INDONESIË REIZEN Inclusief bezoek aan Maleisisch schiereiland
VOORWOORD In 1988 trok ik veel op met Robbert van den Born. We waren vaker met elkaar op vakantie geweest, onder anderen naar Boedapest, Rome en Madrid. In 1985 was ik samen met hem het oosten van Turkije, ofwel Koerdistan, gaan verkennen. We konden goed met elkaar overweg, dus besloten we onze horizon wat te verleggen en wel naar Zuidoost-Azië. Indonesië werd uiteindelijk ons reisdoel, nadat om verschillende redenen Thailand en Maleisië waren afgevallen. Met KLM vlogen we via Delhi en Singapore naar Jakarta. Van daaruit zochten we alles zelf uit. De eerste dagen in het overvolle, lawaaierige, benauwde en stinkende metropool Jakarta troffen ons als een vuistslag, maar allengs raakten we gewend aan de gebruiken en het levensritme van dit land. Moeiteloos vonden we onze weg door het hoofdeiland Java. Eerst met de boot helemaal naar Soerabaja. Van daaruit trokken we verder per bus naar Oost-Java om de Bromo-vulkaan 's nachts te beklimmen vanwege de zonsopgang. Na dit uitstapje in de bergen namen we een luxe nachtbus naar het eiland Bali. Dit eerste verslag begint bij de oversteek met de veerboot naar Bali. Het is het tweede deel van het volledige reisverslag over Indonesië. Het eerste deel beschrijft onze ervaringen op het eiland Java, waar we na ons verblijf in Bali terugkeerden per Merapi-vliegtuig. We landden toen in Yogyakarta, waar we de Borobudur, de Prambanan-tempels en het Diengplateau bezochten. Vervolgens stapten we op de trein naar Bandung. Voor we definitief naar Jakarta terugkeerden verbleven we nog enkele aangename dagen in Bogor (Buitenzorg). Zie hiervoor ons verslag van het eiland Java dat ook in deze bundel opgenomen is. Andere reisverslagen stammen uit 1991 van onze reis naar Sumatra, Maleisië en Singapore. Jos Schmitz, januari 2013
Inhoud VOORWOORD..........................................................................................................................................1 JAVA (1988) .............................................................................................................................................2 BALI (1988) ............................................................................................................................................43 SUMATRA (1991) ...................................................................................................................................53 MALEISIË 1991......................................................................................................................................79 SINGAPORE (1991) ..............................................................................................................................101
1
JAVA (1988) Reis met Robbert van den Born Zaterdag 16 juli
DAG 1
Citaat van de dag: REIZEN 1. zich naar een verwijderde plaats begeven of bevinden; 2. reizen ondernemen, m.n. vreemde landen bezoeken om kennis op te doen of voor genoegen." Uit: "Dikke" van Dale, deel 11, J/R. blz. 2365 Onze Boeing 747 hangt schijnbaar bewegingloos boven een eindeloos wit schuimend wolkendek, dat de Russische bodem aan ons oog onttrekt. Af en toe worden de wolken als door onzichtbare handen opengescheurd, ons een blik gunnend in de aldus ontstane rafelige gaten. In de schemerachtige diepte kunnen we de vage omtrekken ontwaren van berkenbossen, kolchozen landerijen en boerendorpjes waarmee de vruchtbare Sovjetaarde bezaaid lijkt. Lang kunnen we niet van dit voor ons unieke uitzicht genieten, want de duisternis uit het oosten nadert met rasse schreden. Bovendien worden we in beslag genomen door de bedrijvige KLM-hostessen ("stewardessen" mag niet meer) die ons luchtreizigers vergasten op de eerste, in de reissom inbegrepen warme maaltijd. Overbodig op te merken dat we het ons laten smaken. Op onze dag van vertrek stond Robbert al om halfacht op om te eten, waarna hij opnieuw onder de wol kroop tot half tien. Hij genoot vervolgens van een stevige uitsmijter, deed nog enkele noodzakelijke boodschappen en liet zich samen met zijn moeder door zijn zus Elsevier met de auto naar het station brengen. Jos aanschouwde het eerste daglicht pas om negen uur. Tot zijn verrassing bleek zijn broer Clim genegen hem op het station uit te zwaaien. Terwijl Jos met de taxi (bestuurder: Theo Gijsen, voormalig leerling van Jos en neef van de bekendste Roermondenaar) naar het station reed, volgde Clim hem per fiets. De trein vertrok zoals in Nederland gebruikelijk stipt op tijd: 13.02 uur. Gedurende de 2 1/2 uur durende reis naar de Randstad doodden we de tijd met het lezen van de omvangrijke zaterdagedities van verschillende kranten en het oplossen van de daarin opgenomen cryptogrammen. Op Schiphol aangekomen haastten we ons onmiddellijk naar de incheckbalie, waar we te horen kregen dat we niet naast elkaar konden zitten. Om halfvijf begaven we ons naar ons vertrekpunt. Daar bleek een groot deel van onze medereizigers te bestaan uit Indo's, ofwel Nederlanders van Indonesische komaf. De meeste van hen hadden overdreven veel handbagage meegenomen; al dat extra's moest opnieuw ingeklaard worden, hetgeen de belangrijkste reden van oponthoud was. Om 17.50 uur, twee kwartier later dan 2
het vluchtschema aangaf, taxiede onze afgeladen Boeing 747 (387 passagiers, 16 bemanningsleden) naar de langste startbaan. Tien minuten later verhieven we ons van Hollands drassige bodem en kozen we het luchtruim richting Groningen. Groningen? Jawel, onze vlucht bleek ons te gaan voeren over de Oostzee, de Baltische staten, Europees Rusland, Kazachstan, Afghanistan en India in wier hoofdstad Delhi een tussenlanding was gepland. We hadden zelf een geheel andere route in ons hoofd, bijv. over het woelige Midden-Oosten. Zondag 17 juli
DAG 2
Citaat van de dag "Een goede reiziger is niets anders dan een controleur van de werkelijkheid." Cees Nooteboorn Rond middernacht vlogen we in de buurt van de Kaspische Zee. In het vliegtuig heerste nog volop bedrijvigheid; er werd weer eten geserveerd. Robbert haalde bij de pantry een extra rantsoen bier op en belangstellenden konden genieten (hoewel, genieten...., de beeldkwaliteit was afgrijselijk!) van de door Robert Redford geregisseerde film "The Milagro Beanfield War". Het was ons toch gelukt om naast elkaar te komen zitten, omdat we met twee alleen reizende Hollanders hadden kunnen ruilen. Een van die lui was een rijkeluiszoontje (vader overzee) die een contactgestoorde indruk maakte en abominabel slecht Engels beheerste, zeker gezien de opleiding aan de Hogere Hotelschool die hij beweerde te volgen. De ander ging zijn Nederlandse vriendin in Delhi opzoeken. Jos zat comfortabel aan het raampje, terwijl Robbert in het midden van de rij van 3 zetels zat naast een autochtone Indonesiër uit Jakarta. Op het einde van de reis verstrekte de laatste ons nog tal van praktische tips over verblijf en reizen in Java. Om 02.00 uur Nederlandse tijd (Indiase tijd: 05.30 uur) streken we in het ochtendgloren neer op het internationale vliegveld van Delhi. We zouden daar slechts een half uur pauzeren, waarna de vlucht werd voortgezet. Robbert ging naar de terminal om zijn benen te strekken. Na een uur stond de Boeing nog steeds aan de grond en ook Robbert met de andere pendelende passagiers keerde niet meer terug. Toen pas deelde de captain de resterende reizigers mede dat het vertrek voorlopig was opgeschort vanwege problemen met één van de vier motoren. Er haperde iets aan de kleppen. Daarop besloot Jos om Robbert, die met honderden anderen (waaronder nieuwe passagiers voor Jakarta in een vertrekhal zat opgesloten, gezelschap te gaan houden. Tjonge, dat had heel wat voeten in aarde. Iedereen moest aan een "security check" worden onderworpen, wat enkele vrouwelijke westerse passagiers protesten ontlokte vanwege de strikte man-vrouw scheiding.
3
Het oponthoud duurde in totaal drieëneenhalf uur. Even na 09.00 uur plaatselijke tijd koersten we opnieuw op 11 km hoogte over het bruinrode Indiase subcontinent in de richting van de dichtbevolkte, straatarme Ganges-delta met het beruchte Calcutta als metropool. Langs de kusten van Birma en Maleisië zouden we vervolgens het ordelijke Singapore bereiken. Onderweg kregen we bij wijze van ontbijt een lekkere omelet te eten. Jos kroop definitief onder het door het cabinepersoneel verstrekte dekentje en sliep tot midden Maleisië. Ook Robbert sliep even, maar niet zo lang want hij had al eerder enkele uiltjes geknapt. Het uitzicht over de grillige kustlijn van het Maleisische schiereiland vonden we grandioos. Om zes uur 's avonds landden we in Singapore. Ook hier verliet Robbert het vliegtuig om in het gebouw foto's te maken. Enthousiast over de luxueuze, esthetische vormgeving keerde hij terug. Tijdens de tussenstop werd de cabine grondig en bedreven gereinigd en opgeruimd door energieke Maleisiërs. In Delhi maakte het schoonmaakpersoneel een ietwat minder geestdriftige indruk, maar goed, toen was het wel 's morgens vroeg. De laatste ruk van Singapore naar Jakarta duurde een kleine anderhalf uur. Robbert maakte kiekjes van de drukke scheepvaart en de ondergaande zon. In de verte doorkliefden bliksemstralen de snel donker wordende lucht. Op de valreep werd ons nog een voorproefje van het overheerlijke Indische eten geserveerd: bami met allerlei kruidige vleessoorten, garnalen, exotische groenten, etc. Robbert gaf te kennen niet afkerig te zijn van een tweede portie. Jos daarentegen vond al dat eten tijdens het vliegen langzamerhand wel iets te veel van het goede: 4 keer warm eten benevens drinken in nog geen 20 uur tijd! Om twintig over zeven cirkelden we boven de duizenden lichtjes van het voormalige Batavia ofwel Jakarta; momenteel een krioelende menselijke mierenhoop van bijna 10 miljoen Indonesiërs. Het is een uitpuilende, in al haar voegen krakende stad, volledig uit haar krachten gegroeid en grotendeels hopeloos vervuild. Meer dan de helft van haar inwoners leeft van dag tot dag en tracht met de meest vreemdsoortige en nederige diensten en werkzaamheden het hoofd boven water te houden. Velen slagen er niet in een dagelijks kommetje rijst te bemachtigen. In deze typische Derde Wereldstad, ondanks alle ellende toch nog een magische aantrekkingskracht bezittend op de plattelandsbevolking, zullen we onze eerste vakantiedagen in de "Gordel van Smaragd" slijten. We stapten als laatste uit. In de slurf werden we opgewacht door een in smetteloze uniformen gestoken verwelkomingscomité, maar dat bleek slechts een goed uitgeruste, gedisciplineerde schoonmaakploeg te zijn. De douanecontrole was traag en had niet veel op de kous. We hadden niet aangegeven dat we veel te veel shag en sigaretten invoerden; gelukkig werd ons geen strobreed in de weg gelegd toen we de 'Nothing to Declare"-uitgang passeerden. Jos wisselde terstond 2x20 dollarreischeques in. Eenmaal buiten in de heksenketel van handelaars en wachtenden aangekomen hing de zwoele avondhitte al spoedig als een klamme deken over ons heen. Het was nu zaak om zo snel mogelijk een hotel in het centrum te vinden, Robbert was zo verstandig om de stuntelige pogingen van Jos om te 4
onderhandelen met een zwartrijdende taxichauffeur over te nemen en wist het klaar te spelen om van de oorspronkelijk gevraagde 20.000 roepia af te dingen tot 10.000 roepia. Een Canadees stel reed met ons mee (zij hadden een prijs van slechts 8.000 R afgesproken); het meisje sprak Engels en reisde al een half jaar in haar eentje door Zuidoost-Azië, de jongen kwam uit Quebec en sprak voornamelijk Frans met Jos. Ook zij reisden op de bonnefooi, net als wij. De taxirit duurde ongeveer drie kwartier. Onze eerste indruk van het plaatselijke verkeer was bepaald niet bemoedigend, Niet omdat men er links rijdt, dat hebben we in Engeland vaker meegemaakt, nee, het was de koortsachtigheid, de chaos en het gevaarlijke manoeuvreren dat ons de haren te berge deed rijzen. Enige vorm van straatverlichting ontbrak bijna volledig in die inktzwarte tropenduisternis; daarbij voerde het merendeel van de weggebruikers geen licht, wat menigmaal tot bijna-botsingen leidde. Brommers en fietsers haalden levensgevaarlijke capriolen uit, automobilisten gaven met hun arm richting aan, ossen trokken sjokkend onverlichte boerenkarren voort, overjarige vrachtwagens braakten verstikkende wolken uitlaatgassen uit, onvoorzichtig overstekende kinderen en kleinvee als kippen en hoenderen namen geen enkele veiligheidsmaatregel in acht, amechtig puffende, rijdende wrakken versperden vaker de doorgang. Er werd gesneden en ingevoegd dat het een lieve lust was. Over de toestand van de rijweg zullen we het dan maar niet hebben. Om kwart voor tien bereikten we een onguur straatje in centrum van Jakarta. Dat was Jalan Jaksa, waar volgens onze reisgidsen de goedkope logementen waren gesitueerd. Na enige vergeefse pogingen konden we onderdak krijgen in een hotel Karya genaamd en nogal verwaarloosd. maar naar Indonesische begrippen niet echt slecht. Jos betaalde 17.000 Roepia met zijn credit card van American Express; omgerekend f 22 per nacht voor twee personen. We besloten geen airconditioning te nemen vanwege de verkoudheidsverschijnselen die je ervan kunt oplopen in dit warme klimaat. Onze kamer was wel uitgerust met een ventilator (fan) en een sjofele badruimte, waarin we om te beginnen direct stootten op een forse kakkerlak, dood. We lieten het beestje demonstratief liggen, maar na drie dagen lag het er nog steeds, zo grondig werd er door de boys gepoetst! Na alvast wat spullen te hebben ingeruimd en een verkwikkende douche te hebben genomen, begaven we ons naar de bar. Het bier was gelukkig koud en was gebotteld in flessen van 62 cl. Ze kostten 2.500 R per stuk, dat is zowat drie gulden. Elders in het land zijn ze een stuk goedkoper. Het hotel bood naast veel buitenlandse toeristen ook gastvrijheid aan Indonesische gasten. De meeste waren echter Nederlands. We keuvelden nog wat met het Canadese paartje. Al vroeg gingen we naar bed. De afmattende vliegreis had ons veel slaap ontnomen en we waren doodop, niet het minst door de loodzware hitte (om middernacht was het nog steeds 30 graden Celsius!). We sliepen dan ook poedelnaakt bovenop de dekens.
5
Maandag 18 juli
DAG 3
Citaat van de dag "Reizen is een bewustwordingnaar twee kanten: je leert meer omtrent andere mensen en culturen en je leert meer omtrent jezelf" Inez van Dullemen, Nederlands schrijfster Tijdens het ontbijt, dat bestaat uit drabbige koffie en geroosterd brood, schrijven we onze eerste kaarten en nemen we uit voorzorg tegen mogelijke diarree entosorbine in. Tegen negen uur liepen we te voet naar het centrum, dat gevormd wordt door het ruime plein Merdeka Medan, in de koloniale tijd het Koningsplein genoemd. Op het plein is het Jaarbeursexpositieterrein gesitueerd, alsmede het Nationale Monument van de Bevrijding, een 137 m hoge, fallusachtige gedenknaald. Het plein maakte nu een verlaten indruk. Op zoek naar het hoofdpostkantoor (Kantor Pos!), waar Robbert een girobetaalkaart maximaal wilde verzilveren, belandden we abusievelijk bij het pompeuze Ministerie van Communicatie. Daarop besloten we een bemo (gemotoriseerd driewielig voertuig voor twee personen) aan te houden. Robbert nam de taak van het "tawarren" (onderhandelen over de te betalen prijs, afdingen) op zich en kwam uit op 500 R. In het postkantoor bevonden zich meerdere reizigers, waaronder een Nederlandse die zich moeilijkheden op de hals haalde door fl 2.000 te willen wisselen, in Indonesische ogen een astronomisch bedrag. Jos sloeg een voorraad postzegels in en deed de brieven en ansichtkaarten op de bus. Buiten was Jakarta inmiddels weer zo heet als een oven geworden. Zowel Robbert als Jos kunnen gezien hun lichaamsomvang niet zo goed tegen hoge temperaturen, laten we hierover in onze plaats de Nederlandse criticus S. Montag spreken: In deze hitte wordt het natuurlijke koelsysteem waarmee we worden geboren al vroeg uitgeschakeld. Het vel wordt dof, de vochtigheid in de lucht is te groot om de duizenden kleine zweetpareltjes nog te laten verdampen zodat er geen warmte meer wordt onttrokken aan de oververhitte menselijke machine. Dat is geen klimaat meer, dat is een ziekte van de dampkring, zoals Sartre heeft gezegd. De dikke tot zéér dikke mensen waaraan ons westen zo rijk is, bewegen zich voort als zwaar gestraften in Dante's hel: wijdbeens lopend en de armen zo ver mogelijk van het lichaam zwaaiend, log bewegende gekruisigden, opgesloten in hun huid met de vloek van hun vet. En altijd het verkeer, een voltooiing van de ultieme beproeving: de nooit onderbroken stroom van geweldige vrachtwagens die de gewatteerde gevangenis van de hitte volstinken en met een pantser van kabaal omhullen. (NRC) Als volgende punt stond een bezoek aan het in het zuiden van de stad gelegen openluchtmuseum Taman Mini Indonesia op het programma. We hielden een gele taxi aan, een zogenaamde "yellow cab", waarvoor we door diverse mensen al gewaarschuwd werden om juist dié niet te nemen. Met gebarentaal en luttele woordjes Bahasa (=Indonesisch) 6
spraken we een prijs van 3.000 R af, d.w.z, staken we 3 vingers omhoog en spraken daar het woord "ribus" (=duizend) bij uit. De chauffeur ging daarmee akkoord. Na een rit van 50 minuten door een krankzinnig druk verkeer (daar waren we echter al aan gewend) bereikten we de Taman Mini. We hadden om en nabij 10 kilometer afgelegd. Bij de ingang stopte de chauffeur en eiste met een stalen gezicht 30.000 R., tien maal de afgesproken prijs! We weigerden te betalen en bleven zitten. Een Engels sprekende student kwam uit eigen beweging zowel tolken als bemiddelen. Robbert begon zich hoe langer hoe meer op te winden, waarop de chauffeur zijn eis verlaagde tot 25.000 R. Toen we dreigden de politie erbij te halen en op zijn minst zijn nummerbord te noteren, deed hij meer water in de wijn. Uiteindelijk kwamen we een prijs overeen van 12.000 R. 3.000 Roepia voor zo'n langdurige rit was uiteraard te weinig. Dat zou op zo'n fl 4 neerkomen. 12.000 R daarentegen was weer te veel. Maar allez, we hadden ook een beetje straf verdiend door de goeie raad van betweters in de wind te slaan. Op de terugweg namen we een blauwe taxi, een zogenaamde Bluebird, die een betrouwbare metervoering garandeert en airconditioned is. Wat bleek de eigenlijke prijs voor een dergelijke rit te zijn? 8.000 Roepia. De rest van de middag (vanaf 12.00 uur) brachten we door in het Taman Mini, waarin alle typische bouwstijlen van de Indonesische archipel levensgroot zijn vertegenwoordigd. We huurden twee kinderfietsjes, waarop we er bespottelijk uitzagen; we trokken dan ook veel bekijks van de voornamelijk autochtone bezoekers. Toeristen waren er in dit ruim aangelegde en goed verzorgde park nauwelijks te vinden. Allereerst versterkten we de inwendige mens met sateh met rijst, warme thee en 7 Up. Een Engels sprekende "inlander" (Foei, zo mag je die 'peloppers' niet meer noemen .... ) zocht contact. Hierbij bleek voor het eerst dat men in Indonesië het Nederlands voetbalelftal op handen draagt, vooral vanwege de sterkwaliteiten van kleurlingen als Gullit, Rijkaard, Vanenburg, Silooy, etc.; namen die we in steeds andere verbasterde vorm moesten ontcijferen. We maakten erg veel foto's, hoewel de omstandigheden niet ideaal waren, want donkere regenwolken pakten zich dreigend samen. Rond drie uur mochten we onze eerste echte tropische regenbui beleven. Het water viel inderdaad letterlijk met bakken uit de hemel! Gelukkig konden we schuilen onder het afdak van een Molukse woning. Om halfvijf hielden we het park voor gezien. We leverden de minifietsjes in en dronken bij een stalletje met zitje 3 grote flessen Bintang bier Rond 20.00 uur trekken we de stad in. We sjouwen een zware schoudertas vol met fotospullen en waardepapieren met ons mee. De stad is bijzonder slecht verlicht en doet ietwat luguber aan. Er staan tal van kraampjes langs de wegen, waar je voor een luttele cent kunt eten en drinken. Het stinkt er behoorlijk vanwege de hier en daar open liggende riolen vol drek en ongedierte. We besluiten te gaan dineren op de wijze van Padang: tien gerechten op tafel, wat je eet reken je later gewoon af. We laten alleen de pens en de garnalen over, respectievelijk vanwege de onsmakelijkheid en het gezondheidsrisico. Het volgende verdwijnt wel grif in onze Holle Bolle Gijs-magen: 3 soorten kippenbout, hersens, pikante rijst, waterbuffelfilet, makreel, gekookt ei in kerriesaus
7
en runderlever. We drinken er thee bij. Prijs: tientje per man. In het restaurant lopen sjofele lui hoge stapels woordenboeken te verkopen. We drinken een pint op het terras (nou ja, meer een tuin) van de disco "The Pink Panther". Daar worden we onmiddellijk overvallen door een stel naar contact (en o.i. meer naar seks en daarbij behorende afrekening in klinkende munt c.q. harde valuta) hunkerende jonge dames. Wij houden de boot af en kiezen min of meer het hazenpad. Niet alleen vanwege de hardnekkige meiden, maar ook vanwege de even hardnekkige muggen. Onderweg naar het hotel valt ons een soort naakte fakir op die als natuurgenezer adverteert. Links en rechts flitsen ratten zo dik als katten voorbij. Zelfs in de gang van het hotel zien we een rat die haar toevlucht zoekt onder een kast. We gruwen niet, maar hebben er gewoon plezier in. Er zijn meer ratten dan mensen op Java, zegt men. Aan de bar maken we nog kennis met een Indo uit Eindhoven die bij Volvo werkt. Hij geeft ons een goeie tip om met de moderne boot "Kambuna" naar Surabaya te reizen. Voordeel: meer comfort en geen vertraging. We overwegen zijn advies op te volgen. Dinsdag 19 juli
DAG 4
Citaat van de dag "De reis naar buiten is, als het goed is, tegelijk de reis naar binnen." Oosterse wijsheid We staan later op dan eigenlijk de bedoeling is; er is iets met de reiswekker. Aan het ontbijt ontmoeten we de Indo van de avond tevoren opnieuw. Hij blijkt homo te zijn die regelmatig de sauna van "Slingerhannes" in Roermond (bedoeld is: 'Sjinderhannes") blijkt te bezoeken. De kleine handelsreiziger (die tevens in antiek, oude munten, vlinders en hout uit Kalimantan handelde), met wie we gisterenavond kennis maakten, treffen we eveneens aan. Terwijl wij al sliepen schijnen zij er nog een beestenbende van te hebben gemaakt, onder aanvoering van de Eindhovenaar, die overigens in Jakarta was geboren en vloeiend platJavaans sprak. Aan de balie informeren we naar het adres van de scheepvaartmaatschappij die de "Kambuna" exploiteert. Met een bemo die in een sloppenwijk de weg kwijtraakt, bereiken we tenslotte het boekingskantoor. Daar staan we aanvankelijk voor het verkeerde loket in de rij, maar gelukkig helpt een Engels sprekende gepensioneerde officier van de koopvaardijvloot ons uit de brand. Dankzij zijn hulp zijn we al spoedig in het bezit van twee eersteklastickets ter waarde van fl 55 per stuk. Met een bemo rijden we naar Sunda Kelapa, de oude haven. Na een tijdje belanden we echter in ZuidJakarta, hoewel we de bemorijder ons doel duidelijk op de kaart hadden aangewezen. Hij zal wel analfabeet zijn geweest, bij zo'n handicap staan wij als Nederlanders niet zo gauw stil. We drentelen wat rond bij wat een Mesjied (moskee) blijkt te zijn en vragen daar een veiligheidsbeambte de weg. Hij verwijst ons naar een taxi. Een half uurtje later staan we op de havenkade de houten Boeginese zeilvrachtboten te bewonderen. 8
Zonder entree te betalen kom je het havengebied niet binnen; een maatregel die borg staat voor het weren van zwervers en andere tobbers. We bezoeken en passant de nabijgelegen Pasar Ikan (de vismarkt), waar weinig vis en veel troep wordt verkocht. Bovendien stinkt het er enorm; een alles doordringende, bederf, ontbinding en verrotting vertegenwoordigende stank. Daar ook een staaltje van dierlijke necrofilie: levende zwerfkatten die het kadaver van een soortgenoot aflikken. Nee, deze deprimerende omgeving trekt ons allerminst aan. Op de terugweg stoot Jos op een nauwe loopplank bijna een oude, heksachtige Javaanse de prut in. In een voormalig Nederlands fort annex gevangenis is momenteel het Maritiem Museum ingericht. Het is daar dat we enige beschutting tegen de stekende zon zoeken. Binnen is het echter even benauwd als buiten en onze hemden plakken onaangenaam aan onze huid. We vinden de collectie overigens erg magertjes en staan dan ook binnen een half uurtje weer buiten. Via de verslonsde havenwijk, waar de bewoners hun behoefte rechtstreeks boven het open riool doen, lopen we naar het oude centrum van Batavia, nu Kota geheten. Op de oude, bekende ophaalbrug over het Molenvliet liggen blinde en kreupele bedelaars. Hier en daar zien we nog een oud-koloniaal patriciërshuis. Dit is de buurt van de taxifietsen en de ambulante handelaars. De Hollandse grachten die het centrum doorkruisen zijn onvoorstelbaar vervuild; je ziet nauwelijks meer water glinsteren tussen de onbeschrijfelijke rotzooi. Langs de gevels van oude regerings- en bankgebouwen lopen we in de richting van het station. Even achter het oude Gemeentehuis wisselt Robbert voor 100 dollar traveller's cheques in. In de bank is het ronduit kil dankzij een op volle toeren werkende air- conditioning. Bij het station Kota Gede neemt Jos een foto van een bende bruine boefjes die zich in het water van een fontein vermeien. In de stationsrestauratie drinken we Fanta ter verkoeling, maar dat helpt niet. Jos laat door twee ukkies van 5 jaar zijn schoenen poetsen en trekt aldus veel bekijks. Binnen de kortste tijd is hij omringd door grapjes makende mannen. Wij hebben in deze buurt toch al bepaald geen gebrek aan aandacht, niet alleen omdat we zo "Belanda" (= Hollander) zijn, maar ook vanwege onze witte huidskleur en vooral vanwege onze lengte (Robbert) en dikte (beiden). Op straat worden we om de haverklap aangesproken met "Hey, mister", "Hello, sir", "Where are you going?" en soms ook in het Nederlands: "Dag meneer". Na verloop van tijd beginnen we die nieuwsgierige blikken, nietszeggende begroetingen en zinloze vragen als lastig te ervaren. Maar goed, voorlopig leggen wij er ons bij neer, het behoort nu eenmaal tot 's lands folklore. Als we het station uitkomen is het alsof we een oven binnenwandelen. Het verkeer zoeft onafgebroken voorbij, zodat we ons nogal wat moeite moeten getroosten om te kunnen oversteken. We lopen de Chinese wijk Glodok in. Daar heerst een koortsachtige bedrijvigheid, het is allemaal handel wat de klok slaat. Langs de straten staan hele vloten van becaks, die ons hun diensten aanbieden. We lopen een van de breedste verkeersaders af, maken foto's vanaf een voetgangers-oversteekbrug (vooral van de immense reclameborden) 9
en banen ons verder een weg door de dichte mensenmassa's. Onderweg naar het Merdeka plein eten we ergens kerriekip en rijst. Aan de noordkant van het kolossale plein ligt het Presidentieel Paleis. Tot onze verbazing mogen we daar geen foto's nemen; ook is het verboden om over het trottoir(dat langs de paleisafrastering lig) te lopen, maar daar trekken we ons niets van aan. Op het plein drinken we bier bij een kiosk. Naast tal van souvenirhandelaars krijgen we tevens gezelschap van twee schattige schoenpoetsertjes. Robbert maakt een foto van hen. Ze krijgen van ons een fooi, maar "shoeshine' mogen ze niet en de handelaars raken aan ons hun blaasroeren en zilveren sieraden ook niet kwijt. We zien de zon letterlijk tussen de palmbomen ondergaan; als hij definitief is verdwenen valt de duisternis zo snel in dat het erop lijkt alsof er iemand (de Schepper?) het licht heeft uitgeknipt of de gordijnen heeft dichtgeschoven. Om een uur of zes willen we naar Nederland bellen. Op het postkantoor blijkt dat niet mogelijk te zijn. Een behulpzame student schrijft het adres op waar we wél moeten zijn voor "international phonecalls". Met de bemo gaan we er naar toe; het is in de buurt van ons hotel. Robbert regelt een en ander met de vrouwelijke operator, maar de communicatie verloopt niet best tussen die twee. De oorzaak is waarschijnlijk van technische aard, We krijgen een luxe, zwaar gecapitonneerde cel toegewezen. Deze VIP-cel blijkt evenwel niet naar behoren te functioneren, zodat we moeten verhuizen naar cel nr. 2. Ma van den Born neemt niet op, daarom maar Clim uit bed gebeld (het was 13.00 uur in Roermond). Hij klinkt slaapdronken. We spreken 3 minuten en 47 sec. á raison van 22.870 Roepia of pakweg fl 28. Om 18.45 uur zijn we terug in ons hotel. Dutje (Robbert) en douchje, scheren. Om halfnegen met de bemo naar Monas om chique te gaan eten. We komen terecht in een "duur" restaurant, de Sari Kuning. Het restaurant is vaker bekroond en kan bogen op een heuse waterval binnen. Antonius, de gerant, had ooit in Nederland willen gaan studeren en helpt ons voorkomend. Voor fl 25 doen we ons tegoed aan 3 x sateh met rijst, ossenstaartsoep, bonensoep en uiteraard een drietal pinten. Voor we vertrekken vergapen we ons voor een laatste keer aan het exotische interieur dat uit verschillende etages is opgebouwd. Een stuk verderop nemen we plaats op het attractieve, met klimplanten overwoekerde terras van café Venezia. Het blijkt ook een gerenommeerd restaurant te zijn. We worden er gedienstig voorzien van tweemaal twee koele flessen Bintang, resp. Anker bier. Hier proberen we nogmaals onze elektronische muggenverdrijver uit, maar de tropische muskieten komen niet erg onder de indruk van de hoge zoemtoon die hen zou moeten wegjagen. Robbert maakt buiten een nachtopname van het Monas-monument. Het is niet meer zo druk op straat. Aan de bar van ons hotel nemen we een laatste afzakkertje. We ouwehoeren een stuk weg met de twee aanwezige jonge obers. Een ervan blijkt uit Sumatra te stammen en heeft een soort hotelschool gevolgd. De ander is een echte Jakartaan; ondanks zijn jeugd is hij reeds huisvader met 2 kinderen. De bedienden in hotels en restaurant in Indonesië draaien veel uren (12 tot 16 uur per dag), maar echt hard aanpakken is er niet bij. De verdiensten zijn dan 10
ook navenant laag. We laten de twee boys op onze kosten meedrinken. Als het bier al snel op blijkt, gaat een van hun elders in de stad een nieuw voorraadje inslaan. We lachen nog heel wat af Om 01.00 uur zoeken we onze kamer op. Met de ventilator op volle toeren draaiend vallen we naakt en zwetend in een diepe slaap. Woensdag 20 juli DAG 5 Citaat van de dag "Een" reiziger is iemand die de onweerstaanbare behoefte voelt om zelf de plaatsen die op landkaarten staan aangegeven te bezoeken om met eigen ogen vast te stellen of ze echt bestaan." Cees Nooteboom Jos had 's morgens last van uitslag, vooral op zijn benen. Hij vermeed het om zich te krabben. Bovendien klaagde hij nog steeds over een pijnlijk zitvlak, opgelopen tijdens het fietsen in de Taman Mini Indonesia. Robbert had die nacht een nachtmerrie gehad, maar kon zich daarvan niets herinneren. Misschien had hij gedroomd dat hij getrouwd was met Tina, het laatste meisje uit de Pink Panther dat hem bewonderend in zijn biceps had geknepen en hem bezorgd had gewaarschuwd voor gevaarlijke vulkaankraters, waar je gemakkelijk in kon donderen. Bij het ontbijt nam Robbert zijn dagelijkse dosis anti-diarreepillen. Verder wond hij zich op over de laksheid van de keuken die weigerde eieren te serveren. We pakten onze spullen op ons gemak in en reserveerden alvast een kamer voor 6 augustus, de dag voor we het vliegtuig terug naar Nederland zouden nemen, We laadden onze bagage in een bemo en bezochten de grote, nieuwe Istiqlal-moskee. We kregen daar een privé-rondleiding van een tempelwachter (eigenlijk een bewapende 'security guard' met portofoon). Deze leidde ons naar een aantal plekjes waar we een fotogeniek uitzicht op de stad hadden. Het was een joekel van een bedehuis, voornamelijk gebouwd uit "marble and stainless steel”, wat tevens de enige woorden Engels waren die de wacht beheerste. Op geraffineerde wijze wist hij ons zo'n 4.000 roepia afhandig te maken. Fooi voor zijn kinderen, probeerde hij ons duidelijk te maken. Wij vonden het meer een ordinaire afpersingspraktijk van een corrupte en waarschijnlijk onderbetaalde functionaris. Moeizaam met onze tassen slepend liepen we naar een nabijgelegen Portugese kerk van enkele eeuwen geleden. Daar hielden we ons een uurtje in de schaduw heel rustig. Het interieur van de kerk stelde niet veel voor. Op een bankje naast de kathedraal dronken we Fanta. Tegen half twee hielden we een taxi aan om naar de haven Tantjung Priok te gaan, vanwaar we ons moesten inschepen. De chauffeur zette ons aanvankelijk per abuis af bij het hoofdkantoor van de Pelni-lijn, maar wij waren kien genoeg om hem naar de vertrekterminal te wijzen. Daar aangekomen huurden we een van de toeschietende kruiers. Onze koelie 11
baande zich met onze tassen op zijn rug brutaal een weg door de wachtende massa's. Wij waren zo verstandig om hem op de voet te volgen. Na een uur in een kale ruimte te hebben gewacht, konden we ons om drie uur aan boord begeven. We hadden een prima Ie klas hut met airconditioning, kraakheldere douche- en toiletruimte, schone lakens, t.v. met videokanaal, etc. Aan dek maakten we kennis met een zekere Angus uit Makassar, alweer een veiligheidsman. We kregen van hem een voorkeursbehandeling, met hem liepen we de voor passagiers verboden zone in om het laden en lossen in de vrachtruimtes te bezichtigen. ( Onder andere grote kratten met Friesche Vlag-melkpoeder!) Voor we zouden afvaren gingen we nog een uiltje knappen. Om kwart over vijf kozen we het ruime sop. We maakten foto's van de haven en de ondergaande zon, die later helaas verscholen ging achter een dicht wolkendek. Om 18.00 uur stonden we al bunkerbereid bij de eetzaal, maar het diner bleek in tegenstelling tot de aankondigingen pas een uur later te worden geserveerd. We ontmoetten daar twee oudere mannen van Chino-Indo-Europese afkomst. Ze waren beiden in de zeventig en spraken goed Nederlands. Simon, de meest spraakzame van het stel, woonde sinds de jaren '50 in Valkenswaard, Bij had in zaken gezeten en reisde veel op zijn oude dag; elk jaar verbleef hij langere tijd in Indonesië en in Spanje, waar hij in Barcelona een tweede huis bezat. Volgens ons was hij niet bepaald onbemiddeld. De andere grijsaard heette Wim en had duidelijk Chinese gelaatstrekken. Opvallend bij hem was één enkele lange baardhaar die uit zijn kin groeide. Wim was in de jaren '50, toen Soekarno alle Indo-Europeanen op de boot naar Nederland zette, in Surabaya gebleven waar hij nu nog steeds woonachtig was. De twee bejaarde "jeugdvrienden" gaven ons talloze handige tips en staken ondertussen hun ontevredenheid over het huidige Indië niet onder stoelen of banken. Het diner bleek overigens bij de prijs van het ticket te zijn inbegrepen! Een geheel verzorgde Ie klas reis voor zo'n fl 50! Een wel erg miniem bedrag voor 24 uur service, vonden we. Het eten was goed, maar voor onze lege magen niet genoeg, want we hadden die dag niet zo gek veel gegeten. Onder het natafelen vertelde Simon over zijn vroegere zaak (elektronicahandel met voornamelijk Indonesië), luchtvaart, corruptie in dit soort landen, het waanzinnige verkeer, maar ook over zijn vrouw die nooit meer naar Indonesië terug wilde vanwege haar ellendige ervaringen in een Jappenkamp. Toen de beide oude bazen zich te ruste gingen leggen, begaven wij ons naar een soort cafetaria. Dat was ingericht als een fuiflokaal uit de jaren zestig. We dronken er een blikje bier, waarna we onze cabine (hut) weer opzochten om ons te douchen, te puzzelen en te rusten. De uitslag bij Jos bleek zich tot zijn billen te hebben uitgebreid, terwijl Robbert moeite had om een "grote boodschap" te doen. Heeft hij toch te veel pillen geslikt? Na tien uur was er feest op de boot. De eetzaal was omgetoverd in een danslokaal en een orkest speelde 'rock and roll' en nummers van Led Zeppelin en Creedence Clearwater Revival. Er werd opvallend weinig gedronken; wij waren zowat de enigen met een 12
alcoholische drank in handen. Bovendien bleek er een algemeen rookverbod te bestaan, waarop we het voor gezien hielden en het cafetaria opnieuw opzochten. We kregen contact met een groep jongeren uit Sulawesi. Een van die knapen viel ons op door zijn bovenmodale lichaamslengte en zijn westerse kleding en uiterlijk. We nodigden hem aan onze tafel uit. Hij sprak genoeg Engels om ons uit te leggen dat hij Wedi Nelissen heette en in Jakarta business studeerde. Zijn vader was Nederlander en betaalde zijn studie. Tot onze verrassing wist hij waar Roermond lag. Het geboortedorp van zijn vader was namelijk Maria-Hoop, hetzelfde dorp waar de moeder van Jos vandaan kwam! Natuurlijk wilde Wedi graag in het westen gaan studeren, hetzij in Nederland, hetzij in de USA. We boden hem en een van zijn vrienden (een ruige, getatoeëerde vent met lefmanieren) een pilsje aan en lieten hen sigaretjes draaien uit onze tabaksbuidel. De rest van de groep zat aan de bar jaloers toe te kijken hoe de twee helden zich met die rijke "belandas" amuseerden en onderhielden. Donderdag 21 juni
DAG 6
Citaat van de dag "Reizen is belangrijk voor de verfrissing van de geest. Het is alsof al je zintuigen opnieuw worden afgesteld:je hoort beter, kijkt beter en luistert beter. Als je wilt kun je steeds opnieuw een Livingstone zijn." Inez van Dullemen Terwijl Robbert om 07.00 uur opstaat om met Wim en Simon te ontbijten, blijft Jos in bed doorslapen. Het ontbijt bestaat uit wortel, rijstepap, jam, een gekookt eitje en een boterham met hagelslag. Robbert bewaart een eitje voor Jos. Om acht uur is hij terug en duikt hij opnieuw onder de lakens. Aangezien we voortdurend gestoord worden door "roomservice" en kaartjescontroleurs komt er niet veel van uitslapen. Om tien uur gaan we aan dek koffie met veel drab drinken. Robbert begint uitgebreid kaarten te schrijven; ondertussen houdt Jos zich intensief bezig met het leren tellen in het Indonesisch. Als het te heet wordt onder de golfplaten die boven het dek zijn aangebracht, keren we terug naar onze hut om een dutje te doen. Op de video is een liedjesprogramma. Tijdens de warme lunch (vis te weinig, vlees te droog) tekent Wim een kaartje met hotels in het centrum van Surabaya. Dat heeft heel wat voeten in aarde, zodat de dominante Simon zijn vriend begint af te katten. Om 14.20 uur varen we de haven Tanjung Perak binnen. Bij de ontscheping is het dringen geblazen. Wedi Nelissen met kornuiten staan ons op te wachten om afscheid te nemen; zij zelf varen nog een dag door naar Celebes. Ze vragen Robbert een pakje shag "als souvenir", maar deze kijkt wet uit. Op de kade worden we omringd door bedelaars en venters en een van de controleurs waarschuwt ons voor zakkenrollers. Bij de uitgang van de haven nemen we een officiële taxi (die veel te duur bleek te zijn) naar de Jalan Pemuda, de buurt die Wim voor ons heeft uitgetekend. Het aldaar gelegen "Bamboo Denn Inn" vinden we te goor (hoewel goedkoop, slechts fl 2 per nacht, het zit er dus vol hippies en backpackers). Het hoog ernaast torende "Garden Hotel” is weer te duur voor onze beurs: 50 dollar. We zoeken een 13
ander hotel in onze reisgids en laten ons er met een taxi heenbrengen. Gelukkig kunnen we daar in de Wisma Ganescha wél terecht voor het zachte prijsje van fl 6 per persoon. Onze kamer komt uit op een zuilengalerij en op de muren hebben de tientallen hagedissen vrij spel. Alvorens we de stad gaan verkennen nemen we een verfrissende douche. In de stad ontmoeten we voor het oude gouvernementsgebouw een Nederlands echtpaar dat bezig is met een "sentimental journey", d.w.z. zij bezoeken de plaatsen waar zij vroeger hebben gewoond als "kolonisator". Ze hebben hun jeugd doorgebracht in Surabaya, op de Jalan Sumatera vlakbij ons hotel. Voor het beeld van “Fat Boy" staan honderden geüniformeerde schoolkinderen in de rij om het vaderland eer te bewijzen. Robbert maakt een enige foto van hen. We dwalen rond door de winkelstraatjes. Surabaya zou zonder het drukke verkeer de indruk van een plattelandsstadje maken. In een kraakheldere supermarkt kopen we onder hilariteit van de westers geklede en opgemaakte verkoopsters vis, kroepoek en nootjes. Op straat hebben we veel aanspraak. Ook de mooie meiden laten hun vrijmoedige blikken op ons vallen en lachen daar meestal bij. Wij weten niet hoe wij het hebben. Met twee becaks (fietstaxi's) gaan we op zoek naar een eetgelegenheid. Als we door slecht verlichte laantjes worden gefietst (de avond is inmiddels gevallen) voelen we ons niet op ons gemak; we zouden niet de eerste toeristen zijn die op zo'n manier overvallen en volledig uitgekleed zijn geworden. Gelukkig loopt het niet zo'n vaart. We kiezen een onaanzienlijk Chinees restaurant uit, waar we varkensschnitzel met lauw bier gebruiken. Het is het eerste varkensvlees dat we in dit moslimland eten. Alleen Chinese en Balinese eethuizen hebben gerechten van varkensvlees op hun menu staan, de laatste in verband met het toerisme. De becakrijders blijven buiten geduldig op hun hurken op ons wachten. Via een enorme omweg brengen zij ons naar hotel Mojopahit (het voormalige koloniale Oranjehotel), waar we met hen onenigheid krijgen over de prijs: zij eisen het dubbele van het oorspronkelijk afgesproken bedrag, want het is toch wel erg ver geweest. Ja, met zo'n omweg is dat begrijpelijk. We middelen het bedrag en geven hun een sigaretje toe, hetgeen hen weer doet glimlachen. We eten opnieuw in een geweldig sjiek restaurant. We worden er bediend door een bevallig Chinees-Indisch vrouwtje. We eten tamelijk uitgebreid met soep vooraf. Aanvankelijk wordt die van Robbert vergeten; Eva de serveerster put zich uit in duizend excuses. We drinken nu eens geen gerstenat maar klappermelk.,die in een kokosnoot met geschraapt ijs gekoeld is! Die exotische attractie smaakt ons allerbest. Rond halfnegen belanden we in een biljartzaal met veel meisjes die allerlei diensten verlenen, zoals ballen poetsen, keu's krijten, punten schrijven, etc. Ook hier staan we onmiddellijk in het middelpunt van de vrouwelijke belangstelling. Een van de meisjes voegt Robbert met een lief, hoog stemmetje toe: "You are handsome..."; dat heeft nog nooit iemand tegen hem gezegd! Hij voelt zich dermate gevleid dat hij als op vleugels speelt en Jos met 2-1 van de totaalzege afhoudt. Overigens, we spelen er poolbiljart en niet het ons vertrouwde spel. De kleine Ani kan niet genoeg krijgen van Robbert en rolt voor hem een 14
sigaret waarbij ze een sensueel spelletje met haar tong uithaalt. Aan de bar voert Jos een ware correspondentie in het Engels met de aantrekkelijke 28-jarige bardame Aju, die gescheiden is en 4 (vier!) kinderen heeft. Aju betekent "beautiful" in het Maleis en dat moeten we gezien haar uiterlijke bekoorlijkheden beamen. Met de clevere Aju wisselen we adressen uit, waarna we teruglopen naar het hotel. Door de onvoldoende straatverlichting hangt er een lugubere sfeer in de nu bijna verlaten straten. Voor we gaan slapen genieten we op ons terras van de avondkoelte en drinken we nog enkele grote flessen bier. Door massaal aanvallende muggen worden we gedwongen ons al snel op de slaapkamer terug te trekken. Vrijdag 22 juni
DAG 7
Citaat van de dag "Reizen kan het verleden, dat achter de tegenwoordige tijd schuilgaat, opeens tastbaar maken. Oosterse wijsheid Jos had die nacht een aanval van diarree gehad. Zowel Robbert als hij namen veiligheidshalve Immodium -tabletten in, hoewel de eerste die niet zo direct nodig had. Toen we opstonden prijkte het ontbijt al op het tafeltje buiten; de boys hier waren erg gedienstig en ze kregen dan ook regelmatig fooi van ons. Het ontbijt bestond uit gekookte eieren met brood, boter, jam en een kan thee. We reserveerden die ochtend voor het met de hand wassen van onze kleding; Robbert boende en wreef, Jos hing het druipende wasgoed aan de lijn. Met de andere kamerbewoners hadden we weinig contact. Om 11.00 uur wonnen we informatie in bij het zeer slecht uitgeruste plaatselijke VVVkantoor; ze hadden zelfs geen kaart van Surabaya ter beschikking. De twee aanwezige werkstudenten stonden ons in het Engels te woord. Een van hen probeerde Robbert een briefje van fl 25 af te troggelen; hij beweerde die te sparen. Robbert's gevatte antwoord: “In Holland everybody is collecting these!" De man ontving wel wat kwartjes en dubbeltjes van ons. Met een bemo reden we naar het postkantoor. De chauffeur wist niet precies de weg, dus het duurde even voor we op de plaats van bestemming waren. Op het postkantoor kregen we een speciale behandeling en werden we ontboden bij de plaatsvervangende chef, een Molukker met de voornaam Johan Frederik die alles afwist van Nederlandse voetballers met een donkere huidskleur. Het verzilveren van een girobetaalkaart t.w.v. 200.000 R vormde uiteraard geen enkel probleem en was binnen 10 minuten gepiept. Al met al een aardige ontvangst daar. Ook Jos nam voor een bedrag van 100 dollar roepia's op in de Bank of Asia. Hiertoe moest hij wel eerst 7 formuliertjes tekenen! Te voet trokken we over de "Red Bridge" de overbevolkte Chinezenwijk binnen. Als enige toeristen hadden we hier erg veel bekijks. We voelden ons erg opgelaten; als je een foto wilde nemen stond men in een mum van tijd met tientallen om je heen. Constant werden we aangeroepen door venters en becakrijders of gewoon door handelaren of nietsnutten die hun rudimentaire Engels wilden testen ; het "How are you?" en "Hello sir!" was dan ook niet 15
van de lucht. Overal heerste een koortsachtige activiteit en alle denkbare artikelen werden er te koop aangeboden. Lopend langs de kali (rivier) kwamen we aan bij de grote moskee. In die omgeving was alles erg schoon. Het was echter vrijdag en in die Sunan Ambel (een islamitisch heiligdom) waren gebedsdiensten, dus daar konden we niet naar binnen. Met een troep kinderen op sleeptouw aten we bij een traditioneel geklede Javaan voor fl 2 grote borden basisvoedsel, rijst dus. Na enig zoeken vonden we uiteindelijk ook de twee Chinese tempels. In de ene, Hok Thian genaamd, kregen we spontaan een rondleiding. De tempel maakte een kleurige indruk met zijn beschilderde, levensgrote houten beelden van krijgers en draken. Jos wierp een vlugge blik achter de schermen van een poppenkasttheater, maar schrok daar snel van terug want hij zag een rokerig kamertje waarin haveloze opiumschuivers tussen vreemdsoortige muziekinstrumenten op de grond lagen. Ze keken hem met glazige blikken vijandig aan. Van de tweede tempel maakten we alleen foto's van de opvallende gevel. Op straat ontdekten we kadavers van ratten. We bezochten ook nog een reisbureau om inlichtingen over een trip naar de heilige berg Bromo in te winnen. Telefonisch wimpelde Robbert een aanbieding van 45.000 R af Die prijs leek ons een beetje te veel van het goede. Voor we het wisten bevonden we ons in een soort legerkamp, midden in de stad. Daar kreeg met name Jos last van blaren onder zijn voeten en namen we een becak naar een centraal plein met een zuil in het midden. We kochten er Sprite (gekoeld tussen blokken ijs) van een straatverkoper en moedigden een trimmer aan die rondjes rond het plein liep. leder in een aparte becak keerden we om vijf uur terug naar het hotel. Het werd een regelrechte wedstrijd. Onderweg verloren we elkaar uit het oog. Robbert kwam bijna een kwartier later dan Jos aan bij het hotel. Oorzaak: razend verkeer, gemiste afslag, dus een immense omweg. Op de veranda stond de thee reeds klaar, maar daarnaast lesten we onze dorst ook met bier. We aten viskroepoek en nootjes, namen een douche, losten cryptogrammen op en Jos verzorgde zijn pijnlijke voeten. Na 19.00 uur kwamen we weer echt in actie. We rekenden het hotel af (fl 5 p.p. incl. ontbijt) en vroegen waar de "red district" lag, want we wilden wel eens fatsoenlijk uitgaan. De rosse buurt lag echter 8 km noordelijker bij de haven en dat vonden we te ver. Het diner gebruikten we in een specialiteitenrestaurant met de naam "Phoenix". Het lag tegenover een erg modern, mondain en peperduur (zeker naar Indonesische begrippen) winkelcentrum. Er waren slechts 6 gasten die door minstens 12 kelners en serveersters op hun wenken werden bediend. Op een podium stond een dikke Chinees met fluwelen stem Elvis-songs ten beste te geven. We gebruikten heel wat gangen. Jos peuzelde onder meer een gebraden duif op, terwijl Robbert zich te goed deed aan varkensvlees en gado-gado. Prijs voor dat godenmaal inclusief dure flessen bier: fl 25 in totaal. Voor het hotel stond een becakrijder ons op te wachten. Hij had vernomen dat wij "nona's" (vrouwtjes) wilden, voor fl 20 bezorgde hij er ons een tweetal; de leeftijd konden we zelf uitkiezen. We sloegen zijn aanbod beleefd maar beslist af. Voor het slapen gaan zaten we nog nagenietend op de veranda. Tijdens onze slaap werden we regelmatig opgeschrikt door 16
het geschreeuw van de muezzin op de minaret en door het geklingel van de klokken van de nabijgelegen episcopaalse kerk. Het was die dag weer bloedheet geweest, dus sliepen we naakt en zwetend, enzovoort, enzovoort.
