Project wonen-zorg-dienstverlening 2015
Informatiepakket woonservicewijken Stuurgroep wonen-zorg-dienstverlening
Op weg naar een samenhangend aanbod Het College van Burgemeester & Wethouders van Amsterdam heeft in 2002 besloten op stedelijk niveau de belangrijkste partijen op het gebied van wonen, zorg en dienstverlening bij elkaar te brengen met als doel een samenhangend aanbod te realiseren. Vervolgens is de Stedelijke Stuurgroep wonen-zorg-dienstverlening opgericht die de samenwerking tussen de betrokken partijen stimuleert en ondersteunt. In deze Stuurgroep zijn naast de gemeente Amsterdam ook aanbieders van zorg en dienstverlening, de Amsterdamse woningcorporaties, het zorgkantoor en huurders- en cliëntenorganisaties vertegenwoordigd. In 2005 heeft de Stuurgroep het opstellen van een kader voor woonservicewijken tot één van haar speerpunten gekozen. Omdat op verschillende plaatsen in de stad initiatieven en projecten van de grond komen voor het opzetten van woonservicewijken, heeft de Stuurgroep een informatiepakket ontwikkeld voor stadsdelen, corporaties en andere belanghebbenden. Daardoor hoeft het wiel hopelijk maar één keer uitgevonden te worden.
Inhoud informatiepakket Deze publicatie bestaat uit drie inhoudelijke delen en een gedeelte dat als naslagwerk kan dienen. De delen zijn zo geschreven dat ze afzonderlijk gelezen kunnen worden. In het eerste deel, het Beleidskader, wordt de context van het werken aan woonservicewijken geschetst. Wat gebeurt er in Amsterdam aan het combineren van wonen, zorg en dienstverlening? Welke visie ligt daaraan ten grondslag? Voor welke opgaven staat Amsterdam wat betreft wonen, demografische ontwikkelingen en nieuwe wetgeving? In het tweede deel, de Kengetallen woonservicewijken, staan de operationele kaders voor het werken aan woonservicewijken. Het gaat daarbij om de vraag wat er nodig is op het gebied van woningen, woonomgeving en voorzieningen om woonservicewijken te kunnen ontwikkelen. Omdat in ieder stadsdeel andere kansen, wensen en mogelijkheden liggen, heeft Amsterdam uitdrukkelijk niet gekozen voor het maken van een blauwdruk voor woonservicewijken, Wel is, gezien de grote hoeveelheid kengetallen, scenario’s en modellen op het terrein van wonen, zorg en dienstverlening, een selectie gemaakt waardoor het eenvoudiger wordt inzicht te krijgen in de situatie per stadsdeel. Het derde deel gaat over het Ontwikkelingsproces dat nodig is om geslaagde woonservicewijken te realiseren. Hoe pak je het aan, welke partijen betrek je erbij, hoe verzamel je de benodigde informatie over woningen en voorzieningen en hoe organiseer je een goede overlegstructuur? Tot slot is in het deel 4, Achtergrondinformatie, een gerubriceerd overzicht te vinden van relevante naslagwerken. Deze informatie is bedoeld voor mensen die zich verder willen verdiepen in een onderdeel of aspect van de ontwikkeling van een woonservicewijk of die op zoek zijn naar inspirerende voorbeelden. Dit deel eindigt met een lijst met definities van termen die in dit verband veel gebruikt worden en met relevante adressen.
Meer informatie en concrete ondersteuning Voor vragen over dit informatiepakket kunt u contact opnemen met de projectleider wonen-zorg-dienstverlening, Welmoet Spreij, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, telefoon 020-552 2848, e-mail:
[email protected]. Wanneer u vragen of problemen hebt bij het realiseren van concrete projecten, kunt u contact opnemen met het Aanjaagteam wonen-zorg-dienstverlening. De stuurgroep heeft dit Aanjaagteam opgezet om de uitvoering van het beleid op het terrein van wonen-zorg-dienstverlening te intensiveren en een impuls te geven aan het gelijknamige stedelijk project. Het team stimuleert, spoort knelpunten op, geeft advies en zoekt oplossingen. Het Aanjaagteam is een samenwerkingsverband van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling en de Dienst Wonen van de gemeente Amsterdam en Agis Zorgkantoor/Zorgverzekeringen. Het secretariaat van het Aanjaagteam is te bereiken op telefoonnummer 020-552 3888. E-mail:
[email protected] Meer informatie over het Project wonen-zorg-dienstverlening 2015 is te vinden op de website www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl ■ 3
Inhoud 1 Beleidskader
5
Stedelijk Project wonen-zorg-dienstverlening 2015 Nota’s, regelingen en wetten
2 Kengetallen woonservicewijken
9
Kengetallen De woningvoorraad De woonomgeving De voorzieningen Kansen benutten
3 Het ontwikkelingsproces
15
Omschrijving van het project De partijen De regie Samenwerking en overleg De aanpak van het proces Draagvlak en betrokkenheid behouden Adviezen voor de procesarchitectuur samengevat
4 Achtergrondinformatie Naslagwerken Adressen Begrippen en definities
4
■
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
18
1
Beleidskader
Voor het ontwikkelen van woonservicewijken is het belangrijk dat de betrokken partijen op de hoogte zijn van de beleidsmatige context waarin het initiatief plaatsvindt. Welke uitgangspunten hanteert de gemeente Amsterdam voor het combineren van wonen, zorg en dienstverlening? Hoe werken de partijen die betrokken zijn bij de Stuurgroep wonen-zorg-dienstverlening op stedelijk niveau aan deze ontwikkeling? En wat zijn de belangrijkste regelingen, wetten en nota’s waarmee partijen te maken hebben op de gebieden wonen, zorg en welzijn, of dienstverlening? Centraal uitgangspunt voor het ontwikkelen van woonservicewijken is dat steeds meer mensen met een fysieke, verstandelijke of psychische beperking de behoefte hebben zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Om intensieve zorg in de thuissituatie te kunnen realiseren maakt de zorgsector een omslag van intramurale voorzieningen naar nieuwe vormen van wonen in wijken en buurten met voorzieningen op het gebied van zorg, welzijn en dienstverlening dichtbij huis. Dit proces wordt ook wel de extramuralisering of de vermaatschappelijking van de zorg genoemd. Als gevolg van de vergrijzing en de vermaatschappelijking neemt de vraag naar de combinatie van voorzieningen op het gebied van wonen, zorg, welzijn en dienstverlening in snel tempo toe. Door wijzigingen in de financiering van de zorg die met de vermaatschappelijking gepaard gaan, verandert de rol van de gemeente en de burgers op deze gebieden. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) maakt gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning die burgers nodig hebben om in de samenleving te kunnen participeren. Gemeenten krijgen een regiefunctie in het realiseren van voorzieningen op het terrein van wonen, zorg en dienstverlening.
Stedelijk Project wonen-zorg-dienstverlening 2015 In de Stedelijke Stuurgroep wonen-zorg-dienstverlening zitten, naast de gemeente in de vorm van de stadsdelen, de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling en de Dienst Wonen, vertegenwoordigers van Agis Zorgverzekeringen/ Zorgkantoor, de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties (AFW), de Samenwerkende Instellingen in de Gezondheidszorg in de Regio Amsterdam (SIGRA), de Huurdersvereniging Amsterdam, de ABCZ (Amsterdamse bundeling cliënten in de zorg) en DiMaDi/OSA (Directeuren maatschappelijke dienstverlening/Ondernemerskring sociale sector Amsterdam).
Doel De doelstelling van de Stuurgroep luidt: Het tot stand brengen van een samenhangend, vraaggericht aanbod op het gebied van wonen, zorg en dienstverlening door het op elkaar afstemmen van de benodigde inspanningen van de betrokken partijen. Om mensen met een zorgvraag zo lang mogelijk thuis te kunnen laten wonen is het nodig in Amsterdam een coherent aanbod te realiseren. Dat houdt in dat het aanbod moet bestaan uit: ■ (aangepaste) woningen die geschikt zijn voor mensen met een zorgvraag ■ voorzieningen voor 24-uurs zorg, zorg op afroep en zorg op afspraak ■ goede welzijnsdiensten voor ondersteuning bij het dagelijks functioneren en sociale participatie ■ een veilige wijk met sociale cohesie, toegankelijke winkels en openbaar vervoer. Wat deze vier punten exact inhouden, ook in kwantitatief opzicht, komt aan bod in deel 2, de Kengetallen woonservicewijken.
Concept woonservicewijken Een van de prioriteiten van de Stuurgroep in 2005 was het uitwerken van bovenstaande punten tot een concept voor woonservicewijken dat past bij Amsterdam en rekening houdt met de verschillen binnen de stad. Omdat het streven is ervoor te zorgen dat mensen met een zorgvraag zo gewoon mogelijk kunnen wonen met de nodige voorzieningen binnen hun bereik, was de mate van concentratie een belangrijk aandachtspunt bij het ontwikkelen van het concept. We willen voorkomen dat een woonservicewijk door een overconcentratie van zorgvragers het beeld gaat oproepen van een ‘zorgelijke’ wijk.
