Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Directie Jeugdbeleid Postadres: Postbus 20350 2500 EJ Den Haag Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag Telefoon 070 - 340 79 11 Internetadres: www.minvws.nl augustus 2003
Ministerie van Justitie Directie Postadres: Postbus 20301 2500 EH Den Haag Bezoekadres: Schedeldoekshaven 100 Den Haag Telefoon 070 - 370 79 11
informatiebrochure
Wet op de jeugdzorg
Den Haag, september 2003
informatiebrochure
Wet op de jeugdzorg
2
Wet op de jeugdzorg 2003
i
Inhoud
1
2
3
Voorwoord
5
Waarom de Wet op de jeugdzorg?
7
Achtergronden van de wet
7
Voor wie is de jeugdzorg
7
Uitgangspunten
8
Verantwoordelijkheden
11
Het bureau jeugdzorg in de keten
11
Afstemming binnen de keten
13
Wat betekent de wet voor?
15
De cliënt
3
15
De gemeenten
17
De verwijzers
18
Het bureau jeugdzorg als toegang tot de jeugdzorg
18
Het Advies- en meldpunt kindermishandeling
20
De uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen
20
De uitvoering van de jeugdreclassering
21
De zorgaanbieders
21
De justitiële jeugdinrichtingen
22
4
Toezicht en handhaving
23
5
Meer weten?
25
Wet op de jeugdzorg
4
Wet op de jeugdzorg
Voorwoord
v
Samen met u is de afgelopen jaren hard gewerkt aan de vernieuwing van de jeugdzorg. De Tweede Kamer heeft de Wet op de jeugdzorg op 24 juni 2003 aangenomen. Dit is een belangrijke stap in het vernieuwingstraject. Wij gaan ervan uit dat de Wet op de jeugdzorg op 1 januari 2004 in werking treedt. De wet moet leiden tot meer cliëntgericht werken in de jeugdzorg; de werkelijke behoefte van de jongere en zijn opvoeder moet meer centraal staan. En tot minder bureaucratie en (daardoor) betere prestaties. Althans, als alle partijen de uitvoering van de wet goed oppakken. Samenwerking tussen provincies, gemeenten, zorgverzekeraars, zorgaanbieders en de bureaus jeugdzorg is noodzakelijk. Deze brochure geeft een beknopt overzicht van de veranderingen die de wet meebrengt. Dit boekje is een onderdeel van een uitgebreide communicatiecampagne voor de Wet op de jeugdzorg. Wij hebben er alle vertrouwen in dat wij samen een slagvaardige invulling kunnen geven aan de nieuwe wet. En daarmee aan een goede en effectieve jeugdzorg. Succes! Den Haag, september 2003 de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, drs. Clèmence Ross-van Dorp
de Minister van Justitie, mr. Piet Hein Donner
5
Wet op de jeugdzorg
6
Wet op de jeugdzorg
Waarom de Wet op de jeugdzorg?
1
Achtergronden van de wet
De Wet op de jeugdzorg is een belangrijke stap richting een meer cliëntgerichte, samenhangende jeugdzorg. De bouwstenen voor de nieuwe wet dateren uit 1994, toen het regeringsstandpunt 'Regie in de Jeugdzorg' verscheen. Hierin werd besloten dat er in iedere provincie één toegang tot alle voorzieningen voor jeugdzorg moest komen: het bureau jeugdzorg. Zodat ouders en jeugdigen op één plaats terecht kunnen als er ernstige problemen met opvoeden en opgroeien zijn. Tussen 1994 en 1998 is door het hele land een begin gemaakt met het opzetten van de bureaus jeugdzorg. De regering besloot in 1998 deze ontwikkeling te verankeren in een wet. Dat hield in dat de Wet op de jeugdhulpverlening moest worden vervangen. In nauw overleg met belanghebbenden is een beleidskader opgesteld voor de nieuwe wet, de Wet op de jeugdzorg - en in 2001 werd het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel is op 24 juni 2003 door de Tweede Kamer aanvaard. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2004.
Voor wie is de jeugdzorg?
