__________________________________
Nieuwsbrief februari 2007, Jaargang 2 - vol. 2
Pensioenwet Informatieplichten De Pensioenwet bevat uitgebreide en gedetailleerde regels over het verstrekken van informatie. Dit betreft hoofdzakelijk de informatie van de pensioenuitvoerder naar de (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde of de partner van de werknemer. Dat is echter niet de enige relevante informatielijn. Van werkgever naar werknemer: de werkgever moet de werknemer binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden informeren over de vraag of een aanbod tot een pensioenovereenkomst wordt gedaan. Na het tot stand komen van de pensioenovereenkomst heeft de werkgever de verplichting te zorgen dat de werknemer de startbrief van de pensioenuitvoerder krijgt of hem te informeren over voorwaarden om de pensioenverwerving te laten aanvangen; Van werkgever naar pensioenuitvoerder: dit regelt de Pensioenwet niet. Afspraken over wat en wanneer moet worden medegedeeld, dienen in de
Colofon Het Expertisecentrum Pensioenrecht doet onderzoek naar en adviseert de pensioenwereld, overheden en het bedrijfsleven over juridische en fiscale aspecten van pensioenen en verzorgt daarover publicaties en organiseert studiemiddagen en leergangen.
Adres- en contactgegevens: Expertisecentrum Pensioenrecht Vrije Universiteit Amsterdam Fac. der Rechtsgeleerdheid Prof. dr. Erik Lutjens De Boelelaan 1105 1081 HV Amsterdam tel 020 5986268 mobiel 06 52 418408 fax 020 5986280 e-mail
[email protected]
uitvoeringsovereenkomst opgenomen te worden; Van werknemer naar werkgever en pensioenuitvoerder: deze informatieverplichting dient in de startbrief ingevuld te zijn; Van pensioenuitvoerder naar aanspraak- of pensioengerechtigde: alleen deze verplichting is in de Pensioenwet – gedetailleerd – uitgewerkt. Dit betreft: • informatie via de startbrief; • event driven informatie (zoals bij einde deelneming); • periodieke informatie; 1
• •
informatie op verzoek; informatie over toeslagen, waaronder de voorwaardelijkheidsverklaring.
Het is een bont geheel van regels. Belangrijk is dat: Niet alle informatieplichten in de Pensioenwet zijn opgenomen; De informatie van werkgever en werknemer richting pensioenuitvoerder afzonderlijk overeengekomen dient te worden in de uitvoeringsovereenkomst resp. startbrief. Ook het pensioenreglement kan verplichtingen voor de (gewezen) deelnemer en gepensioneerde bevatten; In de uitvoeringsovereenkomst kunnen ook de rechtsgevolgen (aansprakelijkheid) worden geregeld van het niet, niet juist of niet tijdig verstrekken van informatie; Tot slot: het voldoen aan de Pensioenwet informatieplichten vrijwaart een pensioenuitvoerder niet van civiele aansprakelijkheid indien de informatie verwachtingen heeft opgewerkt bij de werknemer die hij in rechte geldend wil maken. Dan zal de rechter de civiele vertrouwensleer toepassen. Of de pensioenuitvoerder aansprakelijkheid kan verleggen naar de werkgever hangt af van de inhoud van de uitvoeringsovereenkomst.
Pensioenwet Presentatie Boek met analyse en commentaar Op 28 maart a.s. zal tijdens de lezing Pensioenactualiteiten aan de Vrije Universiteit Amsterdam worden gepresenteerd het boek Pensioenwet – analyse en commentaar. Dit boek bevat in 21 hoofdstukken een analyse van de Pensioenwet, de bedoeling, de toepassing en de gesignaleerde knelpunten daarbij. Er
is onder redactie van E. Lutjens, door 15 verschillende auteurs aan gewerkt. De omvang is ruim 800 pagina’s. Alle relevante aspecten van de Pensioenwet worden besproken. Het eerste exemplaar wordt in ontvangst genomen door Peter Borgdorff, directeur van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen Het boek wordt uitgegeven door Kluwer en is tijdens de lezing na de aanbieding direct verkrijgbaar en overigens via de boekhandel (ISBN is: 9789013044638). Aanmelding voor deze bijeenkomst kan door aanmelding voor de VU Lezing Pensioenactualiteiten, zie verderop in deze nieuwsbrief.