Gebieds- en vraaggerichte aanpak Voor het realiseren van een samenhangend aanbod op het gebied van wonen, zorg, en dienstverlening heeft de Stuurgroep een gebiedsgerichte aanpak gekozen. Dat biedt mogelijkheden om rekening te houden met de kwaliteit en leefbaarheid van wijken, en tevens aan te sluiten bij het beleid om meer vraaggericht te werken.
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl ■ 5
In een gebiedsgerichte aanpak maken verschillende partijen afspraken over het aanbod dat zij in een bepaald gebied realiseren. Dat vraagt vaak een andere benadering van betrokken organisaties omdat zij meestal niet gewend zijn om gebiedsgericht te werken. Zo worden bijvoorbeeld in de zorg productieafpraken gemaakt die niet gebiedsgebonden zijn. In een gebiedsgerichte planning zullen alle betrokken partijen, met ieder hun eigen verantwoordelijkheid, gezamenlijk moeten opereren. Het stadsdeel is de aangewezen partij om in dat proces de regie te voeren, vooral als het gaat om het bij elkaar brengen van corporaties, aanbieders zorg en welzijn en de afdelingen wonen, welzijn en openbare ruimte van het stadsdeel. In deel 3 over het ontwikkelingsproces wordt hier uitgebreid op ingegaan.
Woonservicewijken Om rekening te kunnen houden met de verschillen binnen de stad, heeft de Stuurgroep er voor gekozen geen stedelijk model te ontwikkelen, maar wel een centraal begrip te introduceren: woonservicewijk. Een woonservicewijk is een gebied van ongeveer 10.000 inwoners waarin mensen met een fysieke, verstandelijke of psychische beperking zelfstandig kunnen wonen omdat er voorzieningen zijn op het gebied van wonen, zorg en welzijn die zij op maat kunnen afnemen. Alle andere wijkbewoners kunnen ook gebruik maken van die voorzieningen, bijvoorbeeld op het gebied van maaltijden of huishoudelijke diensten. Te denken valt daarbij aan bewoners die mantelzorg met arbeid combineren. In de organisatie van deze voorzieningen staat de vraag van de klant centraal. Uitgangspunt is dat in de hele stad mensen zelfstandig kunnen blijven wonen. Maar omdat niet overal intensieve zorg aan huis georganiseerd kan worden, is het nuttig om binnen woonservicewijken clusters van voorzieningen te realiseren voor mensen die 24 uur per dag van zorg afhankelijk zijn of zorg op afroep nodig hebben. De kern van een cluster is meestal een zorgsteunpunt met een eerstelijns dienstencentrum. Daaromheen staan vormen van beschermd en verzorgd wonen temidden van ‘gewone’ woningen. Wanneer mensen tijdelijk niet voor zichzelf kunnen zorgen, is in heel Amsterdam opvang in de eigen woning meestal goed te organiseren of kan een tijdelijke opname in een ziekenboeg gerealiseerd worden. Bij een langdurige behoefte aan zorg op afroep, of wanneer mensen minder in staat zijn de eigen regie over het leven te voeren, ligt verhuizing naar de omgeving van een voorzieningencluster in de rede.
Nota’s, regelingen en wetten Voor de ontwikkeling van woonservicewijken zijn de gegevens uit verschillende stedelijke nota’s relevant, en gelden diverse wetten en regelingen. Het gaat achtereenvolgens om: de Kwantitatieve Woonopgave, de Grote Vereenvoudiging in de planning van ruimtelijke projecten, de woonruimteverdeling en ontwikkelingen in de zorg, waaronder de afbouw van de meerpersoonskamers en de Wmo.
De Kwantitatieve Woonopgave In opdracht van de Stuurgroep wonen-zorg-dienstverlening, is op basis van het Rigo-rapport Woonzorgarragementen 2015 uit 2003 een kwantitatieve stedelijke opgave voor specifieke woonvormen berekend. Het Rigo heeft in kaart gebracht hoeveel zorgbehoevenden er in 2015 in Amsterdam zullen wonen en welke passende woonzorgarrangementen voor hen noodzakelijk zijn. Vervolgens is berekend wat dit betekent tot 2030. Bij de uitwerking van de Woonopgave is de Stuurgroep uitgegaan van het maximale extramuraliseringscenario met behoud van het aantal verpleeghuisplaatsen waartoe B&W van Amsterdam in november 2004 besloten heeft. Dit betekent dat enerzijds maximaal gebouwd wordt om zelfstandig wonen met zorg mogelijk te maken, maar dat tegelijkertijd voor mensen met een zeer intensieve zorgvraag de verpleeghuiscapaciteit van zo’n 3.100 plaatsen blijft bestaan. Daarentegen zal de capaciteit van verzorgingshuizen in Amsterdam worden afgebouwd, op voorwaarde dat er voldoende extramurale woonvormen in combinatie met voldoende zorg en dienstverlening beschikbaar zijn. De ontwikkelingen in de capaciteit van de intramurale en extramurale sector zijn als het ware communicerende vaten. De Woonopgave voor Amsterdam laat zien wat er in 2015 nodig is en wat er op dit moment aanwezig is aan doelgroepwoningen. Op basis van die gegevens is de jaarlijkse woonopgave berekend. Deze is stedelijk vastgesteld en verwerkt in de Woonvisie Amsterdam (2005). In deze Woonvisie worden doelgroepwoningen onderscheiden. Voor twee soorten doelgroepwoningen zijn specifieke woonopgaven vastgesteld: voor zorgwoningen en voor woningen voor grote gezinnen.
6
■
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
Op grond van de getallen uit de Woonopgave en de Woonvisie is berekend hoeveel zorgwoningen er gemiddeld in een Amsterdamse wijk met 10.000 woningen nodig zijn (zie deel 2, Kengetallen). De gegevens kunnen als referentiekader gebruikt worden bij het maken van plannen, maar ze zijn niet bedoeld als algemeen geldende richtlijn. De opgave in de verschillende stadsdelen hangt sterk af van de mogelijkheden die daar bestaan om te bouwen of de bestaande voorraad aan te passen.
Planvorming Sinds 1 januari 2006 komen woningbouwplannen in Amsterdam volgens een nieuwe werkwijze tot stand. Dit gebeurt in het kader van De Grote Vereenvoudiging (DGV). Uitgangspunt daarvan is dat de stadsdelen zeggenschap hebben over de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de woningbouwproductie, terwijl de centrale stad op stedelijk niveau de aantallen sociale huurwoningen en woningen voor speciale doelgroepen bepaalt en subsidieert. De stadsdelen kunnen daardoor invloed uitoefenen op gebiedsgerichte afspraken. Na drie jaar wordt deze nieuwe werkwijze geëvalueerd.
Stadsdelen Om tot realistische afspraken te komen, inventariseert de Dienst Wonen jaarlijks bij de stadsdelen welke behoefte aan nieuwe woningen zij hebben. Het is belangrijk dat bij het maken van die afspraken ook de welzijnsafdelingen van de stadsdelen betrokken zijn zodat de bouw van woningen en het aanbod van zorg- en welzijnsvoorzieningen op elkaar worden afgestemd. Daarnaast maken stadsdelen gebiedsgerichte afspraken met corporaties en andere partijen, onder andere over het realiseren van woonservicewijken.
Corporaties Het is de bedoeling dat de gemeente vanaf 2006 op stedelijk niveau bilaterale prestatieafspraken met corporaties maakt over het aantal te bouwen doelgroepwoningen in de sociale huursector. Eerder is al samen met de corporaties in de stadsdelen onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor het realiseren van Wonen in een Beschermde Omgeving, zogenaamde wibo-woningen, kortweg wibo’s genoemd. De stedelijke prestatieafspraken die vanaf 2006 gemaakt worden, gaan niet alleen over wibo’s, maar ook over rolstoelgeschikte woningen en groepswoningen. De Dienst Wonen inventariseert jaarlijks bij corporaties hoeveel doelgroepwoningen zij in hun plannen hebben. De aantallen van de stadsdelen en de corporaties worden naast elkaar gelegd en getoetst aan de stedelijke opgave. Zonodig vinden aanvullende gesprekken plaats. Vervolgens worden op stedelijk niveau prestatieafspraken met de individuele corporaties gemaakt. Jaarlijks brengt de Dienst Wonen van de gemeente Amsterdam met behulp van de Monitor wonen-zorg-dienstverlening in kaart hoeveel zorgwoningen stedelijk en per stadsdeel zijn gerealiseerd (zie deel 2).