Een belangrijke vraag is: Voor wie is de jeugdzorg bestemd? Jeugdzorg is bedoeld voor jeugdigen tot 18 jaar1 met ernstige opvoedings- en opgroeiproblemen, waarvoor de ondersteuning van de algemene voorzieningen zoals onderwijs, jeugdgezondheidszorg of het maatschappelijk werk - niet helpt en voor hun ouders of opvoeders. Daar hoort nog een belangrijke toevoeging bij. Bij de beoordeling van het verzoek om hulp moet niet alleen de ernst van het probleem centraal staan maar ook de vraag naar wat het gezin en de omgeving zelf aan kan. Zo kan een relatief klein probleem gezinnen met een gering probleemoplossend vermogen ernstig ontregelen. Terwijl ernstige problemen in 1
7
Uitloop van jeugdzorg tot de leeftijd van 23 jaar is mogelijk als het bureau jeugdzorg het noodzakelijk vindt deze voort te zetten om opgroei- en opvoedproblemen te verhelpen.
Wet op de jeugdzorg
andere gezinnen, met behulp van de omgeving, juist beheersbaar blijven. Kortom, bij de beoordeling of jeugdzorg noodzakelijk is, moet goed gekeken worden naar de draagkracht van het gezin en de omgeving.
Uitgangspunten
Het doel van de Wet op de jeugdzorg is tweeledig: de zorg aan jeugdigen en hun ouders, de cliënten van de jeugdzorg, te verbeteren en hun positie te versterken. De cliënt staat centraal in een meer transparant, eenvoudiger georganiseerd stelsel voor de jeugdzorg. Dit uitgangspunt is vertaald in vijf beleidsdoelstellingen. Die zijn:
1
De vraag van de cliënt centraal De jeugdzorg is tot nu toe gebaseerd geweest op wat zelfstandige instellingen en voorzieningen aanbieden. De Wet op de jeugdzorg laat deze invalshoek los. De vraag van de cliënt staat centraal. Daardoor krijgt de jeugdige eerder de zorg die aansluit bij zijn behoefte.
2
Recht op jeugdzorg Een belangrijk verschil tussen de Wet op de jeugdhulpverlening en diens opvolger de Wet op de jeugdzorg is dat een jeugdige voortaan een aanspraak heeft op zorg (recht op zorg), als het bureau jeugdzorg hiervoor een indicatie gesteld heeft. Deze zorg moet aan bepaalde voorwaarden voldoen. De hulpverlening moet zo dicht mogelijk bij huis plaatsvinden en zo kort en zo licht mogelijk zijn als verantwoord. Ook moet de hulp zo snel mogelijk plaatsvinden.
3
Eén centrale, herkenbare toegang tot de jeugdzorg In het verleden waren er diverse instanties die het verzoek om hulp beoordeelden (indiceerden). Ouders en jeugdigen die problemen hadden wisten daarom niet goed bij welke instantie of instelling ze terecht konden. Bovendien verwezen deze instanties vaak door naar hun eigen (sectorale) voorzieningen. Jeugdigen kregen hierdoor niet altijd de hulp die ze nodig hadden.
8
Wet op de jeugdzorg
Daarom is besloten tot het instellen van een onafhankelijk bureau jeugdzorg. Dat is voortaan de centrale toegang tot alle jeugdzorg en verzorgt als enige - onafhankelijke - instelling de indicatie hiervoor.
4
Integratie van Advies- en meldpunten kindermishandeling, de gezinsvoogdij en de jeugdreclassering in het bureau jeugdzorg Het bureau jeugdzorg is er niet alleen voor ouders en jeugdigen die zelf om hulp vragen maar ook om bescherming te bieden aan jeugdigen die niet om hulp (kunnen) vragen. Gezinsvoogdij en jeugdreclassering worden onderdeel van het bureau jeugdzorg. Dit geldt ook voor het Adviesen meldpunt kindermishandeling (hierna AMK).
5
Introductie van gezinscoaching De Wet op de jeugdzorg regelt gezinscoaching. Gezinnen die te maken hebben met verschillende problemen (bijvoorbeeld financiële schulden, verslaving en opvoedingsproblemen) worden vaak omringd door veel hulpverleners. Sommige gezinnen verliezen daardoor het overzicht op hun eigen situatie. Ook voor de hulpverlenende instellingen is niet altijd duidelijk welke bijdrage door wie geleverd wordt en wie waarvoor verantwoordelijk is, waardoor soms langs elkaar heen gewerkt wordt. De gezinscoach moet verschillende vormen van hulpverlening op elkaar afstemmen en waar nodig het gezin ondersteunen. Bij zware opgroei- en opvoedingsproblemen zorgt het bureau jeugdzorg ervoor dat er een gezinscoach komt. In andere gevallen is dat de taak van de gemeenten.