Zaterdag 23 juni
DAG 8
Citaat van de dag "Je loopt er als een rijke patser rond tussen bedelaars die schier van honger sterven en moet je ziel pantseren tegen hun ellende, op straffe van anders geen plezier hebben." W. F. Hermans. We staan tamelijk vroeg op, al om 07.00 uur. Om half negen zijn we op het station. We kopen 3e klas kaartjes ("kartjis") naar het plaatsje Probolinggo. Gelukkig ondervinden we geen enkel probleem met het vinden van een vrije plaats. De trein vertrekt zonder noemenswaardige vertraging. Langs de spoorlijn liggen uitgestrekte sloppenwijken waar een troosteloze armoede heerst. Tijdens de rit staan de deuren van de toch wel snelle trein wagenwijd open. De buitenwijken van Surabaya gaan vloeiend over in vredige kampongs tussen de groene rijstakkers en wuivende klapperbomen. We kunnen ongestoorde blikken werpen op een landschap waar de boeren aan het werk zijn met de oogst, het planten, het wieden en zo voorts. Hier laten we weer eens een andere Nederlandse reiziger, de schrijver Hans Vervoort, aan het woord: Het lijkt onwaarschijnlijk, maar derdeklastreinen kunnen hier nog trager zijn dan bussen. Dat is echter niet het belangrijkste verschil. Waarin ze zich voornamelijk onderscheiden is de ongelimiteerde kennismaking met niet-passagiers die ze bieden. Op elk station (en dat zijn er altijd meer dan een gezonde haast verdragen kan) worden de al overvolle treinstellen bestormd door bedelaars en kleine handelaren; krankzinnige invasies die men zo letterlijk over zich heen laat gaan dat mijn claustrofobische aanleg zich meestal wonderwel vergat te manifesteren. In een kakofonie van verkoopkreten braken onvermoeibare legers mannen, vrouwen en, vooral, kinderen door de passagiersmassa~s heen, een onuitputtelijk assortiment artikelen ophoudend: tahu, tempeh, kokoskoeken, batik, zelfgevulde flesjes limonade, sinaasappels, ijs, in pisangblad verpakte maaltijden, sigaretten, ananas, uit kokosnoot gesneden herten, snoep, cassettes, schelpenschilderijen en ga zo maar door. Een pasar malam die net zo lang duurt als de trein blijft staan - en meestal nog iets langer - en een leegte achterlaat die je even als bewegingsruimte kunt ervaren. Maar net als dat effect is doorgewerkt, begint de machinist alweer te remmen voor het volgende station, en een volgende bestorming.
17
Om halftwaalf komen we in Probolinggo aan. Het plaatsje (toch zo'n 100.000 inwoners!) is aan de kust gelegen. We nemen een goed Engels sprekende jongeman in de arm die ons naar hotel Ratna verwijst. Wij zitten in de becak, Sentot (zo heet de hulpvaardige knaap) rijdt er op zijn bromfiets naast. Hij blijft de namen en voornamen van alle regeringsleiders en koningen in de wereld te kennen. Hij blijkt zo clever en goed op de hoogte van de plaatselijke situatie dat we besluiten hem als persoonlijke gids en vraagbaak "aan te stellen". Het hotel oogt feeëriek, heeft een goede middenklasse standaard en hanteert absolute afbraakprijzen. Sentot, in gezelschap van een minder spraakzame vriend, regelt praktisch alles. Samen met Jos gaat hij naar het busstation om alvast de reis naar Bali voor de volgende dag te regelen. Daarna gaat hij weer zijn eigen gang, hij belooft 's avonds terug te komen met nieuws over een uitstapje naar de vulkaankrater van de berg Bromo. Wij doen vervolgens een dutje, waarna we thee drinken aan ons leuke zitje op de galerij. Op het binnenplein pronkt een eeuwenoude waringin-boom, tussen de enorme wortels heeft men vijvertjes aangelegd. Ook het volledig ontbreken van lastige muggen is voor ons een aangename gewaarwording. Bij de smaakvolle inrichting horen ook gekooide exotische vogels met kleurige verenpracht. Er zijn zelfs wandschilderingen! Om halfvier gaan we in het naburige "rumah makan" (eethuis) heerlijke sateh eten, waarna een wandeling door het drukke centrum volgt. Robbert wekt ook hier indruk met zijn opmerkelijke gestalte en menige jonge meid tracht openlijk met hem te flirten. We bezichtigen de pasar, maar kopen niks. Wel staan we een tijdje te kijken naar een soort waarzegster die fanatiek met een zwaard staat te zwaaien. Als zij ons in de gaten krijgt en ons bij haar show wil betrekken, kiezen we zo onopvallend als mogelijk in dit land het hazenpad. Tegen zonsondergang zijn we terug in het hotel. Om zeven uur arriveert Sentot. Hij vertelt ons zijn levensgeschiedenis: zijn vader was politieagent met karig loon, had twee vrouwen, 10 kinderen, waarvan Sentot een van de jongste was. De jongste vrouw wordt voorgetrokken; rest van gezin krijgt geen poen. Sentot voltooide een opleiding toerisme in Surabaya. Regelmatig begeleidt hij toeristen naar de Bromo en dergelijke. Hij heeft een tweelingbroer die in Surabaya als meubelmaker werkt; ze zijn 20 jaar oud. Bij de receptie huren we een privébusje (Japanse Colt met slechts 2 superde-luxe pluche slaapzetels, airconditioning en Chinese chauffeur) voor de somma van fl 40. Om één uur 's nachts zullen we richting Bromo vertrekken. We eten copieus in het tuinrestaurant dat vol met Chinese families zit. De Chinezen in deze streken zitten er allemaal warmpjes bij, wat nogal eens wrevel wekt bij de Javaanse bevolking. Ze werken vrijwel zonder uitzondering in de handel of de industrie. In het verleden heeft hun rijkdom wel eens zo veel jaloezie opgeroepen, dat de inlanders in amok raakten en hele Chinese wijken over de kling (klewang) joegen. Sentot moet evenmin veel van Chinezen hebben. Binnen worden voorbereidingen getroffen voor een bruiloft. We staan aan de vooravond van een islamitisch feest, het zogenaamde Slachtfeest. Een kilometerslange lichtprocessie trekt aan ons voorbij, voornamelijk bestaande uit gedisciplineerde klassen schoolkinderen 18
die klagelijk zingen en bidden. De stoet wordt vooraf gegaan door een becak met een luidspreker. Het is een leven als een oordeel; de gehele avond horen we het gekrijs en gezang van de feestgangers, Allah aanroepend en Mohamed zijn profeet prijzend. Ondertussen drinken we lauw bier. Aan de poort worden we staande gehouden door 2 bedelende vrouwen; we geven hun een sigaret, die in dank wordt aangenomen. Om tien uur zitten we met een fles water voor onze kamer. We komen er dan ook achter dat het branden van wierook een probaat midden is om muggen te verjagen, Robbert besluit nog een oogje dicht te gaan doen, terwijl Jos koffie van het huis drinkt en aantekeningen voor dit reisverslag bijhoudt. Robbert kan nog steeds niet poepen.
Zondag 21 juni
DAG 9
Citaat van de dag "Het onbekende, die toestand van half droom, half werkelijkheid, dat trekt mij in elke aankomst elke nieuwe stad. Hoe meer je van de wereld begrijpt, des te meer verliest zij die charme." Ivan Wolffers, arts en schrijver Om 0 1.00 uur vertrekken we met onze minibus. De chauffeur trapt hem flink op zijn staart. Buiten is het aardedonker. We sukkelen gauw in onze vorstelijke zetels in slaap. Na een uur komen we in het bergdorp Ngadisari aan. De bestuurder gaat in de auto pitten, wijzelf lopen een volkomen verlaten kroeg binnen. Het interieur bestaat geheel uit rotan/bamboe. Buiten lopen kleine bruine mannetjes rond, gehuld in ruwe dekens met op hun hoofd een soort grove bivakmutsen. Zij lijken sterk op Indio's uit het Andesgebergte, maar het zijn Tengerezen, een geïsoleerd bergvolk dat 300.000 personen telt en nog steeds de Hindoeïstische godsdienst belijdt. Om half drie betalen we 1.000 roepia entree en worden we samen met 3 Fransozen naar de kraterrand gereden. Onderweg blijft de Colt ettelijke keren op de steile hellingen steken. Het hotel op de top blijkt te zijn gesloten. Het is stikduister en kil. Er druppelen steeds meer toeristen binnen, onder meer groepen Japanners en natuurlijk luidruchtige Hollanders. Iedereen staat te trappelen van de kou. Eindelijk gaan de lichten van het hotel aan. We drinken een bak koffie, onderwijl het ergerlijke gedrag van vooral de Hollanders vervloekend. Om vier uur stappen we op. Jos vindt direct een geschikt paard en spreekt met de oude baas ervan (noemen we dat een voerman?) een prijs van 3.000 R af. Terwijl hij door de duisternis wordt opgeslokt, staat Robbert nog met lege handen, want niemand wil zijn paardje opofferen aan een al te zwaarlijvige westerling. Per slot van rekening weegt Robbert zo'n 110 kilo schoon aan de haak. Hij besluit in arren moede om te gaan wandelen. Al gauw raakt 19
hij in gezelschap van 4 Italiaanse meiden uit Bologna die ook te voet de krater binnengaan. Jos heeft ondertussen geen weet van Robbert's wederwaardigheden. Hij zit op de rug van zijn paardje, sterk in het zadel en diep onder de indruk van de magistrale en heldere sterrenhemel. Rondom hem heerst een absolute stilte die af en toe wordt onderbroken door het briesen van een paard, het schrapen van boeven over oneffen rotsbodems en de pruttelende scheten van zijn rijdier. Wel mist hij een zadelknop waaraan hij zich in evenwicht kan houden; ook komt de pijn aan zijn kont weer langzaam opzetten. Geregeld kijkt hij om ten einde te zien of Robbert reeds in aantocht is. Maar nee, wie er ook opdoemt, geen Boelie! In de diepte van de vulkaan kan men een lint van aan- en uitknipperende lichtjes van de zaklampen van andere toeristen zien. Na de zandwoestijn te zijn overgestoken, rekent Jos met de voerman af en blijft aan de voet van de trappen die naar de kleine krater voeren wachten op Robbert. Die verschijnt pas na een half uur en wel op een fors geschapen paard; pas de laatste paar honderd meter, waar het terrein weer begint te stijgen, heeft hij dat weten te bemachtigen. Boven op de kraterrand wachten we de fameuze zonsopkomst af. Regelmatig drijven vette zwaveldampen walmend op ons af met als gevolg dat onze slijmvliezen worden geprikkeld. De adem wordt afgesneden en de ogen beginnen te tranen. De rand is zo'n 2 á 3 meter breed en dus niet helemaal ongevaarlijk. De meer dan honderd, voornamelijk westerse en Japanse toeristen, huiveren van de snijdende kou. Om precies halfzes komt de zon achter de in wolken verscholen horizon te voorschijn. Echt indrukwekkend vinden we de zonsopkomst niet, wel het ons omringende landschap, dat in de ochtendnevelen steeds scherpere contouren aanneemt spreekt ons meer aan. We maakten er veel foto's. Op de terugweg door de zandzee, die met vulkanisch gesteente was bezaaid, maakten we geen gebruik van paarden. Achter ons blijft de fumerole roken. Robbert neemt enkele gave exemplaren van stukken lavasteen mee. Een uur later, het is dan zeven uur 's morgens, zijn we terug bij het hotel. De Tenggerezen hebben hun geld binnen en keren huiswaarts. We huren een busje naar Ngadisari, waar de Chinese chauffeur ons al staat op te wachten. Door een prachtig berglandschap zakken we af naar de kust. De akkers zien er hier welvarend uit en elke vierkante meter van dit vruchtbare vulkanische land schijnt er met gewassen bebouwd, tot zelfs in de diepste kloven toe. Nee, de nabijheid van de Bromo heeft de plaatselijke bewoners bepaald geen windeieren gelegd. Hier wordt ook groente uit meer gematigde streken geteeld: kool, andijvie, prei, etc. Tot op 2.000 meter hoogte gedijen de ons bekende groentesoorten. Onderweg worden we af en toe door slaap overmand, maar het slechte wegdek en de rijstijl van de bestuurder brengt ons dan weer hardhandig terug tot de dagelijkse werkelijkheid.
20
Om kwart over acht bereiken we hotel Ratna, We worden verrast met een geweldig ontbijt. Van negen tot elf halen we enkele verloren uurtjes slaap in. We worden eigenlijk gewekt door een klaaglijk blèrende geit. Door de spleetjes van de rolluiken zien we achter het hotel een stel moslims bezig met het ritueel slachten van geiten. Het bloed gutst met golven uit de met één haal opengehaalde kelen van de offerbeesten; ter plekke worden ze gevild en worden de complete ingewanden er uitgerukt. Een niet zo smakelijk gezicht op de nuchtere maag. Op de veranda wachten we op Sentot, ondertussen thee drinkend en kaarten naar huis schrijvend. Om twee uur lopen we met Sentot en vriend het vredige stadje in; de bagage laten we achter bij de receptie. Het is zondagmiddag en de bevolking heeft vrij en flaneert ongedwongen over de brede hoofdstraat. We nodigen de twee jongens uit voor een etentje in het Victoria-restaurant dat wordt gedreven door een Chinese familie. Sentots vriend blijkt overigens Bangwang te heten. Een gepland bezoek aan de Engelse school gaat niet door, want die is gesloten. Het strand laten we ook voor wat het is, met name Jos met zijn uitslag heeft daar weinig zin in. De rest van de middag trekken we broederlijk met elkaar op. Als we om half zeven onze tassen bij het hotel ophalen, begint het te stortregenen. Eindelijk kunnen we onze mee genomen paraplu's eens gebruiken. Met de becak rijden we door de stromende regen naar de busterminal. Daar maakt Robbert nog een foto van de tweeling. De bus is te vroeg. We bedanken Sentot uitvoerig voor zijn hulp en drukken hem als blijk van waardering ieder 5.000 roepia in zijn handen, een geste waarover hij zich zeer verguld toont. We zitten helemaal achter in de bus en wel boven op het wiel. We hebben nauwelijks beenruimte, de bus is afgeladen met bagage. Voor het vervolg, zie het separate interim-verslag van de week die we op Bali (blz. 43) verbleven. We hebben die week in een apart verslag opgenomen. Het vervolg van onze reis door Java (vanaf Yogyakarta terug naar Jakarta) is eveneens in een apart verslag opgenomen, genaamd; dat volgt hieronder.
YOGJAKARTA
Cultuurcentrum in Midden-Java 1. Landing vanuit Bali Er volgt een snelle en vooral ruwe landing op Javaanse bodem. We zetten onze horloges een uur terug, wachtten een tijdje op onze bagage en worden ondertussen ontvangen door een stralende Yokyakartaanse die ons een brochure over de stad aanbiedt. Na een taxirit van 20 minuten naar het centrum van Yogyakarta stappen we uit op Jalan Pasar Kembang, waar een knaap ons aanschiet en ons naar het Afrika Asia Guesthouse verwijst. Daar kunnen we direct onze intrek nemen. We maken kennis met een soort reisleider, Sumohardjo. Hij spreekt zijn talen en hij regelt uit eigen beweging van alles voor ons. We drinken met deze superritselaar thee. Een oom van hem woont in Amsterdam in de Spuistraat. In dezelfde straat (niet de 21
Spuistraat bedoelen we!) kopen we tickets voor de Ramayana balletuitvoering die dezelfde avond plaatsvindt. Eveneens reserveren we plaatsen voor een excursie naar de Borobudur en het Dieng-plateau. 2. Het Ramayana - epos Samen met een sympathieke Engelsman uit Birmingham (die een fietstocht door o.m. China heeft gemaakt en op weg naar Australië is om daar werk te zoeken) bezoeken we de nacht voorstelling, alweer te midden van honderden toeristen. We zijn niet bijzonder onder de indruk van de voorstelling. Natuurlijk zijn muziek en dans exotisch, maar we zijn nu eenmaal niet zo theater minded. De autochtonen hebben de slechtste (en dus goedkoopste) plaatsen. Het amfitheater is gebouwd aan de voet van een feeëriek verlichte Hindoetempel van het Prambanan-complex, ongeveer 15 km buiten Yogyakarta. Dit terrein zullen we over enkele dagen bezoeken voor we met de trein naar Bandung op West-Java vertrekken. Mathje H. uit Roermond We ontmoeten er zelfs kennissen, een zekere Mathje uit Roermond, een jeugdvriendje van Robbert. Hij logeert er nota bene met zijn vriendin in ons hotel! Om 22.00 uur zijn we terug. We eten bijzonder onhygiënisch bij Mama's Gado Gado, een trefpunt voor hippies en rugzaktoeristen. Robbert walgt van zijn portie en laat het spul gewoon staan, wat met recht een unicum genoemd mag worden. Het is er wel spotgoedkoop. We hebben pijn aan de kont van de stenen zitplaatsen. Om 11.30 uur gaan we naar bed. Morgen is het vroeg dag: we worden om 05.45 uur gewekt. Vliegen in de archipel De enige echte weg in Indonesië loopt door de lucht. Vijfenveertig luchtvaartmaatschappijen verbinden eenendertig grote en talloze kleinere steden op de enige wijze van vervoer die niet of nauwelijks van een schema uitgaan. Ongehinderd door tegenliggers, gebroken assen, een gatenkaas van wegen, overstekende kippen, vastzittende ruitenwissers, ademnood, engtevrees, in slaap vallende chauffeurs en stenen zittingen, zoeven de passagiers over het land, en behouden behalve al hun energie en schone kleding, het idee dat Indonesië zeer toegankelijk is. 3. De Borobudur Vergeten ons te wekken Robbert stond een uur te vroeg op, omdat we de reiswekker nog steeds op Bali-tijd hadden laten staan. Om kwart voor zes was het opnieuw reveille. We werden zelf wakker; gelukkig maar, want de hotelboy kwam zijn belofte om ons te wekken niet na. In dit hotel maakten we voor het eerst gebruik van de echte Indonesische douche, het zgn. mandiën. Dit houdt in dat je met een bakje water uit een groot reservoir put en dit zelf over je heen gooit. Jos ontdekte een piepkleine grijze muis die onder het bed verdween. Robbert moest in een klein 22
uur tijd drie maal naar de wc om zijn darmen te ledigen. Als voorzorgsmaatregel nam hij die dag 5 (M, hij leert het ook nooit ... ) immodium-tabletten in. Onuitstaanbare globetrotter Om vijf voor zeven vertrok de bus. Ronald, een Hollander die ook in ons hotel verbleef, haalde de bus op het nippertje. Hij ontpopte zich als een arrogante kerel die zich verongelijkt toonde ook nog! Hij afficheerde zich als een door de wol geverfde wereldreiziger (hij was al 6 maanden onderweg; via Engeland, Noord- en Midden-Afrika, het Midden-Oosten en India was hij hier in het Verre Oosten beland) en bazuinde dit door de hele bus rond, tot vervelens toe. In zijn bereisde ogen waren wij allemaal slechts watjes die op reisgebied van toeten noch blazen wisten. Na een halve dag was iedereen hem spuugzat en ging men hem schielijk uit de weg. Beschermd door Unesco We pikten nog een aantal andere, voornamelijk Nederlandse, vakantiegangers bij verschillende guesthouses op. Op dit vroege tijdstip waren Yogya's straten al volledig verstopt met vooral fietsen en Japanse bromfietsen en motoren. We zaten voorin naast de chauffeur, een schriele Javaan. Om twintig voor acht was de bus vol en gingen we eindelijk op weg naar de Borobudur, waar we een uur later aankwamen. Onze eerste indruk was matig. Goed, het is een kolos van een stoepa (dus geen Boeddhistische témpel!) met mooi reliëfwerk, maar alles leek zo grijs en onaantrekkelijk. We beklommen de gaanderijen tot aan de top, maakten foto's uiteraard en keerden al gauw weer terug naar de belendende stalletjes om iets te drinken. Robbert kocht een beeldje en Jos ansichtkaarten. Opvallend: onder de bezoekers zijn alle nationaliteiten vertegenwoordigd, ook Indonesiërs zelf. De laatste lijken ons overwegend mensen uit de gegoede burgerij die bij wijze toeristisch uitstapje een beetje cultuur komen opsnuiven. Het Dieng - Plateau Dieng is de naam van een gebergte dat zich over een deel van Middenlava uitstrekt en waarvan de meest westelijke berg de Prahu en de meest oostelijke de Sindoro is. Het gebergte is vooral bekend geworden door net 2050 m boven de zeespiegel gelegen Dieng plateau met de resten van wat eens in de 7de eeuw een belangrijke, aan Shiva gewijde, tempelstad was. Dat het Diëng-plateau een gedeelte van een kraterbodem van een gigantische, eeuwen geleden ingestorte vulkaan is, zul je op het eerste gezicht waarschijnlijk niet beseffen, al zal het vulkanische aspect van de hele omgeving je niet ontgaan zijn: rokende, dampende en borrelende kraters, geisers, meertjes en riviertjes met warm water, zwavelbronnen, planten geelglinsterend van de zwavelafzetting, maar daarnaast merkwaardigerwijs ook frisgroene bergweiden, beboste hellingen. Bloemen in overvloed en wel soorten die u niet in de tropen zou verwachten: rozen, goudsbloemen, dahlia's, fuchsia's – kortom een even schitterend als merkwaardig stuk natuur. 23
Het stadje Wonosobo Het Dieng-plateau bereikt men vanaf Wonosobo, dat op ongeveer gelijke afstand van Semarang als van Yogya ligt. De verbinding vanaf Yogya via een redelijke weg (regelmatige busverbinding) is echter de beste: een lange, oncomfortabele maar mooie rit. Men overnacht meestal in Wonosobo, wat in het oude, gezellige Hotel Merdeka bepaald geen straf is. De volgende dag is het vroeg opstaan geblazen en dan - dikke trui of vest mee, want het is koud daarboven - per taxi of opelet over een smalle éénrichtingsweg naar het plateau (circa 25 km). Het is een prachtige wandeling over de bergengte die de vulkanische bergmassieven van de Sumbing en de Sindoro van elkaar scheidt. Onbeduidende tempeltjes En nu de tempels zelf, die je misschien, vergeleken bij andere tempels en tempelcomplexen in Midden - Java, mager zullen lijken. Van de veertig tempels en andere gebouwen staan nog maar zeven tempels overeind, van de rest zijn er hoogstens nog de fundamenten. De goed gerestaureerde tempels, die een opvallende overeenkomst met de Mahabalipura - tempels van Zuid-India vertonen, kregen in de loop der eeuwen van de plaatselijke bevolking de aan de Ramayana en de Mahabharata ontleende namen die beginnen met 'candi’ bijvoorbeeld Candi Semar, Candi Ariuno, enzovoorts. 4. Het Dieng -plateau Om kwart voor elf zouden we vertrekken, maar een toeriste kwam niet opdagen. Na een kwartier wachten lieten we haar gewoon bij de Boroboedoer achter. In één ruk reden we door naar het 100 km verder gelegen Dieng-plateau. Het was een prachtige weg tussen aanvankelijk glooiende, met sawa's bedekte heuvels die later in bergen en vulkanen overgingen. De vele kinderen langs de weg zwaaiden naar ons "belanda's" dat het een lieve lust was. Natuurlijk zwaaiden wij steeds terug. Tegen twaalf uur kregen we een soort panne. Er was iets met de accu of de remdruk aan de hand. We kwamen er niet achter wat er precies aan schortte, want de chauffeur sprak alleen Bahasa, een taal die niemand anders in de bus beheerste. We stopten we bij een uitspanning annex garage, welke gelegenheid we aangrepen om iets te drinken. Smalle weggetjes, diepe afgronden Tot de provincieplaats Wonosobo (reeds op 900 meter hoogte gelegen en al aanmerkelijk koeler) was het wegdek redelijk, maar daarna ging het snel bergafwaarts, met het wegdek bedoelen we, want de weg zelf voerde steil bergopwaarts. We moesten enkele keren tol betalen, sloopten zelfs eigenhandig een wegversperring en belandden in een woest maar schitterend berglandschap, dat met diepe kloven doorsneden werd en waar de toppen in dreigende nevelen gehuld waren. De bus ploeterde zich langs smalle, door peilloze afgronden omzoomde bergweggetjes vol kuilen en losliggend gesteente en balanceerde voorzichtig over krakende bruggetjes met grote gaten erin, zodat je er in de diepte het schuimende water van de bergbeek kon zien. 24
De kinderen zijn hier letterlijk snotneuzen In deze harde omstandigheden bleek de naar schatting 15 jaar oude bus tal van mankementen te vertonen: de remmen waren ondeugdelijk, hij trok zeer moeilijk op (hellingen, passeren!), raakte snel oververhit en kraakte in al zijn voegen. De chauffeur baalde evenals ons zichtbaar als een stier over de deplorabele toestand van zijn voertuig, zeg maar gerust vehikel. Net zo als op de Bromo hadden ook hier de bergbewoners zich in dekens gehuld om de kou te weren. De kinderen hadden allemaal zonder uitzondering een snotneus, echte "snotneuzen" dus. Vulkaankrater, bergmeer en zwavelbronnen Uiteindelijk kwamen we toch heelhuids op het Dieng-plateau aan. Het is eigenlijk een vulkaankrater met een drassige bodem waarop een aantal Hindoetempels uit de 9de eeuw liggen. Er heerst nog veel vulkanische activiteit en het schijnt er bijna altijd kil en mistig te zijn. De Indonesische bezoekers huiverden er van de kou, maar wijzelf (en al die andere Hollanders) vonden het best een aangename temperatuur (10- 15 graden C) en waren in hun sas. Er waren nauwelijks enige voorzieningen voor de opvang van groepen toeristen getroffen. Aan een van de drie beschikbare stalletjes kochten we wat noten, maar dat bleken harde bonen te zijn die niet te vreten waren. Jos deelde ze dan ook grootmoedig uit aan een stel voetballende "snotneuzen", waarmee hij even later ook nog op de foto ging. Behalve de tempels bezochten we ook nog de stinkende zwavelbronnen - die de omringende rotsen in allerlei kleuren hadden opgesierd - en het Varna - meer, dat ook verschillende kleuren kan aannemen. Tijdens ons bezoek oogde het CDA-achtig groen. Onder andere omstandigheden is het diepblauw, grijs- en geelkleurig. 5. Sawa's en vulkanen Wegversperringen en klapband De terugweg was zo mogelijk nog linker dan de heenweg, vooral nadat de duisternis was ingevallen. We stonden lang stil voor een opstopping die door een vrachtwagen vol wegwerkers werd veroorzaakt (of misschien was het wel een kleine aardverschuiving). Verscheidene voertuigen waren van de weg geraakt: op de heenreis op de vlakte hadden we al een truck met oplegger op zijn kant zien liggen, op de terugreis waren het enkele Colt minibussen (die hier het openbare vervoer vertegenwoordigen) van de weg geraakt. Een Colt die in een lager gelegen sawa was terechtgekomen, werd door de gehele plaatselijke bevolking weer naar boven gehesen! In Wonosobo werd eindelijk gestopt voor het avondeten in een goedkoop zelfbedieningsrestaurant. Wij tweeën spanden de kroon wat betreft hoeveelheid en prijs. Weer 'en route" bleef niets ons verder bespaard: de claxon en de handrem functioneerden niet meer en rond acht uur werden we opgeschrikt door een klapband. 25
Militaire hulp Terwijl een door ons opgepikte militair de band verwisselde, maakten wij een praatje met een viertal Hollandse vrouwen van onze leeftijd, waaronder een grote, giraffe-achtige meid uit het onderwijs. Toen Ronald, de opschepperige globetrotter, erbij kwam staan werd hij genegeerd. Onderweg regende het enkele malen, maar niet lang en niet hard. Onze zitvlakken waren zo langzamerhand rauwe biefstuk geworden op de harde voorbank. We ruilden van zitplaats, maar dat haalde weinig uit. Op de wegen waren maar weinig voertuigen die licht voerden. Wel liepen er voetgangers rond met een zaklantaarn, heel verstandig leek ons dat. Mislukt telefoontje Even na negenen arriveerden we in ons hotel. We bestelden direct een grote pint, want naarmate we het laagland naderden was de temperatuur weer gestegen tot een dorstig makend niveau. We gooiden snel wat mandi-water over ons geteisterde lichaam, waarna we ons met twee becaks (harde onderhandelingen, die lui van Yogya weten hoe ze toeristen een poot moeten uittrekken!) naar het telefoonkantoor lieten brengen. Daar probeerde Robbert contact te krijgen met zijn moeder, maar een en ander duurde zo lang dat we er de brui aangaven. Overigens, op de t.v. werd net een basketballwedstrijd uit de USA uitgezonden, waarnaar Jos ondertussen zat te kijken, waardoor het wachten hem niet al te zwaar viel. We liepen terug naar de hoofdstraat en trachtten met Nederland een telefonische verbinding krijgen in de luxehotels, maar ook daar (o.a. het in Jugendstil geornamenteerde Garuda hotel uit 1910) vingen we bot. Sterk gekruid Padang-eten Via een netwerk van schone, goed verlichte steegjes waarin het krioelde van de spotgoedkope logementen, zochten we onze eigen straatje op. Al slenterend hadden we uitgekeken naar een drankgelegenheid om onze dorst te lessen, tevergeefs evenwel. Naast ons hotel was een Padang-restaurant (voor autochtonen) dat de Engelse naam 'Vienna's Steakhouse" (voor toeristen) voerde. Daar konden we gelukkig terecht voor onze 62 cl - flessen blond schuimend gerstenat. De obers toonden zich nogal ongeïnteresseerd in bediening, want zij hadden meer oog voor de zaterdagavondfilm op de televisie. Om een uur of één ging Robbert slapen, terwijl Jos tot twee uur bleef doorpuzzelen op zijn cryptogrammetje. Hij kreeg 'm niet uit 6. De Kraton van Yogya Een tegenvallend Sultanspaleis We staan om 08.00 uur op en bestellen voor het ontbijt een koppel eieren per persoon. We nemen daarna de grote Maliboro Jalan (hoofdstraat) en lopen die af tot de Kraton. Onderweg worden we vaak aangesproken door handelaars en bedelaars. Even voor de kraton (het sultanspaleis) voegt zich een gebrilde jongenman bij ons
26
die een praatje met Robbert begint te maken. Hij wil zijn slechte Engels oefenen en zal de eerstvolgende uren niet meer van onze zijde wijken. Gamelan op zondagochtend De kraton is, zeker op zondagochtend als er dans- en gamelanvoorstellingen worden gegeven, vergeven van toeristen. We vinden er niet zo veel aan, bezoeken ongeïnteresseerd enkele bezienswaardigheden, waaronder een museum van beschamende kwaliteit en houden het al gauw voor gezien. We richten onze schreden naar de vogelmarkt, met in ons kielzog nog steeds de hardnekkige student die het voornamelijk op Robbert heeft voorzien. Na de markt (druk en uiteraard veel vogels, met name duiven, hanen en andere handelswaar) is ons volgende doel het zogenaamde Waterkasteel. Opkrassen! En rap De rare snuiter volgt ons nog steeds hinderlijk en vraagt voor de tiende keer aan Robbert: "Do you like lndonesia? Have you seen Bali?". Op verzoek van de getergde Robbert neemt: Jos de leergierige jongeman apart en brengt hem in niet mis te verstane bewoordingen in het Engels aan het verstand dat we van zijn gezelschap niet langer zijn gediend en dat hij als de bliksem moet opkrassen. Zijn Engels blijkt toch beter te zijn dan we dachten en hij druipt als een geslagen bond af, hij had de boodschap dus duidelijk begrepen. Waterkasteel zonder water Het Waterkasteel valt zo mogelijk nog meer tegen dan de kraton. Water zien we er niet, wel "gidsen" die ons in onze bewegingsvrijheid trachten te beknotten. Het is eigenlijk een ietwat fors uitgevallen privé badhuis van de sultan, waarin hij ongemerkt zijn badende haremdames kon bespieden, de ouwe viespeuk! Het is inmiddels twaalf uur geweest en Robbert neemt een becak naar het telefoonkantoor om te bellen. Via gore achterafstraatjes bereikt hij de plaats van bestemming, waar hij nog een heel gesprek voert met een stel uit Milaan. Na vergeefse pogingen om zijn ma en zijn zus Elsevier te bereiken, heeft hij wel succes bij zijn tante Lie. Van het thuisfront geen nieuws, dat is dus goed nieuws! Jos gaat ondertussen te voet terug naar het centrum en maakt foto's van het koloniale postkantoor, het klassieke Garuda-hotel en Fort Vredenburg. Het laatste is momenteel een museum en ziet er netjes opgeknapt uit. Een luie en lome namiddag Om halftwee zien we elkaar terug in het hotel. We eten spaghetti en champignonsoep in het Steakhouse. Jos maakt aantekeningen, terwijl Robbert stelt een lijst met persoonlijke en gezamenlijke uitgaven opstelt. Om vier uur zitten we weer op onze kamer. Robbert gaat tot halfzes slapen. Jos ordent zijn foto's en houdt zich bezig met puzzelen en kretek (=kruidnagel) sigaretten roken. Om zijn shagvoorraad te ontzien is ook Robbert is inmiddels overgegaan op het roken van pakjes Kansas en Marlboro, die hier fl 1 per pakje kosten. De 27
kretekpakjes kosten vijftig cent. Als Robbert is uitgeslapen drinken we thee op de gang. Daar komen we onze vriend Sumohardjo weer tegen. Ook Matje H. sluipt langs en keurt ons geen blik waardig. De vorige avond was hij op de Ramayana-voorstelling zeker een uur te laat gekomen, volgens Robbert was dit een typisch gedrag voor Matje. De jaren '60 bij Superman Bij een reisbureau in onze straat bespreken we een trip naar het Prambanan-tempelcomplex: 20 gulden 'all in' met chauffeur! Ook voortgang van onze reisnaar Bandung heeft onze aandacht. Bij het station, dat overigens vlakbij ligt, informeren we naar de mogelijkheden. We moeten aansluiten in een lange rij; Robbert schiet uit zijn slof als er figuren willen voorkruipen. Het blijkt dat we de volgende morgen tussen 8 en 10 uur moeten terugkomen om plaatsen te bespreken. Daarna halen we foto’s van Jos bij een ontwikkelcentrale af en levert Robbert een vol rolletje in. We bekijken het resultaat van Jos zijn inspanningen in een door onze Engelse reisgids (-boek!) aanbevolen restaurant, Superman geheten. Bij de nostalgische muziek van Robert Gray, de Stones, Joan Baez en Supertramp werken we tegen ongeëvenaarde spotprijzen gigantische hoeveelheden spijs en drank naar binnen. Robbert verorbert o.a. hele haan met friet, terwijl Jos de voorkeur geeft aan een malse biefstuk van nog geen fl 3, jammer genoeg is de pindasoep op. Deze zaak wordt alleen maar gefrequenteerd door westerlingen zoals ons. Voorstelling op straat We halen na die smulpartij Robbert's foto's op (al na één uur klaar, goede service hoor) en lopen in de richting van het spoor waar zich een samenscholing heeft gevormd. Een soort goochelaar (tovenaar?) vertoont er onder grote hilariteit van het voornamelijk armoedige publiek zijn magische kunsten. We steken met kop en schouders boven iedereen uit (nou ja, Robbert dus .... ) en kunnen het spel goed volgen. Gelukkig wil de artiest ons hier niet bij de "act" betrekken, zoals in Probolinggo het geval was. Van het steekspel met woorden, dat een wezenlijk onderdeel van de voorstelling vormt, begrijpen we geen mallemoer. Live music bij het bier In een leeg cafeetje nemen we onze laatste afzakkertjes. De eerste pinten zijn nog gekoeld, maar de onvermijdelijke volgende (‘om het af te leren') bevinden zich op kamertemperatuur. In dit horecabedrijf (natuurlijk weer gedreven door de hele familie, met oma als onbetwiste baas) wemelt het van de cicaks die vooral op muren en plafonds op jacht zijn naar voedsel. Robbert laat er zijn schoenen nog eens goed opwrijven door een "shoeshine-boy”. We geven fooi aan muzikanten die speciaal voor ons wat komen voorspelen. Met name een fraaie Javaanse (in klederdracht!) met een, soort sitar bevalt ons best. Tegen twaalf uur lijkt alles uitgestorven. We zoeken dan ook ons hotel op en leggen ons naar Limburgse begrippen vroeg te ruste. De volgende dag zullen we Yogyakarta verlaten per trein.
