen moeten treffen in samenwerking met het Werkgeversverbond en het Vakverbond. Opmerking. De partijen gaan akkoord dat het in laatste instantie aan de bevoegde federatie behoort te besluiten over de draagkracht en de keus der maatregelen vatbaar om getroffen te worden ten einde het geschil op te lossen in overeenstemming met het besluit genomen door het Komiteit der Arbeidsmarkt. § 5.
Indien de arbeiders ontslag nemen in zulke verhouding en op zulke wijze dat de werkgever moeilijkheden zou hebben om de noodige arbeidskracht te bekomen, zal hij, indien het geen vermoimden offensieven maatregel geldt, zijn federatie van de omstandigheden in kennis mogen stellen, en dezer raad van beheer zal de zaak aan de beraadslagingen van het Komiteit der Arbeidsmarkt mogen onderwerpen. Wat in de tweede alinea van § 4 vermeldt wordt zal ook van toepassing zijn op de hier vermelde kwesties. Hoofdstuk IV. BEPERKING DER OFFENSIEVE MAATREGELEN VAN EKONOMISCHEN AARD § 1. Geen open of verdoken offensieve maatregel zal door een partij mogen genomen worden in de gevallen en onder de voorwaarden aangeduid in het huidig hoofdstuk; bovendien zullen de door de huidige overeenkomst gebonden organisaties moeten trachten haar wederzijdsche organisaties en individueele leden te beletten zulke maatregelen te nemen, en moeten trachten er haar te doen aan verzaken in de gevallen waarin de maatregelen reeds zouden getroffen geweest zijn. Onder offensieven maatregel wordt verstaan, eenerzijds, de staking, de uitsluiting, de boykot of andere soortgelijke maatregel, anderzijds, de opzegging van een kontrakt om dwang uit te oefenen of schade te berokkenen. Onder offensieven maatregel tegen partij wordt verstaan een offensieve maatregel gericht tegen de bij het konflikt betrokken partij ten einde de oplossing er van te bekomen, of gericht tegen een andere partij m'et een rechtstreeksch doel. Onder offensieven maatregel tegen derde wordt verstaan een offensieve maatregel getroffen in den loop van een konflikt en gericht tegen iemand die geen partij is bij het geschil, met het doel op een bij het
46
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
geschil betrokken partij dwang uit te oefenen in het voordeel van de andere. De gerechtelijke vervolging voor een inbreuk op de kontrakten of op de statuten van de vereenigingen zal niet worden beschouwd als een offensieve maatregel, onder voorbehoud van hetgeen volgt. Wat in dit hoofdstuk voorzien wordt zal voor de partijen van deze overeenkomst ook toepasselijk zijn wat aangaat de offensieve maatregelen tegen een partij die geen lid zou zijn van de organismen waarop deze overeenkomst toepasselijk is.
dat een offensieve maatregel kan genomen worden met het doel betaling te bekomen van iemand die zich met de goederen of met de invordering eener schuld belast heeft op dezer vervaldag, ingeval hij het bestaan er van gekend heeft op het oogenblik van de vervreemding, of door de omstandigheden het bestaan er van had moeten kennen. § 7.
Geen offensieve maatregel zal tegen iemand mogen getroffen worden met het inzicht van godsdienstige of politieke vervolging, of met soortgelijke doeleinden.
In de gevallen dat een offensieve maatregel tegen een partij zou verboden ziijn hetzij door de §§2-6 van dit hoofdstuk, hetzij door § 8 van het Hoofdstuk II, hetzij anders volgens de kollektieve overeenkomst of de wet, mag evenmin soortgelijke maatregel tegen derden gericht worden.
§ 3.
§ 8.
Geen offensieve maatregel zal tegen iemand mogen getroffen worden, noch om hem te beletten een klacht in te dienen bij een rechtbank of andere overheid, of te getuigen of een openbaren of anderen funktionaris bij te staan, noch uit weerwraak voor hetgeen hij in dit verband heeft kunnen doen.
Zelfs indien een offensieve maatregel tegen een partij gemachtigd wordt zal het, behalve in de gevallen aangeduid onder §§ 9 en 10, verboden zijn een offensieven maatregel tegen derden te richten:
§ 2.
§ 4.
Wanneer een konflikt geëindigd is, zal geen offensieve weerwraakmaatregel mogen genomen worden noch tegen hem die een partij is geweest in het konflikt, noch tegen een derde naar aanleiding van het feit dat hij bij het konflikt betrokken is geweest. § 5.
Indien iemand voor eigen rekening een beroep uitoefent of een werk verricht zonder andere hulp dan die van zijn vrouw, van zijn kinderen of van zijn ouders, zal geen offensieve maatregel tegen hem mogen genomen worden naar aanleiding van een konflikt betreffende de arbeidsvoorwaarden. Er zal evenmin een offensieve maatregel mogen genomen worden tegen hem die in z:jn e'gen onderneming een arbeid verricht, in zoover deze voor doel zou hebben hem te dwingen zijn arbeid aan een ander af te staan. Opmerking. Met het oog op de toepassing der bepaling van de tweede alinea van § 5 op de vennooten eener handelsmaatschappij, dient men den aard zelf der organisatie te beschouwen; de jaanneming van den vorm van handelsmaatschappij mag niet door het feit zelf een hinderpaal uitmaken voor de toepassing van de bepaling op ieder vennoot. Ingeval er mocht verondersteld worden dat de vorm der maatschappij hoofdzakelijk werd aangenomen om formeel een betrekkingstoestand te vermijden, en waarbij bijgevolg één of meer der vennooten in werkelijkheid als bedienden moeten beschouwd worden, zullen deze laatsten niet kunnen genieten van de door de bepaling geboden bescherming. § 6.
Geen offensieve maatregel ntag getroffen worden met het doel iemand te dwingen, met het oog op het verwerven van een ongewettigde winst, een loon te betalen of er aan te verzaken, of (hem te dwingen soortgelijke maatregelen te nemen. Wat tn de eerste alinea gezegd wordt belet niet
1° In geval van konflikt opgerezen bij het opmaken van een kollektieve overeenkomst; 2° In geval van geschil opgerezen bij het opmaken of de toepassing van een individueel arbeidskontrakt; 3° In geval van mededinging met het oog op een betrekking; 4° Ten einde een partij te dwingen deel uit te maken van een vakorganisatie of haar te beletten ze te verlaten. § 9. De bescherming van een derde, waarvan sprake in § 8, zal slechts verleend worden aan hem die neutraal is in een konflikt. Zal niet als neutrale derde erkend worden : 1° Een lid eener bij het konflikt betrokken vereeniging, ingeval het anders dan door de uitvoering van voorbehoedende werken, ten voordeele van de andere partij soortgelijke verplichtingen zou verwaarloosd hebben ten opzichte van de vereeniging, waarvan de genoegdoening niet in strijd is met de bepalingen van dit hoofdstuk; 2° Hij die in den loop van een konflikt een ander dan een voorbehoedend werk zou uitgevoerd hebben dat verboden is ten gevolge van het konflikt, in de mate dat dit verbod niet in strijd is met de bepalingen van dit hoofdstuk of met het statuut der vereenigingen ; 3° Hij die met het oog op de uitvoening van een ander dan een voorbehoedend werk in den loop van een konflikt een in verband met ditzelve door den werkgever uitgesloten arbeider zou aangeworven hebben, in de mate dat èeze, uitsluiting niet strijdig ds met de bepalingen van dit hoofdstuk of met de statuten van de vereenigingen; 4° Hij die in den loop van een konflikt en ten gevolge van hetzelve, aan een partij een ekonomische (hulp of dito bijstand zou verleenen na wijziging van toaar ihandel of haar bedrijvigheid; 5° Hij die aandeelen bezit eener waarde van meer dan de helft van het maatschappelijk kapitaal eener naamlooze maatschappij die parti} ds bij het konflikt, of,hij die vennoot is zonder beperkte, verantwoorde-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING lijkheid eener handelsmaatschappij die betrokken partij is bij het konflikt; 6° Een naam'looze maatschappij waarvan de bij het konflikt betrokken partij aandeelen bezit, of een handelsmaatschappij waarvan de partij vennoot is, in de mate dat de bedrijvigheid van de maatschappij, rekening houdend met de belangrijkheid van de bezeten aandeelen of van den omvang van het belang van den vennoot, alsook van andere omstandigheden, in werkelijkheid zou moeten beschouwd worden als gevoerd te zijn in het belang van de partij. Onder voorbehoedende werken worden verstaan, eenerzij ds de werken dié bij het uitbreken van het konflikt vereischt worden ten einde het stopzetten der exploitatie op een in technisch opzicht redematige wijze te verzekeren, anderzijds de werken vereischt om levensgevaar te vermijden of schade aan gebouwen of andere installaties, schepen, machines of huisdieren, of aan koopwarenstocks waaruit gedurende het konflikt geen profijt kan gehaald worden hetzij voor de handhaving van de exploitatie, hetzij voor den verkoop dn een ruimere mate dan die vereischt door de beschadiging en de vernieling die kunnen voorkomen uit den aard der koopwaren. : Worden met de voorbehoedende werken gelijkgesteld de werken die iemand verplicht is uit te voeren ten gevolge van bijzondere wets- of reglementsbepaHngen, alsook de werken wier verwaarloozing vervolgingen voor administratief in gebreke blijven kunnen medesleepen. Opmerkingen. Bij de vaststelling der bepalingen betreffende de voorbehoedende werken hebben partijen ondersteld: Dat de juiste omschrijving der voorbehoedende werken op verschillende beroepsgebiieden zal geschieden bij overeenkomst tusschen de bevoegde federaties, en Dat het aan de regelmatige arbeiders zal behooren deze werken desnoods uit te voeren indien een onderneming in den loop van een konflikt haar exploitatie niet voortzette. § 10 . Niettegenstaande hetgeen wordt bepaald in het punt 1 van § 8 mag een offensieve maatregel genomen worden in zoover hij voor doel heeft een bij het konflikt betrokken partij bij te staan door de uitbreiding van een konflikt betreffende het invoeren van een kollektieve overeenkomst. Zulke maatregel zal niet verder mogen gaan dan een staking en een uitsluiting van den arbeid, noch de weigering koopwaren te behandelen die tot het gebied der door de partij vian het oorspronkelijke konflikt uitgeoefende bedrijvigheid behooren.
47
Hoofdstuk V. BEHANDELING DER KONFLIKTEN BETREFFENDE DE BELANGRIJKE SOCIALE VERRICHTINGEN § 1.
Ten einde zooveel mogelijk een verstorenden invloed der arbeidskonflikten op de verrichtingen van sociaal belang te vermijden, zullen het Werkgeversverbond en het Vakverbond onmiddellijk gemeenschappelijke onderhandelingen moeten aanknoopen voor ieder soort konflikt waarbij de bescherming van een algemeen belang zou kunnen gevraagd worden, hetzij door een der organisaties, hetzij door een publieke overheid, hetzij nog door andere soortgelijke organismen die het bewust algemeen belang vertegenwoordigen. § 2.
De beoordeeling der kwesties die zouden oprijzen ten einde een in § 1 voorzien konflikt te vermijden, te beperken of op te heffen, zal in het Komiteit der Arbeidsmarkt moeten geschieden. § 3.
Indien in den loop der behandeling van een kwestie, volgens § 2, de meerderheid arbeidsvoorwaarden zou hebben bekomen hetzij om een konflikt te vermijden, hetzij om het volledig of gedeeltelijk op te heffen, hetzij om de. met dit doel geëischte regeling der arbeidsvoorwaarden te begunstigen, zal het aan het Werkgeversverbond en aan het Vakverbond behooren onmiddellijk, ieder van zijn /kant, de voor de verzoening der bij het konflikt betrokken partijen vereischie maatregelen te nemen. *
*
*
Door de aanneming van deze overeenkomst door de federaties van de twee partijen zal zij wettigheid bekomen volgens de wet op de kollektieve overeenkomsten, zonder bepaalden duur, maar met een opzeggingstermijn van zes maanden; nochtans, indien een kollektief kontrakt tusschen partijen van kracht is op het oogenblik dat de overeenkomst afgeloopen is ten aanzien van den hierboven vastgestelden opzeggingstermijn, zal de vervaldag der overeenkomst op denzelfden datum van dien van het kontrakt worden gebracht. *
*
*
Stockholm, den 2011 December 1938. ZWEEDSCH WERKGEVERSVERBOND J. Sigfrid Edström'. Gustaf Söderlund. Carl Joh. Malmros. Wiking Johnsson. Ivar O. Larson. Axel Bergengren. j Nils Holmström.
ZWEEDSCH VAKVERBOND Aug. Lindberg. Gunnar Andersson. Oscar Karlén. Hilding Molander. Johan Larsson. jArnold Sölvén.
48
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Laat ons onze theorie aan de praktijk aanpassen Nabetrachtingen over een vergadering van het Nationaal Komiteit
T
ER vergadering van het Nationaal Komiteit van 17 Januari jl., zegde de verslaggever van het vraagstuk der beroepsorganisatie in zijn inleiding, dat onze vakbeweging zich socialistisch moest aanstellen en haar theorie aan de praktijk moest aanpassen. Dit schijnt niet alleen voor onze Belgische vakbeweging een noodzakelijkheid te zijn. Want enkele dagen later, in het nummer van 25 Januari van het tijdschrift « Syndicat », troffen wij een artikel aan van onzen kameraad Belin, waarin onze konfrater er op drukt, dat de Fransche syndikale vooraanstaanden hun woorden met hun daden moeten in overeenstemming brengen. Sinds Juni 1936 is de Fransche C.G.T. den weg der paritaire onderhandelingen, der kollektieve overeenkomsten en der arbitrage opgegaan, en volgens Belin moet zij beslist in deze taktiek volharden en niet te gelijker tijd een revolutionnaire taal voeren en bij elke gelegenheid tot staking aandrijven. Onze verslaggever zegde niets anders. Niets is, inderdaad, noodlottiger voor een massabeweging dan een leiding wier woorden niet de weerspiegeling zijn van de daden. Dit wekt altijd wantrouwen op, evenals verwarring en ontmoediging. Nu, het is onbetwistbaar dat onze vakbeweging niet slechts sinds Juni 1936, doch sinds den wapenstilstand nieuwe banen heeft ingeslagen. Terwijl vóór den oorlog de staking in het algemeen het begin der syndikale aktie was en dikwijls de oorsprong van de vakorganisatie, is zij sinds een twintigtal jaren meer en meer een middel waartoe wij slechts onze toevlucht nemen na alle andere middelen onzer syndikale aktie uitgeput te hebben. De staking, ons eenig wapen van het begin, is heden ons laatste wapen geworden. Alvorens er gebruik van te maken trachten wij ons te verdedigen of recht te bekomen door onderhandelingen. Onze vooraanstaanden zetelen in de paritaire kommissies op voet van gelijkheid met de patroonsafgevaardigden; zij trachten er de arbeidsvoorwaarden in kollektieve overeenkomsten vast te leggen. Zij wenden al hun invloed aan om de aldus gesloten overeenkomsten door de patroons te doen eerbiedigen. Mag er gezegd worden, dat deze methode
minder uitslagen heeft opgeleverd dan die welke vroeger werd aangewend? Niemand zou dit durven beweren. Waarom dan niet zeggen dat deze methode de onze geworden is? En wat behelst het in het Nationaal Komiteit besproken ontwerp anders dan de erkenning en de bekrachtiging van deze syndikale werkelijkheid? Wij weten niet wat de beroepsorganisatie zijn zou indien zij werd ingevoerd door de katholieken alleen. Maar het huidige ontwerp, waaraan socialisten en syndikalisten ijverig hebben medegewerkt, beantwoordt tamelijk aan een werkelijkheid die grootendeels ons werk is. De kritiek door verscheidene kameraden in het Nationaal Komiteit uitgebracht, en waarop wij zelf hebben gewezen in onze voorgaande artikels, veranderen in geenen deele het feit dat het ontwerp in zijn breede lijnen een levende werkelijkheid weerspiegelt waarin wij als georganiseerde beweging optreden. Deze werkelijkheid voor oogen zien, er rekening mede houden bij hetgeen wij willen ondernemen, dit noemen wij realistisch zijn. De vraag van den verslaggever om het ontwerp der beroepsorganisatie als realisten te onderzoeken werd op enkele spotachtige opmerkingen onthaald. En toen hij sprak van hetgeen hij een « normalisatie » der sociale verhoudingen noemde, slaakten verschillende kameraden vijandige kreten. Nochtans, hoe is het mogelijk de waarheid daarvan niet toe te geven? Eertijds werden de arbeidsvoorwaarden eenzijdig door den patroon vastgesteld en door den arbeider ondergaan; heden onderhandelt de arbeider voor de vaststelling van zijn arbeidsvoorwaarden op voet van gelijkheid met den patroon. Eertijds was de staking om zoo te zeggen het eenige middel waardoor de arbeider nu en dan een brok recht aan den patroon kon ontrukken; heden dwingt hij meer af door zijn goed toegeruste, machtige organisatie, die een der gewichtigste elementen van de maatschappij geworden is. Eertijds bracht de wet geen hinderpaal aan de uitbuiting waarvan de arbeider vanwege den patroon het voorwerp was; heden beschermt een uitgebreide sociale wetgeving den arbeider tegen de buitensporigheden en de noodlottige gevolgen van het industrieele kapitalisme.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING En men zou nog willen loochenen dat de sociale verhoudingen geen grondige wijzigingen hebben ondergaan? Wij hebben nooit beweerd, dat er geen klassetegenstellingen meer waren, noch dat er geen klassenstrijd meer bestond. Wij hebben alleen gezegd en wij herhalen, dat de wijze waarop deze tegenstellingen verdwijnen en de wijze waarop deze strijd gevoerd wordt niet meer die zijn van vóór een halve eeuw. Onder « normalisatie » van de sociale verhoudingen verstaan wij, dat in dit land de strijd tusschen de arbeiders en de patroons hoe langer hoe meer onderworpen is aan regels en instellingen die wij dikwijls zelf hebben gevraagd. In Zweden noemt men dat, naar het schijnt, « polijsting » der sociale verhoudingen. De naam is van weinig belang, maar wat van belang is, wat noodzakelijk is, dat is dat wij deze verandering erkennen -en er onze theorieën aan aanpassen Een andere vaststelling van onzen verslaggever heeft een nog heftiger reaktie uitgelokt. Dit is, toen hij verklaarde dat er tusschen patronaat en arbeidersklasse niet alleen tegenstellingen bestaan, doch ook zekere gemeenschappelijke belangen. Inderdaad, hebben de arbeiders en de patroons niet een gelijk belang bij den bloei hunner nijverheid? Deze gemeenschappelijke belangen worden door onze vakbondsleiders erkend telkens zij met de patroons gemeenschappelijke stappen aanwenden om van de openbare machten dezen of genen maatregel te bekomen ten behoeve van hun nijverheid. Sinds enkele jaren zijn deze stappen talrijk geworden. Waarom zouden wij ons dan niet kunnen aansluiten bij de oprichting van nieuwe organismen die juist voor doel zouden
49
hebben middelen op te zoeken om onze bedrij
50
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
De vakantieperiode en het schoolverlof Moeilijkheden met de arbeidersvakantie door M- Dequeecker In 1937.
