73
BI JL AGEN RAPPORT VERPL EEGHUI SZ ORG: KWAL I TEI TSSAL G I S GAANDE
BI JLAGE 2
Infectiepreventie in verpleeghuizen: Noodzaak voor veiligheid cliënten
1 1.1 1.2
Inleiding 74 Aanleiding 74 Belang 74
1.3 1.4 1.5
Doelstelling van het onderzoek 74 Centrale vraagstelling 74 Onderzoeksmethode 74
1.6
Het toetsingskader 75
2
Conclusies en maatregelen 76
2.1
Kwaliteitsbeleid infectiepreventie krijgt te weinig aandacht in verpleeghuizen 76 Actieve infectiecommissie met deskundigen sleutel tot
2.2 2.3
infectiepreventiebeleid 76 Hygiëne Kwaliteitsmedewerkers belangrijke schakel tussen infectiecommissie en zorgverleners 77
2.4 2.5 2.6
Regionaal afgestemd MRSA-beleid essentieel 77 Als je weet wat je doet, doe je het eerder goed 78 De Infectieziektewet bekend maar niet verankerd 78
2.7
Antibioticabeleid is ook veiligheid 78
3
Resultaten 80
3.1 3.2 3.3
De resultaten van de bezoeken in één oogopslag 80 Infectiepreventie nog zelden onderdeel van beleid 81 Infectiecommissies nog te weinig ondersteund door deskundigen 81
3.4 3.5 3.6
Kwaliteitsbeleid voor infectiepreventie nog in een pril stadium 81 MRSA-beleid nog niet in alle verpleeghuizen actueel 82 Antibioticabeleid niet afgestemd met deskundigen 83
3.7 3.8 3.9
De Infectieziektewet bekend maar niet verankerd 83 Decubitusaspecten goed gesurveilleerd 83 Bij- en nascholing infectiepreventie zeer beperkt 84
3.10 3.11 3.12
De infectiecommissie zorgt voor actief infectiepreventiebeleid 84 Hygiëne kwaliteitsmedewerkers 85 Rondleiding geeft inzicht in de praktijk van alle dag 85
74
I NSPEC TI E VOOR DE GEZ ONDHEI DSZ ORG
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
Uit verpleeghuizen komen regelmatig signalen over problemen op het vlak van infectieziekten (norovirus, scabiës) en verspreiding van ziekenhuisbacteriën (MRSA) of bijzondere resistente micro-organismen (Clostridium difficile). Ziekenhuizen plaatsen patiënten sneller over naar verpleeghuizen, waardoor het aantal handelingen met een verhoogd risico op infecties (blaaskatheters, infusen en dergelijke) toeneemt. Uit eerder inspectieonderzoek in 1995 bleek dat toen het infectiepreventiebeleid nog in de kinderschoenen stond.
1.2
Belang
In verpleeghuizen wonen mensen met een kwetsbare gezondheid. Infecties leiden gemakkelijk tot ernstige schade of zelfs overlijden. Onvoldoende aandacht voor een goed infectiepreventiebeleid in verpleeghuizen vergroot het onzichtbare risico op infectieziekten en snelle verspreiding van infecties. Resistente bacteriën, zoals MRSA, noodzaken tot een goede afstemming van het infectiepreventie- en antibioticabeleid met omliggende ziekenhuizen om het over en weer besmetten te beperken en de risico’s op ernstige complicaties bij patiënten te verminderen.
1.3
Doelstelling van het onderzoek
Voor het inspectieonderzoek zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: Inzicht verkrijgen in het infectiepreventie- en antibioticabeleid in verpleeghuizen. Het stimuleren tot het verbeteren van de kwaliteit van zorg met betrekking tot
infectiepreventie. Zo nodig maatregelen treffen. Trends in de kwaliteit van zorg met betrekking tot infectiepreventie vaststellen aan de hand van eerder inspectieonderzoek. Op basis van de resultaten maatregelen formuleren voor zorgaanbieders, beroepsgroepen, veldpartijen en de overheid. Op basis van de resultaten indicatoren laten ontwikkelen voor de eerste fase van het gelaagd en gefaseerd toezicht.
1.4
Centrale vraagstelling
Is het infectiepreventie- en antibioticabeleid in verpleeghuizen zodanig op orde dat de veiligheid voor de bewoners in voldoende mate is gegarandeerd?