28
7. Het Prambanan - tempelcomplex Treinkaartjes bemachtigen Met een langdurig verblijf op het toilet bewees Robbert die morgen de juistheid van het hiernaast opgenomen citaat. Terwijl bij zijn diarree "verzorgde", ging Jos plaatsen voor de trein naar. De westerse reiziger die het vermogen mist soepel met zijn Bandung reserveren. Hij werd door de stationschef met thee ontvangen. Helaas waren de 1e klas ("kelas 1 ") plaatsen volgeboekt, zodat we op de minder comfortabele 2e klas aangewezen waren. De eigenlijke kaartjes moesten aan een loket worden afgehaald. In de lange rij wachtenden kreeg Jos het aan de stok met een mooie, maar brutale Javaanse die trachtte voor te kruipen. De omstanders stelden Jos in het gelijk; de Javaanse moest bakzeil halen en sloot pruilend met het schaamrood op haar kaken achter aan in de rij. In het hotel lieten we onze achter de balie wegzetten, zodat onze kamer voor nieuwe bewoners beschikbaar kwam. De portier overhandigde ons op de valreep een deel van het wasgoed dat men had vergeten terug te geven. Het door ons geregelde vervoer (een privétaxi) kwam, in flagrante tegenstelling met de gewoontes in dit land, veel te vroeg. De chauffeur bleek een uiterst voorkomende jongeman te zijn die heel voorzichtig reed en steeds attent de portieren voor ons opende. Prambanan, mooier dan de Borobudur Om kwart over tien wandelden we over het complex van de hindoeïstische Prambanantempels. We vonden dit minder bekende tempelcomplex veel mooier en interessanter dan de hele Borobudur; bovendien waren er ook nog eens minder toeristen, zodat we alles op ons gemak zonder gestoord te worden konden bekijken. Gelukkig heeft men de tempels met behulp van fondsen van Unicef weten te restaureren, iets waarop deze uitzonderlijke erfenis van een verloren beschaving recht op heeft. Nog meer tempelruïnes We bezochten nog twee andere in de nabijheid gelegen terreinen met tempelruïnes. Vooral het immense opgravingsterrein van de Candi Sewu (Duizend Tempels) maakte op ons een ordeloze indruk. Dat kwam waarschijnlijk omdat men nog volop bezig was met het blootleggen van archeologische vondsten. Zielige dieren in verwaarloosde dierentuin Om halftwee waren we terug in Yogya. We lieten ons naar de plaatselijke dierentuin rijden, waar we met een vorstelijke fooi afscheid namen van de vriendelijke chauffeur. In toeristenfolders wordt hoog opgegeven over deze Zoo, maar in werkelijkheid bleek het een onverzorgd rotzooitje te zijn met zeer weinig dieren, die er bovendien erg verwaarloosd uitzagen. De kleine botanische tuin in de zoo was er het enige aantrekkelijke. Wat betreft de dieren: we raakten gecharmeerd van een Sumatraanse brulaap (tjonge, wat maakte die 29
geluid met zijn klankzak onder zijn keel! Hier zal wel de uitdrukking "een keel opzetten" vandaan komen), zagen voor het eerst de zogenaamde Komodo-draken (reuzevaranen) in levenden lijve, verbaasden ons over kleine apen in kooien in kooien in kooien (jawel, je leest het goed!), vonden orang oetans intelligente dieren en hadden medelijden met nodeloos vastgeketende olifanten. Gezondheid op het spel Temidden van vliegen en ander ongedierte aten we aan een stalletje "nasi soto". De bediening was er beneden alle peil; je moest bijna smeken om iets te vreten te krijgen. En "vreten" was het, onhygiënisch en smakeloos. We vreesden achteraf zelfs een of andere gevaarlijke ziekte te hebben opgelopen, maar die vrees bleek gelukkig ongegrond. Jos kocht een pakje sigaretten van illegale venters die hun nering voerden vanaf zelfgemaakte steigers op de bekken rond het terrein, net boven een ravijn. Met de paardenkoets, andong of dokar (afgeleid van "dog-cart") geheten, keerden we naar het centrum terug. Robbert bracht een fotorolletje weg en Jos schafte zich buitenlandse kranten en een kaart van Jakarta aan. In restaurant Superman namen we de kranten, o.a. de NRC van een week oud, onder het genot van enkele pinten door. De verleiding van een geurige omelet konden we niet weerstaan, dus die ging er ook effe in. Tawarren over batikdoeken Tegen het vallen van de avond wisselden we $160 en gingen we op koopjesjacht. Vooral de batik schilderijen hadden onze belangstelling. Bij familie van Sumohardjo bleven we uiteindelijk hangen. Robbert voelde zich in zijn element, hier kon hij naar hartenlust afdingen. De handel zit hem klaarblijkelijk in het bloed, dus toch een aartje naar zijn vaartje? Het tawarren gaat Jos minder goed af, hij betaalde voor zijn aankopen dan ook aanzienlijk meer dan Robbert. Robbert had de smaak te pakken; later op de avond zou hij voor 15.000 Roepia zijn batikcollectie met tweemoderne stukken uit een andere winkel (`van een andere school") aanvullen. Voor het laatst deden we Superman aan, aten gegrilde kip en pannenkoeken, lazen kranten en zweetten ons rot, want het was benauwd en de ventilator was (en bleef) buiten bedrijf gesteld. Zeker te duur, volgens de Javaanse eigenaar die er van 's morgens vroeg tot 's avonds laat op zijn centjes zat te passen. We haalden onze tassen bij het hotel op, gaven uiteraard fooi voor het waken erover, dronken een laatste glas bier bij de Padang-buurman en maakten daar gezamenlijk aantekeningen voor het verslag alvorens we ons om elf uur te voet naar het station begaven. Er was nog veel volk op straat, op de stoep dreven mensen handel of speelden een partijtje schaak. 8. Reizen met de trein Wachten op vertraagde trein Op het station was geen zitplaats meer vrij, dus namen we maar plaats op de grond, leunend tegen een muur. Om halftwaalf volgde een omroep voor reizigers richting Bandung, waartoe 30
wij dus ook behoorden. Aan de reacties van de wachtenden konden we concluderen dat de trein vertraging had opgelopen. Hoewel we niets anders hadden verwacht, baalden we toch van die voor ons onaangename mededeling, want de omstandigheden waren voor een lange wachtpauze verre van ideaal! (Dorst en niets te drinken!) Slapen op de vloer Om kwart over twaalf komt de trein binnen. We vinden zonder moeite onze coupé. Tot onze ergernis vertrekken we pas een half uur later. Het is broeierig warm, maar dat schijnt geen reden te zijn om de air-conditioning of de ventilatoren aan te zetten. Met name Robbert houdt het bijna niet meer uit, temeer daar de banken ongastvrij hard zijn en er geen rekening is gehouden met de omvang van bepaalde westerse toeristen. Helse nachtelijke reis Het wordt een helse, nachtelijke reis. Hoewel we af en toe op het schommelende ritme "insoezen", komt er van echt slapen weinig terecht. Robbert gaat uit wanhoop tenslotte languit op de vloer liggen, aldaar verblijfhoudende kakkerlakken straal negerende. Jos neemt de door Robbert geschapen ruimte direct in bezit en slaapt de rest van de nacht redelijk. Om zes uur knipt de natuur buiten het licht aan en ontvouwt zich een prachtig, diepgroen landschap voor ons. Op de traag voorbijschuivende sawa's zijn de boerenvrouwen al diep gebukt aan het werk, karbouwen kijken met lodderige ogen de puffende trein na en trossen geüniformeerde dorpskinderen lopen in alle vroegte opgewekt naar hun "sekolah". Sandwich niet thee als ontbijt We bestellen een uit sandwiches bestaand ontbijt met thee. In de coupé komt men weer tot leven: kinderen beginnen te blèren, zitkussens worden opgehaald en bij stations lijkt het binnen op de gangpaden op een woelige markt. We bekijken al die tafereeltjes met slaapdronken ogen; we voelen ons geradbraakt en reageren overal lusteloos op. Reizen in Indonesië heeft ons eindelijk klein gekregen. We verlangen naar een douche, want we ruiken ranzig naar opgedroogd zweet. Gelukkig komt om 09.45 uur een einde aan onze beproeving als we het station van Bandung binnenstomen.
BANDUNG
Koele stad aan voet van vulkaan Hooggelegen, koele stad Bandung is een stad van tegen de twee miljoen inwoners, dus het is er druk en lawaaierig. De stad ligt op 800 meter hoogte. De temperatuur is er, vergeleken met Jakarta alleszins dragelijk. We moeten lang zoeken voor we een onderkomen vinden bij hotel Harapan. Een aardige Hindoestaan heeft ons de weg daarheen gewezen. Het is een goed middenklasse hotel met een langnagelige, bruine schoonheid met amandelvormige ogen achter de receptie. In de kamer blijkt de ventilator kapot; na een klacht van ons hierover is hij 's avonds vervangen door het exemplaar van de receptie. 31
Lang verbeide douche Eerst nemen we de lang verbeide douche, waarna Robbert gaat slapen en Jos een boek voor zich neemt. Om 12 uur belt Jos met het KLM-kantoor in Jakarta om de terugreis te herbevestigen. Hij wordt echter langdurig schijnbaar nodeloos aan het lijntje gehouden en zijn adrenalinegehalte in het bloed stijgt met de minuut. Op het kantoor is middagpauze, vandaar al dat ongemak. Service is in ieder geval niet het woord dat hier van toepassing is. Tot zijn vreugde kan Robbert zijn reisgenoot trots mededelen dat hij mooie, ronde keuteltjes heeft geproduceerd! Robbert is dan wel van zijn ziekte genezen, maar Jos loopt nog steeds rond met ontsierende uitslag en puistjes op benen en billen. Wantrouwen bij de bank Na bij de receptie inlichtingen ingewonnen te hebben, gaan we naar de tourist office voor meer informatie. Daar vertelt een zekere Didi ons weinig nieuws; wel biedt hij ons voor 40.000 Roepia een tour met bezoek aan de vulkaankrater aan, maar dat vinden we te duur. Via het hotel kost diezelfde tour 35.000 Roepia, vandaar. We eten weer eens uitgebreid padang, 9 smakelijke gerechten voor een habbekrats. Robbert wisselt $ 100 bij een bank en wordt daar zeer wantrouwend bejegend door het personeel; wel 20 maal moet hij ergens een handtekening plaatsen! Nu eens lijkt de paspoortfoto vals, dan weer deugen de handtekeningen blijkbaar niet en ga zo maar voort. Het duurt 25 minuten om zo'n eenvoudige transactie te sluiten. Lastig zonder stadsplattegrond De stad bevalt ons niet. We hebben geen kaart weten te bemachtigen (ook niet op de tourist office!) en er zijn nauwelijks bezienswaardigheden. We nemen het besluit om de volgende morgen al naar Bogor te vertrekken in plaats van overmorgen zoals oorspronkelijk de bedoeling is. Na enig zoeken vinden we het busstation waar we alvast plaatsen proberen te reserveren, maar dat schijnt niet te kunnen. Over de reden hiervoor tasten we nog steeds in het duister. We worden plotseling overvallen door een regenhoos, waarvan we het einde afwachten in een onbeschrijfelijk goor eettentje. Buiten heerst chaos alom. Na een uur is het binnen enkele seconden droog en gaan we weer op pad. In een soort biljartpaleis trekken we veel aandacht. Vooral Jos stelt dat niet op prijs, want hij krijgt opnieuw klop van Robbert, nu met 2-0. Tot zijn verdediging dient eerlijkheidshalve vermeld te worden dat de tafel en het spelmateriaal de toets der kritiek op generlei wijze kon doorstaan! Exorbitant uit Chinezen Om 17.00 uur zoeken we weer het hotel op. Terwijl Robbert op de veranda een praatje maakt met een student, verzorgt Jos zijn nagels en zijn blaren. De student kent veel plaatsen waar wij ook zijn geweest en hij legt ons uit hoe oplichters in de batikbranche te werk gaan. Met groeiende ongerustheid hoort Robbert dit aan, per slot van rekening heeft hij nogal wat batikspul gekocht. Om zes uur gaat bij eens te meer pitten. Wat heeft die man een slaap! 32
Twee uur later trekken we hongerig de stad in, maar tot onze verbazing is Bandung schaars bedeeld met eetgelegenheden. Na een hele omzwerving stoten we toevallig op de beste Chinees van de stad, Tieongs Kee. Er schijnt net een partijtje (bruiloftsfeest?) te zijn afgelopen. De clientèle bestaat voor bijna 100% uit gefortuneerde Chinezen. Bij onze bestelling kijkt de ober zorgelijk, maar hij kan ons niet uitleggen waarom. Enorme porties Dat blijkt pas overduidelijk als we bediend worden: de porties zijn hier wel vier keer zo omvangrijk als normaal! Daar zitten we met onze asperges-kippesoep, mosterdsoep met stukken (!) kip en ham, babi pangang, babi kujuluk, nasi èn bami speciaal, diverse sausen en groenten en last but not least joekels van pinten... We doen ons uiterste best onze bordjes, zoals ons vroeger geleerd is, helemaal leeg te eten; desalniettemin blijft ongeveer één derde onaangeroerd. De prijs voor dit eetfestijn, 45 gulden inclusief bediening / fooi, valt ons eerlijk gezegd nog mee. We bedanken de gerant speciaal voor de uitstekende bediening en in heel kalm wandeltempo bereiken we ons nachtverblijf. We hebben enkel lauw bier als afzakkertje, dus we plempen er noodgedwongen ijsblokjes erin. Het is en blijft zonde. Weer eens uitslapen We slapen beiden uit tot kwart voor tien. Ontspannen zitten we op de veranda te ontbijten. Robbert krijgt ineens kijk op de scryptogrammen van de NRC die Jos bij zich heeft en schept zichtbaar plezier in het oplossen ervan. Menigmaal zal hij Jos de laatste dagen van deze vakantie op dit gebied naar de kroon steken. We brengen de ventilator die we geleend hebben terug, rekenen en passant af en nemen de bemo naar de busterminal. Daar stappen we in de eerste de beste bus waarop "Bogor" staat. Busreis naar Bogor We nemen achterin plaats in de hoop dat daar meer ruimte is, een ijdele hoop blijkt achteraf. Tal van venters lopen de bus van voor tot achter door, leurend met hun koopwaar. Veel mensen spreken ons aan. Drie kwartier later zijn we op weg. Jos bemerkt dan dat hij nog steeds de hotelsleutel in zijn bezit heeft: in Bogor zal hij die per post terugsturen. De bus is afgeladen vol en ruimte voor bagage is er niet. We zitten hutje op mutje, gelukkig is de temperatuur dragelijk. Jos voert gesprekken met een zekere Amirullah Cut, een technisch leraar (HTS) uit Atjeh die in Bandung drie maanden lang verplichte gastlessen heeft gegeven. Robbert raakt in gesprek met een militaire cadet (inclusief walkman, met muziek van Michael Jackson, Tom Jones, Whitney Houston). Hij zit op de militaire academie in Magelang en vindt het jammer dat hij geen snor mag dragen. Ook onderhoudt hij zich nog langdurig met een jonge student Economie.
33
Theetuinen rond de Puncak-pas Als we de hooggelegen Puntjakpas bereiken motregent het. De omgeving ziet er magistraal uit met al die groene theetuinen (eigenlijk theeplantages natuurlijk), maar helaas is alles gehuld in mist en nevels. Op de pas stoppen we even voor thee. We rekenen voor de armlastige leraar Amirulla af, later wisselen we adressen met hem uit. De weg blijft zich omhoog slingeren.
BOGOR "BUITENZORG"
Voormalige koloniale residentie In Bogor is het in het busstation een ware heksenketel. Een jonge snoepverkoper helpt ons aan een hotel. Hijzelf rijdt met de bemo mee en wil daar natuurlijk geld voor vangen. Jos geeft hem minder dan hij vraagt. Het hotel heet Wisma Mirah en lijkt van buiten op een grote villa. Het blijkt een kraakhelder en professioneel gerund hotel te zijn met meer personeel dan gasten. Het is ons duurste hotel in Indonesië, maar dat is het ons zeker waard! We hebben er zelfs warm water. Aan de receptie worden we gastvrij onthaald door een breed glimlachende jonge vrouw. Het is de Midden - Javaanse Ati, waarmee met name Robbert nog menig vrolijk uurtje zal doorbrengen. Mr. Leonard Strolz We krijgen ook contact met een mister Leonard Strolz, een professor in de botanica uit Kentucky USA die aan de universiteit van Bogor drie maanden lang gastcolleges heeft gegeven. Hij vertelt net een "sabbatical year" in Europa, met name in West-Duitsland, te hebben doorgebracht. Dit is zijn laatste week in Bogor. Op zaterdag keert hij terug naar 'God's own country’. Hij doet erg enthousiast over de hier gelegen, wereldberoemde botanische tuinen, hoewel hij toegeeft Kew Gardens in London nog fraaier te vinden. Met de kaart erbij beveelt hij onze enkele interessante plekken aan. Met name Jos is erg in zijn schik met de kamer; er prijkt zelfs een nieuwe rol toiletpapier in de houder! De kamer kijkt uit op een patio met vijvertje, fonteintje en tuintje. Anderhalf uur lang relaxen we met cryptogrammen en een fles bier. Vooroorlogse villa’s in buitenwijk Tegen zes uur, als de schemering invalt, lopen we de stad in. Het hotel ligt in een buitenwijk te midden van vooroorlogse villa's van de heersende Nederlandse kolonialen uit die tijd. In het paleis van de vroegere gouverneur, dat aan de rand van de Botanische Tuin is gelegen, vindt momenteel een topconferentie over het probleemgebied Kampuchea (Cambodja) plaats. De straten zijn slecht verlicht, maar dat zijn we al gewend. We vinden een restaurant dat voornamelijk door toeristen blijkt te worden gefrequenteerd. We blijven er lang zitten, Robbert ontploft bijna als hij hoort dat de gado gado op is. Jos is ontevreden over het feit dat men er ondanks de sticker op de entreedeur geen American Express-kaarten accepteren. Achter ons zit een grote groep Italianen te ginnegappen met hun schuchtere Indonesische 34
gids. Ze hebben het lef deze moslim varkensvlees aan te bieden. Buiten nemen we een becak terug. De rijder van Jos is al oud (dat wil in dit land zeggen: over de veertig) en kan de heuvels niet meer op, waarop Jos uitstapt en meeduwt. Dat vinden ze heel erg vreemd: een "toean" die mee helpt werken! Kennismaking met personeel en gasten In het hotel ouwehoeren we een tijd lang met Ati, de bevallige receptioniste, mister Len, de Amerikaanse prof en Sri, de inmiddels gearriveerde bazin, een vrouw van achter in de dertig. Zij is afkomstig uit Noord-Sumatra (Atjeh) en opgevoed door een Hollands echtpaar in Medan. Zij praat veel over haar pleegouders in Medan, met name opa van Eijck is bij haar in de smaak gevallen. Ze is ook al eens in Nederland geweest en ze vindt alles heel lekkerrrrr.... Ze heeft haar personeel prima in de hand overigens. Mister Len wordt door beide dames in de watten gelegd. Hij is 62 jaar oud (Jos schat hem heel wat jonger) en is twee keer gescheiden, maar heeft een Duitse vriendin. Hij is een selfmade man: hij heeft de Amerikaanse droom (`van niets tot iets") verwezenlijkt door zich van spoorwegarbeider op te werken tot hoogleraar. Ati komt uit Yogya uit een religieuze familie die nu in Jakarta woont. Nadat zij voortijdig een soort MEAO heeft verlaten, werkte ze als kapster, typiste, enz. Zij is geïmponeerd door de gestalte van Robbert en noemt hem “Baby Face". De prof word door beide dames op handen gedragen en de veelal erotische toespelingen zijn niet van de lucht. De prof vindt dat al die dubbelzinnigheden maar eens in daden moeten worden omgezet, hetgeen bij formuleert als volgt. "Talk, talk, 99% talk, but is the action that counts!" Al die kwinkslagen worden trouwens in het Engels gedebiteerd. Robbert en ik spreken ondertussen de biervoorraad geducht aan, in tegenstelling tot de rest van het vrolijke gezelschap. Om half twaalf trekken wij ons op onze kamer terug. Niet veel later liggen we op ons heerlijke bed en wachten we gelaten de zwoele tropennacht af. Nederlandse popmuziek 's Morgens worden we gewekt met muziek van nota bene The Cats en Pussycat, de lievelingsgroep van Sri. Aan het ontbijt lezen we de Jakarta Post die we van Len hebben gekregen; Len zelf vertrekt naar de campus. De video staat al aan en vertoont een karatefilm die ons echter niet kan boeien. Met de bemo (lijn 8) rijden we naar de Botanische Tuien. De entree wordt belemmerd door verkopers. De tuin, respectievelijk het park, is kleiner dan we hadden gedacht. Het is er helemaal niet druk. De fameuze Botanische Tuinen Het Zoölogisch Museum blijkt gesloten. We komen er langs de vleermuizen, eigenlijk een soort vliegende honden; ze worden door een welwillende parkwachter onder onze neus geduwd. Ook bezoeken we een vervallen kerkhof in een bamboebos waar Hollanders uit de vorige eeuw liggen begraven, werpen een blik op de achterkant van het paleis, steken een rivier (een 'kali') vol rotsblokken over en bewonderen tenslotte de grote waterlelies die op de vijvers drijven. 35
Vrouwelijke fans We maken foto's in de cactustuin en komen bij het orchideeënhuis voor een gesloten deur te staan. Tenslotte drinken we wat op een terras. Een stel meiden wil per se samen met Robbert op een foto. Ze achtervolgen ons een tijdje. Robbert vindt het maar niks, dat beweert hij tenminste. Maar diep in zijn binnenste zal hij zich toch wel een beetje gevleid voelen. In de tuin zijn meer dan 15.000 soorten planten bij elkaar gebracht; de hoge tropische bomen, woudreuzen en palmsoorten wekken bij ons de meeste indruk. Echt goed onderhouden is de tuin niet; voor wetenschappelijke doeleinden lijkt hij ons minder geschikt. Maar goed, we mochten niet overal naar binnen. Ondanks de zware, laaghangende bewolking maken we er toch nog veel foto's. Onderhandelen over wajangpoppen Om half drie verlaten we het park. Buiten de poorten kopen we na langdurige onderhandelingen 2 wajangpoppen voor 7.500 Roepia. We leveren fotorolletjes bij een ontwikkelcentrale in en wachten tot ze klaar zijn. Ondertussen eten we soep en Foe Yong Hay. De foto's vallen niet echt tegen, maar er ligt een vreemde, onverklaarbare waas overheen. In de bemo op de terugweg worden we Gullit en van Basten genoemd vanwege ons Nederlanderschap. In een noodweer komen we aan bij het hotel, dat overigens 24 uur per dag door veiligheidsfunctionarissen wordt bewaakt! De staf heeft verder ook nog de beschikking over een privé - chauffeur en dat voor een hotel met nauwelijks tien kamers! Foto's sorteren We gaan onder de patio aan de grote tafel zitten en catalogiseren onze fotocollectie. Ook noteren we alvast onze wederzijdse nabestelling, zodat we dit niet meer in Roermond hoeven te doen. Sri komt er bij zitten en laat eigen foto's zien. Zij regelt voor ons een excursie naar de Puncak Pas de volgende dag. We gebruiken ons avondeten in het hotel; nasi goreng en gado gado. Het diner is uitstekend en de kelners weten hoe het op de juiste, onopvallende manier te serveren. Sri komt er opnieuw bijzitten, even later gevolgd door Len. We blijven een hele tijd natafelen. Het levensverhaal van Sri Als Jos naar de kamer terugkeert, blijft Robbert met Sri aan de praat. Zij vertelt over de (moslim)traditie in haar land, over haar huis in Sumatra dat zij van haar vader kreeg geschonken, over haar jeugd en gezondheid. Als kind had ze een open verhemelte, waar ze aan geholpen werd. Deze kostbare operatie werd volledig betaald door familie van Eyck. Ook vertelt ze over haar bezoek aan Nederland. Dat viel in september, dus was het erg koud, winderig en regenachtig in Warmerdam (???) waar zij verbleef. De rest van de avond lummelen we wat op het terras en op ons bed rond, cryptogrammen oplossen, lezend, drinkend, rokend, pratend en slapend tenslotte.
36
“Indië verloren, rampspoed geboren" / Wijdverbreid gezegde, einde jaren '40 Bezoek aan theeplantage Om half acht staan we op, op de video wordt zo vroeg al de succesfilm "Crocodile Dundee" getoond. Jos pakt onder toeziend oog van Ati de sleutel van het hotel uit Bandung in; hij schrijft er tevens een verontschuldigend briefje bij. Robbert schrijft zijn laatste 2 ansichtkaarten. Het weer lijkt goed genoeg voor een excursie naar de bergen. De chauffeur heet Mehmet en spreekt alleen Bahasa Indonesia. We rijden eerst langs het postkantoor, waar Jos zijn pakketje aflevert en de kaarten post. Bij Ciawi gaan we de autobaan op, maar niet voor lang. Even later betrekt de lucht en begint het langdurig te regenen. In de regen bezoeken we theeplantages en de bijbehorende theefabriek waar we samen met een Nederlands echtpaar een rondleiding krijgen in het Engels. We zien hoe de thee wordt verwerkt: drogen, snijden, zeven, verdelen in melanges, inpakken. Het meeste is bestemd voor de export. We geven de gids fooi, maar de veiligheidsbeambte, die verder niks heeft gedaan, eist daarin ook zijn aandeel. Jos weigert dit, hij wenst niet gechanteerd te worden, maar uiteindelijk zwicht hij onder de druk en geeft de corrupte beambte met tegenzin 1.000 Roepia. De Kébun Raya in Cibodas Op het hoogste punt van de pas stoppen we bij een restaurant, maar dat blijkt gesloten; het is 12 uur 's middags nota bene. Robbert koopt onder een afdak nog eens 3 wajangpoppen voor 20.000 Roepia samen. Hoewel het blijft gieten, werken de theepluksters stug door, beschermd door kledij als laarzen, kleurige regenjassen, brede hoeden en gewoon losse stukken plastic. We besluiten door te rijden naar de Kebun Raya (Botanische Tuin) van de gematigde zone in Cibodas. De chauffeur weet de weg niet en maakt een fikse omweg. We lopen een half uur vertraging op. Deze tuin is kleiner, maar wel verzorgder. Hij is gesitueerd tegen de hellingen van de vulkaan Gede. Ook hier tot onze teleurstelling treffen we geen bloemen aan, althans heel weinig. Tijdens ons bezoek is het gelukkig droog. Het jongetje Jordi We ontmoeten er een Nederlands sprekend echtpaar met een Nederlands jongetje, Jordi genaamd, dat met hetzelfde vliegtuig als ons naar Nederland terugkeert. Zijn begeleiders vragen ons of we tijdens de reis een oogje in het zeil willen houden en op hem willen passen, hetgeen we toezeggen. Als we weer in onze taxi stappen begint het opnieuw te regenen. We rijden over een weg die omzoomd is door een overvloedige bloemenpracht in alle kleurenschakeringen. We maken de chauffeur duidelijk dat we niet naar het bergmeer Varna, maar naar het Safaripark willen en we dirigeren hem die kant op. Het maakt hem zo te zien geen fluit uit.
37
Het Safari - park Het park is prachtig gelegen; de dieren lopen er vrij rond en zien er ogenschijnlijk gezond uit. Kortom, we krijgen er waar voor ons geld. De chauffeur geniet overduidelijk met ons mee. De toegangsprijs van het safaripark is hoog, maar daarvoor krijgen we dan ook waar voor ons geld. De beesten zijn goed verzorgd en lopen vrij rond in een natuurlijke omgeving. Bij echt gevaarlijke wilde dieren, zoals katachtigen (leeuwen, tijgers) en beren, moeten we eerst door een soort sluis rijden. Ook dit park is tegen de hellingen van een berg aangelegd. De chauffeur heeft er net als ons veel plezier in. Waarschijnlijk is hij hier nog nooit eerder geweest. We schieten er heel wat plaatjes (van leeuwen, tijgers, koedoe's, zebra's, giraffen, nijlpaarden, luipaarden, gnoes, buffels, kamelen, herten, enzovoort), laten we hopen dat ze zijn gelukt. De regen is inmiddels weer weggetrokken. De zoomlens van Jos bewijst nu eens echt zijn waarde, want de meeste dieren blijven op een behoorlijke afstand. Tropische stortbui Om halffier zijn we terug in het hotel en rekenen we de trip ad 40.000 Roepia af met Ati. We eten een grote omelet. Even later wordt er in onze kamer een loempia afgeleverd, een cadeautje van Ati, hebben ze waarschijnlijk over in de keuken. Als het duister is ingevallen nemen we een bemo naar het centrum. We leveren een fotorolletje van Jos af en gaan te voet op zoek naar een wisselkantoor. Onderweg worden we overvallen door de zoveelste tropische bui. In een mum van tijd staan de straten onder water en kunnen de auto's niet meer verder. Robbert ontsnapt aan een gebroken ruggengraat doordat hij op het laatste moment over een niet opgemerkte, diepe kuil weet te springen. Hoewel we onze paraplu's gebruiken worden we toch kletsnat; tegen dit geweld is niets opgewassen. We vinden geen wisselkantoor dat open is en schuilen in een Chinees restaurant, waar we en passant de avondmaaltijd bestellen. Een kolkende rivier op straat Buiten staan twee jochies met een papaplu op ons te wachten, ze denken ons daarmee van dienst te kunnen zijn, de stakkers. We geven hun toch maar wat fooi voor hun initiatief en doorzettingsvermogen. In dit Golden restaurant ontdekken we weer een jonge rat, die is zeker uit de overborrelende riolen ontsnapt. Buiten ziet de omhooglopende straat eruit als een kolkende rivier, een machtig gezicht. Op de terugweg zijn we erg op ons qui vive voor rioolputten zonder deksel; Robbert’s bijna ongeluk heeft ons extra voorzichtig gemaakt. De fotozaak is inmiddels dicht, dus moeten we onverrichterzake met de bemo naar het hotel. Feestje bouwen in de lounge In de lounge heerst een deels droevige, deels uitgelaten stemming. Het is Len's laatste avond. Op de universiteit hebben de studenten met een cadeau afscheid van hemgenomen, wat hem heeft ontroerd. We voegen ons bij het gezelschap. Robbert maakt foto's. Eigenlijk zou hij met Sri buiten in de stromende regen zijn gaan dansen, maar dat feest gaat mooi niet 38
door, ook al verschijnt hij volledig geprepareerd in zwembroek. Op de t.v. is melancholieke muziek en de sfeer wordt weemoedig' Robbert maakt afspraken voor de volgende dag; hij zal al vroeg met Ati de stad ingaan om de foto's op te halen en geld te wisselen om het hotel te betalen. Om 11.00 uur vervolgens zal Len ons meenemen naar Jakarta. Hij heeft voor vervoer gezorgd en is bereid ons te helpen door ons mee te nemen. Op het einde van de avond neemt Jos Sri in zijn armen en draagt haar naar Len's slaapkamer, waar hij haar als een soort spartelende surprise aan Len aanbiedt, maar de Amerikaanse prof slaat het cadeau wijselijk af. Misschien wil hij zijn Duitse vriendin niet ontrouw zijn. Borobudur als geschenk Aan het ontbijt krijgt Robbert van Sri een beeldje van de Borobudurstupa als geschenk. Jos kijkt sip toe, waarop Sri hem toevoegt: "You not cry" en hem alsnog ook met een cadeau bedeelt, namelijk een waaier. Robbert heeft al ingepakt en gaat zoals afgesproken met Ati de stad in om geld te wisselen en foto's af te halen. Hij moet zich nog haasten ook, want het wisselkantoor is dicht. Gelukkig maakt Sri's bank minder problemen dan die in Bandung. Jos pakt ondertussen zijn eigen spullen in en werkt aan het verslag. Robbert komt pas om 10.40 uur binnenvallen, rekent bij de balie af en laat zich zo veel wisselgeld teruggeven, dat hij alle personeelsleden een fooi kan geven. "Reizen is voor mij een rusteloos verlangen; elke keer als ik in A. arriveer, wil ik al weer in B. zijn.” Ibn Batuta, Arabische reiziger uit de twaalfde eeuw
JAKARTA
Terug in hetzelfde hotel Om 11.00 uur staat de Toyota -jeep (4WD) van professor Len's "first graduate" voor de deur. Die eerste afgestudeerde is nu een rijke Indonesische zakenman. Deze doet in rubber, verdient nu sloten geld aan de 'boom' van condooms. Hij rijdt zelf, de chauffeur moet achter in de kattenbak kruipen, wat hij gedienstig doet. Via de autobaan (een tolweg) zitten we binnen een uur in het hartje van Jakarta, waar we bij een bushalte worden afgezet. Met een taxi laten we ons vervolgens naar hotel Karya brengen; de kamer hebben we al gereserveerd. Nadat we hebben gegeten leggen we ons een uurtje te ruste. We hebben dezelfde kamer als 3 weken terug; het lijkje van de kakkerlak (dat we destijds bewust niet hebben opgeruimd) is tegen de verwachting in toch verwijderd. Voor we een taxi bestellen naar het aan de kust gelegen recreatiepark Ancol verzorgen we uitgebreid ons lichaam. Recreatiepark Ancol Op Ancol aangekomen strijken we neer op een terrasje, waar we een grote kokosnoot vol klappermelk drinken. Bij het afrekenen begint de ellende met het gebrek aan wisselgeld weer eens; zelfs van zo'n klein biljet als dat van 1.000 Roepia kan men niet teruggeven! We geloven er niets van. Om 17.00 uur bezoeken we het Oceanarium, waar we getuige zijn van een aardige maar amateuristische “multi animal show' met o.a. otters, beren en pelikanen. 39
De speaker gaat helemaal in zijn rol op. De toeschouwers zijn overwegend van Indonesische origine. Bij het kopen van de kaartjes houdt Robbert zijn been stijf wat betreft wisselgeld. Hij blijft koppig met grote biljetten betalen en inderdaad, na verloop van tijd blijken ze ineens wel degelijk wisselgeld genoeg te hebben! Bij een informatiestand ontvangen we een plattegrond van het terrein en krijgen we ongevraagd te horen dat het met de oma van de lokettiste, die in Hoogeveen woont, volgens de laatste berichten goed gaat. Kennen we haar niet toevallig? Nee, dat is dus niet het geval… Te voet gaan we naar een uitspringende kaap, vanwaar we de zonsondergang goed kunnen bekijken, helaas strooit een dicht wolkendek roet in het eten Op een terras, met binnen handbereik een Anker-biertje - want het is weer eens ongenadig heet geweest hier - bekijken we belangstellend de bewegingen van een visser die zijn netten in zee uitgooit. Het reuzenrad en de achtbaan Als het duister als een warme moltondeken over de stad ligt, springen we in een taxi en laten ons naar de kermis aan de andere kant van het terrein brengen. Daar ziet het er bijzonder netjes uit, het is er ook drukker. De wandelpaden zijn met sierbestrating geplaveid en we zien geen spoor van rommel op de grond, wat een verademing! Er loopt een vrolijk (westers) musicerende muziekkapel rond en het (vaak Chinese) bezoekend publiek ziet er weldoorvoed en goed gekleed uit. We gaan er in het reuzenrad en de achtbaan. Voor we naar de stad terugkeren eten we twee dubbele porties saté met rijst en kippensoep; Robbert bouwt een speciale band op met een van de tientallen bedelende poesjes. Ook probeert hij op de valreep enkele nachtopnames uit van het reuzenrad. Na nog een blikje duur bier op een terras te hebben gedronken en even onderhandeld te hebben op straat over een pakje Bentoel-kreteksigaretten stappen we in een taxi die ons bij café Venezia op het Merdeka Plein aflevert. In die rustgevende, beschaafde omgeving verpozen we meer dan 2 uur. Een van ons heeft alweer honger (raad eens wie?) en verorbert nog een loempia. We drinken een allerlaatste pint. Vandaag is wellicht de dag dat we in Indonesië, het meeste bier hebben gedronken. Om 12.00 uur doen we het licht uit. INDONESIE BEHOORT TOT DE TIEN GROOTSTE LANDEN TER WERELD; WAT BEVOLKINGSAANTAL BETREFT NEEMT HET DE VIERDE PLAATS IN. Een stevige kater Jos heeft 's morgens voor de eerste keer tijdens deze vakantie hoofdpijn. Gelukkig is de oorzaak ervan hem bekend: overmatig drankgebruik. Robbert heeft nergens last van. We doen alles heel rustig aan, zodat we pas om elf uur aan de koffie zitten. We rekenen af met de AE "credit-card" en gaan vanwege onze bagage niet met de bemo, maar met de taxi naar café Venezia, waar we beginnen met cappuccino's en Japanse thee, de nodige pillen en een glas verse melk. Daarna volgt het eten dat naar onze speciale wensen is samengesteld. Robbert geniet van een Koreaanse barbecue schotel met veel verschillende soorten vlees en
40
verder alles "drum und dran"; Jos houdt het bij een Japanse “Wate Soku" met veel vis, garnalensausjes, wortel, tahu, kip en andere vleessoorten. Woordenboeken voor een habbekrats Terwijl Jos nog even rap de Jalan Thamrin opzoekt om Nederlands - Bahasa woordenboeken op de kop te tikken, maakt Robbert onze onderlinge eindafrekening op. Bij Venezia betalen we eveneens met de kredietkaart; de laatste dagen verleent die ons goede diensten zodat we niet meer hoeven te wisselen. Een ober houdt voor ons een taxi aan en heel officieel, lijkt het, worden we als belangrijke gasten uitgezwaaid. We hebben er dan ook veel verteerd, zowel vanmiddag als gisterenavond. Weddenschap Inmiddels hebben we ook een weddenschap afgesloten. ]os beweert als optimist dat het vliegtuig vóór 18.35 uur zal opstijgen. Robbert ziet het pessimistischer in; hij verwacht een veel later tijdstip. De verliezer zal op de Kapelse kermis - die we nog net kunnen meemaken – het eerste rondje moeten geven. De ober, die Robbert moest assisteren bij het grillen van zijn (sorry, hèt) vlees, ontvangt van ons een fikse fooi. Ons biergebruik Het biergebruik vormde tijdens onze reis een wezenlijk onder deel van ons consumptiepatroon. Om en nabij eenderde deel van onze totale uitgaven werd hieraan besteed. Toch hadden we niet de indruk dat we er voortdurend in de olie rondliepen, of dat we zo zat als een Maleier (!) waren. Bier is echter relatief duur in deze contreien. Voor de tegenwaarde van een hele fles bier (hier trouwens met 62 cl inhoud) kun je een weliswaar eenvoudige, maar wel complete maaltijd bestellen. De lokale bevolking zette meestal grote ogen op wanneer we meerdere flessen tegelijk bestelden. Op naar de luchthaven De rit naar Jakarta International Airport Sukarno - Hatta" duurt over de autobaan een kleine 40 minuten. We sluiten achter in de rij voor de incheckbalie aan en om half vier kunnen we door de douane. We scharrelen nog wat rond in de taxfree shops, vergelijken prijzen van souvenirs en kopen van ons laatste kleingeld sigaretten en mooie ansichtkaarten als herinnering. Robbert heeft weer honger en bestelt nasi goreng met gado 2x en bier; Jos heeft nog steeds hoofdpijn en beperkt zich tot een kroket en een flesje Fanta. Om beurten gaan we op onderzoek uit. Alle artikelen hier zijn geprijsd in US Dollars, je kunt er niet met roepia's betalen! We ontdekken een wanstaltig dikke Indiër van zeker 200 kilo; moet die ook mee met ons naar Delhi en zo ja, hoeveel stoelen heeft die wel niet nodig?
41
Naar Singapore en New Delhi Bij de departure gate zien we dat het jongetje Jordi (ontmoet in de botanische tuin Cibodas, zie aldaar) al speciale begeleiding van een stewardess heeft gekregen. Jos wint de weddenschap, want vóór half zeven heeft onze jumbo al het luchtruim gekozen en laten we diep onder ons het vliegveld liggen, waar we ieder 9.000 Roepia luchthavenbelasting hebben moeten betalen. Na anderhalf uur bereiken we Singapore, waar het oponthoud kort is. Tot New Delhi hebben we beiden drie stoelen tot onze beschikking. De service is ook op de terugreis goed; regelmatig kunnen we de inwendige mens versterken. Af en toe halen we in de pantry een extra flesje Heineken dat gratis verstrekt wordt. Een wel erg cynische Indiër We vliegen door een tropennacht met kristalheldere sterren. Het Zuiderkruis is al achter de oostelijke horizon verdwenen; ergens aan het westelijke firmament moet dadelijk de Poolster opduiken. Tijdens de tussenlanding in Delhi stroomt ons toestel vol met Indiërs. Wij krijgen op de derde stoel gezelschap van een gezette Indiër uit Calcutta, al jaren wiskundeleraar in Glasgow. Hij moet in Amsterdam overstappen en raadt ons af ooit zijn geboortestad te bezoeken ("Calcutta; big capital of poverty, too dangerous, nothing to be seen, too filthy") 's Nachts neemt hij stiekem grote slokken uit zijn eigen fles sterke drank, wat in het vliegtuig eigenlijk streng verboden is. In de vroege ochtenduren bekijken we de film "A New Lifé", met in de hoofdrollen Alan Alda, Ann Margret en Veronica Hamel, (een van Robbert’s favorieten, bekend uit Hill Street Blues). Het is een amusante film die we goed kunnen volgen via onze oortelefoons. Na de film trachten we zo goed en zo kwaad mogelijk te slapen. De Indiër blijft onrustig bewegen. Boven de Oostzee zien we het eerste ochtendgloren. Nog twee uurtjes en we zijn er. Met de NS naar Roermond De landing op Schiphol heeft niet veel op de kous. Het is redelijk weer in Nederland. We ondervinden eigenlijk nergens moeilijkheden. Robbert belt naar huis om zijn aankomst te melden en we kopen 2 kranten om tijdens de treinreis door te nemen. In Roermond staat ons niemand ter begroeting op te wachten. Terwijl Robbert naar huis loopt, neemt Jos een taxi. Rond twaalf uur 's middags is onze grote vakantiereis naar Indonesië definitief verleden tijd. De 24 dagen zijn ons goed bevallen.
