borstvoeding
Inhoud 1. De 10 vuistregels voor het welslagen van de borstvoeding
5. Bijvoeden 5.1 Extra vitamines
2. Voordat u met borstvoeding begint 2.1 Waarom borstvoeding? 2.2 Voorbereiding op het geven van borstvoeding 2.3 Leefgewoonten
6. Voorkomen en oplossen van problemen rondom borstvoeding: 6.1 Vlakke of ingetrokken tepels 6.2 Pijnlijke tepels of tepelkloven 6.3 Stuwing 6.4 Verstopt melkkanaaltje 6.5 Borstontsteking 6.6 Spruw
3. Borstvoeding (het begin) 3.1 Huid-op-huidcontact en de eerste keer aanleggen 3.2 Aanleggen 3.3 Hoe kan je zien of een kind goed is aangelegd? 3.4 Voedingshoudingen 3.5 Borstvoeding na een keizersnede 3.6 Borstvoeding bij een tweeling 3.7 Borstvoeding bij een prematuur
7. De meest voorkomende problemen bij het kind 7.1 Het slaperige kind 7.2 Het weigeren van de borst 7.3 Het steeds loslaten van de borst 7.4 Darmkrampen 8. Meer informatie
4. Het geven van borstvoeding; hoe vaak en hoe lang aan de borst? 4.1 Vraag en aanbod 4.2 Voedingssignalen 4.3 Rooming in 4.4 Gebruik van een fopspeen 4.5 Voedingsritme 4.6 Voedingsduur 4.7 Regeldagen 4.8 Toeschietreflex 4.9 Hoe weet u of uw kind voldoende binnenkrijgt?
2
Tot slot
U bent van plan om borstvoeding te gaan geven. Hoe kunt u het beste borstvoeding geven? Hoe vaak en lang geeft u borstvoeding? dat en meer leest u in deze folder. Lactatiekundige Een lactatiekundige is gespecialiseerd in borstvoeding, en u kunt bij haar altijd terecht voor vragen over borstvoeding. WHO/Unicef certificaat Zorg voor Borstvoeding Op de afdeling Verloskunde, Neonatologie en Kindergeneeskunde zijn de verpleegkundigen opgeleid om uitleg te geven over borstvoeding, en u hierbij te helpen. Het OLVG is een baby-friendly-hospital en bezit het WHO/UNICEF certificaat Zorg voor Borstvoeding.
Checklist borstvoeding U kunt gebruik maken van een zogenaamde ‘checklist’ om de borstvoeding zo goed mogelijk te laten verlopen. Deze kunnen zowel door uzelf als door de verpleegkundige ingevuld worden. Ook houden de verpleegkundigen een aantal afspraken bij in uw dossier. Wij doen ons best om u en uw baby een goede start te geven op het gebied van borstvoeding.
3
1. De 10 regels voor het slagen van borstvoeding De kraamafdeling van het OLVG heeft als eerste ziekenhuis van Nederland het WHO/Unicef certificaat voor borstvoeding gekregen. Dit certificaat wordt uitgereikt door de Stichting Zorg voor Borstvoeding. Wanneer een ziekenhuis gecertificeerd is, betekent dit dat het ziekenhuis voldoet aan de tien internationale vuistregels, opgesteld door de WHO/Unicef. Hieronder de 10 regels voor het slagen van borstvoeding 1. dat zij een beleid ten aanzien van borstvoeding op papier hebben, dat standaard bekend gemaakt wordt aan alle betrokken medewerkers. 2. dat alle betrokken medewerkers de vaardigheden aanleren, die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van dat beleid. 3. dat alle zwangere vrouwen voorgelicht worden over de voordelen en de praktijk van borstvoeding geven. 4. dat u binnen een uur na de geboorte van uw kind geholpen wordt met het geven van borstvoeding. 5. dat u uitleg krijgt over hoe u uw kind aan kunt leggen en hoe u de melkproductie in stand kunt houden, 4
zelfs als uw kind van u gescheiden moet worden. 6. dat uw kind geen andere voeding dan borstvoeding krijgt, noch extra vocht, tenzij op medische indicatie. 7. dat u en uw kind dag en nacht bij elkaar op een kamer mogen blijven (“rooming-in”). 8. dat borstvoeding op verzoek wordt nagestreefd. 9. dat aan kinderen die borstvoeding krijgen geen speen of fopspeen gegeven wordt. 10. dat er borstvoedingsbegeleidingsgroepen (moedergroepen) gevormd kunnen worden en dat u bij ontslag naar deze groepen verwezen wordt.
2. Voordat u met borstvoeding begint 2.1 Waarom borstvoeding? Borstvoeding is de beste voeding voor een kind. Er zijn veel redenen waarom het geven van borstvoeding de beste keus is. Hier volgen de belangrijkste: • Moedermelk bevat antistoffen die een kind beschermen tegen ziektes en allergieën. Dat wil niet zeggen dat een kind dat borstvoeding krijgt nooit ziek zal worden, maar een kind is bijvoorbeeld wel beter beschermd tegen maag-, darm- en luchtweginfecties. Urineweginfecties, oorontsteking en hersenvliesontsteking komen vaker voor bij kinderen die vanaf de geboorte kunstvoeding krijgen. • Een borstgevoed kind heeft minder kans op overgewicht, suikerziekte, een aantal vormen van jeugdkanker en meer kans op een hoger IQ. • Ook voor u als moeder zijn er voordelen. Door borstvoeding te geven, trekt de baarmoeder sneller samen zodat u minder bloedverlies heeft. Er komt een rustgevend hormoon vrij bij borstvoeding geven, waardoor je, zelfs bij nachtvoedingen, beter slaapt. • Na langdurig en intensief onderzoek is er reden om aan te nemen dat moeders die hun kind langdurig
hebben gevoed minder kans hebben op het krijgen van eierstok- en borstkanker. • Borstvoeding geven kan een positieve invloed hebben op de band met uw kind. Door het vele lichamelijke contact ervaart een kind weinig stress en voelt zich lekker. Dit komt de groei en hersenontwikkeling ten goede. • Moedermelk is altijd beschikbaar, heeft de juiste samenstelling, de juiste temperatuur en het is gratis. 2.2 Voorbereiding op het geven van borstvoeding Een goede voorbereiding vergroot de kans op een succesvolle borstvoedingsperiode. Om u voor te bereiden, kunt u tijdens de zwangerschap informatie verzamelen over het geven van borstvoeding. U en uw partner kunnen bijvoorbeeld deze brochure lezen, de voorlichtingsbijeenkomst bijwonen (zie www.olvg.nl/ borstvoeding) of informatie verzamelen via boeken of internet. Er zijn geen oefeningen om pijnlijke tepels te voorkomen. De enige manier om pijnlijke tepels en kloven te voorkomen, is goed aanleggen.