API en PUB: voorstel nieuw uitvoeringsmodel pensioenfondsen De minister van SZW heeft bij brief van 19 december 2006 een nieuw model voor de uitvoering van pensioenregelingen voorgesteld (Kamerstukken II 2006-07, 30 413, nr. 93). De voor pensioenfondsen geldende domeinafbakening, productafbakening en de eis van een financieel geheel bij de uitvoering van meer dan een regeling acht de minister obstakels om optimaal gebruik te kunnen van de mogelijkheden die de ‘Pensioenfondsenrichtlijn’ biedt voor het aanvaarden van bijdragen van in het buitenland gevestigde ondernemingen. De minister komt met een voorstel voor een nieuw uitvoeringsorgaan, namelijk de Algemene Pensioeninstelling (API). Deze zou fungeren als pensioeninstelling als bedoeld in de Pensioenfondsenrichtlijn, maar geen pensioenfonds zijn en dus ook niet gehinderd worden door de voor pensioenfondsen geldende obstakels. Wat betreft het financieel regime zouden de voor verzekeraars geldende regels ook voor de API moeten gaan gelden. Daarnaast zou moeten gaan gelden dat een pensioenfonds zijn vermogensbeheer en administratie verplicht op de markt moet uitbesteden aan een pensioenuitvoerings-
2
bedrijf (PUB). In het voorjaar zal de minister hieromtrent nader met voorstellen komen.
Rechtspraak Hoge Raad 5 januari 2007 – gelijke behandeling bij keuze en verjaring – Bijenkorf arrest Op 5 januari 2007 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over ongelijke behandeling in de pensioenregeling van de Bijenkorf, Hema, Amici en Vendex KBB. Het draait om twee vragen. Ten eerste: is het onderscheid tussen verplichte en vrijwillige toetreding tot de pensioenregeling voor voltijdwerknemers resp. deeltijdwerknemers toegestaan of is dit strijdig met de regels inzake gelijke behandeling van mannen en vrouwen? Ten tweede: welke verjaringstermijn geldt voor een vordering tot aansluiting bij een pensioenregeling met terugwerkende kracht en daaraan gerelateerde pensioenopbouw over het verleden? De Hoge Raad oordeelt over de ongelijkheid wat betreft de verplichte resp. vrijwillige aansluiting als volgt: 3.3.2 ‘Het onderdeel stelt de vraag aan de orde of de in de pensioenregeling opgenomen keuzemogelijkheid een door art. 119 EG-Verdrag verboden discriminatie van de parttimers met betrekking tot de aansluiting bij de pensioenregeling opleverde. Daartoe is, naar op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen met voldoende zekerheid kan worden aangenomen (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.11), in deze zaak beslissend of de omstandigheden waaronder de parttimers gebruik konden maken van hun recht om te kiezen voor deelneming aan de pensioenregeling gedurende de wachtperiode, een vrije keuze van de parttimers in zodanige mate belemmerden dat aansluiting bij
de pensioenregeling praktisch onmogelijk was, waardoor de parttimers de facto van deelneming daaraan waren uitgesloten. Eerst dan zou gezegd kunnen worden dat de parttimers ten aanzien van de mogelijkheid om deel te nemen aan de pensioenregeling in een nadeliger positie verkeerden dan de fulltimers. Geen van de door het hof genoemde risico's - kennelijk door het hof ontleend aan de algemene menselijke ervaring - is echter van dien aard dat het, algemeen gesproken en objectief bezien, voor de parttimers een zodanig reële belemmering vormde om zich in de wachtperiode aan te sluiten bij de pensioenregeling, dat de parttimers de facto van deelneming aan die regeling werden uitgesloten’. Wat betreft de verjaring oordeelt de Hoge Raad in lijn met de vaste rechtspraak dat voor het gaan lopen van de verjaringstermijn niet vereist is dat de benadeelde bekend is met de juridische beoordeling van de feiten en omstandigheden die aanleiding geven voor een vordering. Voor beantwoording van de vraag of de alsdan geldende korte Nederlandse verjaringstermijn (5 jaar) verenigbaar is het met het EG recht, verwijst de Hoge Raad de zaak naar het Gerechtshof ’s-Gravenhage.