V
ANAF het eerste oogenblik van het in werking treden van den Dienst voor Arbeidersverlof van het B.V.V. hebben wij gewezen op den voornaamsten hinderpaal bij 't organiseeren van de Arbeidersvakantie: de traditioneele te korte vakantieperiode. Binnen het tijdsbestek van 25 Juli tot 25 Augustus, nog geen volle maand, wil iedereen met vakantie gaan. Gedurende vier weken zitten vakantiehuizen, pensionhuizen, hotels, jeugdherbergen overvol. Noch de exploitatie, noch de klant vinden er baat bij: duur logies, haastige verzorging, onaangename drukte met als slotsom een veel te kort seizoen voor hen die leven moeten van toeristen en verlofgangers en een onvoldaan genoegen bij de verlofnemers. Volgepropte treinen in één richting, ledige wagens in de andere, een tekort aan hotelpersoneel gedurende vier weken, ondraaglijke exploitatiekosten gedurende het voor- en naseizoen. Goed befaamde inrichtingen zouden voor een maand tienmaal meer menschen moeten herbergen dan zij plaats hebben. Duizenden menschen stellen zich met minderwaardig en zelfs onwaardig logies tevreden. In ons land, waar de voornaamste vakantieoorden bijna geheel verstoken blijven van weekendbezoek, moet die toestand rampzalig worden voor alle ernstige exploitatie zoowel voor het winstgevend bedrijf als voor de instellingen afhangende van vereenigingen zonder winstoogmerken. In December 1937 zonden we in naam van Vakantievreugde een verzoekschrift aan den heer Minister van Openbaar Onderwijs, waarin wij de moeilijkheden uiteenzetten waarmede tal van vakantiehuizen te kampen hadden en tevens een voorstel formuleerden dat verbetering zou kunnen brengen in dezen toestand. Wij schreven daarin : « De korte vakantieperiodes hebben hun (de vakantiehuizen) steeds geldelijke verliezen gebracht, vooral omdat de besturen den prijs van een.verblijfweek steeds aan de arbeidersbeurs moeten aanpassen, wat niet altijd in verhouding is met de werkelijke onkosten. De invoering van
de wettelijke arbeidersvakantie brengt de zedelijke verplichting mede de vakantiehuizen uit te breiden en nog meer te populariseeren. Om tot een lagen kostprijs te geraken voor overnachting en eetmalen is het noodzakelijk dat de algemeene onkosten over een groote periode kunnen verspreid worden. Vaststellende dat de arbeiders en hun gezin slechts vakantie nemen tijdens het groot schoolverlof hunner kinderen, vragen wij U de mogelijkheid te onderzoeken, niet zoozeer het schoolverlof zelf, maar wel de algemeene vakantieperiode uit te breiden zonder dat de belangen van het onderwijs hierdoor geschaad worden. » Het is dwaling te denken dat de kostprijs van het verblijf in een hotel of vakantiehuis steeds blijft verminderen naar gelang het aantal bezoekers stijgt. Zoo dit eenigszins waar is voor vakantiekolonies voor kinderen, die in slaapzalen logeeren en voor wie een zelfde menu geldt, toch dient voor elke instelling, hoe groot ze ook zijn moge, rekening gehouden van een vermeerdering van personeel voor keuken, bediening, onderhoud en algemeene zorgen, toezicht. Welke ernstige instelling durft het aan voor één maand, gelijk welke arbeidskrachten aan te werven voor gespecialiseerd hotelwerk en waar, in de toeristische gewesten, talrijke arbeiders te zoeken die voor één enkele maand in dienst willen treden. Gelijkaardige moeilijkheden doen zich voor in de reisbureau's, bij de spoorwegen, de autocarexploitatie. Het is echter niet onze taak de belangen van deze instellingen te bepleiten. Wij hebben slechts een schoonere vakantie voor de arbeiders op het oog en willen betere resultaten bereiken, tevens door de belangen der toeristische industrie in de hand te werken.
Ons voorstel. Vandaar ons voorstel betreffende de schoolvakantie dat wij niet alleen schriftelijk indienden maar ook mondeling toelichtten. Al de scholen van het land zouden ingedeeld worden in twee even talrijke groepen. (Groep A zou bij voorbeeld omvatten al de scholen
DE van de agglomeraties: Brussel, Luik, Charleroi; en in groep B : Antwerpen, Gent, Bergen, Doornik, Kortrijk, Verviers). Het eene jaar zou groep A verlof nemen vanaf 1 Juli, groep B vanaf i5 Juli. Het volgende jaar in omgekeerde orde. Om het jaar zouden deze data geruild worden. De schoolplechtigheden (o. a. prijsuitdeelingen) zouden moeten plaats grijpen vóór genoemde data. Alle scholen door den Staat geldelijk ondersteund zouden verplicht worden deze regeling toe te passen, die niet den duur doch den begindatum van het verlof bepaalt. Ons voorstel heeft het voordeel de huidige vakantieperiode tot minimum twee maanden uit te breiden. Daar er scholen zijn die zeven a acht weken verlof genieten, zou de vakantieperiode praktisch uitgebreid worden van 1 Juli tot 15 September. De uitzonderingsmaatregelen voor het verlof in zekere landbouwgewesten toe te passen, zouden geen beletsel mogen zijn voor het invoeren van een algemeene regeling voor de groote bevolkingscentra. Voor een zelfde gemeente, zou een zelfden begindatum dienen aanvaard door al de scholen. Door het Bestuur van het Lager Onderwijs werd slechts als tegenwerping gemaakt dat de invoering alleszins zou afhangen van de gemeentebesturen en van de schoolkomiteiten en dat slechts wijziging der onderwijswet den Minister de noodige macht kon geven om een gelijken begindatum te eischen. Tegenwerpingen van pedagogischen aard werden niet geformuleerd. Het Bestuur van het Middelbaar Onderwijs echter maakte onmiddellijk bezwaren tegen het vervroegen van den begindatum. De examenperiode zou te vroeg moeten aanvangen, vermits niet alleen met de overgangs- en eindexamens diende rekening gehouden, doch ook met de ingangsexamens der universiteiten. Het kwam er feitelijk op neer dat, daar tal van leeraars thans opeenvolgend in verschillende jury's moesten zetelen, het moeilijk zou zijn zekere examens gelijktijdig te doen plaats grijpen, in geen geval ze te vervroegen... In het onderwijs dient men inderdaad rekening te houden van gevestigde toestanden en vaak, spijtig genoeg, zeer oude tradities. Bovendien werd ons gezegd, dat de goede gang van het onderwijs toch niet mocht opgeofferd worden voor de betere regeling van de arbeidersvakantie ! Intusschen had ons voorstel van verschillende zijden goedkeuring verworven. Arbeidersorganisaties en onderwijzersgroepeeringen waren het genegen. We zouden de zitting van de Nationale Kommissie voor Arbeidersvakantie afwachten om ons voorstel te berde te brengen. Deze Kommissie werd omvormd. Deze omvorming duurde... zes maand. In 1938 kwam er
VAKBEWEGING
51
dus niets van terecht. Enkele kleine gemeenten breidden de vakantie uit. Het spreekt vanzelf dat dit geenszins als proefneming kon beschouwd worden. Bij de heroprichting der Kommissie werd een subkommissie aangesteld welke zich uitsluitend zou bezighouden met : de echelonneering van de arbeidersvakantie. Deze subkommissie zou dan de poging-wagen tot hervorming der schoolvakanties. Afgevaardigden van den Onderrichtsbond, van het Nationaal Komité van het Vrij Onderwijs van de voornaamste onderwijzerssyndikaten werden gehoord. Er werd kontakt gezocht met het Ministerie van Arbeid (paritaire kommissies) en het Ministerie van Onderwijs. Deze subkommissie kwam tot volgende konklusies: Könklusie van de Subkommissie voor Arbeidersvakantie.
Principes. De huidige koncentratie van het betaald verlof tusschen 21 Juli en 20 Augustus geeft betreurenswaardige gevolgen: a) De transportmiddelen zijn overlast : geen konfort voor de reizigers; groote bijkomende exploitatiekosten voor de spoorwegen; b) De logementen zijn eveneens overvol: moeilijkheden voor de villegiaturanten en toeristen; overdreven prijzen; verwaarloosde voeding en dienst; c) De vakantieinrichtingen kunnen hun begrooting niet sluitend maken met minder dan twee maand volle exploitatie, terwijl het hotelwezen kostbare aktiviteitsm'aanden verliest. Oorzaken van die koncentratie. a) De beslissende faktor is de gewettigde wensch van de huisvaders, die hun verlof tijdens de schoolvakantie willen nemen; b) Zelfs bij de arbeiders, die geen huisvader zijn, heerscht echter een vooroordeel: Juli en Augustus zouden de eenige goede verlofmaanden zijn; c) De paritaire kommissiën doen de week verlof al te dikwijls met de plaatselijke kermis samenvallen; deze valt overigens d> >orgaans in vollen zomer, het tijdperk der schoolvakantie; d) Het verlof wordt doorgaans slechts na 21 Juli verleend, omdat voor het berekenen van het volle jaar arbeid, dat wettelijk op het verlof recht geeft, van 21 Juli 1936 vertrokken werd; e) De paritaire kommissiën passen, zonder koördinatie en met sterke voorliefde, de methode toe die er in bestaat verlof voor geheel een bedrijf ineens te verleenen. Hulpmiddelen. Deze vloeien voort uit de oorzaken: a) Het middel vinden om het tijdperk der schoolvakantiën te verlengen; b) Er naar streven dat tijdperk voor de huisvaders voor te behouden : de jongelieden, de gehuwde mannen'zonder kinderen, de ouders wier kinderen nog
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
52
niet of niet meer schoolpliehtig zijn zouden hun verlof buiten het tijdperk der schoolvakantiën nemen ; c) De arbeidersklasse zoodanig opvoeden dat zij haar verlof wenscht niet met het oog op de kermissen, maar om te reizen of te villegiatureeren; de werkgevers overtuigen dat het van belang is de wettelijke en konventioneele voorschriften te dier zake in een ruimer geest van begrijpen toe te passen; d) Als aanvangsdatum voor het berekenen van het jaar arbeid, dat voor het bekomen van het wettelijk verlof geldt, 1 April nemen ; e) Voor het met verlof zenden van de arbeiders liever echelonneeringsmethoden gebruiken. Elementen waarmede worden.
rekening
moet
gehouden
a) Een wijziging van de regelen der schoolvakantie moet : 1° Niet schaden aan de paedagogie en, inzonderheid, een behoorlijk evenwicht tusschen de schoolkwartalen verzekeren (aanvang der vakantie op 1 Juli, bij voorbeeld, maakt het derde kwartaal te kort en verlengt het eerste buitenmate ; 2° Te gelijk bij het lager en het lager middelbaar openbaar en vrij onderwijs worden toegepast, om niet een nieuwe oorzaak van konkurrentie in het leven te roepen; 3° Rekening houden met het wettelijk jaarlijksch aantal halve dagen les dat door de scholen moet in acht genomen worden (460 en, bij wijze van oogluikend toegestane afwijking, 440) ; 4° Rekening houden met de landibouwvereischten op het platteland; 5° Rekening houden met het feit dat de datums van het verlof vrij bepaald worden door de gemeenten of door de plaatselijke schoolkomiteiten; b) Overreding van de arbeiders zonder schoolplichtige kinderen om de maanden Juli en Augustus te ontlasten moet geschieden door de opvoeding en door het aanbieden van speciale voordeden, en niet door dwang; c) Bij het vaststellen van de methoden en de datums voor het met verlof zenden door de nijverheid, moet rekening worden gehouden met de speciale behoeften van sommige bedrijven (doorloopend werkende fabrieken, arbeid bij ploegen, seizoeninvloeden, enz.) ; d) De methoden voor en de datums van het met verlof zenden mogen de kontrole op de toepassing der wet niet hinderen. Praktische
gevolgtrekkingen.
Aan de Kommissie voor Arbeidersvakantie stellen wi'j voor den volgenden wensen igoed te keuren en aan eiken afgevaardigde, binnen de grenzen van zijn bevoegdheid, krachtdadig voor de verwezenlijking van de verschillende punten te streven:
Resolutie door de Kommissie voor Arbeidersvalcantie uitgebracht in de plenaire vergadering van 5 September 1938. De Kommissie voor Arbeiders vakantie, met het doel de betreurenswaardige koncentratie van het be-
taald verlof tusschen 21 Juli en 20 Augustus te bestrijden door welke het reizen en villegiatureeren onkomüortabel wordt gemaakt en tevens de exploitatiekosten der spoorwegen in groote mate verhoogt, het financieel beheer der vakantie-instellingen ten zeerste bemoeilijkt en de arbeidsmogelijkheden van de hotelnijverheid verminderd worden, besluit: I. — Na den Bond van het Onderwijs en het Nationaal Komiteit voor het Vrij Onderwijs gehoord te hebben, den heer Minister van Openbaar Onderwijs dringend te verzoeken de volgende maatregelen te nemen: 1° Het bevoegde plaatselijk gezag te overreden om voor het lager onderwijs de schoolvakantie op 15 Juli te doen aanvangen voor ongeveer de eene helft der nijverheids- en stadswijken, en op / Augustus voor de andere helft, alsmede voor de landelijke wijken (voor het lager middelbaar onderwijs kan de beslissing eigenmachtig genomen worden). Deze verschuiving van 15 dagen zou den huidigen termijn der schoolvakantie met meer dan 25 t. h. verlengen; 2° Het bevoegde plaatselijk gezag te overreden om voor het lager onderwijs dat gedeelte van het huidig verlof dat van den Dinsdag na Paschen tot den daaropvolgenden Zondag gaat, te vervangen door een gelijkwaardig verlof, gaande van den Dinsdag na Pinkster-en tot den volgenden Zondag (voor het lager middelbaar onderwijs kan de beslissing eigenmachtig genomen worden). Deze verschuiving zou toelaten het betaald verlof een nieuwe week te gebruiken en zulks op een gunstiger tijdstip dan in den Paaschtijd; anderdeels zullen de voor de Paasehvakantie overblijvende 9 dagen een voldoende onderbreking tusschen de twee kwartalen vormen, zooals voor de Kerstmisvakantie het geval is. II. — De aandacht van den minister van Verkeerswezen en van de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen te vestigen op de voordeelen die verleening van grooter verminderingen in de maanden April, Mei, Juni, Juli (eerste twee weken), September en Oktober voor haarzelf en voor de betaalde verlofgangers zou meebrengen. III. — De verschillende arbeidersorganisaties, de paritaire kommissiën en de Pers dringend te verzoeken de rechthebbenden op betaald verlof, die geen schoolpiicihtige kinderen 'hebben, aan te sporen om hun verlof buiten de maanden Juli en Augustus te nemen (bet reizen en het verblijf is meer konfortabel : de prijzen van het logement en de maaltijden zijn lager, sommige streken bieden zelfs in den w'nler groote vakantiemogelijkheden). IV. — Aan den minister van Arbeid en Sociale Voorzorg te vragen: 1° Binnen het kader van de herziening der wet van 8 Juli 1936, alle nuttige maatregelen te treffen om den aanvangsdatum van het jaar, geldig voor het bekomen van het wettelijk betaald verlof, in beginsel op 1 April vast te stellen, al moesten overgangsbepalingen voorzien worden; 2° De paritaire kommissiën aan te bevelen (de Kommissie zal aan de in die kommissiën vertegen-
DE BELGISCHE VAKBEWEGING woordigde werkgevers- en arbeidersorganismen dezelfde aanbeveling doen) voor het met verlof zenden van de arbeiders de volgende principes in acht te nemen: a) Het betaald verlof dient, voor bedrijven van verschillenden aard, zooveel mogelijk op verschillende tijdstippen verleend; elke kommissie zou dus met het werk der andere kommissiën rekening moeten houden: voor de koördinatie zou moeten gezorgd worden door het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg; b) Voor een en hetzelfde ambacht of voor een en dezelfden tak van bedrijf, zou de datum van het verlof zooveel mogelijk moeten verschillen volgens de streken; c) Aan de huisvaders met schoolplichtige kinderen zou zooveel mogelijk, en indien zij zulks wenschen, de voorrang moeten gegeven worden om hun verlof gedurende het tijdvak der schoolvakantie te nemen ; d) Aan de methode van echelonneering per man, per groep of per ploeg over een langen termijn, die de maanden Juni, Juli, Augustus en September omvat, moet boven elke andere de voorkeur worden gegeven telkens als zulks mogelijk is;
e) De als besluit van de besprekingen der paritaire kommissiën genomen beslissingen en de koninklijke besluiten waarin deze laatste zijn opgenomen, zouden de redenen moeten vermelden die het voor het verlof van een bedrijf gekomen tijdstip rechtvaardigen. 5. Den minister van Verkeerswezen te verzoeken zijn gezag en zijn bevoegde diensten ten dienste van de uitvoering van de hiervoren aangeprezen maatregelen te willen stellen. Déze resolutie dagteekent van 5 September 1938. Sindsdien zijn wij praktisch nog geen stap verder geraakt. Het woord is aan den heer Minister van Openbaar Onderwijs. Naar blijkt zou heftige tegenkanting vanwege zekere diensten waar te nemen zijn. Intusschen komen zekere onderwijzersvereenigingen met den eisch gelijkmaking der schoolvakantie naar voren, wat beteekent: voor alle scholen twee maanden verlof. Wij betreuren het dat de vereenigingen van hotelhouders niet krachtdadiger op een spoedige oplossing helpen aandringen. Voor 1939 schijnt de kans op hervorming weeral verkeken. Al is het voorstel van de subkommissie niet zoo verdragend als ons oorspronkelijk voorstel, wij hebben er ons graag bij aangesloten in de hoop
53
dat spoedig een eersten stap in de goede richting zou gebeuren. Trouwens, de hervorming is niet van dien aard dat zij weken en maanden voorbereiding vergt. Eens de nieuwe regeling bepaald, hoeven wij slechts op een stipte toepassing te waken. (Vooral wat betreft de inrichting van schoolfeesten na 15 Juli.) Het groote voordeel van ons eerste voorstel, dat als mogelijk aanzag voor de helft der scholen de vakantie op 1 Juli te doen beginnen, was het tot stand brengen van een nieuwe volledige vakantiemaand. Er zouden meer mogelijkheden bestaan tot het verhuren van appartementen en villa's. De prijzen zouden er door verlaagd worden. Onze organisatie zou gedurende twee maanden inrichtingen kunnen huren en ze ter beschikking stellen van de verlofgangers, week na week. De voorgestelde vakantieweek met Sinksen biedt niet dezelfde voordeelen als een vervroeging der vakantie vanaf 1 Juli. Alvorens dit stelsel te veroordeelen willen wij nochtans de proef wagen, omdat wij meenen dat heel het systeem der schoolvakantie op traditie rust. Ook in het buitenland is de echelonneering van het verlof een moeilijkheid waarvoor men verschillende oplossingen voorstelt. Men stelt immers vast dat de bedrijfshoofden meer en meer neiging gevoelen de vakantieweek gelijktijdig te doen nemen. Men zou weleens tot den toestand kunnen komen dat alle fabrikanten hun werkhuizen tijdens dezelfde week sluiten; het eene bedrijf hangt immers rechtstreeks of onrechstreeks van het andere af. In de meeste gevallen blijkt dat ook de voordeeligste oplossing voor de patroons. Zulke toestand zou gansch ten nadeele van den verlofganger en de toeristische bedrijven uitvallen. Geef deze laatste de gelegenheid om minstens twe.e a drie maanden geregeld kliënteele te ontvangen : dit kan slechts onze arbeiders ten goede komen. De vrije mededinging zorgt er wel voor dat de prijzen laag genoeg zullen worden. Andere moeilijkheden zijn er weliswaar nog uit den weg te ruimen. De kwestie van het logies en de kwestie van het vervoer (verminderingen op het spoor) dienen onderzocht. Daarover handelen wij een volgende maal.