9
Wet op de jeugdzorg
10
Wet op de jeugdzorg 2003
2
Verantwoordelijkheden
Het bureau jeugdzorg in de keten
De zorg rond jeugdigen is op te vatten als een keten. Ze mag geen puzzel zijn met alleen maar losliggende stukjes. Ouders hebben de eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding. Ze krijgen steun van algemene voorzieningen - zoals scholen en consultatiebureaus - om de omstandigheden waarin de kinderen opgroeien te optimaliseren. Ontstaan er toch ernstige problemen dan kan het bureau jeugdzorg om hulp gevraagd worden. Het bureau beslist na beoordeling van het verzoek of jeugdzorg nodig is (indiceren). Het bureau jeugdzorg stelt de indicatie voor: —
zorg aangeboden door een zorgaanbieder die de provincie betaalt;
—
jeugd geestelijke gezondheidszorg;
—
een plaats in een justitiële jeugdinrichting;
—
en op termijn de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Deze jeugdzorg wordt vervolgens uitgevoerd door een zorgaanbieder.
De keten van jeugdzorg
Algemene voorzieningen
Zorgaanbod Bureau Jeugdzorg
Huisarts
Provinciaal gefinancierde jeugdzorg Toegang
Jeugdgezondheidszorg
Indicering
Jeugd-ggz
Scholen
Jeugdbeschermning
Jeugd-lvg
Jeugdreclassering
Algemeen Maatschappelijk Werk
Justitiële jeugdinrichtingen AMK
Etc. Raad voor de kinderbescherming Keten van jeugdzorg
11
Wet op de jeugdzorg
Voor de schakels in de keten zijn de volgende partijen verantwoordelijk:
Gemeenten De gemeenten hebben de preventieve en signalerende rol. Zij moeten met behulp van de algemene voorzieningen ernstige opgroei- en opvoedproblemen zoveel mogelijk voorkomen en anders tijdig signaleren. Gemeenten voeren de regie op het lokale jeugdbeleid, alhoewel zij niet altijd de verantwoordelijkheid hebben voor de algemene voorzieningen. Meer informatie over de rol van de gemeenten vindt u in hoofdstuk 3.
De provincies/grootstedelijke regio’s De provincies/grootstedelijke regio’s hebben de verantwoordelijkheid voor het bureau jeugdzorg. Ook zijn zij verantwoordelijk voor de zorg waarop aanspraak bestaat op grond van de Wet op de jeugdzorg. Zij ontvangen hiervoor de noodzakelijke middelen van het Rijk, in de vorm van twee doeluitkeringen: één voor het zorgaanbod en één voor het bureau jeugdzorg. Aan de doeluitkering voor het bureau jeugdzorg voegt het ministerie van Justitie de middelen voor de uitvoering van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering toe, en de zorgverzekeraars die voor de indicatiestelling voor de jeugd geestelijke gezondheidszorg.
De zorgverzekeraars De jeugd geestelijke gezondheidszorg en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen worden betaald uit de AWBZ. Hiervoor zijn niet de provincies, maar de zorgkantoren verantwoordelijk. De bijzondere regelgeving van de AWBZ geldt voor deze vormen van zorg.
De rijksoverheid De taken en verantwoordelijkheden van justitiële jeugdinrichtingen zijn geregeld in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en vallen onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie. De rijksoverheid is eindverantwoordelijk voor het stelsel van jeugdzorg. (in dit geval de ministeries van VWS en Justitie). Het Rijk stelt de wet- en regelgeving vast, evenals de hoofdlijnen van het beleid en het beschikbare geld. Daarnaast is het Rijk verantwoordelijk voor het toezicht (zie hoofdstuk 4: toezicht en handhaving). 12
Wet op de jeugdzorg
Afstemming binnen de keten
Een belangrijk doel van de Wet op de jeugdzorg is dat de schakels in de keten op elkaar aansluiten. Voor de afstemming tussen deze schakels is de Provincie voor een belangrijk deel verantwoordelijk. De Provincie stelt daartoe iedere vier jaar - in nauw overleg met de partners in de keten een provinciaal beleidskader op. De Provincies nemen daarbij het landelijk beleidskader van het Rijk als uitgangspunt. De beleidskaders van de Provincie moeten voorafgaand aan de vaststelling door Gedeputeerde Staten door het Rijk worden goedgekeurd. Omgekeerd levert de Provincie het Rijk de benodigde gegevens die als basis dienen voor dit landelijke beleidskader. Het provinciale beleidskader bevat de hoofdlijnen voor het beleid van het bureau jeugdzorg in de komende jaren. Verder geeft het een overzicht van het aanbod en de verwachte behoefte aan zorg aan de hand van de gegevens van het bureau jeugdzorg, de gemeenten, de zorgverzekeraars, het ministerie van Justitie, de zorgaanbieders in de Provincie en de raad voor de kinderbescherming. Het is noodzakelijk dat de Provincies regelmatig overleggen met de zorgverzekeraars en de gemeenten om hun aandeel in de zorg goed op elkaar af te stemmen. Ook signaleren zij overschotten en tekorten in de zorg van de jeugd geestelijke gezondheidszorg, gemeenten en justitiële jeugdinrichtingen om hierop in te spelen. Dat betekent dat het provinciale beleidskader eveneens de inzet van de jeugd geestelijke gezondheidszorg, de gemeenten en de justitiële jeugdinrichtingen beschrijft. Ieder jaar stelt de Provincie een uitvoeringsprogramma op. Voordat dit uitvoeringsprogramma en het beleidskader worden vastgesteld krijgen de cliëntenorganisaties de gelegenheid om op deze beleidsstukken te reageren.
