Wederzijdse invorderingsbijstand Informatie aan gemeenten en provincies uitgaande van de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) Thema : Richtlijn 2010/24/EU dd 16/03/2010 van de Raad van de Europese unie “betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen.”
Vanuit zijn streven naar performantere regelgeving inzake wederzijdse invorderingsbijstand tussen de lidstaten van de EU, vaardigde de Raad van de Europese Unie op 16 maart 2010 Richtlijn 2010/24/EU uit. Deze richtlijn legt de regels vast inzake wederzijdse bijstandsverlening tussen de lidstaten ten behoeve van de invordering van “alle vormen van belastingen en rechten, geheven door of ten behoeve van een lidstaat of zijn territoriale of staatkundige onderdelen, lokale overheden inbegrepen, dan wel ten behoeve van de unie”. Met het invoeren van Richtlijn 2010/24/EU, van kracht vanaf 01/01/2012, hebben nu ook Gewesten, Provincies en Gemeenten de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden verzoeken om bijstand, voor de door hen gevestigde belastingen en of rechten, over te maken aan buitenlandse autoriteiten zo zij vermoeden dat er voor een debiteur (rechtspersoon of natuurlijk persoon) in een andere EU lidstaat invorderingsmogelijkheden zijn. De EU beoogt met haar Richtlijn 2010/24/EU een geautomatiseerde en uniforme verzending van in – en uitgaande verzoeken om invorderingsbijstand. Daartoe ontwikkelde zij een tool (E-form Editor) die voorziet in standaardformulieren en in verzending via elektronische weg. Deze standaardformulieren volstaan als titel voor de invordering in het buitenland. De (dure) procedure voor het verkrijgen van een exequatur voor invordering in het buitenland vervalt dan ook. Om de aan -en uitvoer van verzoeken om invorderingsbijstand geordend te laten verlopen werden de lidstaten verzocht een centraal verbindingsbureau aan te duiden. Voor België vervult FOD FINANCIEN deze functie. Richtlijn 2010/24/EU verplicht de lidstaten en bij uitbreiding haar staatkundige onderdelen deze richtlijn om te zetten naar eigen recht. In uitvoering van artikel 3 van het decreet van 21 december 2012 (B.S. 28 december 2012) zal de Vlaamse Belastingdienst, gelet op haar jarenlange ervaring en haar eerder opgebouwde expertise als centrale invorderingscel voor niet-fiscale heffingen, uitdrukkelijk aangeduid worden als verbindingsdienst. De Vlaamse Belastingdienst zal als schakel tussen de lokale besturen en de FOD FINANCIEN fungeren. Dit betekent dat provincies en/of gemeenten die gebruik willen maken van de Richtlijn 2010/24/EU hun verzoeken om bijstand dienen te richten aan de Vlaamse Belastingdienst. Volgende mailbox werd daartoe gemaakt :
[email protected] (let op de underscore tussen bijstand en vlabel). De Vlaamse Belastingdienst zal op zijn beurt het dossier overmaken aan het centrale verbindingsbureau van de FOD FINANCIEN. Ook in omgekeerde zin, wanneer een lokaal bestuur wordt verzocht om bijstand, zal Vlabel het dossier aan de lokale autoriteiten overmaken.