5
Belangrijk bij het geven van borstvoeding: • Hygiëne; was altijd uw handen voor het voeden. • Het is voldoende de borsten dagelijks af te spoelen met water. Vermijd alles wat de huid uitdroogt of op een andere manier beschadigt (bijvoorbeeld zeep). Al tijdens de zwangerschap beginnen de zogenaamde ‘kliertjes van Montgomery’ rond de tepel een natuurlijke substantie uit te scheiden die de huid soepel houdt en de groei van bacteriën tegengaat; • Smeer na het voeden een druppel borstvoeding uit over de tepel en laat aan de lucht drogen. Vervang de zoogcompressen (van katoen, zonder plastic laagje) na elke voeding. • Draag een goed steunende, niet knellende bh. Wij adviseren u om ongeveer 10 dagen na de bevalling een voedingsbh te kopen, omdat uw borsten dan de omvang hebben die ze tijdens een groot deel van de borstvoedingsperiode zullen houden. 2.3 Leefgewoonten Uw voeding heeft geen invloed op de kwaliteit van de moedermelk. Als u borstvoeding geeft, is het algemeen advies: eet gezond en gevarieerd. Het Voedingscentrum adviseert normale 6
voeding volgens de voedingsschijf met als extra: een glas melk of plak kaas, een snee brood, een aardappel en ½ liter vocht. De extra energie die nodig is om borstvoeding te geven (500 extra calorieën per dag), wordt al tijdens de zwangerschap opgeslagen. We adviseren u om 10 mg vitamine D per dag te gebruiken. U mag alles eten tijdens de periode dat u borstvoeding geeft, ook uien en prei. Sommige kinderen reageren op bepaalde voedingsmiddelen en dit is gewoon een kwestie van uitproberen. Drink een extra glas vocht voordat u met borstvoeding begint. Later kunt u gewoon naar behoefte drinken. Wat kunt u beter NIET doen tijdens het geven van borstvoeding: • Gebruik liever geen alcohol. Alcohol komt na consumptie vrijwel direct in het bloed en in de moedermelk. Als de alcohol in het bloed is afgebroken, zit het niet meer in de melk. Dagelijks alcoholgebruik of grote hoeveelheden alcohol, raden wij af tijdens de borstvoedingsperiode. Als u een goede melkproductie heeft en uw kind goed groeit, kunt u op termijn incidenteel een drankje nemen. Wacht daarna 3 uur met het geven van borstvoeding; het kan waarschijnlijk geen kwaad voor de melkproductie;
• Rookt u? Probeer dan te stoppen of te minderen met roken. Ondanks ‘beter borstvoeding van een rokende moeder dan helemaal geen borstvoeding’ is het van belang te weten dat roken niet alleen een negatief effect heeft op uw eigen gezondheid. Roken heeft ook effect op de productie en de kwaliteit van de moedermelk. Het kind heeft veel baat bij de beschermende werking van borstvoeding tegen luchtweginfecties en wiegendood. • Het gebruik van soft- of harddrugs raden wij sterk af. De werkzame stoffen blijven lang in de melk aanwezig en veroorzaken vergiftiging en verslaving bij het kind.
• Na een eventuele narcose mag u, zodra u goed wakker bent, uw kind weer aanleggen. Neem bij twijfel contact op met de lactatiekundige. Zij kan nagaan of u met uw medicatie borstvoeding mag geven.
Gebruikt u medicijnen tijdens de borstvoeding? • De meeste medicijnen kunt u gewoon blijven gebruiken terwijl u borstvoeding geeft. Bespreek dit altijd met uw behandelend verloskundige of arts. Voor medicijnen die niet veilig zijn voor het kind, zijn meestal alternatieven beschikbaar. Als tijdelijk gebruik van medicijnen ongunstig is in combinatie met borstvoeding, kunt u kolven om de productie op gang te houden. De afgekolfde moedermelk moet u weggooien.
7
3. Borstvoeding (het begin) 3.1 Huid-op-huidcontact en de eerste keer aanleggen Direct na de geboorte, als de situatie van u en uw kind het toelaat, krijgt u uw kind bij u. Daar wordt het afgedroogd, krijgt het een mutsje op en wordt het afgedekt met warme doeken. Dit is een prima moment voor de eerste kennismaking. Vlak na de geboorte is een kind namelijk alert en heeft het een sterke zoek- en zuigreflex. Voordelen van huid-op-huidcontact Kind: • het houdt het kind warm • reguleert de hartslag • zorgt voor een rustige ademhaling • zorgt voor een goede bloeddruk • het zuurstof gehalte in het bloed is beter • gunstig effect op de bloedsuikerspiegel • stressverlagend Moeder: • huid op huidcontact zorgt voor een hoger oxytocinegehalte. - dit bevordert de melkproductie - positieve invloed op de borstvoedingsperiode - positieve invloed op de moeder kindrelatie
8
We gaan bij voorkeur door met het huid-op-huidcontact totdat uw kind de eerste keer aan de borst heeft gedronken. We geven uw kind, zeker het eerste uur, de kans om zelf de borst te vinden. Wij bieden dus niet direct hulp bij het aanleggen. Als een kind zelf de borst vindt, legt hij zichzelf meestal goed aan en prent hij in hoe hij dit in het vervolg moet doen. Uiteraard helpen wij bij het aanleggen wanneer het uw kind nog niet zelf lukt maar wel duidelijk aangeeft dat hij er klaar voor is. Colostrum Tijdens de eerste dagen drinkt uw kind colostrum. Dat is de eerste moedermelk. Dit is al aanwezig in de borst en voorziet het kind in zijn eerste levensbehoefte. Colostrum komt in kleine hoeveelheden, aangepast aan de grootte van de maag van een pasgeboren kind, en is licht verteerbaar. Uw kind zal dus vaak aan de borst willen in het begin (8-12 keer per 24 uur) wat belangrijk is voor het op gang brengen en in stand houden van de borstvoeding. Het is goed om, zeker in de kraamweek, dagelijks huid-ophuidcontact te hebben. Dit kan zowel bij u als bij uw partner. Behalve de voordelen voor de borstvoeding, gelden alle voordelen van huid-op-
huidcontact ook wanneer dit bij uw partner plaatsvindt. 3.2 Aanleggen Goed aanleggen is het belangrijkste voor het slagen van de borstvoeding. Aandachtspunten bij het aanleggen: • Zorg voor privacy en een rustige, prettige omgeving. Neem een goede en ontspannen houding aan, bijvoorbeeld goed gesteund door kussens en bij zittend voeden goed rechtop. • Bied de borst aan op het moment dat uw kind aangeeft er klaar voor te zijn (zie vroege voedingssignalen). • Als het huilt, troost het dan eerst. Een huilend kind houdt de tong achter in de mond en kan de borst niet ver genoeg in zijn mond nemen; • Houd uw kind goed gesteund dicht tegen u aan. • Het lichaam van het kind en zijn hoofd (oor-schouder-heup) liggen in een lijn (niet in elkaar gedoken). • Het mondje moet op tepelhoogte zitten, alleen dan kan het namelijk een grote hap nemen. • In combinatie met de kin die de borst moet raken, houdt een kind automatisch het hoofd iets naar achteren waardoor de neus vrijkomt. • De zoekreflex wordt gestimuleerd door met de tepel het onderlipje te prikkelen, totdat uw kind zijn mond
wijd opent (hapreflex) en kan aanhappen. • U brengt uw kind naar de borst, niet de borst naar uw kind. • Op het moment dat uw kind zijn mondje wijd open heeft, de tong iets naar voren steekt over zijn onderkaak, brengt u hem naar de borst en zorgt dat hij zowel de tepel als een deel van de tepelhof in zijn mond neemt. Als het goed is, komt de tepel nu bij de overgang tussen het harde en het zachte gehemelte en doet het voeden (na het eerste aanzuigen) geen pijn. • Mocht het voeden toch pijnlijk blijven, dan mag u het vacuüm verbreken (pink in de mondhoek) en uw kind opnieuw (eventueel met hulp) aanleggen. 3.3 Hoe kan je zien of een kind goed is aangelegd? Het is belangrijk dat het mondje van uw kind wijd open is voordat u uw kind aanlegt. Alleen dan kan hij voldoende borst in zijn mond nemen: de hele tepel en een groot deel van de tepelhof. Als uw kind goed aan de borst zuigt, rust de kin van uw kind tegen de borst. De wangetjes blijven bol, de lippen zijn naar buiten gekruld en er is geen smakkend geluid te horen. Het is niet nodig om de borst in te duwen om de neus van uw kind vrij te houden. De tepel kan hierdoor voor 9