13
Wet op de jeugdzorg
14
Wet op de jeugdzorg
Wat betekent de wet voor ...?
3
De positie van de cliënt
De Wet op de jeugdzorg versterkt de positie van de cliënt. De cliënt in de jeugdzorg is de jeugdige en zijn/haar ouders en/of verzorgers die ondersteuning nodig hebben bij (dreigende) opgroei- en opvoedproblemen.
De indicatie Een aanvraag voor jeugdzorg dient voor het achttiende jaar van de jeugdige ingediend te worden bij het bureau jeugdzorg. Daarna neemt het bureau jeugdzorg deze aanvraag niet meer in behandeling. In het nieuwe stelsel kan het bureau jeugdzorg, na zorgvuldige bestudering van mogelijke problemen van een jongere besluiten tot een indicatie voor jeugdzorg. Dit gebeurt op het moment dat het bureau jeugdzorg verdere zorg voor een jongere noodzakelijk acht. De jongere en de ouders hebben inspraak in het vaststellen van de indicatie door het bureau jeugdzorg. In samenspraak wordt het probleem omschreven en vastgesteld welke zorg nodig is. Daarbij moet rekening gehouden worden met de levensovertuiging of culturele achtergrond. Na het opstellen van het indicatiebesluit maakt de cliënt een keuze uit het geschikte aanbod van de zorgaanbieders. De bureaus jeugdzorg ondersteunen een cliënt bij deze contacten.
De hulpverlening Aan de hand van de indicatie stelt vervolgens de zorgaanbieder een hulpverleningsplan op. Het hulpverleningsplan is een belangrijk instrument in de communicatie met de cliënt. Bij het opstellen worden jeugdige en ouders betrokken. Daarmee zijn de jeugdige en de ouders van te voren op de hoogte wat hen te wachten staat en wat van hen wordt verwacht. De cliënt moet instemmen met het hulpverleningsplan en heeft recht op inzage in zijn dossier. Is de cliënt jonger dan 12 jaar of handelingsonbekwaam dan moet een ouder of verzorger toestemming geven.
15
Wet op de jeugdzorg
Is de cliënt ouder dan 12 - maar jonger dan 16 - dan moeten en zowel de jongere als de ouder of de verzorger instemmen. Er is één uitzondering: bij een maatregel vanuit de kinderbescherming is instemming wel gewenst maar niet vereist.
De rechten van de cliënt De positie van de cliënt wordt versterkt door de invoering van het recht op jeugdzorg. Wanneer het bureau jeugdzorg bepaalt dat de cliënt jeugdzorg nodig heeft, geeft dit een aanspraak (een recht) op zorg. Deze aanspraak heeft de cliënt tegenover de provincie die ervoor moet zorgen dat de gevraagde zorg beschikbaar is. Als het bureau jeugdzorg vaststelt dat AWBZ gefinancierde zorg nodig is dan heeft de cliënt dit recht tegenover de zorgverzekeraars. De bureaus jeugdzorg moeten - net als de zorgaanbieders - een onafhankelijke vertrouwenspersoon hebben. Deze ondersteunt een cliënt met advies en bijstand bij het uitoefenen van zijn rechten. Ook moeten het bureau jeugdzorg en de zorgaanbieder een klachtenregeling met een klachtencommissie hebben. Cliënten die vinden dat ze onjuist bejegend zijn of het niet eens zijn met de inhoudelijke beoordeling kunnen een klacht indienen bij de commissie. Verder krijgen cliënten meer invloed op het beleid van de jeugdzorg. In de Wet op de jeugdzorg is geregeld dat zowel provincies als het Rijk hun beleid met cliëntenorganisaties moeten afstemmen. De bureaus jeugdzorg en de zorgaanbieders dienen een cliëntenraad te hebben. Een zorgaanbieder hoeft niet voor de verschillende onderdelen van zijn instelling een aparte cliëntenraad te hebben. Één cliëntenraad per instelling is volgens de wet voldoende. De cliëntenraden staan voor het algemene bredere cliëntenbelang. Ze kunnen advies verlenen over de gang van zaken bij zorgaanbieders en de bureaus jeugdzorg.