1.5
Onderzoeksmethode
Er is in 25 verpleeghuizen een toezichtbezoek afgelegd, dat bestond uit het inzien van relevante documenten, gesprekken met medewerkers (indien aanwezig een commissie infectiepreventie) en de Raad van Bestuur/Directie. Ook was er een rondleiding door het verpleeghuis. Verpleeghuizen die in 2006 in het kader van de intensivering van het toezicht op verpleeghuizen zijn bezocht, is verzocht een korte vragenlijst in te vullen. Totaal betrof dit 253 verpleeghuizen.
75
BI JL AGEN RAPPORT VERPL EEGHUI SZ ORG: KWAL I TEI TSSAL G I S GAANDE
De inspectie maakte van elk bezoek een rapport. De verpleeghuizen moesten op basis van het rapport een plan van aanpak maken om het infectiepreventiebeleid (verder) te verbeteren. Inmiddels hebben de meeste verpleeghuizen het plan van aanpak voorgelegd aan de inspectie.
1.6
Het toetsingskader
Om tot een verantwoord oordeel te komen heeft de inspectie gebruik gemaakt van een voor dit specifieke onderzoek ontwikkelde toetsingsinstrument gebaseerd op: Kwaliteitswet zorginstellingen. Infectieziektewet.
Richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP) voor verpleeghuizen van 2005. Richtlijnen van de Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid (SWAB).
Relevante protocollen en draaiboeken van de Landelijke Coördinatiestructuur·Infectieziektebestrijding (LCI). Aanbevelingen van de IGZ uit het rapport Aandacht voor infectiepreventie in het
verpleeghuis (IGZ, 1995) (het rapport is te bestellen via
[email protected] ) De richtlijnen voor verpleeghuizen van de WIP beschouwt de inspectie als de professionele standaard en zijn leidend geweest in het inspectieonderzoek. Het toezichtinstrument bestond uit vragen per gesprekspartner en aandachtspunten voor de rondgang en het inzien van documenten. Voor een integrale beoordeling van ieder getoetst onderdeel is onderscheid gemaakt in vier kwaliteitsniveaus, te weten: I
Afwezig
Afwezigheid van de norm; de norm wordt niet nageleefd.
II
Aanwezig
Norm aantoonbaar aanwezig, maar niet consequent nageleefd; schriftelijke procedures zijn niet algemeen bekend.
III
Operationeel
Norm operationeel; norm wordt consequent nageleefd; schriftelijke procedures zijn algemeen bekend.
IV
Geborgd
Norm geborgd; norm wordt consequent nageleefd en schriftelijke procedures zijn algemeen bekend. Bovendien is er sprake van regelmatige evaluatie en zonodig bijstelling.
76
I NSPEC TI E VOOR DE GEZ ONDHEI DSZ ORG
2
Conclusies en maatregelen
Verspreiding van infectieziekten en resistente micro-organismen kunnen schade, overlast en risico’s voor cliënten veroorzaken. Indien verspreiding plaatsvindt, vergen de te nemen maatregelen om dit op te lossen veel tijd en inzet van medewerkers. Voorkomen is dan ook beter dan genezen. Dit is des te meer van belang bij zorginstellingen waar sprake is van verblijf in groepen en waar betrekkelijk vaak fysiek contact is tussen medewerkers en cliënten, zoals in verpleeghuizen.
2.1
Kwaliteitsbeleid infectiepreventie krijgt te weinig aandacht in verpleeghuizen
Ondanks de aanbevelingen van de inspectie in 1995 om in verpleeghuizen actief aandacht te besteden aan infectiepreventie, ontbreken ruim 10 jaar later in een meerderheid van de bezochte verpleeghuizen structureel voldoende preventieve maatregelen om verspreiding van infecties en micro-organismen effectief tegen te gaan. Infectiepreventiemaatregelen bleken onvoldoende in overeenstemming met professionele standaarden, zoals de richtlijnen van de WIP. Achterwege laten van primaire preventiemaatregelen, zoals handhygiëne, vergroot de ‘olievlekwerking’ bij introductie van bijvoorbeeld een ziekenhuisbacterie of een norovirus. De conclusie is dat voor de veiligheid van de verpleeghuiscliënt een infectiepreventiebeleid onontbeerlijk is.
Maatregel De veldpartijen van de sector verpleging en verzorging ontwikkelen één of meer indicatoren voor infectiepreventie die een plaats krijgen in het Toetsingskader voor Verantwoorde Zorg .