De woonruimteverdeling Een ander beleidsinstrument dat gebruikt kan worden voor het realiseren van woonservicewijken is de woonruimteverdeling. Op dit moment bestaat er een aantal manieren om mensen met een zorgvraag te koppelen aan een voor hen geschikte woning. Mensen met een medische indicatie krijgen voorrang bij de bemiddeling via Woningnet. Daarnaast mag maximaal vijftig procent van de wibo’s worden toegewezen aan mensen met een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Bij de overige wibo’s hebben 65-plussers voorrang. Op IJburg en een aantal andere plekken in de stad krijgen woningen rond een zorgsteunpunt een speciaal ‘label’ voor mensen met een zorgvraag. Dat betekent dat die woningen gereserveerd worden voor mensen met een zorgvraag die zorg dichtbij huis nodig hebben. Omdat mensen met een zorgvraag in principe zelf voor woonruimte moeten zorgen, bekijkt de Dienst Wonen of de regels voor de woonruimteverdeling verder voor hen te verbeteren zijn. Het ‘labelen’ van woningen die specifiek bedoeld of geschikt zijn voor een bepaalde doelgroep, bijvoorbeeld omdat ze rond een zorgsteunpunt liggen, is daarvoor een van de mogelijkheden. Op Woningnet is dan te zien welke woningen voor mensen met een zorgvraag zijn gereserveerd.
De zorg Als grootste zorgverzekeraar en zorgkantoor in de regio is Agis op stedelijk niveau betrokken bij het extramuraliseringsbeleid en lid van de stedelijke stuurgroep. Agis ondersteunt de wens van mensen om zolang mogelijk in hun eigen woonomgeving te blijven wonen en ziet het als haar verantwoordelijkheid om binnen de geldende wettelijke kaders de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de noodzakelijke zorg in de woonomgeving te garanderen. Agis is voorstander van het ontwikkelen van woonvormen die aansluiten op de vermaatschappelij-
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl ■ 7
king en pleit daarbij voor een grote variëteit. De mogelijkheden die Agis heeft om in een bepaald gebied een bijdrage te leveren, worden echter begrensd door het aantal leden in dat gebied.
De keuze van zorgaanbieders Agis contracteert de meeste zorgaanbieders niet gebiedsgericht, maar stedelijk. Agis gaat uit van de keuzevrijheid van de cliënt. Dat heeft tot gevolg dat een zorgaanbieder zelf moet zorgen dat er voldoende draagvlak is voor de exploitatie van een zorgsteunpunt. Zeker bij zorg op afspraak kunnen cliënten in de omgeving van zo’n zorgsteunpunt er ook voor kiezen de zorg bij een andere zorgaanbieder af te nemen. In principe kunnen zorgaanbieders elkaar in een en dezelfde buurt beconcurreren, en dat gebeurt dan ook steeds meer. Dat ligt anders bij groepswoningen met 24-uurstoezicht. Agis is om logistieke redenen van plan voor een cluster van minimaal 24 bewoners één zorgaanbieder te contracteren, waarbij de keuze van de bewoners doorslaggevend is. Agis onderzoekt nog op welke wijze de zorg op afroep in een woonservicewijk het beste gegarandeerd kan worden, met name in de avond en nacht.
Intramurale verpleging en verzorging Landelijk is een proces in gang gezet om versneld het aantal meerpersoonskamers in verpleeghuizen te verminderen. Voor Amsterdam is een overzicht gemaakt van de ombouw die er in de sector Verpleging en Verzorging (V&V) tot 2015 plaatsvindt, gespecificeerd naar instelling en stadsdeel. Uit dit overzicht blijkt dat er nog een beperkt aantal plekken nodig is om de gewenste intramurale V&V-capaciteit te realiseren. Binnen de intramurale capaciteit maakt Agis ook afspraken over het aantal bedden dat beschikbaar is voor tijdelijke opname c.q. respijtzorg. Het gaat hierbij om stedelijke capaciteit. Tijdelijke opname in de eigen buurt heeft de voorkeur, maar kan niet altijd gerealiseerd worden.
Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning Voor het onderdeel welzijn en dienstverlening in de woonservicewijken is de aanstaande Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van grote betekenis. Doel van de Wmo is het mogelijk te maken en te bevorderen dat alle burgers kunnen participeren in de samenleving, ongeacht hun beperkingen. Gemeenten zullen daarvoor een samenhangend lokaal beleid op het gebied van wonen, welzijn en aanpalende beleidsterreinen moeten voeren. De wet wordt vanaf 2007 stapsgewijs ingevoerd. De Wmo is een kaderwet. Dat wil zeggen dat gemeenten binnen een richtinggevend wettelijk kader grote vrijheid krijgen om beleid te ontwikkelen en uit te voeren op het brede terrein van de maatschappelijke ondersteuning en het bevorderen van participatie. De huidige Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), de Welzijnswet, delen van de AWBZ zoals huishoudelijke hulp, en een aantal subsidieregelingen bijvoorbeeld ter ondersteuning van mantelzorg worden in de Wmo ondergebracht. B&W van Amsterdam en de stadsdelen hebben eind 2005 besluiten genomen over de invoering van de Wmo in Amsterdam. Zij hebben er voor gekozen per stadsdeel Wmo-programma’s op te stellen met ondersteuning van een stedelijk servicecentrum waarin ook de stedelijke taken, zoals de maatschappelijke opvang en de verslavingszorg, worden ondergebracht. In twee stadsdelen worden in 2006 gebiedsgerichte Wmo-pilots uitgevoerd. Het concept van woonservicewijken sluit goed aan op de gebiedsgerichte aanpak van de Wmo.
8
■
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
2
Kengetallen woonservicewijken
Het operationaliseren van plannen voor woonservicewijken staat of valt met de beschikbare gegevens over de bevolkingssamenstelling en de stand van zaken op het gebied van wonen, zorg, welzijn en dienstverlening. Daarom is het belangrijk vast te stellen op welke gegevens verschillende partijen zich baseren en welke kengetallen beschikbaar en bruikbaar zijn. Om vervolgens een samenhangend, vraaggericht aanbod op deze gebieden te realiseren, zijn instrumenten nodig die voldoende houvast geven, maar geen blauwdruk opleveren. De afgelopen jaren zijn er zowel landelijk als voor Amsterdam diverse modellen en scenario’s ontwikkeld, die kunnen helpen om vast te stellen wat de minimale voorzieningen moeten zijn op het gebied van wonen, zorg en dienstverlening, wil een wijk een woonservicewijk worden. ■ Met het oog op de te verwachten extramuralisering heeft de Stichting Architectenonderzoek Gebouwen Gezondheidszorg (STAGG) een model ontwikkeld. ■ Het Kenniscentrum Wonen-Zorg van Aedes en Arcares heeft verschillende landelijke scenario’s ontwikkeld. ■ Het RIGO heeft in opdracht van de gemeente voor Amsterdam de ontwikkelingen in kaart gebracht zodat de gemeente haar beleid kon baseren op de specifieke Amsterdamse leeftijdsopbouw en op de demografische ontwikkelingen.
Woonservicewijk De scenario’s en modellen die landelijk ontwikkeld zijn voor woonservicewijken, gaan uit van kengetallen voor een ‘modelwijk’ van 10.000 inwoners. Het STAGG-model geeft aan dat er per 10.000 inwoners voldoende draagvlak is voor het organiseren van wonen en meer of minder intensieve zorg. Dat draagvlak is gebaseerd op de volgende landelijke aannames over de zorgbehoefte per 10.00 inwoners: ■ Ongeveer 500 bewoners hebben een combinatie van wonen en zorg nodig. Het gaat hierbij om zorg op afspraak: planbare zorg die een hulpverlener op vooraf afgesproken tijden aan huis levert. ■ Ongeveer 60 bewoners hebben intensieve zorg nodig, waaronder hulp bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL). Het gaat hierbij om zorg op afroep: onplanbare zorg waarbij de cliënt het initiatief tot het inroepen van de zorg neemt. ■ Ongeveer 50 bewoners hebben zorg èn toezicht nodig, Het gaat hierbij om zorg met 24-uurs toezicht: zorg en begeleiding die direct gegeven kan worden omdat de hulpverlener toezicht houdt op de situatie van de cliënt. Wat er daadwerkelijk nodig is in een bepaalde wijk, hangt af van verschillende factoren, zoals de werkelijke samenstelling van de bevolking en de bestaande infrastructuur. Ook zijn de kansen en mogelijkheden voor ieder stadsdeel en voor iedere wijk anders. Dat geldt vooral de mogelijkheden tot nieuwbouw van woningen omdat die afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van bouwgrond. Afhankelijk van de bestaande voorzieningen heeft een woonservicewijk één of meerdere locaties nodig waarin buitengewone garanties gelden voor mensen die 24-uurszorg of zorg op afroep nodig hebben. Daarvoor is binnen loopafstand van deze mensen een zorgsteunpunt nodig dat 24 uur bezet is en binnen vijf tot vijftien minuten zorg kan verlenen. Afhankelijk van de ruimtelijke inrichting van de buurt is dat meestal mogelijk binnen een straal van 200 tot 300 meter rond een zorgsteunpunt. Zo’n zorgsteunpunt ligt idealiter midden in een woonbuurt. In Amsterdam staan in een woongebied binnen een straal van 200 meter gemiddeld 950 woningen. De variatie in dat aantal woningen is echter groot, want in een gebied met een straal van 200 meter liggen in Amsterdam tussen de 300 en 1.600 woningen.