Vanuit de hem toebedeelde rol acht de Vlaamse Belastingdienst het opportuun toe te lichten wat hij van de lokale besturen verwacht en wat de lokale besturen van haar mogen verwachten. Belangrijk is dat een lijst van email adressen wordt aangelegd. Deze lijst moet het de Vlaamse Belastingdienst mogelijk maken de inkomende verzoeken om bijstand aan de juiste lokale instantie (gemeenteontvanger, belastingdiensten provincie…) over te maken. Indien geen contactpersonen worden doorgegeven, zal Vlabel zich wenden tot de gemeentelijke financieelbeheerder. In een eerste fase wordt niet verwacht dat de lokale besturen zelf de E-Forms Editor applicatie zullen installeren. Dit is de applicatie die door alle landen van de Unie wordt gebruikt om verzoeken tot bijstand in te dienen en dewelke bestanden in XML-formaat genereert die slechts leesbaar worden mits opening in die applicatie. De applicatie laat de gebruiker ook toe het benodigde document in zijn moedertaal op te stellen. Vlabel zal ten behoeve van de lokale besturen het nodige doen in de E-Forms Editor applicatie en zal tevens samen met het lokaal bestuur nagaan welke acties aangewezen zijn in de concrete dossiers. Wel vraagt Vlabel dat de lokale besturen voor hun verzoeken om bijstand gebruik maken van het modelformulier “verzoek om bijstand” dat u in bijlage vindt. De lokale besturen kunnen steeds de Vlaamse Belastingdienst contacteren op bovengenoemd emailadres met vragen bij het invullen van het formulier “verzoek om bijstand” alsook met vragen over het toepassingsgebied van de Richtlijn 2010/24/EU. Telefonisch kunnen inlichtingen worden bekomen bij Erik De Backer (053/722.246), Vera Bonnaerens (tel. 053/722.278) of Hilde Vastenavondt (tel. 053/722.483). De lokale besturen zullen voor de hen toegewezen dossiers handelen conform de Richtlijn 2010/24/EU. Daarnaast zullen zij er over waken dat de termijnen voorzien in de uitvoeringsverordening 1189/2011/EU dd 18/11/2011, een verordening houdende nadere voorschriften voor sommige bepalingen van Richtlijn 2010/24/EU, worden nageleefd. Naar analogie met het samenwerkingsakkoord dat zal gesloten worden tussen de Federale staat en zijn Gewesten, zullen er identieke termijnen worden bepaald binnen dewelke de Vlaamse Belastingdienst, vanuit haar schakelfunctie, zal instaan voor het doorzenden van in- en uitgaande verzoeken. De lokale besturen zullen voor alle ontvangen verzoeken een melding van ontvangst aan VLABEL overmaken. VLABEL kan op verzoek van een lokale autoriteit checken of de grens van 1500 € kan worden overschreden mits opmaak van een verzoek om bijstand binnen VLABEL (groepering schuldvorderingen).
De geldstromen van en naar het buitenland, zullen rechtstreeks verlopen tussen de lokale besturen en de contactpersonen in het buitenland. Om die reden wordt in het verzoek om bijstand steeds het rekeningnummer van het lokaal bestuur opgegeven.
Bijkomende informatie (febr 2013) van VLABEL als antwoord op enkele vragen van VVSG:
1. Toepassingsgebied van de Richtlijn 2010/24/EU (art 2 en 3)
Of retributies en GAS-boetes al dan niet onder het toepassingsgebied vallen van de richtlijn, daarover durven wij ons niet formeel uitspreken. Er is alleszins geen duidelijke bepaling die beiden uitsluiten. De richtlijn sluit “contractueel verschuldigde bedragen, zoals betalingen voor openbare nutsvoorzieningen” uitdrukkelijk uit uit het toepassingsgebied. Ik ben van mening dat de gemeenten/provincies die retributies of GAS-boetes opleggen best geplaatst zijn om te oordelen in hoeverre de terug te vorderen sommen al dan niet onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen. Ik kan hierbij enkel meegeven dat de Vlaamse Belastingdienst, voor de aan de Centrale Invorderingscel (CIC) toevertrouwde invorderingsopdrachten die zich duidelijk buiten de fiscale sfeer situeren, de in art 2 bedoelde rechten zo ruim mogelijk wenst te interpreteren. Geen enkele CIC – vordering werd tot op heden opgenomen in een verzoek om invorderingsbijstand, zodat het ook voor ons gissen blijft in hoeverre aangezochte autoriteiten voor dergelijke vorderingen bijstand zullen willen verlenen .
2. Grensbedrag van 1500 €
Art 18, 3° stelt dat een lidstaat niet verplicht is bijstand te verlenen indien de schuldvordering minder dan 1500 € bedraagt. Merk op dat Vlaanderen in haar decreet expliciet stelt dat ze geen bijstand verleent voor vorderingen kleiner dan 1500 €.
De grens van 1500 € beoogt de totale schuldvordering (uitvoeringskosten, interesten en eventuele administratieve boeten geheven op de belasting). Tevens geldt dat dit grensbedrag dient bekeken te worden per belastingplichtige (niet per vordering). Dit impliceert dat alle aanslagen waarvoor hij krachtens de van toepassing zijnde Belgische wetgeving gehouden is tot betaling in aanmerking genomen kunnen worden (bv aanslagen gevestigd in hoofde van echtgenote, ex-echtgenote).