2.2
Actieve infectiecommissie met deskundigen sleutel tot infectiepreventiebeleid
Preventiemaatregelen zijn essentieel om infecties en infectieziekten te voorkomen. Indien er toch een introductie is, dan moeten de kansen op een snelle verspreiding van micro-organismen verminderen door adequate preventiemaatregelen. Samenwerking met deskundigen op het gebied van infectiepreventie leidt tot het nemen van effectieve maatregelen, zoals handhygiëne. Ook het uitbannen van nutteloze maatregelen is nodig, zoals het gebruik van desinfectiemiddelen zonder na te gaan of er een indicatie voor is. Een actieve infectiepreventiecommissie kan de zorgverleners ondersteunen bij het invoeren van de preventiemaatregelen, zoals bedoeld in de richtlijnen van de WIP. Ziekenhuishygiënisten kunnen het effect van belangrijke preventiemaatregelen zichtbaar maken. Het inzicht in het effect van de maatregelen verbetert de naleving van de preventiemaatregelen. Uit het onderzoek blijkt dat de verpleeghuizen die een actieve infectiecommissie hebben, ondersteund door deskundigen van een ziekenhuis (hygiënist en/of arts microbioloog) of GGD, veel beter scoren op de diverse onderdelen met betrekking tot infectiepreventie. Het blijkt dat 2-4 uur per week inbreng van deskundigen tot grote positieve effecten leidt.
77
BI JL AGEN RAPPORT VERPL EEGHUI SZ ORG: KWAL I TEI TSSAL G I S GAANDE
Maatregel Elk verpleeghuis heeft een actieve infectie(preventie)commissie met inbreng van een ziekenhuishygiënist of hygiënist van een GGD en op consultbasis een arts microbioloog en/of arts infectieziekten.
2.3
Hygiëne Kwaliteitsmedewerkers belangrijke schakel tussen infectiecommissie en zorgverleners
Uit het inspectieonderzoek is gebleken dat de verpleeghuizen met Hygiëne Kwaliteitsmedewerkers (HKM’er) op alle getoetste onderdelen beter scoren. De HKM’ers zijn zorgverleners, meestal verzorgenden, die in de directe zorg voor de bewoners werken en extra geschoold zijn op het gebied van infectiepreventie. Hierdoor vormen zij de schakel tussen de infectiecommissie en infectiepreventiedeskundigen enerzijds en de zorgverleners anderzijds. Zij kunnen hun collega’s uitleg geven over het hoe en waarom van de maatregelen voor infectiepreventie. Daarnaast kunnen zij de infectiecommissie informeren over de (mogelijke) knelpunten bij het toepassen van de maatregelen. Voorwaarde voor het goed functioneren van HKM’ers is dat zij, naast de extra scholing, ook zijn vrijgesteld voor enkele uren per week om rond te lopen, collega’s te motiveren voor het toepassen van infectiepreventiemaatregelen en het contact met de infectiecommissie. Het belang van een dergelijke functionaris is tijdens de rondgang van de inspectie ook gebleken omdat regelmatig ongewenste situaties zijn aangetroffen zoals:
Vieze tilbanden aan tilliften; in één van de bezochte verpleeghuizen was dit mede de veroorzaker van het verspreiden van MRSA. Koelkasten met medicijnen zonder thermometer.
Onvoldoende dragen van beschermende kleding, bijvoorbeeld bij het douchen. Verbandkarren die meegaan op de kamers van de bewoner.
Maatregel Uit het inspectieonderzoek blijkt dat Hygiëne Kwaliteitsmedewerkers een belangrijke bijdrage leveren aan infectiepreventie. De inspectie beveelt van harte aan om één of meer zorgverleners bij te scholen en deze medewerkers extra taken op het gebied van infectiepreventie te geven.
2.4
Regionaal afgestemd MRSA-beleid essentieel
Iets meer dan de helft van de bezochte verpleeghuizen had nog geen operationeel beleid voor MRSA. Als MRSA onopgemerkt blijft, kan dit veel schade en risico voor de patiënten/bewoners veroorzaken. De risico’s zijn het grootst in de ziekenhuizen. Bij overplaatsingen naar ziekenhuizen leidt dit tot verspreiden van het resistente microorganisme. Deze kunnen moeilijk of niet te bestrijden infecties veroorzaken. Het Nederlandse op preventie gerichte MRSA-beleid is dus van groot belang. Alle gezondheidszorginstellingen moeten zich realiseren dat de keten zo sterk is als de zwakste schakel. Het MRSA-beleid voorkomt/beperkt het ontstaan van moeilijk of niet te behandelen infecties veroorzaakt door resistente micro-organismen. Ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere instellingen moeten hun beleid in samenhang met elkaar vaststellen en
78
I NSPEC TI E VOOR DE GEZ ONDHEI DSZ ORG
uitvoeren. Dit belang wordt ook onderschreven in het rapport van de Gezondheidsraad van oktober 2006 over het MRSA-beleid in Nederland (zie www.GR.nl ). Indien verspreiding van MRSA is aangetoond, kost het veel moeite, ongemak en risico’s voor bewoners om de MRSA weer uit te bannen. Daarnaast is de bestrijding van MRSA zeer kostbaar.