42
BALI (1988) Reis met Robbert van den Born.
1. Met de veerboot de straat over De wrakke veerboot legt heel simpel aan op het strand van de vissers- en havenplaats Banjuwangi. We verlaten de bus en drinken enkele blikjes bier aan dek. Om halftwaalf 's avonds verlaten we het eiland Java tijdelijk voor een weekje relaxen op Bali. De oversteek duurt een half uurtje. Op de wc stoten we bijna ons hoofd aan een spijker die uit het plafond steekt. Robbert heeft weer eens sjans. Het betreft een opzichtige Balinese die naar hem zit te lonken en even later achter hem komt zitten. Robbert geeft geen krimp; de meid begint te knipogen, spreekt hem aan en grijpt hem bij het verlaten van het schip zelfs bij de arm. 2. Snelle nachtelijke rit 0p Bali is het een uur later. We hebben nog 3 uur te gaan voor we in Den Pasar aankomen. Urenlang rijden we over een smalle bergweg met aan weerszijden tropische vegetatie. Even voor 03.00 uur lopen we oponthoud op vanwege een van de weg geraakte bus. Als we eindelijk die jungle (vooral uit bamboe, palmen en varens bestaand) verlaten, krijgen we broodjes en thee in de bus. Daarna wordt een videofilm vertoond; het betreft een amateuristische productie van eigen bodem die de komische ervaringen van een Jakartaanse toeristen-chauffeur met Amerikanen laat zien. Het is voor ons nauwelijks te volgen, maar de autochtone inzittenden hebben dikke pret. Sommigen van hen proberen met ons in onbeholpen Engels contact te zoeken, maar gezien de constante herrie komt daar weinig van terecht. Robbert heeft onderweg aan een u stekend stuk roestig ijzer zijn scheenbeen tot bloedens toe gestoten. Hij bloedt ondertussen nog steeds als een rund. Zijn wond moet zo nodig worden verzorgd. 3. Op zoek naar een losmen 0m 04.00 uur komen we in Den Pasar aan. Op het busstation is alles dicht. Met een taxi gaan we op zoek naar een onderkomen voor de nacht. Alle hotels en pensions en logementen blijken te zijn volgeboekt, maar volgens ons zijn de bedienden te lui om op te staan en een kamer in te richten. We beloven de chauffeur een hogere prijs als hij ons naar Kuta Beach brengt. Daar aangekomen beginnen we van voren af aan; bij elk hotel krijgen we nul op het rekwest. Jos windt zich verschillende keren verschrikkelijk op vanwege de laksheid van het personeel. Uiteindelijk hebben we succes bij Ciptals Inn in Legian Village. Terwijl de boys onze kamer aan het poetsen zijn, zitten we op het terras een sigaretje te roken. 4. Een gedenkwaardige ontmoeting Plotseling wordt Jos enthousiast in het Limburgs dialect aangesproken door een vers aangekomen gast. Het blijkt Jos de Serière te zijn, een collega van de voormalige Vakbondsschool die met zijn Indische vrouw Diana en twee kennissen hier op vakantie zijn. 43
Ook zij hadden een uur moeten zoeken naar een hotel en het toeval wilde dat we elkaar om halfzes in de ochtend op 1 .000 kilometer van huis ontmoeten. Inderdaad, de wereld is klein. We spreken af elkaar een dezer dagen ergens te ontmoeten; hetzij op het strand, hetzij in een van de talloze cafeetjes of restaurant die de hoofdstraat hier in Kuta omzomen. Tussen 6 en 7 uur duiken we in bed en vallen in een diepe, droomloze slaap. "Bali is the starjewel in the treasure chest of marvels that comprise the Indonesian archipelago." Insight Guides: Indonesia 5. Eindelijk kan Robbert poepen We slapen erg langs tot 3 uur in de middag. We ruimen onze spullen in, douchen en verzorgen Robbert's wond. Op een overdekt terras eten we omelet met friet en drinken er prima koffie bij. Eindelijk lukt het Robbert om te poepen, wat voor hem een enorme geestelijk opluchting en lichamelijk verlichting betekent. Toch wel goed spul, dat Imodium. Uit overdreven voorzorg had hij in Jakarta al 6 tabletten tegelijk ingenomen. Hij is altijd al een veelvraat geweest .... Daarna heeft hij een week lang niet kunnen poepen. 6. Het onvolprezen Balinese strand Daarna gaan we naar het strand. Onderweg komen we "de Carrière" (de ietwat oneerbiedige bijnaam die Jos aan Jos de Serière heeft gegeven) met gevolg tegen en maken we foto's van de schitterende zonsondergang boven zee. De strandvrouwtjes (verkoopsters van souvenirs en masseuses) smeren ons halflange broeken en hemden aan, maar wel tegen absolute spotprijzen. Het is leuk volk dat grappig Engels spreekt. Je krijgt dan van dit soort gesprekjes. Het vrouwtje (sip kijkend naar een collega wijzend): "She business, I no business. You buy. I business and I happy." Of een jongen die ringen aan Jos tracht te slijten: "Hey miester, you buy rieng?" - "No, thank you." - "Rieng for you wife! "- "I have no wife." - "For you girl friend?" - "I have no girl friend." - "Well, with my rieng you get girl friend for sure!" 7. Australische kroegentocht 0m kwart over zes is het definitief nacht. We drinken ananassap en arak aan een bar. Op de terugweg naar het dorp valt de stroom uit; dat duurt zo'n half uur. Bij restaurant "Fatty" eten we een uitstekende Indonesische schotel die op palmbladeren wordt geserveerd. De kelner schoof gezellig bij ons aan tafel aan en kout in het Engels over koetjes en kalfjes. De rest van de avond brengen we door in typische toeristenkroegen. Het bier is er bepaald niet goedkoop, maar echt duur ook a1 weer niet. Er lopen veel Australiërs rond. In een scheepskroeg wordt een matige en zeer gewelddadige knokfilm getoond. Hier drinken we het allerduurste bier: fl 6,50 per pul. Om één uur zijn we terug in ons hotel. Morgen gaan we een excursie maken die we vandaag om 17.00 uur bij een reisbureau hebben geboekt. Daar hebben we ook traveller cheques gewisseld. Tegen één uur vallen we in een diepe slaap.
44
Dinsdag 26 ,juni 8. Op excursie naar het binnenland EIke dag gebruiken we een Aussie-ontbijt bij "Fatty": 2 eieren met bacon, brood, boter, jam, koffie en een glas vruchtensap voor de luttele prijs van drie gulden per persoon. We hebben er een vast dienstertje. Het busje van het reisbureau komt een half uur te laat. Medereisgenoten zijn twee oudere Indo vrouwen uit Eindhoven en Arnhem; in de jaren `50 zijn ze halsoverkop uit "ons Indië " vertrokken. Een fors Fins echtpaar, woonachtig in Genève, waar hij als jurist werkt bij de Europese Commissie, en ten slotte drie Duitse meisjes die zich stil en teruggetrokken opstellen. De chauffeur is een jonge Balinees die op ons een sympathieke indruk maakt en redelijk Engels spreekt. 9. Op de toeristische toer Door de laagvlakte, die bedekt is met zoutpannen en rijstvelden, bereiken we via Sanur het dorpje Batubulan om goud- en zilversmidsen te bezoeken. Robbert koopt er 3 hangers en een beeldje; Jos beperkt zich tot slechts één beeldje. Het is hier zaak om goed af te dingen. Ook in de volgende dorpjes die we aandoen moet er stevig worden getaward (onderhandeld): in Celuk (ikatstoffen, handweven, houtsnijkunst) en Ganiyar (wayang, schilderkunst, batik). We kopen beiden een hemd met Balinese motieven. Het vinden van de juiste maten duurde enige tijd. In Klungkung bekijken we het gerechtshof van de voormalige koninklijke residentie; er zijn mooie plafondschilderingen Bij het vertrek is de Fin ineens zoek, maar hij duikt even later met een hoofd rood van schaamte weer op. 10. Dorpjes, tempels en sawa's n alle dorpen die we passeren staan prachtige huistempels. De bevolking is traditioneel gekleed, met name de vrouwen die grote lasten op hun hoofd dragen. Er loopt veel vee los rond. Opvallend zijn de vele tamme straathonden; men beschouwt die hier als reïncarnaties van mensen die in hun vroeger leven slecht hebben geleefd. In de heldere beekjes langs de weg, die gevoed worden door koel water uit de bergen, wordt kleding gewassen en neemt men zijn dagelijkse bad. Op het platteland en in de steden heeft het groeiende toerisme nog geen invloed uitgeoefend: de Balinese bevolking blijft haar (religieuze) gebruiken trouw en houdt ze letterlijk dagelijks in ere. De grondideologie van de staat Indonesië is uiteengezet in 5 fundamentele principes, de zogenaamde Pancasila: 1. Geloof in één God / 2. Menslievendheid / 3. Eenheid van Indonesië 4. Democratie / 5. Sociale Gerechtigheid
45
11. Met twee bejaarde Indo vrouwen bij de moedertempel Besakih 0m één uur stoppen we bij een prachtig gelegen restaurant in de bergen van waaruit we een grandioos uitzicht hebben op de groene sawa's. In de verte kunnen we de Indische Oceaan zien liggen glinsteren. We zitten aan tafel met de twee bereisde Indo weduwen. Het zijn erudiete vrouwen, zussen van elkaar en ze hebben vroeger in Jakarta gewoond. De oudste is al een stuk in de zeventig, maar nog zeer kwiek. We praten over de vroegere tijden in het koloniaal tijdperk, de zogenaamde "tempo doeloe". Op het menu staat Mie en Foe Yong Hai. Door een lichte motregen bereiken we Bali's belangrijkste tempel, de Moedertempel in Besakih die tegen de immer mistige hellingen van de heilige berg Gunung Agung ligt. Het is jammer genoeg geen mooi fotoweer. De tempel (eigenlijk het hele tempelcomplex, circa 40 bouwwerken) is zwart uitgeslagen door vulkanische as. In 1963 vielen bij een vulkaanuitbarsting meer dan 1.000 slachtoffers, allen pelgrims, te betreuren. Voor de tempel ligt een lange, oplopende weg. Robbert maakt een schattige foto van spelende kinderen in een boom. Met de Fin drinken we nog wat aan een stalletje. Hier heeft het toerisme wel degelijk vaste voet aan de grond gekregen getuige de vele souvenirkraampjes en natuurlijk de talloze westerse nieuwsgierigen. 12. Een heilige vleermuizengrot Tot slot bezoeken we nog de Vleermuizengrot in het plaatsje Kusamba aan de Oostkust. De heilige vleermuizen hangen met duizenden tegelijk samengepakt aan het plafond. Bij aankomst gooien kinderen slingers door de geopende raampjes van ons busje en ze roepen erbij: Tor free! For free!". Het blijken handige ventertjes met ansichtkaarten te zijn, die je in welke taal dan ook te woord kunnen staan. Voorzichtig maken we enige foto's want er is een offerceremonie aan de gang. Vrouwen in sarong lopen af en aan met kleurige offergaven op hun hoofd, veelal fruit en eten. De duizenden vleermuizen boezemen ons geen angst in. Op de binnenplaats van de tempel heeft een gamelanorkest zich onder een afdak genesteld. Jos koopt kaarten van een van de jonge meisjes. Tegen zes uur zijn we terug in Kuta. Onderweg zijn we door een prachtig landschap gereden. We zien boeren in het land ploeteren en karbouwen langs de rand van de weg kuieren. 13. Jos en Diane uit Echt (L) We boeken een nieuwe excursie en reserveren reeds nu een vlucht met Garuda naar Yokyakarta voor enkele dagen later. Op een achterafterras drinken we bier en eten we tosti's. Een jonge Balinees vertelt ons over zijn studie en over zijn angst voor Aids. En zowaar,opnieuw valt het licht uit! Gelukkig liggen in het hotel kaarsen klaar, heel attent. We eten als diner biefstuk met patat frites. Aan tafel schrijven we kaarten met het Anker-bier in onze nabijheid; het smaakt ons best. Op straat komen we Jos de Serière met zijn gezelschap tegen. We duiken een bar binnen en halen herinneringen op. Jos en Diana zijn in Malang bij een oudtante van Diana voor de kerk getrouwd. Met vriend Thei en zijn vrouw (ook uit Echt) reizen zij 32 dagen door Java, Bali en Singapore. We wisselen reiservaringen uit. In hun 46
appartement (ze hebben inmiddels een beter hotel gevonden) bekijken we hun trouwfoto's en is het Bisschoppelijk College van Weert nog even onderwerp van gesprek. Via Jos heeft mijn broer Clim daar een baan weten te krijgen als leraar Economie. Dat heeft twee jaar geduurd; daarna werd zijn aanstelling niet meer verlengd. Om twaalf uur nemen we afscheid, drinken nog een afzakkertje in de buurt en gaan om 01.30 uur slapen. Woensdag, 27 juli "De sawa's zijn op Java ook altijd mooi, de spiegelende terrassen. Maar op Bali zijn ze nog wijder uitgebogen als met de trappen van paleizen nog hoger gebouwd." Louis Couperus, schrijver 14. Een irritant Braziliaans trio Hoewel we om half negen al klaar staan om door het busje te worden opgepikt. duurt het nog een half uur voor dat het komt opdagen. We ergeren ons groen en geel aan het egoïstische gedrag van een drietal Brazilianen; een vreselijk irritant machotype en twee vrouwen van in de dertig, een bruine en een melkwitte. Ze blijven aan één stuk door in het Portugees kwebbelen (Engels spreken ze niet of nauwelijks), medereizigers lastig vallen en afspraken aan hun laars lappen. Tot overmaat van ramp zitten we ook nog met gids die nogal simpel van geest is en letterlijk alles van dat rampzalige trio pikt, omdat de bruine vrouw wel eens met haar billen draait en hem dan toelacht. Met de chauffeur is ook iets niet in de haak, om de haverklap toetert hij zonder aanwijsbare reden. We worden er bijna gek van. Bovendien is hij niet erg gelukkig in het ontwijken van de gapende gaten in het wegdek. Op verzoek van de gids moeten wij i.v.m. onze lichaamsomvang voorin gaan zitten. Een beslissing waarvan elke logica ons ten enenmale ontgaat. We hebben zo wel een goed uitzicht op de omgeving en op al die honden, hippen, ganzen en ander loslopend vee dat de weg oversteekt en een blijvend gevaar oplevert voor de weggebruikers. 15. Het heilige apenwoud van Sangeh 0m 10.00 uur komen we aan bij het heilige Apenwoud van Sangeh. Brillen, horloges, beurzen, ringen etc., alles moet veilig in de tas worden gestopt, want de meer dan 1.000 (tamme) apen die in dat bos huizen zijn beruchte zakkenrollers. De Macho is het eerste slachtoffer: zijn beurs wordt tot ons groot vermaak gerold. Maar de vreugde is van korte duur, want Jos is een van de volgende die wordt aangevallen. Een grote mannetjesaap klimt in hem, gaat op zijn hoofd zitten en probeert zijn bril te bemachtigen. Tevergeefs, want Jos laat zijn onmisbare bril voor geen goud glippen. Robbert houdt het hoofd koel en maakt bijtijds een foto van het tafereel. Een te hulp schietende Balinese redt Jos uit zijn benarde situatie; eerst tevergeefs met een stok op het beest ranselend, later succesvol als zij met een banaan de handtastelijke gauwdief weet weg te lokken. Jos mist even later zijn zakdoek, een jonge nap staat er bij de bosrand triomfantelijk mee te zwaaien, hij heeft die onder de schermutselingen uit Jos zijn broekzak weten te ontfutselen. Misschien was die aanval van het oude beest wel een afleidingsmanoeuvre, wie weet. Indonesiërs in ons gezelschap 47
beweren stellig dat de hele apenkolonie door de daar rondlopende vrouwen gedresseerd zijn op het stelen van glinsterende voorwerpen en beurzen. De Brazilianen komen te laat voor vertrek. 16. De koninklijke tempels in Mengwe 0ns volgende doel zijn de koninklijke tempels in Mengwi. Het complex bestaat uit 3 elkaar opvolgende terrassen. Ook hier zijn nog niet zo lang geleden gebedsceremonies geweest; er liggen nog steeds veel offergaven. In een paviljoen zitten tientallen Balinezen rond een ring te wachten op het aantreden van de kemphanen; hoewel officieel verboden worden hanengevechten op dit eiland toch nog oogluikend toegestaan. Het is mooi fotoweer. De Brazilianen komen te laat voor vertrek. 17. Het mysterieuze bergmeer van Bedugul We rijden verder naar het gebergte. Onderweg genieten we van fraaie vergezichten en blote borstjes van langs de weg badende vrouwen. Ook komen we langs een afgebrande, houten stellage waarop een crematie van een hindoe heeft plaatsgevonden. Bij het kraterbergmeer van Catur in de buurt van Bedugul verblijven we een uur. Langs de oever liggen allerlei tempels temidden van zeer bloemrijke, geurende tuinen. Er hangt dankzij de mistflarden een onwezenlijke sfeer en het is er aangenaam koel. De Brazilianen komen te laat voor vertrek. Op de terugweg doen we een toeristenrestaurant aan. Daar kunnen we voor fl 9 onbeperkt opscheppen van een rijsttafel / lopend buffet, dus dat wordt een vreetpartij van de eerste orde, vooral van Robbert zijn kant. Na drie kwartier stappen we op. De Brazilianen komen te laat. 18. Tanah Lot, heiligdom op rots in zee Na een lange rit komen we in de laagvlakte aan en rijden we door tot aan de kust. Langs de weg zien we hoe hier volwassen varkens worden vervoerd: in langwerpige manden onder de stang van een fiets. Honderd meter uit de kust ligt de tempel Tanah Lot op een door de zware golfslag geteisterde rots. Voor we die bezoeken drinken we fris aan een stalletje en maken we een foto van een verlegen jongetje; als tegenprestatie kopen we een schelpensnoer van hem. Zielsgelukkig snelt hij naar zijn ouders, of was hij misschien bang dat wij ons bedachten en de koop ongedaan zouden maken? De tempel is in restauratie en mag niet worden bezocht. Door de voortdurende inwerking van de rollers en brekers van de Indische Oceaan zijn er holen en grotten in de kust ontstaan. Van 2 kleine meisjes kopen we ansichtkaarten. Het is weer warm vandaag en de kleren plakken van alle kanten aan ons lichaam vast. De Brazilianen komen te laat voor vertrek. Om half vijf komen we in Kuta aan. Het is er erg rustig op straat, iedereen ligt op het strand te bakken. We worden allemaal voor onze hotels afgezet. De Brazilianen zijn de enigen die geen fooi geven. We halen de vliegtickets Denpasar - Yokyakarta af en boeken opnieuw een tour voor de volgende ochtend; ook wisselen we traveller's cheques in. In Norm's bar 48
wachten ettelijke gekoelde pinten op consumptie. Jos gaat alleen op zoek naar een Engelstalige krant en het postkantoor, maar hij moet na een forse tippel onverrichterzake terugkeren. 19. Tawarren, Robbert's favoriete bezigheid Robbert voert op een terras discussies met verkopers van zilverwerk en blaasroeren. Hij onderhandelt dat het een lieve lust is en brengt met zijn lage prijzen de souvenirventers tot wanhoop (die zilverman wilde zijn hele kist ineens voor een tientje kwijt) of tot razernij (de blaasroerenman beent driftig weg als Robbert hem 1.000 Roepia in plaats van de gevraagde $ 100 biedt). We doen een dutje, nemen een douche en verzorgen Robbert's wond die gelukkig aan de beterende hand is. Wel krijgt Robbert definitief af te rekenen met diarree. We eten langdurig bij het goede en goedkope SC - Restaurant (Jos o.a. aspergesoep en dikke kikkerbilletjes), zien de Carrière en Compagnie voorbij flaneren, offeren matig aan Bacchus op een terras (m.n. Robbert heeft geen erge dorst!) en houden dit verslag bij totdat de norse obers ons met hun kille blikken wegjagen. Al ver vóór twaalven liggen we op bed, naakt en zwetend. Als ik boordevol herinneringen van de reis terugkeer en mijn vrienden daar nog net zo zie als toen ik hen verliet, weet ik het niet meer. Voor wie is de belofte van het leven het meest in vervulling gegaan? Belcampo, Ned. schrijver 20. Onenigheid over een insect Robbert ontdekt ’s morgens de eerste kakkerlak op Bali. Op Java hebben we met tientallen tegelijk kennis gemaakt met deze op zich onschuldige beestjes. Na een onverkwikkelijke scène over een zoemende bij in de kamer ontbijten we in een loodzware stilte. Robbert heeft namelijk een panische angst voor bijen en wespen. Jos heeft daarmee de draak gestoken en dus slaat de vlam in de pan. Deze keer is de chauffeur van het reisbureau te vroeg. Met een zeker 20 aar oude Amerikaanse slee rijden we naar een voorstelling van een Barong-dans in een dorp een kilometer of 30 verderop. Eindelijk voelen we ons volledig toerist tussen de toeristen, want we zijn slechts twee van de honderden blanke toeschouwers. Van heinde en ver zijn ze met bussen naar deze attractie aangevoerd. Het zijn voornamelijk package deal tourists die ondergebracht zijn in de dure vijfsterrenhotels in Nusa Dua en Sanur. 21. De Barong-dans Het geheel is bijzonder kleurig en levendig, kortom een levendige show! Onderweg zien we regelmatig, vooral des ochtends, klassen schoolkinderen krijgshaftig door de straten marcheren. Ze worden hier al zeer jeugdig gedrild in discipline. Zo te zien hebben die kindertjes er zelfs veel plezier in! Terug in Kuta laten we ons bij het postkantoor afzetten. 49
Postzegels kopen en kaarten versturen. In een Australisch café gaat Jos op zoek naar de Engelse Java Post (Indo-krant) en we lezen en lurken koffie. Robbert bezoekt bij herhaling het toilet; hij lijdt onder heftige steken in zijn onderbuik. Jos geeft bij een ontwikkelcentrale van Fuji zijn filmrolletjes af om te laten ontwikkelen en afdrukken. Over een uur zijn ze klaar: 35 cent per foto! 22. Heerlijk eten overal A1 wachtend eten we bij het voor ons favoriete RC-Restaurant: Robbert houdt het bij een omelet, terwijl Jos knoflookrundsvlees bestelt. De foto's blijken wat betreft de Kodak 200 Asa-rolletjes slecht te zijn. De afdrukken van de Fuji-rolletjes zijn redelijk. Robbert levert ook zijn rolletjes in. Daarna keren we naar het hotel terug om te dutten. Het wasgoed blijkt inmiddels klaar te zijn. Na 4 uur pikken we de tweede serie foto' op. Ze zijn handig verpakt in mapjes. We lopen naar het strand, waar we in een paviljoen sapjes uitproberen. Robbert wil een voorraad strandbroeken inslaan en maakt met een van de handelaarsters een afspraak voor de volgende dag; ze zal dan de grote maten meenemen. Er zijn weer tal van soorten bedelaars op de kust. We jagen ze netjes, maar resoluut weg. 23. Terug naar de "sixties" Aangezien het tamelijk bewolkt is valt vandaag de zo bewierookte zonsondergang tegen; desondanks maken we nog een aantal foto's. Tot halfacht blijven we ontspannen zitten met aan onze voeten een zwerfhond die zich bij ons thuis voelt. We lossen cryptogrammen op, lezen wat en Robbert schrijft kaarten met op de achtergrond fijne muziek van Santana en de Rolling Stones. We zijn ook weer overgegaan op schuimende blonde biertjes. Het gerstenat zal een van onze grootste uitgavenpost in Indonesië worden, niet omdat wij constant in de olie zijn, maar omdat bier in deze contreien relatief duur is. Voor de prijs van een glas bier kun je een gemiddelde warme maaltijd betalen. 24. Redelijk geslaagde fotokwaliteit We dineren in het ons vertrouwde SC-Restaurant: kip/curry, rijst, bakmi goreng, babi panggang, etcetera. We blijven er lang zitten. Voor de laatste keer halen we fotorolletjes af. We vinden dat we best een aantal geslaagde opnames hebben gemaakt. Voor we vertrekken bekijken we de werkwijze van de kok met zijn wok (dit is een grote Zuidaziatische pan). We nemen maar een klein afzakkertje, want Robbert voelt zich bepaald niet lekker. Hij heeft een rot gevoel in zijn buik. Hij begint maar weer grotere hoeveelheden Imodium en Entosorbine te slikken. Laten we hopen dat ze hun uitwerking niet missen. Om elf uur gaat hij rusten. Jos houdt zich tot één uur 's nachts bezig met lezen, knippen, foto's ordenen en wat dies meer zij. Naast hem branden de wierookstaafjes ten einde sluipaanvallen van die vermaledijde bloeddrinkende muggen te weren. We hopen dat de malariapillen die we elke dag trouw na ons avondeten innemen ons zullen beschermen tegen die tropische ziekte. Zoutpillen hebben we ook uit Nederland meegenomen, maar die hebben we hier niet nodig. Ons hotel wordt voornamelijk bevolkt door jeugdige westerlingen en Japanners van rond de twintig 50
jaar die met hun surfplanken hun dagelijks vertier aan het strand hebben. De meesten vervoeren zich op gehuurde bromfietsen en dragen daarbij allerlei vreemdsoortige helmen. "Als je af en toe naar een andere wereld reist om adem te gaan maar goed zijn voor je schrijverschap." Jef Geeraerts, schrijver
scheppen, kan dat alleen
25. Op naar het vliegveld Tot halftien doen we het rustig aan. Daarna ontbijten we en gaat Robbert broeken kopen op het strand. Jos haalt vergrotingen (gratis) bij de fotoshop. Op een terras leest hij onder het genot van sterke koffie in de Jakarta Post dat Delgado in de Tour de France opzien baart met een dopingschandaal. Om twaalf uur ontruimen we onze kamer. Jos klaagt steen en been tegen de boy over lekkende douches, gevaarlijke elektriciteitskabels en het niet verschonen van het beddengoed. De boy blijkt ineens geen Engels meer te verstaan. We hebben de hotelrekening al eerder betaald, dus nemen we zonder verdere plichtplegingen afscheid. Met een taxi laten we ons naar het nabij gelegen kleine internationale vliegveld brengen. Daar krijgen we slecht eten voor veel geld. Het vliegveld schijnt voornamelijk gebruikt te worden door touroperators. Op het bordes tilt Robbert de kleine David uit Australië op, opdat deze al die mooie "planes" beter kan zien. 26. Een uur vliegen terug naar Java 0m tien voor drie gaan we probleemloos aan boord van de DC 9 die met zijn 110 passagiers bijna volgeboekt is. We hebben redelijke beenruimte. Zeven minuten te vroeg stijgen we op. Al gauw kunnen we markante landschapspunten onder ons herkennen: de kustlijnen van Bali en Oost-Java, waarna we langs een rij in wolken gehulde vulkaankegels vliegen. We herkennen de door ons beklommen Bromo heel duidelijk. Onderweg serveren de hostesses koekjes met vruchtensapjes. We vliegen over Surabaya en Solo. Na nauwelijks 45 minuten zet de piloot de daling in en landen we op de gloeiendhete macadam van het vliegveld van Yokjakarta. Na een klein weekje zijn we weer terug op het hoofdeiland Java. HET PARADIJSELIJKE EILAND BALI Bali is een juweel, een uniek soort juweel met oneindig veel kleurige facetten. Die kleurige facetten dankt het eiland aan de uitzonderlijke kunstzinnigheid van haar bevolking, die constant bezig is haar eiland nog mooier te maken dan het van nature al is. Voor wie Bali vroeger gekend heeft, zal het weerzien misschien teleurstellend zijn. Het toerisme - het valt niet te ontkennen -heeft land, volk en cultuur niet onberoerd gelaten. Laten we hopen dat de aanraking slechts een oppervlakkige is en dat het volkseigen van dit uniek stukje cultuur er niet wezenlijk door aangetast wordt. Wonderschoon is Bali in elk geval nog steeds en, als u iets verder gaat dan de door het massatoerisme betreden paden, nog ongerept. Bali is het westelijkste van de Kleine Sunda Eilanden, door een smalle straat van de oostkust van Java gescheiden. Het 5561 km' grote eiland dat circa 2,5 miljoen inwoners telt, vormt de 51
voortzetting van de vulkanenreeks van Sumatra en Java. De noordhelft is zeer bergachtig, de zuidhelft loopt van het middelgebergte dat het eiland in west-oostrichting doorsnijdt, zacht glooiend af en vormt een uitgestrekte vruchtbare vlakte. De hoogste bergen zijn de Gunung Batur, de Gunung Batur Kau en de Gunung Agung, waarvan de laatste met zijn 3200 m de hoogste is. De vele bergstromen en -stroompjes zorgen voor het voor de rijstbouw nodige water. De kust heeft weinig inhammen en met uitzondering van enkele mooie stranden, zoals Sanur, Kuta en de Candi Dasa kust, wordt de kustlijn door steile rotsklippen gevormd, terwijl ook koraalriffen het landen van schepen bemoeilijkt. Het klimaat verschilt weinig met dat van Java: de temperatuur schommelt de 27 graden Celsius, maar doordat er altijd een fris briesje staat, voelt men de warmte minder. Landbouw is het hoofdmiddel van bestaan, waarbij de rijstteelt de eerste plaats inneemt. Evenals op Java wordt ook hier de rijst op bevloeide terrassen verbouwd en ook hier zijn die glinsterende sawa's een vreugde voor het oog. Het vruchtbaarste deel is het zuiden, zodat daar de meeste rijst verbouwd wordt. Het is ook het dichtstbevolkte deel van Bali, waar zich tevens de hoofdstad Den Pasar bevindt. Om hun zeer kunstige en vervolmaakte irrigatiesysteem van bamboebuizen, kanalen, dammen en zelfs tunneltjes, die een constante controle behoeven, op efficiënte wijze te kunnen uitvoeren, hebben de Balinezen een soort dorpswaterschap op coöperatieve basis ontwikkeld, de subak, die uitstekend functioneert. Andere landbouwproducten zijn tabak, koffie, rietsuiker, kokosnoot en velerlei groenten en vruchten. Exportproducten zijn koffie en rundvlees (dat de Balinees niet eet, varkensvlees des te meer). De uitbarsting van de Gunung Agung in 1963 verwoestte in Oost-Bali 20% van het bouwland dat zich sindsdien nog niet hersteld heeft; veel van de verschillende soorten vruchten. Veel boeren van deze streek zijn naar andere eilanden geëmigreerd. Het noordoostelijke deel van het eiland is, in tegen stelling tot het vruchtbare zuiden, droog en dor. Grote industrieën kent Bali niet (huisindustrie des te meer), tenzij men het massatoerisme daaronder wil rekenen. Met een jaarlijks groeiend aantal toeristen, dat alleen al voor de vlieghaven circa 3000 bezoekers per dag bedraagt, en een miljoenenproject van een Japanse maatschappij voor een groot amusementscentrum, kan men langzamerhand van een industrie gaan spreken. Een ontwikkeling die helaas niet te stuiten lijkt, al was het alleen maar omdat het overbevolkte Bali niet meer zonder deze industrie kan.
52
SUMATRA (1991) Reis met Ben Schmitz en Robbert van den Born. DE HEENREIS : SINGAPORE AIRLINES
Onze oudste broer Corné brengt de Clim, Jos en neef Ben naar het station. Robbert loopt er met zijn moeder naar toe. Geen oponthoud, dus tijdig zoals gepland op Schiphol. Eerst inchecken, daarna koffie drinken, vervolgens probleemloos door de douane en de tax free shops aandoen voor goedkope drank, tabakswaren en lectuur. Het vliegtuig van Singapore Airlines vertrekt min of meer op tijd. We reizen in een Boeing 747 400, een zogenaamde Megatop, het laatste snufje van de vliegtuigfabrikant uit Seattle. S.A. maakt zijn goede naam waar: de bediening en de informatie is voorbeeldig. Lieftallige poppedeintjes van Chinees-Maleisen bloede en begiftigd met onvoorstelbaar smalle wespentailles leggen de passagiers met een eeuwige glimlach in de watten. In Wenen gaan enkele passagiers er uit, maar daarna loopt het helemaal vol. Tijdens de daarna volgende lange vlucht(circa 11 uur) passeren we landen als Joegoslavië, Turkije, Iran, Afghanistan en India. Naast het eigen "World News" krijgen we twee films voorgeschoteld: "Awakenings" (met Robert de Niro) en "Kindergarten Cop" (met Arnold Schwarzenegger). Uiteraard krijgen we ook achtereenvolgens lunch, diner en ontbijt geserveerd. Tussendoor kunnen we gratis bier bestellen. We proberen die nacht op 10.000 meter hoogte ook nog wat te slapen, maar dat lukt niet al te best. Bij het ochtendkrieken komen we in de moderne stadsstaat Singapore aan. De luchthaven Changi overweldigt ons met zijn omvang, luxe en properheid. We hebben enige moeite om de
juiste desk te vinden om voor Medan in te checken. Overal heerst een rookverbod; op overtreding staan strenge straffen, tot maximaal $ 500 boete! Toch roken we er zonder betrapt te worden. Jos wisselt wat geld zodat we nog koffie (en thee voor Ben) kunnen betalen. We merken dan al dat Singapore niet echt goedkoop is. Naar Medan vliegen we in een kleiner en ouder type vliegtuig van de maatschappij Trade Winds waarin S.A. een meerderheidsbelang heeft. De vlucht duurt een klein uur. Er heerst een algeheel rookverbod wat bij Robbert veel weerstand oproept. Opnieuw krijgen we een ontbijt voorgeschoteld, zij het minder omvangrijk dan bij de moedermaatschappij S.A. Als we op Sumatraanse bodem neerstrijken is de luchtdoop van Ben ten einde. Het is hem wel bevallen, lijkt ons, hoewel hij zich daarover nauwelijks over uitlaat. Alleen over de lange zit van de rit klaagt hij een beetje. Bij de douane sluiten we achteraan in een van de rijen aan. Gelukkig schiet het een beetje op. Er wordt ons geen strobreed in de weg gelegd. De nothing to declare - uitgang verleent 53
ons ongestoord toegang tot de Gordel van Smaragd. Clim blijft ietwat achter en ziet met leedvermaak toe hoe een stel brutale Hollanders door een oude getaande douanier autoritair teruggejaagd worden tot achter de wachtlijn. Buiten is het klam en warm, zo'n 32° Celsius schatten we. De zon kunnen we evenwel nergens ontdekken. Ze gaat schuil achter, ja wat is het eigenlijk, in ieder geval geen wolkendek. Het blijkt een deken van luchtvervuiling te zijn die meer dan 250 dagen per jaar boven de miljoenenstad Medan blijft hangen. Terwijl Ben en Robbert geld wisselen regelt Jos een taxi naar een van te voren uitgezocht middenklassenhotel. We gaan er op de gok naar toe, want we hebben van te voren niets gereserveerd. Gelukkig blijken er nog 2 kamers met airconditioning (AC) vrij te zijn. Voor het eerst kan Jos zijn verse kennis van het Bahasa Indonesia toetsen in dit Hotel Garuda; er blijkt niemand aan de receptie te zijn die fatsoenlijk Engels spreekt. Het is inmiddels na tienen in de ochtend en we installeren ons provisorisch; Jos en Robbert in de ene en Clim en Ben in de andere kamer. We besluiten te rouleren bij de bezetting van de kamers. Na in alle haast een verkwikkend mandi-bad genomen te hebben leggen we ons alle vier te rusten om de opgelopen jetlag te bestrijden. PAALWONINGEN Robbert is al snel in een diepe slaap gedompeld, maar de andere drie hebben daar moeite mee. Ze lezen wat en verrichten klusjes, bijvoorbeeld Clim: hij gaat bij de kamerboy klagen dat de douche het niet doet en dat terwijl er een 200 liter mandi¬bak vol fris water naast staat! Ach, wat is een dagelijkse douche toch een bij westerlingen vastgeroeste gewoonte. Met een mandi is het trouwens net zo lekker, je schept met een bakje water uit het reservoir en giet dat over je heen, net zo vaak als je zelf nodig acht. Ben is al gewond; reeds in Nederland stoot hij een wratje op zijn knie open, het bloedt als een rund. Hij verzorgt het wondje nu, in de tropen kan een juiste wondbehandeling van levensbelang zijn. MEDAN : EEN STAD IN VERVAL: MAIMOON ISTANA
Terwijl Robbert blijft slapen gaan we met zijn drieën geld wisselen in een ander hotel verderop in de straat. We ontvangen een slechte koers. Clim maakt een foto als Ben en Jos prinsheerlijk zetelen op een voormalige sultanstroon. Om drie uur is Boelie, Robbert dus, weer aanspreekbaar en vertrekken we zuidwaarts voor een lange wandeling die ons al naar het park met vijver tegenover de Mesjid Raya (de Grootse Moskee) voert. Hier verpozen we even en stippelen we een verdere route uit. Een stuk verderop bezoeken we het voormalige paleis van de sultan, de Maimoon Istana, dat een even vervallen indruk maakt als de Moskee. We worden er rondgeleid door een jongeman die heel wat van de Nederlandse koloniale geschiedenis afweet. Vooral Nederlandse toeristen doen dit paleis aan. De huidige sultan heeft er nog steeds zijn woonvertrekken. Hij wordt door de machtshebbers in Medan beschouwd als een verrader, een collaborateur met de Hollanders in de jaren veertig, vlak voor de onafhankelijkheid van het land. Bij wijze van fooi (natuurlijk bestemd 54
voor het “restauratie-fonds" voor het paleis) stoppen we onze gids wat toe als dank voor bewezen, maar ongevraagde diensten.