16
Wet op de jeugdzorg
De gemeenten
Het gemeentelijke jeugdbeleid voor opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning is de afgelopen jaren steeds beter van de grond gekomen. In dit pakket zitten bijvoorbeeld het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, de jeugdgezondheidszorg en het algemeen maatschappelijk werk. Het doel van het gemeentelijk jeugdbeleid is om problemen met opvoeden en opgroeien zoveel mogelijk te voorkomen. Als problemen zich toch voordoen dan moeten gemeenten deze signaleren, lichte hulp verlenen en in geval van ernstige problematiek verwijzen naar het bureau jeugdzorg. Het vroegtijdig ontdekken kan het best in de algemene voorzieningen. Zij zijn diegenen die vaak dagelijks met een kind in aanraking komen en/of alle kinderen zien en als eerste problemen kunnen constateren. Wel zal een aantal van de medewerkers van deze voorzieningen behoefte hebben aan informatie of advies of hun deskundigheid moeten verbeteren. Het bureau jeugdzorg heeft als taak om deze ondersteuning te verlenen bijvoorbeeld door deel te nemen in netwerken rond scholen. Gemeenten hebben veel vrijheid het lokale jeugdbeleid zelf in te vullen om zo in te kunnen spelen op de specifieke lokale situatie. De invoering van de Wet op de jeugdzorg was voor het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) aanleiding om nog eens goed te kijken naar de gemeentelijke taken die vooraf gaan aan de jeugdzorg. Waar ligt de grens? Zij hebben daarom de taken van opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning die behoren tot het gemeentelijke domein nader omschreven : —
informatie verstrekken aan ouders, kinderen en jeugdigen over opvoeden en opgroeien;
—
signaleren van problemen door instellingen als jeugdgezondheidszorg en onderwijs;
—
toegang tot het (gemeentelijk) hulpaanbod, beoordelen en toeleiden naar voorzieningen aan de hand van een 'sociale kaart' voor ouders, kinderen, jeugdigen en verwijzers;
—
pedagogische hulp (advisering en lichte hulpverlening), zoals maatschappelijk werk en coachen van jongeren;
—
17
coördineren van zorg in het gezin op lokaal niveau (gezinscoaching).
Wet op de jeugdzorg
De verwijzers
Vandaag de dag verwijzen al veel medewerkers van de algemene voorzieningen naar het bureau jeugdzorg als zij vermoeden dat jeugdzorg noodzakelijk is. Dit is echter nog niet overal gemeengoed. Soms wordt direct verwezen naar een zorgaanbieder. Vooral de (huis)arts is gewend rechtstreeks naar de jeugd geestelijke gezondheidszorg te verwijzen. Dat kan met de nieuwe wet niet meer. Na inwerkingtreding van de Wet op de jeugdzorg is een indicatiebesluit van het bureau jeugdzorg nodig om toegang te krijgen tot deze zorg. Er is één uitzondering. Een huisarts mag nog wel rechtsreeks doorverwijzen naar de jeugd geestelijke gezondheidszorg als deze vermoedt dat er sprake is van een bepaalde psychische stoornis. De exacte voorwaarden zijn neergelegd in de algemene maatregel van bestuur, ‘rechtstreekse verwijzing jeugd-ggz’.
Bureau jeugdzorg als toegang tot de jeugdzorg
Jeugdigen en hun ouders van wie het lokale beleid de problemen niet kan oplossen kunnen zelf naar het bureau jeugdzorg gaan. Dat beoordeelt dan of er reden is voor hulpverlening. De inwerkingtreding van de Wet op de jeugdzorg legt de positie van de bureaus jeugdzorg wettelijk vast. Elke provincie of grootstedelijke regio (Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden) heeft voortaan één bureau jeugdzorg. Wel zijn er in verband met bereikbaarheid dependances van de bureaus jeugdzorg verspreid over de hele provincie. Die kunnen (delen van) de taken uitvoeren.