Maatregel Elk verpleeghuis moet een MRSA-beleid ontwikkelen op basis van de richtlijn van de WIP en hierin actief samenwerken met zorgaanbieders in de regio.
2.5
Als je weet wat je doet, doe je het eerder goed
Nog zelden is infectiepreventie structureel een onderwerp van bij- en nascholing. Daardoor hebben de gezondheidswerkers in de verpleeghuizen onvoldoende deskundigheid om infectiepreventiemaatregelen uit te voeren. Initiatieven als een infectiepreventieweek en een triviantspel infectiepreventie maken zorgverleners op een vrolijke of ludieke wijze bewust van het belang van infectiepreventie. Ook artsen en paramedici hebben regelmatig bij- en nascholing nodig, omdat uit dit onderzoek blijkt dat niet iedereen goed op de hoogte is van de professionele standaarden.
Maatregel Infectiepreventie moet onderdeel zijn van de structurele bij- en nascholing van alle zorgverleners in verpleeghuizen.
2.6
De Infectieziektewet bekend maar niet verankerd
In het kader van de Infectieziektewet zijn een aantal infectieziekten meldingsplichtig. In het bijzonder artikel 7 is van belang omdat daarin is geregeld dat als meerdere personen dezelfde ziekteverschijnselen hebben, dit gemeld moet worden aan de GGD. De GGD kan naar aanleiding van een melding bron- en contactonderzoek doen om daarmee verdere verspreiding van een infectieziekte te voorkomen. De GGD kan bij uitbraken van infectieziekten in een verpleeghuis ondersteuning bieden om de uitbraak te elimineren. De samenwerking bij een uitbraak is effectiever als er afspraken zijn gemaakt met de afdeling infectieziekten van de GGD in rustige tijden.
Maatregel Artsen in een verpleeghuis behoren de Infectieziektewet na te leven en daartoe afspraken te maken met de regionale GGD.
2.7
Antibioticabeleid is ook veiligheid
Ondanks eerdere aanbevelingen van de IGZ is gebleken dat er nog te weinig is gedaan om het antibioticabeleid, afgestemd op verpleeghuisbewoners, samen met deskundigen te ontwikkelen. Een adequaat antibioticabeleid leidt tot een doeltreffende behandeling
79
BI JL AGEN RAPPORT VERPL EEGHUI SZ ORG: KWAL I TEI TSSAL G I S GAANDE
van infecties en infectieziekten. Een doelmatig beleid kan tot kostenbesparing leiden en levert een bijdrage in het voorkomen van resistentie tegen antimicrobiële middelen.
Maatregel Elk verpleeghuis moet een antibioticabeleid ontwikkelen op basis van de richtlijnen van de SWAB en zo mogelijk op basis van een regionaal afgestemd formularium.
80
I NSPEC TI E VOOR DE GEZ ONDHEI DSZ ORG
3
Resultaten
In dit hoofdstuk staat hoe de verpleeghuizen zijn beoordeeld op de criteria voor de voorwaarden voor verantwoorde zorg op het gebied van infectiepreventie. Er zijn acht aandachtsgebieden van infectiepreventie onderzocht. De resultaten zijn beoordeeld op een vierpuntschaal: afwezig, aanwezig, operationeel en geborgd. De onderbouwing voor de beoordelingen is weergegeven in de inleiding. Per onderdeel wordt de (operationele) norm beschreven, gevolgd door de resultaten. Tijdens de inspectiebezoeken aan 253 verpleeghuizen in 2006 heeft de inspectie via een korte vragenlijst geïnformeerd naar de infectiecommissie en de ondersteuning door deskundigen. Hieruit bleek het volgende: 60 procent van de verpleeghuizen heeft een infectiecommissie. In het merendeel van die verpleeghuizen (87%) was een deskundige, nagenoeg altijd een ziekenhuishygiënist, betrokken bij de commissie. Tweederde van de hygiënisten is daarvoor op afroep beschikbaar. In eenderde is de inzet van externe infectiedeskundigen structureel geregeld voor enkele uren per week. De resultaten van de vragenlijst en de inspectiebezoeken liggen in lijn met elkaar: er was een infectiecommissie met ondersteuning van deskundigen in 44 procent van de bezochte verpleeghuizen en 50 procent van de geënquêteerde verpleeghuizen. De resultaten van de 25 toezichtbezoeken betroffen een a-selecte steekproef van verpleeghuizen verspreid over Nederland en wordt beschouwd als representatief voor de verpleeghuizen.