een deel uit het mondje van uw kind getrokken worden, waardoor tepelkloven kunnen ontstaan. Het is beter om uw kind met zijn billen meer naar uw lichaam toe te trekken wanneer u het gevoel heeft dat uw kind onvoldoende ruimte heeft om adem te halen. Uw kind zal dan zelf zijn hoofd in de goede positie brengen als dat nodig is, zonder de tepel los te laten. Zodra uw kind aanligt, begint hij met het maken van een aantal korte zuigbewegingen. Dit doet hij om de moedermelk toe te laten schieten. Dit gaat na enkele minuten over in het drinken (hoeft niet de eerste dagen het geval te zijn wanneer uw kind colostrum krijgt). Het zuigpatroon verandert in diepe regelmatige teugen. U kunt zien dat uw kind drinkt en slikt door het volgen van de slikbeweging. Deze is te zien vanaf de mond tot het einde van zijn kaak. Daarnaast kunt u door goed te luisteren de slikbeweging horen. Belangrijk is dat u geen pijn heeft. Na de voeding kunt u zien of uw kind goed is aangelegd door goed naar de tepel te kijken: - de vorm van de tepel komt uit het mondje zoals hij erin is gegaan - de kleur van de tepel is niet wit, maar roze of hetzelfde als de tepelhof 10
- geen beschadigingen op de tepel 3.4 Voedingshoudingen U kunt zelf het beste beoordelen in welke houding u prettig kunt voeden. Er zijn verschillende houdingen mogelijk. • Madonnahouding: voeden in zittende houding U zit hierbij ontspannen, maar wel goed rechtop. Bij voorkeur in een stoel met een armleuning. Zo kunt u uw kind met uw arm ondersteunen. Een kussen op schoot of half op de leuning geeft uw arm ondersteuning. Zo voorkomt u dat uw kind gaat ‘hangen’ en de tepel uit zijn mondje glijdt en de tepels beschadigen. • Doorgeschoven madonnahouding Net zoals de bovengenoemde houding, maar nu houdt u uw kind vast met de tegenovergestelde arm (bij de linkerborst met de rechterhand). Met de andere hand kunt u de borst ondersteunen en sturen. • Liggend op uw zij Ga zo ontspannen mogelijk op uw zij liggen, met 1 kussen onder uw hoofd (schouder op het matras). Eventueel legt u nog een kussen in uw rug of tussen uw benen. Uw onderste arm ligt onder uw hoofd. Uw kind ligt op zijn zij, met zijn buik tegen uw buik aan en de beentjes dicht tegen u aan (jullie vormen
•
•
samen een V). De tepel zit ter hoogte van de mond van uw kind. Zodra uw kind begint met happen, uw vrije arm gebruiken om uw kind naar u toe te brengen. Met een opgerolde handdoek in zijn rug, blijft uw kind goed op zijn zij liggen. Rugbyhouding: zittend voeden met uw kind onder uw arm In deze houding legt u uw kind op een groot kussen wat naast u en gedeeltelijk op uw schoot ligt, met zijn beentjes onder uw arm door. U ondersteunt zijn hoofd met uw hand, en zijn rug met uw onderarm. Zodra uw kind gaat happen, brengt u zijn mondje dicht naar u toe. Deze houding is vooral geschikt voor vrouwen met zware borsten of vlakke tepels, kinderen die moeilijk drinken (ziek, prematuur), bij stuwing en na een keizersnede. Liggend op de rug Bij een heftige toeschietreflex en een grote melkproductie kan liggend op de rug de voeding eventueel wat rustiger laten verlopen. U gaat ontspannen liggen met kussens onder uw hoofd en eventueel schouders. U legt uw kind op zijn buikje op uw buik of op een kussen naast u. Met uw hand ondersteunt u het voorhoofd van uw kind, zodat zijn neus niet in de borst zakt.
3.5 Borstvoeding na een keizersnede Ook na een keizersnede, met narcose of ruggenprik, kunt u borstvoeding geven. Een keizersnede is een grote buikoperatie en u heeft tijd nodig om daarvan te herstellen. Met pijnstilling en hulp bij het aanleggen zijn er geen problemen te verwachten. Door het herstel komt de melkproductie meestal 1 dag later op gang dan na een gewone bevalling. Veel huid-ophuidcontact en vaak aanleggen, zorgen ervoor dat de melkproductie sneller op gang komt. Het is belangrijk om extra aandacht te besteden aan een comfortabele voedingshouding en ondersteuning. Een goede houding is bijvoorbeeld de rugbyhouding. Als u in het OLVG via een geplande keizersnede bevalt, is dat meestal tijdens kantooruren. U kijkt dan door, een doorzichtige operatiedoek, mee met de operatie. U kunt dus uw kind geboren zien worden. Zodra uw kind geboren is, kijkt de kinderarts direct of alles in orde is met uw kind en zorgt de verpleegkundige er voor dat uw kindje snel huid-op-huid bij u wordt neergelegd. Dit bevordert de hechting en het op gang komen van de borstvoeding.
11
Spoedkeizersnede Bij een spoed keizersnede wordt uw kind geboren achter een groene operatiedoek. U krijgt het kind even te zien voordat het naar een ruimte naast de operatiekamer gaat. Uw kind wordt daar door de kinderarts nagekeken. Uw partner mag daarbij aanwezig zijn. Daarna wordt uw kind, gewikkeld in doeken, nog even kort aan u getoond. Vervolgens gaan uw kind en partner met de verpleegkundige terug naar de verloskamer. U wacht daar op een telefoontje van de uitslaapkamer, waar u na de operatie naartoe gaat. Tot die tijd ligt uw kind op de blote borst bij vader. En als ze naar u toe mogen komen, wordt uw kindje alsnog huid-op-huid bij u gelegd.
Het is belangrijk om vanaf het begin uit beide borsten te laten drinken. Om het aanleggen goed onder de knie te krijgen en de borstvoeding op gang te brengen, kunt u in het begin uw kinderen een voor een voeden. Als de kinderen goed happen en rustig drinken, kunnen beide kinderen tegelijk worden aangelegd. Dit geeft tijdwinst, maar zorgt ook voor een betere melkproductie. Wij adviseren om per voeding uw kinderen te wisselen van borst. Elk kind drinkt op zijn eigen manier en zo worden beide borsten gelijkmatiger gestimuleerd. Als de voeding goed op gang is gekomen, kunt u de kinderen ook per dag wisselen van borst. Verschillende houdingen zijn hierbij mogelijk.
3.6 Borstvoeding bij een tweeling Borstvoeding werkt volgens een vraagen aanbodprincipe: hoe vaker uw kind drinkt, hoe meer melk er wordt aangemaakt. Dit principe zorgt ervoor dat in geval van een tweeling er voldoende melkproductie is voor beide kinderen.
U kunt uw verpleegkundige, kraamverzorgster of indien nodig lactatiekundige om hulp vragen.
12
3.7 Borstvoeding bij een prematuur Als uw kind prematuur geboren is, betekent dit dat het tussen de 24e en 37e week van de zwangerschap is geboren. Een te vroeg geboren kind heeft een aantal onrijpe organen, waardoor hij/zij nog niet voldoende klaar is voor een leven buiten de baarmoeder. Een prematuur geboren kind heeft nodig: extra eiwitten, licht verteerbare voeding, goed verteerbare vetten, antistoffen en stoffen die de rijping van de organen bevorderen. De samenstelling van moedermelk is aangepast aan de behoefte van uw kind op dat moment. Zolang u in het ziekenhuis verblijft, is er begeleiding bij de borstvoeding: • geven van voorlichting over borstvoeding • informatie over kolven: hoe kunt u de melkproductie op gang brengen en onderhouden • extra ondersteuning met als doel het goed aanleggen en borstvoeding geven.
Hoe snel het proces verloopt van de eerste voorzichtige slokjes tot het volledig drinken aan de borst, is niet te zeggen. Dit hangt af van de ontwikkeling en algehele conditie van uw kind. Elk kind zal, en dat geldt ook voor een voldragen kind, dit stappenplan doorlopen. Het voldragen kind doet hier waarschijnlijk minder dan 24 uur over terwijl u soms wekenlang geduld zult moeten hebben voordat uw kind volledig uit de borst drinkt. Er worden steeds kleine stapjes genomen, soms dagelijks, maar soms moet u ook een week wachten voordat uw kind het volgende stapje neemt. Belangrijk is dat u blijft vertrouwen in uzelf en in uw kind.
Dit proces gaat via een aantal stappen; de prematurenschijf (zie pagina 14).
13
de prematurenschijf
14
Bij een prematuur geboren kind adviseren wij een fopspeen te gebruiken, omdat u er als ouder er niet altijd kan zijn om troost te bieden. Uit onderzoek is gebleken dat het zuigen op een fopspeen door een prematuur geboren kind een gunstig effect heeft op de darmen en het oefenen van het zuigen. Bij een voldragen kind raden wij het gebruik van een fopspeen af. Tepelhoedje Het gebruik van een tepelhoedje zorgt voor meer grip op de tepel. Vooral als uw kind wel goed aanhapt, maar toch steeds kleine beetjes aan de borst blijft drinken of de borst steeds loslaat.