Elementen van een woonservicewijk De drie elementen die samen de randvoorwaarden voor een goede woonservicewijk vormen zijn: ■ de woningvoorraad ■ de woonomgeving ■ de voorzieningen Zowel bestaande als nieuw te bouwen wijken moeten op deze drie punten aan minimumeisen voldoen. Op het eerste gezicht lijkt dat moeilijker te realiseren in een bestaande buurt dan in een nieuwe buurt. In een bestaande buurt staan al gebouwen, is er een historische gegroeide infrastructuur en zijn er al bewoners, ondernemers en andere betrokkenen. Dat heeft echter ook voordelen omdat in bestaande buurten ook al voorzieningen zijn.
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl ■ 9
Woonstichting De Key heeft in 2004 het Basismodel Woonservicebuurt ontwikkeld op basis van de gegevens en modellen van STAGG, Rigo en het Kenniscentrum Wonen-Zorg van Aedes en Arcares. De Key heeft dit model succesvol toegepast in het project ‘woonservicebuurt Czaar Peter’ in stadsdeel Centrum. Dit model geldt, met enkele verfijningen, als referentiekader voor de woonservicewijken in Amsterdam. De hierna geschetste kengetallen geven aan wat globaal nodig is om een woonservicewijk te ontwikkelen. In de praktijk zal de invulling van de woonservicewijk afhangen van de bevolkingsopbouw en de specifieke demografische ontwikkelingen in het betreffende gebied. Vanzelfsprekend zullen de partijen die voor die invulling zorgen, moeten aansluiten bij de voorzieningen die al in de wijk aanwezig zijn.
De woningvoorraad Zoals we in deel 1 hebben aangegeven, is de stedelijke Woonopgave wonen-zorg-dienstverlening richtinggevend voor het bepalen van de behoefte aan doelgroepwoningen in Amsterdam. In de Woonopgave staat de volgende inventarisatie van de behoefte aan doelgroepwoningen: Tabel 1: Specifieke (extramurale) woonvormen: behoefte, aanbod, opgave en plannen in Amsterdam Behoefte tot 2015
Voorraad
Tekort
Plannen
Restopgave
24-uurstoezicht/begeleiding (m.n. onzelfstandig geclusterde woningen: groepswoningen
2.150
440
1.710
700
1.010
Woningen met Zorg op afroep (waaronder wibo’s)
2.950
2.300
650
300
350
Rolstoelgeschikt (rowo)
1.400
825
575
400
175
Aanpasbaar geclusterd zelfstandige woningen (waaronder wibo’s)
5.250
3.200
2.050
1.400
650
8.300
4.700
9.000
Aanpasbaar individueel 13.000 (aanpasbaar gebouwde woningen)
Deze Woonopgave is als uitgangspunt genomen voor de nieuwbouwambities voor de komende jaren. In de concept-Woonvisie die de gemeente in 2005 heeft gepresenteerd, wordt uitgegaan van een productie van 1.200 sociale nieuwbouwwoningen per jaar, waarvan 500 nieuwe woningen voor wonen met zorg en 500 nieuwe grote woningen. Om in de behoefte te voorzien zijn daarnaast nog aanpassingen aan bestaande woningen nodig. Het gemeentebestuur moet de Woonvisie nog vaststellen. Een van de discussiepunten is in hoeverre de zorgwoningen ook in de bestaande bouw gerealiseerd kunnen worden.
Monitor In het kader van het Project wonen-zorg-dienstverlening 2015 is een instrument ontwikkeld om bij te houden hoeveel woningen van elk woningtype gerealiseerd zijn en welke zorg daarbij geleverd kan worden. Deze Monitor komt jaarlijks uit in een getalsmatige versie en in een visuele versie met geografische kaarten. Qua indeling gebruikt de Monitor dezelfde categorieën als de Woonopgave. Daarnaast wordt de informatie in de Monitor zo gegroepeerd dat duidelijk is:
10
■
■
Welke zorg kan in welke woning gegeven worden? Voor de Monitor wordt de informatie verzameld op het niveau van de woning. Omdat ook bekeken wordt waar zich steunpunten bevinden, is het mogelijk aan te geven in hoeveel woningen 24-uurstoezicht kan worden geboden. Dat is het geval als een woning binnen 50 meter van het zorgsteunpunt ligt. Ook kan worden bepaald in hoeveel woningen zorg op afroep mogelijk is. Dat is het geval binnen 200 meter van een zorgsteunpunt. In alle overige woningen kan zorg op afspraak worden gegeven.
■
In hoeverre zijn de woningen geclusterd en zijn ze zelfstandig of onzelfstandig? Geclusterde woningen zijn woningen die ruimtelijk bij elkaar gegroepeerd zijn met soms een gemeenschappelijke ruimte. De clustering biedt een gevoel van bescherming. Wibo’s zijn een vorm van geclusterd wonen. Geclusterde woningen kunnen zelfstandige of onzelfstandige woningen zijn. In geclusterde zelf-
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
standige woningen hebben de bewoners een eigen voordeur, in geclusterde onzelfstandige woningen is dat niet het geval. Geclusterde onzelfstandige woningen worden als groepswoning bewoond en hebben vaak 24-uurs toezicht.De Monitor houdt bij of een woning al dan niet geclusterd is en of het gaat om een zelfstandige of een onzelfstandige woning. ■
Hoe toegankelijk zijn de woningen? In de Woonopgave is sprake van rolstoelgeschikte woningen en aanpasbaar gebouwde woningen, die gebouwd zijn volgens de richtlijnen van aanpasbaar bouwen. Om in de behoefte te voorzien moeten ook bestaande woningen worden aangepast. In de praktijk blijkt het niet altijd mogelijk om de bestaande woningvoorraad zodanig aan te passen dat de woning voldoet aan de formele eisen van aanpasbaarheid. Dat komt bijvoorbeeld door het monumentale karakter van panden. Soms is het dan wel mogelijk de woning aantrekkelijker te maken voor ouderen door middel van ‘opplussen’. Maatregelen om een woning op te plussen zijn bijvoorbeeld drempels weghalen, verlichting aanbrengen, sloten geschikt maken voor gebruik van een seniorensleutel of pasje, beugels aanbrengen en afstapjes verwijderen. Om stadsdelen inzicht te geven in de mogelijkheden voor opplussen heeft de Monitor drie extra woningtypes opgenomen: nultredewoningen, aangepaste woningen en eentrapswoningen.Overigens geeft de mate van toegankelijkheid slechts een beperkte indicatie van de aantrekkelijkheid, met name voor ouderen. Factoren als sociale veiligheid en nabijheid van voorzieningen blijken voor ouderen een grotere rol in de aantrekkelijkheid te spelen dan de toegankelijkheid.
Amsterdamse kengetallen Wanneer het landelijke STAGG-model en de Amsterdamse Woonopgave gekoppeld worden, ontstaan Amsterdamse kengetallen voor de woningvoorraad in een Amsterdamse woonservicewijk van 10.000 inwoners. Zoals gezegd zijn deze kengetallen geschikt als planningsinstrument, maar mag niet te rigide met de cijfers worden omgesprongen. In de praktijk zal een woonservicewijk kleiner of groter zijn dan 10.000 inwoners. De dichtheden en bewonerssamenstelling verschillen enorm per buurt, net als de mogelijkheden om iets in de bestaande bouw te veranderen. De hierna genoemde kengetallen zullen in de praktijk dan ook omgerekend moeten worden naar het daadwerkelijke aantal inwoners van het betreffende gebied. Voor de berekening van de Amsterdamse kengetallen gaan we uit van een woonservicewijk van 10.000 inwonders en hanteren we het theoretische uitgangspunt dat de woonservicewijken evenredig over de hele stad verspreid zijn. Volgens de stedelijke Woonopgave is de prognose dat Amsterdam in 2015 780.000 inwoners heeft. De behoefte aan een woonservicewijk van 10.000 inwoners kan berekend worden door de stedelijke behoefte zoals geformuleerd in de Woonopgave opgave te delen door 78. Een wijk van 10.000 inwoners heeft gemiddeld 4.500 woningen. Tabel 2: Behoefte aan woonvormen voor mensen met een zorgvraag in Amsterdam per 2015 Stedelijk
Per 10.000 inwoners
% 4500 woningen
24-uurstoezicht/begeleiding (m.n. onzelfstandig geclusterde woningen: groepswoningen
2.150
28
0,6%
Zorg op afroep (wibo en anders)
2.950
38
0,8%
Rolstoelgeschikt (rowo)
1.400
18
0,4%
Aanpasbaar geclusterd (wibo’s)
5.750*
74
1,6%
Aanpasbaar individueel
13.000
167
3,7%
Nultrede,aangepast,1-traps **
26%
Toelichting * Het RIGO-rapport en de Woonopgave houden er geen rekening mee dat met name ouderen ook als zij nog geen zorgvraag hebben, graag geclusterd in wibo’s willen wonen. Als wel rekening wordt gehouden met deze behoefte, moet stedelijk worden uitgegaan van in totaal 8000 wibo’s. ** Deze categorie staat niet in de Woonopgave, maar is aan deze tabel toegevoegd omdat deze categorie in de Monitor wel wordt bijgehouden en relevant is voor het opplussen van woningen. Het genoemde percentage is gebaseerd op cijfers uit het landelijke STAGG-model.