3.1
De resultaten van de bezoeken in één oogopslag
De beoordelingen van de onderzochte aandachtsgebieden infectiepreventie zijn samengevat in tabel 1. Het merendeel van de beoordelingen valt in ‘afwezig’ en ‘aanwezig’. Daaruit blijkt dat het infectiepreventiebeleid nog niet op orde is in de verpleeghuizen. De afzonderlijke onderwerpen komen in de volgende paragrafen aan de orde. Figuur 1 De scores van de 25 verpleeghuizen per onderwerp
Infectiepreventie-beleid Infectiecommissie Kwaliteitsbeleid infectiepreventie MRSA-beleid Antibioticabeleid Infectieziektewet Surveillance Bij- en nascholing 0%
20% Afwezig
40% Aanwezig
60% Operationeel
80% Geborgd
100%
81
BI JL AGEN RAPPORT VERPL EEGHUI SZ ORG: KWAL I TEI TSSAL G I S GAANDE
3.2
Infectiepreventie nog zelden onderdeel van beleid
De norm Het verpleeghuis heeft een actief infectiepreventiebeleid, er is een beleidsplan (apart of als onderdeel van het beleidsplan ), er is een jaarwerkplan (apart of als onderdeel) en een jaarverslag (apart of als onderdeel). Resultaten Ondanks de inspectieaanbeveling uit 1995 hadden de meeste bezochte verpleeghuizen (84%) geen operationeel of geborgd infectiepreventiebeleid. Dat wil niet zeggen dat de instellingen geen aandacht hebben voor infectiepreventie. Een aanzienlijk deel (44%) had wel aandacht voor het onderwerp, maar het was ongestructureerd, gericht op een beperkt aantal onderdelen en/of niet in overeenstemming met de richtlijnen van de WIP. In 40 procent van de bezochte verpleeghuizen was geen of zeer beperkt aandacht voor het infectiepreventiebeleid.
3.3
Infectiecommissies nog te weinig ondersteund door deskundigen
De norm Er is een infectiecommissie waarvan tenminste een artsmicrobioloog, arts infectieziekten van de GGD of hygiënist lid is, de commissie vergadert via een vast schema en maakt daarvan verslag. De commissie heeft een reglement. Resultaten In 68 procent van de bezochte verpleeghuizen was een infectiecommissie ingesteld. In 44 procent verpleeghuizen betrof dit een actieve commissie, die ook planmatig werkte en tenminste voldeed aan de operationele norm. In één bezocht verpleeghuis evalueerde de commissie de activiteiten van de infectiepreventie en dit leidde tot verdere verfijning van het infectiepreventiebeleid. Dit is beoordeeld als geborgd omdat sprake was van een kwaliteitscirkel. In 24 procent van de verpleeghuizen was een commissie die niet voldeed aan de norm. Dit betrof in 16 procent van de verpleeghuizen een ‘slapende’ infectiecommissie zonder deskundigen, zoals een ziekenhuishygiënist of een arts-microbioloog; in 8 procent functioneerde de commissie voor meerdere verpleeg- en verzorgingshuizen, waardoor de betrokkenheid verloren is gegaan. In 32 procent van de bezochte verpleeghuizen was geen infectiecommissie aanwezig.
3.4
Kwaliteitsbeleid voor infectiepreventie nog in een pril stadium
De norm Er is een systeem van protocollering en de verantwoordelijkheden voor de onderdelen liggen vast. Relevante onderwerpen zijn geprotocolleerd en de protocollen zijn in lijn met de actuele richtlijnen van de WIP.