4. Het geven van borstvoeding; hoe vaak en hoe lang aan de borst? 4.1 Vraag en aanbod Borstvoeding is een kwestie van vraag en aanbod. Voor een goede melkproductie is het belangrijk uw kind bij de eerste voedingssignalen direct de borst aan te bieden. U kunt het beste bij iedere voeding beide borsten aanbieden. Laat de borst goed leegdrinken (hoofdmaaltijd). Bied dan de andere borst aan (toetje). Het is niet gewenst om tijdschema’s aan te houden. Zo lang uw kind drinkt (kaaken/of slikbewegingen, na korte pauze weer verder drinken) en niet zelf loslaat, mag hij blijven drinken. Belangrijk is dat u geen pijn voelt. U begint de volgende voeding altijd aan de borst waar u de vorige voeding mee bent geëindigd. Het komt ook voor dat uw kind tevreden is na voeding van de eerste borst. 4.2 Voedingsignalen Een kind laat zien wanneer het weer toe is aan een voeding op de volgende manieren: • Zuigbehoefte: hap-, mond-, tong- of lipbewegingen en/of zoeken met het mondje. • Wakker worden: bewegen met het lijfje, zwaaien of maaien met de handjes, de handjes naar het 15
mondje brengen en eventueel beginnen met zuigen, smakgeluidjes, mopperen, oppervlakkig ademen • Huilen is een laat voedingssignaal. U mag nu eerst uw kind troosten. Een huilend kind heeft de tong achter in de mond en kan dan niet goed drinken. 4.3 Rooming in Op de afdeling Verloskunde en Kindergeneeskunde is er ‘rooming in’. Dit betekent dat uw kind dag en nacht bij u op de kamer verblijft. Op deze manier kunt u reageren op de voedingssignalen van uw kind. Op deze manier kunt u voeden op verzoek (on demand). Dit is belangrijk bij de melkproductie. 4.4 Gebruik van een fopspeen Een fopspeen in de eerste periode van de borstvoeding is niet aan te bevelen. Nadelen van het gebruik van een fopspeen, (dit geldt ook voor het zuigen op een pink van een van de ouders of de eigen duim): • Als een kind zuigbehoefte heeft, is dit bijna altijd een teken dat hij aan de borst wil drinken en dus honger heeft. Door het zuigen op een speen bevredigt hij een deel van zijn zuigbehoefte waardoor hij minder vaak, minder krachtig en korter aan de borst drinkt. Hij krijgt dan 16
onvoldoende binnen. • Een kind kan veel energie stoppen in het zuigen op een fopspeen en daardoor te moe zijn om goed of lang genoeg aan de borst te drinken. Dit kan bijdragen aan het ontstaan van ‘stille ondervoeding’. Het lijkt dan alsof uw kind tevreden en rustig is, maar ondertussen krijgt hij te weinig voeding binnen. • Een kind gebruikt een andere zuigtechniek dan wanneer hij aan de borst drinkt. Als hij op deze ‘niet-voedende zuigmanier’ aan de borst drinkt, kunnen er problemen ontstaan. Hij kan niet genoeg binnen krijgen en u kunt pijnlijke tepels en/ of tepelkloven krijgen. Op den duur raakt uw kind gefrustreerd. Dit kan een reden zijn dat hij niet graag meer aan de borst drinkt. • Iedere keer als uw kind aan de borst drinkt, krijgen de borsten het signaal dat er melk gemaakt moet worden. Als uw kind op een fopspeen zuigt, krijgen de borsten dat signaal niet. Hierdoor komt de melkproductie mogelijk niet optimaal op gang en kan deze, op korte of langere termijn, teruglopen en onvoldoende zijn.
Het gebruik van een fopspeen kan wel goed zijn als uw kind prematuur geboren is (zie “prematuur geboren kinderen”) of wanneer hij of zij goed drinkt en goed groeit. 4.5 Voedingsritme Een gezond, voldragen kind heeft de eerste twee dagen voldoende aan de eigen reserves en de eerste moedermelk (colostrum). Colostrum komt in kleine hoeveelheden, de eerste 24 uur 7-14 ml per voeding. Dat is genoeg, want de maaginhoud van een pasgeboren kind is klein. Colostrum is licht verteerbaar zodat een kind in het begin minstens 8 tot 12 keer per 24 uur aan de borst zal willen drinken. Vaak drinken heeft veel voordelen: • De melkproductie komt goed op gang. • Uw kind leert snel hoe het goed aan de borst moet drinken. • Door vaak te voeden, krijgt uw baby veel van het laxerende colostrum binnen zodat het zijn meconium snel kwijt is. Dit helpt overmatig geelzien voorkomen. • Kinderen die risico lopen op een te laag bloedsuikergehalte zijn gebaat bij veel voedingen. • Veel borstgevoede kinderen laten ’s ochtends wat meer tijd tussen de voedingen, en willen aan het eind van de middag en aan het begin van de avond vaker drinken.
Kinderen drinken, ongeveer na 2 weken, geleidelijk minder lang, maar niet altijd minder vaak. Als u alleen borstvoeding geeft, dan is ’s nachts voeden heel normaal en zelfs goed voor het laten doorgaan van de borstvoeding. Als u helemaal op verzoek voedt, dan krijgt uw kind na een tijdje een voorspelbaar dagritme. 4.6 Voedingsduur Een kind drinkt totdat zijn honger en zuigbehoefte is gestild. Sommige kinderen drinken vaak en kort. Andere kinderen drinken liever lang en melden zich wat minder vaak voor een voeding. Het kan ook per voeding verschillen. Als de borstvoeding goed loopt, het kind goed gedijt, kunt u uw kind volgen in zijn voedingsritme.
17
4.7 Regeldagen Soms wil een kind ineens veel vaker drinken. Meestal valt dit samen met een groeispurt rond de tweede week, de zesde week en de derde maand, maar je ziet het soms ook na een overplaatsing naar een ander ziekenhuis of bij ontslag. Door vaak te voeden past de melkproductie zich aan de groeiende behoefte van uw kind aan. 4.8 Toeschietreflex Door de toeschietreflex komt de opgeslagen melk uit de borsten. In het begin kunt u de toeschietreflex voelen aan het samentrekken van de baarmoeder, als een nawee. Dit komt omdat de toeschietreflex plaatsvindt onder invloed van het weeënhormoon oxytocine. Na verloop van tijd voelt u de toeschietreflex niet meer in de baarmoeder. Sommige vrouwen ervaren kortdurend een stekende pijn of tinteling, anderen voelen niets. Vooral de eerste toeschietreflex van een voeding wordt gevoeld. Per voeding schiet de melk echter meerdere keren toe; u kunt dit zien aan het drinkgedrag van uw kind. De aanwezigheid van uw kind (het liefst huid-op-huid) stimuleert de toeschietreflex. Rust en ontspanning zijn belangrijk. Pijn, stress en vermoeidheid kunnen een negatief effect hebben op het toeschieten van 18