Gerechtshof Arnhem 12 december 2006 – OBU PGGM hoeft bij scheiding niet verrekend te worden De vraag was of de OBU-uitkering van het PGGM zodanig aan de persoon van de rechthebbende verknocht is, dat ook de waarde daarvan niet in de gemeenschap valt? Partijen waren het er wel over eens dat de OBUuitkering niet als PSW-pensioen kon worden aangemerkt en derhalve niet overeenkomstig de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding verdeeld hoefde te worden. De Rechtbank Zutphen oordeelde op 22 maart
3
2006, PJ 2006/65 dat de waarde van de OBU nochtans wel bij verdeling van de huwelijksgemeenschap betrokken dient te worden. In hoger beroep komt het Gerechtshof Arnhem tot een andersluidend oordeel: de aard van de OBU is zodanig dat deze evenals een VUT-uitkering aan de rechthebbende is verknocht en dus niet in de huwelijksgemeenschap valt, ook niet bij wijze van verrekening. De koppeling tussen OBU en Flex-pensioen doet daar volgens het Hof niet aan af, want dit laat onverlet dat de OBU zijn eigen kenmerken behoudt.
Hoge Raad 9 februari 2007 – extern afstorten pensioen na scheiding van in eigen beheer gehouden pensioen DGA In eerdere arresten had de Hoge Raad al geoordeeld dat de eisen van redelijkheid kunnen meebrengen dat een B.V., waarbinnen de pensioenaanspraken zijn verzekerd, overgaat tot het extern verzekeren van de te verevenen aanspraken ten behoeve van de ex-partner van de DGA van de B.V. In het arrest van 9 februari 2007 oordeelt de Hoge Raad dat er een beginselplicht te externe “afstorting” is: De eisen van redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding tussen exechtgenoten beheersen, zullen in het algemeen meebrengen dat de tot verevening verplichte echtgenoot die als directeur en enig aandeelhouder de rechtspersoon beheerst waarin de te verevenen pensioenaanspraak is ondergebracht, dient zorg te dragen voor afstorting bij een externe pensioenverzekeraar van het kapitaal dat nodig is voor het aan de andere echtgenoot toekomende deel van de pensioenaanspraak. Van de vereveningsgerechtigde echtgenoot kan in beginsel immers niet worden gevergd dat deze bij voortduring afhankelijk blijft van het beleid dat de andere echtgenoot ten aanzien van de betrokken rechtspersoon (en de onderneming waaraan deze verbonden is) voert en het risico moet blijven
dragen dat het in eigen beheer opgebouwde pensioen te zijner tijd niet kan worden betaald. De verplichting om in beginsel tot afstorting over te gaan is gebaseerd op de eisen van redelijkheid en billijkheid. De beantwoording van de vraag of daarop in een concreet geval aanspraak kan worden gemaakt, moet geschieden met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Daarbij zal de omstandigheid dat onvoldoende liquide middelen aanwezig zijn om de afstorting te effectueren slechts dan tot ontkennende beantwoording van die vraag kunnen leiden indien de vereveningsplichtige stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat de benodigde liquide middelen ook niet kunnen worden vrijgemaakt of van elders verkregen zonder de continuïteit van de bedrijfsvoering van de rechtspersoon en de onderneming waaraan deze is verbonden in gevaar te brengen.