54
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
De inrichting der invaliditeitsverzekering in België door Arthur Jauniaux
E
en officieele statistiek geeft voor het jaar 1934, 1,164,897 leden op aangesloten bij de federale herverzekeringskassen met het oog op langdurige ziekte en invaliditeit. Aan bijdragen werd er 19,352,841 frank ontvangen, hetzij gemiddeld 16 fr. 61 per aangeslotene; 24,537 zieke leden ontvingen vergoedingen. De invaliditeitskassen nemen de zieken te haren laste te beginnen van ten vroegste de vierde maand en ten laatste de zevende maand ongeschiktheid tot werken. Het aantal dagen vergoeding beloopt 4 millioen 396,246. Het totale bedrag der uitgekeerde vergoedingen beloopt 24,895,042 'frank, hetzij een gemiddelde dagelijksche vergoeding van 5 fr. 60. Er dient in aanmerking genomen, dat in het algemeen voor den Zondag geen vergoeding wordt uitgekeerd. Uit een dokumentatie betreffende het jaar 1936 blijkt dat er 119 federaties zijn die verzekeren met het oog op langdurige ziekte en invaliditeit. Het grootste ledental bedraagt 43,220 en het kleinste 287 eenheden; 6 federale invaliditeitskassen groepeeren minder dan duizend leden. 80 federaties nemen de langdurige zieken en de invaliden ten laste te beginnen van de V maand ongeschiktheid tot werken; 1 federatie van de 5 e maand; 32 van de 4 e maand; 6 nu eens van de 4e maand dan van de T maand. Een federatie met 13,847 leden betaalt 4 fr. per dag van de 7e maand af, voor een jaarlijksche bijdrage van 9 frank. Een federatie met 10,683 leden betaalt 4 fr. per dag aan de mannen en 3 fr. aan de vrouwen te rekenen van de 7e maand, voor een bijdrage van 12 frank per jaar. Een federatie die 5,065 leden telt betaalt 4 frank per werkdag te beginnen van de 7e maand, voor een jaarlijksche bijdrage van 15 fr. 60. Een federatie met 4,065 leden betaalt 4 fr. per dag te beginnen van de 7e maand, voor een jaarlijksche bijdrage van 14 frank. Een federatie met 537 leden betaalt 4 fr. per dag van de V maand af, voor een jaarlijksche bijdrage van 18 frank.
Een federatie met 528 leden betaalt 4 fr. per werkdag te beginnen van de 7e maand, voor een jaarlijksche bijdrage van 5 fr. 20. Een federatie met 1,215 leden betaalt 2 fr. per werkdag van de 7e maand af. Een federatie die 418 aangeslotenen telt betaalt 2 fr. 50 per werkdag aan de mannen vande 7e maand af, 1 fr. 50 aan de vrouwen en 1 fr. aan de onvolwassenen van 14 tot 18 jaar. Een federatie met 1,852 leden betaalt 2 fr. per werkdag te beginnen van de V maand. Een federatie met 2,251 leden betaalt 3 fr. per werkdag te beginnen van de 7e maand. Een federatie die 5,832 leden telt betaalt 3 fr. per werkdag van de 4 e maand af. Er is een federatie met 10,951 leden die 10 frank per werkdag betaalt van de 4 e maand af, voor een jaarlijksche bijdrage van 41 fr. 60. Een federatie met 10,092 leden betaalt 10 fr. per dag te rekenen van de 7e maand, plus 1 fr. voor de echtgenoote of de moeder-weduwe, en 1 fr. per kind of broeder of zuster ten laste. voor een jaarlijksche bijdrage van 30 frank. Een federatie die 4,829 leden groepeert betaalt aan de mannen van de 4e maand af tot de 6e maand, 6 fr. per werkdag; van de V tot de 12e maand, 12 frank; van de 13e maand af, 10 fr., voor een jaarlijksche bijdrage van 28 fr.; aan de vrouwen, 50 t. h. van de bovenvermelde voordeelen, voor een jaarlijksche bijdrage van 12 frank. Een federatie die 4,046 leden telt, betaalt 16 fr. per dag van de 7e maand af, gedurende zes maanden; dan 8 fr. per dag, voor een jaarlijksche bijdrage van 60 frank. Een federatie met 1,781 leden verleent 10 fr. per werkdag te beginnen van de 7e maand, voor een jaarlijksche bijdrage van 12 frank. Een federatie die 43,220 leden groepeert verleent aan de mannen 6 fr. per werkdag van de 4 e maand af tot de T maand; 9 fr. van de 8 e tot de 12e maand; 7 fr. van de 13e maand af, plus 50 centimes per kind ten laste, voor een jaarlijksche bijdrage van 36 frank. Een federatie die 35,222 leden telt verleent aan de mannen en de vrouwen 6 Ir. per werkdag van de 4 e maand af tot de 12e maand; 9 fr. gedurende de volgende twaalf maanden, dan 7 fr.,
DE BELGISCHE VAKBEWEGING voor een jaarlijksche bijdrage van de mannen van 20 fr. 40, en een jaarlijksche bijdrage van de vrouwen van 16 fr. 20. In een federatie met 36,988 leden wordt er aan de mannen 60 fr. per jaar gevraagd voor een vergoeding van 16 fr. per werkdag van de 7e maand af; 30 fr. voor 8 fr. per werkdag (plus 1 fr. of 0 fr. 50 voor de echtgenoote, plus 0 fr. 50 of 0 fr. 25 per kind ten laste). In een federatie die 15,011 leden telt wordt er aan de mannen 9 fr. per werkdag verleend van de T maand af, voor een jaarlijksche bijdrage van 15 fr. (de lagere ziekenkas komt voor 5 t. h. tusschen in de betaling der vergoedingen). Een federatie met 13,310 leden verdeelt deze in 8 kategorieèn. Die van de 8 e kategorie hebben recht op 10 frank per dag van de 7e maand af, voor een jaarlijksche bijdrage van 28 fr. 80. Een federatie met 11,559 leden verleent 4 frank per werkdag gedurende de 4 e , de 5 e en de 6e maand en 10 frank te rekenen van de 7e maand, voor een bijdrage van 36 frank per jaar. Een federatie die 10,951 leden telt verleent 10 fr. per werkdag van de 4e maand af, voor een jaarlijksche bijdrage van 41 fr. 60. Een federatie van bankbedienden die 9,583 leden telt, verleent 10 fr. per dag van de 4 e maand af, voor een jaarlijksche bijdrage van 36 frank. Een federatie die 4,046 leden telt verleent 16 fr. per dag gedurende zes maanden te beginnen van de 7e maand, dan 8 fr. per dag, voor een jaarlijksche bijdrage van 60 frank. Een federatie die 1,781 leden telt verleent 10 fr. per werkdag te rekenen van de V maand, voor een jaarlijksche bijdrage van 12 frank. Een federatie die 2,514 leden telt verleent 7 fr. per dag te beginnen van de T maand aan den invalide zonder personen ten laste; 8 fr. aan den gehuwden invalide zonder kinderen of weduwnaar met één kind; 12 fr. aan den gehuwden invalide of weduwnaar met meer dan 4 kinderen ten laste, voor een jaarlijksche bijdrage van 13 fr. 20; maar de ongeschiktheid tot werken beneden 50 t. h. geeft geen recht op vergoeding. Een federatie die 1,746 leden telt verleent 5 fr. per dag te beginnen van de T maand, voor een jaarlijksche bijdrage van 11 fr. 40. Een federatie met 1,850 leden verleent 6 fr. per werkdag van de T maand af, voor een jaarlijksche bijdrage van 16 fr. 80. Een federatie die 2,334 leden telt verleent 5 fr. per dag te rekenen van de V maand, voor een jaarlijksche bijdrage van 10 fr. 80. Een federatie «met 2,597 leden verleent 6 fr.
55
per werkdag van de 7e maand af, voor een jaarlijksche bijdrage,van 6 frank. Een federatie met 4,378 Jeden verleent 6 fr. per werkdag van de 7e maand af, voor een jaarlijksche bijdrage van 16 fr. 80. Een federatie met 4,549 leden verleent 6 fr. per werkdag van de 7e maand af, voor een jaarlijksche bijdrage van 16 fr. 40., Een federatie die 4,890 leden telt verleent 6 fr. per dag te beginnen van de V maand, voor een jaarlijksche bijdrage van 26 fr. 60. Een federatie die 5,393 leden groepeert verleent 6 fr. per werkdag te rekenen van de 7° maand, voor een jaarlijksche bijdrage van 6 fr. Een federatie met 41,713 leden verleent aan haar leden der kategorie A, 6 fr. per werkdag van de T maand af, voor een jaarlijksche bijdrage van 16 fr. 38. Indien wij de dokumenten bezaten betreffende het jaar 1937, dan zouden wij tal van wijzigingen ontdekken in opzicht van bijdragen en vergoedingen. Die federatie verhoogt de bijdrage om de vergoedingen, waarvan het bedrag ongewijzigd is gebleven, te kunnen voortbetalen. Die andere verlaagt de vergoedingen om niet te moeten overgaan tot een verhooging der bijdragen. Die andere nog verhoogt de bijdrage en vermindert de vergoeding. Er zijn federaties die betrekkelijk belangrijke vergoedingen verleenen voor zeer lage bijdragen. Dit komt omdat zij haar leden nog niet hebben zien verouderen, of wel omdat zij een aantal aangeslotenen hebben wier beroep srisiko zeer zwak is. Zij verkeeren dus in goede voorwaarden om nieuwe aangeslotenen te werven en aan andere federaties leden te onttrekken die aangelokt worden door de geringere bijdragen. Harerzijds werven de oude federaties de jonge leden niet meer aan omdat zij tarieven hebben die altijd hooger zijn. Men kan zich moeilijk voorstellen wat er gebeurt in tal van maatschappijen die met de ouderdomsmoeilijkheden te kampen hebben. Het is waarlijk dramatisch. Om geen nieuwe verhooging der bijdrage te moeten eischen, ten einde de werving nog niet meer te bemoeilijken, vermindert de Raad van Beheer het primaire gedeelte en verhoogt het invaliditeitsgedeelte. Het volgende jaar ziet men dat de primaire kas het niet langer kan volhouden. Men neemt zijn toevlucht tot andere zeer ingewikkelde kombinaties. Dit alles op gevaar af van belangrijke subsidies te verliezen, ter^ wijl men verplicht is toch de bijdrage te verhoogen indien men het geheel der mutualistische diensten wil in het leven houden. Zeker werken onze syndikale en socialistische ziekenbonden niet op zulke gevaarlijke
56
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
wijze. Zij werven immer leden aan, zij zijn de talrijkste, morgen zullen zij nog talrijker zijn. Dienvolgens doen zij de werving van de jongeren bij andere groepeeringen ophouden. De kristenen gaan ook vooruit. Maar onze zekerheid schept onzekerheid bij andere. Daar zit het kwaad, 't Is daarom dat wij niet, zooals andere het doen, willen verkondigen dat het Belgische mutualistische stelsel het schoonste ter wereld is. Het is meer in het bijzonder om reden van de verantwoordelijkheid die op de beheerders der federale invaliditeitskassen weegt, dat wij wenschen dat een wet wordt aangenomen tot inrichting van de verplichte verzekering op grondslag van de nationale solidariteit, met tusschenkomst van het patronaat in de lasten van de verzekering. In de Kommissie van den Hoogen Raad van Arbeid en Sociale Voorzorg hebben wij veel sukses bekomen. Patroons en mutualisten gingen akkoord, uitgezonderd de vertegenwoordi-
ger van de kristelijke mutualiteit, omdat de kristelijke leiders verkiezen aan de bijdrage der patroons te verzaken wanneer er van hen wordt gevraagd al de loontrekkers broederlijk, samenhoorig, kristelijk bijeen te brengen. Nu, het zal moeilijk zijn een wet op de verplichte invaliditeitsverzekering te doen aannemen indien de kristen-demokratisehe parlementsleden er zich tegen verzetten. Mijn kameraden van het Nationaal Komiteit van het Belgisch Vakverbond zullen zich zeker wel herinneren dat ik hen in 1933 reeds op deze moeilijkheid heb gewezen. Eerstdaags zullen de arbeidersorganisaties zich moeten uitspreken over het verslag voorbereid door de Pensioenkommissie van de. B.W.P. Daarin is ook sprake van het invaliditeitspensioen. En wanneer er sprake is van invaliditeit is het heel moeilijk het vraagstuk der primaire ziekte ter zijde te laten... Wij zullen dus de gelegenheid hebben stelling te nemen over de drie kwesties : ouderdom, invaliditeit, ziekte.
In verband met het verslag Barnich door Paludes Begrooting en ekonomische politiek.
D
E hartstochten opgezweept door de zaak Martens en door de jongste iministerieele krisis moeten niet het verslag van onzen vriend Barnich over de begrooting van 1939 uit het oog doen verliezen. Wij hebben niet het inzicht dit verslag langs zijn financieel-technische zijde te onderzoeken. Ingevolge de opvoedende taak die ons is opgelegd gaan wij van het verslag Barnich uit om te wijzen op het verband dat bestaat tusschen de openbare financiën en de ekonomische politiek van het land. Wij zullen ook zeggen hoe onze kameraad deze politiek beschouwt. Overal wordt het hoe langer hoe moeilijker de uitgaven en de ontvangsten der Staten in evenwicht te brengen. De militaire lasten en, in de vooruitstrevende landen, de stijgende sociale lasten, eisenen voortdurend nieuwe inkomsten, terwijl de belastingplichtigen — of de belangrijkste onder hen — zonder ophouden uitroepen, dat de grens bereikt is en zij niet in staat zijn nog meer te betalen. In België zijn de budgetaire moeilijkheden maar al te bekend. Het tekort van 1938 bereikt 815 millioen. ondanks de belastingen en taxen aangenomen in den loop van het jaar. De ibegrooting van 1939 sluit van heden af met een tekort.
Daarentegen sloten de begrootingen van 1935, 1936 en 1937 met een batig saldo. Een verslapping der zaken, een phase van depressie volgend op een betrekkelijken bloei in de jaren 1936 en 1937 waren voldoende om den toestand der begrooting onzeker te maken. 's Lands ontvangsten en uitgaven en de ekonomische toestand.
Het verslag Barnich legt den nadruk op de afhankelijkheid van 's lands ontvangsten en uitgaven van den ekonomischen toestand. De uitgaven veroorzaakt door de werkloosheid stijgen natuurlijk met de depressie. De vermindering 'der inkomsten sleept de vermindering mede van de ontvangsten voortkomende van allerlei soorten van inkomsten. In dit opzicht doet zich de vermindering der winst van talrijke ondernemingen in het bijzonder gevoelen. De overdrachttaxe en in het algemeen al de belastingen die in verband staan met de ekonomische bedrijvigheid brengen minder op ten gevolge van de verslapping van deze bedrijvigheid. Ten slotte ondergaan de to Ir echten de gevolgen van de vermindering van den uit- en den invoer. Al deze verschijnselen werken samen. De
DE BELGISCHE VAKBEWEGING ekonomische depressie brengt tegelijk een uitbreiding der werkloosheid, een vermindering van de produktie en den handel, een inkrimping van de meeste inkomsten, een daling van den inen den uitvoer teweeg... zoodat allerzijds de belastingsinkomsten verminderen op het oogenblik dat de Staatsuitgaven vermeerderen. Voor een « konjunktureele » financieele politiek.
Deze vaststellingen zijn eenvoudig ; men kon ze doen sinds honderd jaar. En nochtans zijn de regeerders nog niet in staat geweest er de logische gevolgtrekkingen uit te maken! Sinds honderd jaar volgen in de kapitalistische ekonomie de phasen van bloei en depressie elkaar op. Elke phase van bloei brengt overvloedige belastingsontvangsten imede, elke phase van depressie brengt daarentegen de openbare financiën in verlegenheid. Maar men gaat voort met de begrootingen op te maken net alsof men onder een volkomen evenwichtige ekonomie leefde! Men moet zich gelukkig achten dat er in een officieel dokument zooals de algemeene toelichting der begrooting van de Ontvangsten en de Uitgaven voor 1939 wordt verkondigd : « Het geheel der ontvangsten (van het land) hangt in hoofdzaak af van zijn bedrijvigheid, die op haar beurt, meer dan in een ander land, eng verbonden is aan de ekonomische en politieke evolutie in de wereld. » Maar het is niet voldoende deze waarheid te erkennen. De gansche financieele politiek dient aan deze waarheid aangepast te worden. Het beheer der openbare financiën dient gegrondvest op de afwisseling der jaren van opstijging en van inzinking. Gedurende de jaren van opstijging zal men de belastingen verlagen, zal men de eertijds aan bezwarende voorwaarden gesloten leeningen terugbetalen; men zal zelfs aan voordeelige voorwaarden leeningen sluiten om reserven te vormen met het oog op slechte jaren, zooals onze vriend de Man had gedaan. Gedurende de jaren van inzinking zal men de reserven benuttigen voor het ondersteunen der werkloozen, voor het ondernemen van openbare werken bestema om de krisis te bestrijden, en men zal de belastingen verminderen om den kostprijs der ondernemingen te verlagen en haar toe te laten den moeilijken overgang te overschrijden. Ziedaar de toe te passen politiek, want het onredelijk en schadelijk karakter van de traditioneele politiek is maar al te duidelijk. Gedurende de bloeiperioden ontlast men, vermindert men de belastingen onder den druk der openbare meening. Dan rekent men op de voortduring van de gunstige konjunktuur. De depressie komt de in deze optimistische igeestesgesteldheid
57
opgemaakte begrootingen ontredderen. De -belastingen moeten dan verhoogd worden, er moeten zelfs nieuwe belastingen geheven worden op het oogenblik dat de inkomsten door de depressie reeds verminderd zijn en dat de meeste ondernemingen niet meer winstgevend kunnen voortbrengen. De maatregelen die men moet treffen om de begrooting in evenwicht te brengen oefent dus een rampspoedigen weerslag uit op 's lands ekonomie. Terwijl een goed beheer van de financiën tegen de inzinking der zaken zou inwerken, loopt het traditioneel beheer uit op een nog dieper inzinking van het land. Ik ben niet de eerste die in de Belgische Vakbeweging aandring op de noodzakelijkheid een konjunktureele financieele politiek te voeren. Maar het verslag Barnich brengt elementen voor die toelaten deze kampagne met nieuwe kracht te hernemen. Het zijn niet alleen de kamerleden, de senators en de ministers die moeten overtuigd worden. Het is vooral de openbare meening. Te vele lieden zijn kortzichtig wat betreft de fiskale kwesties, vooral in den middenstand. Zoodra de mogelijkheid van een batig saldo merkbaar wordt, eischt men belastingsverzachtingen. Dan komen de slechte jaren; men bekent de begane vergissing niet, maar men volhardt in den eisch voor uitgaveninkrimpingen zonder te zeggen dewelke, en men plaatst den Staat in een nog moeilijker toestand. Daar is een belangrijke richting die de socialistische opvoeding moet inslaan. De handelsevolutie en de ontoereikendheid van onze ekonomische politiek.