de melk. Neem daarom gerust een paracetamol als u pijn of ongemak ervaart. Het is niet schadelijk voor de borstvoeding. 4.9 Hoe weet u of uw kind voldoende binnenkrijgt? Om te bepalen of uw kind voldoende voeding binnenkrijgt, zijn er 3 dingen van belang: Groei • Een kind wordt met extra vocht geboren en dat raakt hij de eerste dagen kwijt. Ook komt colostrum, zoals eerder gezegd, in kleine hoeveelheden. Dat uw kind afvalt, is dus normaal. Met een goed borstvoedingsbeleid valt een kind vanaf de 3e of de 4e dag niet langer af. Hij gaat gaat juist groeien omdat de borstvoeding dan goed op gang komt. In het OLVG wegen wij uw kind pas weer op de 2e dag na de geboorte. Bij een gewichtsverlies van 7% evalueren wij het verloop van de borstvoeding tot nu toe. We kijken hoe de voeding verloopt, of uw kind goed aan de borst ligt, of we het horen slikken, en of u beschadigde en/of pijnlijke tepels heeft. • Ook is het belangrijk dat uw kind de gelegenheid krijgt om vaak aan de borst te drinken. Bij voorkeur ligt hij veel huid-op-huid bij u en drinkt hij
8-12 keer per 24 uur. • Als uw kind meer dan 10% is afgevallen, evalueren we opnieuw en starten we bijvoeden met het liefst afgekolfde moedermelk. • Aan het einde van de tweede week zijn de meeste kinderen terug op hun geboortegewicht en komt hij minimaal 100 gram per week aan. Luiers Uw (volledig borstgevoede) kind krijgt voldoende binnen als: • hij de eerste twee dagen 1-2 keer per 24 uur plast • vanaf de 4e of 5e dag 6 kletsnatte luiers per 24 uur heeft • de urine aan het einde van de eerste week kleur- en geurloos is • de kleur van de poep vanaf de derde dag lichter wordt; de kleur verandert van heel donker naar groen en vervolgens naar mosterdkleur of gelig. • aan het eind van de eerste week 3 tot 4 keer per dag een luier met een plakje gele, zachte poep produceert Het is belangrijk om de poepluiers te tellen, en ze goed te bekijken. Dit zegt iets over de melkproductie, het effectief drinken en de groei van uw kind.Ieder kind ontwikkelt zijn eigen ontlastingspatroon. Over het algemeen geldt dat een kind tot de leeftijd van 6 tot 8 tot acht
weken elke dag ontlasting heeft, later kan dat minder worden. Het kan dan variëren van vaak poepen tot heel weinig, soms maar één keer in de 10 tot 14 dagen. Moedermelk is zo goed te verteren dat er maar weinig overblijft om te poepen. Goed gedijen • uw kind meldt zich voor de voedingen • uw kind drinkt regelmatig en is tevreden na iedere voeding • uw kind ziet er gezond uit, heeft een goede kleur en een veerkrachtige huid en maakt een alerte en ontspannen indruk
19
5. Bijvoeden Gezonde kinderen met een goed geboortegewicht hebben in principe geen bijvoeding nodig. Bijvoeden heeft invloed op vraag- en aanbod van en daarmee op de melkproductie. De steriliteit van de darm verdwijnt gedurende 2 weken na het geven van kunstvoeding. Daarom is het raadzaam alleen bij te voeden op medische indicatie. Indicaties om bij te voeden zijn: • een laag geboortegewicht; • een lage bloedsuikerspiegel; • een afvalpercentage van meer dan 10%. Bij voorkeur voeden wij bij met afgekolfde moedermelk. Als bijvoeden noodzakelijk is, vragen wij u te starten met kolven met de hand (de eerste 2 dagen) of met het dubbelzijdig elektrische kolfapparaat (zie verder onze kolffolder). Als er onvoldoende moedermelk is, geven wij kunstvoeding. Om uw kind de kans te geven om goed aan de borst te oefenen, geven wij de bijvoeding door middel van vingervoeden. Er zijn ook nog andere methodes van bijvoeden zoals cupfeeding, door middel van een lepeltje, met behulp van een borstvoedingshulpset. De verpleegkundige kan u hierover meer vertellen. 20
5.1 Extra vitamines Moedermelk bevat alle voedingsstoffen die een gezond, voldragen kind nodig heeft. Men adviseert echter kinderen die borstvoeding krijgen extra vitamine K en D te geven. • Uw kind heeft direct na de geboorte vitamine K gekregen in een hogere dosering dan u na een week gaat geven. Deze hoeveelheid is voldoende voor de eerste week. • Vanaf dag 8 tot en met een leeftijd van 3 maanden (12 weken) is een supplement met 150 microgram vitamine K per dag nodig. Vitamine K is belangrijk voor de bloedstolling. Het lichaam maakt zelf vitamine K in de darmen, maar bij kinderen tot 3 maanden gebeurt dit nog niet voldoende. Vanaf een leeftijd van een week tot hun vierde jaar hebben kinderen extra vitamine D nodig. Geadviseerd wordt om uw kind 10 microgram extra vitamine D per dag te geven. Vitamine D en K zitten in kunstvoeding. Bij een combinatie van borst- en kunstvoeding zullen de voorgeschreven hoeveelheden van de vitamines worden aangepast. U koopt de vitamines zonder recept bij de drogist.
6. Voorkomen en oplossen van problemen rondom borstvoeding Gelukkig zijn de meeste problemen op te lossen en een goede voorbereiding en aanpak kan veel problemen voorkomen. Gebruik de adviezen om uw borstvoeding zo goed mogelijk te laten verlopen. De verpleegkundige, kraamverzorgende of lactatiekundige kunnen u verder begeleiden en adviseren.
• • •
• 6.1 Vlakke of ingetrokken tepels Vlakke of ingetrokken tepels hoeven geen belemmering te zijn voor de borstvoeding. Het kan voor uw kind wat lastig zijn om goed aan te happen. Wanneer uw kind goed is aangelegd, heeft hij niet alleen de tepel, maar ook de tepelhof voor een groot deel in de mond. Door goed te zuigen, rekt de tepel meer op en wordt het probleem vanzelf opgelost. Bij een volgende zwangerschap hoeft er zelfs geen sprake meer van te zijn. Adviezen • Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat extra voorbereidingen tijdens de zwangerschap geen effect hebben • Zorg dat uw kind wakker en ontspannen is, reageer direct op voedingssignalen door uw kind aan te leggen • Zorg voor een comfortabele houding
•
voor u en uw kind Vraag extra begeleiding bij het aanleggen Biedt de meest gunstige kant als eerste aan Voor het aanleggen kunt u de rekbaarheid van de tepel stimuleren, masseren en eventueel de tepel voor de voeding iets naar buiten kolven zodat de tepel makkelijker aan te happen is Probeer een beetje voeding uit de tepel te drukken Probeer de borst een beetje te vormen met behulp van een C/U-greep zodat er een meer ovale vorm ontstaat en uw kind wellicht makkelijker kan aanhappen (voorkom daarbij dat uw vingers op de tepelhof komen).
Het gebruik van een tepelhoedje adviseren wij alleen als alle andere methoden geen succes hebben. Het nadeel van een tepelhoedje is dat door beperkt huidcontact de stimulatie van de zenuwuiteinden beperkt is, en daarmee ook de prikkel naar de hersenen. Dit is van invloed op de toeschietreflex en heeft gevolgen heeft voor de aanmaak van nieuwe melk.