Na het paleis richten we onze schreden noordwaarts. Onderweg drinken we bronwater dat we bij een stalletje hebben aangeschaft. Op een gegeven moment gaan we van de grote weg af en belanden we in een onvervalste kampong, een soort stadswijk waarin het armere deel van de bevolking gehuisvest is in zelf gemaakte optrekjes. Het ziet er vervuild en chaotisch uit. We baren opzien als witte Belanda's in deze voor maagdelijke, typisch Maleise buurt. Als we voorbij sjokken verstommen hier en daar de gesprekken van de autochtonen. De kinderen, in alle soorten en maten maar vooral veel, staren ons verbaasd aan. We voelen ons enerzijds als een kat in een vreemd pakhuis, anderzijds lijken we wel indringers die het recht op privacy van deze mensen schenden. Al gauw verlaten we de kampong en staan we boven de brug over de plaatselijke kali, de Deli rivier. We zijn ervan getuige dat de rivier voor de volgende doeleinden wordt gebruikt: als drinkwatervoorziening, als wasgelegenheid voor mens en kleding, als viswater, als toilet, als zwemrecreatieplaats voor kinderen, als vervoermiddel. Jos maakt een nietszeggend praatje met een politieagent. Op een hoek zit een groepje mannen op hun hurken te schaken. Ben durft hun niet uit te dagen voor een partijtje. Aan een stalletje leren Clim en Jos hoe ze de stekelvrucht ramboutan moeten eten. Na verloop van tijd stoten we toevallig op het bureau voor ‘tourist information’. Veel hebben ze daar echter niet te bieden. In dezelfde straat ligt het beste restaurant van de stad, het oud koloniale restaurant Tip Top. Op het terras laven we ons aan koffie en thee; Robbert probeert ook al de soep uit. Onze bestelling wordt op een ouderwetse serveerboy naar ons toe gereden. We besluiten hier terug te komen om er uitgebreid te spijzen. Op de Meydan, een ooit groene, maar nu zanderige vlakte midden in de stad (in veel steden meer gebruikelijk "padang" genaamd), huren we motor betjaks. We zitten er in een soort zijspan en bemerken nu pas echt hoe vuil de stad is. We stikken bijna van de uitlaatgassen. Daar staat tegenover dat je vrij uitzicht hebt op het woelige verkeer hier, dat trouwens links rijdt. Achteraf blijken deze gemotoriseerde fietstaxi's twee keer zo duur te zijn als een taxi. En dat na behoorlijk getaward te hebben; het woord ‘tawarren’ betekent in het Bahasa afdingen, onderhandelen, pingelen. Na een rustpauze van enkele uurtjes in het hotel zitten we 's avonds in een belendend restaurant Family genaamd, aan tafel. We bestellen voor ons vieren "nasi padang"; je krijgt dan 12 verschillende gerechten opgediend waarvan je naar believen kunt eten. Sommige gerechten zijn bijzonder pikant, even als de rekening die nogal gepeperd was, naar Indonesische begrippen tenminste. Boosdoener waren de vele door ons genuttigde flessen bier, dat duurder bleek dan het eten zelf! Ben eet het minste, meestal deelt hij zijn porties dan met Robbert. Clim en Jos zitten wat betreft hoeveelheid voedsel tot zich nemen tussen deze twee extremen in. Wat drinken betreft spant Clim absoluut de kroon, op de voet gevolgd door Robbert. Ook op dit gebied sluit Ben bescheiden de rij. 55
Ben gaat vroeg naar bed. De anderen lopen naar de Chinese avondmarkt, de Pasar Malam. De pasar bestaat uit een levendige straathandel met vooral veel eetstalletjes waar je de meest exotische gerechten kunt krijgen: gerookte slang, geitentestikels en schapenogen, geroosterde hagedis, gekookte schildpad en allerlei kleine zangvogeltjes. Gelukkig hebben ze er ook varkensvlees te koop. Er is ook een fruitmarkt, met name de Koning der Vruchten, de stekelvrucht doerian, wordt hier en masse te koop aangeboden. We strijken er neer op een terras en bestellen flessen Bintang bier. (Andere courante biermerken: Tiger Beer en Anchor Beer.) Terwijl we drinken trekken er Jeroen Bosch-achtige taferelen aan ons oog voorbij. Een blinde en kreupele bedelares aan de hand geleid door haar ziende dochtertje. Een ongelukkige zonder benen die, zittend op een plank met wieltjes eronder, zich met zijn armen voortbeweegt tussen het stinkend afval. De Chinezen zijn hier niet alleen in de meerderheid, maar ze zijn er ook duidelijk de baas. Alle minderwaardig baantjes worden uitgevoerd door Maleiers. Uit medelijden koopt Jos twee speelgoedkuikentjes met fluitje waarmee een peuter midden op een druk kruispunt staat te leuren. Niemand kijkt daarvan op overigens. We lopen weer terug naar het hotel, extra beducht voor gaten en kuilen onderweg want straatverlichting is er slechts minimaal. We zijn moe en gaan slapen. Hotnida heet het meisje dat ons ’s morgens bij het ontbijt bedient. Ze is een rasechte Batakse, zegt ze. We kiezen voor American breakfast, daar zitten tenminste eieren bij. Met twee fietsbetjaks en 1 motorbetjak gaan we naar de grote markt. Eerst bezoeken we de openfruit en vismarkt. We hebben er veel bekijks, vooral de vrouwen zijn er open en goedlachs en roepen ons na: "Hey mister, I love you!” De overdekte markt is enorm uitgestrekt, het was ooit de grootste van Zuidoost-Azië. Het stinkt hier minder erg dan buiten. We zien er afgrijselijke geitenkoppen te koop liggen. Bij de specerijen ruikt het lekker. Clim moet vaneen vrijmoedige marketentster per se een broek passen, maar daarvoor past hij. Buiten zijn ze bij een theestalletje aan het schaken. Robbert neemt het onvervaard optegen een van de spelers. In no time wordt hij verpletterend verslagen. De mannen rondom deze 'kedai kopi' (koffiekraampje letterlijk) gaan vriendelijk met ons buitenlanders om. Met betjaks gaan we naar het oud koloniale postkantoor (mooie hal). Bij aankomst worden we omsingeld door verkopers, handelaars, sjacheraars. Terwijl Jos ansichtkaarten aan het kopen is, staat Clim gul Gauloises uit te delen uit het pakje van Jos. "Hey Joe," roepen ze, "give me a cigarette!" en hup!, daar gaat weer een van Jos zijn saffies. We kopen postzegels, wat hier makkelijker lijkt dan het in werkelijkheid is. Ben en Robbert schrijven kaarten naar hun respectievelijke moeders. Via het schitterend witte stadhuis, de Balai Kota (natuurlijk weer gebouwd door de Nederlanders) bereiken we de Bank Im-/ Ekspor. Het oversteken heeft hier heel wat voeten in aarde. Er zijn geen voetgangersoversteekplaatsen en niemand stopt. Het snelverkeer raast voort, de voetganger is niet in tel in deze streken. Een stel giechelende schoolmeisjes gebruiken de brede Robbert als buffer bij het oversteken; plezier dat ze hebben! Als eendjes
56
kwetterend volgen ze hem; als er iemand overreden wordt dan is het in ieder geval eerst die Belanda, zie je ze denken. In de bank is het heerlijk koel. We wisselen traveler cheques in. Ben zoekt een wc op. Hij ziet wat bleekjes als hij terugkomt, lange tijd later. Na enige pressie van onze kant verklaart hij waarom: hij is met zijn blote kont op het vieze open gat van de hurkwc gaan zitten. We kunnen het aanvankelijk niet geloven, zoiets doe je toch niet. Het is begrijpelijk waarom hij walgt. We hopen dat hij in de toekomst iets minder onorthodox gebruik zal maken van hurktoiletten, want die zal hij nog talloze malen tegenkomen. We gaan een andere richting op. Op een brug boven het spoor blijft Ben ineens stokstijf staan. "Ik voel me niet goed, ik moet naar de wc, ik heb buikkrampen, laten we teruggaan naar het hotel." Zijn statement is kort en krachtig. Hij is de protegé van Clim, dus deze neemt een betjak en weg zijn ze. Jos en Robbert lopen door naar een Chinese tempel, die er van binnen prachtig uitziet met veel beelden, versieringen en offerandes van fruit. Er zijn tientallen schrijnen en altaren en er is een winkel die ruim gesorteerd is in wierook en vuurwerk. Een oude tandeloze Chinees bij de uitgang perst ons een aalmoes af. We willen de goden niet tarten door botweg te weigeren. In de buurt ligt ook een Hindoetempel, maar die blijkt gesloten te zijn. In een kedai kopi drinken we cola, waarna we de motor naar het hotel terug nemen. En wie zitten daar uitgebreid te lunchen? Ben en Clim. Het is dus allemaal meegevallen met die buikklachten. Jos en Robbert schuiven aan, dat komt goed uit, want ze hebben zelf ondertussen ook trek gekregen. Na de lunch verkennen we een ander gedeelte van Medan. We slenteren door een redelijke buurt, niet echt arm. De huisjes zijn er weliswaar van hout, maar zien er goed verzorgd uit. Er staan hier en daar ook stenen villa's tussen die aan dokters en advocaten toebehoren. Op straat hebben we veel aanspraak. Het "hey mister' en "hallo" is er niet van de lucht. Er hangt een vriendelijke sfeer, ook in de kedai kopi waar we even vertoeven voor een verfrissing. We maken een praatje met verschillende inheemsen en draaien sjekkies voor hen. Clim en Jos zweten deze middag als otters, de beide anderen hebben daar geen last van. We lopen verder de wijk in, de mensen blijven vriendelijk. Jos koopt kerrieballetjes bij een gebocheld jochie met kippenborst die daarna niet van ons weg te slaan is. Bij de Grote Moskee komen we weer op bekend terrein. Een stuk verderop is een gigantische verkeersopstopping bij een gesloten spoorwegovergang. De bomen blijven hier wel een kwartier dicht. Iedereen laat de motor gewoon aanstaan, de uitlaatgassen verstikken al gauw de hele omgeving. We steken de rivier over, maar belanden in een chique buurt met internationale hotels waar bijvoorbeeld betjaks worden geweerd. We draaien ons om en zoeken het terras van grand café en restaurant Tip Top op. We rusten uit van de forse wandeling die we achter de rug hebben. Later op de avond dineren we copieus in het 'fully a.c.' eetgedeelte. Een van de oudere obers spreekt Nederlands. Een groep Franse en Nederlandse toeristen komen binnen, rumoerig en 57
arrogant. We mogen hun al direct niet. Op het terras nog een afzakkertje, want buiten woedt een waar noodweer. Met taxi naar hotel waar het licht uitvalt terwijl Clim en Robbert nog een laatste saluut aan Koning Alcohol brengen. Ben en Jos houden het bij water, bij kaarslicht alleen op hun kamers. BRASTAGI: GROEN EN KOEL BERGOORD ‘s Morgens zit de eetzaal vol pas aangekomen Nederlandse reizigers. Clim rekent het ontbijt af. Hotnida de serveerster blijft lang treuzelen, dan begint het bij Clim te dagen: het grietje verwacht natuurlijk een fooitje! Wat ze dan ook krijgt, toch beloond voor haar taai doorzettingsvermogen. We kruipen in een taxi en laten ons naar het busstation richting binnenland rijden. Binnen een minuut hebben we de goede bus (25 personen) en zitten we binnen. We moeten voor 5 personen betalen, ook al zijn we met zijn vieren. In verband met onze westerse omvang nemen we de ruimte van 5 man in beslag, vandaar. Alleszins redelijk dus. We zitten op de achterbank, niet echt bekrompen. De rit duurt anderhalf uur en kost fl 5 per persoon. Clim komt tot de ontdekking dat hij de sleutel van de hotelkamer nog in zijn bezit heeft. Het Mitsibushi busje bereikt op de redelijk begaanbare wegen toch een behoorlijke snelheid. De chauffeur doet alsof hij alleen op de weg is; hij rijdt pittig, het busje heeft het daartoe vereiste motorvermogen. Onderweg wordt het volgepropt met passagiers. Een vrouw met twee levende kippen vindt alleen nog een plekje bovenop het dak waar ook de bagage vastgesjord ligt. We doen ons best niet te denken aan het gevaar van een klapband. Na een tijdje zijn we de vlakte van Deli uit en klimmen we de bergen in. Hier en daar verspreid zien we in wolken gehulde vulkanen opdoemen. Langs de weg liggen soms verbazend aantrekkelijke buitenhuizen, soms met zwembad en tennisbaan erbij. In Brastagi, eigenlijk gewoon een klein stadje van 10.000 inwoners, worden we bijna vergeten. Bij een wisma, een soort herberg, worden we alsnog afgezet. In deze Wisma Sibaya nemen we onze intrek: met zijn vieren op één kamer. Die biedt weinig comfort, slechts twee bedden, een matras op de grond, wat spijkers aan de muur en een tweetal muskietennetten, dat is het. Daarentegen is ze wel bespottelijk goedkoop: een knaak per persoon. Het blijkt een hippieonderkomen te zijn waar alles op goed vertrouwen gebeurt en de sfeer easy en vredelievend is. We wanen ons weer terug in de jaren zestig en zeventig. De clientèle is internationaal en blank, gemiddeld tegen de dertig en studeert of heeft dat gedaan. Een ander gemeenschappelijk kenmerk: niemand van hen wil een gulden te veel uitgeven. Aan de receptie zit Helena, een Batak-vrouwtje van rond de dertig. Robbert kan het goed met haar vinden. Hij schrijft in op een speciale Batak-avond en reserveert alvast een taxi naar ons volgende reisdoel Prapat aan het Tobameer. Clim doet de was, terwijl de anderen wat rondlummelen of iets drinken in de gemeenschapsruimte. Drank kun je er zelf uit de koelkast pakken, wat je drinkt dien je op te schrijven op je kamerrekening. Zal hier nooit iemand de boel flessen? 58
‘s Middags gaan we te voet het stadje in. De temperatuur is aangenaam. We lopen er over de fruit- en groentemarkt, die behoorlijk smerig is: veel modder en afval op de grond. We kopen een bos ramboetans en smikkelen die met smaak op. Ben waagt zich er niet aan. De bevolking is gewend aan westerlingen en toont zich duidelijk minder enthousiast tegenover ons. In meer ontsloten gebieden kun je die gereserveerde houding meer aantreffen. We lunchen in een Chinees restaurant in de hoofdstraat: ongelovig nemen we kennis van de schandelijk lage prijzen. We voelen ons welhaast uitbuiters. Voor fl 15 hebben we er met zijn vieren gegeten en gedronken. Clim probeert er voor het eerst eetstokjes uit. Er volgt een wandeling naar de heuvel Bukit Gundaling die aan de rand van de stad ligt. We posten ansichtkaarten bij het kleine postkantoor tegenover een oorlogsmonument dat herinnert aan de heroïsche strijd van de pemuda's (onafhankelijkheidsstrijders in Indonesische ogen) ofwel de peloppers (rebellen in Nederlandse ogen) tegen het wrede koloniale bewind van de Hollanders. Via tuintjes (met uitheemse groentesoorten zoals bloemkool, boontjes, erwtjes en kool) en aarden paadjes geraken we op de helling waar her en der verspreid villa's in het weelderige groen verscholen liggen. Halverwege haken Ben en Robbert af en gaan Jos en Clim alleen verder naar de top. Daar is een prima uitzicht. Een groepje schoolmeisjes van de SMA (hoogste klassen middelbare school) vindt niet de omgeving maar eerder ons een bezienswaardigheid. We zien drie vulkanen liggen. Morgen zullen we één ervan trachten te bedwingen. Via de andere kant dalen we af. Robbert heeft vraagtekens wat betreft de bediening van de camera die hij van zijn zus Elsevier heeft geleend. Als hij aan de rand van een afgrond staat, geeft de camera de instructie "Ga dichterbij" en meer van dat fraais. Een gevaarlijk stuk techniek, dat is het! Aan de andere kant van de heuvel ontrolt zich een Engels aandoend parklandschap voor onze ogen: perfect bijgehouden gazons met grazende paardjes erop, ruim opgezette landhuizen van hout, een luxe hotel in plaatselijke stijl. We drinken flesjes fris langs de weg. We nemen hetzelfde paadje terug naar het centrum. Daar is net een samenscholing rondom een verteller. Verhalen vertellen is een geliefd tijdverdrijf in de dorpjes hier. Om vijf uur zijn we weer in de wisma. We doden onze tijd ieder op zijn eigen wijze: Jos maakt aantekeningen en leest een scriptie van de K.U. Nijmegen, Robbert drinkt een fles bier en praat met een Nederlands meisje, Clim is bezig met het wasgoed aan de lijn. Ben ligt waarschijnlijk op bed naar het plafond te staren. Om zeven uur, het is dan al een uur duister, staan we gereed om naar het feest van de Karo Bataks in het op 25 km afstand gelegen dorpje Suka te gaan. Het busje ver¬trekt een half uur te laat. We maken ondertussen een praatje met twee Duitse jongens uit Frankfurt die ons allerlei wetenswaardigheden over Maleisië vertellen. Ons gezelschap bestaat uit 52 personen: 4 busjes met ieder 13 personen. De samenstelling van de groep is bijzonder inter-nationaal: Denen, Duitsers, Britten, Zwitsers, Fransen, Nederlanders, Limburgers, Cana-dezen, Australiërs en Engels sprekend volk van onbestemde herkomst. De rit duurt 40 minu-ten. In het donker moeten we steeds weer voor overstekend vee uitwijken. In het dorp heerst een volslagen duisternis. We worden in een soort schuur onthaald op zoete thee en kleefrijst, terwijl we 59
onbeholpen op de vloer zitten. Robbert heeft al gauw pijn aan zijn stuitje. De kleefrijst is in
bamboeschachten gekookt en schijnt een typisch Batak-gerecht te zijn. We eten met de handen en het is een plakkerige bedoening in die benauwde ruimte. We krijgen gelukkig nog een bord met gewone witte rijst toe, wat groente erop en hier en daar nog een stukje varkensafval, vooral vet en spek. Clim verslikt zich in een lombok-pepertje en maakt misbaar. Zo krijgen we toch nog iets binnen, want we hadden vooraf met opzet niets gegeten. In optocht gaan we naar het dorpscentrum waar de festiviteiten plaats zullen vin¬den. Het wordt een vernederende tocht van 52 westerlingen in een pikzwarte nacht. Langs de kant staat de plaatselijke dorpsjeugd ons uit te lachen, ja, hier en daar soms gewoon uit te jouwen. Midden in het dorp is een overdekte ruimte, een soort permanente feesthal zonder muren. Het is er bomvol, voor ons is nergens plaats gereserveerd. Een half uur lang staan dorpshoofden en andere hoogwaardigheidsbekleders elkaar veren in de kont te steken. We verstaan die toespraken niet, vervelen ons en vinden na enig zoeken een dorpskroeg. Als we er binnenstappen, kijkt men ons aan als waren we geesten. Een 17 jarig meisje bedient ons, ze praat een beetje Engels en fungeert als tolk. Als ze bij ons komt zitten vindt het mannelijke gedeelte van de aanwezigen dat de verbroedering ver genoeg gegaan is en wordt ze op niet mis te verstane wijze terecht gewezen. Een Engels paartje heeft ook de weg naar de "pub" gevonden en schuift bij ons aan. Jos knoopt een gesprek aan met een student economie uit Kabanjahane, een intelligente jongeman. Na 7 kleine flesjes pils is de hele voorraad uitgeput. Het bier is er trouwens toch lauw, een goede reden dus om maar weer eens op te stappen. Inmiddels is er op het plein toch leven in de brouwerij gekomen. Enkele van onze reisgenoten staan onwennig wiegelend op het podium tussen de Batakkers te dansen. We besluiten naar het busje te lopen om eerder te vertrekken. Er zijn echter geen afspraken gemaakt over vertrektijden en zo. We zitten wel een uur in het busje te wachten. Dat mag pas vertrekken als het helemaal vol is. We luisteren naar de conversatie van Deense en Canadese globetrotters die reiservaringen uitwisselen. Op een gegeven ogenblik wordt het Robbert en Clim te gortig. Als andere busjes al weg zijn staan we er nog steeds en dat terwijl we als eersten gereed staan sinds een uur. Ze worden hierover behoorlijk pissig en schieten fel uit hun slof. En zowaar, het helpt, alles is ineens mogelijk en binnen een minuut zijn we vertrokken. Ook onder backpackers hebben brutalen de halve wereld. In de verte woedt een hevig onweer, bliksemschichten doen de omgeving oplichten. Het gaat aanmerkelijk sneller dan op de heenreis. Tegen één uur bereiken we de wisma die potdicht zit. We voelen ons bekocht en bedrogen met deze, ook nog tamelijk dure excursie. We hebben deze avond maar een beetje bier gehad; foeterend en stevig balend vullen we onze glazen met whisky om toch nog onze dagelijkse dosis binnen te krijgen. Als we de klamboes dichtdoen gaan we slapen. Een van de twee broers ligt 's nachts schaamteloos te ronken, maar we worden het er niet over eens wie van de twee het nu precies is. Overigens, ook Ben maakt onder het slapen irritante geluiden, dus aan zijn klagen hoeven we geen boodschap te hebben. 60
Jos heeft zich opgeofferd en slaapt met een flinterdunne matras op de harde grond. Als hij opstaat, voelt hij zich geradbraakt. We verslapen ons trouwens, het is al negen uur, eigenlijk veel te laat voor het programma dat we voor ogen hebben. Snel in de stad ontbijten en vervoer
vinden dat naar de vallei die toegang verleent tot de vulkaan Sibayak (2400 meter hoog) gaat. Men vraagt er veel te hoge prijzen, dat heb je met al die toeristen daar, die drijven de prijzen voor normale diensten omhoog, zonder het zelf te willen natuurlijk. Robbert maakt van het tawarren een erekwestie en hij slaagt erin om uiteindelijk toch goedkoper vervoer te vinden. We rijden mee met een busje waarin ook nog andere landgenoten zitten. Als we bij de plaats van bestemming aankomen, blijkt de prijs intussen toch nog verdubbeld te zijn! Bij Simpang Daulo worden we dus in twee betekenissen afgezet. De hele vallei doorlopen komt neer op een wandeling van 4 km en duurt iets meer dan een uur. Links van ons rijst het oerwoud als een muur op, regelmatig bereikt de klagende roep van een gibbon ons oor. Rechts strekken zich groene akkers uit die verderop omhoog lijken te kruipen tegen de flanken van de in nevelen gehulde, nog werkende vulkaan. Links en rechts van de weg ligt het veld bezaaid met christelijke graven. We passeren een kerkje waarin net een dienst aan de gang is. De gelovigen zingen uit volle borst een psalm. Het is zondag, vandaar; we hebben hier met de Lutherse versie van het protestantisme te doen. 100 Meter verder ligt een moskee. Er staan ook nog kerkjes van andere gezindten. Langs de weg verkopen kinderen fruit. De mensen zijn hier weer vriendelijk. De gewassen in de moestuinen doen zeer Europees aan. We lunchen in het dorpje dat aan de voet van de berg ligt. Heel eenvoudige nasi met groente en tahoe is onze kost. Een klein meisje biedt ons in perfect Engels de rekening aan, vertederend. Dwars door het traditionele dorp met houten adathuizen zoeken we ons een weg naar het pad dat omhoog leidt. Het beeld van het dorp wordt voornamelijk bepaald door poepende kindertjes en in de modder wroetende varkens. Via de enige sawa's in de omgeving geraken we in de jungle aan de voet van de berg. Enkele jochies volgen ons tot daar. Als Jos kauwgom uitdeelt verdwijnen ze. De klim is niet echt vermoeiend, hoewel het pad soms glibberig en zwaar begaanbaar is met allerlei bomen die de weg versperren. We zijn ongeveer op eenderde van de totale afstand als we afdalers tegenkomen. Die raden ons aan om terug te keren. De top zit vol mist en het is eigenlijk al veel te laat. Trouwens, het laatste busje vertrekt al om 4 uur en dat zouden we dan gegarandeerd missen. We besluiten de tocht af te gelasten, zeker Clim met tegenzin. Uiteindelijk dreigt het ook nog te gaan regenen en dat is een doorslaggevend argument. Op de terugweg gaat Ben goed onderuit, maar gelukkig loopt hij geen schade op. Jos heeft een veeg bloed op zijn wang, van een bloedzuiger of een mug, wie zal het zeggen. We komen een groep jonge Batakkers met buksen om hun schouders hangend tegen, die gaan waarschijnlijk op zwijnenjacht want de zondag is de traditionele dag daarvoor. We balen behoorlijk, want de beklimming van een vulkaan in Indonesië zou een van de hoogtepunten 61
van onze reis betekenen. Vooral Clim verzucht steeds opnieuw: "Verslagen door een berg; hoe is het mogelijk!?" Hij blijft tot vervelens toe kniezen zodat hij door de anderen tot de orde moet worden geroepen. We verpozen ons een tijdje in de hot springs, ofwel warme thermaalbaden. Er wordt een toegangsprijs gevraagd. Als Robbert het groengrijze water in gaat, kruipen de Indonesische vrouwtjes haastig aan de kant. Het blijkt dat zij er met kleren en al in zaten. Robbert erin, die meiden eruit, desondanks stijgt de waterspiegel, ra ra hoe kan dat? Ook Ben en Clim nemen een bad. Jos beperkt zich tot pootjebaden. Er zijn meerdere baden op verschillend niveau. De Indonesiërs hebben hun best gedaan er iets aantrekkelijks van te maken, vandaar ook die entree. We drinken koffie en thee op een terras en laten ons vervolgens door een jongetje van 9 jaar (denkt Jos, in werkelijkheid is hij 14 jaar oud) naar het busje leiden. Na een tijdje wachten vertrekt het plotseling, zonder enige aankondiging. Onderweg stroomt het vol: de capaciteit van 10 personen (opgave fabrikant) blijkt een rekbaar begrip in deze contreien, uiteindelijk zitten 18 personen op elkaar geperst. Op het dak lag metershoog de bagage, vooral groentebalen voor de markt. Die ligt even voor Brastagi en maakt een kleurige en woelige indruk. Het is een markt voor de groothandel, lijkt ons. In Brastagi zoeken we onmiddellijk onze herberg op. Er wordt gemandied (allen), gelezen en gedronken (Robbert en Jos), guave-broodjes gegeten (Robbert) en geluisterd naar de walkman (Ben en Clim). Jos constateert bij zichzelf de eerste signalen van een opkomende diarree. Als we 's avonds tegen zevenen willen gaan eten worden we geconfronteerd met een tropische regenbui. Als je een uurtje wacht is het droog, maar we hebben honger dus we gaan er doorheen. Jos met paraplu, Ben en Clim met regenjas en Robbert met overhemd met korte mouwen. Aanvankelijk lopen we ook nog de verkeerde kant op, op zoek naar een befaamd restaurant met speciale varkensvleesgerechten. Er schijnt daar ook hond op het menu te staan en dat trekt met name Jos wel aan. We keren na een tijdje om en gaan naar een andere Chinees in het stadje. Robbert blijkt toch nog een trui aangetrokken te hebben ter bescherming tegen de regen. Hij ziet er uit als een verzopen kater. De Chinees verkoopt geen koud bier, daarom verkassen we eensgezind naar zijn concurrent aan de overkant. We hebben er wel gegeten, maar de kwaliteit komt ons twijfelachtig over. Tot onze verrassing belanden we er temidden van de internationale hippie incrowd. We ontdekken er zelfs de zwijgzame Zwitser die ook in het dorp Suka de vorige avond aanwezig was. En laat die westerse trekkers ook nog allemaal bier drinken! Voor fatsoenlijk onderdak hebben ze geen cent over, maar voor bier dat hier naar verhouding zo veel duurder is worden alle zuinigheidsprincipes overboord gezet. Wij zijn niet zo hypocriet en houden de serveerster nauwlettend in de gaten of zij na elke afgeleverde bierbestelling ook wel nieuwe flessen koud zet. We eten er nog een kleinigheid; nu is het alleen Clim die geen honger heeft. Enfin, exact om 22.00 uur worden de luiken gesloten en gaan de deuren dicht. Ook hier al Polizeistunde? Het schijnt van wel. We denken aan Huib en Linda en hun recente
62
moeilijkheden met de gemeenteambtenaar Jacobs. Nu wordt ook de tekst op de kaart aan die twee geboren: we dopen het Chinees restaurant om tot Lin Hub Da. ONZE WISMA IN BRASTAGI Het hemelwater is opgehouden met bakken uit de lucht te vallen en het ruikt fris buiten. We zoeken de wisma op en nemen nog wat afzakkertjes uit de koelkast in de keuken. Met uitzondering van Ben, want die is moe en kruipt onder de klamboe. We hebben nog een hoop lol (daar zal de mate van bierconsumptie wel debet aan zijn), maar dat belet ons niet om v66r middernacht in de bult te liggen. Jos kan zijn draai niet vinden. Als om drie uur onder aan ons raam nog een westerse homo met zijn bruine vriend zit te smiespelen verjaagt hij die op nogal grove wijze. Och arm, ze deden zo hun best om te fluisteren. Van slapen komt dan niet veel meer terecht; hij verrekt van de pijn in zijn rug en bovendien ligt Clim ongehoord luidruchtig te snurken. Jos durft wel twee fluisterende homo's op hun nummer te zetten, maar om zijn eigen broer die de geluidsbarrière doorbreekt aan te pakken, daartoe ontbreekt hem het lef. Na een lang doorwaakte nacht staat hij om 7 uur 's morgens als eerste onder de mandi. EEN “GEWOON” DORP VAN DE BATAKKERS Robbert "schopt" Clim op vriendschappelijke wijze uit bed. Deze toont zich zowel letterlijk als figuurlijk lichtgeraakt en geeft blijk van een lelijk ochtendhumeur. We pakken in en ontbijten. Ben noteert de prijzen van alles wat we hebben gebruikt aan drank en voedsel en stelt aan de hand hiervan de rekening op. Zonder dat hij gecontroleerd wordt kunnen we hem betalen; een uniek systeem. De taxi kost 60 gulden. Het is zo'n 200 km naar Prapat. Onderweg zal hij nog enkele bezienswaardigheden aandoen. Het is een oude, afgeleefde bak met versleten banden, maar hij blijkt best nog solide. De chauffeur heet Ingin en spreekt geen woord Engels. Hij rijdt betrouwbaar. Al snel bereiken we de eerste stop bij het uiterst authentieke Karo-dorp Lingga. We krijgen een rondleiding van een 30 jarige rooms-katholieke Batakker. Hij spreekt een mengelmoes van Engels en Nederlands. Het volk leeft er nog steeds volgens de eeuwenoude tradities. Ze leven in enorme houten huizen, bedoeld voor meerdere gezinnen uit een familie (de zgn. "extended family") en aardbevingbestendig. De ingang van de woning is laag, zodat je verplicht bent voor de huisgod te buigen. Clim bewijst dat hij geen ezel is: hij stoot slechts drie maal zijn hoofd aan de dwarsbalk boven de deur. Tussen de huizen en eronder (want de woningen staan op poten) wroeten talrijke varkens. Batakkers zijn enthousiaste varkensvleesliefhebbers. Ook ander vee loopt er vrij rond. Het koningshuis is al helemaal imposant: er zijn 5 stookplaatsen, voor elke familie een. Het dak is bedekt met palmbladeren. We kopen van de gids souvenirs: Robbert een soort kalender, Ben een fluitje (waarmee de pubers naar de meiden fluiten) en Jos een medicijnenkoker met houtsnijwerken deksel. De sympathieke gids vangt een fooitje.
63
De volgende stop is bij de Sipisopiso Watervallen. De waterval is niet zo indrukwekkend (naar schatting 100 meter en smal; wij zitten net in de droge tijd) en het plekje hier ademt een sfeer met een grote parkeerplaats en een aantal souvenirstalletjes. We hebben er wel een grandioos uitzicht over het noordelijke gedeelte van het Toba-meer. Je kunt van hieruit goed zien dat het van oorsprong een enorm kratermeer is. We kopen er kaarten en drinken koffie en thee. En wie komt daar net aanzetten op het moment dat we vertrekken? De zwijgzame Zwitser. Een bar slechte weg met diepe kuilen voert ons naar het dorp Purba waar het paleis van de koning van de Sinagulung Batakkers gelegen is. Het wordt nu niet meer bewoond. De koning is in 1947 een kopje kleiner gemaakt door zijn landgenoten en onderdanen omdat hij met de Hollanders gecollaboreerd zou hebben. Zijn zoon, inmiddels ook al hoogbejaard, verstrekt in het Engels tekst en uitleg. We noemen hem Koning Eentand, waarom laat zich raden. De oude adatwoningen zijn erg goed geconserveerd en vormen daarom ook een echt trekpleister Voor de lunch stoppen we bij een driesterrenhotel met een fenomenaal uitzicht over het meer. Ingin wil er aanvankelijk niet stoppen (te duur vindt hij), maar wij dringen aan. We eten er heerlijk, het is inderdaad iets duurder dan normaal. Het colaatje voor de chauffeur wordt op onze rekening geschreven. Ook de laatste tussenstop bij een kiosk op de hoge oever van het meer biedt een mooi panorama. Maar het paard ruikt stal en we willen verder. Bij het binnenrijden van Prapat wijst Ingin ons een reisbureau aan, hij weet dat we zo snel mogelijk plaatsen naar Bukittinggi willen boeken. Bij een doorlaatpost moeten we een soort entreegeld voor de stad betalen. HET KRATERMEER TOBA (Samosir, Tuk Tuk, Prapat) We hebben een hotelletje uitgezocht dat in onze reisgids goede kritieken kreeg, Hotel Soloh Jaya. Er zijn lege kamers genoeg. Ben slaapt nu bij Robbert en de twee broers mogen elkaar enkele dagen het leven zuur maken. We betalen fl 9 per persoon. Op het dakterras van het hotel met alweer een fraai uitzicht over het haventje, het meer en het eiland Samosir dat wazig in de verte ligt, wordt ter ontvangst koffie geserveerd door de twee meisjes van de receptie, die tevens als kamermeisje en serveerster fungeren. Ze heten Emy en Ida en zijn zeer "anschlussfreundlich". Ben valt bij de jongste in de smaak, terwijl Robbert zich in de belangstelling van beide jongedames mag verheugen. Jos en Clim zijn in hun ogen duidelijk te oud. Trouwens, Jos beweert dat hij getrouwd is en 2 kinderen heeft, Clim houdt vol dat hij gescheiden leeft. Leugens dus, allemaal verzonnen. Na een gezellig uurtje wandelen we naar de hoofdstraat van het stadje dat volgepropt lijkt met hotels en andere voorzieningen. Er is echter weinig vreemdelingenverkeer, na de Golf-oorlog is in het reizen naar Indonesië ietwat de klad gekomen. We lopen enkele reisbureaus af om naar prijzen (taxi of bus) naar Bukittinggi te informeren en evt. al te reserveren. Tweehonderdvijftig gulden horen we als laagste tarief. We nemen nog geen beslissing. Jos vergeet ergens zijn aansteker, een kind komt hem die rennend nabrengen. We gebruiken het 64
avondeten bij een smetteloos Chinees restaurant, waar tevens een apotheek wordt gerund. De rest van de zoele avond brengen we door op het dakterras met flessen gekoeld bier onder handbereik. Flarden gezang van drinkende groepen Batak jongelui dringt tot ons door. Ze zingen evergreens zoals "On the Bayo". Robbert wordt uitgenodigd om mee te komen zingen, maar hij weigert. Hij kan niet zingen; wat hij wél kan toont hij daarna aan, hij stoot een fles bier om. We gaan vroeg naar bed. Clim en Jos praten en drinken nog tot na middernacht op hun kamer. De twee anderen zijn dan al lang in diepe slaap verzonken.
Het wordt een zwaar bewolkte en sombere dag wat het weer betreft. Als ontbijt eten we in de buurt van de levendige markt bij de haven ham, kaas¬ en champignonomeletten. Jos koopt een tros bananen van een vief zakenvrouwtje, dat hem met een wisseltruc in de luren trachtte leggen. De overtocht naar Samosir Eiland duurt een half uur. Er staat een stevige bries met als gevolg een zware deining en een hoge golfslag. De boot ploegt amechtig door het onstuimige water. Bij het schiereilandje Tuk Tuk ontschepen we ons. Eerst op ons gemak koffie drinken om plannen uit te stippelen. We besluiten een lange en gezonde wandeling te maken rond het schiereiland en dan naar Tomok te gaan. Tuk Tuk was vroeger een echte hippiekolonie. Tegenwoordig is het bezaaid met spotgoed-
kope onderkomens voor trekkers van westerse origine. De logementen zijn gebouwd in typische Batakstijl en liggen veelal aan het meer. Hier spreekt men niet alleen Engels, maar desnoods / desgewenst ook Frans, Duits en Nederlands. Het voedsel is aangepast aan de westerse smaak. Er hangt een ontspannen sfeertje, begrijpelijk, want er is niet veel te beleven en er zijn weinig toeristen momenteel. We nemen een paadje in de richting van Tomok en geraken zo op de geplaveide weg. De wandeling trekt zich lang, maar de omgeving vergoedt veel. We zien sawa's en karbouwen, geitenhoeders en volgestouwde kleurige minibusjes trekken voorbij. Robbert blijft soms achter en maakt een vermoeide indruk. In het dorpje Tomok gebruiken we saté met vers geperst sinaasappelsap als lunch. Daarna gaan we op zoek naar de koningsgraftombe, maar die vinden we niet en we verdwalen tussen de sawa's. Soms moeten dwars door desa's die hier bestaan uit 4 grote long houses op palen binnen een aarden omwalling, begroeid met bamboe en dergelijke gewassen. Clim geeft plotseling opduikende kinderen dubbeltjes en stuivers. We stoten op vreemde graven die op een kunstmatige stenen heuvel zijn gebouwd. Uiteindelijk vinden we de tombe van de Radja Sidabutan met stenen figuren er rondom heen midden in het dorp, we zijn er straal aan voorbij gelopen. Het is er een echte kermis met tientallen kraampjes. Robbert, Clim en Ben houden zich bezig met de inkoop van zogenaamd oude munten uit de vorige eeuw. Robbert tawart een munt van 85.000 roepia af tot 10.000 roepia en is apetrots op die prestatie. In Nederland aangekomen blijkt de munt zo vals als maar zijn kan. Met scheepsladingen tegelijk zijn oude dagtoeristen uit de 3 sterrenhotels losgelaten op het dorp. Echt Valkenburg aan het Toba-meer. We voelen ons niet op ons gemak. We houden het voor gezien en zoeken de aanlegsteiger op, de goeie hopen we. 65
We blijken ons deerlijk vergist te hebben, het is toch niet de goede steiger. Honderd meter verderop vertrekt onze veerboot net. De ons omringende kindertjes bemerken onze vergissing en beginnen en massa te roepen: "Parapat! Parapat!". Vertederend natuurlijk, maar die boot komt echt niet meer terug denken we. Maar jawel hoor, het lukt de kindertjes de aandacht van de schipper te trekken. Deze wendt de steven en vaart op ons af om ons op te pikken. Bij wijze van dank koopt Jos voor een veel te hoge prijs zakjes pindanootjes van de van trots stralende kindertjes. Af en toe maak je hier een grootse service mee. Op de boot vermaakt Clim met bekkentrekkerij twee meisjes die niet meer bijkomen van het lachen. Zo'n kaalhoofdige westerling weet nog niets eens hoe hij pinda's moet pellen! Eenmaal in het hotel gaat Robbert linea recta onder de wol. Hij voelt zich niet lekker en heeft verhoging. Al gauw ligt hij te slapen. Op onze kamers ligt het wasgoed, dat we vuil hebben afgegeven de vorige dag, al klaar. Het regent, dus we wachten even tot het droog is voor we gaan eten. Robbert wil niet mee; hij heeft 38.2 graden koorts en slikt paracetamol. In onze straat treffen de anderen een bijzonder goed Chinees restaurant aan, Hongkong geheten. De tent is zo goed dat we er de komende dagen beslist nog wel enkele keren terugkomen. Jos probeert met succes krabsoep. Ben vergeet zijn afkeer van bepaalde gerechten en gaat zich te buiten aan uien en garnalen. Voor het slapen gaan drinken we in de hotelbar nog wat biertjes. Robbert is ook van de partij, hoewel bescheiden drinkend. Het vroegere seksleven van Clim is het onderwerp van gesprek, wat aanleiding is tot menige schaterbui. Ineens zien we op de tv een kort verslag over de Tour de France. Als één man stormen we op de beeldbuis af om vooral niets te missen. Lemond rijdt niet meer in het geel en een Italiaan (Lelli?) wint de etappe. Van meer informatie, bijvoorbeeld over de prestaties van de Nederlanders, blijven we verstoken. Als we naar bed gaan is de koorts van Robbert opgelopen tot 38.5°. Veel water drinken is dus geboden. Vandaag is een rustdag. In principe kan ieder zijnsweegs gaan. Robbert en Jos zoeken elkaars gezelschap en maken ter verkenning een wandeling door een onbekend gedeelte van het stadje. Ze maken foto's van leuke kindertjes, kerken en fraaie palmen e.d. Clim maakt zijn naam als waswijf waar: hij koopt een nieuw wasmiddel en houdt zich verder bezig met het schoonmaken van zijn kleding. Die van Ben neemt hij en passant mee. Uiteraard heeft hij van te voren eerst uitgeslapen, evenals Ben die eveneens een verwoed langslaper blijkt te zijn. Om half een treffen we elkaar in restaurant Hongkong voor de brunch. Dat is het juiste woord want wij allen hebben het ontbijt overgeslagen. Robbert voelt zich weer kiplekker, zijn temperatuur is gezakt tot 36.7 graden; zijn gezonde eetlust is ook alweer teruggekeerd. De brunch krijgt het karakter van een heus diner met veel gangen. De rest van de middag hangen we wat rond in het hotel, wat kletsend met de meiden Ida en Emy, cryptogrammen oplossend (daar zijn we alle vier verzot op), wat lezen en natuurlijk een uiltje knappen. Per slot van rekening is het rustdag!
66
Tegen het vallen van de avond ontdekken we schuin tegenover ons hotel het reisbureau Bonanza (wat een originele naam…). Daar blijkt een taxi naar Bukittinggi 230 gulden te
kosten. We betalen dit bedrag direct. Er loopt ook een oude man rond, Mr. Jungle is zijn commerciële naam. Hij verzorgt trektochten van een of meer dagen door de oerwouden. Hij heeft een fotoalbum bij zich en een boek met geschreven impressies van eerdere klanten. We krijgen best zin in een jungletocht, maar we hebben nu eenmaal andere plannen en moeten de sympathieke baas helaas teleurstellen. We lopen naar de pasar (markt) toe, maar daar is niks te doen. Aan de andere kant van een heuvel ligt het zogenaamde strand dat we gaan bezoeken. Ook dat valt bar tegen. Het is er bijzonder armoedig en de sfeer die er hangt doet niet lekker aan. Er ligt een boot in aanbouw. Jos koopt er een grote doerian en laat die met de klewang opensplijten. De Indonesiërs staan er lachend bij te kijken. Jos vindt de brijachtige kern lekker, hoewel enigszins riekend. Clim is al minder enthousiast en Robbert vindt het vruchtvlees ronduit vies en de stank smerig. Ben houdt zich verre van elke proeverij op dit gebied. Wat een boer niet kent lust ie niet. We nemen een busje terug. Het is niet ver en als Robbert met zijn kolossale gestalte uit het kleine busje oprijst maakt dit een grootse indruk bij de mensen. Heeft die reus werkelijk in dat autootje gepast? Ongelofelijk! Dure biertjes in een warong, zeewiersoep (voor Jos en Robbert uiteraard) in Hongkong en op het dakterras het gespreksthema 'geslachtsziekten' (terwijl beneden gillende varkens gekeeld worden ter gelegenheid van een of ander Batak-feest); kortom, de avond werd best nog goed. We ontbijten in dezelfde warong waar we de vorige avond duur bier hebben gedronken. Eten is er beduidend minder duur: 8 gebakken eieren met brood (elders gekocht), oliebolletjes met rijst gevuld en koffie en thee voor zegge en schrijve 4 gulden en 50 centen. Kom daar maar eens voor in Nederland! Ambarita is een dorpje op Samosir dat 5 km ten noorden van Tuk Tuk ligt. We bezoeken er een vergaderplaats met stenen stoelen en de vroegere executieplaats waar de hoofden van veroordeelden werden afgehakt waarna ze voor de ingang van het dorp op een paal werden gespietst. We willen twee motorfietsen huren, maar dat blijkt niet mogelijk in dit dorp. Clim wil per terug naar Tuk Tuk waar dat wel kan. Maar het is al laat (tegen twaalf uur), zodat Robbert en Jos de voorkeur geven aan het huren van een taxi of busje. Ben houdt zich op de vlakte. Er volgt onenigheid en gekibbel, dat bijna een uur duurt. De meerderheid geeft de doorslag en er wordt een busje gehuurd voor 45.000 roepia. Robbert versiert dit, heeft hij weer eens iets te onderhandelen. Behalve de chauffeur rijden er nog twee andere Batakkers mee, wat heeft dat te betekenen? Zorgen wij toeristen voor gratis vervoer van de plaatselijke bevolking? Het heeft er sterk de schijn van. We morren, maar zij geven geen krimp; ze spreken ineens slecht Engels. 30 Kilometer verderop stoppen we bij het Toba Batak Museum. Dat is erg goed onderhouden. Clim stampt tegen betaling maniok. De adathuizen lijken van binnen sterk op de woningen van de Karo Bataks die we al hebben gezien. Clim wordt een sarong aangepast, maar wijselijk ziet hij daar vanaf. Jos peutert de zogenaamde gids aan zijn verstand dat hij beter kan ophoepelen, omdat we hem niet nodig hebben.