Er wordt algemeen aangenomen dat de grens van 1500 € bestuursoverschrijdend werkt. Voorbeeld : een Vlaamse en een lokale vordering komen elk op zich niet in aanmerking voor bijstand, door samenvoeging kan echter wel een verzoek om bijstand worden opgemaakt omdat de grens van 1500 € dan wel wordt overschreden. In dat geval wordt er per inleidende instantie een verzoek tot invordering ingediend. In elk van die dossiers zal VLABEL verwijzen naar de andere dossiers. Op de bijeenkomst van 29/01/2013 werd al aangegeven dat VLABEL, op verzoek van een lokaal bestuur,
haar eigen schuldenbestand kan consulteren en de mogelijkheid zal bekijken voor een gezamenlijk dossier. Evenwel dient de lokale financiële beheerder de kosten (werkvolume) en baten (mogelijkheid tot recuperatie) af te wegen tegenover elkaar. Het kan geenszins de bedoeling zijn om systematisch voor alle kleine bedragen de samenvoeging van dossiers te vragen.
3. Art 18 termijn van 5 jaar.
De aangezochte lidstaat is niet gehouden om bijstand te verlenen voor vorderingen ouder dan 5 jaar te rekenen vanaf hun vervaldag. Ook VLABEL stelt zich de vraag hoe ruim of hoe eng andere naties de term “niet gehouden” interpreteren. Bij de vorige richtlijn 2008/55/EG die eenzelfde beperking kende, verleenden een aantal landen (op basis van wederkerigheid) verlengde bijstand (bv Spanje, Frankrijk, Finland,…). Of we ervan kunnen uitgaan dat diezelfde landen ook voor Richtlijn 2010/24/EU in verlengde bijstand voorzien, werd reeds aan de heer Roeckaerts (van het Centraal Verbindingsbureau verbonden aan de FOD Financiën) voorgelegd. Hij zou dit ter sprake brengen op een bijeenkomst van het invorderingscomité (art 25 richtlijn).
Los van voorgaande bemerking, voorziet de richtlijn in een uitbreiding van de termijn, voor die gevallen waarin aanslagen opgenomen in een verzoek tot invordering het voorwerp uitmaakten van een betwisting, of wanneer bijkomende betalingstermijnen werden toegekend. In voorkomend geval vangt de 5 jaar aan op de dag dat de schuldvordering niet verder kan worden betwist (bij het verstrijken van de beroepstermijnen) of wanneer de bijkomende betalingstermijnen zijn verlopen.
Nooit echter is een land gehouden bijstand te verlenen voor vorderingen ouder dan 10.
4. Art 20 en de kosten
Landen die worden verzocht tot invordering over te gaan, en die tijdens het invorderingsproces kosten maken, zuiveren deze kosten bij recuperatie van gelden eerst aan.
Wanneer een financieel beheerder, de verschuldigde sommen om eender welke reden niet kan innen, dan kan hij zijn niet gerecupereerde kosten niet verhalen op de verzoekende autoriteit. Binnen VLABEL onderzoeken we daarom eerst of een vordering niet via een vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag kan worden geïnd zodat kosten worden vermeden.
Indien een verzoekende lidstaat echter verzoeken indient die achteraf ongegrond blijken kan de aangezochte autoriteit de door haar gemaakte kosten terugvragen van de verzoekende autoriteit. Dat zal m.i. louter een theoretische mogelijkheid zijn.
5. Geen vergoeding aan VLABEL
Momenteel heeft VLABEL niet de intentie om kosten aan te rekenen voor de rol van facilitator die de dienst op zich neemt naar de gemeenten en provincies toe. VLABEL wil de taken rond internationale bijstand stroomlijnen binnen het Vlaamse landschap.
6. Voorbeelden van vraag om inlichtingen.
Uitgangspunt van een vraag om inlichtingen kan zijn. - Bekomen van correct adres van uw belastingplichtige (correcte verzending documenten) - Inschatten of een verzoek tot invordering aangewezen is. - … De Elektronische formulieren bevatten reeds een aantal standaardvragen - Check identiteit - Check adres - Check solvabiliteit - Check erfgenamen - Andere In het veld andere kan de financieel beheerder eender welke vraag stellen die hij nuttig acht ten einde met kennis van zaken te kunnen oordelen of een verzoek tot invordering aangewezen is. Zo vraagt VLABEL systematisch naar de nog uitstaande schulden van de betrokkene in het aangezochte land. Daar een buitenlandse schuldvordering geen enkel voorrecht kent, kan je vaak op basis van die info inschatten in hoever recuperatie haalbaar is.
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4