Onze vriend Barnich herinnert aan de goed gekende evolutie der kapitalistische wereld in den loop der laatste jaren : De markten worden zeldzamer omdat de landbouwlanden zich industrialiseeren; sommige landen trachten zich af re zonderen, een volledige autarkie te verwezenlijken en besturen hun ekonomie; de tolmuren van allerlei aard verlagen niet, integendeel. Het is niet te verwonderen dat een uitvoerland zooals het onze bijzonder geleden heeft en nog lijdt onder deze evolutie. Verontrustend teeken : een groot aantal gespecialiseerde arbeiders hebben het land moeten verlaten om elders hun brood te verdienen. Het wordt niet betwist dat het pogen der Regeering om den toestand te verbeteren ontoereikend is geweest. Men denkt aan den te zwakken invloed der socialisten in het Parlement. Men denkt ook aan de formule van nationale unie, — politisch misschien noodwendig, wij hebben er niet over te oordeelen, — maar waaraan groote moeilijkheden verbonden zijn, om op te treden op ekonomisch gebied : Telkens dienen personen akkoord gesteld van de meest verschillende sociale en intellektueele horizonten.
58
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
Maar Barnich's kritiek heeft dit origineel, dat zij zich wil plaatsen in het kader zelf van de nationale unie en in de huidige indeeling der politieke krachten. Zijn verslag richt heftige verwijten tot het Departement van Ekonomische Zaken. Men heeft o.m. verwaarloosd de materialen te benutten die verzameld werden door twee organismen : de Kommissie van den Binnenlandschen Handel en het Komiteit voor Nijverheidsoriëntatie (C.O.R.I.). Dit komiteit had nochtans nauwkeurige studies gedaan over een geheele reeks nijverheidstakken en wenken gegeven. En al dit werk is nutteloos gemaakt door de werkeloosheid van het Ministerie van Ekonomische Zaken. Het programma Barnich.
Om te reageeren stelt onze vriend 'Barnich een programma voor, uitvoerbaar in vier jaar, en onmiddellijk verwezenlijkbaar, zelfs door een Regeering van nationale unie. Ziehier het hoofdzakelijke van dit programma: 1° In de eerste plaats een onderzoek instellen over de Belgische produktie. Dit is wijs handelen. Indien men onze ekonomie wil doen herleven, moet men ze eerst goed kennen. 2° De nijverheidstakken aanduiden die leefbaar gebleven zijn en moeten gered worden; deze die niet meer leefbaar zijn onder hun huidigen vorm zouden naar andere produkties kunnen gericht worden en zouden dus moeten omgevormd worden; dan de nieuwe bedrijven onder het oog zien die zouden moeten opgericht worden om aan de nieuwe behoeften van de binnenlandsche en buitenlandsche markten te beantwoorden. 3° Het binnenlandsch verbruik van Belgische produkten bevorderen met behulp van de door de Kommissie van den Binnenlandschen Handel reeds gegeven wenken. 4° Onzen uitvoer aanwakkeren. Onze konsuls hebben ongeveer 1,400 produkten vermeld die wij zouden kunnen fabriceeren met de mogelijkheid ze in het buitenland te plaatsen. Er bestaan verscheidene studies daarover. De Regeering zou zich krachtig aan het werk moeten zetten.
De uitvoering van het programma Barnich,
Het programma Barnich is in de hoogste mate sympathiek. Zonder twijfel zou een wilskrachtige minister een groot gedeelte er van kunnen verwezenlijken in gelijk welke politieke omstandigheden (natuurlijk de oorlog uitgezonderd). Maar in de laatste jaren zijn wij vanwege de liberale partij en de oude katholieke rechterzijde aan zulke kleinmoedigheid, aan zulk onbegrip gewoon geraakt, dat wij reeds het heftig protest hooren van de weldenkende pers voor den dag dat het er om zou te doen zijn het algemeen belang op het bijzonder belang te zien zegevieren. Er zijn lieden die alles zouden offeren om het schrikbeeld van het « etatisme » te kunnen voortooveren. Vervolgens werpt zulk programma van nijverheidsreorganisatie een zeer ernstig vraagstuk op, dat der middelen waarover de Staat of de minister van Ekonomische Zaken beschikt om op te treden. Het verslag Barnich spreekt wel van een « politieke struktuurhervoriming », maar geeft geen verklaring. Zullen daar ook de hinderpalen niet te duchten zijn? Er bestaat een openbare kredietsektor waarvan de invloed kostbaar zou kunnen zijn voor het voorgestelde werk. Maar tot heden heeft deze sektor zijn macht niet aangewend om een ekonomische direktie ter zijde te staan. En indien hij het deed, zouden dan hetzelfde onbegrip, dezelfde vijandigheid niet tot uiting komen? Wij maken al dit voorbehoud niet met het doel te ontmoedigen, maar met de overtuiging dat niets zal geschieden zonder een krachtige propaganda die verder reikt dan de onmiddellijke verwezenlijkingsmogelijkheden. 't Is de openbare meening die men moet opleiden en veroveren. Aan ons volk moeten wij leeren ver te zien en wij moeten deze waarheid in de geesten prenten, dat de aan zichzelf overgelaten partikuliere belangen ons niet uit den warboel zullen redden. De openbare meening stelt belang in de budgetaire vraagstukken die voor iedereen uitloopen op de betaling van een min of meer zware belasting. Mochten wij deze belangstelling kunnen benutten om het grootst aantal voor te spiegelen aan welke ekonomische vraagstukken de budgetaire vraagstukken verbonden zijn en welken weg het land zou moeten opgaan!
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
69
Loonsverlaging of programma van ekonomische herleving In verband met het verslag van de « Société Générale »
H
ET verslag van de « Société Générale de Belgique » voor 1938 wijdt breedvoerig uit over den ekonomischen toestand in de wereld en stelt met ontsteltenis den jammerlijken toestand vast van de nijverheidsbedrijvigheid in België. Inderdaad « de daling van den index der bedrijvigheid in ons land is in verhouding met het maximum van 1937 niet alleen — op een uitzondering na — grooter dan in welk ander Europeesch land ook, maar wat meer is, het huidig peil van dezen index is, in verhouding met de bloeiperiode van 1929, lager dan dat der overeenstemmende indexen van dezelfde landen ». Wat zijn, volgens de <( Société Générale », de middelen die van aard zijn om dezen betreurenswaardigen toestand te onzen gunste te wijzigen ? Paar het verslag uitgaat van een zeer invloedrijke groep kapitalisten moet het langs die zijde bestudeerd worden. Wij zullen dit doen in een objektieven zin. Laat ons trouwens aanstippen, dat de toon van het verslag niet aanvallend doch zelfs sympathiek is, in zooverre daarin op een oprechten toon het verlangen wordt uitgedrukt onze vrijheden en onze demokratische instellingen te vrijwaren. Waarover het verslag zwijgt...
Bij het bestudeeren der « ontvangsten >> van de « Société Générale » valt het op dat het verslag geen der kwesties aanraakt die heden de bedachtzame openbare meening bezighoudt. Geen woord over de noodzakelijkheid der oprichting van nieuwe produkties, noch over de toepassing van passende methodes voor de verbetering van de bestaande produkties. De « Société Générale » geeft niet haar meening te kennen over hetgeen dikwijls wordt aanbevolen om den uitvoer te ontwikkelen. Het vraagstuk der aaneengesloten inspanningen om de produktie en den uitvoer te organiseeren wordt niet aangeraakt. Wij worden evenmin ingelicht over hetgeen in de kringen van die « Société Générale » gedacht wordt over het protektioniWe, de kontingenteeringen, de subsidies en het muntvraagstuk. De aktie der be<-
scherimde nijverheidstakken en der private monopolies op de nijverheid vindt evenmin een plaats in dit verslag, wat trouwens begrijpelijk is vanwege de « Société Générale », die juist de belangen behartigt van de monopoliebedrijven. Kortom, de <( Société Générale » zwijgt in haar verslag over bijna al de aktueele vraagstukken van ekonomische herleving. De produktiekosten verminderen !
Het verslag van de « Société Générale » legt den nadruk op het vraagstuk der produktiekosten die het te hoog acht in verhouding met de verkoopprijzen. Het stelt dus voor den kostprijs te verminderen. Wij denken er niet aan de « Société Générale » te verwijten dat zij dit vraagstuk opwerpt. Dit is, inderdaad, hoofdzaak en men moet erkennen, dat de vermindering van den kostprijs een dringende taak uitmaakt. Een verstandig onderzoek van het vraagstuk van den kostprijs moet evenwel de verschillende bestanddeelen van dezen in aanmerking nemen. Herleid tot de eenheid van een bepaald produkt wordt de kostprijs beïnvloed door den technischen vooruitgang, door de hoedanigheid van de arbeidskracht, door den interestvoet op korten en op langen termijn, door de prijzenpolitiek der monopolies en der beschermde bedrijven. Deze elementen beïnvloeden den kostprijs zoowel als de loonen. Het verslag van de « Société Générale » houdt zich nochtans slechts met één enkel element van den kostprijs bezig : het loon. Daar de groothandelsprijzen heden dalen zonder dat de kleinhandelsprijzen die de loonkontrakten ten grondslag liggen in overeenstemming verminderen, zijn de verkoopprijzen ontoereikend geworden in verhouding met de kostprijzen. Dienvolgens zouden de loonen, die in 1938 ongewijzigd zijn gebleven, in de huidige omstandigheden te hoog zijn, wat volgens het verslag een der hoofdoorzaken van de huidige slapte zijn zou. Het in het verslag aangeduide redmiddel is loonsverlaging.
60
DE BELGISCHE VAKBEWEGING De dubbele rol van het loon.
Deze zienswijze, de meening dat een loonsverlaging den ekonomischen toestand zou kunnen verbeteren, miskent de dubbele rol van het loon. Ditzelve is, inderdaad, een bestanddeel van den kostprijs, maar het verleent ook koopkracht aan de arbeidersklasse. Door de loonen te verminderen verbetert men ten gunste van de ondernemingen de verhouding tusschen verkoopen kostprijs. Maar te gelijker tijd zal de koopkracht der arbeidersklasse verminderd zijn. Het is zaak te weten wat het gevolg zou zijn van dergelijke verandering. De loonsvermindering verplicht de arbeidersklasse haar aankoopen te verminderen. Deze vermindering treft in de eerste plaats den landbouw en den handel, en sleept de vermindering van allerlei aankoopen van de landbouwers en de handelaars mede. De woningbouw wordt er door verhinderd. Ook de produktie van de nijverheidsartikels, gekocht door de arbeidersklasse en door al degenen die onrechtstreeks door de loonsverlaging getroffen worden, vermindert. Zou de inkrimping der produktie, onmiddellijke uitslag der loonsverlaging, vergoed worden door de voordeden opgeleverd door de vermindering van den kostprijs? Dit laatste zou de ondernemingen toelaten reserven te vormen en den uitvoer te vergrooten. Indien de opgehoopte reserven onverwijld aangewend werden voor beleggingen en indien de uitvoer in groote verhoudingen toenam, zoodat de ondernemingen werkloozen kunnen te werk stellen, dan zou de kompensatie gebeurlijk mogelijk zijn. Er valt aan te merken dat, zelfs indien deze voorwaarden vervuld waren, de loonsvermindering gevaarlijk zou zijn om reden van haar sociale gevolgen, gezien de Belgische loonen in het algemeen zeer laag zijn en de « ijver aan den arbeid » en de « hoedanigheid van den arbeid », die volgens het verslag zelf de werkelijke bases van alje ekonomische bedrijvigheid uitmaken, ernstig zouden aangetast zijn. De ontevredenheid en de onrust teweeggebracht door de loonsverlaging zouden de produktie schadelijk zijn. Mag men evenwel op de vervulling van bewuste voorwaarden rekenen? De reserven opgehoopt door de maatschappijen — waarvan wij verder nog zullen spreken — zullen niet worden aangewend voor nieuwe beleggingen in een periode dat de vermindering der koopkracht van de arbeiders de binnenlandsche markt verengt en de algemeene politieke en ekonomische toestand onzeker is. Men zal een zekere koopkracht vernietigd hebben om den omvang der onbenutte kapitalen te vergrooten. De ophooping van de reserven zal trouwens niet lang duren in de ondernemingen die voor-
namelijk voor de binnenlandsche markt arbeiden, want, ondanks de vermindering van den kostprijs zal haar verkoop weldra afnemen, wat vroeg of laat ook een daling der verkoopprijzen zal medesleepen. Deze ondernemingen zullen spoedig verliezen wat zij in den beginne gewonnen hebben. Wat den uitvoer betreft, deze zou in geva'l van loonsverlaging kunnen toenemen. Maar in welke mate? Is het toegelaten te gelooven dat de uit dien hoofde ontstane toeneming van den uitvoer belangrijk genoeg zou zijn om de vermindering der koopkracht van de arbeidersklasse op de binnenlandsche markt te vergoeden? Niets laat toe dit te gelooven. De grootste moeilijkheden voor onzen uitvoer berusten niet in de betrekkelijke duurte onzer koopwaren. Bovendien, om de prijzen der uitgevoerde artikels door middel van de loonsverlaging aanzienlijk te verminderen, zou men de loonen in zeer groote mate moeten verlagen, wat praktisch onmogelijk is. Een loonsverlaging van b. v. 10 t. h. zou in de meeste gevallen slechts toelaten den verkoopprijs met 2 tot 4 t. h. te verminderen, wat onvoldoende zou zijn om den uitvoer aan te wakkeren. En daar de loonsverlaging niet kan beperkt worden tot die arbeiders die uitvoerartikels vervaardigen, zou de einduitslag niet een vermeerdering, maar een vermindering van den uitvoer bet eekenen. Dit alles is goed gekend in de ekonomische theorie. Deze heeft bewezen dat het vraagstuk der loonsverlaging slechts mag beschouwd worden in opzicht van de bijzondere phase waarin zich de ekonomische konjunktuur bevindt en in verband daarmede van de ekonomische struktuur van het land. En, wanneer deze phase die is van de depressie en van de werkloosheid en de ekonomische stuktuur de beleggingen verhindert, kan de loonsvermindering de moeilijkheden slechts vermeerderen. De ontwikkeling van den uitvoer moet in dergelijke voorwaarden door andere middelen dan door de loonsverlaging gezocht worden. De uitslag van onze overwegingen is dat, wanneer men den kostprijs moet verminderen, heden andere elementen dan het loon dienen beïnvloed door passende maatregelen. Zulke maatregelen worden in vele landen met sukses toegepast. Het kwaad van het verslag van de « Société Générale » ligt minder in de uitdrukking van den wensch tot loonsverlaging, — het dringt zelfs niet te zeer aan op dit punt, wetend dat de wijziging der kollektieve overeenkomsten gesteund op de indexbeweging zeer moeilijk zou zijn, — dan in het feit het vraagstuk verkeerd te hebben gesteld en de aandacht te hebben afgewend van de werkelijk op te lossen vraagr stukken.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING De verdediging van het sparen en de belastingen.
Een der motieven die gedurig terugkomt in het lang verslag van de « Société Générale » is de bescherming van het sparen, dat moet aangemoedigd en niet door belastingen mag bemoeilijkt worden. Het verslag plaatst de « verschillende » klassen tegenover de u sparende » klassen en zegt dat de Staat de eerste begunstigd heeft tot nadeel van de tweede. Het beveelt de. samenstelling aan, door de groote ondernemingen, van belangrijke reserven gedurende de jaren van bloei, een ware « oorlogsschat, waaraan zij slechts zouden raken in volkomen uitzonderlijke omstandigheden ». Deze verdedigers van het sparen maken evenwel geen onderscheid tusschen onvruchtbaar en produktief kapitaal. Zij kennen het verschil niet tusschen het spaargeld dat ongebruikt blijft op de bank, thuis, omgezet in goud of in het buitenland, sparen dat niet mag aangemoedigd worden, en het spaargeld dat aangewend wordt om te doen arbeiden en waarvoor men met recht fiskale en andere voordeelen eischt. Zij geven zich geen rekenschap dat de vorming van groote gelddisponibiliteiten, waaraan niet wordt geraakt, te veroordeelen is in de tijden van werkloosheid en ekonomische depressie. Het verslag van de « Société Générale » bekommert zich niet om het feit dat men de arbeidskracht niet kan ophoopen. Wanneer zij niet wordt benuttigd, dan is er ekonomisch verlies, 't Is daarom dat er geld moet uitgegeven worden om arbeid te scheppen, en om voort te brengen en te verbruiken, in plaats van het te sparen en het te laten liggen. Waaraan er behoefte is, is niet aan overvloedige geiddisponibiliteiten, die een doode waarde uitmaken, maar aan produktie van de toerusting en de goederen die de menschen doet leven. Indien in zulke tijden een uitbreiding wordt gegeven aan het krediet door het scheppen van nieuwe geldswaarden berokkent deze aktie ook geen schade aan het sparen. Zij is veeleer van aard om het te redden. De openbare uitgaven.
De hoofdbekommering van het verslag is, door te belangrijke openbare uitgaven geen nadeel te berokkenen aan het Staatskrediet, dat nauwgezet moet beschermd worden. 't Is daarom dat het verslag met groote voldoening vaststelt, dat de Staat verzaakt heeft aan « deze interventionistische begrippen ». Waartoe moet het openbaar krediet nochtans dienen ? . Het verslag stelt zelf in de paragraaf betreffende de, banken vast, dat de markt der private
61
emissies heden bijna niet bestaat. Er wordt geen versch kapitaal aangeboden en men vraagt er geen. De oorzaak daarvan is, de ekonomische slapte en onzekerheid. Heeft de Staat in die omstandigheden niet tot plicht het privaat initiatief te vervangen indien het in gebreke blijft en ditzelve aan te moedigen daar waar het zonder waarborg of bijzondere voordeelen geen gevaar'wil loopen? Het Staatskrediet moet in dergelijke tijden met des te meer gemak tot dit doel aangewend worden doordat niemand meer gelooft dat het in periode van ekonomische depressie aangewend openbaar krediet de inflatie kan veroorzaken. Aan het openbaar krediet verzaken op het oogenblik dat er een dringende behoefte aan is, alleen om het onaangeroerd te laten, is niet alleen onlogisch, doch ook onvoorzichtig. Want zoodoende zal het ekonomisch verval vernietigen wat het openbaar krediet zelf ten grondslag ligt, t. t. z. een aktieve ekonomie in volle werking. De verspilling bestaat slechts daar waar de uitgaven nutteloos zijn voor de ekonomische herleving. Maar ind'en het gaat om uitgaven die noodig zijn voor de aanpassing der ekonomie aan haar nieuwe voorwaarden, mogen zij niet op financieele hinderpalen stooten. De taak is dus niet, zooveel mogelijk te verzaken aan het openbaar krediet of het meer te beperken dan vereenigbaar is met de eischen der ekonomische herleving. De taak is veelmeer het noodige geld te vinden voor de ekonomische herleving in de beste voorwaarden. Een gansene techniek werd in dit opzicht ontwikkeld in het buitenland, niet alleen in de totalitaire landen, maar ook in de demokratische, daar ook deze landen verzaakt hebben aan zekere ingewortelde dogma's van fiskale orthodoxie. De werklooze banken.