82
I NSPEC TI E VOOR DE GEZ ONDHEI DSZ ORG
Resultaten In de meeste verpleeghuizen (88%) was het systeem van protocollering in ontwikkeling. Over het algemeen waren er wel protocollen voor de voorbehouden handelingen in verband met de Wet BIG, zoals het inbrengen van een infuus of een blaaskatheter. Infectiepreventiemaatregelen waren veelal wel in deze protocollen beschreven, maar het bleek niet altijd volledig in overeenstemming met de richtlijnen van de WIP. Belangrijke afwijkingen waren het niet op de juiste wijze toepassen van de juiste desinfectiemiddelen. Sommige protocollen bleken erg gedateerd en niet in overeenstemming met de actuele richtlijnen van de WIP. Voor andere onderwerpen, die wel in de richtlijnen van de WIP genoemd worden en relevant zijn voor ieder verpleeghuis, waren er zelden protocollen opgesteld. Een voorbeeld hiervan was de fysiotherapie. Deze functie was aanwezig in elk verpleeghuis, maar zelden was er een infectiepreventieprotocol fysiotherapie voorhanden of protocollen waar infectiepreventie onderdeel van was. Soms beschouwde het verpleeghuis de integrale tekst van de richtlijn van de WIP als protocol. Dat is naar het oordeel van de IGZ niet toereikend. Immers de richtlijnen bieden vaak meerdere mogelijkheden en hierin moet een verpleeghuis een keuze maken. Verder dienen de richtlijnen vertaald te worden naar de specifieke situatie en moet men de verantwoordelijkheden benoemen.
3.5
MRSA-beleid nog niet in alle verpleeghuizen actueel
De norm Er is een MRSA-beleid, daarvoor is een protocol (met draaiboek) ontwikkeld op basis van de richtlijn van de WIP. De verantwoordelijkheden voor de onderdelen liggen vast en het protocol wordt consequent nageleefd. Resultaten Minder dan de helft van de verpleeghuizen (44%) had een operationeel of geborgd MRSA-beleid. Met name de verpleeghuizen die ervaring hadden met verspreiding van MRSA, bleken wel een actueel MRSA-beleid te hebben. In deze verpleeghuizen werd de naleving van het beleid getoetst en werden het protocol en draaiboek systematisch geëvalueerd en bijgesteld. Enkele verpleeghuizen gaven aan geen MRSA-positieve bewoners op te nemen. Eén verpleeghuis zei zeer terughoudend te zijn ten aanzien van MRSA-positieve bewoners. De overige verpleeghuizen die geen MRSA-beleid hadden, gaven aan dat als zich een bewoner met MRSA zou aandienen, zij contact zullen opnemen met een ziekenhuishygiënist of artsmicrobioloog. In enkele verpleeghuizen (12%) was men bezig om protocollen voor MRSA te ontwikkelen.
83
BI JL AGEN RAPPORT VERPL EEGHUI SZ ORG: KWAL I TEI TSSAL G I S GAANDE
3.6
Antibioticabeleid niet afgestemd met deskundigen
De norm Er is een antibioticabeleid met formularium dat consequent gevolgd wordt en niet ouder is dan 4 jaar. Het antibioticabeleid is in overleg met een artsmicrobioloog opgesteld en afgestemd in de regio. Resultaten Het merendeel van de verpleeghuizen had wel aandacht voor het antibioticabeleid. Echter in meer dan de helft (56%) was geen formularium opgesteld. Bij aanwezigheid van een formularium (44%), werd een artsmicrobioloog betrokken bij het opstellen van het formularium. In enkele gevallen (12%) was het formularium voor een gehele gezondheidsregio opgesteld met differentiaties voor huisartsen, verpleeghuizen en ziekenhuizen. De inspectie vindt dit een goed initiatief. In één verpleeghuis (4%) is beoordeeld dat de norm geborgd is omdat het antibioticabeleid en formularium op de naleving en de voorwaarden voor afwijken worden getoetst en periodiek herzien.
3.7
De Infectieziektewet bekend maar niet verankerd
De norm De (verpleeghuis-)arts is op de hoogte van de Infectieziektewet en de wet wordt consequent nageleefd. Er zijn schriftelijke procedures ter naleving van de wet, de schriftelijke procedures zijn algemeen bekend en er zijn afspraken met de GGD over de wijze van melding. Resultaten De Infectieziektewet (artikel 7) regelt de aangifteplicht aan GGD-en als zich in korte tijd bepaalde symptomen bij meerdere personen voordoen, die mogelijk verband houden met een infectieziekte. De GGD-en kan bron- en contactonderzoek doen en zo nodig maatregelen nemen (in overleg met het verpleeghuis) om verdere verspreiding van een infectieziekte te beperken en/of de mogelijke bron op te sporen en te elimineren. In alle verpleeghuizen was men op de hoogte van de aangifteplicht van infectieziekten op grond van de Infectieziektewet. Het was echter in bijna alle verpleeghuizen (24) niet vastgelegd hoe en wie wat moet doen. Er waren geen vastgelegde afspraken met de GGD en het diagnosticerende laboratorium hierover. Overigens gaf men in de meeste verpleeghuizen aan dat de arts infectieziekten van de GGD gemakkelijk te bereiken is.