Kerntaak bureau jeugdzorg: indicatiestelling De kerntaak van het bureau jeugdzorg is het beoordelen van het verzoek om hulp en indiceren voor de juiste zorg. Het beoordelen van de vraag van een cliënt is daarvoor gesplitst van het aanbod aan jeugdzorg. Dit garandeert een onafhankelijke indicatiestelling. Het bureau jeugdzorg stelt vast óf de cliënt voor zorg in aanmerking komt en zo ja welke. Dit legt het neer in een indicatiebesluit. Bij de indicatie
18
Wet op de jeugdzorg
kijkt het bureau jeugdzorg ook altijd of gezinscoaching (hoofdstuk 1) nodig is. Het bureau verleent als regel zelf geen hulp. Hierop bestaat één uitzondering. Blijkt tijdens het traject van indicatiestelling dat voor de problematiek de hulp van een lokale voorziening geschikt is dan wordt in principe daarnaar doorverwezen. Er kunnen echter omstandigheden zijn waardoor het klantvriendelijker is dat het bureau jeugdzorg zelf deze hulp uitvoert. In deze gevallen mag het bureau jeugdzorg na expliciete vaststelling van de noodzaak hiervan, gemiddeld vijf gesprekken binnen een periode van maximaal zes maanden met de cliënt voeren. Deze gesprekken worden gevoerd in het kader van de taak “het verlenen van jeugdzorg waarop geen aanspraak bestaat” (artikel 10, derde lid onder b). Het bureau jeugdzorg stelt de indicatie voor de volgende vormen van jeugdzorg: —
zorg aangeboden door een zorgaanbieder die de provincie betaalt;
—
jeugd geestelijke gezondheidszorg;
—
een plaats in een justitiële jeugdinrichting;
—
en op termijn de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Binnen het bureau moeten daarom verschillende disciplines werken zodat het in staat is om te indiceren voor al deze vormen van jeugdzorg. Sommige ouders of jeugdigen komen niet zelf naar het bureau jeugdzorg als er problemen zijn. Meldt bijvoorbeeld een onderwijzer of een wijkagent dat een jeugdige in ernstige moeilijkheden dreigt te komen, dan zal een medewerker van het bureau de ouders zelf benaderen en hen proberen te motiveren tot het aanvaarden van hulp. Accepteren de ouders of de jeugdige deze hulp niet of onvoldoende dan zal onderzocht moeten worden of een kinderbeschermingsmaatregel nodig is. Het bureau jeugdzorg is dan verplicht de raad voor de kinderbescherming in te schakelen. Die zal dan een nader onderzoek doen en als blijkt dat dat nodig is de kinderrechter om een kinderbeschermingsmaatregel vragen.
Het Advies- en meldpunt kindermishandeling
De Advies- en meldpunten kindermishandeling (AMK) worden in de bureaus jeugdzorg geïntegreerd omdat een melding van kindermishandeling veelal aanleiding is voor jeugdzorg. Daarmee worden de taken van het AMK de verantwoordelijkheid van de bureaus jeugdzorg.
19
Wet op de jeugdzorg
Het AMK is dag en nacht bereikbaar en zeven dagen per week. Het landelijk telefoonnummer is 0900 - 1231230. Het AMK kan zelf contact opnemen met een gezin om te bekijken of er sprake is van kindermishandeling, hulpverlening nodig is en of het nodig is om de raad voor de kinderbescherming om een onderzoek te vragen. Het AMK mag niet zelf een onderzoek starten naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. Dat blijft de verantwoordelijkheid van de raad van de kinderbescherming. De rechter besluit of er een kinderbeschermingsmaatregel wordt opgelegd.
De uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen
Wanneer de kinderrechter - op verzoek van de raad voor de kinderbescherming - een kinderbeschermingsmaatregel oplegt dan voert het bureau jeugdzorg die uit. Het bureau jeugdzorg heeft met de nieuwe wet de verantwoordelijkheid voor alle taken en bevoegdheden van een gezinsvoogdijinstelling. Dat betekent dat er geen aparte voogdij- en gezinsvoogdijinstellingen meer zijn (met uitzondering van een specifieke (gezins)voogdij-instelling voor minderjarige asielzoekers). De meest toegepaste kinderbeschermingsmaatregel is de ondertoezichtstelling. In dat geval is er toezicht op de jeugdige door de gezinsvoogd en wordt aan ouders hulp en steun bij de opvoeding geboden. Dit kan betekenen dat er aanwijzingen worden gegeven die de ouders en de jeugdige moeten opvolgen. Dit kan soms inhouden dat het beter voor het kind is als het (tijdelijk) uit huis wordt geplaatst. Er is een aparte machtiging van de kinderrechter nodig als de ouders aan deze uithuisplaatsing niet vrijwillig willen meewerken. De begeleiding is er bij een ondertoezichtstelling op gericht de ouders zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de opvoeding te laten houden. Dat is echter niet altijd mogelijk. Wanneer herstel van de opvoedingsverantwoordelijkheid niet haalbaar is, kan de kinderrechter - op verzoek van de raad voor de kinderbescherming of sporadisch in acute gevallen op verzoek van het Openbaar Ministerie - de ouders van het gezag ontheffen of ontzetten. Het bureau jeugdzorg krijgt dan meestal de voogdij, dat wil zeggen dat de opvoedingsverantwoordelijkheid formeel geheel bij het bureau jeugdzorg komt te liggen.
20
Wet op de jeugdzorg
De uitvoering van de jeugdreclassering
Ook de medewerkers van de jeugdreclassering krijgen als thuisbasis het bureau jeugdzorg. Hun taak is om jeugdigen door gezag, hulpverlening (soms onder dwang) en begeleiding weer een goede plek in de samenleving te geven. De jeugdreclassering omvat begeleiding en toezicht in het kader van het jeugdstrafrecht. Hierbij kan een reclasseringsmedewerker binnen het bureau jeugdzorg de volgende taken krijgen: —
begeleiden en toezicht als onderdeel van het afdoen van een strafbaar feit door het openbaar ministerie of de rechter. Hieronder valt ook intensieve trajectbegeleiding;
—
vrijwillig begeleiden na doorverwijzing door de raad voor de kinderbescherming naar aanleiding van een proces-verbaal;
—
tenuitvoerleggen van de leerstraf sociale vaardigheidstraining;
—
begeleiden bij scholings- en trainingsprogramma's (stp);
—
rapportage en advies aan de raad, de rechter en de officier van justitie;
—
nazorg bij jeugddetentie.
Zorgaanbieders
In het verleden verrichtten de zorgaanbieders zelf de indicatie voor jeugdzorg. Deze indicerende functie gaat nu naar de bureaus jeugdzorg. Om het zorgaanbod goed aan te laten sluiten op de indicatiestelling moeten de zorgaanbieders voortaan hun aanbod in functies omschrijven. Dat is flexibeler dan uit te gaan van voorzieningen met een vaststaand aanbod. De beschrijving in functies is een betere basis voor de overstap van aanbodgerichte naar vraaggerichte zorg. Jeugdigen of ouders kunnen voortaan bij verschillende zorgaanbieders die functies selecteren die het meest bijdragen aan het oplossen van hun problemen. In tegenstelling tot onder de Wet op de jeugdhulpverlening hebben zorgaanbieders die een contract hebben met de provincie voortaan een acceptatieplicht voor cliënten. Wanneer een instelling plaats heeft, is zij wettelijk verplicht de zorg te leveren. De enige uitzondering op de acceptatieplicht is een gebrek aan capaciteit.
21
Wet op de jeugdzorg
Hulpverleningsplan De indicatie is het uitgangspunt voor het hulpverleningsplan dat een zorgaanbieder opstelt. In het hulpverleningsplan legt de zorgaanbieder vast ‘voor welke problemen en stoornissen’ hij hulp gaat verlenen. Het hulpverleningsplan geeft in ieder geval inzicht in het beoogde hulpverleningsproces, de te realiseren doelen, de in te schakelen deskundigen en de evaluatiemomenten. Zijn er meerdere zorgaanbieders betrokken dan wordt er in het plan vastgelegd wie de coördinatie heeft. Nadat de cliënt ingestemd heeft met het hulpverleningsplan kan de zorgverlening beginnen. De zorgaanbieder houdt steeds contact met het bureau jeugdzorg en informeert het bureau over de aanvang van de zorg, de voortgang en de beëindiging. Daarnaast verschaft ze het bureau de gegevens voor de evaluatie van de zorg. Het bureau jeugdzorg bewaakt dat er een hulpverleningsplan met de zorgaanbieder tot stand komt en houdt in de gaten dat, als er meerdere zorgaanbieders zijn, de zorg op elkaar aansluit. Daarnaast volgt het bureau jeugdzorg het verloop van de hulpverlening, helpt de cliënt als deze vragen heeft en verzorgt aan het eind van het traject de evaluatie.