Wat de depositobanken aangaat stelt het verslag vast, dat zij heden min of meer werkloos zijn. Zooals wij zoo pas hebben gezegd, zijn de emissies gering, evenals de vraag om bedrijfskrediet. De ondernemingen schaffen zich de noodige kapitalen aan door het aanwenden van de gereserveerde winsten — auto financiering — zonder haar toevlucht te nemen tot de banken, daar de sinds 1935 verwezenlijkte belangrijke winsten haar toelieten deze reserven te vormen. jHet verslag neemt waarschijnlijk slechts de groote ondernemingen in aanmerking; er bestaat twijfel betreffende het autofinancieringsvermogen van de middelmatige en kleine ondernemingen. Wat er ook van zij, de door het verslag opgestelde tabel wijst op een inzinkende ekonomie. De meening uitgedrukt in het verslag, dat de indeeling der « zaken »-banken in depositobanken en financieele maatschappijen in 1934 niet
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
62
zeer gelukkig was, en dat het verbod voor de banken om belangen te bezitten in nijverheids-, handels en koloniale zaken diende herzien te worden, is waarschijnlijk juist. Ditmaal spreekt de « Société Générale » van het dynamisme en van de omvangrijke industrieele, handels- en koloniale begrippen waarvan de zakenbanken destijds bewijs leverden en die aan de huidige financieele maatschappijen ontbreken. Gevolgtrekkingen.
De geest van het verslag laat ons nochtans niet hopen, dat een toelating voor de depositobanken om participaties te hebben in industrieele zaken haar het dynamisme zou terugschenken dat zij eertijds bezaten en dat zij verloren hebben. De banken weigeren risiko's op te loo-
pen, evenals de financieele maatschappijen. Zelfs voor wat de publieke fondsen, de zekerste beleggingen aangaat, doet het verslag opmerken dat « de belegging der disponibiliteiten in Staats fondsen groote risiko's van kapitaalverlies oplevert en een zekere matiging wettigt ». Is het in die omstandigheden aan de Regeering toegelaten geen bejang te stellen in de ekonomische kwesties en zich, zooals de « Société Générale » het verlangt, afzijdig te houden en een blind vertrouwen te stellen in het privaat initiatief? Het zuiver negatieve verslag van de « Société Générale », waarin elk opbouwend ekonomisch programma afwezig is, het verregaande konservatisme bij een toestand die een stoute en besliste aktie vereischt, is er een tegenteeken van. Bureau voor Sociaal Onderzoek.
De internationale en nationale ekonomische toestand I. — De ekonomische toestand over de wereld De ekonomische depressie die op een zeer ongelijke wijze de verschillende landen in de wereld heelt getroffen, kwam tot stilstand in het midden van 1938. De index der wereldproduktie (de U.S.S.R. niet inbegrepen) is in Juni 1938 op &8 gedaald, hetzij met ongeveer 18 t. h. sinds de lente van 1937 (basis 1929 = 100). Maar het is in Noord-Amerika, vooral in de Vereenigde Staten, dat de depressie groot was. De daling van den index in Noord-Ameri;ka bedroeg 35 t. h. gedurende dezelfde periode. In Europa (de U.S.S.R. niet inbegrepen) bedroeg zij slechts 7.5 t. h. Deze onevenredige indexbeweging in Europa en in Amerika is toe te schrijven aan het feit, dat de depressie in Europa in het algemeen minder diep is geweest dan in de Vereenigde Staten, evenals aan de ekonomische konjunktuur in de fascistische landen, wier oorlogsekonomie in een ruime mate ontsnapt aan de ekonomische schommelingen in de wereld. Vooral dank aan de stijging van den index-der produktie in de Vereenigde Staten, won de index der wereldproduktie ongeveer 6 punten van Juli tot September 1938, hetzij ongeveer 7 t. h. De index van Noord-Amerika won meer dan 11 punten van Mei tot September, t.t.z. bijna 20 t. h. De index van Europa alleen won slechts 3.6 punten van Augustus tot September. Sindsdien zijn de indexen ongetwijfeld voort gestegen ten gevolge van de snelle stijging van den index der Vereenigde Staten. De inzinking van den wereldhandel kwam eveneens omstreeks het midden van het jaar tot stilstand. De index van dezen 'handel is quantitatief met 15 t. h. gedaald van het laatste kwartaal van 1937 (100.4) tot het tweede kwartaal van 1938 (85.2); in het derde kwartaal van 1938 won de index 1.03 punt. De vermin-
dering der goudwaarde van den wereldhandel is aanzienlijker; zij beloopt 20 t. h. van het laatste kwartaal van 1937 tot het derde kwartaal van 1938. In Oktober en November wint de index gemiddeld 1.5 punt, t.t.z. 5 t. h. op het cijfer van het derde kwartaal (basis 1929 = 100). Ondanks de verbetering of de stabilisatie der depressie in de meeste landen, daalden de groothandelsprijzen in het algemeen gedurende het gansene jaar. De prijzenbeweging van de minerale grondstoffen is tamelijk ongelijk geweest : rijzing van het koper en het tin dank aan beperkingsmaatregelen van de produktie; daling van het zink en het lood. De beperkingsmaatregelen van het internationaal loodkartel hebben de koersen in den loop der laatste maanden vaster gemaakt. Het zink is het eenige der niet ijzerhoudende metalen waarvan de markt niet wordt gekontroleerd door een internationaal kartel. Daarentegen is de gang der graanmarkt in de wereld erg slecht geweest; de wereldproduktie (zonder de U.S.S.R., China, Iran en Irak) in 1938 wordt op het rekordcijfer van 1,195 millioen centenaars geschat, tegen 1,037 in 1937, 957 in 1936 en 1,022, gemiddelde der periode 1926-1930. De toestand der katoenmarkt in de wereld is ook zeer ongunstig, ondanks de lichte prijsverhooging sinds een jaar. Niettegenstaande de produktiebeperking in 1938 in de Vereenigde Staten blijven de stocks waarlijk ontzaglijk. In de Vereenigde Staten geeft men een internationale konferentie in uitzicht voor de verdeeling der katoenmarkten. De wereldproduktie van gietijzer en staal was de volgende in 1937 en 1938 :
DË BELGISCHE VAKBEWEGING Gietijzer, Staal, (in daizende ton) 102,046 133.679 79,795 103,840
1937 . 1938 .
De vermindering der produktie is vooral te wijten aan de diepe daling der Amerikaansche produktie, die voor net gietijzer van 37,127 duizend ton in 1937 daalde op 18,500 duizend ton in 1938, en voor het staal van 51,589 duizend ton op 26,500 duizend ton. -De goudproduktie neemt immer toe; sinds 1930 is de produktie bijna verdubbeld. De produktie is aanzienlijk gestegen i n d e U.S.S.R., in de Vereenigde Staten en in Kanada. Zuid-Afrika gaat nog slechts zwak vooruit; zijn produktie valt van 50 t. h. der wereldproductie in 1930 op een derde van deze in 1938. Ziehier, om dit hoofdstuk te sluiten, de index der nijverheidsproduktie in verschillende landen in 1937 en 1938 : Basis 1929 = 100. Japan Letland Griekenland Bulgarije Finland Zweden Estland Denemarken . . . . Chili Hongarije Roemenië Noorwegen Duitschland Polen Groot-Brittannië . . . Italië . . . . . . . Kanada Nederland Tsjecho-Slowakije . . . Frankrijk Vereenigde Staten . . . België (1) (2) (3) (4) (5) (6)
Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde
1937 171 156 151 1.43 149 149 139 136 132 137 132 128 117 109 124 100 100 107 96 '83 92 87
1938 170 (1 170 (2 160 (3 152 (2 147 (4 146 (5 146 (5 135 (5 135 (2 129 (3 128 (4 127 (5 125 (2 117 (5 115 (4 97 (2 90 (5 90 86 (6 76 (5 72 70
7 maanden. 10 maanden. 6 maanden. 9 maanden. 11 maanden. 7 maanden.
Daar de methoden voor het opmaken der indexen veel verschillen van land tot land, en de indexen niet altijd het geheel der nijverheidsbedrijvigheid vertegenwoordigen, moet er geen te absolute waarde gehecht worden aan deze cijfers en aan de vergelijking tusschen den toestand in de verschillende landen. De Belgische index, b.v., geeft slechts, en dan nog onvolkomen, den gang weer van enkele takken der zware nijverheid en van de uitvoerbedrijven. Wat echter niet uitsluit dat België in deze rangschikking een laatste verontrustende plaats bekleedt!
63
11. — D e toestand in de verschillende landen. a) Vereenigde Staten. In de Vereenigde Staten blijft de index der nijverheidsproduktie, die snel gestegen was van 63.9 in Mei tot 86.6 in November, sinds enkele weken onveranderd. Het cijfer bedroeg 87.4.in December 1938 en men verwacht zich ongeveer aan hetzelfde cijfer in Januari. Waarschijnlijk bevindt men zich tegenover een eenvoudige vertraging der verbetering, die weldra door een nieuwe stijging zal gevolgd zijn. De herneming is evenwel niet zoo algemeen geweest als de index schijnt aan te toonen ; de verhooging is hoofdzakelijk toe te schrijven aan den vooruitgang van de ijzer- en staal- en de automoibielproduktie. Een andere bedrijvigheidstak waarin de vooruitgang sinds een jaar aanzienlijk is geweest, is die van den Bouw. Voorheen hebben wij reeds in deze kolommen gezegd wat de oorzaken zijn van die omkeering in de Amerikaansche ekonomie. Het feit dat de uitgavenpolitiek van Roosevelt slechts in den loop van dit jaar haar volle uitwerking zal doen gevoelen, laat ons toe te besluiten, dat de verbetering trapsgewijze vooruitgaat. Deze uitgavenpolitiek verschuilt natuurlijk voor onbepaalden tijd het begrotingsevenwicht. Maar de algemeene ekonomische bedrijvigheid is voor het land veel belangrijker dan het begrootingsevenwicht. Ziehier de cijfers van het begrootingstekort sinds 1933 : In millioenen dollar. 1933-34 3,630 1934-35 3,022 1936-37 2,707 1937-38 1,459 1938-39 3,972 (schatting) 1939-40 3,326 » Heden wordt er veel van cyclische begrooting gesproken ; het Amerikaansch experiment schijnt aan te toonen dat deze gedachte, die ongetwijfeld rationeel was in den tijd van het klassieke cyclus, reeds door de gebeurtenissen is voorbijgestreefd. Er valt evenwel op te merken dat in de Amerikaansche openbare financiën de gewone en buitengewone uitgaven vereenigd zijn in een enkele begrooting, in tegenstelling met (hetgeen b.v. in België gedaan wordt. Het duistere punt van den Amerikaanschen toestand is wel de landbouw; paradoxaal en onmenscheHjk gevolg van den overvloed in het kapitalistisch regime. De inkomsten van den landbouw beliepen in 1938 slechts 7,632 millioen dollar, tegen 8,574 milHoen in 1937. Er is een ernstige vermindering van de werkloosheid sinds enkele maanden. De index der werkverschaffing stijgt van 82 in Juni 1938 tot 91 in November; maar de vergelijking van dezen index met dien der produktie toont aan, dat de verbetering ver is van zoo algemeen te zijn als deze laatste op het eerste zicht schijnt te bevestigen.
b) Groot-Brittannië. In Groot-Brittannië blijft de algemeene toestand stationnair. De algemeene index der economische bedrijvigheid van de « Economist », de meest representatieve Index dien wij kennen, verliest nog een
64
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
punt in December en 'bereikt zijn 'laagste peil van het jaar. De achteruitgang in den bouw gaat ononderbroken voort. In December 1938 was de index in den bouw slechts 85 1/2, tegen 96 1/2 in December 1937 en 103 1/2 in December 1936. Ook de grondstoffeninvoer daalt merkelijk sinds enkele maanden. Een nijverheid waarin de toestand zeer slecht is, is de scheepsbouw. De bedrijvigheid in andere nijverheidstakken, zooals de metaalnijverheid, de machinebouw, de automobielnijverheid, de textielnijverheid, is onverflauwd gebleven of zelfs licht verbeterd. Het aantal werkloozen heeft in Januari 1939 opnieuw de twee millioen overschreden ; het aantal ingeschreven werkloozen bedroeg op 16 Januari 2 mililioen 39,026, hetzij 211,000 meer dan 'vóór een jaar. Sinds drie jaar was het cijfer altijd onder 2 millioen gebleven. Als een geheel schijnt de Engelsche ekonomie teruggekeerd te zijn tot het bedrij vigheidspeil van den winter van 1935-36 ; dit is trouwens eveneens het geval met de Belgische ekonomie. Het jaar 1938 werd eveneens gekenmerkt door de daling van het pond sterling; deze daling is voornamelijk te wijten aan de vlucht der kapitalen naar Amerika, waar men ze ibeter beschut acht tegen de Europeesche oorlogsgevaren. Er zijn andere faktors, zooals het begrootingstekort, de Amerikaansche herneming, vooral in Wail Street, het tekort van de balans der rekeningen van Engeland ; maar deze zijn van ondergeschikt belang. Het pond, dat in het begin van het jaar 5 dollar waard was, daalde op 4.95 dollar in het begin van Juli en op 4.85 op het einde van Augustus; op 28 September daalde het zelfs op 4.60 dollar ; op 1 December noteerde het 4.67 dollar; sindsdien blijft het ongeveer op hetzelfde peil, daar de noteering op 2 Februari ook 4.67 bedroeg. In het geheel is de daling sinds een jaar dus bijna 7 t. h. Het Regularisatiefonds voor den wisselkoers, dat aanvankelijk slechts zeer zwak weerstand bood, heeft in de laatste weken de noodige maatregelen getroffen om den koers van het pond te "verdedigen. Het pond heeft natuurlijk al de andere munten van het sterlingblok in zijn val medegesleept. Deze daling van (het pond en van zijn satellieten maakt gewis een voordeel uit voor de Engelsche exporteurs op de .wereldmarkt; substantieel voordeel, gezien de winstmargen tamelijk klein zijn in den uitvoerhandel. Sinds 1930-31 (heeft Engeland een flinke inspanning van nijverheidsaanpassing gedaan. De herneming !n 1932 tot 1937 was in hoofdzaak te 'danken aan de uitbreiding der produktie voor de binnenlandsche markt die in 1937 meer dan 50 t. h. van het peil van 1929 overschreed, terwijl de produktie voor den uitvoer 15 t. h. geringer was dan die van 1929. Maar in den loop van de huidige depressie is de achteruitgang in de nijverheidstakken die voor de binnenLandsche markt voortbrengen zoo groot geweest als In de uitvoernijverheid, terwijl in den loop van de groote krisis van 1929^1932 de achteruitgang in de eerste veel geringer is geweest dan die in de tweede.
c) Andere landen. In Frankrijk duurt de algemeene stilstand der ekonomische bedrijvigjheid voort. De dekreten Reynaud, waarvan het 'grootkapitaal en de Regeering zooveel verwachtten, (hebben tot heden praktisch niets opgebracht. De Skandinavische landen, waar de depressie zeer
gematigd is geweest, maken heden een stationnaire periode door. In werkelijkheid hebben alleen de uitvoernijverheid en bedrijvigheid' in deze landen een achteruitgang ondergaan. In Nederland is de produktieindex, na van 123 in Juli 1937 op 75 in Mei 1938 gedaald te zijn, in December tot 110 gestegen. Zooals in de Skandinavische landen is vooral de uitvoer door de krisis getroffen. De vermindering van den uitvoer van 1937 tot 1938 is in hoeveelheden en in waarde ongeveer 10 t. h. Het wekelijksch gemiddelde der gecontroleerde verzekerde werkloozen bedroeg 172,111 in Deoemiber 1938, tegen 155,959 in December 1937. Het percent der dagen werkloosheid in verhouding met het aantal dagen dat de verzekerde arbeiders hadden kunnen arbeiden bedroeg 28.9 t. h. in December 1938 en 29.8 t. h. in December 1937 ; in November 1938 was het percent 23.5. Deze cijfers toonen aan dat de werkloosheid naar verhouding heviger woedt in Nederland dan in België.
d) De fascistische landen. De fascistische landen : Duitschland, Italië en Japan, met hun regime van oorlogsekonomie en autarkie, ontsnappen in ruime mate aan de schommelingen der internationale konjunktuur. In Duitschland overtreft de produktieindex der laatste maanden de cijfers van 1937. Het ontslag van Dr Schacht doet aan sommigen gelooven, dat Duitschland een munt- of financieele instorting tegemoet gaat. Deze opvatting is onzes inziens volkomen valsch en verliest het specifiek karakter van de Duitsche ekonomie uit het oog, die niet aan dezelfde wetten van de kapitalistische landen is onderworpen. Er bestaat geen gevaar van inflatie in een bestuurde etatistische ekonomie. Er zijn zekere financieringsmoeiliijkheden, maar deze zijn toe te schrijven aan het feit dat men nog niet de vodr ledige en absolute etatisatie op dit igebied /bereikt heeft. In de ekonomische betrekkingen bestaan er altijd methodes en criteria van kapitalistischen aard. De voornaamste moeilijkheden van de Duitsche ekonomie komen voort uit het feit dat het immer moeilijker wordt de produktie nog uit te breiden en de ibewapening te versterken zonder een nieuwe verlaging van het levenspeil, wat van aard zou zijn een gevaarlijken psychologischen en socialen weerslag te hebben op het regime. Vervolgens bestaat er een neiging tot vermindering van de produktiviteit van den arbeid, om reden, eenerzijds, van de sleet van het produktieapparaat, anderzijds, van de overspanning van het rhythme van den arbeid der arbeidersklasse. De achturendag bestaat niet meer voor de groote meerderheid der Duitsche arbeiders. Nooit is het aantal in de nijverheid te werk gestelde vrouwen zoo groot geweest. Duizende werkhuizen van ambachtslieden en kleine industrieelen werden gesloten ten einde deze arbeidskrachten te richten naar de zware en de bewapenmgsindustrieën. Indien men de herbewapening nog wil versterken, dan zal men het nationaal prodiuktieapparaiat nog meer moeten rationaliseeren en er de 'gedeeltelijk of volledig versleten deelen van vervangen. Daaruit spruiten aanzienlijke nieuwe lasten voort die van aard zijn de herbewapening te remmen. De toestand wordt nog ingewikkelder door de vermindering van den uitvoer ten gevolge van de werelddepressie. Deze vermindering belemmert
DE BELGISCHE VAKBEWEGING den invoer /van grondstoffen die Duitschland niet voortbrengt. Deze politiek van bestendige versterking der bewapening maakt de ihoe langer hoe vollediger verzaking aan ail de kapitalistische ekonomische criteria en methoden noodzakelijk. Te meer, de terugkeer tot deze methodes zal meer en meer onmogelijk worden. Daar ligt, onzes inziens, de 'hoofdoorzaak van het vertrek van Dr Schacht en zijn vervanging door een honderd ten honderd nazi. De toestand van Italië en van Japan is nog slechter dan dien van DuitschLand. Deze twee Staten bevinden zich tegenover dezelfde vraagstukken als DuitschLand, terwijl zij zwakker zijn dan dit laatste en reeds oorlog hebben gevoerd en nog voeren in Abessinië, China en Spanje. De Duitsche expansie heeft daarentegen nog geen militairen tegenstrever op haar iweg ontmoet.