67
Hij sputtert tegen, maar als Jos voet bij stuk houdt kiest hij eieren voor zijn geld en neemt hij de bus terug naar Ambarita. Hij kijkt beteuterd, want een mogelijke fooi wordt hem zo door de neus geboord. We gaan verder over de kustweg aan de noordkant van het eiland. Overal komen we toeristen op brommertjes tegen; Clim ziet bijna scheel van nijd en teleurstelling. Om de paarkilometer ligt ook een of ander gehucht in oorspronkelijke bouw¬stijl en met verslonsde bewoners en vervuild vee. Hier en daar is de weg bijna onbegaanbaar. Na een halfuur komen we aan in het stadje Pangaguran en komen we er achter dat het eiland Samosir eigenlijk een schiereiland is; de smalle strook water tussen vasteland en eiland is hier dichtgeslibd. We rijden een berg op en komen uiteindelijk bij de warmwaterbronnen. Eerst lunchen we er in een restaurantje vol westerlingen en met een uiterst ontoereikende bediening. Zo krijgen we bijvoorbeeld pannenkoeken die we helemaal niet hebben besteld. We moeten lang wachten. Jos praat buiten met een oude baas die nog foto's uit de koloniale tijd in zijn huisje heeft hangen. Koningin Juliana hangt er ook nog tussen. Wat, heeft Nederland nu een andere koningin? Dat kan toch niet, zij is toch niet dood of wel misschien? Jos belooft de grijsaard een foto van Beatrix te sturen. We klimmen naar de zwavelbronnen, aanvankelijk worden we teleurgesteld, het is niet veel soeps. Een stuk hoger, over de krijtrotsen, liggen echter de echte bronnen. De zwavel zorgt niet alleen voor een geur van rotte eieren, maar levert ook schitterende kleuren in de tinten groen en geel op. Het water is heet. Vanuit de talrijke fumeroles wordt rook uitgestoten. We maken er veel foto's. De terugweg gaat sneller. Af en toe stoppen we voor een panoramisch uitzicht. In een grot aan zee blijkt een haveloze familie op stro te leven. Schaamteloos en onverbiddelijk hanteren de toeristen er de camera. Wij vinden het amoreel om deze armoede vast te leggen. Naakte kindertjes spelen er in het water. Vlak voor Ambarita pikken we een Nederlands paartje op dat daar in een losmen heeft vertoefd. Terwijl we bij het haventje al wachtend thee drinken voeren we een heel informatief gesprek met een Engels sprekende jongeman. We hebben een langzame boot, hij doet bijna een uur over de 10 km lange overtocht. In Prapat slaan we fruit in als ontbijt voor de volgende dag; we moeten dan voor dag en dauw op zodat het ontbijt er waarschijnlijk bij zal inschieten. Jos maakt nog een ommetje om kaarten te posten. Onderweg oefent hij zijn Bahasa met kinderen, die hebben meer geduld en spreken duidelijker en gemakkelijker dan volwassenen, je leert er dus meer van. We pakken alvast onze tassen in. Op het dakterras roepen we Emy en Ida erbij. Er wordt geposeerd en gefotografeerd. We beloven hen te schrijven, er worden adressen uitgewisseld. Ook wordt de rekening pijnlijk nauwkeurig opgemaakt. Bij het afscheid nemen geven we de meisjes een fikse fooi. Die kunnen ze best gebruiken; ze verdienen weinig. Beiden zijn afkomstig uit een groot boerengezin in de streek rond Siantar. Ze zijn christelijk en hebben nog geen man kunnen vinden. 68
In het luxehotel Parapat koopt Robbert cassettes met authentieke Batak-muziek, hij heeft eerst inlichtingen daarover ingewonnen bij een Nederlands sprekende winkelier. Het bandje wordt in de hal speciaal voor ons afgespeeld. In Hong Kong bestellen Robbert en Jos visballensoep. Jos krijgt verder "babi pangang hot hot" op een stomend gietijzeren bord geserveerd. Op de televisie wordt een aflevering van de serie "Knightrider" getoond. Niet alleen de kinderen, maar ook alle volwassenen zitten aan het toestel gekluisterd.
Om half twaalf zijn we op onze kamer. Clim en Jos liggen nog wat na te praten als zij plotseling worden opgeschrikt door een hevig gekraak en een bons. Ze slaan er verder geen acht op, maar er wordt op de muur gebonkt. Is er iets gebeurd bij de buren Ben en Robbert? Inderdaad, Ben speelt het klaar om door zijn bed te zakken. U leest het goed, niet Robbert zoals verwacht kon worden, maar Ben! We halen er de kamerjongens bij. Die spreken geen Engels en nauwelijks Indonesisch, Bataks spreken ze wel vloeiend. Als zij komen aanzetten met hamer, zaag en beitel moet Jos optreden. Geen getimmer midden in de nacht! Trouwens de volgende dag moeten we vroeg uit de veren. Jos eist in zijn zondagse Bahasa óf een heel nieuw bed, óf een nieuwe kamer voor Ben. Zij zijn niet bevoegd om daarover te beslissen zeggen ze, maar wij dringen aan en uiteindelijk zwichten ze toch en wordt het een eigen kamer voor Ben. Om half twaalf ligt deze in een nieuw bed en heeft hij het rijk helemaal voor zich alleen. We vertrekken de volgende dag zonder ontbijt zoals verwacht. De taxi blijkt een combi van te zijn en arriveert exact op tijd. We hebben 100.000 Rp naar Bukittinggi aanbetaald en geven de chauffeur nu nog 50.000 Rp voor benzine. Bij aankomst in B zal hij de resterende 80.000 Rp ontvangen. Even buiten de stad wachten we een kwartier op een soort bijrijder, maar volgens ons is het gewoon een vriend die een gratis reisje wil meepikken. Ach, wat maakt het uit, nu heeft de chauffeur tenminste ook wat aanspraak. We hebben veel ruimte en kunnen languit liggen. Robbert zit voorin zoals gebruikelijk. Onze eerste stop is een hoog gelegen panoramisch punt aan de zuidkant van het Toba-meer. We drinken er dure thee en koffie met koekjes. We lopen nog een stuk hogerop omdat we denken dat daar zwavelbronnen zijn, maar we komen bedrogen uit; er ligt gewoon een restaurant. Jos is inmiddels behoorlijk aan de schijt en trekt regelmatig bleek weg van de buikkrampen. Hij spreekt zijn pillenvoorraad aan. HELSE RIT DWARS DOOR SUMATRA Het is een goede chauffeur die echter heel wat risico's neemt, vooral met inhalen. Soms jaagt hij wel met 125 km per uur over de smalle wegen, die vaak slecht verhard zijn. We zitten op de Trans Sumatran Highway, een behoorlijk eufemisme want de weg oogt eerder als een Bweg van Grathem naar Ell of zoiets. In de regelmatig opdoemende dorpjes wordt de snelheid nauwelijks verminderd; er wordt aan een stuk door getoeterd en de mensen en dieren op de weg dienen zich dan wijselijk in veiligheid te brengen. We rijden door een schitterende streek, 69
geaccidenteerd tot heuvelachtig, nu eens door het oerwoud, dan weer langs diepgroene sawa's waarop kleurige stippen van boeren die aan het werk zijn. In Sipirok stoppen we bij een goed middenklassenhotel waar we lunchen we. De gerant spreekt nog wat Nederlands, hoewel een beetje gebroken. Het hotel is idyllisch gelegen en biedt een uitzicht van wel 30 km over Sumatra. We hebben er dan inmiddels 240 km opzitten. De chauffeur blijft buiten bij de wagen. Wij betalen natuurlijk wel zijn consumpties. We maken alle vier uitgebreid gebruik van de sanitaire voorzieningen. De helse rit gaat verder door opgeschrikte desa's en kampongs. Als een duivel rijdt de chauffeur op mensen af die haastig opzij moeten springen om het vege lijf te redden. Hier heerst het recht van de sterkste. De bevolking schijnt dit zonder te morren te accepteren, hoewel op sommige plaatsen wel een soort verkeersdrempels in de weg zijn aangebracht. Robbert zit vooraan en maakt alles van nabij mee. Hij turft bijna-aanrijdingen en komt tot het respectabele aantal van meer dan 30! Dat kan niet lang goed gaan. Op een gegeven moment is het echt raak; we hebben een kip te pakken. De chauffeur stapt uit, wij denken dat hij de eigenaar van de kip gaat zoeken om een vergoeding te geven, maar niks hoor. Het is hem alleen te doen om de materiële schade die hij opgelopen heeft. Er is verder niemand die schadevergoeding eist. Een stuk verderop slaat ons de schrik om het hart als hij een jong meisje te pakken heeft. Het kind is fout, dat klopt, want zij sprong onverhoeds de straat op. De chauffeur reed echter zoals steeds veel te hard in de bebouwde kom. Gelukkig blijft het meisje ongedeerd en kunnen we onze weg vervolgen. Stel je voor dat je als toerist hier een kind overrijdt! In het verleden zijn hier al toeristen die iemand overreden door de dorpsbewoners doodgeslagen. Bij zo’n volksgericht komt geen rechter te pas, de schuldvraag wordt pas achteraf gesteld. Bij Bonjol passeren we de evenaar. Jos blijft in de auto, terwijl de anderen foto's maken van de wereldbol. Even eerder zijn we de grootste Moslimschool van het land voorbijgereden: de studenten theologie wonen er in duizenden hutjes op houten palen, gebouwd van bamboe en bedekt met palmbladeren. Men vermoedt dat dit soort scholen broeinesten van fanatieke Strijders van het Geloof zullen worden, die talloze godsdienstig geïnspireerde terroristen gaan afleveren. In het duister rijden we Bukittinggi binnen. Na een vergeefse poging bij Hotel Lima vinden we onderdak bij het Marmy Hotel. De chauffeur is uitgeput en zijgt als een zoutzak tegen een muur. Ben betaalt hem uit en geeft geen fooi. We installeren ons en gaan vervolgens zonder Ben, die ook uitgeput lijkt, chinezen en potten bier drinken in het centrum. In het stadje zijn veel trekkers op de been en de restaurants zijn westers georiënteerd in de hoofdstraat. Er liggen heel wat disco's, cafés en koffieshops.
70
HET MINANGKABAUSE LAND Ontbijt in vast restaurant waar we tevens bij een reisbureau excursies boeken, geholpen door jonge Minangkabause vrouw, die hebben hier de broek aan want het is hier een matriarchale cultuur. Stadswandeling volgt, onder meer naar de "Big Ben" van Bukittinggi, een gewone klokkentoren van normale afmetingen. We belanden Ben deinst ineens achter-uit: hij heeft een koopman met een slang gezien. Ben blijkt doodsbenauwd voor slangen te zijn. Er zit ook een kiezentrekker die onder grote belangstelling van het veelkoppige publiek met een roestige tang een stoïcijns jochie van een zere kies afhelpt. We kopen voor het eerst een Engelstalige krant om het tournieuws te vernemen: de Fransman Charlie Claveyrolat heeft dan net gewonnen. Clim voert een gesprek met een gesluierde jongedame die in Bandung Duits studeert. Ze spreekt de taal perfect. Het gesprek stokt ineens als een bemoeizuchtige man erbij komt staan. Het is gezellig druk op straat hier. In de nabij gelegen dierentuin vinden we vooral de Sumatraanse brulaap lollig; hij wordt ook wel siamang, genoemd, een berggibbon. Hij maakt prachtige zware geluiden met een soort keelzak. Verder zijn er leeuwen, panters, beren, tapirs, vooral veel vogels en een broeierig aquarium. Het museum ziet er netjes uit, de collectie is ondergebracht in een traditioneel Minangkabaus koningshuis. We gaan een ander gedeelte van de stad verkennen. In een reisbureau van Garuda proberen we de vlucht Pekanbaru-Singapore te herbevestigen, maar iedereen is lunchen. We wachten
een kwartier, vergeefs. Clim en Ben zijn ondertussen naar het postkantoor. Onderweg wordt Jos lastig gevallen door een zgn. student die maar blijft herhalen: "I want to practise my English". Jos jaagt hem na een tijdje weg. We zitten uit de richting en keren om naar de Ngarai kloof. Het is heiig en het uitzicht wordt daarom minder spectaculair. Het is beslist geen Grand Canyon zoals de Indonesiërs wel eens beweren. We bekijken de loslopende apen en bezoeken de Japanse kazematten, kale onderaardse gangen in een heuvel waar verder niets te zien is. We lunchen bij een warong naast het befaamde Karbouwengat. Ben is met zijn eten aan het spelen; af en toe pikt hij als een ziek vogeltje iets van zijn bord af. Robbert helpt hem van zijn eten af. Er loopt een tuinman rond die gebroken Nederlands spreekt. Twee busladingen toeristen worden over ons uitgestort. Na drie uur gaan we uit elkaar. Clim en Ben bezoeken het nationalistisch getinte Oorlogsmuseum. Nederland is hier steeds de grote vijand. Zij zijn om 4 uur terug in het hotel om te pitten. Jos en Robbert gaan de kloof in. Het wordt een prachtige maar vermoeiende wandeling. Onderweg sluit een jonge student. Rio genaamd, zich bij hen aan. Hij fungeert als een soort gids, hij moet dezelfde kant als ons op, zegt hij tenminste. Hoe dan ook, opdringerig is hij niet en wij accepteren zijn aanwezigheid. Hij leidt ons door de kloof, weet precies waar de juiste paadjes lopen, noemt namen van bloemen, kruiden en planten, vertelt verhalen over de streek, wijst ons plekjes met mooie vergezichten. Hij is student biologie in Padang en heeft een jaar stage gelopen in het oerwoud van Borneo. Hij woont in het zilversmedendorp 71
Kota Gadang, vele mannen uit dit dorp hebben hoge posities in de Indonesische maatschappij verworven omdat ze met financiële steun uit Nederland hebben kunnen studeren. Over smalle en ongelijke sawadijkjes voert Rio ons naar een bepaalde plek in het struikgewas, van waaruit we duizenden vliegende honden in de bomen zien hangen. Rio schreeuwt en klapt in zijn handen waarop de vleermuisachtige beesten massaal opvliegen. Even later verzwikt Rio zijn enkel. Hij is erg waardevol voor ons geweest en we geven hem fl 5 voor de dokter en voor studieboeken. Onderweg lopen we gewoon bij boeren over het erf heen, maar zij lachen ons vriendelijk toe. Er zijn wel een boel blaffende honden, maar die bijten niet. Ook drinken we nog ergens thee. Jos geeft een 6 jarig jongetje een pen, verrukt rent hij naar iedereen toe om zijn nieuw verworven bezit te tonen. We rijden voor een luttel bedrag met een minibusje terug. Er zit alleen een gesluierde vrouw binnen die glimlachend een praatje met ons aanknoopt. Zo gauw er echter ook mannen instappen, draait de jonge vrouw zich om en zwijgt verder als het graf. Om half zes zitten we weer bij elkaar in het hotel. Jos en Robbert zijn moe van de wandeling, zodat Clim en Ben alleen naar het Fort De Kock zullen gaan om daar de zonsondergang te bekijken. Na enkele minuten zijn ze al terug. Ben voelt zich ziek en koortsig; hij heeft 38,1° verhoging. Hij neemt paracetamol en blijft de rest van de avond op de kamer. De anderen gaan eten bij restaurant Mexico, waarna ze nog verschillende koffieshops bezoeken. Het blijkt dat het bier in Bukittinggi het goedkoopst is van heel Indonesië. Als we tegen elf uur terugkomen, vindt Jos een bijzonder kortaf briefje op zijn bed waarin Ben hem beveelt dit te doen en dat te doen. Het blijkt dat Ben vreest dat de koortsthermometer kapot is; die loopt immers niet vanzelf terug! Jos laat hem slapen en gaat naar de kamer van de anderen; daar heeft hij tenminste aanspraak en whisky en wodka. Ben heeft 's morgens 39.3° koorts. Clim zal vandaag bij hem blijven. Hij regelt alles met een hotelboy. Een dokter krijgen is nu niet gemakkelijk, het is per slot van rekening zondagmorgen. Eerst zou er een om tien uur komen, maar die verschijnt niet. Cun, de hotelboy die normaal gesproken rechten studeert, regelt nu alles zelf. Hij zorgt ervoor dat om 12.00 uur een moslimdokter verschijnt, vrouwelijk, bijgestaan door mannelijke verpleger en vrouwelijke arts-ssistente. Ze waren met de ziekenauto. Ze onderzoekt Ben en stelt in moeizaam Engels allerlei vragen. Ze komt tot de bevinding dat de jongen oververmoeid is, aan uitputtingsverschijnselen lijdt en niet tegen het klimaat en het ongewone voedsel kan. Hij moet aansterken, waarvoor zij pillen voorschrijft. Ze kijkt Clim verwijtend aan, ze denkt dat hij de meedogenloze vader is. Ben krijgt ook nog een spuit. Clim heeft een koortsgrafiek opgemaakt, daarbij sjoemelt hij wel wat, want de koorts is inmiddels behoorlijk gezakt tot rond de 38°. Tussen haakjes, wat die koorts betreft, 's morgens speelde Ben het klaar om de thermometer "af" te slaan tot bijna 42°! Is die meter al weer kapot… Een half uur na het vertrek van de dokter worden de medicijnen gebracht; er is onder meer een appetizer bij en antibiotica. Paracetamol wordt verboden. De rest van de dag blijft Ben in bed. Clim zal die middag wel weer gewassen hebben, een echte manie van die man… 72
Suikerrietplantage: intens – zoete geur Ondertussen genieten Jos en Robbert van een mooie excursie. Ze zijn met een busje waarin gids Ery, chauffeur Anda en 3 Italiaanse paartjes. Ze bezoeken het dorpje Kota Gadang waar ze een edelsmid aan het werk zien. Een aanfluiting, echt waar. Daarna volgt een stop bij een theehuis boven een vallei. Uitzicht over islamitisch dorpje, rivier en rijstvelden. Even later een stop bij een suikerrietplantage waar een coöperatie (Cinta Maju) een rietsuikerbranderij runt. Heerlijk zoete geur. Op de Lawangtop ligt 1200 meter dieper het diep blauwe kratermeer Maninjau te fonkelen in de zon. Vanaf de kraterrand dalen ze af, door broeierige hitte tussen dichte junglebegroeiing. Er is nauwelijks een pad, de stenen zijn er glibberig. Niet echt geschikt om daar met sandalen af te dalen. De tocht duurt twee uur en is best lastig. Op het laatst zijn ze beiden bijna aan het eind van hun Latijn. De Italianen daarentegen ogen nog zo fris als een hoentje! Aardige lui, trouwens, niet zo arrogant en schreeuwerig als de meeste van hun landgenoten. Sommigen spreken zelfs Engels! Aan het meer wordt aan de waterrand gegeten. Daarna volgt een frisse duik in het koele en heldere water. Ze zijn onder de indruk van de schoonheid van de omgeving hier. Om half vier gaat het verder, terug naar B. Een weg met 44 haarspeldbochten biedt hen ongekend fraaie vergezichten. Ze fotograferen wat af die dag. Ze zijn uiterst tevreden over het uitstapje: ze zijn afgedaald van 1700 naar 400 meter, hebben door bananenplantages gebanjerd, hoorden hoe de oproep tot het gebed van de imam door de valleien schalde, zagen aapjes in hun natuurlijke setting, proefden eens van de klamme sfeer van het oerbos, zagen een vliegerwedstrijd van de dorpsjeugd, baggerden temidden van desa's en sawa's. Kortom, zij hadden een voldaan gevoel. Er is slechts één schaduwzijde; op de terugweg krijgt Jos plotseling een schrijnend gevoel in
de top van zijn penis. In het hotel begint het te steken en te branden en komt er pus uit. Als hij wil plassen komen er maar een paar druppels uit, terwijl hij hoge nood heeft want die middag heeft hij anderhalve liter water gedronken. Hij besluit direct naar een dokter in de polikliniek van het ziekenhuis te gaan. Hij wordt geconfronteerd met een moslimdokter. Half in het Engels en half in het Bahasa wordt de communicatie gevoerd. Het kost veel moeite om precies duidelijk te maken wat eraan scheelt. De dokter wil de penis niet zien, hij verwacht enkel een beschrijving van de symptomen. Maar ze komen er uit als blijkt dat de dokter wel beter Engels kan lezen en schrijven. De communicatie gaat over in schriftelijke vorm. Uiteindelijke diagnose: ontsteking urinewegen. Remedie: antibiotica. Prijs consult: fl 0,50. 's Avonds gaan we natuurlijk het stadje in. Ben heeft nog slechts verhoging en hij moet eigenlijk wat eten. We proberen hem daarvan te overtuigen en hij zwicht met zichtbare tegenzin voor onze argumenten. In het restaurant bestelt hij spaghetti waarmee hij zielig begint te spelen. Hij gedraagt zich als een verwend joch die doet alsof hij stervensziek is. Ook op de kamer deed hij al of hij verwachtte door Jos in de watten te worden gelegd; hij gaf orders in de trant van "Geef me een glas water", alsof hij dat zelf niet kon pakken.
73
Een van onze Nederlandse kennissen ziet ons met Ben optrekken. Hij geeft ons een soort compliment: "Knap van jullie, dat je dat aandurft!". "Wat bedoel je? Wat durven wij aan?" "Nou, je weet wel, met die jongen. Hij is toch een beetje geestelijk gestoord, of niet soms?" "Nou, niet bepaald, hij gedraagt zich alleen een beetje vreemd." "Tja, ik vind dat jullie wel erg veel geduld met hem hebben." Bennie helemaal van slag af Met name Ben's eetgedrag zorgt ervoor dat de mensen, ook Indonesiërs, de indruk krijgen dat hij een beetje achterlijk is. De manier waarop hij mes en vork hanteert is inderdaad ten hemelschreiend en de wijze waarop hij met zijn neus boven het eten hangend de zaak minutieus inspecteert en analyseert heeft al menige andere restaurantbezoeker vreemd doen opkijken. Ook een van de obers, een jonge knaap nog, toont zich bezorgd over Ben. Een andere, ietwat oudere kelner is verontwaardigd over de wijze waarop Ben omspringt met het voedsel dat met zorg is bereid; hij vat dat op als een motie van wantrouwen. Helemaal ongelijk heeft hij niet. Je mag van een 18-jarige redelijkerwijs verwachten dat hij minimale vaardigheden met het bestek beheerst. Hoe dan ook, de drie ouderen van ons gezelschap ergeren zich behoorlijk. Jos, die ook ziek is, houdt het bij boterhammen met kaas en tonijn die hij ook helemaal opeet. Ben gaat eerder terug naar de kamer. De anderen lopen nog wat kroegen af. Jos drinkt cola, want hij heeft ook nog een opleving van diarree en denkt dat bier drinken de dunne teveel stimuleert. Terug op de kamer wordt de toestand van Ben besproken. Robbert, die aanvankelijk veel tijd gestoken heeft om hem te ontdooien, geeft toe dat zijn pogingen zijn mislukt. Hij is het met Jos eens dat dit niet langer kan. De enige keren dat Ben meedoet, echt betrokken is bij wat er gebeurt, meedenkt en meehelpt, eigen initiatief neemt en lacht is als hij enkele glaasjes bier achter zijn kiezen heeft. Clim voelt zich voor hem verantwoordelijk en probeert de zaak te sussen. We nemen ons voor in Pekanbaru deze kwestie met Ben zelf te bespreken. Jos is die morgen opgestaan op het moment toen Robbert en Clim vertrokken. Hij maakt Ben wakker en deelt hem mee wat hij gaat doen en hoe laat hij ongeveer terug denkt te zijn. Vervolgens loopt hij vergeefs 4 apotheken af, ze kunnen de medicijnen op het recept niet leveren. Bij de moderne Zamzam- apotheek in het centrum slaagt hij uiteindelijk: de pillen kosten een tientje, een enorm hoog bedrag naar Indonesische begrippen. We blijken een bijzonder trage taxichauffeur te hebben (het is dezelfde waaraan Robbert en Clim zich de vorige dag tijdens hun excursie zo hebben geërgerd. Hij rijdt principieel niet harder dan 50 kilometer per uur, soms gaat hij zonder enige zichtbare aanleiding gewoon stapvoets en in bochten lijkt hij keer op keer te stoppen. De eerste 50 km rijden we door een mooi sawalandschap. In de buurt van de Harau vallei gaan we omhoog de bergen in. De kartelige, gerafelde bergkammen zijn in een mysterieuze nevel gehuld en vormen de Barisan, de ruggengraat van het eiland Sumatra, naar grootte het vijfde eiland van de
74
wereld. Het is er niet druk en we hebben alle gelegenheid in het busje om alles goed in ons op te nemen. Ben schijnt niet door de omgeving geïmponeerd te zijn en dut veel en vaak. Onderweg komt Jos tot een afschuwelijke ontdekking: volgens de tickets van Garuda zouden we vandaag om 11.00 uur naar Singapore vertrekken! Door de extra rustdag die we in Prapat hebben genomen zijn we een dag op ons schema achtergeraakt, niemand van ons die dit eerder heeft opgemerkt. Nu is het te laat om de zaak nog recht te trekken en de verslagenheid onder ons is dan ook diep. Vooral Clim schijnt dit te beroeren; hij valt ten prooi aan wanhoop en stelt zich aan alsof de wereld is vergaan. Gedreven door uitzichtloosheid steekt hij maar zijn kop in het zand en gaat hij met plotseling optredende hoofdpijn pitten. De anderen herstellen zich snel van deze tegenslag en overwegen allerlei opties om alsnog een gedeelte van hun reis te redden. Ze besluiten de mogelijkheid om per rivierboot te gaan voorlopig uit te stellen en allereerst te proberen een alternatieve vlucht te boeken, koste wat kost, in letterlijke zin gesproken dan. Bij een restaurant aan een bergweg drinken we thee. De chauffeur bestelt ongevraagd sigaretten op onze rekening. De wc's bestaan hier uit hokjes met een gat in, precies boven een vijver gebouwd. Als je keutel het groene water in glijdt wordt hij in een mum van tijd begeerlijk opgeslokt door joekels van karpers. Buiten staan haveloze jochies met een sigarenkistje te bedelen om een bijdrage voor de nieuw te bouwen moskee. Alsof we dat geloven.... Als we na twee uur de bergen achter ons laten en de uitgestrekte kustvlakte in kruipen wordt de natuur rondom ons weer extra groen en weelderig. We rijden door grillige rivierdalen waarin zich onstuimige kali’s voort slingeren met erin kale rotsblokken zo groot als huizen. Jammer genoeg hebben we niet de tegenwoordigheid van geest om de chauffeur hier en daar eens te laten stoppen. De kustvlakte zelf biedt landschappelijk gezien een geheel ander beeld: het is een onafzienbare, zompige en zilte moerasvlakte waarin de bewoners moeten vechten voor een karig bestaan. De tuintjes liggen er verdord bij en de rijstvelden staan droog. Tussen het ongastvrije kreupelhout steken hoge bomen uit, stakerig en zonder bladeren. Hier en daar woedt een vuur, we blijven rookpluimen aan de horizon zien. Soms is er een ananasplantage aangeplant of ziet men een turfstokerij langs de weg liggen. Kortom, het is een eentonig maar luguber landschap. In het eerste de beste stadje lunchen we langs de weg: 4 maal nasi goreng en 2 maal soto, dit is een soort soep met veel noedels en sambal erin. Men verstaat hier geen Maleis, de chauffeur moet tolken. De rekening willen we op schrift, iets dat men hier bijzonder vreemd vindt. Het schoolschriftje van het dochtertje moet er dus aan geloven. De chauffeur moet ook de pen hanteren, het volk dat ons in het stalletje bedient schijnt analfabeet te zijn. Pas tegen vieren bereiken we de rivierstad Pekanbaru. De eigenwijze chauffeur kan de weg naar het vliegveld niet vinden en we raken hierover nogal geïrriteerd. Maar goed, we komen er toch. Ben blijft achter in het busje om op onze spullen te letten. De anderen begeven zich 75
naar de balie van Garuda met allerlei smoesjes waarom zij te laat zijn gekomen. Geen probleem, wordt ons te kennen gegeven, dan gaan jullie toch gewoon morgen via de stad Padang! We verbazen ons over de simpelheid van deze oplossing (niet bevestigen, gèèn voorschot of extra kosten, laat staan een nieuw ticket; het komt ons ongeloofwaardig voor. Het lijkt wel een stadsbus waarin je zomaar hoeft in te stappen!) en zoeken in de stad het kantoor van Garuda op. Robbert voert het woord en weet zonder enige problemen vier reserveringen voor de vlucht Pekanbaru-Padang-Singapore voor de volgende dag op de kop te tikken. Onze stoutste verwachtingen worden overtroffen. Clim fleurt weer helemaal op en wordt weer mens. Deze meevaller zal hij vanavond beslist wel weer met schuimend gerstenat vieren. PEKANBARU, OLIESTAD IN DE JUNGLE
Moeiteloos vinden we vervolgens onderdak in het luizige hotel Linda tegenover het rumoerige busstation. Voor de afwisseling geven we de chauffeur geen fooi; gezien zijn functioneren vinden we dat hij daarop het recht verspeeld heeft. Aan de balie moeten we ons van de Chinese manager allen apart inschrijven. Na die formulierengang zoeken we onze morsige kamertjes zonder airconditioning maar mét fan of ventilator op. De "badkamers" ruiken er doordringend naar verval & en verwaarlozing. Terwijl de anderen een uiltje knappen, gaat Jos alvast de omgeving verkennen. Het gaat er hectisch aan toe, dit is de echte Derde Wereld. Hij wordt regelmatig door marktvrouwen aangeklampt net zoals in Medan, de bevolking hier is dan ook van pure Maleise origine en stelt zich open en ruimhartig op. De Islam wordt hier lang niet zo strikt nageleefd als in de Minangkabause contreien die we zojuist hebben verlaten. Er wordt overal eten aangeboden op duwkarren of aan kraampjes en het ziet er zonder uitzondering allemaal onappetijtelijk uit. Als je verzekerd wil zijn van een voedselvergiftiging dan moet je beslist hier wat eten! 's Avonds besluiten we dan ook in de stad te gaan dineren. We gaan met een bemo waarin een jongen direct zowel Jos als Clim herkent als typische leraren, waarschijnlijk wegens hun baarden. Of hebben ze misschien een strenge blik in hun ogen, wie zal het zeggen? We belanden na een duistere rit via een tweetal markten bij het hotel-restaurant Anom dat in de reisgids wordt aanbevolen. Het is een Chinees waar een kloeke Chinese matrone heerszuchtig de scepter zwaait, ze heeft behoorlijk de wind onder haar 11-koppige personeel. Na enig misverstand worden we toch nog bediend. Het eten is lekker. Ook de airco bevalt ons goed in de broeierige sfeer van het ongezonde Pekanbaru. Het is hier een echte malariastreek. We maken een avondwandelingetje in de omgeving. Het verkeer raast er langs als ware Pekanbaru een wereldstad. We vergapen ons voor de etalages van een tweetal "Holland Bakery"-‘s. Het is er slecht verlicht en we moeten verdomd goed oppassen dat we niet in een van de diepe, open riolen donderen en de poten breken. In een zogenaamde karaoke nachtclub drinken we relatief duur bier. De klanten mogen er op het podium zelf liedjes zingen, een vorm van vermaak die overgewaaid is vanuit Japan. Clim maakt denigrerende 76
opmerkingen over het optreden van een zangeres, maar hij realiseert zich niet dat zij slechts een amateur is. Jos laat zijn schoenen poetsen door sjofele knaapjes die de zaak op klanten afschuimen. We bewonderen er ook nog de uiterst vaardige manier waarop de loempiabakker met zijn deeg omgaat. Voor een luttel bedrag nemen we de bemo terug naar het hotel. Voor we ons te rusten leggen slaan we gekoelde flessen mineraalwater in, niet alleen om te drinken maar ook om ermee onze tanden te poetsen. Ben voldoet alvast de hotelrekeningen, dan hoeven we dat niet meer morgenochtend vroeg te doen; alweer een zorg minder. De nurkse receptionist zal voor een taxi zorgen. Als het hem echt niet bevalt kan hij beter de volgende dag in Singapore het vliegtuig terug naar huis nemen, geen probleem, even goeie vrienden. Ben bestrijdt dat de reis hem niet bevalt en ter verdediging voert hij aan dat hij immers een hele tijd ziek is geweest. De anderen pareren dit argument door erop te wijzen dat hij slechts één dag echte koorts heeft gehad en dat hij hun goede raad in de wind heeft geslagen door vaak niet of nauwelijks te eten. Om een lang verhaal kort te houden: Ben belooft beterschap, want hij wil dolgraag Maleisië en Singapore bezoeken, daar heeft hij zich het meest op verheugd. De ouderen gunnen hem het voordeel van de twijfel en er worden verder geen woorden meer aan vuil gemaakt. VLIEGEN NAAR SINGAPORE
Als we even later op het terras ons vliegtuig staan te bekijken worden we door een douanier gewaarschuwd dat we moeten opschieten. Na een korte controle van onze bagage en een oppervlakkige fouillering kunnen we vertrekken. We vliegen in een Fokker Friendschip die tegen zijn vierde lustrum aanzit. Van de 90 plaatsen zijn er ongeveer 30 bezet. We krijgen snoepjes en thee gereserveerd. We zitten nauwelijks in de lucht of we dalen alweer. Het toestel heeft nauwelijks genoeg hoogte gewonnen om over de bergen te komen. In Padang gaat Clim het vliegtuig uit om in de terminal zijn laatste roepia’s te wisselen (in Pekanbaru was het wisselkantoor nog gesloten) en hij blijft verontrustend lang weg. Het blijkt dat hij bij de nieuwe passagiers heeft moeten aansluiten. Jos maakt ondertussen een ontspannen praatje met een van de piloten, die een woordje Nederlands spreekt. Een oom van hem woont in Eindhoven, waar hij ooit op bezoek is geweest. Later raadt Jos Ben aan om tijdens de vlucht de cockpit te bezoeken: gezien de gastvrijheid van de bemanning zal hij er beslist niet weggejaagd worden. En inderdaad, we zitten nog geen vijf minuten in de lucht of Ben beent naar de neus van het toestel toe. Hij blijft de gehele vlucht weg, tot en met de landing! Dit tart onze verbeelding: hier worden alle regels van veiligheid met de voeten getreden. Een burgerpassagier tijdens de landing in de cockpit zou bij elke andere gerespecteerde luchtvaartmaatschappij ondenkbaar zijn, maar Ben flikt het. Als hij in Singapore uitstapt, zien we glinsterende oogjes in een glunderend gezicht, maar hij maakt ons niet deelgenoot van zijn ongetwijfeld unieke ervaringen. Kijk, dat bedoelden we nou, zwijgzaam. Na 5 dagen schrijft hij op aandringen van chroniqueur Jos in het reisdagboek een stukje over deze episode: 77
INTERMEZZO: HET VERHAAL VAN BEN Garuda mag dan wel niet zo’n goede reputatie als SIA of KLM hebben, je mag er tenminste wel in de cockpit kijken. Ik mocht dat dus. Wat ik daar zag: een en al meters en knopjes, de meeste dubbel: een voor de piloot, een voor de copiloot. Daarmee sprak ik trouwens. Hij sprak vrij goed Nederlands, zijn oom woont in Eindhoven. Hij legde me uit dat alles voor hem automatisch ging. De piloot daarentegen deed het “manual”. De stuurknuppel bewoog automatisch. Af en toe moest een knopje worden ingeduwd of de koers een beetje bijgesteld worden. “Flying is easy and fun!” En daarmee was ik het eens. De copiloot had een lijst bij zich met alle handelingen die regelmatig gecheckt werd. Ik mocht tot en met de landing blijven. In de cockpit was het minder erg dan in de passagiersstoel (oren). Langzaam maar zeker zag ik de hoogtemeter dalen. Het mooiste moment kwam toen we (vrij laat trouwens, vond ik, op ongeveer 3.000 voet) onder de wolken kwamen. In de verte zag ik de sky line van Singapore en echt voor me was al de landingsbaan. De landing zelf ging van een leien dakje. Even zoeken met een kaart van Changi naar de juiste parkeerplaats. Toen werd het voor mij tijd om de piloot te danken en terug te gaan naar mijn plaats. Ik had hetzelfde gevoel dat ik had toen ik op 5-jarige leeftijd, toen we van Haelen naar Roermond verhuisden, in de cabine van de vrachtwagen mee mocht rijden. Onvergetelijk! Bij de douane wordt ons weinig in de weg gelegd. Men controleert er gelukkig niet op tabakswaar, daarover hadden we ons zorgen gemaakt. We blijken in de vele wachtruimten van het cleane luchthavencomplex gewoon te mogen roken. Robbert en Ben bellen hun moesjes op, de laatste lukt dat pas in tweede instantie. Jos herbevestigt telefonisch bij SIA onze terugvlucht. Met zijn vieren doen we ons vervolgens tegoed aan hamburgers, Big Macs, Coca Cola, Filet of Fish en French fries bij McDonalds. In de schone toiletten verfrissen we ons, sommigen doen andere kleren aan. Tegen twee uur zijn we zover dat we onze reis kunnen vervolgen. In een ondergronds busstation vinden we na enig rondvragen de juiste buslijn. We moeten om het gehele eiland Singapore te doorkruisen twee keer overstappen. De hele rit, met 3 bussen, duurt langer dan 2 uur. Het eiland is doorsneden met autowegen en het openbaar vervoer is er goed en fijnmazig. Alles ziet er pico bello verzorgd uit, ook de gigantische woonwijken aan de rand van de stad. Van de inwoners (zo'n drieëneenhalf miljoen) is 80% etnisch Chinees. De mensen die we zien lijken met hun uitgestreken gezicht emotieloos en nietszeggend. Ze zijn allen conventioneel gekleed: de ouderen dragen een donkere broek met een wit overhemd, terwijl de jongeren bijna zonder uitzondering gekleed gaan in een blauwe spijkerbroek, een wit T-shirt en gym- of joggingschoenen. Ze maken ondanks die eenvormigheid een welvarende indruk. Ze zijn ook wel behulpzaam, maar je moet er eerst zelf om vragen. We vinden dat best, we houden niet zo van opdringerigheid.