Rechtbank Arnhem 29 januari 2007 – afwijzing vordering Vereniging van Gepensioneerden AKZO tot handhaving indexeringsverplichting De achtergrond van dit geschil is een wijziging in de financiële afspraken tussen AKZO en het Pensioenfonds, waarbij kort gezegd een CDC-regeling werd overeengekomen. De Verenging stelde dat hierdoor de financiering van het Pensioenfonds minder solide zou worden en daarom hun indexering in gevaar kon komen. Zij spreken de werkgever aan op nakoming van de oorspronkelijke in de arbeidsovereenkomst verdisconteerde pensioentoezeggingen. De kantonrechter oordeelt dat op het moment van indexering de rechten van de werknemers alleen nog bepaald worden door het pensioenreglement, zodat reeds daarom een vordering tegen de werkgever niet toewijsbaar is. Voorst oordeelt de kanton4
rechter op grond van zijn uitleg van het pensioenreglement dat er sprake is van een voorwaardelijk indexeringsrecht, zodat het Pensioenfonds tot wijziging van de indexering voor de toekomst bevoegd was.
Hof van Justitie EG 25 januari 2007 – Insolventierichtlijn verplicht niet tot het volledig waarborgen van uitkeringen Artikel 8 van de Insolventierichtlijn (80/987) verplicht lid-staten om werknemers te beschermen ‘met betrekking tot hun verkregen rechten of hun rechten in wording op ouderdomsuitkeringen’ ingeval van insolventie van de werkgever. Daartoe kan de overheid bijvoorbeeld, in plaats van financiering door de overheid, een verzekeringsplicht ten laste van de werkgever invoeren of een waarborgfonds oprichten waarvan hij de wijze van financiering regelt. In Nederland is sprake van een combinatie van de onderbrengingsplicht (artikel 23 Pensioenwet) en de overnemingsplicht van het UWV bij het niet betaald zijn van de premie over een jaar (61-64c WW). Het Hof oordeelt dat de richtlijn een minimumwaarborg schept en niet ten doel heeft een volledige waarborging van de pensioenrechten te bewerkstelligen, ook al biedt de tekst van artikel 8 van de richtlijn geen aanknopingspunten voor beperking van het beschermingsniveau. In geval – zoals in het in geding zijnde stelsel uit het V.K. – minder dan 50% van de rechten zijn gewaarborgd, wordt volgens het Hof niet aan het beschermingsniveau van de richtlijn voldaan. De Nederlandse wet voldoet hier aan.
Pensioenactualiteiten 2007 Lezingen aan de VU : Programma 2007:
28 maart 2007 - Pensioenwet: vereiste documentatie Mevr. Mr. J. Poelman, pensioenjuriste bij AEGON Levensverzekeringsmaatschappij NV Mevr. Mr. K. Bitter, Manager Pensioenbeleid & Juridische Zaken Interpolis Pensioenen
23 mei 2007 - Verplichte bedrijfstakpensioenfondsen en vrijstellingen Mr. W. van Heest, CPL, advocaat bij Boekel de Nerée Prof. dr E. Lutjens, Hoogleraar Pensioenrecht, Vrije Universiteit Amsterdam, verbonden aan Expertisecentrum Pensioenrecht, advocaat bij Van Mens en Wisselink
26 september 2007 – Actualiteiten Pensioenwet Mr. A.J. van de Griend, pensioenjurist bij Watson Wyatt
21 november 2007 - De DGA en de ZZP’er in het Fiscale Pensioenrecht en de Pensioenwet Mr. M. Schijlen, Generali Levensverzekeringmaatschappij N.V. Mr. J. Holtermans, Hendrikx & Bakker belastingadviseurs Aansluitend bij de lezing op 21 november 2007 vindt het VU-pensioen-rechtdiner plaats. Er zal dan verder gedebatteerd worden over mogelijke pensioen-oplossingen voor zelfstandigen.
Informatie en aanmelding bij VU Law Academy, telefoon (020) 598 6255, mail
[email protected], web www.rechten.vu.nl (onder postacademisch onderwijs, pensioenactualiteiten).
Leergang Fiscaal Pensioenrecht Op 22 maart a.s. start de Leergang Fiscaal Pensioenrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. In 13 bijeenkomsten worden behandeld de pensioenaspecten van de Wet LB, de Wet IB, de Wet vpb, de werknemer, zelfstandige, dga en internationale aspecten, terwijl tevens de relatie met de Pensioenwet wordt gelegd. Informatie en aanmelding: zie onder Pensioenactualiteiten hierboven. __________________________________
5