III. — België. Sinds den zomer van 1938 is de Belgische eonomie een /bijna stationnaire phase ingetreden. De algemeene index der nijverheidsproduktie van het Instituut voor ekonomische opzoekingen van Leuven gaat weinig vooruit. Hij steeg van 88.3 in Augustus 1938, het laagste peil, op 109 in November; m December was de voorloopige index slechts 103. Ook de indexen der kolen-, metaal- en textielbedrijven gaan in December achteruit. Dit (belet niet dat de vooruitgang nochtans tamelijk belangrijk is ten opzichte van het lage peil in den zomer. Wij herinneren er evenwel aan dat deze indexen slechts onvolkomen den gang (weerspiegelen van de ekonomische bedrijvigheid van België als een geheel. Vele nijverheidstakken die niet dn de indexen begrepen zijn lijden onder een felle depressie, o.m. de nagelfabrieken, de draadtrekkerijen en de boutfabrieken, die uitvoerbedrijven bij uitstekendheid zijn. Om dezen moeilijken toestand te verhelpen hebben de « Union des Tréfileries et des Clouteries belges » en de « Comptoir des Boulonneries belges » een vraag ingediend tot reglementeering der produktie krachtens het koninklijk besluit n r 62 van 13 Januari 1935. De vermindering der bestellingen doet eveneens een afneming der bedrijvigheid van de konstruktiewerkhuizen voorzien. Het bouwbedrijf is ook fel achteruitgegaan sinds enkele maanden; in den herfst en in den zomer was er een verbetering ingetreden, maar sinds September zijn de bouwvergunningen afgeleverd in de stedenagglomeraties van het land in een aanzienlijke mate verminderd. Deze vermindering is zeker te wijten 'aan den internationalen politieken toestand. De depressie heeft voornamelijk de uitvoerbedriijven getroffen ; de gevoeligheid der Belgische ekonomische 'bedrijvigheid voor de internationale konjunktuur is genoeg gekend. Ziehier de totale cijfers van den buitenlandschen handel van België in 1937 en in 1938 : Invoer Uitvoer HoeveelHoeveelheden Waarden heden Waarden in 1000 in millioenen in 1000 in millioenen ton frank , ton frank
1937 1938
.... ....
Vermindering In % . . . . .
38,986 31,555
27,893 23,167
25,010 22,008
25,516 21,724
7,431 —319%
4,726 —17%
3,012 —12%
3,792 —15%
65
Wifl' bezitten nog niet de volledige cijfers van den wereldhandervoor het jaar 1938. De achteruitgang van den wereldhandel (invoer + uitvoer) van 1937 tot 1938 is ongeveer 10 t. h. voor de hoeveelheid en 14 t. h. voor de waarde, zoodat de achteruitgang van België grooter is. Het laatste kwartaal van het jaar 1938 werd evenwel gekenmerkt door een lichte verbetering van onzen uitvoer, wat trouwens samenging met een lichte toeneming van den wereldhandel. De achteruitgang van onzen uitvoer naar Azië en naar Noord- en Zuid-Amerika is naar verhouding veel aanzienlijker dan dien naar de Europeesche landen, die nochtans het grootste gedeelte van onzen uitvoer opslorpen. Het zijn vooral onze oude uitvoerbedrijven : de metaal- en textielbedrijven, die het ergst getroffen zijn op de Aziatische en Zuid-Amerikaansche markten. De vooruitgang der industrialisatie van deze landen is de oorzaak van onze moeilijkheden op deze markten. In Afrika heeft onze uitvoer flink standgehouden, o.m. dank aan een merkelijke toeneming, van onzen uitvoer naar Belgisch Kongo. De ekonomische depressie heeft een tamelijk aanzienlijk tekort teweeggebracht in de begrooting voor het jaar 1938, ondanks de stemming van nieuwe belastingen vóór enkele maanden ; volgens verklaringen onlangs gedaan door den minister van Financiën bedraagt het begrootingstekort 1 milliard frank. De Regeering had eerst gehoopt dit tekort te kunnen dekken door een batig saldo der begrooting van 1939. Maar dit batig saldo beloopt slechts 17 millioen. Eigenlijk is er reeds een tekort voor de begrooting van 1939, daar zij als verworven (beschouwt een ontvangst van 310 millioen voortkomende van de toepassing der wet op de verplichte werkloozenverzekering. Nu deze wet is nog niet aangenomen en het schijnt dat dit nog zoo spoedig niet zal geschieden. Het Belgisch muntstelsel heeft uitstekend weerstand geboden bij de politieke en financieele onrust die Europa en de wereld in 1938 heeft verstoord; de toestand der banken was even solide, want zij hebben zonder moeilijkheden al de vragen om terugbetaling kunnen voldoen. Naar aanleiding van de daling van het pond sterling hebben zich stemmen laten hooren ten gunste van een leniger maken van onze muntpolitiek. Deze daling is natuurlijk een handikap voor onzen uitvoer, zoowel in opzicht van zijn hoeveelheid als van zijn rendabiliteit. De minister van Financiën heeft evenwel met kracht verklaard, dat België besloten is het bestaande stelsel te handhaven. Wij meenen nochtans dat wij belang zouden hebben 'bij het verzaken aan de konservatieve en strenge politiek van den gouden standaard; wij zijn van gevoelen dat deze laatste een stelsel is dat door de algemeene ekonomische evolutie voorbijgestreefd is, en dat zijn behoud onvereenigbaar is met een politiek van bestuurde ekonomie. België is trouwens het laatste land in de wereld waar een stelsel van gouden standaard blijft bestaan en waarvan de werking in beginsel dezelfde is als vóór den oorlog. Een vrije en soepele • muntpolitiek van België met verzaking aan den gouden standaard is volkomen verwezenlijkbaar; niets verplicht België, trouwens, zijn munt aan het pond ondergeschikt te maken. De uiteenloopende evolutie van de groot- en de kleinhandelsprijzen is ook verder het voorwerp van redetwisten. Daar de looncn in talrijke gevallen verbonden zijn aan de kleinhandelsprijzen, geeft men zich rekenschap van het belang van dit «spekt van het
66
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
prijzenvraagstuk. De stijging der kleinhandelsprijzen heeft in volle depressie in zekere takken een loonsverhooging medegesleept. Een ander belangrijk aspékt van het prijzen vraagstuk in België is dat der verhouding tusschen de Belgische en de vreemde prijzen, vooral de Engel sche. De daling van het pond sterling heeft natuurlijk het evenwicht der prijzen te onzen nadeele verbroken. Hetzelfde geldt voor den Franschen frank. Deze verschillende faktors, waarbij nog de jongste verhooging der kolenprijzen en der spoorwegtarieven dient gevoegd, zijn van aard de aanhechting van België aan een stijgende ekonornische konjunktuur te verhinderen. Het laatste verslag van de Société Générale de Belgique maakt igewag van de uiteenloopende evolutie der prijzen en der loonen om de aanpassing dezer laatste te eisenen. Zeker beteekent 'de handhaving der loonen een vermindering der winsten in tijden van prijzendaling. Maar de Société Générale vergeet dat de verhooging van den kostprijs die uit de vermindering der produktie voortspruit — daar de vaste kosten ongeveer gelijk blijven of niet in dezelfde verhouding schommelen — veel meer dan de handhaving der loonen tot de vermindering der winsten bijdraagt. Het door de Société Générale voorgestelde redmiddel zou slechter zijn dan de kwaal zelf die zij wil genezen. De loonen spelen ten andere niet meer zulke gewichtige rol in den kostprijs als men wil doen gelooven (zie dienaangaande onze nota in de Belgische Vakbeweging van 20 Juli 1938). Een aanzienlijke loonsverlaging zou anderzijds een inzinking van de nationale markt medesleepen. De Société Générale zou beter bezield zijn indien zij zich wat meer bekommerde om de heraanpassing van onze nijverheidsproduktie, levenskwestie voor ons land, dat een diepe struktureele kris is doorworstelt. Maar de grootbank, die in het verleden een groote rol in de nij verheidsexpansie van België heeft gespeeld, is passief en konservatief geworden. Zij stelt zich tevreden met toet verdedigen van het verworvene en hecht niet — uit vrees ook van de risiko's — het noodige belang aan een nijverheidsreoriëntatie van het land. Wig zijn dan ook overtuigd dat een stoute kredietpolitiek van de parastatale financieele instellingen zich opdringt indien men werkelijk met kracht het vraagstuk onzer nijverheidsheraanpassing wil aanvatten. Maar ook hier zijn wij ver van de verwezenlijking verwijderd.
4
Wat de werkloosheid aangaat, is het moeilijk er de konjunktureele evolutie uit af te leiden, gezien de samenschakeling van de seizoen-, de struktureele en de konjunktureele tendensen, evenals van den invloed van een zeker aantal toevallige faktoren. In foreede lijnen is de evolutie der konjunktureele tendens de volgende : langzame stijging van Juni tot November 1937, zeer snelle van November tot Januari; langzame en ^gematigde stijging van Januari tot Juli-Augustus; tamelijk snelle van Septemiber tot November. Sinds November schijnt er geen konjunktureele stijiging meer geweest te zijn. De aanzienlijke vermeerdering der seizoenwerkloosheid in December werd in Januari opgeslorpt. Tot in den zomer van 1938 nam de werkloosheid vooral toe onder den vorm van gedeeltelijke werkloosheid. Het aantal door de kassen vergoede gedeeltelijk werkloozen steeg van 78,'831 in Juli 1937 tot 152,286 in Juli 1938 ; dat der volledig werkloozen van 87,348 tot 114,555. Nu, in Novene ber 1938 bereikte het aantal vergoede volledig werkloozen het cijfer van 150,892, terwijl dat der gedeeltelijk werkloozen slechts 156,470 was. De toeneming der volledige werkloosheid is uit te leggen door de voortduring van de depressie in talrijke produktietakken. De patroons aarzelen eerst hun personeel af te danken, maar ten slotte 'besluiten zij het toch te doen. De politieke gebeurtenissen van einde September hebben ongetwijfeld talrijke ondernemingen daartoe aangezet. Het dagelijksch gemiddelde aantal igekontroleerde werkloozen gedurende de tweede week van Februari bedroeg 218,030, tegen 228,890 in 1936, 150,609 in 1937 en 187,917 in 1938. Het percentage der •gekontroleerde dagen in vergelijking met de dagen die de verzekerden hadden kunnen arbeiden was 18.72 in November 1938, tegen 14.54 in November 1937, 14.14 in November 1936, tegen 18.86 in November 1935 en 26.50 in November 1934. Wij zijn dus nog tamelijk ver van de cijfers der werkloodheid tijdens de groote krisis. Het iis natuurlijk moeilijk in deze ongeordende wereld voorspellingen te doen. De Amerikaansche ekonomie .blijft natuurlijk een gunstig bestanddeel in de wereldkonjunktuur. Maar de internationale politieke toestand drukt zwaar op de ekonomie der Europeesche landen. Jules DEKOCK.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
67
^tmilllimmmmlmmmmimmta^^
Internationale vakbeweging In het Internationaal Vakverbond Gemeenschappelijke vergadering der voorzitters en sekrefarissen van het I.Y.V. en de S.A.I. De voorzitters en sekretarissen van het I.V.V. en de S.A.I. kwamen op 24 Januari 1939 te Londen bijeen met de vertegenwoordigers van de politieke beweging en die der vakbeweging van Groot-Brittannië en Frankrijk, om den toestand in Spanje te onderzoeken. Na een breedvoerige gedachtenwisseling werd de volgende resolutie aangenomen : « De op 24 Januari 1939 te Londen gehouden gemeenschappelijke vergadering der voorzitters en sekretarissen van 'het Internationaal Vakverbond >en de Socialistische Arbeiders-Internationale met de vertegenwoordigers van de politieke beweging en die der vakbeweging van Groot^Brittanhië en Frankriijk is zich ten volle bewust van den ernst van de gebeurtenissen in Spanje en het onmiddellijke vooruitzicht van een nieuw diplomatiek offensief der regeeringen van Hitler en Mussolini. » Ernstig gevaar zou voor Frankrijk, Engeland en andere vredelievende demokrat ische naties dreigen, indien Katalonië zou worden veroverd door de vreemde indringers, die vechten onder net kommando van generaal Franco. Wij stellen opnieuw den eisch, dat de Fransch-Spaansche grens zal worden geopend voor ihet doorlaten van wapenen en dat het wettige recht van de Spaansche regeering om zich wapenen aan te schaffen zal worden hersteld. » De gemeenschappelijke vergadering spreekt haar diepen afkeer uit over de gruwelen, die den laatsten tijd zijn 'bedreven door de indringende machten en >in het ibiijzonder over het neerschieten van 200 vrouwen en (kinderen in Santa Coloma; het systematische bombardements- en machinegeweervuur uit de lucht op ongewapende vluchtelingen langs den weg en de herhaalde luchtborriibardementen op de burgerbevolking van Barcelona, in openlijken strijd met de onlangs door den Raad van den Volkenbond uitgesproken veroordeeling van dergelijke methoden. » Vestigt verder de aandacht op het gevaar, dat de legers van generaal Franco giftgassen zouden kunnen gebruiken en dringt er bij de Britsche en Fransche regeeringen op aan, dat zij aanstonds duidelijk zullen maken, dat zij het gebruik van gassen als een ontoelaatbare misdaad zullen (beschouwen. » Spreekt haar diepe erkentelijkheid uit over het beschikbaar stellen door de Fransche regeering van 45,000 ton meel voor de voeding van dé hurgerbevolfcitiig en de Vluchtelingen van Katalonië en de gelijksoortige aktie van de Vereeniigde Staten; zij dringt er bij de regeeringen van alle andere demokratièohé en vredelievende landen op aan, igeh'jksoortige bijdragen té leveren éti op andere wijze net uiterste te
doen om het lijden te verzachten, dat een buitenlandsche aanval het Spaansche volk doet ondergaan. » 'Doet een beroep op alle partijen en vakverbonden van beide Internationalen en op de demokraten van alle landen* om met alle beschikbare middelen bij ihun respektieve regeeringen aan te dringen op het voeren van een politiek, die leidt tot een afdoende en onmiddellijke aktie. » x
LUXEMBURG Arbeidersscheidsgerechten in Luxemburg. In Ihet raam van verschillende sociaal-politieke verordeningen in Luxemburg, die o.a. de mogelijkheid brachten, kollektieve kontrakten algemeen bindend te verklaren, zijn 'kortgeleden ook z.g. arbeiderssoheids^ gerechten opgericht. Hierdoor worden de reeds verleende bevoegdheden aan den Paritairen Nationalen Raad van den Arbeid, die tot taak heeft, het sluiten, enz., van kollektieve kontrakten te bevorderen en aribeidskonflikten te slechten, die op andere wijze niet uit de wereld gehoLpen kunnen worden, aangevuld. In hoofdstuk I van het desbetreffend groothertogelijk besluit staat, dat bijzondere scheidsgerechten voor de arbeiders opgericht zuilen worden met het doel, « door overeenstemming of, indien geen overeenstemming kan worden bereikt, door een uitspraak van ihet scheidsgerecht alle konflikten op te lossen die betrekking hebben op den arbeid en die ontstaan tusschen de werkgevers aan den eenen kant en hun arbeiders aan den anderen kant, of tusschen werkmeesters en leerlingen ». Elk scheidsgerecht bestaat uit den vredesrechter en uit een werkgevers- en arbeidersafgevaardigde. lpe afgevaardigden en hun plaatsvervangers worden door de regeering aangewezen, d.w.z. gekozen uit de werkgevers- en arheidersafgevaardi'gden der sociale verzekeringsinstellingen. De arbeidersscheidsgerechten spreken als laatste instantie een oordeel uit in strljdgevallen tot een 'bedrag van 3,000 frank, onder voorbehoud van hooger beroep bij het Hooger Gerechtshof voor alle andere gevallen. De partijen kunnen steeds een beroep doen, indien ze het daarover eens zijn, op het arbeidersscheidsgerecht om tot verzoening te geraken, zelfs voor konflikten die niet tot jde 'bevoegdheid van liet gerecht ibehooren, en wel als ze verklaren, hun toevlucht te willen nemen tot de 'bemiddeling van het scheidsgerecht. Op de vraag van den voorzitter verklaren ze nadrukkelijk, dat ze bij. het falen om tot overeenstemming te 'geraken, het Anbeidsgerecht wik len erkennen. De tot stand gekomen overeenstem? ming heeft de kracht van een partikulier verdrag. Het hoofdstuk over de mogelijkheid de verplichting op te leggen, konflikten aan een scheidsgerecht voor te leggen luidt als Volgt: t< Indien de partijen nfet tot cwereenstemniinig kunnen geraken, neemt het ar-
68
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
beidsgerecht zoo noodig de rol van scheidsrechter op zdch op grond van de desbetreffende artikelen van de burgerlijke procesvoering. » In een inleidende beschouwing over de wet wordt het volgend overzicht gegeven over de geschiedenis van het vraagstuk der arbeidersscheidsgerechten : (( Door de afkondiging van de vrijheid der nijverheid door de Fransche Revolutie en door de afschaffing van de gilden en de meesterschappen dn Frankrijk heeft de wet van 16 Augustus 1789 in elk kanton behalve een vredesrechter, arbeidersscheidsgerechten ingesteld, die bevoegd dijn, over de betaling der loonen van de arbeiders en over de uitvoering der verplichtingen tusschen de werkgevers en de werknemers een beslissing te nemen. » Onder het keizerrijk in 1806 werd te Lyon het eerste werkelijke scheidsgerecht voor arbeiders ingesteld. » In België werden de eerste arbeidsrechtbanken in 1810 en 1813 ingesteld. Hun aantal werd nadien door Latere wetten steeds uitgebreid. Nadat de ervaring getoond had, dat de scheidsgerechten slechts een te 'beperkte aktiviteit mochten ontwikkelen, heeft de wet van 25 Juni 1027, waarin een nieuwe indeeling in groepen der scheidsgerechten plaats vond, ook hun bevoegdheid uitgebreid en nauwkeuriger omschreven. » In het groothertogdom Luxemburg is het principe der scheidsgerechten reeds in een meer praktischen vorm op andere gebieden ingevoerd, nl. voor de ibehandeling van konflikten der ongevallenverzekering en voor konfiliikten tusschen werkgevers en kantoorbedienden. » De noodzakelijkheid, voor de konflikten tusschen de werkgevers en de arbeiders ook bijzondere rechtbanken in te voeren, bleef bestaan. Hierin werd gedeeltelijk voorzien door de wet van 5 Januari 1929 over het leerlingwezen, doordat deze wet de konflikten tusschen werkmeesters en leerlingen verwees naar net reeds bestaande scheidsgerecht. Voor deze konflikten zijn in dè toekomst eveneens de arbeidersscheidsgerechten bevoegd. »