3.8
Decubitusaspecten goed gesurveilleerd
De norm Er is op twee of meer onderdelen, die relevant zijn voor preventie van infecties, een surveillancesysteem. Een surveillancesysteem houdt in het systematisch verzamelen van gegevens, analyse van de gegevens en verbeteracties met voorbeelden. De resultaten van de verbeteracties worden gemeten. Onderwerpen die verband houden met infectierisico’s, zijn onder andere decubitus, antibioticagebruik en gebruik van blaaskatheter.
84
I NSPEC TI E VOOR DE GEZ ONDHEI DSZ ORG
Resultaten Voor decubitus was er in de meeste verpleeghuizen (88 procent) actieve surveillance. In 12 procent van de verpleeghuizen was naast de decubitussurveillance ook nog een andere surveillance (antibiotica of gebruik van blaaskatheter). In 12 procent van de verpleeghuizen deed men (nog) niets aan surveillance.
3.9
Bij- en nascholing infectiepreventie zeer beperkt
De norm Er is periodiek bij- en nascholing infectiepreventie voor alle disciplines. Resultaten In een kwart van de verpleeghuizen was infectiepreventie onderdeel van de bij- en nascholing. In de rest van de verpleeghuizen (35%) is infectiepreventie geen onderdeel van bij- en nascholing of is infectiepreventie slechts incidenteel onderwerp van scholing bij een beperkte groep medewerkers (40%). Enkele verpleeghuizen hadden creatieve ideeën uitgewerkt: Kweekproeven om het effect van handhygiëne te laten zien. Een film over handhygiëne.
Elk jaar een themaweek over hygiëne. Triviantspel infectiepreventie met prijzen.
3.10
De infectiecommissie zorgt voor actief infectiepreventiebeleid
Per verpleeghuis zijn de beoordelingen per getoetste norm opgeteld met uitzondering van de score infectiecommissie en deskundigen. Aan de beoordelingen zijn waardes toegekend. Het valt meteen op dat de verpleeghuizen met een actieve infectiecommissie een hogere gemiddelde totaalscore hebben dan de verpleeghuizen met een passieve infectiecommissie of zonder infectiecommissie. De beoordelingen van de verpleeghuizen met een infectiecommissie die niet gestructureerd werkt of zonder inbreng van deskundigen, verschilt nauwelijks van de verpleeghuizen zonder infectiecommissie. Eén verpleeghuis uit de categorie verpleeghuis zonder infectiecommissie heeft een score die overeenkomt met de gemiddelde score van verpleeghuizen met een actieve infectiecommissie. Hiervoor zijn 2 redenen aan te geven: Het verpleeghuis betrekt, zij het niet gestructureerd, de ziekenhuishygiënist en de artsmicrobioloog bij onderdelen van het infectiepreventiebeleid. Bovendien is er een actieve kwaliteitsfunctionaris die audits uitvoert op het gebied van infectiepreventie.
85
BI JL AGEN RAPPORT VERPL EEGHUI SZ ORG: KWAL I TEI TSSAL G I S GAANDE
Figuur 2 Scores verpleeghuizen op getoetste normen*
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Actieve infectiecommissie en HKM (N=5)
1
Actieve infectiecommissie (N=6) Passieve infectiecommissie (N=6) Geen infectiecommissie (N=8) * Toelichting op figuur 2. Voor de berekening van de totaalscore is de volgende berekening gevolgd: afwezigheid van de norm=1 punt, aanwezig=2 punten, operationeel=3 punten, geborgd=4 punten. Het aantal behaalde punten is vervolgens gedeeld door het aantal normen.
3.11
Hygiëne kwaliteitsmedewerkers
In 20 procent van de verpleeghuizen waren hygiënekwaliteitsmedewerkers (HKM’ers) aangesteld als schakel tussen de zorgverleners en de infectiecommissie. Het was goed om van een directeur van één van de bestscorende verpleeghuizen te vernemen dat de HKM’ers een belangrijke spil zijn bij preventie en bestrijding van infecties. De HKM’ers konden de spilfunctie daar zo goed vervullen, omdat er én een goede relatie (ondersteuning van) met de hygiënist was én een goed scholingstraject. Voorwaarde voor de taakinvulling van de HKM’er was dat zij voor enkele uren per week werden vrijgesteld voor deze activiteit.