21
6.2 Pijnlijke tepels en tepelkloven Het is normaal dat u in de eerste week na de bevalling nog moet wennen aan de nieuwe functie van uw borsten. Het aanzuigen van de tepel kan een licht stekende pijn veroorzaken. Dat komt omdat de tepel en tepelhof worden opgerekt. Als uw kind goed aan de borst ligt, verdwijnt deze pijn binnen een minuut. Als dit niet zo is, ligt uw baby waarschijnlijk niet goed aan de borst. De beste preventie van pijnlijke tepels is een goede begeleiding bij het aanleggen tijdens de eerste dagen. De problemen worden vaak veroorzaakt door de manier waarop uw kind de borst in zijn mond neemt. Het kan ook zijn dat de houding van u en uw kind ten opzichte van elkaar het ongemak veroorzaakt. Bij pijn moet u uw kind opnieuw aanleggen. De klachten zullen snel verminderen als uw kindje op de goede manier drinkt. Oorzaken • verkeerd aanleggen • stuwing • spruw (ten gevolge van een schimmelinfectie) • te korte tongriem bij uw kindje • beëindiging van een voeding zonder het vacuüm te verbreken • huidirritatie door overgevoeligheidsreactie op crème, zoogkompressen of wasmiddel • verkeerde zuigtechniek (mogelijk 22
• • • •
door gebruik van fopspeen of flessenspeen) verkeerd gebruik van een borstkolf (te hoge stand) verkeerde maat borstschelp vaatkramp (syndroom van Raynaud) melkblaar
Verschijnselen • blijvende pijn tijdens en na het voeden; • tepelkloof; • witte tepels aan het einde van een voeding; • rode, branderige, jeukende tepels; • stekende pijn in de borst. Adviezen • Ga gewoon doorgaan met voeden, eventueel de minst pijnlijke kant eerst. Zo kan de melk in de pijnlijke borst al toeschieten en hoeft uw kind minder hard aan die borst te zuigen. • Dien warmte en massage toe. Zorg ervoor dat u ontspannen zit. Dit alles om het toeschieten van de melk te bevorderen. • Wissel de voedingshoudingen af om de pijnlijke kant van uw tepel te ontzien. • Bij pijn kunt u uw kind van de borst halen en opnieuw aanleggen. Verbreek het vacuüm door een (droge) vinger in het mondhoekje van uw kind te steken totdat hij loslaat. U kunt hierbij hulp en uitleg
vragen. • Voorkom huidverweking door uw borsten na de voeding goed aan de lucht te laten drogen en borstkompressen op tijd te verschonen. • U kunt eventueel bij een erg droge huid een beetje vette tepelcrème gebruiken, bij voorkeur 100% natuurzuivere lanoline. • Laat wondjes of korstjes met rust. Het is niet erg als uw kind met de voeding wat bloed of wondvocht binnenkrijgt. Als het voeden te pijnlijk is en u ziet op tegen het voeden, kunt u 24 uur kolven en de afgekolfde moedermelk middels vingervoeden te geven. 6.3 Stuwing Stuwing is als er in beide borsten een opeenhoping van vocht ontstaat (aanvankelijk van bloed en lymfevocht en later van melk). Dit gebeurt vaak tussen de tweede en vijfde dag na de bevalling. Ernstige stuwing kan leiden tot beschadiging van melkproducerende cellen en verhoogt de kans op borstontsteking. Om klachten te voorkomen is het belangrijk te zorgen voor een goede doorstroming door vanaf de geboorte uw kind: • goed aan te leggen • op verzoek te voeden • lang genoeg te voeden
• minimaal 8-12 keer per 24 uur te voeden, bij voorkeur aan beide borsten • minimaal 1 x per nacht te voeden • niet bijvoeden met kunstvoeding • knellende BH of kleding te vermijden Verschijnselen • Uw borsten voelen warmer aan; • Uw bloedvaten zijn beter zichtbaar op uw borsten; • Uw huid staat strak en gespannen waardoor de tepel en tepelhof verstreken zijn. Hierdoor is het voor uw kind moeilijker om de tepel te pakken en grip te krijgen op het onderliggende borstweefsel. De tepels kunnen daardoor beschadigd worden; • Uw temperatuur kan verhoogd zijn tot 38 graden. Adviezen • U kunt gewoon doorgaan met het geven van borstvoeding. • Voed vaak, ook op uw verzoek. • Masseer voor en tijdens het voeden de gespannen borst zacht richting tepel • Leg een half uur voor de te verwachten voeding een warme kompres op uw borsten of neem een warme douche. Toediening van warmte voor het voeden verwijdt de melkkanalen en bevordert de toeschietreflex waardoor de melk 23
•
•
•
•
•
makkelijker stroomt. Kolf voor de voeding eventueel de spanning weg, zodat uw kind meer grip heeft. Gebruik u zoogkompressen? Gebruik dan bij voorkeur zoogkompressen van katoen en verschoon ze iedere voeding. Na de voeding kunt u, als u pijn heeft, een koude kompres op uw borsten leggen. Dit kompres moet ruim voor de volgende voeding vervangen worden door een warm kompres. U mag paracetamol nemen als u pijn heeft. Dit kan geen kwaad voor de borstvoeding. Bij ernstige stuwing kan het helpen als u de borst een keer goed leeg kolft. Het kan soms wel 10 tot 20 minuten duren totdat de melk uiteindelijk begint te stromen.
6.4 Verstopt melkkanaaltje Een melkgang die niet op tijd of onvolledig geleegd wordt, kan verstopt raken. De druk in de melkgang kan zo hoog oplopen dat de melk lekt naar het omliggende weefsel waardoor er een ontstekingsreactie ontstaat.
24
Oorzaken: • Het niet frequent of onregelmatig legen van de borst, bijvoorbeeld door het doorslapen ’s nachts en/of een voeding overslaan; • Belemmering van de doorstroming door: - knellende kleding en/of het indrukken van de borst met de vingers om het neusje vrij te houden - een melkblaar op de tepel, deze kan een melkkanaal afsluiten - spruw: een opstijgende infectie van spruw veroorzaakt het nauwer worden van het melkkanaal - slechte aanleg- of zuigtechniek, waardoor de borst niet goed geleegd wordt - (oud) trauma en/of eerdere operatie(s) aan de borst - ‘melkplug’ die een melkkanaal afsluit - gebruik van een tepelhoedje Verschijnselen • geleidelijk ontstaan een harde schijf in uw borst; deze kan van plaats veranderen; is licht pijnlijk bij aanraken • temperatuursverhoging: 38.4 graden • u voelt zich over het algemeen goed • bij verergering kan een rode schijf zichtbaar worden die warm aanvoelt
Adviezen • U kunt gewoon doorgaan met het geven van borstvoeding; • Zorg voor goede handenhygiëne; • Vaak voeden; minimaal 8-12 voedingen per 24 uur waarvan minimaal 1 voeding ’s nachts. • U kunt de doorstroom bevorderen door het toepassen van warmte voorafgaand aan een voeding (warme kompressen, dompelbad of douche) • U kunt de borst voor en tijdens de voeding zacht masseren in de richting van de tepel • Zorg ervoor dat uw kind goed aan de borst ligt, liever de borst legen met een kind aan de borst dan met een kolfapparaat, een kind leegt de borst effectiever • U kunt voedingshoudingen afwisselen zodat ook andere melkkanalen geleegd worden • Bij voorkeur de pijnlijke borst als eerste aanbieden; als dit niet lukt dan tot de toeschietreflex aan de andere borst leggen en daarna wisselen • Vermijd een knellende bh, kleding of het indrukken van de borst tijdens het voeden • Doe het verder rustig aan, ga zo vaak mogelijk in bed liggen. • Neem zo nodig een pijnstiller
6.5 Borstontsteking Door belemmering van de melkstroom loopt de druk in een deel van de borst hoog op en lekt de melk weg naar het omliggende weefsel. Hierdoor ontstaat er een ontstekingsreactie. Een borstontsteking kan ook ontstaan door factoren van buitenaf (bacteriën). Oorzaken De belangrijkste oorzaak is onvoldoende doorstroming van de melk ten gevolge van: • Als stuwing of een verstopt melk kanaaltje niet goed behandeld wordt. • Als u minder frequent, onregelmatig of in een strak schema voedt. • Als u geen nachtvoedingen meer geeft. • Als u te kort voedt. • Als er een fopspeen overmatig wordt gebruikt. • Wanneer uw kind niet goed aan de borst ligt of een slechte zuigtechniek heeft. • Knellende kleding of beugel-BH Ook kan het veroorzaakt worden door: • Pijnlijke tepels en tepelkloven. • (Oud) trauma en/of eerdere operatie aan de borst. • Verminderde weerstand door: • een slechte gezondheidstoestand • oververmoeidheid; • stress • spruw 25
Verschijnselen • Meestal begint het plotseling. • Er zijn een of meer pijnlijke harde, warme, rode plekken in de borst, ook na een voeding. • De aangedane borst kan mogelijk minder melk aanmaken. • U voelt zich vaak grieperig met hoofdpijn en spierpijn. • U heeft koorts, hoger dan 38.4 graden. • Uw kind kan de borst weigeren de melk zouter van smaak is. Adviezen • Doorgaan met het geven van borstvoeding is in deze situatie het beste. Als de melk niet doorstroomt, kunnen de klachten verergeren. • Vaak voeden; minimaal 8-12 voedingen per 24 uur waarvan minimaal 1 voeding ’s nachts. • Neem in ieder geval 24 uur bedrust. • Zorg dat u voldoende drinkt in verband met de koorts. • Zorg ervoor dat uw kind goed aan de borst ligt. Leeg de borst liever met een kind aan de borst dan met een kolfapparaat; een kind leegt de borst effectiever. • Wanneer uw kind de borst weigert, moet u starten met kolven. • Bij voorkeur de pijnlijke borst als eerste aanbieden; als dit niet lukt dan tot de toeschietreflex aan de andere borst leggen en daarna wisselen. 26
• U kunt de doorstroom bevorderen door het toepassen van warmte voorafgaand aan een voeding (warme kompressen, dompelbad of douche); • U kunt de borst voor en tijdens de voeding zacht masseren in de richting van de tepel. • U kunt voedingshoudingen afwisselen zodat ook andere melkkanalen geleegd worden. • Gebruik bij voorkeur zoogkompressen van katoen en verschoon deze na elke voeding. • Vermijd een knellende bh, kleding of het indrukken van de borst tijdens het voeden. • Neem zo nodig een pijnstiller. • Zorg voor goede hygiëne: - was uw handen voor en na het voeden. - was uw borsten zonder zeep eenmaal per dag. - kook de eventueel gebruikte borstvoedingshulpmiddelen dagelijks uit. - Uw kind mag gewoon de moedermelk krijgen; hij krijgt antistoffen tegen eventuele bacteriën via de moedermelk.