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl ■ 11
Concentratie en spreiding Bij het scheiden van wonen en zorg is het uitgangspunt dat mensen zo lang mogelijk zo gewoon mogelijk blijven wonen. Mensen met een zorgvraag wonen daarom bij voorkeur verspreid over een wijk. Bij intensieve zorgvragen zoals 24 uurs-zorg en zorg op afroep is wel een concentratie van zorgwoningen noodzakelijk. De vraag is hoe de wens van spreiding en de noodzaak tot concentratie zich tot elkaar verhouden. Als er in een wijk van 10.000 inwoners één zorgsteunpunt wordt gerealiseerd, dan wonen daar volgens de hierboven genoemd Amsterdamse kengetallen minimaal 38 mensen met zorg op afroep. Vaak zijn de woningen die hiervoor geschikt zijn, gekoppeld aan een 24-uurs voorziening. Volgens de hierboven genoemde kengetallen gaat het daarbij om 28 woningen. In totaal is er dan behoefte aan 68 zorgwoningen in de omgeving van een zorgsteunpunt. In Amsterdam staan in een gebied met een straal van 200 meter gemiddeld 950 woningen, met een bandbreedte van 300 tot 1600 woningen. Als we uitgaan van de laagste dichtheid van 300 woningen, dan is het percentage zorgwoningen 22 procent. Bij een hogere dichtheid ligt dit percentage lager. Als het gaat om een wijk die groter is dan 10.000 inwoners, kan het percentage stijgen. Om te zorgen voor een goede balans tussen spreiding en concentratie geldt als vuistregel dat tussen circa 25 procent van de woningen rond een zorgsteunpunt bestemd is voor mensen met een meer dan gemiddelde zorgvraag.
De woonomgeving In een woonservicewijk is het belangrijk dat de woonomgeving toegankelijk en bereikbaar is. Toegankelijkheid houdt in dat in ieder geval de belangrijkste looproutes, die aansluiten op primaire voorzieningen, vrij van barrières zijn. Dat betekent dat er geen hoge stoepen zijn, dat er geen geparkeerde auto’s of reclameborden op de stoep staan en dat er voldoende rustpunten zijn. Goede parkeervoorzieningen en een halte voor het openbaar vervoer zijn essentieel voor een woonservicewijk. Verder moet de woonomgeving veilig zijn, zowel in de zin van de sociale veiligheid als van de verkeersveiligheid. Verkeersveiligheid kan worden bereikt met behulp van een 30-kilometerzone, met veilige oversteekplaatsen en met een duidelijke scheiding tussen stoep en straat.Sociale veiligheid kan bevorderd worden door het vermijden van donkere hoeken, doodlopende straten en door het bevorderen van sociale controle. Veiligheid kan nooit helemaal gegarandeerd worden, maar door te zorgen voor een goede inrichting van de openbare ruimte, bijvoorbeeld door goede verlichting, langzaam rijdend verkeer en veilige oversteekplaatsen, kan al een grote stap vooruit gemaakt worden en kan het gevoel van onveiligheid worden teruggedrongen. Tabel 3: Basiseisen voor de woonomgeving (De Key, 2004) Eis
Hoe
Omschrijving
Toegankelijk
Netwerk van looproutes
Barrièrevrij/markering slechtzienden Aansluiting op primaire voorzieningen en steunpunt
Veilig
Looproute naar steunpunt en naar halte openbaar vervoer
Barrièrevrij/markering slechtzienden
Verkeersveiligheid
30 km-zone op sommige plaatsen
Max. 500 meter vanaf nultredewoningen en rolstoel geschikte woningen
Veilige oversteekplaatsen Duidelijke scheiding stoep en straat Sociale veiligheid
Geen donkere hoeken Geen doodlopende straten Bevorderen sociale controle
12
■
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
De voorzieningen In een woonservicewijk is een aantal voorzieningen noodzakelijk. We maken een onderscheid in algemene en specifieke voorzieningen op het gebied van zorg en welzijn. Uitgangspunt is dat algemene voorzieningen zoveel mogelijk ten dienste staan van bijzondere groepen, terwijl omgekeerd specifieke voorzieningen ook een bredere functie voor het algemene publiek kunnen krijgen. Voor het ontwikkelen van een woonservicewijk is het belangrijk te bepalen welke voorzieningen gecombineerd kunnen worden. Verschillende combinaties kunnen uiteenlopende voordelen bieden, de integratie bevorderen en het draagvlak in de wijk verhogen. Denk bijvoorbeeld aan de combinatie van bibliotheek, brede school en gezondheidszorgvoorzieningen. Het gaat daarbij vaak ook niet zozeer om het scheppen van nieuwe voorzieningen, maar meer om het realiseren en verbeteren van sociale structuren met behulp van de bestaande voorzieningen.
Algemene voorzieningen Onder algemene voorzieningen verstaan we bijvoorbeeld een winkel voor de dagelijkse levensbehoeften en een postkantoor, bank of pinautomaat. In elke woonservicewijk moeten deze algemene voorzieningen beschikbaar zijn, bij voorkeur in de directe nabijheid van het cluster van woningen rond een zorgsteunpunt. Vanuit de doelgroepwoningen en de zorg- en welzijnsvoorzieningen moeten deze voorzieningen goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer.
Welzijnsvoorzieningen De belangrijkste welzijnsvoorziening ligt zonder twijfel in de mogelijkheid voor ontmoeting met anderen, naast voorzieningen met een recreatieve of culturele functie en mogelijkheden voor een zinvolle dagbesteding. Ook wat informatie en advies betreft kunnen welzijnsvoorzieningen een belangrijke functie vervullen. Op het gebied van diensten valt in een woonservicewijk te denken aan een verhoogd niveau van diensten aan huis, zoals een boodschappendienst, een klussendienst en een maaltijdservice. Al deze diensten vallen nu onder het Basispakket zelfstandig wonende ouderen van de gemeente Amsterdam. Op het snijvlak van welzijn en wonen kunnen huismeesters of conciërges een belangrijke rol vervullen, niet alleen voor de technische klussen, maar ook voor een praatje en voor de sociale veiligheid.
Zorgvoorzieningen Voor het leveren van zorg op afspraak is in een woonservicewijk geen specifieke ruimtelijke voorziening nodig. Deze zorg moet uiteraard wel in de avond en nacht geleverd kunnen worden, maar dat kan zonder wijkgerichte voorziening. Amsterdam Thuiszorg (AT) biedt stedelijk 24-uurs zorg op afspraak. Wel is het noodzakelijk dat in een woonservicewijk de huisartsenzorg, de farmaceutische zorg en de paramedische zorg goed bereikbaar zijn. Dat is mogelijk als deze voorzieningen vestigingen in de buurt hebben of als ze de zorg naar de mensen toe kunnen brengen, bijvoorbeeld in de vorm van medicijnbezorging of een spreekuur in een steunpunt. Welke oplossing wordt gekozen, is afhankelijk van de situatie ter plaatse. Essentieel voor de ontwikkeling van een eerstelijnscentrum is inzicht in de situatie in de wijk en in de wensen op het gebied van de individuele zorgverlening. Voor het in kaart brengen van deze gegevens kan een beroep gedaan worden op de Eerste Lijn Amsterdam, een door Agis gefinancierde organisatie die initiatieven voor samenwerking stimuleert en begeleidt. Omdat zorg op afroep moeilijk te plannen is, hebben mensen die daarop aangewezen zijn een zorgsteunpunt in de buurt nodig dat 24 uur per dag bezet is, van waaruit de alarmopvolging plaatsvindt en hulpverleners zorg kunnen bieden aan mensen die dichtbij wonen. Omdat de zorg snel ter plaatse moet kunnen zijn, binnen maximaal een kwartier, wordt een gebied met een straal van 200 tot 300 meter aangehouden. Voor de exploitatie van 24-uurstoezicht zijn minimaal 24 woningen nodig. Over het minimale aantal woningen voor de exploitatie van zorg op afroep lopen de meningen uiteen. Adviesbureau HMM gaat uit van minimaal 30 cliënten, terwijl SIGRA 36 gebruikers het minimum aantal vindt.