78
MALEISIË 1991 Reis met Ben Schmitz en Robbert van den Born. Vervolg reis door Sumatra, vorig verslag. DAG 16 JOHORE BAHRU : POORT NAAR MALEISIË We nemen een taxi en laten ons naar Hotel Melaka brengen. Prijs fl 17,50 p.p., wel inclusief airco. De Chinese baas staat erop dat we vooruit betalen. Dit is typerend voor deze stad: hier eist men boter bij de vis, alles staat in het teken van de "fast buck". Volgens ons is deze stad meer een uit de kluiten gewassen smokkelaarnest dat met scheve ogen kijkt naar buurman Singapore. ‘s Avonds in de stad merken we al dat de tientallen geldwisselaars alleen contant geld accepteren, géén traveler cheques. Het is druk in de straten. Op de trottoirs en in de portieken vertoont volk van allerlei slag hun kunsten. Jos is er toevallig getuige van hoe een broodmagere fakir een kris in zijn maag plant zonder dat er ook maar één druppel bloed vloeit! De anderen geloven hem niet. We blijven iets langer staan bij een duo slangenbezweerders dat in de weer is met een vette python, een slanke cobra en ander giftig gebroed. Ben blijft wijselijk op 10 meter afstand gruwen. En passant informeren we naar de prijzen voor een taxi naar het plaatsje Melaka. Op het centrale plein ligt een Zuidindiase Hindoetempel, er wordt nu een avondmarkt (pasar malam) gehouden met tientallen delicatessen. Toch eten we een stukje verderop, ergens waar je ook nog bier kunt krijgen. We laten ons gebraden eend voorzetten. Het smaakt ons best, Ben uitgezonderd. Als we in de buurt van ons hotel een afzakkertje willen nemen blijken we midden in de rosse buurt te zijn beland. "Rumah minuman" heeft hier niet alleen de betekenis van drinkhuis, maar ook van animeertent. We hebben geen zin in het afpoeieren van goedkope hoeren en het betalen van dure dranken. Dorst hebben we wel, dus we lopen het luxe hotel Merlin Inn binnen. Het is er bijzonder kil, de airco werkt hier op volle toeren. Het bier is er best maar te duur naar onze smaak. Naast ons komen Limburgers zitten die met een groepsreis op vakantie zijn. We liggen weer redelijk op tijd in bed. Om 7 uur begroeten we de nieuwe dag. Jos mist zijn reiswekkertje. Het zat in de buitenzak van zijn tas en waarschijnlijk heeft een bagagewerker op een Indonesisch vliegveld het ingepikt. We ontbijten tegenover het hotel bij een Indiër op het terras. We krijgen dunne eierpannenkoeken, een soort chapati, en glaasjes thee met melk, dit laatste is een misverstand. Door de voormalige Engelse invloed drinkt men in Maleisië nog onveranderlijk thee met melk. Bij bestellingen moeten we steeds uitdrukkelijk vermelden: ”Tea, no milk please". 79
Vervolgens maken we een lange wandeling die ons voert langs de oevers van de Straat van Singapore, aan de overkant zien we wazig de stadsstaat liggen. We komen langs de Istana Besar (het Grote Paleis, de vroegere ambtswoning van de Britse gouverneur), de Moskee uit de vorige eeuw met duidelijke Engelse trekjes en de kleine dierentuin. De atmosfeer is onaangenaam klam. Naast de enorme, langharige bruine orang oetan vallen ons de ongekooid rondlopende ratten op in de minizoo. Per taxi begeven we ons naar het centrum waar we een rijkelijk geornamenteerde Hindoe tempel in Tamil stijl (uit Zuid India) bezoeken. De tempel munt uit door kleurig beeldhouwwerk, ook binnen. Vlakbij ligt een bank waar we 15 minuten per persoon nodig hebben om traveler cheques te wisselen. Als lunch gebruiken we pittige spijzen bij een Indiër. Boelie ontfermt zich over het kostbare voedsel dat Ben laat liggen. Na het eten charteren we een taxi naar Melaka voor 80 ringgit (Maleisische dollar, 70 cent waard). De chauffeur is een goedlachse etnische Maleisiër, een van de weinige niet Chinezen die we op dit schiereiland hebben ontmoet. Het is een saaie rit die uitmondt in een pas aangelegde autosnelweg. De tocht trekt zich lang vanwege de vele vrachtauto's waarachter we moeten blijven hangen. We rijden langs tal van rubber- en oliepalmplantages. Ook zien we veel kaalslag om plaats te maken voor nieuwe wegen en industrieterreinen. Maleisië is namelijk een NIC land: Newly Industrialized Country. Om vijf uur komen we in het kuststadje Melakka aan, een uur later dan gepland. OUD – HOLLANDS MALAKKA Eigenlijk tegen onze wil worden we bij een taxistandplaats afgezet. We worden onmiddellijk omspoeld door klantenlokkers, Robbert windt zich hiervoor op: hij wil een hotel, geen taxi. Na enig overleg nemen we het eerste hotel dat we zien: het middenklasse Hotel Sri Kota dat naast AC ook nog kakkerlakken biedt. Clim trekt weer in bij Ben. Lang blijven we niet talmen, na een verfrissende douche (geen mandi) gaan we de straat op. Het is hier tot zeven uur nog licht, dat komt omdat er met Indonesië (m.n. Sumatra op dezelfde hoogte) een uur tijdsverschil is. Melaka blijkt een prachtig historisch stadje te zijn, met veel Engelse en Hollandse, maar boven alles vroeg-Chinese invloeden. Het is er enigszins toeristisch, maar niet zo agressief overstelpend dat het ondraaglijk wordt. We maken al direct, zo lang het daglicht dat toelaat, veel foto's van de historische gebouwen, zoals kerken (van Portugese origine), het Postkantoor en het Stadthuys (van Hollandse origine). De gelijknamige rivier slingert zich modderig en stinkend door het hart van de oude wijk. Houten sampans liggen doelloos op het gitzwarte water. Oude, bijna vervallen pakhuizen staan schouder aan schouder aan de waterkant, met hun voeten in het slijk. Melaka was ooit, in de 16de en 17de eeuw, een wereldhaven om wiens bezit destijds verbitterd strijd werd geleverd door de westerse koloniale mogendheden. Uiteindelijk trokken de Britten aan het langste eind. Holland werd eervol tweede na twee eeuwen lang stand te hebben gehouden. 80
In een prachtige, sfeervolle Japanse theetuin drinken we koffie uit zakjes. Het ligt achter het VVV-kantoor (Tourist Office). Opvallende bonsaiboompjes. Een kilometer verderop ligt Gluttons Corner, een reeks overdekte eetterrasjes met voor ‘elck wat wils’. We bestellen er saté. Op straat staan stokoude riksjarijders met blèrende gettoblasters te wachten op vrachtjes. De taxi die ons naar het hotel terugbrengt wordt bestuurd door een jolige, gezette Maleier die ons vergast op een traktaat over Melakka's historie. Veel kinderen, daarvan is hij ook een voorstander, verkondigt hij ons ongevraagd. Tot aan ons hotel produceert hij een spraakwaterval in grappig Engels. In onze eigen buurt aangekomen gaan we direct op zoek naar bier. We ontdekken aan de overkant van de rivier een vrijwel leeg bierterras waar je ook kunt fonduen. We worden er bediend door een spichtig Chinees meisje en een moddervette jongeling die haar broer blijkt te zijn. Deze Billie Turf heeft een westerse naam aangenomen, Richard, en maakt ons deelgenoot van de lotgevallen van zijn familie die voor WO II vanuit het Chinese Hokkien (een provincie) naar Maleisië emigreerde. Hij verklaart een echte reli freak (godsdienstgek) te zijn. Momenteel neigt hij naar het Boeddhisme. Naast het café staan tientallen brommers en motors geparkeerd, ze behoren toe aan bezoekers van een nabij gelegen bioscoop. Eenmaal in het hotel wordt Jos zo misselijk als een hond. Hij moet wel vier keer achter elkaar naar de wc om over te geven. De oorzaak is waarschijnlijk een onverstandige combinatie van vette satésaus, koud bier en een drietal medicijnen; urinter (tegen zijn ontstoken pisbuis), imodium (tegen diarree) en malariatabletten. De volgende morgen voelt hij zich weer redelijk fit. De volgende verrassing is het ontbreken van water om te douchen. Alleen Ben heeft geluk, hij ziet kans om de laatste druppels uit de waterleiding te persen. Wij op hoge poten naar de manager om ons te beklagen. Heel Melakka ligt droog, legt deze uit. Later lezen we in de krant dat hij nog gelijk heeft ook. We dachten eerst aan een goedkope smoes. Hoe dan ook, als er vanavond nog steeds geen water is eisen we een lagere kamerhuur. DAG 17 Jos regelt in de buurt bustickets naar Kuala Lumpur voor de volgende dag. We zijn van plan een fikse wandeling te maken. Over een hoge houten brug steken we het riviertje, nou ja, modderstroompje over. Meteen daarna zitten we al in de eeuwenoude Chinese wijk die bezaaid lijkt met tempels, waarvan we er enkele bezoeken. In de tempels overheerst de kleur rood; er wordt hevig wierook gestookt en de voorouders worden er nog met verve vereerd. De motieven van de talrijke beelden zijn vooral afkomstig uit de rijke Chinese wereld van mythen, sagen en legenden. Draken en leeuwenkoppen zijn er bijzonder populair. Chinezen blijken (bij)geloviger te zijn dan we denken: alle mogelijke goden worden aanbeden, ook christelijke, en wel volgens het principe "baat het niet, het schaadt ook niet". De bedehuizen worden netjes onderhouden door tempeldienaren en priesters die wel wat lijken op Boeddhistische monniken. Iedereen mag er binnen. In de buurt liggen ook nog moskeeën en een (slecht onderhouden) Hindoetempel. De Islamitische moskeeën hebben een typisch Maleisische stijl, ze zijn met veel hout uitgevoerd. Op sommige plekken worden 81
ongelovigen als wij geweerd, met name in de gebedshal. In de straatjes zijn neringdoenden en handwerklieden nijver met het verwerven van hun dagelijkse brood bezig: de doodskistenmaker heeft onze speciale, ietwat morbide belangstelling. Als Jos een doodlopende slop inloopt wordt hij afgeschrikt door een bloeddorstige hond die een stapel rotan kooien bewaakt. In de kooien zitten vetgemeste Pekineesjes, waarschijnlijk wachtend op de slager. Hoewel het zweet ons tappelings langs de rug loopt bezoeken we nog voor de middag het postkantoor (Kantor Pos), de oude Anglicaanse Kerk (met Nederlandse grafstenen) en het Stadthuys, allen gebouwd 3 eeuwen geleden en opvallend gekleurd in oranjerozerood. Op de heuvel lag ooit het Fort A Formosa met een Portugese basiliek, momenteel een ruïne. Hier treffen we weer toeristen aan, dus ook portretschilders, souvenirverkopers en ander ambulant volk. Onder aan die vesting staat nog een oude poort en een soort museum. Onder een afdakje wordt de dienstauto van Maleisië's eerste president Abdoel Rachman tentoongesteld. Daarnaast strekt zich de padang uit die gedomineerd wordt door een reusachtig beeld van een ossenkar. Tegen betaling van een dollar mag je een ritje maken in een echte ossenkar. We slaan het aanbod af, waarom eigenlijk? Is toch leuk! We lopen terug naar de rivier waar we plaatsnemen in de rustieke theetuin van de vorige avond. ECHTGENOTES TE KOOP De Maleise chauffeur is een lulpater van de bovenste plank. Voortdurend heeft hij het over prijzen, het kopen van meisjes als bruid ($ 4.000 voor een Chinese, slechts $ 400 voor een Maleise, maar dan moet je je wel bekeren tot het Islamitisch geloof) en dure auto's. Op een gegeven moment wil hij ons zelfs goedkope bouwgrond en villa's aansmeren! De taxi lijkt ineens te functioneren als makelaarskantoor, bouwtekeningen worden uitgereikt en kavels worden beschreven. De plaatselijke bevolking horen we steeds beweren dat er regen op komst is, maar wij twijfelen daaraan en nemen een taxi naar het 20 km verderop gelegen Mini Malaysia, een openluchtmuseum met authentieke woningbouw uit de verschillende streken van Maleisië, onder anderen Sabah en Serawak (Noord Borneo). Ondertussen is het langzaam gaan regenen, eerst plaatselijk en wat motregen, maar allengs ontwikkelt zich dit tot een forse tropische bui. We wachten tot de bui luwt en bezoeken vervolgens zo'n 20 behuizingen in verschillende stijlen. Het ziet er goed verzorgd uit, als je binnen een kijkje wil nemen moeten eerst de schoenen uit. De rondgang is snel ten einde. De taxichauffeur heeft ons beloofd te wachten, maar hij is nergens te bekennen’. Hij zal wel een lucratiever vrachtje gevonden hebben. Dan maar lopend naar het reptielencentrum, een km terug op dezelfde weg. Na 200 meter stoten we op een bushalte en gezien de vochtige omstandigheden besluiten met de bus naar Melakka terug te keren en de ‘Reptile Farm’ over te slaan. In een mum van tijd zitten we weer in ons hotel. Er is nog steeds geen water! Furieus dingen we bij de stoïcijnse Chinese achter de balie af op onze kamerhuur: we weten de prijs van $ 36 naar $ 30 terug te brengen. Wassen doen we 82
ons in een of ander hok met grote voorraadbakken water. Toch nog mandiën in Maleisië! Op zijn kamer vermorzelt Jos een vette kakkerlak. Clim wast kleren, zoals gewoonlijk. Jos gaat 's avonds niet mee uit eten. Hij blijft op een terras bij het hotel thee lurken en het logboek bijhouden. Lange tijd onderhoudt hij zich met ober Rachman, wiens vader bij de RAF zat. Het gesprek wordt hoofdzakelijk in het Maleis gevoerd. Rachman bespeurt bij Jos een licht Indonesisch accent, wat deze als een compliment opvat. Maleis spreken gaat hem steeds gemakkelijker af, maar verstaan doet hij nog steeds bijna niets. Robbert en Ben verstaan sommige dingen beter dan hem! Om 10 uur komen de drie anderen aanzetten. Ze hebben gegeten bij hetzelfde restaurantje in Gluttons Corner als de vorige avond. Ze zijn met de bus teruggekomen. Nadat Clim en Robbert de sympathieke Rachman hebben geholpen met het stapelen van terrasstoelen gaan we onze dikke vriend Lim Kok Hiang, alias Richard, een bezoek brengen; we zijn vooral uit op zijn koele biertjes. Ben drinkt voor het eerst sinds 6 dagen weer eens mee, nu is het Jos die verstek laat gaan. Richard schuift aan en begint te vertellen. We mogen geen foto van hem maken, hij geeft toe dat hij zich daarvoor schaamt. Omdat hij zulke "dikke" maatjes is met Jos geeft hij hem een zelf gefabriceerde inkttekening als geschenk. Het zijn twee bamboescheuten die een diepere symbolische betekenis hebben en een wijze levensles inhouden.... Jos belooft hem te schrijven en een gepast cadeau op te sturen,en er worden adressen uit¬gewisseld. Jos houdt zich aan zijn woord, maar in oktober krijgt hij zijn brief als onbestelbaar terug. Hoe kan dat nou? Nog steeds geen water in het hotel! DAG 18 KUALA LUMPUR KUALA LUMPUR: MODDERIGE STROOM We hebben water! Een goed voorteken. Ben rekent af en betaalt de door ons bedongen gereduceerde prijs. Ontbijt van eieren en om 09.00 zitten we in de bus die met AC is uitgerust. Onderweg komen we langs veel plantages. Tot twee maal toe slaat de motor van ons vehikel af, gelukkig hoeven we niet te lopen. We rijden wel een stuk langzamer dan de bedoeling is. Op het centrale busstation van KL (Kuala Lumpur) worden we gedumpt in een krioelende mensenmassa; we moeten even aan de herrie en het gewoel wennen. We stappen in een taxi en laten ons veel te duur (blijkt achteraf) bij een hotel in Chinatown afzetten. Dit hotel blijkt al volgeboekt, maar verderop in de straat lukt het wel bij Hotel Starlight, een goede middenklasser voor fl 17,50 p.p. Schone kamers met AC en behulpzame bediening. Het is een van onze betere hotels op onze reis. We geven direct ons wasgoed af aan een goedlachse (een zeldzaamheid!) Chinese bes. We rusten een uurtje, waarna we onder het hotel in een druk restaurant bij wijze van lunch grote kommen soep ledigen, heerlijk! Na die vullende maaltijdsoep vol vlees, mergballen en groente maken we ons op voor een fikse wandeling door het aantrekkelijke centrum van K.L., vanuit architectonisch oogpunt een must. 83
Allereerst brengen we een bezoek aan de Hindoetempel Sri Mariammam, met een fraai dak dat bijna bezwijkt onder de kleurige beeldenpracht. We ontmoeten er een Surinaamse Hindoestaan die perfect past bij deze achtergrond. Hijzelf vindt van niet; hij voelt zich daarvoor te modern. Vervolgens steken op gevaarlijke wijze de stadsautosnel¬weg over; aan voetgangers wordt in deze moderne stad nauwelijks gedacht. We lopen over een brug en onder ons ligt het in Moorse stijl gebouwde, met fraaie koepeltjes bekroonde stationsgebouw. Later zullen we daar terugkomen. Vlakbij ligt de Mesjid Negara, de staatsmoskee. We moeten even wachten voordat we het modernistisch aandoende gebouw mogen betreden. Clim en Jos lopen in korte broek en krijgen lange bruine gewaden uitgereikt om hun blote benen te bedekken. Een kijkje nemen in de gebedshal is niet toegestaan. De marmeren tegels voelen koel aan. Het is er niet druk. Soms zie je er klassen schoolkinderen die allen in een uniforme moslimdracht zijn gehuld. Maleisiërs hebben de naam de Islam behoorlijk fanatiek te belijden, naar men zegt als tegendruk voor de cultureel en vooral economisch opdringende etnische Chinezen in hun land. Om het terrein te verlaten kruipen we oneerbiedig over het hek; dat had ons duur te staan kunnen komen! In het moderne Dayabumi Complex hebben we een goed uitzicht op de skyline van KL. We kunnen er helaas niet naar boven, wel op maandag vertelt iemand ons. Het is nu zaterdag, over twee dagen zullen we hier weer staan. Iets verder ligt de padang, een uitgestrekt cricketveld (ze spelen er net een game) omringd door fantastisch uitziende gebouwen uit het begin van deze eeuw. Bijna alles is er bijzonder fotogeniek en we laten onze camera's dan ook overwerken. Zelfs Ben laat zich voor zijn doen niet onbetuigd en maakt menige opname. Bij de padang staat ook een enorm hoge vlaggenmast, de hoogste ter wereld zegt men. In de Selangor Country Club worden we niet toegelaten: members only. BENNIE ONDERUIT Op weg naar het hotel begint Ben op een parkeerplaats plotseling als een dronken man te zwalken. Hij dreigt tegen de vlakte te gaan, maar gelukkig kan hij nog bijtijds op een stoeprand gaan zitten. Hij ziet lijkbleek en trilt als een riet. Na 5 minuten rusten verdwijnen de onrustbarende verschijnselen grotendeels en met knikkende knieën weet hij toch het hotel te bereiken. De anderen vrezen een herhaling van Bukittinggi: weinig eten, warm klimaat met als voor de hand liggend gevolg: uitputting. Ze hopen er het beste van. Als laatste bewonderen we de bijzonder mooie oude moskee. Het is een kleine, maar delicate constructie waar we niet mogen fotograferen (maar toch doen). Een waanzinnig uitgedoste tempelwacht deelt pamfletten uit. De moskee ligt strategisch precies in het hart van KL in de vork van de samenvloeiing van de twee modderige riviertjes, de Gombok en de Kilang. Jos en Clim lopen opnieuw voor schut in hun lange, pijachtige gewaden. Over de kaden van de rivier bereiken we de overdekte Centrale Markt met veel moderne winkels en eetgelegenheden. Duur naar Maleisische begrippen. Er is sierbestrating, het lijkt hier wel 84
West Europa. De oude Chinese heeft goed en snel werk geleverd: het wasgoed ligt al gestreken en alles klaar! Bij de receptie schrijven we in voor de excursie "Country Tour" voor maandagmorgen. In Kuala Lumpur is het weer Robbert die de kamer deelt met Ben. Deze is aan het bekomen van de schrik en rust anderhalf uur lang uit, roerloos liggend op zijn bed en met open ogen starend naar het plafond. Hij wil niet slapen omdat hij dan te moe wordt, zegt hij. Om acht uur voelt hij zich fit genoeg om mee de stad in te gaan: per slot van rekening hebben we afgesproken dat we gaan eten bij "Kentucky Fried Chicken". In het op Amerikaanse leest geschoeide restaurant is het afgeladen vol, vooral jeugd zit er te bikken. Jos en Clim voelen zich in dit gezelschap ouwe zakken, het schrikbeeld (?) van de vutleeftijd dreigt hier realistische vormen aan te nemen. Ben voelt zich als een vis in het water en doet de bestellingen tussendoor. Clim vergaloppeert zich en bestelt per abuis een familieportie van 6 grote gepaneerde stukken kip. Maar òp gaan ze, daar zorgen de anderen wel voor. Buiten is een Pasar Malam gaande in Chinatown. Het is er gezellig druk en er hangt, mede door de gebrekkige verlichting, een geheimzinnige sfeer. Jos wil er langer rondhangen, maar de anderen willen zo rap mogelijk naar de Central Market, want uiteindelijk hebben ze daar 's middags een pub gesignaleerd. Op straat valt ons op dat er alleen maar spiksplinternieuwe types auto rijden; ze banen zich voorzichtig maar wel hardnekkig een weg door de menigte. De overdekte markt biedt ook een tehuis aan homo's en transseksuelen, tenminste volgens Robbert en Clim die er het in roze tinten opgefleurde openbare toilet bezoeken. In de Bull's Head Pub, die voor Engels moet doorgaan maar eigenlijk die onovertroffen Britse sfeer mist, bestellen we hele schenkkannen bier; ze bevatten 4 pullen. De klandizie bestaat uit westerlingen en moderne autochtonen. Een van de obers draagt een modern staartje. Als we teruglopen naar het hotel zien we drommen voetbalsupporters op straat, de match is net afgelopen; de volgende dag lezen we in de krant dat de plaatselijke club Selangor onverwacht het onderspit heeft moeten delven. In een winkel die 24 uur open is (kom daar maar eens om in Nederland!) slaan we chocolade in (Ben) en blikjes bier (de anderen). Ben heeft duidelijk het voornemen om aan te sterken, de collaps van die middag heeft onmiskenbaar een waarschuwende werking gehad. ‘s Morgens laten Jos en Clim zich door de receptie per telefoon wekken. Ben gaat apart eten, later blijkt hij westers spul gekocht te hebben in de Hop in (die 24-uurs zaak). De anderen eten vegetarisch (toevallig hoor) tegenover een Sikh tempel. Het blijkt nog duur te zijn ook. In het gastenboek wordt deze zaak door westerse freaks opgehemeld, interessante verhalen staan er trouwens in. Jos voelt zich nog steeds niet kip, nu heeft hij weer een kou te pakken door die meedogenloze airco! Wat een kneusje is-ie toch .... We krijgen er noodles, loempiaatjes, sausjes en thee voorgeschoteld. Geen eieren dus, wat Robbert allerminst tot tevredenheid stemt. Uit wraak gaat hij poepen in de keuken, maar de keuken neemt wraak op hem: gruwend van de onhygiënische toestanden aldaar keert hij terug.
85
DAG 19 De Sikh Tempel die we ’s morgens bezoeken heeft niets te bieden; wel twee verderop gelegen Chinese tempels. In een ervan krijgen we koel water aangeboden van een stokoude grijsaard. Te voet begeven we ons, onder anderen via taluds van autowegen, naar het Koninklijk Paleis. We bewonderen er de gouden hekken van de toegangspoort; we mogen niet naar binnen. Het paleis wordt momenteel bewoond door de huidige sultan van Selangor. Een busvracht toeristen overspoelt ons. Een nieuwe wandeling dwars door alle verkeerswegen, viaducten en gazons heen brengt ons naar het fantastische spoorwegstation. We kopen er alvast kaartjes voor de reis naar Georgetown, Penang. Om precies te zijn: Butterworth op het vasteland. Ook reserveren we plaatsen. Natuurlijk nemen we eerste klas. Terwijl we pauzeren, drinken we 100 Plus, de enige frisdrank die enigszins te pruimen is omdat hij niet zo zoet is als al die anderen. We laten ons per taxi (uiteindelijk kunnen we de kosten ervan door vieren delen) naar het uitgestrekte stadspark brengen. Ons eerste doel, een paleis, is gesloten. We lopen zuidwaarts en bezichtigen achtereenvolgens het Nationaal Monument (een groep gebeeldhouwde figuren, sterk lijkend op het Iwo Jima kunstwerk in Washington), een kunsttuin met modernistisch objecten en het architectonisch opvallende, nieuwe Parlementsgebouw. Langs de toegangsweg staan kunstpalmen met lichtjes en kleurtjes opgesteld. Over allerlei weggetjes en paadjes en langs een lange kunstmatige vijver (een overblijfsel van tinproductie, nu kunnen de burgers er op spelevaren) komen we nabij het Archeologisch Museum. Het museum heeft van alles op allerlei gebied te bieden, het spectaculairst is een tijdelijke expositie over koppensnellers. Er heerst een echte zondagsdrukte, dus we voelen ons niet direct op ons gemak. Jos gaat Ben in het park ophalen, Robbert onderhandelt met taxichauffeurs. Om half vier staan we in de Hop-in winkel en schaffen we ons liters melk alsmede vis , garnalen en krabballetjes aan. Vervolgens leggen we ons te rusten. Dan breekt er een noodweer uit boven KL. Al gauw staan de straten blank en wordt het verkeer gestremd. Tegen het vallen van de avond is er niet veel meer van de overstroming te merken. Wegwerkers herstellen hier en daar de schade. Een paar uurtjes houden we ons onledig met zalig nietsdoen. Om zeven uur nemen we een taxi naar de Chow Kit wijk in het noorden van Kuala Lumpur. Het gaat er levendig aan toe: veel straathandel en eetstalletjes. Er is veel volk op de been. Jos koopt een nieuw reiswekkertje, Clim vult zijn voorraad sokken aan. Naderhand blijken die veel te klein te zijn en krijgt Jos ze cadeau. Als we op een met tentzeil overdekt terras vettige saté zitten te eten, valt ineens het licht uit. De kerosinelampen gaan aan, maar niet voor lang want de storing is slechts kort van duur. We worden belaagd door bedelaars, met name Clim windt zich hierover op. Hij is van mening dat ze maar bij moslim geloofsgenoten hun hand op moeten houden. 86
Op de markt worden 'echte' Rolex'en aangeboden voor nog geen fl 25 met garantie en certificaat van echtheid, ook vervalst natuurlijk, Creditcards accepted. We steken de drukke boulevard open en vinden aan de overkant een Chinees café waar zowel het prijsniveau, de temperatuur en kwaliteit van het bier redelijk te noemen is. We maken een praatje met Indiërs naast ons. Het zijn 2 Hindoes, een is Baptist en de ander is rooms-katholiek. We hebben het vooral over leeftijden en sport, ze blijken hockey en voetbalfans te zijn. De woordvoerder van het stel beweert stellig dat hij vroeger de 100 meter in 10.08 kon afraffelen. In de keuken heeft een rat iets weten te bemachtigen. In volle vaart sprint zij onder ons tafeltje door naar haar natuurlijke habitat, het open riool, waar zij haar buit veilig stelt. Ratten horen hier met name in het duister tot het normale straat¬beeld. Zo lang we ze maar niet op onze hotelkamers aantreffen is alles goed. SPARTAANSE TAXICHAUFFEUR Hij onthult ons zijn Spartaanse levenswijze: geen sport, geen seks, geen alcohol en tabak, geen vlees en elke dag vroeg op om 14 uur te werken. Daarbij blijf je fit. Hij ziet er inderdaad gezond en levenskrachtig uit voor zijn 34 jaar. Een jonge, bijzonder sympathieke taxichauffeur brengt ons voor een schijntje (hij gebruikt gewoon de meter, het blijkt dat we stelselmatig 2 tot 3 maal te veel aan taxi's spenderen) terug naar onze wijk. Voor ons hotel staat bij het busstation een orkest oorver¬dovend te musiceren of wat daarvoor doorgaat. Ze schijnen bij de verkopers van crèmes en zalfjes te horen. Onder onze kamers is men bezig met pneumatische hamers het wegdek open te breken. De straat krijgt een nieuw riool, het oude riool is vanmiddag tijdens de hoosbui bezweken. Gemeentewerken gaat in deze stad wel snel tot actie over! DAG 20 Clim en Robbert zweren die ochtend weer bij eieren en dat breekt hen op; ze krijgen min of meer rauwe eitjes, nauwelijks een minuut gekookt. We hebben voor vandaag een halve dagexcursie geboekt, de zogenaamde Country Tour. Het minibusje wordt bestuurd door de gids, een ietwat dikkige jongeman met het stopwoordje "yeah" ("This is the palace of the King, yeah? It is called the Istana, yeah? You know what it means, yeah?") We pikken een Australische moeder met dochter en twee Vietnamese zakenlui op; even na tien uur gaan we definitief op pad. Het valt allemaal bar tegen. De Ambassy Row is gewoon een brede straat met veel ambassadegebouwen, het kamponghuis bekijken we vanuit het busje en de rubberplantage bestaat uit een bosje van zo'n 30 bomen. We vinden het nu al een aanfluiting, maar het wordt nog erger. De volgende trekpleisters bestaan uit een tinverwerkende fabriek (grootste ter wereld zegt men er bij: de Selangor Pewter Factory), een batikfabriek en Papillon, een werkplaats waar men allerlei soorten insecten (kevers, vlinders en schorpioenen) verwerkt in gebruiksvoorwerpen. Bij de eerste krijgen we een bliksemrondleiding van 5 minuten, waarna we een kwartier doorbrengen in een showroom met dure tinproducten e.d. Voor de winkel staat de 87
grootste bierpul ter wereld (volgens Guinness Book of Records), dus daar gaan alle toeristen, wijzelf niet uitgezonderd, op de foto. Het batikfabriekje is helemaal een aanfluiting; niks geen fabriek maar 3 weefgetouwen die niet in gebruik zijn, maar uiteraard wel een gigantische souvenirshop. De Vietnamezen blijven daar zo lang inkopen (waar halen die lui dat geld vandaan?) dat de gids op onze aandrang hun achterlaat. Later gaat hij hen apart ophalen. Bij Papillon koopt Jos enkele presse papiers met een schorpioen en een vlinder erin verwerkt. De giftige schorpioenen krioelen buiten in een soort bak rond. De laatste stop vindt plaats bij de beroemde Batu Grotten die aan de Hindoeïstische godenwereld zijn gewijd. We werken ons 272 treden omhoog en belanden in een gigantische ruimte met hier en daar druipsteenformaties. Tegen en in de wanden zijn schrijnen, altaren en heiligdommen aangebracht. Het maakt de indruk van een enorme natuurlijke kathedraal. We bezoeken ook nog twee kleinere grotten die kunstmatig aandoen met hun kleurig gesausde muren en een soort driedimensionaal stripverhaal van beelden tegen een achtergrond van rotsschilderingen. Buiten ligt een vijver met gifgroen water waarin arcadische tafereeltjes worden afgebeeld. Het grotbezoek vormt inderdaad het hoogtepunt van de excursie, de rest is kwalitatief inferieur. Om twee uur zijn we terug in het centrum. We kopen postzegels en doen direct al een stapel ansichtkaarten op de bus in het postkantoor. Daarna scheiden onze wegen zich. Ben en Clim gaan naar het Numismatisch museum in het Maybank gebouw, een moderne constructie. Er is wel een kleine collectie munten die geëxposeerd worden, maar er is niets te koop. Ze gaan te voet terug naar het hotel. Jos en Robbert nemen een taxi naar de Thean Hou Tempel, een schitterend en immens Chinees gebouw, pas 20 jaar oud. Het panorama van de stad wordt be¬dorven door een scherm van regenvlagen. De tempel ademt weelde, voornaamheid en prestige uit en ligt op een heuvel. We hebben een aardige chauffeur die ons naar een Boeddhistische tempel brengt en zelf mee naar binnen gaat; hij is ook nieuws¬gierig. De tempel ligt er verlaten en onverzorgd bij. Hier en daar loopt een monnik rond. Om half zes zijn ze weer terug bij hun maatjes in het Starlight Hotel. TRAVESTIETEN GEWEERD Evenmin treffen we er de ooit beroemde flanerende travestieten en homo's aan. De overheid heeft ze hier verwijderd, expositie van al die perversiteiten heeft geen pas met al die nette toeristen. Clim vindt Maleisië onder anderen wat dit soort vrijheid betreft een soort verkapte politiestaat; alles is er zo netjes en clean dat het gewoon onnatuurlijk aandoet, zeker voor een bijna Derde Wereldland. Veel hebben we ons voorgesteld van de geïllumineerde Padang, maar dat valt bitter tegen. De zaak wordt alleen in het weekend sprookjesachtig verlicht en vandaag is het maandag, vandaar dat er niks te genieten valt. Geen mooie nachtopnamen dus. We ronden de Jama Masjied en keren terug naar de Centrale Markt. Onderweg pitsen we er nog eentje in een groot, goed verlicht en kaal café. Een Indiër groet speciaal Clim amicaal en schuift aan. Hij 88
maakt aanstalten om op onze kosten te gaan hijsen. We negeren hem maar hij is zo halsstarrig dat Clim hem uiteindelijk in niet mis te verstane bewoordingen moet verjagen. Bij de Bull's Head Pub is het terras open. Het goedlachse dienstertje doet haar werk in een Heineken kostuum. DAG 21 IPOH EN TAIPING: OUDE MIJNSTADJES JOURNALISTIEKE UITNODIGING Tussen de bezoekjes aan de wc door maakt hij kennis met Anthony, een Maleise journalist die in Penang Amerikaanse filmsterren gaat interviewen voor de Maleisische pendant van "Privé". Hij nodigt Jos uit voor een glamouravond in een "big hotel", eten en drinken vrij, gratis entree als hij Jos introduceert. "I’ll see you in the lobby, the eight of august, seven o'clock sharp". Jos besluit de uitnodiging op te vatten als charmante opschepperij. Misschien is de vent helemaal geen journalist, maar gaat hij zijn zieke tante opzoeken. IPOH Een taxichauffeur brengt ons via een uitgekiende sluiproute midden door een parkeergarage naar het station. We hebben een goede trein, 2de klas met airco en voetensteun, dit laatste niet tot tevredenheid van Robbert, met zijn lange (en dikke) benen vindt hij dit maar lastig. De trein vertrekt met vertraging. Jos wordt opnieuw geplaagd door spijsverteringsproblemen en hij brengt dan ook veel tijd door op de toiletten. Na een uurtje of zo moet hij zelfs over zijn nek hoewel hij nog niets heeft gegeten. Onderweg zien we in de verte de vage omtrekken van de Cameron Highlands. Het landschap is niet echt interessant, hier en daar wat plantages slechts en weinig wildernis. Regelmatig doen we een dutje. We besluiten slechts één dag in Ipoh te blijven. We kiezen er een hotel uit onze reisgids, het Chinese Hotel New Kowloon, dat gesitueerd blijkt boven een nachtclub/animeertent die Amigo gedoopt is. De kwaliteit van de kamers is redelijk. We blijven niet lang talmen. Na een korte douche lunchen we aan de overkant van de straat. We bezoeken nog een Chinese tempel, maar vinden die weinig spectaculair. Vervolgens staan we wel een half uur te wachten op een taxi. Tientallen komen er voorbij, met name in een begrafenisstoet, maar niemand stopt. Een voorbijganger biedt ons vriendelijk aan een taxi te bellen. Als dat niet lukt, stapt hij op zijn brommer en gaat hij persoonlijk op taxi jacht. Er zijn dus toch nog Chinezen die “fatsoen in hun pens hebben” (citaat van Clim). We treffen het ook met de taxichauffeur, ook hij is aardig en attent. Robbert bedingt bij hem een prijs van $ 30 voor 2 uur. We bezoeken in die tijd 3 grotten waarin Chinese tempels zijn gevestigd. De eerste heeft een vijver waarin het krioelt van schildpadden. De beestjes worden er beschouwd als heilig vanwege de hoge ouderdom die ze kunnen bereiken.
89
CLIM TOONT ZICH VERONGELIJKT Daar krijgt Clim het zowaar aan de stok met een Chinese man die hem lang en van dichtbij schaamteloos aanstaart. Clim reageert uiteindelijk furieus op die inbreuk op zijn privacy. De Chinees blijft grijnzen, maar druipt wel af. "Zie je wel, die spleetogen hebben geen enkel fatsoen in hun lijf", zie je Clim denken. Hij realiseert zich soms te weinig dat hij er in de ogen van oosterlingen misschien uitziet als een vermakelijke clown of een speling van de natuur: kaal van boven, behaard van onderen. Voor een dollar koopt Jos groenvoer bij een oud vrouwtje om ze te voeren. De tweede grot was de grootste en tevens qua natuur de mooiste: prachtige grillige vormen deden je in een onderaards rijk wanen. Jammer genoeg was het er te donker om geslaagde foto opnamen te maken. De derde grot wordt gedomineerd door culturele uitingen: schilderingen en reusachtige beelden in schitterende kleuren. Hier zijn ook meer Chinese gelovigen die er hun afgoden komen aanbidden; toeristen zien we er niet. Al die grotten liggen net even buiten de stad, die zo'n 70.000 inwoners telt. Nog vóór vier uur hebben we onze hotelkamers betrokken. SAM POH TEMPEL Het oude centrum bestaat uit oude maar vergane glorie. Op een terrasje drinken we koffie en thee. Rondom ons heen hangen vogelnestjes, van of voor kolibries? Voor het feestelijke diner, althans dat hebben we in gedachten, belanden we bij een Chinees familierestaurant. Het duurt lang voor onze bestelling wordt uitgeserveerd. Alleen Jos ontvangt wat hij heeft besteld, de anderen moeten blauwbekken. Als zij na lang wachten bediend worden blijken zij de verkeerde gerechten te hebben. We hebben woorden met de bazin, een gedistingeerde matrone, maar het komt niet meer goed met de bestelling. Ben krijgt nog iets wat voor kip door moet gaan, maar Robbert en Clim vinden dat het naar varken smaakt. Het ontaardt bijna in een 'ja-nee' discussie. Jos vertrekt alvast en haalt buiten frisse lucht. De anderen praten het uit met de cheffin en sluiten vrede. Alles berust op een misverstand blijkbaar; het komt er op neer dat wij westerlingen niet op de juiste wijze kunnen bestellen. We dienen eigenlijk per tafel te bestellen en niet per persoon. Hoe dan ook, onze dorst verdrijven we elders in een restaurant. Het restaurantgedeelte ziet er smetteloos uit, maar als je naar de wc. moet dien je eerst de keuken te passeren. Daar doen zich dan werkelijk Jeroen Bosch-achtige taferelen voor in een onbeschrijfelijke smeerboel. Zoals elke dag maken we de gezamenlijke rekening op, Robbert heeft de taak van penningmeester op zich genomen. Meestal is hij ook degene die het meeste heeft uitgegeven, op de voet gevolgd door Clim en wat meer op afstand Jos. Ben sluit doorgaans de rij wat betreft de hoogte van de dagafrekeningen; hij eet en drinkt minder.
90
DAG 22 TAIPING Ben en Jos verslapen zich en moeten zich extra haasten om de taxi te halen. De trein heeft geen noemenswaardige vertraging. Er is een film op de televisie (een Maleisische remake van The Godfather) en er worden reclamespotjes getoond. Ook wordt er koffie en thee geserveerd. Jos en Ben halen nog wat slaapachterstand in. Het landschap waar we doorheen rijden wordt interessanter: ruigere natuur, stukjes jungle, tunnels door bergen. Aangekomen in Taiping maken we weer gebruik van de taxi service. In tegenstelling tot voorgaande keren hebben we nu eindelijk weer eens een echte Maleise chauffeur en geen Chinese. Hij brengt ons naar het Lake View Hotel. Daar krijgen we een 4-persoonskamer á raison van omgerekend fl 4 per persoon. Wel worden we vooraf gewaarschuwd voor de geluidsoverlast van de disco die boven ons ligt. Het balkon biedt een mooi uitzicht over het meer en de reusachtige bomen die het omzomen. ‘s Middags wandelen we. Voor het hotel ligt een monumentale laan, overwelfd door bomen zodat er een schaduwrijke tunnel van groen ontstaat. Het meer is spiegelglad en helder blauw. De gehele omgeving maakt een goed verzorgde indruk. Het is drukkend warm en er is dan ook niet veel volk op de been. Af en toe rijdt ons een fietser voorbij. De dierentuin is klein, maar tot genoegen van Clim herbergt de zoo toch nog een tweetal olifantjes. Clim probeert met de dikhuidjes aan te pappen. We vermaken ons met een éénjarig weesaapje (in beslag genomen bij een particulier) dat pogingen doet om het slingeren in de bomen onder de knie te krijgen en daarbij menig doodsmak maakt, maar steeds opnieuw vrolijk opklautert om even later weer tegen de grond te smakken. Met behulp van een plattegrond zoeken we onze weg naar het plaatselijke museum, het oudste van Maleisië. Hierbij komen we langs de golfcourse en de befaamde gevangenis, waar naar men zegt politieke gevangenen opgesloten zitten. Het museum biedt opgezette dieren, skeletten, voorwerpen van de 'orang asli' (de niet-Maleise oerbewoners van het schiereiland) en veel spul betreffende het huidige koningshuis van Perak (foto's, kleding, documenten). ‘s Avonds gaan we te voet op zoek naar een Hindoetempel en een steakhouse. Alleen het laatste vinden we. Het is er duur, heeft full AC, kent een voorkomende Indische bediening (wiebelkontje van serveerster!) en de steaks zijn er prima. Ben bestelt er een bief met knoflook in navolging van Boelie, Jos houdt het op pepersteak. We moeten wel bijgerechten bijbestellen. We krijgen de hoogste rekening van onze reis gepresenteerd: fl 12 per persoon, naar Nederlandse begrippen een koopje gezien het gebodene. Hier en daar drinken we nog wat pilsjes, onder anderen op een terrasje aan een padang, een grasveld geheel omzoomd met eet en drinktentjes. Een stuk verderop, bij een visrestaurant, komen we in contact met een viertal Chinese mannen.
91
De waarschuwing van onze drinkmaatjes klopt: onder bomen en in donkere hoekjes staan tal van schimmige travestieten die uitnodigend sissend en fluisterend onze aandacht proberen te trekken. Sommige van die mannen (want dat zijn het) zijn niet of nauwelijks van een echte vrouw te onderscheiden. Meestal is het hun stem die hun eigenlijke geslacht verraadt. De parkeerplaats van ons hotel staat vol auto’s en motors; een druk bezochte discotheek is daarvan de oorzaak. Het is gewoon een populaire gay bar (homoseksuelen contactcentrum). Met de geluidsoverlast valt het reuze mee. Gelukkig overstemt de op volle toeren draaiende airconditioning de dans- en muziekgeluiden van de bezige bijtjes boven ons. Onze nachtrust wordt in ieder geval niet echt verstoord of het moet het gesnurk zijn van een van de twee broers. GESPREK MET AUTOCHTONE CHINEZEN We raakten in een geanimeerd gesprek, met name Robbert en Clim. Boelie krijgt van hen een vissenkop aangeboden, de ogen zijn het smaakvolste beweren de mannen. Boelie zuigt de ogen naar binnen zonder enig commentaar. Menige seksuele woordspeling wordt uitgewisseld: mannen spelen "bed"-minton met hun vrouw, het is een soort "penis"-game (badminton is a kind of tennisgame). Het zijn zakenlui die klagen over de opgeklopte Islamitische sfeer en geboden in Maleisië. Daarentegen geven ze hoog op over buurland Thailand, vooral vanwege de lossere seksuele moraal aldaar en de goedkope vrouwtjes. Alhoewel, als we daar heen gaan (moeten we beslist doen, adviseren ze ons) zullen Jos en Clim vanwege hun ouderdom bij de dames extra diep in hun buidel moeten tasten. Volgens dit criterium zou Ben gezien zijn jeugd voor de betaalde liefde slechts een schijntje hoeven te betalen. Ze waarschuwen ons ook voor travestieten en homo's in de buurt van ons hotel. Kijk maar uit, zegt er een: "They take out your mike and sing!". De meer serieuze van het gezelschap vertelt Clim over houtskool voor de open haard, de business waarin hij handelt. DAG 23 De volgende morgen zou de bus zou wegens een lekkende olieleiding later vertrekken, maar de vertraging valt mee en voor 10.00 uur zijn we op weg. Niemand houdt zich aan de plaatsindeling, waardoor het vertrek nogal chaotisch verloopt. We blijken nu eens niet de enige toeristen te zijn; voorin zit een stelletje trekkers. Het is een goedkope bus, dus er is geen airco en we vermijden de Highway in verband met de tolheffing. Het landschap is saai: in het begin wat plantages, later onafzienbare industrieterreinen. Even na het middaguur lopen we het busstation van Butterworth binnen. HET EILAND PENANG We zoeken in Butterworth de veerboot op en schepen ons in. Het is druk op het water; we tellen veertien veerboten en talloze vrachtschepen. Heel in de verte ontwaren we nog net de lange brug die het eiland Penang met het vasteland verbindt. De overtocht is spotgoedkoop (3 dubbeltjes) en duurt 20 á 25 minuten. Het is nogal bewolkt zodat het uitzicht niet optimaal is. Eenmaal voet op Penang 's bodem huren we onmiddellijk een taxi 92
en laten ons naar het Singapore Hotel brengen. Ben en Clim gaan op onderzoek uit en vinden het te vies. Andere hotels in de buurt zijn echter te duur, zodat we alsnog voor dit hotel kiezen. De kamers zijn er zeer ruim, maar slecht onderhouden. Robbert, die met Jos een koppel vormt, raakt direct in de clinch met de kamerboy omdat deze de euvele moed heeft om fooi te eisen. Robbert op zijn beurt eist schone lakens, want hij bespeurt haren en spermavlekken op de lakens die op bed liggen. Na hevig tegensputteren haalt de boy bakzeil. Natuurlijk krijgt hij geen cent fooi. De belangrijkste dingen, zoals de airconditioning en de douche, werken echter, zij het met horten en stoten. Per slot van rekening betalen we nog geen tientje per man, dus we mogen niet al te kieskeurig zijn. De middag gebruiken we voor een stadsverkenning. We zitten in de buurt van het Komtar Complex, een winkel- en kantoorcentrum met een heuse wolkenkrabber, We besluiten dit gebouw later te bekijken. Door een typische Chinese woon- en werkwijk bereiken we de prachtige Khoo Kongsi tempel; wat een overdaad aan ornamentiek en beeldhouwkunst! We zijn er echt van onder de indruk. Vanbinnen is dit de mooiste tempel in Maleisië. In K.L. staat een Chinese tempel die vooral aan de buitenkant het mooist is. We vervolgen onze weg langs een hoofdstraat, waaraan we bezoeken: de Kapitan Kling moskee (mooi, maar de gebedshal mochten we ook hier niet in); de oudste Chinese tempel van Penang (waar veel aanbeden werd en de lucht met wierook bezwangerd is; op het voorplein worden offergaven opgebrand in grote ketels en vliegen honderden duiven rond); een Zuidindiase tempel (gesloten) en de Sint George kerk (waar een koor met kerkorgel aan het oefenen was). Onderweg schaften Ben en Robbert zich o.a. oude dollars aan bij een Indiase geldschieter. Jos maakte kennis met een werkloze Tamil die ons geld tracht af te troggelen, zogenaamd bestemd voor de reis naar Singapore waar hij werk wil zoeken om zijn kinderen in leven te houden. Jos geeft hem wat om van hem af te zijn. Robbert wordt door hem omhelsd en op zijn borstharen gekust. Door Clim gewaarschuwd legt Robbert veiligheidshalve een hand op zijn beurs. Als we op de padang uitkomen, kopen we aan een karretje wat fruit: ananas, watermeloen en appels. Aan de padang staat een monumentaal gebouw dat nu dienst doet als parlementsgebouw van de staat Penang. Het Fort Cornwallis ligt er pal tegenover. Wat valt dat fort tegen. Er is eigenlijk niks te zien, afgezien van wat oude vestingmuren en kanonnen van de V.O.C. We zijn er snel uitgekeken. Daarna proberen we bij de tourist office info in te winnen, maar die is inmiddels gesloten. Een jongeman merkt dat en spreekt ons netjes aan. Hij regelt tours rond het eiland en we spreken prompt met hem af voor de volgende morgen. We eten die avond bij een Indiër. Jos en Clim halen herinneringen op aan India. We wijzen de gerechten die we wensen aan in de vitrine. Er heerst een gigantische herrie, omdat de vaatwasmachine' handmatig bediend moet worden. In een tweetal visrestaurants drinken we bier. Er lopen weer eens bedelaars rond, nu ook van Chinese afkomst. Ben begint vol vuur te vertellen over de spelletjes die hij met zijn broertje Peter pleegt te doen. Het tweede visrestaurant is duurder; je kunt er de nog levende vis die je op je bord wil hebben in aquaria 93
aanwijzen. Het is er druk en ondanks het late uur wordt er nog veel gegeten. Chinezen schrokken alles op voor ons rauwe en onsmakelijke wijze in een mum van tijd op. Ze hebben hier ook geld zat, dat blijkt uit de exquise gerechten die ze bestellen. Onderweg naar het hotel worden we door enkele oude riksja - trekkers aangesproken. Ze bieden aan ons naar de hoertjes te rijden. We wimpelen ze af na inlichtingen over de gangbare prijzen ingewonnen te hebben: ‘$ 60 all in en only $ 30 for hot massage'. Het hek voor het hotel is al gesloten. Wantrouwig vraagt de aangeslofte nachtportier: "What do you want?" Gebelgd antwoorden we: "We live here, we are residents!". Jos en Robbert maken nog aantekeningen voor dit verslag.