6.6 Spruw Spruw is een schimmelinfectie (Candidiasis) die vaginaal en/of in de borst problemen kan geven. Bij uw kind kan het rond de anus en in het mondje optreden. Spruw wordt veroorzaakt door een Candida, een onschuldige schimmel die in een vochtige en warme omgeving goed gedijt. Besmetting kan plaatsvinden tijdens de geboorte (in het geboortekanaal), waarna de tepel door het drinken aan de borst geïnfecteerd kan worden. De infectie kan echter ook overgebracht worden door anderen via handen, spenen, speelgoed, zoogkompressen en seksueel contact. Risicofactoren zijn onder andere: • verminderde weerstand • antibiotica gebruik • (zwangerschaps-) diabetes Verschijnselen bij u U kunt een schimmelinfectie hebben zonder zichtbare of duidelijk voelbare symptomen vooral in een vroeg stadium. Meestal is er sprake van een of meerdere van onderstaande symptomen: • Ernstige jeuk, overgaand in brandende en/of stekende pijn die vanuit de tepel uitstraalt door de borst en vaak lang na de voeding aanhoudt. • De pijn is er tijdens en na het drinken meestal het hevigst tijdens
het toeschieten van de melk. • Tepels kunnen er rozerood of paarsig uitzien en kunnen een glad, gespannen en soms glanzend, schilferig en opgezet aspect hebben. • Tepelkloven die slecht genezen. • Een andere aanlegtechniek verhelpt de pijn niet. Deze verschijnselen kunnen ook optreden na een periode van probleemloos voeden. Verschijnselen bij uw kind Een kind met spruw heeft meestal een of meer van onderstaande symptomen, soms zijn deze niet zichtbaar en moet uit het gedrag van uw kind en symptomen bij u duidelijk worden dat er sprake is van spruw. • Er zijn witte kwarkachtige plekken zichtbaar op het mondslijmvlies, de tong en de lippen. In tegenstelling tot moedermelk kan deze aanslag niet weggeveegd worden. • Soms is er sprake van een iets gezwollen, bleke tong of een parelmoerglans op de tong. • Het mondslijmvlies kan roder zijn; blaasjes in de mond en/of de lippen. • Uw kind heeft waarschijnlijk pijn of jeuk waardoor hij slechter kan gaan drinken en onrustig is aan de borst (laat steeds los of weigert). Soms maakt hij klakkende geluiden. • Uw kind is huilerig en lijkt last te hebben van darmkrampen. 27
• Er kan sprake zijn van een hardnekkige, pijnlijke luieruitslag (duidelijk begrensde, helderrode plekken met een kronkelende rand of meer kleine solitaire plekjes). • Er kan ook rode uitslag voorkomen in de huidplooien, in bijvoorbeeld oksel of liezen. Adviezen • Bij de behandeling van spruw is het heel belangrijk dat u als uw kind tegelijkertijd behandeld worden, zelfs als maar één van u klachten heeft. Dit om een nieuwe besmetting te voorkomen. • Na de voeding de tepel en tepelhof reinigen met gekookt en afgekoeld water (geen druppel moedermelk in dit geval), aan de lucht laten drogen en dun de voorgeschreven crème erop smeren. Ook het mondje van uw kind schoonmaken en insmeren. • U moet de kuur afmaken en doorgaan tot 2 weken nadat de klachten verdwenen zijn. • Zo lang als er spruw is, mag u de moedermelk niet bewaren of invriezen. • De gebruikte kolven, flessen en spenen moeten dagelijks 10 minuten uitgekookt worden. • Was uw handen na het verschonen van een luier en het gebruik van het toilet.
28
• Vervang uw zoogkompressen na iedere voeding, trek dagelijks een schone bh aan. • Doe alle washandjes en handdoeken na gebruik in de was.
7. De meest voorkomende problemen bij het kind 7.1 Het slaperige kind Sommige kinderen tonen weinig belangstelling in de borstvoeding en blijven doorslapen. De eerste 24 uur is dit normaal, de dagen daarna moeten deze kinderen tijdens hun lichte slaap worden gewekt zodat zij tenminste 7-8 voedingen per 24 uur krijgen. Aanhoudende slaperigheid verstoort het optimale voedingsproces: het kind drinkt minder vaak en effectief waardoor de melkproductie afneemt of niet goed op gang komt. Ook wordt het kind door onvoldoende intake juist slaperig, en verliest het energie, wat tot gevolg heeft dat het kind niet goed kan drinken. Oorzaken • Gecompliceerde bevalling, kunstverlossing; • U heef, tijdens de bevalling, medicijnen gebruikt; • U heeft in de zwangerschap medicijnen, veel alcohol of drugs gebruikt; • Uw kind is ziek (infectie, hyperbilirubinemie); • Er is sprake van lichamelijke afwijkingen bij uw kind (Downsyndroom, hartafwijking, etc); • Uw kind is prematuur geboren; • Uw kind is dysmatuur (te klein)
• • • •
geboren. Uw kind krijgt onvoldoende voeding binnen. Uw kind heeft een laag bloedsuikergehalte. Er is sprake van een te warme omgevingstemperatuur. Er zijn te veel prikkels vanuit de omgeving.
Adviezen • Zorg ervoor dat uw kind het niet te warm heeft, kleed uw kind eventueel uit of doe hem minder kleren aan. • Pas de voedingshouding aan zodat uw kind enigszins rechtop zit. • Pas huid-op-huidcontact toe om de aangeboren voedingsreflexen en –instincten te stimuleren. • Leg uw kind aan bij de vroege voedingssignalen, ook als uw kind nog licht slaapt. • Wek uw kind in ieder geval elke 3 uur. • Vermijd onnodige handelingen (badje, luier verschonen) voorafgaand aan de voeding, uw kind heeft zijn energie nodig om te drinken. U kunt wel de luier verschonen wanneer uw kind klaar is met de eerste borst. • Masseer uw borsten voorafgaand aan een voeding om de toeschietreflex alvast op te wekken en pas borstcompressie toe (helpt de doorstroom te bevorderen). 29
• Wissel van borst zodra uw kind niet goed meer drinkt. • Masseer de handjes of voetjes van uw kind of wrijf over zijn rug. • Totdat uw kind weer actief is aan de borst is het advies om na te kolven of extra te kolven om de productie op gang te brengen of op gang te houden. 7.2 Het weigeren van de borst Hiermee bedoelen we dat uw kind gedurende meerdere voedingen weigert te drinken en hiermee ongelukkig is. Dit kan in elke borstvoedingsfase ontstaan.
•
•
•
•
• •
Oorzaken • Aangeboren afwijkingen, bijvoorbeeld anatomische afwijkingen aan mond of kaak en/of het ontbreken van bepaalde reflexen. • Verkeerd of nog niet voldoende aangeleerde zuigtechniek, bijvoorbeeld door het gebruik van een speen, een tepelhoedje, vinger of het zuigen van uw kind op zijn handje. • Moeizame bevalling met medische ingrepen en/of moeizame start na de bevalling. • Traumatische ervaring in het mondje van uw kind door bijvoorbeeld uitzuigen of sondevoeding. • Moeheid en slaperigheid ten 30
• • •
gevolge van pijnstilling tijdens de bevalling; Uw kind is niet binnen 1 uur aangelegd en de eerste voedingen verliepen niet goed. Moeilijk vast te pakken tepel (ingetrokken/vlak, stuwing, groot/ klein, korte tongriem). Niet goed aangelegd zijn, het kost hem veel moeite melk uit de borst te krijgen; Uw kind verzet zich doordat het dwangmatig aangelegd wordt (duwen tegen het achterhoofd). Een trage melkstroom bij een trage toeschietreflex. Pijn bij het drinken, bijvoorbeeld ten gevolge van spruw, verstopte neus, neus-, oor-, of keelpijn, doorkomen van tanden of na een vaccinatie. Vreemde of andere smaak van de borstvoeding. U ruikt anders doordat u andere parfum of zeep heeft gebruikt. Stress bij u.