NOORWEGEN Het Noorsch Vakverbond in 1938. Voor de Noorsche vakbonden was het jaar 1938 in velerlei opzicht een jaar van sukses, waarin het gelukte, een aantal belangrijke vraagstukken van ekonomischen en kultureelen aard voor de geheele arbeidersklasse tot een gunstige oplossing te brengen. Het jaar ving aan met een loonsherziening voor 80,000 arbeiders. Hierbij werden loonsverhoogingen verkregen van 0.6 tot 8.9 t. h., al naar het tijdstip van afloopen en sluiten der kollektieve kontrakten. De groote meerderheid der arbeiders kreeg 7.5 t. Ui. loonsverhooging. De bij deze loonsherziening toereikte loonsverhoogingen toedroegen in totaal 16 è 20 miilioen kronen. Het ontwikkelingswerk had een zeer grooten omvang, doch konoéntreerde zich hoofdzakelijk op den arbeid in de beweging. Er werd een film vervaardigd, die in het heele land gedraaid1 werd. Alle middelen der moderne propaganda werden in dienst van Ihet ontwikkelingswerk en de ledenwerving gesteld. Het Vakverbond telde einde 1937 rond de 306,000 ledeö. Het ledendjferrsteegin :1938ibeUangrijk. Einde
1938 waren naar schatting 340,000 personen lid van het Vakverbond. In den loop van 1938 (hebben een aantal bonden hun kollektieve 'kontrakten vernieuwd, waarbij het gelukte, belangrijke verbeteringen te verkrijgen, voornamelijk op fiet gebied van de loonen. Voor de boscharbeiders en de arbeiders werkzaam bij de walvischvangst, wier kollektieve kontrakten door een rijksbemiddelaar vastgesteld werden, werden de loonen echter verlaagd. Het Vakverbond werd in 1899 opgericht en viert derhalve in 1939 zijn 40-jarig jubileum. Bij de oprichting telde het Vakverbond 15,000 leden; tijdens de oorlogsjaren steeg het ledencijfer tot 147,000. Einde 1934 telde het Vakverbond 172,000 leden. In de laatste vier jaren is het ledenciijfer meer dan verdubbeld ; in de laatste 10 jaar verdrievoudigd. Zooals reeds gezegd werd ds het jaar 1Ö39 een jubileumjaar voor het Noorsche Vakverbond en dit jaar moeten ook vele belangrijke kollektieve kontrakten vernieuwd worden. Er behoeft niet aan te worden getwijfeld, dat ook het komende jaar voor de Noorsche vakbeweging verder sukses, bekrachtiging en versterking van haar invloed en haar macht zal brengen. x
GROOT-BRITTANNIE De vakbonden en de « civiele verdediging » in geval van oorlog. Enkele jaren geleden, toen de « kollektieve veiligheid M en de « ondeelbare vrede » nog meer werkelijke dingen waren dan vandaag en men deze formules, hoewel men er niet blindelings op vertrouwen kon, toch nog eenigszins als een bepaalden waarborg kon beschouwen, namen de Britsche vaktoonden — zooals trouwens de heele Internationale — ten aanzien van detoewapeningvan den Staat om de uit de kollektieve veiligheid ontstane plichten te kunnen vervullen over het, algemeen een positieve houding aan. Een gemeenschappelijk komité van partij en vakbeweging wijdde destijds in Groot-Brittannië een uitvoerig dokument aan dit probleem, waarin verklaard werd, dat alles in het werk gesteld moet worden om met het doel', een oorlog te verhoeden, tot overeenstemming en ontwapening te geraken, maar dat aan den anderen kant als deze vredeswil door bepaalde Staten systematisch gesaboteerd of met uitgesproken oorlogszuchtige voornemens beantwooord wordt, er voor gezorgd moet worden, dat de Volkenbond, als hij in aktie moet treden, niet alleen papieren maar wapens vindt. Reeds destijds werd in Groot-Brittannië weinig van de regeering verwacht. Wel werd daarentegen gezegd; dat de volgende oorlog vermeden, de bewapeningswedloop verhinderd en de Volkenbond weer sterk gemaakt zou kunnen worden, zoo gauw een arbeiders* regeering weer aan het «bewind zou zijn. Verder werd vastgesteld, dat een dergelijke regeering goed uitgerust zou moeten zijn om het land te verdedigen, zijn rol in de kollektieve veiligheid te kunnen spelen en aan de intimidatiepogjngen der fascistische mogendheden weerstand te kunnen bieden. Tot het oogeniblik, waarop een arbeidersregeering aan het bewind zou karnen en ontspanning fin den inter^tipnalen toe-stand zou jntreden, kan echter geen afstand gedaan
DE BELGISCHE VAKBEWEGING worden van het bewapeningsprogramma, waarvan niet de uitvoering een begin is gemaakt. Intussehen is de toestand op internationaal gebied in elk opzicht veranderd. Wat de nationale bereidwilligheid (betreft, is op het kongres van toet Britsen Vakverbond van dit jaar het vroegere standpunt bevestigd. In de uiteenzettingen van den Algemeenen Sekretaris Citrine bij het einde der behandeling van dit punt, verklaarde hij nadrukkelijk, dat over de herbewapening als zoodanig geen twijfel behoeft te bestaan, daar het principe van het gewapend verzet tegen den aanvaller reeds door een vroeger kongres goedgekeurd werd : « Indien we uitgedaagd worden, moeten we tegen deze uitdaging optreden. We hebben dit verleden jaar heel duidelijk gezegd. Wij verklaarden ons akkoord met de herbewapening van de regeering, indien het er om .gaat, tegen een provokatie handelend op te treden. » Tegelijkertijd werd verklaard dat men zich verzetten zou tegen onverschillig welke willekeurige of agressieve aktie der Engelsche regeering zelf. Het oorlogsgevaar is sindsdien, September 1938, heel wat ernstiger geworden. In verband met de Septemberkrisis moesten in verschillende landen direkt preventieve maatregelen tegen een oorlog getroffen worden. Wat Groot-Brittannië betreft, werd o.a. door den Groot-zegelbewaarder Lord Anderson in het Lagerhuis mededeeling gedaan van een plan voor « civiele verdediging » en « doelmatig gebruik van hulpkrachten van het land voor een nationalen vrijwilligersdienst », welk plan een bijzondere beteekenis kreeg. In den laatsten oorlog ging het bij dit vraagstuk voornamelijk om het veilig stellen van de noodige produktie der bewapeningsbedriijven. De vakbonden van alle in aanmerking komende landen hebhen destijds zelfs op dit beperkt gebied niet al te verheugende ervaringen opgedaan. De moibielmaking van het achterland liep gedeeltelijk verkeerd en onder onaangename nevenverschijnselen, die voor wat betreft dwang en willekeur niet veel onderdeden voor de militaire mobilisatie. Door gebrekkige voorbereiding kwam het b.v. 'm de meeste oorlogvoerende landen voor, dat men in het begin tienduizenden arbeiders naar het front stuurde, die men later met veel moeite en nood weer voor de oorlogsproduktie moest terughalen. Thans zijn de verhoudingen heel anders en veel gekomplikeerder. Niet alleen moet de arbeid in de oorlogsbedrijven verzekerd worden, doch ook de « civiele verdediging » van het geheele land en de mobilisatie van het geheele volk (gas- en vliegtuigaanvallen, enz.) moet tot in de puntjes geregeld'zijn. Wil men waken tegen het feit, dat een geheel volk gemilitariseerd wordt en elk individueel denken uitgeschakeld wordt (zonder hetwelk op den langen duur geen groot werk tot stand komt), moeten vormen gezocht en gevonden worden, die tegelijkertijd de absoluut noodzakelijke organisatie en een hooge mate van vrijwilligheid verzekeren. De Britsche vakbonden hebben van het begin af aan in dezen geest hun standpunt vastgelegd door op de vrijwilligheid van dezen « nationalen dienst w sterk den klemtoon te leggen. Ze weigerden echter niét hun medewerking, zonder welke van dé civiele verdediging geen sprake ban zijn, te verleenen. De niet dè organiseering van dezen dienst belaste Lord Anderson^ verklaarde overigens .bij het'desbetreffende debat in het lagerhuis nadrukkelijk
69
er persoonlijk van overtuigd is, dat vrijwilligheid voor dit vraagstuk absoluut noodzakelijk is. « Als ik een gedwongen registratie op dit oogenblik in het belang van het land noodig geacht zou hebben, zou ik niet geaarzeld hebben haar in toepassing te brengen. » De beste tijd voor het completeeren van een register is na het uitbreken van een oorlog, als de toestand nog eenigermate overzien kan worden : « Zou men reeds thans een kompleet register willen opstellen, dan zou het na het uitbreken van een oorlog toch weer gewijzigd moeten worden om een zuiver beeld van de verdeeling der arbeidskrachten te kunnen hebben. » Het voornaamste doel der huidige voorbereidende werkzaamheden bestaat in het voornemen, de publieke opinie met alle phasen van een dergelijk werk vertrouwd te maken, waarbij de op te richten komité's naar alle zijden zooveel mogelijk representatief moeten zijn. Van de zijde der arbeiders werd hierop opnieuw de aandacht gevestigd op het feit, dat, als offers van de georganiseerde arbeidersklasse verlangd worden, van de zijde van het bezit dezelfde offers gebracht moeten worden. In zijn kwaliteit van lid Y&n het Parlement uitte G. Hicks, o.a. de. vrees, 'dat de voorstellen een eerste stap zouden kunnen zijn voor den algemeenen dienstplicht en de militarisatie van de ekonomie. Als soms het voornemen zou bestaan, den algemeenen dienstplicht in te voeren, zou de oppositie er zich met alle middelen tegen verzetten. De Arbeiderspartij erkent overigens de noodzakelijkheid van een nationalen dienst. Als ze ten aanzien van de geuite vrees waarborgen ontvangt, dat deze vrees ongegrond is, zal ze alles in het werk stellen om het vrijwillig systeem voor de verdediging van de iburgerbevolking zoo suksesvol mogelijk te doen worden. De minister van Arbeid verjoeg alle bedenkingen en zeide, dat absoluut niet het voornemen bestond, eenigerlei dwang in te voeren. Niemand wordt in vredestijd gedwongen tot diensten of eenigerlei werkzaamheden tegen zijn eigen wil. De Regeering verlangt vrijwillige diensten van vrije staatsburgers. Het voorstel -der Regeering werd ten slotte met 270 tegen 9 stemmen aangenomen. De Regeering is verheugd over de volledige medewerking der centrale organisaties der werkgevers en arbeiders bij de uitwerking der bijzonderheden van het plan. De lijst voor de arbeiders, die in geval van oorlog op hun post moeten blijven, wordt langer en veelvuldiger dan die van 1017 (kolenmijnen, scheepsbouw, bouwbedrijf, machinenindustrie, ijzer- en staalindustrie, transportbedrijf, enz.). In den mijnbouw zullen enkele belangrijke takken geheel gerequireerd worden ; in andere takken dezer industrie ondergronds komen alleen «de arbeiders boven 23 en 25 jaar in aanmerking. In het drukkerijbedrij f, de textiel- en schoenenindustrie zou deze leeftijd voor geschoolde arbeiders 30 jaar zijn. Molenbedrijf : 25 jaar. Geschoolde arbeiders in openbaren dienst worden allen gerequireerd. Wat de medewerking der vakbonden -betreft, het Vakverbond heeft zich reeds tot de aangesloten organisaties gewend. Bij dè bezetting der voor den civielen dienst te benoemen plaatselijke koinité's moeten in het bijzonder de bestuurdersbonden de noodige kèmpeténtè personen aanwijzen. * ' Intussehen hebben vertegenwoordigers' van den Algemeenen Raad van het Vak verbond van den minister van Arbeid nieuwe inlichtingeri en waarborgen
70
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
verkregen. De Regeering heeft zich o.a. akkoord 'verklaard, gevolg te geven aan het verzoek van den Algemeenen Raad, een nationaal komité op te richten voor den vrijwil!igersdienst ter koördinatie van den arbeid der plaatselijke komité's. Verder is het aantal vertegenwoordigers der vakbonden dn de plaatselijke komité's verhoogd. Over het algemeen zullen de komité's 18-21 leden tellen. Bovendien werd vast be-
loofd, dat (belangrijke principieele vraagstukken, zooals de betaling der vrijwilligers, de schadeloosstellingen bij ongelukken en ongevallen met doodelLjken afloop, het uitkeeren van pensioen aan de nabestaanden en andere verplichtingen voor het begin van de uitvoering van het plan — dus nog in den loop van de maand Januari — op tevredenstellende wijze geregeld zullen worden.
Belgische vakbeweging In het B. V. V. Vergadering van het Nationaal Komiteit. In overeenstemming met het besluit genomen in zijn vergadering van 17 Januari, kwam het Nationaal Komiteit van toet B.V.V. op 24 Januari opnieuw bijeen om (het onderzoek voort te zetten van het wetsontwerp op de beroepsorganisatie en de ekonomische reglementeering. •De bijeenkomst was voorgezeten door kameraad Paulis. Na een breedvoerige bespreking waaraan de kameraden Bordelais, Liebaers, Longville, Gailly, Bondas en Rens deelnamen, werd de volgende resolutie aangenomen : « Het Nationaal Komiteit van het B.V.V., na in zijn zittingen van 17 en 24 Januari het wetsontwerp op de beroepsorganisatie en de ekonomische reglementeering onderzocht te hebben ; » Verklaart zich akkoord met de «groote trekken van het eerste gedeelte van dit ontwerp (betreffende de beroepsorganisatie; » Belast het Bureel van het B.V.V. met het opstellen van een nota betreffende de uitvoerige kritiek van dit gedeelte van het ontwerp, mits rekening ie houden met de gemaakte opmerkingen ; » Vraagt dat de ekonomische reglementeering zou gescheiden worden van de beroepsorganisatie om een afzonderlijk ontwerp uit te maken, waarin bovendien voor de nijverheidsverstandhoudingen kontrolemaatregelen zouden worden voorzien, evenals maatregelen om de misbruiken te keer te gaan waaraan deze verstandhoudingen onderhevig zijn; » Naderhand zal een kongres bijeengeroepen worden om de bepaalde houding van het B.V.V. vast te stellen. » Bureelvergaderingen. Vergadering van 31 Januari. Qp 31 Januari kwam het iBureel bijeen, onder voorzitterschap van kameraad E. Gryson. Het nam kennis van het ontwerp van begroeting voor 1939 en nam besluiten in verband met de toekenning van subsidies aan Vakantievreugde en aan het Bureau voor Sociaal Onderzoek. Het belastte het sekretariaat er mede bij de nationale organisaties en de Federaties van Vakbonden aan ie dringen opdat zij regelmatig de cijfers zouden mededeelen die bestemd zijn voor het opmaken van statistieken betreffende de ledenbewegiinig, evenals met een
onderzoek bij de Central en en de Federaties van Vakbonden betreffende den syndikalen toestand. Wat de Syndikale Jeugd aangaat werd het sekretariaat belast de Centralen en de Federaties van Vakbonden te raadplegen in verband met het gevolg dat zij denken te geven aan de besluiten genomen door de syndikale kongressen betreffende de oprichting van syndikale jeugdgroepen. De antwoorden zullen in een nota voor het Bureel worden samengevat. Dit laatste zal er de besluiten uit afleiden en vervolgens de kwestie aan het Nationaal Komiteit onderwerpen. Het Bureel stelde dan den datum van het Kongres *, dat zal gewijd zijn aan het onderzoek van h^t wetsontwerp op de beroepsorganisatie en de ekonomische reglementeering op 16 April vast, en besloot de Syndikale Week dit jaar van 3 tot 9 September te Seraing te houden. In den loop van deze Week zal het vraagstuk der « Doktrine en aktie van de vakbeweging » onderzocht worden. Het Bureel zal. voorafgaandelijk een dag besteden aan de studie van dit vraagstuk en zal desgevallend theses opstellen. Ten slotte gaf het Bureel, na eens te meer de gevolgen te hebben onderzocht welke de nieuwe wetgeving op de betaalde verlofdagen voor de arbeiders kan hebben, evenals de uitslagen van de talrijke stappen aangewend bij kameraad Delattre, minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, aan een afvaardiging, bestaande uit de kameraden Dethier, Finet, Lapaille en Smets, de opdracht zich bij den minister te begeven om aan deze te vragen, dat een wet zou neergelegd worden om te beletten dat de arbeiders in 1939 een gedeelte van hun verlofdagen zouden verliezen. Vergadering van 8 Februari. Het Bureel kwam op 8 Februari bijeen, onder voorzitterschap van kameraad A. Segier. Het besloot een gunstig gevolg te geven aan de vraag van kameraad Barnich, minister van Bkonomische Zaken, een onderhoud te hebben met een afvaardiging van het B.V.V. om gedachten te wisselen in verband met de reorganisatie van sommige onzer nationale nijverheidstakken, met de heropleiding der werkloozen en met de oprichting van nieuwe nijverheidstakken. Het stelde de afvaardiging samen als volgt : Gryson, Keu wet, Mertens en Segier. Daar het Bureel van het I.V.V. besloten heeft de aangesloten organisaties te raadplegen over de oprichting van een Internationaal Solidariteitsfonds voor de uitwijking van de politieke ivluchtelingen naar overzeesche landen, wordt het sekretariaat er mede belast ontkennend te antwoorden, overwegende dat de kwestie onvepwezenlijkbiaar is.