De justitiële jeugdinrichtingen
Het bureau jeugdzorg kan een indicatie afgeven voor een plaatsing in een justitiële jeugdinrichting als onderdeel van een ondertoezichtstelling of een voogdij-maatregel. Het grote verschil tussen een justitiële inrichting en andere jeugdzorgvoorzieningen is dat er een vrijheidsbeperkend regime geldt. Doel hiervan is om de jeugdigen - in hun eigen belang - bescherming te bieden. Plaatsing in een justitiële jeugdinrichting op basis van een kinderbeschermingsmaatregel kan alleen als de kinderrechter een machtiging hiervoor verstrekt. In welke inrichting een jongere geplaatst wordt is de taak van de plaatsingsmedewerker van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie. Jeugdigen worden ook in justitiële inrichtingen geplaatst als straf of als gevolg van een maatregel in het kader van het jeugdstrafrecht. Dit is een andere procedure en daarvoor is geen indicatie van het bureau jeugdzorg nodig.
22
Wet op de jeugdzorg
Toezicht en handhaving
4
Onder de Wet op de jeugdzorg zijn de bureaus jeugdzorg en de zorgaanbieders zelf verantwoordelijk voor een kwalitatief goede uitoefening van hun taken. Zij moeten jaarlijks een verslag publiceren met de gegevens over de kwaliteit van hun werkzaamheden, de evaluatie hiervan en de eventuele verbeteringen. Ook moet daarin duidelijk staan hoe cliënten betrokken zijn bij dit kwaliteitsbeleid. Gedeputeerde Staten, de Inspectie jeugdzorg en cliëntenorganisaties krijgen allemaal een exemplaar van dit verslag. De Inspectie jeugdzorg (de nieuwe naam voor de inspectie jeugdhulpverlening en jeugdbescherming) houdt toezicht op de door de zorgaanbieders en bureaus jeugdzorg geleverde kwaliteit. De Inspectie doet dit op eigen initiatief, op verzoek van een individuele provincie of, als het gaat om een landelijk beeld, van het ministerie van VWS en/of Justitie. De Inspectie gezondheidszorg blijft als vanouds toezien op de jeugd geestelijke gezondheidszorg en de zorg voor licht-verstandelijk gehandicapte jeugdigen. De belangrijkste wijziging voor het toezicht onder de nieuwe wet is dat de Inspectie jeugdzorg ook toezicht gaat houden op de raad voor de kinderbescherming. Verder krijgt de Inspectie de mogelijkheid om een schriftelijk bevel te geven als er op korte termijn bij een organisatie bestuurlijk moet worden ingegrepen.
23
Wet op de jeugdzorg
24
Wet op de jeugdzorg
Meer weten ?
5
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Voor meer informatie op het terrein van het Ministerie van VWS raadpleegt u www.minvws.nl
Ministerie van Justitie Voor meer informatie op het terrein van het Ministerie van Justitie raadpleegt u www.justitie.nl
Interprovinciaal Overleg (IPO) Op het terrein van de jeugdzorg werken de twaalf provincies samen met drie grootstedelijke regio’s. Voor meer informatie over jeugdzorg op provinciaal niveau raadpleegt u www.ipo.nl
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Voor informatie over de jeugdzorg op lokaal niveau raadpleegt u www.vng.nl
De Maatschappelijk Ondernemers Groep (Mogroep) De Mogroep is de brancheorganisatie van Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang. Kerntaken: belangenbehartiging en ondersteuning van de aangesloten ondernemers. Voor meer informatie raadpleegt u www.mogroep.nl
25
Wet op de jeugdzorg
Het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) Het NIZW zet zich in voor kwaliteit en vernieuwing in de sector zorg en welzijn. Een onderdeel van het NIZW vormt het expertisecentrum jeugdzorg. Voor meer informatie raadpleegt u www.jeugdzorg.nl
Collegio Collegio is een landelijke ondersteuningsorganisatie voor de jeugdzorg. Voor meer informatie raadpleegt u www.collegio.nl
26
Wet op de jeugdzorg
27
Wet op de jeugdzorg
Aantekeningen
28
Wet op de jeugdzorg