Dag 24 EXCURSIE PER BUSJE, RONDOM GEHELE EILAND 16.45 uur: terugkeer hotel Het busje staat al een tijdje te wachten voor ons hotel, verbazingwekkend vroeg. Het is uitgevoerd met luxebekleding en toegerust met werkende airco, para¬plu's voor evt. noodweer, een kleine reisbibliotheek, servetten, etc. We krijgen van Ezan, de sympathieke gids die tevens het busje bestuurt, ieder een pakje ansichtkaarten cadeau. Aangenaam verrast gaan we op pad. Achtereenvolgens doen we de volgende attracties en bezienswaardigheden aan: 1. Birmaanse tempel Zeer kleurrijk en uitbundig geornamenteerd. We zullen de tempels niet uitputtend beschrijven, de hierbij gaande fotoseries spreken wellicht voor zichzelf. Clim vraagt beleefd of hij een foto mag maken van kaalgeschoren monniken. Ze voelen zich gestreeld en stemmen toe. De sfeer is er rustgevend. 2. Thaise tempel Pal tegenover de hierboven genoemde. Speciaal aanbevolen vanwege de liggende Boeddha, een beeld van 32 meter. Meer toeristen hier. Voor de ingang reusachtige beelden. In nisjes in de muur staan urnen met as van overledenen. Ernaast een hoge taps toelopende toren waar vroeger (?) doden werden verbrand. 3. Botanische Tuinen Viel op zich tegen: weinig bloeiende planten of bloemen. Wel speciale bomen. De vrij rondlopende apen zijn normaal overvoerd, nu niet vanwege te weinig toeristen! Clim slentert als 33-toeren plaat en is verontwaardigd als wij daar aanmerkingen over maken. Er ontstaat enige wrevel. 94
4. Batu Ferringhi De noordzijde van het eiland. Stranden en sea resort hotels, echt toeristisch. Zo te zien vielen de stranden tegen, ze kunnen niet wedijveren met Bali of bepaalde Thaise stranden. Men doet er aan parasailing. Weinig zonaanbidders, ook hier blijven de toeristen massaal weg. 5. Waterval in jungle Niet erg indrukwekkend, we zitten in het droge seizoen. Prachtig door het geweld van het neerstortende water gepolijste rotsen. Tevens goudkarpervijver. Weer aapjes in het wild. Oosterse families liggen te baden in de minieme stroompjes. 6. Butterfly farm Hoge entreeprijs, maar alleszins de moeite waard. Duizenden vlinders (50 soorten zegt men), alsmede andere insecten en schorpioenen, sprinkhanen, kevers en leguanen (levend). Mooie tentoonstelling, educatief. Jos maakt tal van macro opnames. Het is er benauwd en broeierig warm. In de shop veel antiek,of wat daarvoor moet doorgaan, naast tal van andere curiositeiten en souvenirs. Niet erg druk. 7. Vissershaventje De aanlegsteigers zijn van houten palen en lopen een stuk de zee in. De meeste boten zijn al terug van de nachtelijke vangst. Een heeft een kleine haai gevangen, een ander is met lege handen teruggekeerd, netten kapot. Het zijn stevige boten, allen in het blauw, de kleur van Noord Penang. (De bussen zijn ook geverfd in de kleur van de richting waarin zij rijden: noord = blauw, west = geel, enzovoort!). 8. Fruitstalletjes Gelegen tegen de hellingen van het westelijke gebergte. Tevens ook souvenirs, dus eigenlijk verdomd weinig fruit maar wel veel curiosa. Jos praat met Engelsman, al 6 maanden hier, een kattenliefhebber die uitlegt waarom al die poezen in Penang zulke afgeknotte staarten hebben (niet afgesneden, maar genetisch bepaald). Robbert wisselt een Nederlands tientje voor Maleisisch geld. We kopen wat mondvoorraad in: bananenchips, kokoskoekjes en natuurlijk het verfrissende drankje 'isotonic' 100 Plus. Hierna passeren we twee bergruggen met kronkelige weggetjes en af en toe mooie doorkijkjes. 9. Snake Temple Ligt even voorbij het vliegveld. Foto 's van Jos, behangen met 3 levende slangen. Ben blijft achter, maar komt later uit eigen beweging schoorvoetend naderbij. Hij weet zijn angst te overwinnen en maakt van anderhalve meter afstand een foto van een levend serpent. Een echte zelfoverwinning! Hier weer meer toeristen. Er zijn in deze kleine tempel niet echt veel slangen, hoogstens 10. 95
10. Panorama lange brug Vanaf een voetgangersbrug over de autosnelweg. Nog te veraf voor goeie foto's. In 1985 gereedgekomen, gebouwd door Koreaanse firma door 2.000 werklui, 4 jaar over gebouwd. Kosten 850 miljoen Mal. dollar, zowat fl 600.000.000. Het is de op twee na langste brug van de wereld (Nr. 1: Japan; Nr. 2: Florida). 11. Uitzicht heuvel "waterleiding" Mooi gezicht op Georgetown (hoewel ietwat vaag) en de zeestraat. We weten eigenlijk niet precies wat met “waterleiding" wordt bedoeld: stond hier vroeger een watertoren of hoort het terrein tot de waterleidingmaatschappij? 12. Masjied Negara Nationale Moskee Een modern gebouw, gelegen aan de rand van Georgetown. Uitgevoerd in okergeelwitte tinten, biedt plaats aan duizenden gelovigen. We gaan er niet naar binnen. 13. Kek Lok Si tempel Een kolossaal aandoend Boeddhistisch complex, machtig uitgebreid met tientallen tempels. Het busje brengt ons tot aan de voet van de bouwwerken, die in diverse lagen tegen een helling zijn aangebouwd. Via poortjes, trapjes en doorgangen bereiken we de centrale toren, 7 verdiepingen tellend, in 3 verschillende stijlen gebouwd. We zien duizenden Boeddha’s, op tegels beschilderd, grote en kleine beelden, noem maar op. Clim haakt op een gegeven moment af en zoekt een plekje onder bij een pagode, hij vindt het te warm om te klimmen. De anderen gaan, druipend van het zweet, door en worden beloond met een schitterend uitzicht. 14. Schildpadvijver Hebben we al ergens anders gezien. Het stinkt er. Foto van een schildpad die sprekend lijkt op E.T. Robbert gaat er hevig in de clinch met een verkoopster over een masker. 15. Kabelbaan Penang Hill Funiculair naar top van de heuvel, buiten werking wegens reparatiewerkzaamheden. Zwitserse makelij, uit 1923. 16. Gevangenis De dikke buitenmuren beschilderd, net zoals in K.L. Per jaar 100 executies door de strop (ophanging). Delicten: drugs, bedreiging en verboden wapenbezit. Moord wordt hier minder zwaar bestraft; dat kan immers moreel terecht zijn? We zijn aan het einde van een alleszins de moeite waard zijnde excursie. Iedereen is tevreden, ook Clim. We geven de chauffeur / gids Ahmed Ezan dan ook een vorstelijke fooi. 96
Ahmed heeft ons netjes behandeld. Zonder zich op te dringen heeft hij ons onderweg van alles verteld over zijn land: over smokkel met Thailand, over vrouwen, over het strafsysteem, enzovoort. Bij de balie van het hotel worden we staande gehouden in verband met ons wasgoed. Er schijnt iets met een broek (later blijkt die van Clim te zijn) niet in orde te zijn, ergens kapot. Het wordt door taalproblemen nog een heel moeizaam gesprek, vol misverstanden. Kern van de zaak: zij willen achteraf niet aansprakelijk worden gesteld voor beschadiging van die broek! Gelijk hebben ze. Robbert inspecteert de kamer en stelt met genoegen vast dat er schone lakens op bed liggen en de kots uit het papiermandje verwijderd is. Dat hij de kamerboy de oren heeft gewassen heeft dus vruchten afgeworpen. ‘s Avonds bezoeken we de Komtar-toren. Een oude man wijst ons driftig voortbenend geheel belangeloos (dat verwacht je hier eigenlijk niet) de weg. Mooi uitzicht op een schemerig Penang vanaf de 59e etage, waar we koffie drinken. Er is ook een lopend buffet waar de Maleiers massaal op aanvallen; met volgestouwde borden keren ze terug. Dan verdwalen we een beetje terwijl we op zoek zijn naar een Pizza Hut. Uiteindelijk vinden we het restaurant. Ben eet er voor het eerst van zijn leven pizza, daarna bestelt hij zelfs nog een spaghetti bolognese. Het jonge, bedienend personeel rent zich de benen onder de kont uit. Ze zijn uiterst beleefd en luisteren naar Amerikaanse namen als Barbara, Anthony, Doris. Buiten liggen sloebers op het trottoir te slapen, riksjarijders brengen de nacht door in hun kar. Toch crepeert hier niemand zoals in India. Pas na twaalven zijn we terug in het hotel. De slangenfoto’s van Jos zijn binnengekomen, de fotograaf heeft dus toch woord gehouden. Ze kosten hem wel 5 dollar per stuk. DAG 25 We ontbijten bij een Indiër en bestellen roti pannenkoek met eieren erin geklutst. Vervolgens doorkruisen we de Chinese wijk (eigenlijk is heel Georgetown één grote Chinese wijk!), we treffen markten aan en er worden overal voorbereidingen getroffen voor het Chinese feest van de 'Hungry Ghosts'. Geweldige feestmaaltijden met complete speenvarkens liggen op tafels te pronken. Roet van metershoge wierookstaven slaat op onze gezichten en ontblote armen neer. OUDE IJZERVRETER EN GURKHA Jos voert een lang gesprek met een gepensioneerde judoleraar, meneer Tan Chai Kay, een levenslang fan van Anton Geessink. Het gesprek vindt plaats in het Duits. Tan heeft die taal opgepikt als bewaarder/bewaker van Duitse krijgsgevangenen. Hij zat in WO II bij een eenheid Ghurka's en vertelt dat hij de Slag bij Arnhem heeft meegemaakt. In het eenvoudige restaurant eten we bij wijze van lunch zoals vaak soep en een kleinigheid. Buiten staart een roofvogel ons uitdrukkingsloos aan. Net op tijd halen we de bus terug, ook de veerboot halen we op het nippertje. Met riksja’s laten we ons door spichtige, maar gespierde 97
bejaarden naar het hotel brengen. Ben zit bij Robbert in de kar in verband met een gelijkmatige verdeling van gewicht. We maken nog een foto van de oude mannen, die door de taxichauffeurs als onderkruipers worden bejegend. Op een gegeven moment bereiken we de paalwoningen van de vissers. Ze staan op stelten in vuil, stinkend stilstaand water. We voelen ons er niet echt welkom. De bewoners en de kinderen zien er armoedig uit. Er bestaan in dit land dus ook nog Chinezen die minder bedeeld zijn met aardse goederen. Niet echt op ons gemak verlaten we de gammele steigers. Een stuk verderop bezoeken we nog even een andere houten vissers¬wijk, toebehorend aan een andere clan. Een man loopt trots voorbij met een, wat hij noemt, "warbird"; het lijkt op een vechtleeuwerik met kuif. Het is weer eens broeierig en we drinken gemeen zoet spul ergens aan een kraam langs de weg. Met de ferry steken we de zeestraat over. Terwijl we 20 minuten op de bus wachten hebben we de tijd om het volk eens nader te beschouwen. We zien weer meer Maleiers. Sommige meisjes zien er best aantrekkelijk uit. De mensen tonen zich uiterst behulpzaam hier. De busrit duurt bijna een kwartier. Het vogelpark (Penang Bird Park) ligt buiten de stad en is eindpunt van de buslijn. Het bevat 500 soorten vogels, de meeste bevinden zich achter gaas waardoor we worden belemmerd bij het fotograferen. We poseren met een uil, respectievelijk uilskuiken op onze schouder(s). DAG 26 Vandaag heeft ieder een vrije dag. Allereerst bekijken we de belevenissen van Robbert en Jos. Ze staan allebei iets later op dan gepland. Tegenover het hotel eten ze bij wijze van experiment van alles wat er is: eierpannenkoeken, vreemd gevulde koeken, brood met sesamzaad, gevuld met krentenmousse. In de Komtar-toren worden ze niet bediend, toch toegang tot het panoramadek. Helder weer, dus goede foto's. De wegen scheiden zich: Robbert gaat terug naar het hotel, waar hij entosorbine slikt en voor de rest van de middag met buikklachten en maagkrampen het bed houdt. Jos zet in zijn eentje te voet koers naar de padang. In de buurt daarvan bezoekt hij het MUSEUM, waarin veel aandacht voor de 'founding father' van Penang (de Brit William Light), maar verder niet echt de moeite waard. Daarnaast ligt nog een oude Portugese kerk, die bezoekt hij ook. Langs de kust wandelt hij noordwaarts, langs oude villa's (nu bordelen en casino's) en afgesloten stukken privéstrand. Bij Gurney Drive begint een boulevard van anderhalve kilometer, op het droge liggen wedstrijdroeiboten. Hier pauzeert hij en geniet van een bak Bah Kut Teh (een traditionele varkensribjessoep. Met de bus keert hij terug. Ben formuleert zijn activiteiten van die dag als volgt: Vandaag uitslapen tot 10.00 uur. Daarna douchen, poepen, aankleden. Om 10.30 uur loop ik door de Chinese wijk richting Padang. Ochtendmarkt, vrij grote drukte. Kom uit bij een buurt 98
met duurdere hotels en oud Engelse gebouwen. Op de padang aangekomen bleken alle bankjes in de schaduw bezet te zijn. Zit in de zon naar zee te kijken. Rond 12.00 uur hou ik het niet meer uit en ga eten nasi goreng bij Fort Cornwallis. Daarna rusteloos over de padang "gezworven": dan weer hier zitten, dan daar. Tussendoor twee watermeloentjes weggehapt. Dan loop ik langs het Ned. consulaat op zoek naar de kathedraal. Zigzaggend door de straten lopend kom ik uiteindelijk uit bij twee kerkjes, zeker geen kathedraal te noemen. Na een kijkje door de Komtar, enorm druk, ga ik terug naar het hotel. Het is dan 15.30 uur. Ook Clim maakt een verslagje. Dat ziet er zo uit: Lui uitgeslapen tot 10.45 uur. Ontbijt, 2 gebakken eieren, naar de kathedraal. Finaal fout gelopen. Uiteindelijk na 1½ uur bij hetzelfde kerkje uitgekomen waar Ben al van sprak. Enige bezoeker. Kerkkoor oefende. Door department store RAMA gelopen (4 etages). Alles te koop wat in NL ook te koop is. Door Komtar gelopen. Het is zondag en de plaatselijke jeugd lummelde rond in hun merktextiel. New Sunday Times gekocht en in het hotel doorgenomen (14.00 - 15.30 uur). Bij het verlaten van de kamer loop ik Ben tegen het lijf. Terug naar Komtar-toren verdieping 59 (thee) en 58 (uitzicht). Trishaw met oude Chinees genomen naar Fort C. (De oude baas praatte honderduit in vrijwel onverstaanbaar Engels. Tekst en uitleg bij het voormalige businessdistrict dat nu door het Komtar-complex verpietert. Uitleg bij Chinese feestmaand.) Rond de padang gelopen, langs de kust veel hengelvissers die "ondermaatse roggen" vingen (platvis?). Bezoek aan museum (zie Jos). Terug met een riksja waarvan de bestuurder/fietser de hele rit geen woord gesproken heeft. Terug in het hotel om 17.20 uur. ‘s Avonds gaan we opnieuw gezamenlijk op pad. Boelie gaat ook mee, hoewel hij zich nog steeds bijzonder beroerd voelt. Na enig zoeken bestellen we eten bij een stalletje, eenvoudige kost zoals nasi. Robbert slaat de maaltijd verrassenderwijs over; hij moet dus wel echt ziek zijn, dit is het ultieme bewijs. Ben daarentegen neemt een dubbele portie. Vreemd met die jongen, de ene keer eet hij als een ziek vogeltje, de andere keer bunkert hij als een dokwerker. We bezoeken nog het terras van de Golden Garden, maar we blijven niet lang; de volgende morgen moeten we al vóór zes uur uit de veren. Clim en Jos gaan nog even op onderzoek uit om een taxi voor 6 uur 's morgens te charteren. Na enige inlichtingen te hebben ingewonnen lukt hen dat bij een bedrijf aan Burma Road. Aan de receptie richten we het verzoek om ons om half zes te wekken, maar dat blijkt niet zo gemakkelijk omdat de nachtwaker nogal onbetrouwbaar is. Daarom geeft de baas Ben en Clim een ouderwetse wekker mee. Robbert en Jos vertrouwen op hun eigen uurwerkje.
99
DAG 27 TREINREIS NAAR HET ZUIDEN Het wekkertje van de hotelbaas laat het afweten; gelukkig werkt het klokje van de beide zwaargewichten wel. De taxi is punctueel, en dat zo vroeg. We hebben snel aansluiting en even na zevenen staan we op het perron van het station in Butterworth, eigenlijk veel te vroeg. Alles is nog gesloten, dus niks te happen, er zijn alleen wat automaten voor frisdranken. Zodra mogelijk zoeken we onze gereserveerde plaatsen in de derde klasse op. We hebben fans, geen airconditioning. De trein vertrekt mooi op tijd. Allen doen we regelmatig een tukkie. Ben spant wat dit betreft de kroon: hij doet niets anders tot K.L. en ziet dan ook weinig van de omgeving die met name de eerste twee uur de moeite waard was met ruigbegroeide bergen. Na Ipoh wordt het landschap vlakker en verschijnt de ene plantage na de andere. De trein loopt dan ook redelijk vol met passagiers. De tweede klas blijft echter voor het grootste gedeelte onbezet, dit in tegenstelling tot wat het meisje aan het loket in Penang beweerde: ze zei dat alles volgeboekt was in de 1e en 2e klasse. Nou ja, met de 3e klasse zijn we eigenlijk best tevreden. Bovendien is het nog stukken goedkoper ook. In Kuala Lumpur wordt onze wagon afgekoppeld en wordt er gerangeerd. We vrezen in de verkeerde trein terecht te komen, maar gelukkig blijkt deze angst elke grond te missen. Ondertussen hebben we ploegsgewijs (steeds met zijn tweeën i.v.m. de bewaking van de bagage) ontbeten en geluncht in de restauratiewagon, waar we zeer voorkomend door de hoofdpurser worden ontvangen. Het ons toegereikte "evaluatieformulier serviceverlening" vullen we dan ook overwegend lovend in. Na K.L. doemt veel industrieterrein op, gevolgd door plantages, rijstakkers (sawa’s) en hier en daar eenzame plukjes achtergebleven jungle. Op een gegeven moment is er iets verderop in de coupé enige opschudding: er is een ruit kapot gesprongen, waarschijnlijk door een steen. De avond is al gevallen wanneer we de zuidelijke grensstad JOHORE BAHRU binnenlopen. We worden verplicht alle kaartjes af te geven, maar Jos houdt er enkele achter bestemd voor het verslag. De Maleise douaniers bekijken onze paspoorten slechts vluchtig. In de pas van Ben is de inkt doorgelopen, waarschijnlijk onder invloed van overvloedige transpiratie. Een klein uurtje later staan we voor de derde maal binnen één maand op Singaporese bodem.
100
SINGAPORE (1991) Reis met Ben Schmitz en Robbert van den Born. Vervolg reis door Maleisië, vorig verslag.
WELVARENDE STADSSTAAT DAG 27 De beruchte Singapore douane laat ons betrekkelijk ongemoeid. Het passeren van de grens is een fluitje van een cent; we hebben een eigen, heel korte rij als niet-Maleise buitenlanders. Onze bagage wordt er niet onderzocht en Robbert gaat ook nu weer vrijuit met zijn kilo's shag. Hij heeft trouwens nog meer geluk: op het toilet krijgt hij een dubbeltje cadeau van een Singaporese ingezetene, zodat hij ongestoord een grote boodschap kan doen. Het spuit er letterlijk uit en tot zijn niet geringe opluchting voelt hij zich direct een stuk prettiger. Hij veronderstelt dat een pindanootje niet is verteerd en dus de boosdoener is. Eigen schuld dus, moet hij maar beter kauwen en niet zo schrokken. In de stationshal wisselen we voor alle zekerheid maar alvast wat geld; we zweten als otters, want het is er bloedheet en nergens een spoor van airco of ventilator te bespeuren. We sluiten in de rij voor een taxi aan. Gelukkig schiet het op. We hebben het Park-Hotel in de Bencoolen Street in de buurt van Little India op het oog en we delen dit de Chinese chauffeur mede. Hij spreekt steeds van het Pa hotel: de r kan hij niet uitspreken vanwege zijn Chinees zijn, de k niet vanwege zijn Maleise achtergrond! Verwarrend, dat wel. We komen echter terecht bij de zogenaamde "crash pads", goedkope slaapplaatsen in omgebouwde appartementen met slaapzalen o.a. We bekijken er enkele, maar we zijn niet tevreden, omdat we meer privacy wensen, zoals een eigen wc/toilet. Bovendien schijnen al die rugzaktoeristen te stelen als de raven. Als we definitief weigeren wordt ons een laatste aanbod gedaan: een particulier appartement. Daar gaan we op in en we stappen in een busje dat enkele honderden meters verderop stopt. Het aangeboden privé appartement ligt op de 5de etage van blok 8 en is volledig gemeubileerd inclusief koelkast, televisie en fans. Indeling: badkamer / toilet (gat in vloertype) keuken, woon- / zitkamer, twee slaapkamers. Prijs: fl 25 de man. We stemmen toe. De eigenaar wil boter bij de vis, dus we betalen elke dag opnieuw. Het is inmiddels al laat. Ver na enen gaan we slapen. DAG 28 Jos en Robbert staan als eerste op. Ben presteert het om voor de tweede keer door zijn bed te zakken, ongelofelijk! Net als de eerste keer in Prapat is hij ingekwartierd bij Robbert, de zware jongen, die volgens alle regels van de waarschijnlijkheidswetten een voor de hand liggend slachtoffer van zo'n ongeluk zou moeten zijn. We gaan voor het eerst ontbijten in het Peace ofwel het Rainbow Building aan de overkant. Op de 6de etage is een crashpad vol 101
westerse trekkers, gemiddelde leeftijd net zoals in Brastagi om en nabij de 30 jaar. We kunnen er vrij toetasten, maar er is slechts koffie, thee, witbrood, boter en jam. We betalen onze "huur" weer een dag vooruit en beginnen vervolgens aan een lange wandeling die ons achtereenvolgens voert langs de vele andere bezienswaardigheden: 1. Little India De Indiase wijk. Veel kleine winkeltjes van allerlei slag in Little India. Clim slaat een kerel van zich af die hem bewerkt met een vibrator die hij te koop aanbiedt. "Fuck off, stick it up to your own ass!", voegt Clim hem grof toe. De Indiër toont zich geschokt. Ben laat zijn toekomst voorspellen door een parkiet die een willekeurige kaart uit een stapeltje pikt: 1 kind zal hij hebben, zijn vijanden zullen allen verslagen worden, voorspoed en geluk gloort aan de horizon en zijn financiële vooruitzichten zullen uitstekend zijn. Er ligt ook nog een Hindoetempel die we aandoen. Er zijn veel "afgoden"-aanbidders (zo noemde de meester op de lagere school dat), verder hetzelfde als al die andere tempels die we al gezien hebben. 2. Arab Street De Arabische c.q. Moslim wijk. Ook in Arab Street veel winkeltjes, nu met tapijten, specerijen en dergelijke. In de open ramen hangen vogelkooien en er zijn doerians te koop. Centraal ligt nog een moskee met minaret die we links laten liggen. Terwijl Clim in een bloemenperk moet overgeven, nemen de anderen alvast plaats op een soort terras om koffie, thee en 100 Plus te drinken, ze zijn er al aan toe! Voor onze ogen wordt een arme sloeber op een gammele fiets onderuit gereden. We leven met hem mee. 3. Raffles Hotel Via Beach Road bereiken we het RAFFLES HOTEL, genoemd naar de stichter van Singa¬pore en als hotel legendarisch. Het is een wit en statig gebouw, dat momenteel wordt gerestaureerd, zodat we er niet in kunnen. Schuin ertegenover op een open terrein ligt een hoge gedenknaald ter herinnering aan de verzetshelden uit de Tweede Wereldoorlog. Vele groten der aarde hebben er gelogeerd en allerlei avonturen beleefd. Het was ooit eveneens een broeinest van spionage en romantische ontmoetingen. 4. Saint Andrew's Cathedral Vooral voor Christelijke Chinezen. Men is er net een "wedding march" aan het inoefenen. In de alkoven staan televisietoestellen opgesteld. Ben en Jos gaan niet mee naar binnen, maar blijven buiten op de padang hangen. 5. Padang Rondom dit veld liggen allerlei monumentale gebouwen en natuurlijk het cricketclub¬gebouw (de Saté Club). Mooi uitzicht op de skyline van het Financiële district. Verder de City Hall en de Supreme Court (stadhuis en gerechtshof). 102
6. Esplanade park / haven / Merlion beeld Ook hier uitzicht op de sky line. Moderne beeldhouwwerken, souvenirstalletjes en het symbool van Singapore: het Merlion Beeld. Jos koopt dure ansichten. 7. Financial District/Clifford Pier Via de Anderson Bridge en de Clifford Pier (veerboten en ambulante handel, veel geldwisselaars) belanden we tussen de sky scrapers van het financiële hart van S.P. Boelie is op zoek naar diafilms. Het is lunchtijd en het kantoorpersoneel dat uit de wolkenkrabbers stroomt haalt een frisse neus, met als gevolg drukte van belang. We komen uit bij de Singapore rivier, aan het water front heeft men toch nog de Chinese bouwstijl bewaard. 8. Food Centre Tal van eetstalletjes langs de rivier. Je kunt je eten er zelf uitzoeken, bij welk tentje dan ook, en ze brengen het dan naar jouw plaats. Clim en Jos: gevulde vissoep, Ben mie goreng, Robbert nasi met babi. We drinken er allerlei soorten verse sapjes bij. 9. Raffles Standbeeld / Empress Builiding En ook het Albert and Victoria Memorial Theatre. Classicistische gebouwen. 10. Chinatown Minder druk dan we verwachten. We missen enkele Chinese tempels, maar komen uit bij een kleine moskee, de Nagore Durga Shrine. In die straat ligt ook de Thian Hock Keng Tempel (Chinees, niet zo bijzonder, wel oud) waar Boelie met slangen om zijn nek gedrapeerd op de foto gaat en Ben met buikloopklachten direct de toiletten opzoekt. Ons volgende doel is de Hindoeïstische Sri Mariammam Tempel. Vooral aan de achterzijde uitbundig beeldhouwwerk, van binnen plafondschilderingen waarop een gereïncarneerde God voorkomt die potsierlijk met zijn blote pik pronkt. De vrouwen zijn er gekleed in traditionele sarigewaden. De schoenen moeten uit voor we binnentreden. 11. Gerenoveerde Chinese wijk De restauraties, in zachte kleuren beschilderd, zijn geslaagd te noemen, maar het is net alsof het niet meer leeft, het driftig kloppend hart eruit gehaald is. We verdwalen een beetje in dit Little China, maar komen er gemakkelijk uit. De bewoners hier zijn yuppieachtig. 12. Metro van MRT (Mass Rapid Transportation) Prima geregeld en kraakhelder, pas enkele jaren oud. De perrons zijn van het spoor afgesloten en gaan pas open als de binnengekomen trein stilstaat. Zelfmoord door zich voor een naderende trein te storten is hierdoor dus uitgesloten! Vier stations verder bij Rochor
103
Road moeten we eruit. Bij een vestiging van het Amerikaanse 7 Eleven Keten doen we voor $ 50 inkopen waarmee we voorlopig onze koelkast vullen. Vooral bier, melk en frisdrank. We blijven tot half zeven op onze flat. 80% van de inwoners van Singapore is op der¬gelijke manier gehuisvest, dus nogal bekrompen. Clim gaat weer eens kleren wassen, waarschijnlijk voor de laatste keer. 's Avonds eten we in het nabije hawker centrum westers voedsel: mixed grill, varkens- en lamskoteletjes, groente en friet. Daarna lopen we de Orchard Road af. Het is een brede avenue met enorm grote en relatief laag geprijsde warenhuizen, de een nog moderner van vormgeving dan de ander. Je wordt er doodgegooid met merkartikelen, vooral van Franse origine. De meeste toeristen zien van Singapore tijdens een stop over naar Indonesië of Australië alleen deze gigantische, luxueuze shopping malls. Wij zijn niet zo geïnteresseerd en nemen al gauw een taxi terug naar het hawker centrum. Als we er aankomen, snellen de verkopers al gniffelend toe; wij zijn beste klanten, want wij drinken duur bier en dat ook nog in een voor hen duizelingwekkend hoog tempo. Ondanks hun zakelijkheid zijn de mensen hier gewoon aardig; maar ja, ze kunnen geld aan ons verdienen. Eenmaal terug op de flat ontwikkelt zich een knus huiselijk tafereeltje: iedereen zit met een biertje tv te kijken, terwijl Jos aan de tafel ijverig zijn huiswerk zit te maken en de lessen voor de volgende dag voorbereidt. (Aantekeningen maken voor dit verslag; route uitstippelen voor de dierentuin morgen.) SINGAPORE ZOO DAG 29 Ben rekent deze keer af bij het ontbijt en verzoekt tevens of we morgen de hele dag onze bagage bij de receptie kunnen parkeren, wat wordt toegestaan. We moeten lang zoeken voordat we de juiste bus naar de dierentuin in het noorden vinden. We staan een tijdje bij 2 verkeerde bushaltes! Dom. We moeten de busrit met gepast geld betalen. De reis duurt lang, wel 40 minuten. Even voor elf uur lopen we à raison van $ 5 p.p. de entree van de mooie Singapore Zoo door. De dierentuin is mooi uitgelegd op een schiereiland. Hekken en afscheidingen zijn er geraffineerd weggewerkt in natuurlijke begroeiing zoals struiken. Dit wekt de illusie alsof de dieren er min of meer vrij rondlopen. De dieren zelf en de informatie erover is eveneens erg goed verzorgd. Om half twaalf bekijken we een alleraardigste show van olifanten en zeeleeuwen. Aardig zijn ook de voedertijden, de beesten bewegen dan tenminste. De sectie apen is erg uitgebreid, hele kolonies lopen en slingeren er rond. Jos krijgt de kans om zijn telelens optimaal te gebruiken om¬dat er nu geen hekken e.d. in de weg staan. Een greep uit het "aanbod": reuzenschildpadden (Galapagos), Komodo draken, grote varanen en leguanen, krokodillen achter glas, rode Panda's, mininijlpaarden, ijsberen, kangoeroes, ooievaarsnesten en slangen, heel veel slangen waaronder pythons, boa's, cobra's etc. Helaas missen we de grote katachtigen (tijgers e.d.). We lunchen in de zoo. Daarna gaan we weer eens gescheiden in 2 groepen verder. 104
Ben en Clim stappen in de bus en na bijna 2 uur reizen, een ware odyssee, bereiken hun bestemming, het Science Centre. Daar kunnen ze nog net 2 films in het Omnimax Theater bekijken: The Grand Canyon (niet die van Bukittinggi!) en Homeland (ontstaan en historie van Singapore). Ze eten bij de keten Burgerking, the Home of the Whopper. Met de MRT keren ze terug naar het appartement. Het loopt dan al tegen half acht. Jos en Robbert blijven in de buurt. Ze bezoeken de Orchid Garden: honderden soorten orchideeën. Eigenlijk is het gewoon een uit de kluiten gewassen kwekerij tegen een helling gelegen. Ernaast ligt een paradijselijk mooie tuin met fantastische bloemen verscholen in het diepe groen. Murmelende beekjes komen uit in vijvers vol licht wiegende waterlelies. Hartverscheurend mooi, echt! Om vijf uur zijn zij terug in het appartement. ORCHID GARDEN Daar houden zij zich onledig met tv kijken en boeken lezen. Om zeven uur zijn Ben en Clim nog steeds niet terug. Hoewel ze zich een beetje ongerust maken, besluiten ze toch te gaan eten. De anderen hebben ook een eigen sleutel, dus dat is geen probleem. Bij de lift lopen ze de twee echter letterlijk tegen het lijf. Op straat is het verkeer volledig vastgelopen. Jos en Boelie willen Padang eten, maar de zaak is dicht. Bij de hawkers schuift een oude man bij hun aan. Hij is 70 jaar oud, RK, eet varkensvlees, is van Indiase herkomst en heeft 40 jaar bij de Royal Army gediend. Jos smult van een door hemzelf samengestelde vissoep, Robbert houdt het bij mixed grill. Even verderop heeft een vechtpartij plaats gehad, die wordt nu door een multiraciaal team van de politie uitgezocht. Er zit ook een vrouwelijke rechercheur bij. HAWKER CENTER Het team van het sporenonderzoek verschijnt. Volk van allerlei slag loopt er nieuwsgierig rond. Een kroegbaas moet als getuige een verklaring afleggen. Enkele agenten krijgen volgens ons ergens een gratis maal. Een opvallend figuur die er rondloopt is een zatte fakir. Hij ziet er uit als een Indische sadhoe, een bedelmonnik, met lang haar en een ontbloot bovenlijf. Uit zijn kontzak steekt, geheel tegenstrijdig met zijn uiterlijk, een forse portefeuille! Wat portefeuille betreft, een uurtje eerder raakte Robbert plotseling in paniek, hij mist zijn beurs. Gelukkig blijkt hij die in een andere broekzak te hebben gestopt. Rond tien uur keren we terug naar het appartement, waar we een film op de televisie bekijken en onze voorraad blikjes bier soldaat maken. DAG 30 SENTOSA ISLAND ‘s Morgens blijkt Jos last te hebben van een loopoor; hij kan als gevolg hiervan de eerstkomende dagen geen gebruik van zijn hoortoestel maken. We ontbijten en geven onze bagage in bewaring. We willen met de bus naar Mount Faber, vanwaar we met de kabel105
baan oversteken naar Sentosa Island, een soort pretpark met veel attracties. Alweer loopt het mis met de bus, deze keer staan we aan de verkeerde kant van de weg te wachten. Dan maar weer eens een taxi. Het is nog ver naar Mount Faber. Bijzonder toeristisch is het er, de heuveltop staat vol tourbussen. In het park hebben we een bijzonder mooi uitzicht op Singapore dat diep aan onze voeten ligt. De kabelbaan maakt onderweg een tussenstop bij het World Trade Centre. Ook hier mooi uitzicht, helaas is het weer nogal heiig. De drukte op het eiland zelf valt mee, er zijn vooral plaatselijke dagjesmensen; buitenlanders zoals wij zie je er zelden. In het kort laten we hier de door ons bezochte bezienswaardigheden de revue passeren: 1. Surrender Chambers Onderwerp: overgave van Singapore door de Engelsen aan de Japanners in de WO II en andersom in 1945. De tussentijdse oorlogssituatie in woord, geschrift, audiovisueel. Wassen figuurtjes, levensgroot. 2. Pioneers of Singapore De geschiedenis van Singapore in woord en beeld, enigszins uitgespitst naar de verschillende bevolkingsgroepen. Ook wassen figuren. Met monorail verder. 3. Fort Siloso Versterkingen met veel kanonnen aan de westkant van het eiland Sentosa. Onderaardse bunkers, situatie van krijgsgevangenen, tunnels. De site valt ietwat tegen. Het is inmiddels gaan motregenen. Monorail. 4. Oceanarium Eigenlijk een brede tunnel in/ door een zee-aquarium met vooral koraalvissen erin, zowel grote, kleine als hele scholen. We zien haaitjes over ons hoofd wegzwemmen. Je kunt er ook met een lopende band doorheen. We zijn onder de indruk, uitgezonderd Robbert: in Eilat, Israël, was een vergelijkbare attractie en volgens hem veel mooier. We nemen koffie en een verfrissing. 5. Food Centre We eten allemaal iets anders, sommigen westers. Robbert raakt behoorlijk ontstemd als blijkt dat de gado gado wel op het menu maar niet leverbaar is. Over dergelijke tegenvallers kan hij zich soms mateloos opwinden. Te voet verder. 6. Musical Fountain Eerst een tijdje wachten met Japanners. Om 4 uur begint het spektakel, fonteinen in alle soorten en maten spuiten op de maten van moderne muziek. 's Avonds is het nog mooier 106
wanneer er gekleurd licht aan wordt toegevoegd. Het is heet tijdens de voorstelling van het waterorgel, op de tribunes zitten we onbeschermd tegen de felle zon. Nabij ook de Fountain Gardens. Verder met de bus. 7. Coralarium Veel kleurige koraalformaties, met ook van alles wat: reuzenschildpadden, apen, papegaaien, pauwen (een heleboel), enzovoort. Met bus verder. 8. Rare Stone Museum Zeldzame en rare stenen, van klein tot rotsblokformaat. Veel stenen die op bepaalde dingen of mensen leken, vooral van Chinese herkomst. Bijv.: letter en cijferstenen. Niet bewerkt door steenhouwer, maar alles in natuurlijke vorm. Te voet terug naar de aanlegsteiger van de veerboot. Daar wordt Clim 5 minuten geïnterviewd door een werkstudente over zijn mening over Sentosa. ONS GEWICHT Robbert 103, Jos 84, Clim 82,5 en tenslotte Bennie 69,5 kg Bij het World Trade Centre gaan we aan wal en sluiten we aan bij een taxirij. Twee bouwvakkers uit Johore Bahru worden er geweigerd. Bijzonder nieuwsgierige chauffeur die Robbert, zoals altijd voorin zittend i.v.m. beschikbare beenruimte, onbeschaamd uithoort. Het loopt al tegen de avond, dus we gaan direct bij "ons" hawker centrum eten. Jos eet ergens apart eendenbout en hij scharrelt zich tevens een kom vissoep bij elkaar. De rest geeft de voorkeur aan “western food"; ze bereiden zich zo al geestelijk voor op de terugkeer naar de koudere Europese regionen. Terwijl we onze bagage in het Rainbow building ophalen gaat Clim alvast een taxi versieren. We staan al weer lang en breed op de stoep te wachten als hij eindelijk komt voorrijden. Het is spitsuur. Een half uur later staan we op Changi Airport. In de openbare toiletten knappen we ons op (tanden poetsen, stoelgang, wassen) en trekken we schone kleding aan. Jos voert zijn laatste gesprekje in het Bahasa Indonesia met een Javaanse wc jongen (van 50 jaar), een gastarbeider dus. Hij blijkt nog op het Nederlandse schip de "Oranje” te hebben gevaren, als scheepsmaatje in de jaren '50 onder kapitein de Jong. Jos betaalt even later ook de airport tax aan een speciale balie, waarna we kunnen inchecken. Robbert stelt hierbij de nodige eisen: veel beenruimte, vlakbij tv scherm, roken toegestaan. Alleen de laatste eis wordt ingewilligd. Nu rest ons nog enkele uren wachttijd voor vertrek. We lopen naar de andere departure hall, een enorme afstand van meer dan een kilometer. Daar is een restaurantje waar we al het Singaporese geld van Ben opmaken; uiteraard wordt dit verrekend in de eindafrekening die we ter plekke opmaken. Jos krijgt uiteindelijk van alle drie nog geld. In totaal heeft Ben het minste en Robbert het meeste uitgegeven. Op de onvermijdelijke vraag aan Ben hoe hij, terugblikkend en alles beschouwende, de reis heeft 107
gevonden, zegt hij: "Ik had het niet willen missen." Sumatra is hem tegengevallen als geheel, het Toba Meer uitgezonderd. Maleisië vindt hij o.k. In de taxfree shop koopt hij een setje met flesjes drank voor zijn vader Corné. Moeder Mia wil geen geschenken, antwoordt hij desgevraagd. Ook de anderen slaan drank en sigaretten en shag in. Over een lange "travellator" keren we naar onze eigen vertrekhal terug. Gelukkig horen we bijtijds dat we niet naar Gate 83 maar naar Gate 107 moeten. We gaan bijna als laatste de veiligheidscontrole door. DAG 31 Een arme Indiër, in een net pak gestoken, wordt opvallend hardnekkig onderzocht en ondervraagd. We hebben hem in het vliegtuig niet meer teruggezien. Nu we weten dat het uur van vertrek nabij is vliegt de tijd voorbij. Om tien over een zitten we in de lucht. We zitten helemaal achteraan, in het rokersgedeelte. Langdurig voert Robbert een geanimeerd gesprek met stewardess Linda, echt een lieverdje. Het lukt hem echter niet een afspraakje met haar te maken. "Helemaal niet geprobeerd", beweert hij achteraf. We worden omringd door rokers uit het niet-rokers gedeelte en vinden dat maar lastig. Jos moet zich bedwingen om een luidruchtige Indo-kletskous te lijf te gaan, verbaal wel te verstaan. In de toiletten nemen we ons deel van de tandenborstels af. Jos neemt een pakketje papieren zakdoekjes mee, tenminste dat denkt hij, tot grote hilariteit van Robbert blijkt het een pak maandverband te zijn. Jos weer een tijdje stil. Als film krijgen we de thriller "Silence of the Lambs" aangeboden, maar de geluidskwaliteit is allerbelabberdst. Tussen de bedrijven door krijgen we drie maaltijden voorgeschoteld, eigenlijk te veel voor een normaal levend mens. Ben maakt van dit alles niet zo veel mee. Meestal ligt hij te pitten. Hij zit naast Jos en is bijzonder zwijgzaam. Slechts bij de zonsopgang verrast hij zijn buurman met een volle zin die geen antwoord is op een gestelde vraag of mededeling: "Kijk, daar komt de zon op", of iets van die strekking. Clim houdt zich ook rustig, maar de oorzaak is van andere aard: hij heeft last van een steeds roder wordend oog dat na verloop van tijd nog behoorlijk opzwelt ook. Dokter Schrijen zal later een bacteriële ontsteking diagnosticeren. Onze bezigheden met tijdsaanduiding 00.00 uur: lezen in wachtruimte 01.10 uur: start terug vlucht. Op tv: "Silence of the Lambs" (J. Foster) 07.00 uur: landing Wenen 08.25 uur: vertrek Wenen 09.45 uur: aankomst Schiphol 108
Tussenlanding van anderhalf uur in Wenen: niets te melden. We blijven zitten. Op Schiphol een vlekkeloze landing. Toch nog lang wachten in 3 lange rijen voor de douane. Waarom geen aparte doorgang voor Nederlanders gemaakt; die worden over het algemeen toch gewoon doorgewuifd, zoals ook wij nu. Andere bron van irritatie: Welcome to Holland, staat er met koeienletters. Niks daarvan, Welcome to the Netherlands dient er te staan. Robbert probeert Jos over te halen om hierover een brief op poten te schrijven naar de directie van Schiphol. Er kan verder eigenlijk weinig meer scheef gaan (jawel, in Amsterdam-Centraal beroofd worden door een junk bijvoorbeeld), Robbert en Ben bellen familieleden, we nemen een Intercity en om half drie worden we op het Roermondse station begroet door afhalers Ma van den Born en vader en broer Corné met zoontje Peterke. Op Herderstraat 7 staat een ruiker bloemen van de buren ter verwelkoming klaar. Het bejaarde echtpaar Coenen heeft daar een hartverwarmende traditie van gemaakt. 10.45 uur: door douane, kopen treinkaartjes 11.30 uur: vertrek Intercity Amsterdam - Roermond 13.30 uur: aankomst Roermond. Begroeting ma van den Born, Corné, Peterke
109