3.12
Rondleiding geeft inzicht in de praktijk van alle dag
De indruk van de gesprekken werd bevestigd tijdens de rondleiding op de afdelingen: er valt nog veel te verbeteren op het gebied van infectiepreventie. In alle gevallen waarbij risicovolle of onveilige situaties zijn aangetroffen, is door de inspecteur verzocht direct maatregelen te nemen. Koelkasten krijgen weinig aandacht In 56 procent van de bezochte verpleeghuizen bevatten de koelkasten, vriesvakken en/of diepvrieskasten voor medicijnen geen thermometer. De juiste temperatuur kan dan niet worden bewaakt. Voor medicijnen is het van belang de temperatuur te bewaken als de houdbaarheid gerelateerd is aan de bewaartemperatuur. In de koel-
86
I NSPEC TI E VOOR DE GEZ ONDHEI DSZ ORG
kasten en diepvrieskasten voor voeding was dit in het kader van de HACCP wel goed geregeld. Te weinig kennis over het omgaan met steriele materialen Materialen lagen soms zo opgeslagen dat de verpakking beschadigd was of kon worden. Zo trof de inspectie een enkele keer steriele medische hulpmiddelen aan die gebundeld waren met een elastiekje. Voorts trof de inspectie meerdere malen steriele medische hulpmiddelen aan waarvan de uiterste gebruiksdatum was verstreken. Soms waren er zeer grote voorraden aanwezig met het risico van het overschrijden van de uiterste vervaldatum. In enkele verpleeghuizen hersteriliseerde men medische hulpmiddelen in een droogsterilisator, dat beschouwt de inspectie als een onjuiste en onveilige methode. Twee verpleeghuizen gebruikten medische hulpmiddelen die bestemd waren voor éénmalig gebruik, voor onbepaalde tijd. Dat is een risicovolle methode. In meer dan de helft van de verpleeghuizen onduidelijkheden over desinfectiemiddelen In een protocol stond dat er alcohol 70 procent of jodiumtinctuur gebruikt moest worden in een bepaalde situatie. Deze middelen waren echter niet beschikbaar op de verpleegafdelingen. In tegenstelling tot het advies van de WIP gebruikte men in enkele verpleeghuizen alcoholdeppers. Het gebruik van alcoholdeppers heeft het nadeel dat ze uitdrogen of onvoldoende vochtig zijn, zodat daarmee de noodzakelijke desinfectietijd niet bereikt wordt. In één verpleeghuis was onduidelijkheid over de vraag hoe chloortabletten gebruikt moesten worden en wanneer. Er was in een meerderheid van de bezochte verpleeghuizen onduidelijkheid over de inwerktijd van desinfectiemiddelen. Reinigen tilbanden geen standaard procedure De tilbanden van tilliften werden incidenteel gewassen, maar bijna nooit volgens een vast schema. In één bezocht verpleeghuis vernam de inspectie dat MRSA via de tilbanden was verspreid. Met dit voorval is het belang van systematisch reinigen meteen aangetoond. Verbandkarren en materialen zagen er vaak onverzorgd uit Soms namen verzorgenden de gehele verbandkar mee tot aan het bed van de bewoner. Dit leidt tot zogenaamde smeercontaminatie. Verbandkarren bleken vaak ook grote tubes zalven en crèmes voor algemeen gebruik te bevatten. Dat geeft risico op contaminatie en een snellere verspreiding van micro-organismen. Onduidelijkheid over dienstkleding en beschermende kleding In de meeste bezochte verpleeghuizen zijn geen goede afspraken gemaakt over gebruik van ‘eigen kleding’, dienstkleding en beschermende kleding. In één verpleeghuis had het management gekozen voor privé-kleding en beschermende kleding indien geïndiceerd. Het kostte in dat verpleeghuis tijdens de rondgang veel moeite om uiteindelijk de beschermende kleding te vinden. Blijkbaar werd het dus niet structureel gebruikt, terwijl er zeker dagelijks indicaties zijn voor het dragen van beschermende kleding. Te denken valt aan hulp bij douchen en persoonlijke verzorging van de cliënten.
87
BI JL AGEN RAPPORT VERPL EEGHUI SZ ORG: KWAL I TEI TSSAL G I S GAANDE
I NSPEC TI E VOOR DE GEZ ONDHEI DSZ ORG
IGZ 06-51; 1250 exemplaren
88