Adviezen • Kalmeer uw kind eerst voordat u hem aan de borst legt. • Leg uw kind aan als het nog slaapt (ongeveer een half uur voordat hij waarschijnlijk hongerig wakker zou worden). • Leg uw kind huid-op-huid bij u neer en laat hem zelf op zoek naar de borst gaan.
• Zorg dat er een druppel moedermelk op de tepel ligt voor de smaak. • Kolf alvast om de toeschietreflex op te wekken. • Gebruik zo nodig oxytocine neusspray (op recept verkrijgbaar). • Zorg voor een rustige, ontspannen omgeving en dat u comfortabel zit. • Als uw kind een tijdje niet aan de borst wil, is kolven noodzakelijk. U kunt de afgekolfde moedermelk met behulp van een alternatieve voedingsmethode geven. Soms is er veel geduld en doorzettingsvermogen nodig om uw kind over te halen weer aan de borst te drinken. U kunt een lactatiekundige raadplegen. Zij kan u eventueel adviseren tijdelijk een tepelhoedje te gebruiken. 7.3 Het steeds loslaten van de borst De oorzaak van dit gedrag is vaak te vinden in de manier van aanleggen. Oorzaken • Uw kind kan niet gemakkelijk bij de borst. • Uw kind ligt met zijn hoofd opzij gedraaid en kan daardoor niet goed slikken. • Uw kind heeft geen grip op de borst en krijgt onvoldoende voeding omdat hij geen grote hap heeft genomen. • Omdat u de borst met uw vinger een beetje indrukt, komt de tepel voorin
de mond te zitten en heeft uw kind niet voldoende grip. Andere oorzaken • Problemen met de tong: verkeerd tonggebruik (tepel wordt naar buiten gewerkt), korte tongriem, pijnlijke tong ten gevolge van spruw. • Uw kind protesteert tegen een te trage of juiste te krachtige toeschietreflex. • Uw kind ervaart onvoldoende houvast ten gevolge van stuwing of wanneer er sprake is van een vlakke of ingetrokken tepel. • Uw kind heeft pijn ten gevolge van geboortetrauma, darmkrampen, oorpijn, keelpijn of na vaccinatie. • Uw kind heeft een verstopte neus en is afhankelijk van ademhaling door de neus tijdens het drinken aan de borst. • Uw kind is kieskeurig: hij reageert op zalf op uw tepels, op veranderde lichaamsgeur van u, andere smaak van de moedermelk of op tijdelijk teruglopen in melkproductie.
31
Adviezen • Let erop dat uw kind goed is aangelegd en vermijd het indrukken van de borst met de vinger. Als het neusje teveel in de borst ligt, kunt u dit corrigeren door uw kind ter hoogte van de billen dichter naar u toe te halen. • In het geval van problemen met de tong: oefen aan een niet gespannen borst, leer uw kind zijn tong onder de tepelhof te houden (wachten tot mond wijd open is, lippen kietelen, zachtjes tegen de kin drukken), bij een korte tongriem eventueel klieven overwegen. • In het geval van een trage toeschietreflex: pas warmte toe voorafgaand aan een voeding, zorg voor ontspannen houding en let op de aanlegtechniek. • Bij een krachtige toeschietreflex: de eerste spanning van de borst afkolven en voedingshouding veranderen (bijvoorbeeld rechtop zittend). • In het geval van weinig houvast door stuwing en vlakke of ingetrokken tepels: de tepelhof voorzichtig leeg masseren of kort afkolven, de borst met de hand ondersteunen of vormen zodat deze makkelijker te pakken is, indien niets anders werkt een tepelhoed overwegen. • In het geval van een verstopte neus: zoutdruppels voor de voeding in het 32
neusje druppelen. • In het geval van pijn: andere voedingshouding overwegen. • In het geval van tijdelijk teruglopen van de melkproductie: vaker en in wisselende houdingen aanleggen. 7.4 Darmkrampen Een darmkramp is het plotseling samentrekken van de darm wat gepaard gaat met pijn. Darmkrampen komen zowel bij borst- als bij flesvoeding voor. Oorzaken (een combinatie van): • Onrijpheid van de darmen; • Koemelkallergie; • Relatief te hoog aanbod van lactose door: - Veel moedermelk. - Te korte voedingstijd waardoor uw kind relatief weinig vette melk binnenkrijgt. - Voeden op de klok in plaats van eerste de eerste borst goed leeg te laten drinken alvorens de tweede aan te bieden. - Veel lucht binnenkrijgt ten gevolge van niet goed aangelegd zijn, een slordige drinktechniek of veel huilen. - Teveel prikkels ten gevolge van een onrustige omgeving. - Roken.
Verschijnselen • Huilen; hoog gekrijs/gehuil. • Gefronst voorhoofd. • Opgetrokken beentjes, trappelen met de beentjes, zwaaien met de armpjes. • Soms heeft uw kind een opgezet buikje en/of winderigheid door gasvorming. • Soms is de ontlasting groen, dun en schuimig (bij teveel lactoseaanbod). • Uw kind is moeilijk te troosten. • Veel zuigbehoefte. Adviezen • Veel huid-op-huidcontact dit geeft een gevoel van geborgenheid onder andere wordt het buikje van uw kind lekker warm. • Wrijf over de rug of de buik van uw kind; • Laat uw kind goed boeren. Als uw kind gulzig of slordig drinkt, ook halverwege de voeding laten boeren; • Doe uw kindje in bad (ontspanning); • Op de buik op de onderarm dragen, vindt een kind vaak lekker.
33
8. Meer informatie U kunt voor, tijdens of na uw ziekenhuisopname terecht bij verschillende borstvoedingsverenigingen (zie onderstaande adressen). Verspreid door het land organiseren Vereniging Borstvoeding Natuurlijk (VBN) en La Leche League (LLL) informatiebijeenkomsten voor zwangeren en voedende moeders. Beide verenigingen draaien volledig op (geschoolde) vrijwilligers. Alle leidsters hebben zelf ruime ervaring met het geven van borstvoeding. Beide verenigingen hebben verschillende informatiefolders uitgegeven. Vereniging Borstvoeding Natuurlijk Postbus 119, 3960 BC Wijk bij Duurstede (0343) 57 66 26 www.borstvoedingnatuurlijk.nl Borstvoedingorganisatie La Leche League Stichting La Leche League Nederland Postbus 212, 4300 AE Zierikzee (0111) 41 31 89 www.lalecheleague.nl
34
Stichting Zorg voor Borstvoeding Postbus 2047, 2930 AA Krimpen a/d Lek (0343) 59 13 19 www.zorgvoorborstvoeding.nl Voor een lactatiekundige bij u in de buurt: Nederlandse Vereniging van Lactatiekundigen Postbus 1444, 1300 BK Almere www.nvlborstvoeding.nl
[email protected] Overige interessante internetsites: www.borstvoeding.com www.voedingscentrum.nl Literatuur Borstvoeding door Mary Broekhuijsen, Stefan Kleintjes
Vragen? Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen over borstvoeding, neem dan contact op met de lactatiekundige van de afdeling Verloskunde. Deze is bereikbaar op maandag, woensdag, donderdag en vrijdag via
[email protected] of via (020) 599 30 09 Antoinette van Geemen, Leonie van Rutten of Karlijn Moes zijn de lactatiekundigen van het OLVG. Zij geven voorlichting aan (aanstaande) moeders en ondersteunen bij borstvoeding. Ook geven zij scholing aan medewerkers werkzaam op de kinder-, kraam-, en couveuse-afdeling.
Tot slot Alle medewerkers van de afdelingen Verloskunde, Neonatologie en de afdeling kindergeneeskunde in het OLVG wensen u een plezierige kraamperiode, en uw kind de beste start met borstvoeding!
35
onze lieve vrouwe gasthuis postbus 95500 1090 hm amsterdam (020) 599 91 11 www.olvg.nl algemene voorwaarden, kijk op www.olvg.nl/algemene_voorwaarden klacht of opmerking, ga naar www.olvg.nl/klacht
Redactie en uitgave Marketing en Communicatie april 2014/verloskunde/301-1027/2013622