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl ■ 13
Tabel 4: Basiseisen voor de voorzieningen (Naar een voorbeeld van De Key, Een buurt om te blijven, 2004) Eis Algemene voorzieningen
Welzijnvoorzieningen
Norm
Schaal
Winkel voor dagelijkse levensbehoefte
Minstens 1
Buurt
Postkantoor/bank/pinautomaat
Minstens 1
Buurt
Openbaar vervoer
Minstens 1 halte
Buurt
Mogelijkheid voor ontmoeting, recreatie en zinvolle dagbesteding
Minstens 1 (multifunctioneel Buurt steunpunt)
Informatie- adviespunt Dienstverlening aan huis
Boodschappen, klussen, maaltijden
Beschikbaar op aanvraag
Wijk
Zorgvoorzieningen in de Buurt
Onplanbare zorg = zorg op afroep, 24 uur per dag beschikbaar
Zorg dient binnen vijftien minuten beschikbaar te zijn
Buurt
Toezicht, 24 uur per dag voor intensieve zorg of bewoners die niet de regie over het eigen leven kunnen voeren
Permanente aanwezigheid in de woningen
Buurt
Overige zorg
Zorg op afspraak
24 uur per dag beschikbaar Wijk
voorzieningen
Huisartsenzorg De huidige norm voor een volledige huisartsen praktijk is 2350 ingeschreven patiënten
Minstens 1 praktijk of spreekuur in steunpunt
Wijk Avond en nacht via huisartsenpost = deel van de stad
Apotheek
Minstens 1 filiaal of bezorging aan huis
Wijk
Paramedici (b.v. fysiotherapeut)
Minstens 1 praktijk of behandeling in steunpunt
Wijk
Kansen benutten Door de kengetallen kan de indruk ontstaan dat de vraag op het gebied van wonen, zorg en dienstverlening vaststaat en dat alleen nog een planmatig model toegepast hoeft te worden om daaraan tegemoet te komen. Dat moeten we dan meteen rechtzetten. Het gaat hier om een landelijk model, dat is uitgewerkt voor Amsterdam. Dat model is uitdrukkelijk geen blauwdruk en daarom ook zeker niet van toepassing in elke buurt. Een model is handig om de grote lijnen te bepalen, maar nog belangrijker is het om vervolgens per wijk te differentiëren. Niet elke wijk heeft behoefte aan 70 tot 80 woningen voor specifieke doelgroepen. Bovendien verschillen wijken qua infrastructuur, samenhang en beschutting. Ook leent niet elke wijk zich er voor om ingericht te worden als woonservicewijk. Zo kan het vinden van goede locaties voor een zorgsteunpunt of dienstencentrum een langdurig proces zijn. Daarom is het belangrijk aan te sluiten bij de ruimtelijke ontwikkelingen die al gaande zijn en bij de bestaande zorginfrastructuur van verzorg- en verpleeghuizen en de ombouwplannen die in deze sector plaatsvinden. Wie aan woonservicewijken wil werken, moet in ieder geval de specifieke ontwikkeling van de vraag per buurt in beeld brengen en houden. Voor die behoeftebepaling zijn verschillende instrumenten beschikbaar, zoals demografische getallen van bureau Onderzoek en Statistiek (O&S) van de gemeente Amsterdam. Voor de juiste productontwikkeling is het een voorwaarde rekening te houden en te overleggen met de bewoners over het aanbod en de aanbieders. Permanent samen met bewoners evalueren is de beste manier om ervoor te zorgen dat voorzieningen aansluiten bij de behoeften in de wijk.
14
■
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
3
Het ontwikkelingsproces
Een woonservicewijk ontstaat niet vanzelf, en zeker niet van de ene dag op de andere. Voor de ontwikkeling van een woonservicewijk kunnen we geen vaststaande formule geven, want elke situatie is anders, kent andere kansen en bedreigingen. Bovendien zijn er veel partijen bij betrokken, met ieder hun eigen belang en expertise. Daarom vraagt de beleidsstrategische fase een procesmatige aanpak die past bij de specifieke omstandigheden; een ware ‘procesarchitectuur’.
Omschrijving van het project Voor de inrichting van een woonservicewijk moeten verschillende vragen worden beantwoord over de gebiedsafbakening, faciliteiten, haalbaarheid en het invullen van operationele kaders. Over welk gebied gaan de plannen nu precies? Betreft het een project dat het hele stadsdeel beslaat of gaat het om één wijk? Hoe ziet de bevolkingssamenstelling eruit? Wat is er mogelijk in deze wijk? Welke wensen hebben de bewoners? Hoe ziet de woningvoorraad er uit? Welke voorzieningen zijn er voorhanden? De modellen en kengetallen uit deel 2 kunnen gebruikt worden bij het beantwoorden van deze vragen.
De partijen Om een geslaagde woonservicewijk te kunnen ontwikkelen is in ieder geval de betrokkenheid van de volgende partijen nodig: de gemeente (stadsdeel), woningcorporatie(s), zorg- en welzijnsaanbieders, het zorgkantoor/de zorgverzekeraar en de bewoners, tevens de gebruikers. Al deze partijen hebben een eigen expertise en spelen een andere rol in het traject. De initiatiefnemer kan de gemeente zijn, maar het komt ook regelmatig voor dat een zorgaanbieder of een corporatie het voortouw neemt.
De regie Bij het realiseren van een woonservicewijk spelen uiteenlopende belangen en zijn veel partijen betrokken, die vaak in een nieuwe formatie met elkaar aan de slag gaan. Krachtige regie is dan van groot belang. Het stadsdeel lijkt vaak de aangewezen partij om die regie te voeren, al dat niet met externe ondersteuning. In de praktijk blijkt dat het vooral in de beginfase van zo’n project aan te bevelen is een deskundig projectmanager aan te stellen, die boven de partijen kan staan en draagvlak heeft. Deze projectmanager functioneert als een soort ‘loods’ die het project de goede kant opstuurt. Hij brengt de partijen bij elkaar en houdt ze bij elkaar, bewaakt de samenhang, ondersteunt de deelprojecten, zet een goede overlegstructuur op en onderhoudt daardoor het draagvlak. De projectmanager kan worden aangestuurd door een regiegroep waarin de belangrijkste partijen op directieniveau vertegenwoordigd zijn, onder voorzitterschap van het stadsdeel. Deze sturingsvorm bevordert tevens de betrokkenheid van de deelnemers op directieniveau. Binnen het stadsdeel is het belangrijk dat er een goed overleg is tussen de afdeling Welzijn en de afdeling Bouwen & Wonen, liefst aangevuld met de afdeling Openbare Ruimte.
Samenwerking en overleg Aangezien de ontwikkeling van een woonservicewijk een kwestie van lange adem is waar meerdere partners bij zijn betrokken, kan en mag het geen hiërarchisch proces zijn met een strakke structuur. Eerder is er sprake van een goed geregisseerde procesarchitectuur. Dat houdt in dat binnen een afgesproken centrale lijn besluiten kunnen vallen in verschillende deelprocessen en bij de afzonderlijke partijen. De vraag is nu welke vorm van samenwerking en overleg daarbij past.
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl ■ 15
Deelprojecten Voor het opzetten van een zinvolle, efficiënte overlegstructuur moet helder zijn wat ieders rol en verantwoordelijkheid is. Vergaderen in grote groepen werkt vaak vertragend, terwijl het meestal helemaal niet nodig is dat iedereen met iedereen om de tafel zit. Bovendien blijkt er in de praktijk sprake te zijn van tempo- en cultuurverschillen. Zo vereist het creëren van een geschikt woningaanbod wel een lange termijnplanning, maar is het traject in de tijd goed uit te zetten. Voor zorg- en welzijnsvoorzieningen is die planning vaak juist moeilijk te overzien. Het is daarom aan te bevelen het totale plan in deelprojecten op te knippen, gefaseerd uit te werken en bij ieder deelproject alleen dié mensen te betrekken die actief betrokken zijn bij de implementatie. Een geslaagde woonservicewijk voldoet aan een aantal eisen wat betreft de woningvoorraad, de woonomgeving en het dienstenniveau op het gebied van zorg en welzijn. Op deze drie terreinen of deelgebieden kunnen daarom zinvolle deelprojecten worden opgezet die onder auspiciën van een regiegroep kunnen worden uitgevoerd. Zo’n regiegroep vervult een belangrijke rol in het bewaken van het overzicht en de samenhang tussen die deelprojecten. Over de woningvoorraad praten de corporaties met de projectontwikkelaar en de afdeling Bouwen & Wonen van het stadsdeel. Hierover hoeven de aanbieders op het gebied van zorg of welzijn dan niet mee te vergaderen. Omgekeerd geldt dat de corporaties niet mee hoeven te vergaderen over de zorg- en welzijnsdiensten. De aanbieders van zorg- en welzijnsdiensten overleggen daarover met de afdeling Welzijn van het stadsdeel. Voorwaarde is wel dat binnen het stadsdeel een goed overleg bestaat tussen de afdelingen Bouwen & Wonen en Welzijn om de samenhang te waarborgen en daar ook op bestuurlijk niveau aandacht aan te besteden. Gebruikers of klanten kunnen met elkaar een overleggroep van burgers en cliënten vormen om als klankbordgroep te fungeren. Een vertegenwoordiger van de gebruikers kan deelnemen aan de regiegroep. In deel 4 is informatie te vinden over organogrammen die gehanteerd zijn in Oost-Watergraafsmeer en in de Czaar Peterbuurt.