DE BELGISCHE VAKBEWEGING Betreffende de solidariteitsaktie ten behoeve van Spanje draagt het Bureel aan het secretariaat op, het Bureel van de B.W.P. mede te deelen dat zijns inziens een enkele persoon er mede moet «belast worden zich onledig te houden met al de 'kwesties die in verband staan met het verleenen van hulp aan en met de herberging van de Spaansche kinderen, en voor te stellen kameraad De Block met deze opdracht te (belasten. Bovendien besluit het Bureel aan de B.W.P. voor te stellen kameraad De Block te erkennen als de eenige bevoegde vertegenwoordiger der arbeidersbeweging bij de regeering voor al de onderhandelingen betreffende de 'hulp aan de slachtoffers van Spanje. Het Bureel- besloot op 28 Februari den gansenen dag te vergaderen om het vraagstuk der verhoudingen tusschen het B.V.V. en de B.W.P. te onderzoeken en zijn toesluiten te onderwerpen aan een vergadering van het N.K. die zal gehouden worden vóór het Buitengewoon Kongres van 16 April. Vergadering van den Ekonomischen Raad. De Ekonomisehe Raad kwam op 14 Februari bijeen, onder voorzitterschap van kameraad Finet, om een uiteenzetting te aanhooren van kameraad Harpignies over de beroepsorganisatie van den middenstand. 'De uitstekende uiteenzetting van kameraad Harplgnies, die met belangstelling door de talrijke aanwezige vooraanstaanden werd gevolgd, maakte. het voorwerp uit van een zeer nuttige uiteenzetting. X -—•
Nationale Bijeenkomst van het Bazarpersoneel. Op 29 Januari kwamen de vertegenwoordigers van het personeel der N. M. « Les Galeries Anspach » en haar filialen .in de provincie te Verviers bijeen in een nationale bijeenkomst belegd door den Algemeenen Bediendenbond. Na een gedaehtenwisseling over de uitslagen bekomen ten gunste van het personeel dezer maatschappij in de verschillende gewesten van het Tand, nam de vergadering een nieuw eischenprogramma aan, waarbij voor dit personeel geëischt wordt : 1. Verbetering der toestanden op het gebied der hygiëne, o. m. wat aangaat de verlichting, de verluchting en de vestiaires ; 2. Beschermingsmaatregelen tegen brand of ongevallen, en in de liften ; 3. Strenge toepassing van het loonbarema; 4. Onmiddellijke minimumverhooging van 10 t. n. op dit barema; 5. Afschaffing van het persoonlijk tantième en toepassing van het kollektief tantième; 6. Betaling van het loon op het einde der maand; 7. Regelmatige bespreking met de vakvereenigingsafgevaardigden voor het onderzoek van elke kwestie betreffende de inrichting der diensten en den toestand van het personeel. Het ledental van de Federatie der Vakbonden van Brussel. Het Decembernummer van 1938 van « Contact », maandblad door de Federatie der Vakbonden van Brussel uitgegeven voor haar vooraanstaanden, publiceert een ledentabel der Federatie voor de jaren
71
1935 tot 1938. De cijfers vertegenwoordigen het gemiddelde der aan de Federatie afgedragen bijdragen. Ziehier ^bewuste tabel : 1935
ORGANISATIES
Bouw en Gemengde Vakken • Bronsbewerkers. . . . .
DagbladschrijV'irs . . . . Sleendrukkers Metaalbewerkers Brussel. . » Vilvoorde . » Zennevallei. » Herne . Onderwijz. Person. Brussel . » » Vilvoorde. Techn. Pers. Schouwburgen. Steen en Pleister . . . . Openb. Diensten (arbeiders). » » (bedienden). » » (staatsbeambt ). Tabak Textiel Juweliers Diamantbewerkers. . Fotograveerders . . . . Nat Synd. Brussel. . . » » Zenne en Dijle. » « Schaarbeek. . Kleedingnijverheid. . . Muzikanten Totaal.
.
. . .
1.717 11.137 1.265 300 2.Q25 3.187 450 38 750 5.400 1.481 1.562 151 34 865 19 52 444 1.125 3.088 709 404 200 1.033 280 216 330 4.000 204 356 600 791 —
.
44.213
1936
1937
1.727 1.829 11.352 11 979 1.310 1.429 300 300 1 900 1.900 3.200 3.937 450 500 40 40 700 700 5.385 5.5h7 1 432 1.359 1.514 1.547 153 160 32 25 768 809 18 19 41 41 400 375 1.100 1.100 3 193 3.434 830 844 681 1.003 200 200 1.002 1.116 250 2M) 220 270 330 330 4.000 4.000 204 204 600 356 356 600 819 846 — 550 44.527
1938 2.049 11.960 1.332 250 1.900 4.500 600 38 700 5.717 1.321 1.513 160 25 846 19 41 375 1.100 3.400 921 1.339 200 1.140 200 27Q 330 4.000 204 356 600 810 550
47.639 1 48.766
Kameraad P. Freché licht deze tabel toe in de volgende bewoordingen : « Op 't eerste zicht kan het ons zonderling toeschijnen, dat zekere vakvereenigingen sedert jaren niet meer vooruitgaan. j) Voor zekere organisaties, die trouwens weinig talrijk zijn, ligt het antwoord voor de hand : zij hebben het maximum ledental bereikt dat zij zouden kunnen groepeeren; voor de andere staan wij oogenschijnlijk tegenover een verschijnsel van bezinking, waarbij aansluiting en ontslagname elkaar neutraliseeren. » Maar naast dezen stilstand in de inschrijving van nieuwe leden, stilstand die op zichzelf als een achteruitgang zou kunnen voorkomen, constateeren wij in zekere organisaties, en in organisaties die soms als zeer sterk geboekt staan, een duidelijk merkbare inzinking. » Waaruit kan deze voortspruiten? )> In werkelijkheid zijn de oorzaken zeer verscheiden en, voor zekere organisaties, schijnt het zelfs onmogelijk den toestand te verhelpen. » Organisaties zooals b. v. de Leder- en Huidenbewerkers, hebben erg geleden onder de wetsbesluiten, die de vreemdelingen van den werkloozensteun uitsloten, vreemdelingen die in de leder- en huidennijverheid, alsook in de kleeding, zeer talrijk zijn. Zelfde toestand wat gehuwde vrouwen en huisarbeiders betreft. » Zekere vakvereenigingen zagen haar ledental slinken door de vermindering van het aantal in haar nijverheid te werk gestelde arbeiders. Dat is het geval voor de Steendrukkers, de Juweliers en de Leder- en Huidenbewerkers, die tusschen 1932 en 1938 in het Brusselsche 50 fabrieken zagen verdwijnen, zonder dat het aldus ontslagen personeel in
72
DE BELGISCHE VAKBEWEGING
andere bedrijven kon opgenomen worden, omdat deze zelf door de krisis werden getroffen. » Voor andere vakken, zooals de Steen- en Plaasterbewerkers, staan wij voor een werkelijke technologische krisis. » Zekere vakken verdwijnen ten gevolge van de nieuwe decoratieve opvattingen, van de invoering van een nieuwe techniek of- van het gebruik van ander materieel, enz. Daardoor ontstaat een gebrek aan belangstelling vanwege de jongeren voor die vakken, die hun geen toekomst kunnen bieden, en dez& jongeren komen de ouderen niet meer vervangen ; deze zijn trouwens reeds te talrijk voor het te leveren werk. » We kunnen 'konstateeren dat, zoo de daling van de ledentallen kan tegengegaan worden en zelfs, voor zekere organisaties, kan omgezet worden in een stijging, dank zij het gebruik van gepaste propagandamethodes, dat resultaat veel moeilijker kan bereikt worden voor andere organisaties, die geplaatst staan voor uiterst ernstige vraagstukken, waardoor de toekomst van een deel der arbeidersklasse in 't. gedrang wordt gebracht en waarvan de studie verre buiten het raam van dit eenvoudig overzicht heen reikt. » Verder legt kameraad Frechié den. nadruk op het feit dat de organisaties der Arbeiders in Openbare Diensten, van het Staatspersoneel, van de Bedienden en de Arbeiders in de Voedingsbedrijven een ernstigen vooruitgang hebben geboekt : (( Buiten hun gewone propaganda hebben de Openbare Diensten voordeel kunnen halen uit het statuut van het personeel, verovering waarrond zij een agitatie hebben kunnen voeren, die vruchten opleverde. » Van hun kant hebben de Bedienden een geweldige .propaganda-aktie gevoerd, die sedert de gebeurtenissen van 1936 niet meer werd stilgelegd; deze propaganda-aktie droeg niet alleen een zoo bestendig karakter dat zij er naar streefde een werkelijke obsessie te scheppen, maar was verder aangepast bij elke te veroveren kategorie van bedienden. » Van hun kant hebben Voedings- en Hotelnijverheid een bestendige en direkte propagandamethode toegepast. )> Maar over 't algemeen mag gekonstateerd worden, dat de arbeidersorganisaties die de oudste traditie van strijdvaardigheid bezaten, achteruitgaan of moeizaam het status quo behouden, terwijl de, relatief gezien, jongere organisaties als Openbare Diensten en Bedienden een werkelijken sprong vooruit maken. Uitzondering op dien regel maken de Bouwarbeiders die, dans zij een voortdurende propaganda, vooruitgaan, maar, helaas ! niet in hetzelfde tempo als laatstgenoemde bond.
)> Spruit die toestand voort uit het feit, dat Openbare Diensten en Bedienden zich beter hebben kunnen aanpassen bij de huidige omstandigheden of moeten wiij, bij de konstatatie, dat het hoofdzakelijk de organisaties van ambtenaren en bedienden zijn, die vooruitgaan, verband zoeken tusschen dien toestand en de gegevens der officieele statistiek waaruit blijkt, dat het totaal aantal arbeiders vermindert, terwijl het aantal bedienden en met bedienden gelijk te stellen kategorieën merkelijk vooruitgaat, wat natuurlijk de rekruteering in de hand werkt ? » Zoo dat verband werkelijk bestaat, moeten wij misschien met dien toestand in het belang van heel de arbeidersbeweging rekening houden. >•
Het ledental van de Federatie der Vakbonden van het Midden en het Zuiden van West-Vlaanderen. In ons Januarinummer hebben wij het moreel verslag van de Federatie der Vakbonden van het Midden en het Zuiden van West-Vlaanderen voor 1938 gekommenteerd. Wij hebben sindsdien het financieel verslag van deze organisatie ontvangen en vonden er de volgende tabel in van de bijdragen betaald aan de Federatie. Het vermeld ledental is dus het gemiddelde der bijdragen voor de jaren 1937 en 1938 : Gemiddeld ledental In 1937 In 1938
Afdeelingen
Moeskroen . Meenen . . Kortrijk . . Izegem . . Roeselare. . Wevelgem . Dottenijs . Wervik . . Harelbeke . Ingelmunster Waregem . Rekkem . . Komen . .
. . . . . . . . . . . . .
, , . , . . . . .
Tielt
Zwevegem leper Le Bizet Herzeeuw Bellegem
. . . . . . . . . . . .
5,888 3,366 2,461 1,479 2,526 1,851 1,447 1,220 897 1,446 1,121 792 790 730 329 ' 1,646 1,084 1,424 437 30,933
6,009 3,339 2,523 1,581 2,593 1,909 1,522 1,241 1,002 1,564 1,142 840 772 727 364 1,644 1,100 1,460 469 31,801
Het ledental is dus met 2.8 t. h. gestegen.
$7748 Sam. druk. Lucïïer* 8; Kapéllémark^ Brussel (Best.:Serafijn-Vanden Bosch* 44; J.-B;Mëuniérstr., Eisene)
Vooraanstaanden, Propaqandisten,
Bestuursleden, dokumenteert Ü! *,,.., , j j . i i tr ' • •' PRIJZEN voor de PRIJZEN voor Zedelijk TT Verslag der eSyndikale Kommissie : leden van het B.V.V. de bijzonderen Voor 1911 .fr. 1.00 3.00 Voor 1912 2.00 6.00 Voor 1913 3.00 9.00 Voor 1914 en het oorlogstijdperk 5.00 12.00 Voor 1919 . . - . . - . / . ' ö!00 12!oo Voor 1920 . . . 5.O0 12.00 Voor 1921 -. . 5.5o l2,50 Voor 1922 . . . . , . . . . . . . . . ; • . 8,00 18.00 Voor 1923 10.00 20.00 Voor 1924 9.50 ' 20.00 Voor 1925 9.50 2 0.00 Voor 1926-1927 . . 32.50 45.00 Voor 1928-1929 20,00 27.50 Voor 1930-1931 20.00 27.50 Voor 1932-1933 , . . . 15.00 20.00 Voor 1934-1935 . . . . . . . 17.50 25.00 Voor 1936-1937 " 20.00 30.00 Stenografisch Verslag van het : XIX 6 Syndikaal Kongres (Oktober 1920) . . . . . . ', . . . 5.75 12.00 6 XX Syndikaal Kongres (Juli 1921) 5 00 1200 C XXI Syndikaal Kongres (Juli 1922) 5.75 12;oo 6 X X I I Syndikaal Kongres (Juli 1923) . . . . . . . . . . . 4.25 9.00 Buitengewoon Kongres (17 Februari 1924) 1.50 4.00 6 X X I I I Syndikaal Kongres (Augustus 1924) . . . . . . . . 3.50 s!oo Buitengewoon Kongres (2 November 1924) 4.00 9 00 6 XXIV Syndikaal Kongres (Juli 1925) 5.00 12.00 Buitengewoon Kongres (Januari 1926) 2.25 5.00 6 XXV Syndikaal Kongres (Juli-Augustus 1926) . . . . . . . . 8.50 18.00 Buitengewoon Kongres (Maart 1927) 10.00 20.00 6 XXVI Syndikaal Kongres (Juli 1928) 10.00 20.00 6 XXVII Syndikaal Kongres (Augustus 1930). . . • . . . . . . 12.50 20.00 Buitengewoon Kongres (6-7 December 1930) 12.50 20.00 Buitengewoon Kongres (30-31 Januari 1932) 15.00 2ö!oo 6 X X V I I I Syndikaal Kongres (25-26 September 1932) 10.00 15.00 6 X X I X Syndikaal Kongres (28-29-30 Juli 1934) . 10.00 15.00 6 XXX: Syndikaal Kongres (18-19-20 Juli 1936) 15.00 22.50 6 XXXI .,Syndikaal Kongres (2-4 Juli 1938) . , . 4 . . . . . 10.00 20.00. ~' Korrespondentieblad (klein formaat) : jaargang 1908, in 't Vlaamsen alleen . . \ . . . . . . ....' 2.Ö0 6.0G Jaargang, 1909 . . . . . . . , . , . . . . . . . . . 2.00 6*00 Korrespondentieblad (groot formaat): Jaargangen 1910-1911-1912-1913 (per jaargang) . . . . . . . . 2.00 , 6.00 Belgische Vakbeweging : r Jaargangen 1919-i920 (per jaargang) . ; . . . .,..'. . . . . 3.75 10.00 Jaargangen 1921-1922 (per jaargang) . . . . . . . . . ."" . 5.75 12.50 Jaargangen 1923-1924-1925 (per jaargang) . . . . . . ; . . ,8.75 19.00 Jaargangen 1926 tot 1938 (per jaargang) . . . . . . . . . . 10.00 30.00 Stenografisch Verslag der Syndikale Week van Morlanwelz (1921) . I 7.00 17.00 Stenografisch Verslag der Syndikale Week van Gent (1924) . . . . '7.00 17^00 Stenografisch Verslag* der Syndikale Week van Fléron (1Ö27) . . . 15.00 3o!oo Stenografisch Verslag der Syndikale Week van Charleroi (1931) . . 17.50 25.00 Stenografisch Verslag der Syndikale Week van Oostende (1935) . . • 20.00 30.00 De Achturenwet, door Delvigne . l.oo 2.00 De. Stakingen van Juni, door Bondas en Rens . . . . . . . . . . 5.00 10.00 Het Beroepsonderwijs en het Leelingschap, door Matagne en Vercleyen (1938) 3.00 6.00 Bundeltjes der Syndikale Kommissie : N r 1. — De Tusschenkomst der Syndikale Kommissie in de werkstakingen en uitsluitingen (1922) , . . . . . . , 0.7Ö 2.00 r N 2. — Het Överloon en de Familietoeslag (1922) . . . . 0.75 2;00 r N 3 . — D e Internationale Vakbeweging (1923) . . . . . . . 2.50 * éioo r N 4. — De Arbeiders vakanties (uitgeput i n ' t Vlaamsch) (1923). 1.00 2*50 r , N 5. — Het Arbeidstoezicht (1924) . . . . . . . . . . . . ' 1^25 3*00 p N 6. — De Afbakening der Syndikale Grenzen (1924) . . . . Ï.OO ^Ö r N 7. — Internationale Arbeidswetgeving (1925) . . . . . . . 3.50 ö'sO r N 8. — Het Vraagstuk van het Trekken der Arbeiders (1925) . 3.00 7.50 r N 9. — De Ouderdomspensioenen (1926). . 5.00 12.0.0 E N 10. — De Verzekering tegen Werkloosheid (1928). . . . . . 4.00 8.00 N . B. — Aan bestellingen niet vergezeld van het bedrag zal geen gevolg gegeven worden. Het nummer der postcheckrekening van het Belgisch Vakverbond is : 47.95.
VOOR < <
UW
VAKANTIE
bestel den
GIDS VAKANTIEVREUGDE
De eenige Vlaamsche gids welke een volledige lijst bevat van vakantiehuizen, jeugdherbergen, Natuurvriendenhuizen, kampeerterreinen in België. Bovendien bevat hij lijsten van jeugdherbergen, kampeerterreinen en Natuurvriendenhuizen in Frankrijk, Nederland, Zwitserland. Wegwijzers, fietstochten, reglementen, nuttige adressen voor den toerist (hotels, Volkshuizen, musea), worden er in aangeduid.
Voor de aangeslotenen van hef B.V.V.: 5 frank, te storten op postcheckrekening nr 4393.11 M. Dequeecker, Brussel, Jozef Stevensstraat, 8. Nier-aangeslotenen storten 6 frank.
WENDT U voor uw onderscheidingsteekens en breloken tot
BELGISCHE
W E R K L I E D E N PARTIJ
SAMENWERKENDE DRUKKERIJ
LUCIFER 8, KAPELLEMARKT, 8
BRUSSEL LEVERT ALLE S O O R T VAN DRUKWERK TBQEN V O O R D E E L I G E VOORWAARDEN
i
I Kameraad Joz. B08IER8 Bosniëstraat, 107, Sint-Gillis. — Telef.: 37.75.14 Fabrikant-specialist. Lid van de B.W.P. Zoon van stichter der B.W.P. en Volkshuis Verzorgd werk. Matige prijzen.
L
J
Kameraden, te BRUSSEL, neemt uw eetmalen in het
VOLKSHUIS
JOZEF STEVENSSTRAAT (Kapellemarkt) Taveerne-Spijshuis Floreal Gij zult er volkomen tevreden zijn, want de gerechten zijn van eerste hoedanigheid, overvloedig en aan uiterst gunstige prijzen. Middagmalen, aan vasten prijs en eetmalen volgens kaart.
Centralen, Federaties van Vakbonden, Plaatselijke, Gemeentelijke en Provinciale Vakorganisaties, hebt gij er over nagedacht welke diensten
DE BELGISCHE VAKBEWEGING aan uw bestuurders, propagandisten en vertrouwensmannen kan bewijzen? Zoo ja, heBt gij dan reeds besloten het aantal uwer^abonnementen te vermeerderen? Wat weerhoudt U, indien gij dat nog niet besloten hebt? Sam. druk. Lucifer, 8, Kapellemarkt, Brussel (Best.: Serafijn Vanden Bosch, 44, J.-B.Meunierstr., Eisene)