De aanpak van het proces In het ontwikkelingsproces van een woonservicewijk is een aantal stappen te nemen. Let wel, niet al deze stappen hoeven altijd allemaal genomen te worden, evenmin hoeft dat in deze volgorde te gebeuren: ■ Het stadsdeel brengt, eventueel samen met de initiatiefnemer, de belangrijkste partijen op bestuurlijk niveau om de tafel en zorgt voor een startdocument. Omdat er zoveel verschillende partijen betrokken zijn, is een centrale lijn, een visie, erg belangrijk. Dat schept een richtinggevend kader waarbinnen de betrokkenen aan deelprojecten kunnen werken en besluiten kunnen nemen. ■ Als een zorgaanbieder of corporatie al een visie op een bepaald gebied heeft ontwikkeld, dan stelt het stadsdeel zich daarvoor open en stemt het in overleg met de betrokken partijen verschillende initiatieven op elkaar af. Zo ontstaat een gezamenlijk plan dat verder richting geeft aan diverse deelprojecten. ■ Omdat in de woonservicewijk vraaggericht gewerkt gaat worden, moeten van te voren gegevens over de vraagontwikkeling geïnventariseerd worden. De wensen en mogelijkheden van cliënten en aanbieders worden binnen het kader van de eerder omschreven visie onderzocht op haalbaarheid. Daarvoor wordt de stand van zaken in de woningvoorraad en de voorzieningen in kaart gebracht. Een voorbeeld hiervan is te vinden in deel 4. ■ Op grond van de inventarisatie wordt een implementatieplan opgesteld met een daarbij passende overlegstructuur. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in deel 4. ■ Om er voor te zorgen dat partijen zich langdurig committeren aan gezamenlijke doelstellingen, is het aan te raden op bestuurlijk niveau een schriftelijke overeenkomst te sluiten, zoals een ondertekend convenant of een intentieverklaring. ■ Voor de (deel)projecten worden regieafspraken tussen partijen gemaakt die bindend zijn. Ook worden afspraken gemaakt over de verrekening van kosten tussen partijen, de wijze waarop de evaluatie plaatsvindt en welke consequenties het niet nakomen van afspraken heeft. ■ Het stadsdeel zorgt voor een goede interne samenwerking tussen de drie betrokken afdelingen Welzijn, Bouwen & Wonen en Openbare ruimte, en zorgt voor de invulling van de regiefunctie.
Draagvlak en betrokkenheid behouden Juist omdat het totale traject lang duurt, is het zaak om gedurende de rit alle partijen betrokken te houden. Het project moet voor iedereen gaan leven en herkenbaar zijn. Om die reden is het belangrijk kleine en grote suc-
16
■
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
cessen te vieren en met elkaar te delen. Die successen zijn bijvoorbeeld te behalen in kleinere deelprojecten waarvan het resultaat snel zichtbaar is, ook wel het ‘laaghangende fruit’ genoemd. Het proces van elkaar leren kennen vraagt eveneens aandacht en tijd. Betrokken organisaties hebben vaak verschillende culturen en kennen over en weer de producten niet goed. Voor het bereiken van samenwerking en synergie is het belangrijk dat de ene partij het aanbod en de werkwijze van de ander leert kennen. Tijdens dat proces kunnen ze activiteiten en plannen op elkaar afstemmen en ‘meeliften’ op lopende projecten van elkaar. Zo kan op eenvoudige, goedkope wijze synergie tot stand komen. Om de moed erin te houden is het goed met duidelijke afspraken te werken, die ook vast te leggen en ze regelmatig opnieuw te bevestigen. Probeer de organisatie van het project zo simpel mogelijk te houden en zo min mogelijk te vergaderen. Zorg wel dat iedereen regelmatig op de hoogte gebracht worden van alle ontwikkelingen en de vorderingen van andere projectgroepen. Dat kan door middel van plenaire bijeenkomsten, een nieuwsbrief of beide. Om betrokkenheid verder te verstevigen, is het zinvol om naast het convenant, ook toe te werken naar het ondertekenen van een samenwerkingsovereenkomst. Het is verstandig daarin ook de verdeelsleutel voor de gezamenlijke kosten vast te leggen. Als het gaat om het verdelen van de financiële lasten, wordt de betrokkenheid vaak het meest gevoeld. Tot slot het advies: houd het simpel. Onderdruk de neiging om te veel zaken tegelijk aan te pakken en blijf steeds op hoofdzaken sturen. Start met de minimumvoorzieningen, want uitbreiden kan altijd nog.
Adviezen voor de procesarchitectuur samengevat ■ ■
■
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
■ ■ ■ ■
Zorg dat op zijn minst stadsdeel, woningcorporaties, zorg- en welzijnsorganisaties betrokken zijn. Onderzoek of binnen het stadsdeel een goed overleg tussen de afdelingen Welzijn en Bouwen & Wonen bestaat en zo niet, stimuleer dat dan. Breng in kaart in wat voor krachtenveld het initiatief plaatsvindt: wat zijn de belangen, wie heeft welke mogelijke inbreng en expertise? Benoem een duidelijke initiatiefnemer en regisseur. Laat de belangrijkste partijen een startdocument opstellen. Zorg voor een gezamenlijk richtinggevend kader in de vorm van een gedeelde visie. Laat overeenstemming vastleggen, bijvoorbeeld in een convenant. Formuleer een implementatieplan met onderscheiden deelplannen en projecten. Zorg voor een ‘loods’ die de koers bewaakt, de overlegstructuur volgt en draagvlak stimuleert. Garandeer draagvlak en sturing op directieniveau in de vorm van een stuur- of regiegroep. Formuleer gebiedsafbakening, aanwezige faciliteiten, haalbaarheid en beschrijf de operationele kaders. Werk vraaggericht: zorg dat je weet wat mensen wensen. Kies voor een duidelijk indelingscriterium voor deeltrajecten zoals: wie betaalt, wie biedt aan en wie is de klant? Creëer een slanke en slimme overlegstructuur. Boek snel zichtbare resultaten: ‘laaghangend fruit’. Verzorg synergie. Houd het zo simpel mogelijk.
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl ■ 17
4
Achtergrondinformatie
De achtergrondinformatie die bruikbaar is bij de onderwerpen die in de vorige drie delen aan de orde zijn geweest, bestaat uit: 1 Een gerubriceerd overzicht van relevante naslagwerken. Dit overzicht geeft inspirerende voorbeelden en suggesties voor verdere verdieping in een onderdeel of aspect van de ontwikkeling van een woonservicewijk. 2 Relevante adressen voor nadere informatie en advies. Daarnaast is op de website www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl een lijst met begrippen en definities beschikbaar. Deze lijst die bestaat uit omschrijvingen van veel voorkomende definities en begrippen zodat voor iedereen duidelijk is wat met welk begrip wordt bedoeld. In deze brochure is de index opgenomen. De definities zelf vindt u op de website www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
Naslagwerken Deze naslagwerken zijn te downloaden via de website van het Project wonen-zorg-dienstverlening 2015: www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
Amsterdamse voorbeelden Beter Thuis. Project wonen-zorg-dienstverlening 2015. Conferentiebrochure Beurs van Berlage, 2005. Vijf thema’s die licht werpen op dilemma’s, risico’s, kansen en oplossingen die gevonden zijn bij de realisering van een project: financiën, betaalbaarheid klant, regie, concurrentie en samenwerking en leefbaarheid. De thema’s komen aan bod aan de hand van Amsterdamse praktijkvoorbeelden. Centra voor Zorg en Dienstverlening. Van idee tot realisatie. Bureau Parkstad, september 2003. Spoorboekje voor de realisatie van gezondheidscentrum, dienstencentrum en steunpunt. Van deze drie typen voorzieningen zijn de noodzakelijke vierkante meters aangegeven en worden de financieringsmogelijkheden in beeld gebracht. Verder aanknopingspunten voor overleg tussen partijen, welke keuzes gemaakt moeten worden en hoe de voorziening zo efficiënt mogelijk gerealiseerd kan worden. Een buurt om te blijven. Basismodel woonservicebuurten: leidraad voor professionals. Woonstichting De Key, 2004. Basismodel voor een woonservicebuurt ontwikkeld door De Key tijdens het proces van de ontwikkeling van een woonservicebuurt in de Czaar Peterbuurt. In het basismodel staan concrete en meetbare minimum eisen voor drie elementen die samen een goede woonservicebuurt vormen: de woningvoorraad, de woonomgeving en de voorzieningen. Welzijn, zorg- en wonen-kaart van de Kolenkitbuurt in Bos en Lommer. Stadsdeel Bos en Lommer, 2004. Onderzoek naar de voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg en een kansenkaart voor een gezondheidscentrum en/of zorgsteunpunt in de Kolenkitbuurt. Woonservicezones Oost/Watergraafsmeer. Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer, 2004. Beschrijving van diverse aspecten rondom de daadwerkelijke vormgeving van woonservicezones binnen de context van bredere beleidsontwikkelingen. Het concept woonservicezone en de uitgangspunten worden verwoord, gevolgd door meer praktische aspecten van de te realiseren woonservicezones zoals uitwerking van de uitgangspunten, de opzet en het aanbod van voorzieningen. Met aandacht voor de loketfunctie.
Amsterdamse Woningvoorraad De kwantitatieve woonopgave. Dienst Wonen, Project wonen-zorg-dienstverlening 2015, september 2004. Berekening van de kwantitatieve stedelijke opgave aan specifieke woonvormen op basis van de prognose van de behoefte aan woonzorgarrangementen in 2015 (Rigo).
18
■
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
Monitor, definities en plan van aanpak. Dienst Wonen, Project wonen-dienstverlening 2015, september 2004. Formulering van de definities van de te monitoren woonzorgvoorzieningen en een plan van aanpak voor het bijhouden van de gegevens.
Amsterdamse Visie documenten Wonen met zorg en welzijn: speerpunt van de Amsterdamse woningcorporaties. Netwerk Wonen en Zorg van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties, 2005. Gezamenlijke uitgangspunten en ambities van de Amsterdamse corporaties en knelpunten uit de praktijk. De opzet is om te signaleren waar stedelijke knelpunten de ambities van de corporaties in de weg zitten en oplossingen te zoeken. Beschrijving van ambities die redelijkerwijs nodig zijn om de bewoners in de toekomst goed te bedienen. Schets van randvoorwaarden voor geformuleerde ambities. Concept-Woonvisie Amsterdam. Woonbeleid gemeente Amsterdam tot 2015, 2005. In de Woonvisie wordt aangegeven welke woningen nodig zijn om aan de vraag naar woonruimte tegemoet te komen, hoe in deze vraag kan worden voorzien, hoe de woningmarkt moet worden georganiseerd om een goede afstemming tussen vraag en aanbod tot stand te brengen, wat de rol van de verschillende partijen op de (regionale) woningmarkt moet zijn en welke middelen nodig zijn. Zorg in relatie tot wonen en welzijn. Visie en uitgangspunten. Agis Zorgverzekeringen en de Agis zorgkantoren, 2003. Wijze waarop Agis vorm wil geven aan de combinatie van wonen en welzijn en wat Agis daarbij van betrokken partijen verwacht wat betreft meer zorg aan huis, een gevarieerd woningprogramma en ondersteunende welzijnsvoorzieningen.
Modellen en Kengetallen Toekomstscenario’s planologische kengetallen wonen en zorg: AAK-kengetallen. Aedes-Arcares Kenniscentrum Wonen-Zorg. Singelenberg, 2004. Planologische kengetallen bedoeld als hulpmiddel voor woon- en zorgaanbieders, gemeenten en provincies die de toekomstige behoefte aan woon- en zorgvoorzieningen willen inschatten. Verzorgd Wonen: een concept met toekomst. Hoeksma, Homans & Menting (HHM), 2005. Exploitatiemodel voor het concept verzorgd wonen. Inzicht in de zorginhoudelijke en financiële kengetallen die bij verzorgd wonen aan de orde zijn, ongeacht de financieringswijze. Gericht op zorgaanbieders en bruikbaar bij het opzetten en/of verder uitbreiden van initiatieven om extramuraal zorg te leveren aan cliënten voor wie verzorgd wonen geschikt is. Woonzorgzones. Innovatieprogramma Wonen en Zorg. Glaser, Harkes en Singelenberg. Rotterdam, 2001. Beschrijving van het STAGG-model (Stichting Architectenonderzoek Gebouwen Gezondheidszorg). Het STAGGmodel is een toekomstscenario (2015) voor wonen, zorg en dienstverlening in een wijk of dorp van 10.000 inwoners, uitgaande van diverse trends en ontwikkelingen in de samenleving en het overheidsbeleid. Aan bod komen haal- en brengfuncties, organisatie van zorg- en dienstverlening, organisatie van wonen en woonomgeving, en bijzondere woonvormen.
Onderzoek Woonzorgarrangementen 2015. RIGO Research en Advies in opdracht van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, 2003. Onderzoek naar de behoefte aan woonzorgarrangementen in Amsterdam. Beschrijving van drie extramuraliseringsscenario’s met bijbehorende ramingen van specifieke woonvormen die in 2015 in Amsterdam nodig zijn. Woonzorgarrangementen 2015. Vertaling naar de stadsdelen. RIGO Research en Advies in opdracht van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, 2003. Tabellenboek waarin de stedelijke ramingen 2015 naar het niveau van de stadsdelen worden vertaald. De ramingen zijn gekoppeld aan de door O&S verwachte bevolkingssamenstelling naar leeftijd.
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl ■ 19
Woonzorgarrangementen in de toekomst, de behoefte tot 2030. RIGO Research en advies, 2004. Vervolg op onderzoek Woonzorgarrangementen 2015; in dit rapport wordt de raming van 2015 doorgetrokken tot 2030.
Adressen Project wonen-zorg-dienstverlening 2015 Projectleider: Welmoet Spreij, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, telefoon: 020-552.2848, e-mail:
[email protected] Website wonen-zorg-dienstverlening Amsterdam www.amsterdam.nl/wonenzorgdienstverlening Aanjaagteam wonen-zorg-dienstverlening telefoon: 020-552 3888, e-mail:
[email protected] Advies Eerste Lijn Eerste Lijn Amsterdam, Nieuwe Achtergracht 100, 1018 WT Amsterdam, telefoon: 020-344 5377, e-mail:
[email protected], www.1stelijnamsterdam.nl AGIS Zorgkantoor Amsterdam/Zorgverzekeraar Hogehilweg 22-E, 1101 CD Amsterdam, telefoon: 020-567 1619, www.agisweb.nl Amsterdamse Bundeling van Cliënten Zorgvoorzieningen (ABCZ) Quellijnstraat 89, 1072 ZA Amsterdam, telefoon: 020-577 7955, www.handicapgeenpunt.nl (ABCZ is een samenwerkingsverband van de volgende vier organisaties: SGOA (www.sgoa.nl), APCP (www.apcp.nl), COSBO (www.cosbo.nl) en RFvOA (www.FVO.nl)). Amsterdamse Federatie van woningcorporaties Delflandlaan 4bg, 1062 EB Amsterdam, telefoon: 020-346 0360, www.afwc.nl Dienst Wonen Jodenbreestraat 25, 1011 NH Amsterdam, telefoon: 020-552 7511, www.wonen.amsterdam.nl Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Weesperstraat 101, 1018 VN Amsterdam, telefoon: 020-552 2222, www.dmo.amsterdam.nl Huurdersvereniging Amsterdam Nieuwezijds Voorburgwal 32, 1012 RZ Amsterdam, telefoon: 020-620 6882, e-mail:
[email protected], www.huurdersvereniging-amsterdam.nl
20
■
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
Ondernemerskring Sociale Sector Amsterdam (OSA) Baarsjesweg 154 -1, 1057 HM Amsterdam, telefoon: 020-412 5010, e-mail:
[email protected], www.osa-amsterdam.nl Samenwerkende Instellingen Gezondheidszorg Regio Amsterdam (SIGRA) Maassluisstraat 574a, 1062 GZ Amsterdam, Samenwerkende Instellingen Gezondheidszorg Regio Amsterdam, telefoon: 020-512 8888, e-mail:
[email protected], www.sigra.nl
Begrippen en definities De begrippen die in dit informatiepakket zijn gebruikt en de definities kunt u vinden op de website www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl.
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl ■ 21
Colofon Uitgevoerd door Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling In opdracht van de Stuurgroep wonen-zorg-dienstverlening maart 2006
Auteurs Margriet-Marie Govaart, Hanneke Kraan, Welmoet Spreij
Eindredactie Jolanda Keesom
Vormgeving Inge Bekkers
www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
22
■
Informatiepakket woonservicewijken ■ www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl