c
223
BIBLIOTHEEK KITUV
0060 2670
Prijs voor niet-abonné's f 1.
INDISCH
MILITAIR TIJDSCHRIFT Extra-bijlage I\o. 7.
Verslagen nopens de wijze van verpleging bij eenige tochten op Atjeh.
Officieele bijdragen van het Departement van Oorlog in Nederlandscli-Indi'ê.
BATAVIA
G. KOLFF & Co. 1903.
E N K E L E MEDEDEELINGEN OMTRENT DE UITRUSTING EN VERPLEGING EEN ER AEDEEL1NG MARECHAUSSEE TE VELDE.
Uitrusting. Bij eenigszins lange tochten werd per man als uitrusting medegenomen 1 veldzak, 1 verschooning (voor inlanders bestaande uit slaapbroek en kabaija, voor de Europeesche onderofficieren idem of hemd en onderbroek en 1 paar sokken), 1 paar schoenen, 1 kookpannetje en in koele streken de sprei. Het kookpannetje was achter op den veldzak bevestigd, zoodanig, dat de middelste riem door de ooren en buiten om het pannetje aan de benedengesp was vast gemaakt. De sprei, verschooning en de vivres (in een zakje geborgen) werden in den veldzak medegenomen, terwijl de schoenen (bijna altijd zelf gekochte zeildoeksche) ter weerszijden bevestigd werden. De pannetjes hadden een hoogte van ± 10 cM.. De middellijn van het kookvlak was ± 10 cM. en die van het bovenvlak ± 16 tot 18 cM.. Werd door meerdere manschappen samen menage gevoerd, dan waren de afmetingen grooter. De rijst is binnen het half uur gaar in dit kookgereedschap. Bij enkele divisiën werden petroleumblikken medegenomen en wel per brigade 2. Deze zijn niet langer dan 3 weken bruikbaar, terwijl de rijst zeker tweemaal zooveel tijd noodig heeft, om gaar te worden Tevens moeten er meer dwangarbeiders medegenomen worden tot het dragen dier blikken. Het voordeel er van is, dat de troep, in het bivouak aangekomen, niet voor eigen eten behoeft te zorgen. Per brigade werd op 1 tandoe met 3 dwangarbeiders gerekend. Een droeg den stok met de hengsels en een ander het zeil. ï
— 2 — Verpleging. Bij groote patrouilles werd ten hoogste voor 3 dagen vivres bij den man medegenomen. H i e r v o o r werd door den man zelf gezorgd, onder toezicht der brigadecommandanten. De vivres bij den trein werden door dwangarbeiders of pikolpaarden gedragen. De vrachten der eersten waren 20 K G . en die der laatste 60—80 K G . . Zoowel de vivres, die de troep zelf medenam, als die, welke door den trein gedragen werden, bestonden u i t : rijst, ikan kering, dengdeng, uien, lombok, assem, zout en koffie, soms ook thee. V e r d e r ook lampen (per brigade 1 en voor de dwangarbeiders 1 of 2); voor enkele dagen w e r d de petroleum i n vierkante flesschen, voor langere tochten, bij grooter petroleumverbruik, i n b l i k k e n medegevoerd. W e r d e n de vivres door paarden gedragen, dan werd gebruik gemaakt van een waterdicht dekkleed. Alleen voor de brigadecommandanten werd jenever mede genomen, n.1. 1 borrel per dag. W a r e n de vivres, die de manschappen zelf gedragen hadden, verbruikt, dan werd, in het bivouak aangekomen, voor 1 of meerdere dagen door de brigadecommandanten een nieuwe voorraad verstrekt. P e r dag werden 2 maaltijden gebruikt, één voor den afmarsch [in den regel 7 uur] en één na aankomst i n het bivouak. W e r d des nachts u i t g e r u k t , dan had het koken in de groote rust plaats en namen de manschappen een w e i n i g eten van den vorigen avond mede. W a n n e e r alle vivres, door den trein medegenomen, uitgedeeld waren, dan werd i n de kampong, waar het bivouak betrokken was, roode rijst en i k a n k e r i n g en i n kampongs aan de kust levende' visch op bon of tegen betaling gefourageerd. I n vijandelijke streken had dit zonder betaling plaats en werden tevens karbouwen, buffels en gevogelte geschoten of gevangen en aan den troep verstrekt. H e t vleesch, zoowel als ikan k e r i n g en dengdeng, werd aan stokjes boven het v u u r geroosterd, terwijl lombok en bladeren om saijor te maken bijna overal aanwezig waren. (wg). CAMBIER.
TERSLAG
betreffende de verplegingswijze, toegepast by de colonne van het 3e Bataljon Infanterie, gedurende de excursie ter Westkust van Atjeh. (7 Juni — 22 September 1902.)
Daar de colonne zoo bewegelijk mogelijk moest zijn, ten einde •-de haar opgedragen, veel omvattende taak naar behooren te kunnen volvoeren, moest bij de voorbereidende maatregelen betreffende •de verpleging hiermede rekening gehouden worden. In het algemeen was vastgesteld, dat de troep zou gevoed worden met hetgeen de landstreek, waarin geageerd werd, opleverde, hetzij ten laste der weggeloopen bevolking, dan wel tegen gereede betaling, of op bons in die landschappen, waarin de bevolking aanwezig was. Voor kleine colonnes, ageerende in goed bevolkte strekén, is dit zeker bijna altijd mogelijk. Bij colonnes, tot een sterkte van i . c. 450 man, zal van He welvarendheid der streek en de grootte der colonne afhangen, ihoe lang die voedingswijze kan toegepast worden. Verder in aanmerking nemende, dat het op die wijze gefou'rageerde enkel bestaat uit rijst en vleesch, terwijl koffie, thee, zout, lombok, azijn, petroleum enz. moesten medegevoerd worden, kon een vivrestrein niet gemist worden. Bij verplaatsing der colonne en bij patrouilles van grootere •sterkte en rangeren duur, zouden ook rijst, vee of gedroogd vleesch dan wel visch, medegevoerd moeten worden. Om den trein zoo klein mogelijk te maken, was bepaald, dat de man c. q. belast zou worden met 2 a 3 rations rijst, en gedroogd vleesch of visch, waarom dan ook de inlandsche voedingswijze zou worden toegepast. In navolging van hetgeen elders was toegepast, werd in beginsel aangenomen, den man zijn eigen voedsel te laten gereed
maken, d. \v. z. geen menage te voeren, waardoor de kookketelsachtergelaten konden worden. Aan de compagnieën werd dan ook bekend gemaakt, dat het aanbeveling verdiende, dat de manschappen zich met tweeën of drieën een geëmailleerd pannetje aanschaften.' Wie dat niet wenschte, moest uitgerust zijn met een niéuweneetketel. Voor het voeren van menage en tot het koken van thee en koffie werden bovendien medegenomen twee nieuwe, goed uitgebrande petroleumblikken, welke van een stuk ijzerdraad, bijwijze van hengsel, waren voorzien. Elke dwangarbeider was in het bezit van een eetketel; voorts werden voor bovenvermeld doel per 25 man nog 2 petroleumblikken medegenomen. Bij aankomst te Meulaboh werd aan ieder man 2 dagen rijst en dengdeng of zoute visch uitgereikt, en dat ration op dezelfde grootte gehouden tot aankomst in het bivouak te Poelo Teungoh,. waar de colonne voorloopig zou blijven. Van dat ration had de man voor zijn behoeften moeten gebruiken, terwijl de ingrediënten hem in de bivouaks waren uitgereikt, alwaar in een gezamenlijke keuken de thee en koffie voor hem bereid werden. Had bij proefmarschen in het garnizoen het bereiden van het eten door den man geen bezwaar opgeleverd, thans vertoondezich al dadelijk een nadeel. Een zeer streng toezicht moest uitgeoefend worden om verkwisting te voorkomen, of om tegen te gaan, dat meer verbruikt werd dan aangegeven was. Bovendien was dat toezicht bij het laat aankomen in het bivouak. door de zeer verspreid aangelegde vuurtjes en het tijdroovende van het nagaan, man voor man, onvoldoende. In het bivouak te Poeloe Teungoh werd dan ook menage gevoerd; bij kleine patrouilles werden meestal vivres bij den man medegenomen, doch de petroleumblikken achtergelaten. Op de 4 daagsche tochten naar Trang, Tadoe, Boengang Taloë, Beneden Trang en Beneden Seunagan werden bedoelde blikken enkel medegenomen tot bereiding der koffie. Het hoofdbestanddeel der voeding, de rijst, werd in de bi-
— 5 — •vouaks te Poelo Teungoh en Boengang Taloë in den vorm van gaba uit de verlaten kampongs weggehaald; later geschiedde zulks te Poelo Teungoh tegen betaling. De aldus gefourageerde gaba werd door de dwangarbeiders •tot rijst gestampt. De hoeveelheid rijst, op die wijze te verkrijgen, bleek zeer afhankelijk te zijn van de djeungki. 1) Zoo werd te Poelo Teungoh per djeungki per dag nooit meer dan 60 K G . rijst verkregen, en dan nog met overwerken, terwijl •op Boengang Taloë één djeungki bij droog weer meermalen 100 K G . tegen 70 K G . van elk der 2 andere djeungki's opleverde Er werd van 6 i / - l l V uur v.m. en van 1— 41/j uur n.m. •door 5 man aan één djeungki gestampt, doch steeds door dezelfde menschen, onder streng toezicht; indien een djeungki de bepaalde hoeveelheid rijst niet had opgebracht, werd om •uur n. m. door dat personeel doorgewerkt. Bij vochtig weer was de opbrengst echter aanmerkelijk min-der; de schil liet dan moeielijk los. Het uit de hand stampen in blokken en in gaten, belegd met karbouwenvel, leverde gemiddeld slechts 1/3 op van de djeungki waartegenover staat, dat voor een gat 3 man tegen 5 per djeungki benoodigd zijn. 2
2
De rijst, aldus te Poelo Teungoh verkregen, was van zeer minderwaardige hoedanigheid, van verschillende kleuren, behalve wit, en bovendien muf, terwijl de handigheid der bewerkers in •den beginne te wenschen overliet, waardoor de rijst dan ook met grooten tegenzin gegeten werd. Ook kon in den beginne maar 0,50 K G . aan den man verstrekt worden. Op Boengang Taloë was de rijst vrij goed, en kon daar rijst boven het aankomende verstrekt worden. Den laatsten tijd werd te Djeuram de rijst van Meulaboh •door de intendance aangevoerd. Buffels werden bijna nooit, en karbouwen zelden te koop •aangeboden, zoodat de runderen aangevoerd moesten worden van Meulaboh. 1) Djeungki. de gebezigd.
wip
van
een
werktuig,
in
Atjeh
voor het rijststampen J
r
— 6 — Te Boengang Taloë werd volstaan met geiten, schapen ere pluimgedierte en een enkel maal met karbouwenvleesch, een en* ander uit de verlaten kampongs opgehaald. De Amboineesche soldaat schijnt een afkeer te hebben van. dat vleesch, zelfs zoo, dat door het meerendeel de soep niet gegeten werd. Een enkel maal werd vleesch in blik en gehakt verstrekt. Kruiden, vooral lombok, waren te Poelo Teungoh schaars en het lombokpoeder is bij den Amboineeschen soldaat niet geliefd; zelfs op herhaald aandringen, en niettegenstaande hooge betaling, werden versche groenten voor sajor haast niet aangebracht.. Het menu was dan ook zeer eentonig. Op Seunagan en Boengang Taloë was de voeding beter. Terwijl op Seunagan de bevolking allerlei vruchten en sajoransbenevens gevogelte te koop aanbood, was te Boengang Taloë door de overhaaste vlucht der bevolking ruimschoots van dat alles aanwezig. Toen door ons lang verblijf in Seunagan de uitgeweken bevolking al meer en meer begon terug te keeren, werd meer voeling met deze verkregen, en werden, toen na maand het bivouak verplaatst werd naar Djeuram, langzamerhand allerlei levensmiddelen dagelijks in groote hoeveelheden te koop aangeboden, waardoor de menage aanmerkelijk verbeterde. De 4e compagnie maakte van 27 Juli t/m 13 Augustus eu van 16 t/m 26 Augustus een tocht door de landstreken Trang . Tadoe, Tripa en Kwala Batéë. De commandant der compagnie rapporteerde daaromtrent het volgende: Oorspronkelijk werd deze colonne uitgerust met één dag rijst en veertien dagen vleeschvoeding (dengdeng, gedroogde visch,. Australisch vleesch en gehakt) koffie, thee, zout, olie, sambalpoeder.' In het Boven- en Midden Tranggebied werd geleefd ten koste der als vijandig aangemerkte bevolking; de hier gevonden rijst was reeds ontbolsterd, dus blijkbaar aangevoerd; in Beneden Trang werd niets aangetroffen. De tocht voerde door schaars bevolkte streken, of sedert lang. verlaten kampongs. T
In Tadoe en Tripa werd tegen hooge prijzen rijst aangekocht?
-
7
-
met uitzondering van Beneden Tripa was vleesch niet te verkrijgen; zelfs groenten en lombok waren slechts in zeer geringe hoeveelheden te betrekken, op de ladangs haast niet aanwezig. In Tripa werden vivres, uit Meulaboh ontboden, ontvangen; evenzoo te Blang Pidië. Met het oog op de zeer dun gezaaide bevolking langs het te beloopen pad, werd van uit Blang Pidië voor den tocht naar Boven Tripa voor 8 dagen rijst en andere levensmiddelen en 7 dagen vleesch medegenomen. De verwachting, hoogerop voedsel te zullen aantreffen, werd teleurgesteld. Op dezen geheelen tocht moest de man voor zich zeiven (of in vereeniging met een of twee anderen) koken; voor het bereiden van thee en koffie werden 6 petroleumblikken medegenomen. Het ration rijst bedroeg enkele keeren 0,5 K G . meestal slechts 0,45 K G . ; het kwam ook voor, dat de man niets kreeg en niets kon vinden. Vleesch werd, met uitzondering van Tripa, waar een buffel werd aangekocht, slechts in geconserveerden toestand verstrekt tot niet grootere hoeveelheden dan hoogstens 0,15 a 0,20 K G . per man en per dag. Ongetwijfeld zijn deze rations te klein en werd er ook over onvoldoend eten geklaagd; vrijheid, zich meester te maken van alles, wat eetbaar was, gaf op dezen tocht weinig resultaat, daar doorgaans niets te vinden was; het voedsel was zonder afwisseling. Geleid door de ondervinding in de eerste dagen te Seunagan opgedaan, werden eerst de door den man gedragen rations genuttigd, vóór dat verder uit den trein werd geput, dan wel nieuwe rations aan den man te dragen gegeven werden. Bij het uitreiken der rations, dat plaats vond bij aankomst in het bivouak, werd voor minstens 24 uren tegelijk uitgedeeld; de rijst moest door ieder man persoonlijk gehaald woz'den op het vastgestelde tijdstip, onder toezicht van den officier; het vleesch werd door de sectiecommandanten en mandoers verdeeld, waarbij deze laatsten onbetrouwbaar bleken te zijn; zout, olie en dergelijke kon de man bij den commandant van den trein halen. De nadeelen van zelf koken kwamen op dezen tocht helder aan het licht, daar, met uitzondering van een paar malen, elk bivouak geheel moest opgebouwd worden.
— 8— Niettegenstaande zooveel doenlijk vóór 5 uur 's middags de bivouakplaats werd aangewezen, duurde het in den regel tot 10 a 11 uur 's nachts vóór de man kon gaan rusten, en dan werden nog slechts de meest noodzakelijke diensten van hem (soldaat en dwangarbeider) geëischt. Bij aankomst in het bivouak was iedereen in de weer; bouwen van afdaken, maken van afsluiting, daar tusschen door vivres halen enz;.. Gedurende die werkzaamheden kon niet gekookt worden, dit zou wel mogelijk zijn geweest, zoo er b.v. per sectie een keuken bestond. Zeker kon in dat geval de man na afloop der werkzaamheden dadelijk over rijst en soep beschikken, terwijl hij bij de gevolgde regeling nog moest koken. Van de dwangarbeiders trachtten velen zich aan het koken te onttrekken, terwijl tal van anderen het geheele ration voor 24 uur 's avonds opaten, zoodat zij den volgenden morgen zonder eten op marsch gingen. Troep en dwangarbeiders werden door een en ander meer Vermoeid dan noodig was; vooral de troep, die van de vijf nachten slechts één geheel vrij van wacht was, moest daaronder lijden. De voeding der zieken eischte verscherpt toezicht, anders werden deze gewoon aan hun lot overgelaten. De Europeesche onderofficieren sloegen er zich zoo goed mogelijk doorheen. Voor hen konden nu en dan extra spijzen verstrekt worden (kippen, eieren). De eetketels waren aan het einde van den tocht bijna geheel verdwenen, de dwangarbeiders voorzagen zich van de ledige vleesch- en gehaktblikken. Van de 6 petroleumblikken waren er nog slechts 4 eenigszins bruikbaar, die met hun gezamelijken inhoud van 72 liter niet voldoende in de behoefte aan koffie en thee konden voorzien. Ten slotte komt het mij wenschelijk voor, de vóór- en nadeelen van het menage voeren samen te vatten. De voordeelen kunnen in de ondervolgende punten worden samengevat.
— 9 — l . e
Na aankomst in het bivouak is het eten voor de geheele colonne gelijktijdig gereed, terwijl de manschappen allen kunnen medewerken tot het in orde maken van het bivouak, wat bij zware regen uit een hygiënisch oogpunt spoed vereischt. Bij zware regens levert bovendien het aanleggen van al die kleine vuren groote moeielijkheid op.
2 . Het wordt door mij betwijfeld, of op de 4 daagsche tochten, waarbij veel van de krachten der manschappen gevergd werd, wel door allen gekookt werd. Men verlangde dan sterk naar rust of een droog onderdak. 3 . Door de compagniescommandanten werden vaak kippen, eenden, enz. voor de menage gekocht. Indien men dat aan den man overlaat, moet zulks het rampassen in de hand werken, terwijl het tegengaan daarvan toch reeds bij Amboineesche compagnieën zeer veel toezicht vereischt. Daarom reeds alleen komt het mij voor, dat niet als regel moet aangenomen worden, dat de man zelf voor zijn menage zorgt. 4<=. Eetketels zijn op den duur, i. c. S j. maand, niet bestand tegen dagelijks op het vuur zetten, terwijl ledige petroleumblikken gemakkelijk verwisseld kunnen worden uit de verpakkingsmiddelen bij den vivrestrein, naarmate blikken beschikbaar komen. -5 . Indien de man zijn ration vivres draagt, is een streng toezicht noodig om verkwisting te voorkomen, of om tegen te gaan, dat meer verbruikt wordt dan is aangegeven, dan wel, dat bij groote vermoeidheid vivres worden weggeworpen. e
e
l
2
e
K
.2 . e
Als nadeelen staan hier tegenover: Het medeslepen van kookketels enz., hetgeen ondervangen wordt door deze te vervangen door de ledige petroleumblikken, waardoor de geheele keuken eener compagnie door 2 dwangarbeiders kan worden gedragen. Colonnes zijn afhankelijk van den trein, maar de onafhankelijkheid bij de andere voedingswijze bestaat ook slechts in zooverre, dat de man dan ook de vivres bij zich moet dragen. Resumeerende komt het mij wenschelijk voor, dat:
—
10 —
l .
waar mogelijk, steeds gezamenlijk menage gevoerd wordt,, en men daartoe gebruik maakt van ledige petroleumblikken, zoolang nog geen beter veldkookgereedschap bestaat, daar het nieuw model, wegens den prismavorm, niet voldoet.
2.
voor de enkele gevallen, dat bovenbedoelde wijze van koken niet wenschelijk is, in het algemeen bij kleine patrouilles,, elk man te velde wordt voorzien van een geëmailleerd pannetje. (w.g.) M A T T H E S .
e
e
VERSLAG
betreffende de verpleging tijdens den tocbt naar de G a j o l a n d e n van 3 Maart—17 April 1902.
De m a n had de soep vóór den afmarsch v a n Peudada genuttigd en droeg voor 4 maaitijden vivres, zoodat niet vóór den 4™ Maart 's avonds behoefde gekookt te worden. De verpiegingssterkte bedroeg 270 hoofden benevens 8 treinpaarden. Bij den v i v r e s t r e i n was daarvoor medegenomen 4 dagen (krap berekend): bras ketan , 80 KG. gaba 80 „ uien 15 „ slachtvee 3 stuks rijst 440 KG. 14 dagen (zeer krap berekend): thee 10 „ soepgroenten (15 blikken) 7,5 „ sambalpoeder („ „ ) 7,5 „ koffie 1) (24 „ ) 60 zout (4 „ ) 80 , klapperolie 2) (2 „ ) 36 L. zeep . . . , . 30 KG. V o o r t s was nog medegenomen jenever 36 L. petroleum 3) (6 blikken) 108 L. 1) Met de koffie werd, hoewel dagelijks, soms zelfs twee maal per dag verstrekt, zuinig omgesprongen en uitgegaan van den stelregel «heter slappe koffie dan geen koffie", en was bovendien besloten om den troep zoo noodig in stede van koffie, aftreksel van gebrande rijst te verstrekken, een zeer smakelijke en gezonde drank, en goed voor den buik. 2) De klapperolie strekte slechts voor + 12 dagen. Toen werd instede van klapperolie karbouwenvet gebezigd ; zeer goed en zeer smakelijk. 3) Van de petroleum gingen tijdens den tocht + 2i/ blik -verloren door 2
— 12 — Voor de toebereiding van het eten waren medegenomen: 4 middelsoort kookketels. 2 kleine braadpannen. 4 petroleumblikken; en voorts voor de verlichting 16 bollantaarns. Door mijn ervaring geleerd ben ik n.l. een tegenstander van het koken door den man zelf. Het eenige nadeel, aan de door mij gevolgde methode verbonden, is, dat voor de kookgereedschappen en bollantaarns 9 dragers moeten uitgetrokken worden, doch overigens zijn daaraan niets dan voordeelen verbonden. Aan het koken door den man zelf kleven de volgende nadeelen: l . Elk man is geen kok, en velen eten daardoor minder goed; de bewering, dat elk inlander rijst en sajor kan koken, is verre van juist; niet alleen wat het Europeesch kader en de Amboineezen betreft, maar zelfs voor de inlanders is deze stelling slechts ten deele waar. 2 . Na inspannende tochten zal de man dikwijls te vermoeid zijn om lust te hebben zijn maal te bereiden en zal hij liever dadelijk gaan slapen dan eerst nog al die moeite te hebben. 3 . De op wacht getrokken brigade, althans de op post staande manschappen, kunnen bij aankomst niet dadelijk koken en voor hun eten zorgen. 4 . Brigades, die bezig zijn met koken, doch onverwacht moeten uitrukken, moeten haar kookpannetjes in den steek laten. 5 . Des morgens moet de man zooveel vroeger opstaan. 6 . Deze methode werkt het rampassen in de hand. De door mij gehuldigde verplegingswijze heeft die nadeelen niet en de goede en smakelijke toebereiding van het eten is beter verzekerd. De meening, dat men, als elk man voor zich kookt, minder afhankelijk is van zijn trein, is denkbeeldig. Bij den marsch van Kroepoek naar Linggö liet ik mijn trein los, liet ieder zijn ongekookte rijst medenemen, liet door 1 dwangarbeider 4 petroleumblikken, 1,5 K G . zout, 2,5 K G . koffie, ^ K G . e
e
e
e
e
e
lekkage. Alleen aan de officieren, in de keuken, en voor de fakkels der brigades werd petroleum verstrekt. De troep behielp zich met fakkels van kajoe salah.
— 13 — soepgroenten en 4 bollantaarns met 1,5 Liter petroleum dragen, en behielp mij verder met de aarden kookgereedschappen van de Gajo's, hoewel 4 petroleumblikken voor 4 brigades voldoende was. Bij den voorgenomen, doch mislukten tocht van uit Balé Sarèl werd op gelijke wijze gehandeld, evenzoo bij den tocht van uit Onèng. In September of October 1900 bij mijn tweeden tocht naar Tangsé werd ik, wat niet voorzien was, 2 £ dag van mijn trein gescheiden; de trein was door de bandjirende Kroeëng Baro te Beungah achtergebleven. Toch werd mijn troep behoorlijk verpleegd. Vivres en kookgereedschappen werden toen gerequireerd. Natuurlijk was de medegenomen rijst- en vleeschvoorraad onvoldoende, en werd daarin door fourageeringen te Beutong, Isa en Pegasèng voorzien. Behalve in Kètol, in Doesoen en in Onèng werd alles betaald, in Balé Sarèl met contant geld, overal elders met bons, betaalbaar te Lhö Seumawé, Idi, Pantè-Lhong, Peudada, Samalanga, Meulaboh of Tapa Toean. Wanneer ik weer een tocht naar de Gajolanden maak, zal ik echter een kleine geldkist met papiergeld (dollars) medenemen, teneinde de bevolkingde moeite, om het geld in de kuststreken te halen, te besparen. De bons werden met wantrouwen in ontvangst genomen. Nu echter op heden (22 Mei) reeds eenige bons zijn ingewisseld en de betrokken Gajo's hier zooveel mogelijk zijn voortgeholpen, zullen weldra meerdere bons volgen. Waar de bevolking gevlucht was, moest uit den aard der zaak gefourageerd worden. Dit betrof voornamelijk het vleesch en de rijst. Door den tocht van de colonne van Daalen wijs geworden, had de bevolking bijna overal de padi weggevoerd, in den grond, inde bosschen, in grotten onder rotsblokken, enz. begraven, de rijstblokken (djeungki's) vernield en wannen (tampah; djièë) medegevoerd. Hoe dieper de colonne het land indrong en hoe meer de marechaussée's de rijst konden ontdekken, des te verder voerde de bevolking dit voedingsmiddel weg en des te vindingrijker werd zij in de wijze van verbergen. Het meeste moeite had de colonne met hare verpleging in Doesoen en in Onèng.
— 14 — Was de troep in Doesoen reeds op / ration rijst gesteld, in Onèng moest het ration op * / en al spoedig op j worden terug gebracht. Gelukkig was in Doesoen voldoende vee en werd in Onèng op •+ 1 uur afstand een karbouwenkraal ondekt, terwijl eenig vee gaandeweg naar de oude stallen terugkeerde, zoodat het vleeschration gedurende den geheelen tocht toch reeds verdubbeld, nog meer verhoogd kon worden, en aldus de vermindering van het ration rijst kon worden vergoed. Het is Waar, dat, hoe geringer het aantal open te houden monden is, des te gemakkelijker voldoende voedsel gevonden kan worden, doch daartegenover staat, dat ook minder vlug een voldoende hoeveelheid rijst vooruit gestampt kan worden, met het oog op de volgende marschdagen. \ Bij voldoende voorraden is, met het oog daarop, een groot aantal dragers (lees „stampers") voordeelig, wanneer althans het aantal rijstblokken eveneens voldoende is. Wel kan desnoods met de handen gestampt worden, doch ook de dwangarbeiders geven de voorkeur aan de zwaardere djeungki's, waarmede vlugger gestampt wordt, en hetwelk minder vermoeiend is. Wat het rijststampen aangaat, is de beste wijze op taak te werken. Bij elke djeungki werden een morgen- en een middagploeg ingedeeld. Elke ploeg moest 40 K G . gezuiverde rijst leveren en mocht dan inrukken. Gewoonlijk werd gestampt van 6 / uur — 11J-/2 uur v.m. en van 12—5 uur n. m.. De ploegen, die geen 40 K G . hadden afgeleverd, moesten 's avonds nastampen. Op die wijze werd per djeungki en per dag 80 K G . geleverd, d. i . gemiddeld 8 K G . per uur. Elke ploeg telde 7 a 8 man, 3 man brachten de djeungki in werking, 1 man behandelde de rijst in het blok, 3 a 4 man wanden (djièë); zij losten elkaar onderling af. Waren er te veel djeungki's om met aflossing te kunnen werken, dan mocht op niet meer dan 6,75 K G . per djeungki en per uur gerekend worden, en werd als taak gesteld 65 K G . rijst te leveren. In den aanvang wonnen de Atjehsche dragers het van de dwangarbeiders, doch weldra overtroffen dezen hen. 3
4
1
a
i
x
2
— 15 Te Pegasèng leverde een blok, door dwangarbeiders bediend, in 10 uren tijds zelfs 100 K G . rijst. Dit was echter een eenig feit. De rijst in de Gajolanden gefourageerd of gerequireerd was over het algemeen zeer mooi en wit. W e l moest er af en toe roode en zelfs eenige malen zwarte rijst verstrekt worden, doch beide soorten zijn van niet minder hoedanigheid. Dat bij dergelijke tochten veel buikziekten ontstaan, acht ik minder toe te schrijven, aan het eten van roode rijst en karbouwenvleesch, zooals velen meenen, dan wel aan het niet behoorlijk schoonmaken van de rijst Gewoonlijk wordt deze in de zakken zoogenaamd gewasschen; de zemelen (dëdëk) blijven dan in de rijst en prikkelen de ingewanden. Daarom is het wasschen in de kookketels of petroleumblikken noodig; de zemelen komen dan boven drijven en kunnen beter verwijderd worden. Het aantal buiklijders is dan ook bij deze colonne niet bijzonder groot geweest, wat toegeschreven wordt aan de zorgvuldige zuivering van de rijst. Toen het ration tot op / en / moest verminderd worden, werd eerst éénmaal, later zelfs twéémaal per dag rijstpap, in bouillon gekookt, verstrekt. Het ration toonde dan grooter en 15 a 20 K G . rijst was dan voor een maaltijd voldoende. De rijstpap was bovendien goed voor den buik. Om de rijst tijdens den marsen tegen nat worden te bewaren, werden stukken boomschors, van loemboengs (krongs) verkregen, op de zakken gebonden, terwijl bovendien elke drager met 1 a 2 tampah's (djièë's) zijn zak tegen den regen beschutte. De colonne bezat al spoedig een 30 tal tampah's, welke zij overal medevoerde. Aan lucifers geraakte op het laatst gebrek, zij waren toen om zoo te zeggen te tellen, doordat Wèl op een tocht van 3 weken, doch niet op een van 6 weken gerekend was. 1
x
2
4
(W.g.) V A N DEK M A A T E N .
NOTA aanmaande de verpleging van den troep bij den tocht naar de B o v e n P a s é - I i e u r e u t ö ë - en Djamboe Ajerivier, van 17 Mei tot 12 Juni en den tocht naar de Gajolanden van 28 Juni tot 1 September 1902. Meermalen bij colonnes de bezwaren ondervonden hebbend, aan de z.g. modelverpleging van den troep verbonden, ging ik er medio 1899 bij mijn optreden als detachementscommandant te Tapa Toean toe over den omvangrijken nasleep van koopgereedschap thuis te laten en daarvoor in de plaats petroleumblikken mee te nemen. Wijl het mobiele gedeelte van het detachement naar de wijze der marechaussée's door mij werd ingedeeld in groepen van 20 man, werd ook de verpleging groepsgewijze geregeld. Voor elke groep werden 2 blikkken meegevoerd. Kwam de troep nu 's avonds in 't bivouak aan, dan zorgden 2 a 3 man voor de bereiding van het eten, terwijl de overigen allerlei andere werkzaamheden verrichten : in orde brengen van het bivouak, maken van afdaken enz.. De bereiding van het eten vordert in petroleumblikken belangrijk minder tijd dan in het model kookgereedschap, iets wat van veel waarde is, indien men 's avonds laat in het bivouak aankomt. Steeds werd uitsluitend rijst met Australisch vleesch verstrekt op de marschdagen; ook aan de Europeanen. De inlanders van de groep zorgden wel voor de sajor en andere geriefelijkheden (elke groep bestond uit 2 man kader en 18 manschappen, waarvan 12 tot 14 inlanders). Ook toen overwoog ik wel eens de mogelijkheid om den man zelf te doen koken, doch was ik destijds van meening, dat de daaraan verbonden bezwaren grooter waren dan de voordeelenBij het laat in bivouak komen — b.v. 9 a 10 uur 's avonds — wordt —vooral bij ongunstig weer en vermoeidheid — het koken wel eens vergeten; de dadelijk op wacht komende manschappen hebben
-
1?
-
zelfs geen gelegenheid tot koken, evenmin afdeelingen, die kort na aankomst moeten uitrukken. Zoo waren er — vermeende ik — meerdere bezwaren, die intusschen achteraf beschouwd, alle van weinig belang zijn. Immers, indien men laat in den avond aankomt bij ongunstig weer, duurt het bereiden van het eten—zelfs in petroleumblikken — zeker tot na middernacht. De helft der manschappen eet dan toch niet, geeft zich niet eens de moeite om op te staan, ten einde het maal in de keuken te gaan halen enz.. Onder die bepaald ongunstige omstandigheden maakt het derhalve geen verschil, of de man al of niet zelf kookt. Tot die overtuiging kwam ik eerst langzamerhand. Bij den tocht naar de Boven Pasé, Keureutöë- en Djamboe Ajerivieren nam ik petroleumblikken mee en volgde de verplegingswijze, zooals ik die te Tapa Toean had ingevoerd. De colonne was 2 brigades marechaussee en (rond) 60 man infanterie sterk, w.o. 20 Europeanen. Uitgerukt met 4 dagen vivres, later nog eens voor enkele dagen aangevuld uit Lho-Soekon, werd in hoofdzaak geleefd van hetgeen de streek opleverde. Hoewel wat mopperend — omdat door verkeerde administratieve voorschriften aan geld niet werd goedgemaakt, wat aan het rantsoen te kort kwam — ondergingen ook de Europeesche fuseliers deze voor hen geheel nieuwe kuur met zeer goede resultaten. De bereiding van het eten geschiedde, gelijk gezegd, nog in petroleumblikken, groepsgewijze. Ditmaal echter meer als een gevolg van de omstandigheid, dat wel ledige blikken, doch geen kookpannetjes te krijgen waren, dan uit beginsel. In de Paséstreek maakte ik voor het eerst kennis met de aluminium kookketels en nam, bij den tocht naar de Gajolanden, 4 stuks hiervan mee, toen geen voldoende kookpannetjes voor den geheelen troep te krijgen waren. Algemeen was men van oordeel, dat een model eetketel geen 2 a 3 maanden achtereen gebruikt kan worden, om er dagelijks 2 maal in te koken. Geëmailleerde pannetjes waren te Lho* Seumawè niet in noemenswaardig aantal te verkrijgen. Daarom nam ik weer mijn toevlucht tot de petroleumblikken, die gedurende den tocht ge2
-
18 —
leidelijk vernieuwd kunnen worden, uit de verpakking van de oiie, de gezouten visch en het zout. Ter vergelijking nam ik do 4 a l u m i n i u m kookketels mee. Hoewel ook deze gemakkelijk vervoerbaar zijn, geef i k toch aan de petroleumblikken de voorkeur, w i j l de ketels vrij spoedig lek worden en minder gemakkelijk dan de blikken verwisseld kunnen worden. A a n v a n k e l i j k geschiedde de bereiding van het eten weer brigadesgewijze, doch, toen in de Gajolanden over voldoende blangans (aarden of koperen kookpannetjes der bevolking) beschikt kon worden, bereidde iedereen (ook alle treinkoelies en dwangarbeiders) het eten voor zich zelf. Gewoonlijk marcheerde de man met 2 dagen vivres bij zich, soms met 4 dagen, altijd met 1 dag voorraad. Bezwaren van de zelfbereiding zijn niet ondervonden. H e t groote voordeel er van is, dat iedereen kookt naar eigen smaak en vooral dat het eten in ongeloofelijk korten tijd gereed is. Den 1 3 J u l i was i k zonder vivres, ditmaal met 3 brigades, van R o e s é b naar K a n é s afgemarcheerd. De trein k w a m dien dag niet verder dan A r o e l Poetih en arriveerde den volgenden morgen om 9.15 uur te K a n é s . Ik gaf toen de vivres uit aan de 3 brigades, die den avond te voren en dien morgen geen eten hadden gehad. E r werd gekookt i n pannetjes en nog geen vol uur later was de colonne weder op marsch. en
De koffie en thee liet i k brigadesgewijze i n een petroleumblik bereiden, dat aan de tandoe der brigade hing. De wachtdoende manschappen kookten die dranken voor het geheel. Het rund- of buffelvleesch werd aan het spit gebraden. (w.g.)
COLIJN.
NOTA aangaande de verpleging' van den troep tijdens den tocht naar Pamenë (Kawaj XII) en de Gajolanden van en met 19 Juli tot en met 22 September 1 9 © 2 .
Ingevolge de instructie zou de tocht worden begonnen met een voorraad vivres bij den trein voor 6 dagen. Daartoe werd medegenomen. 750 KG. rijst 90 „ gezouten visch 90 „ zout 30 „ gemalen koffie 15 „ thee 30 „ uien 30 „ suiker 15 „ specerijen 36 liter jenever 8 blikken petroleum rekenende op een sterkte van 250 man [de juiste sterkte bedroeg 112 militairen, 110 dwangarbeiders, 12 officiersbedienden, gidsen, tolken enz.]. De hoeveelheden zout, koffie, thee en petroleum, het eerste moeielijk, de andere niet aan te vullen, waren berekend voor de behoeften van eene maand. Voor het vervoer van dezen voorraad, verpakt in éénmans vrachten van 15 K G . [met emballage van 16 tot 19 KG.], waren noodig 81 dragers. Om de artikelen voor nat worden en dus tegen bederf te vrijwaren, was de verpakking geschied in blik. De ledige blikken bleven zooveel noodig bewaard ter opname van den nieuwen voorraad. Als dagelijksch ration rijst was vastgesteld_0,5 K G . , welke hoeveelheid, ook geleerd door de ondervinding van vorige tochten, voldoende kan worden geacht.
-
20
-
Het voorloopig dagelijksch menu, rijst mot oen stuk gezouten visch, wat zout, koffie of thee, gedroogde lombok en uien, lijkt sober, evenwel was het voldoende voor den korten tijd, dat hot behoefde te worden verstrekt. Daar, waar het aanwezig was, altijd in de bewoonde oorden, kon versch vleesch ruim worden uitgegeven. Sajoran behoeft niet te worden medegenomen; overal, zelfs nu en dan in het bosch, weet de inlander groente van zijn gading te vinden. Onder de hoeveelheid zout was, behalve die benoodigd voor het bereiden van het eten, ook begrepen die, noodig tot het vervaardigen van dengdeng, welk artikel de gezouten visch, nadat de voorraad daarvan was uitgeput, heeft vervangen. Gezouten visch is meer naar den smaak van den inlander en fce verkiezen boven Australisch vleesch of eenige andere vleeschconserve. Daarvan behoeft minder te worden uitgegeven en kan dus eenzelfde voorraad (in gewicht) langer dienen. Suiker en jenever werden slechts medegenomen als versnaperingen. De specerijen bestonden uit gedroogde lombok en ketoembar djinten, dit laatste eveneens benoodigd voor de dengdengbereiding. Afgescheiden van den voorraad bij den trein, had elk man, zoowel militair als koelie, voor twee, soms voor drie dagen vivres bij zich. Als regel werd aangenomen, dat eerst deze voorraad werd verbruikt, voordat het bij den trein medegevoerde werd aangesproken. Aanvulling van den voorraad werd verkregen in de kampongs, naar gelang van de gezindheid van de bevolking door fourageeringen, dan wel door aankoop, hetzij a contant, hetzij tegen bons. Rijst werd gewoonlijk niet gevonden, althans niet^ in voldoende hoeveelheid, daarentegen padi in overvloed, welke door de dwangarbeiders tot rijst werd verstampt. Gewoonlijk waren hiermede 40 man belast, die, verdeeld in ploegen van 5 man, gemiddeld dagelijks 30ö K G . verkregen. Gebruik werd gemaakt van de Atjehsche rijstblokken en, waar deze niet in voldoend aantal aanwezig waren, konden met matten belegde, in den grond gemaakte gaten ook dienen.
— 21 — Wannen, tot het schoonmaken van rijst, werden steeds in de Atjehsche woningen aangetroffen. De op die wijze verkregen roode rijst was in den regel niet minder smakelijk dan de witte en zeker wel zoo voedzaam. Door enkelen is beweerd geworden, dat die roode rijst schadelijk zon zijn voor de gezondheid en de oorzaak was van de vele buikziekten. Ik meen dat ten stelligste te moeten tegenspreken, op grond van het feit, dat juist de Atjehers bij de colonne (gidsen, gevangenen), dus menschen, die zich uitsluitend met roode rijst voeden, het eerst en het ergst door die ziekte werden aangetast. M. i . moet de oorzaak alleen gevonden worden in de groote vochtigheid, waaraan de personen bij voortduring waren blootgesteld door het marcheeeren in den regen, in rivierbeddingen (dikwijls de eenige wegen in het bergterrein), het slapen op den grond in de vochtige bosschen, enz.. Als bijzonderheid zij gemeld, dat een der brigadecommandanten, die geruimen tijd bij het koloniale Fransche leger in Tonkin had gediend, wist mede te deelen, dat ook daar de vochtigheidstoestand als aanleidende oorzaak voor buikziekten, met name dysenterie, werd beschouwd. Als voorbehoedmiddel werd met gunstigeu uitslag het gebruik verplichtend gesteld van eene smalle laken lap van voldoende lengte, waarin het lichaam van af de oksels tot aan de heup goed kon worden ingewikkeld. Versch vleesch kon in de kampongs steeds worden verstrekt, zij het dan karbouwen-, schapen- of geiten- en een enkel maal ook hoendervleesch. Voor de marschdagen werd, zooals boven reeds gemeld, dengdeng medegenomen, eveneens door dwangarbeiders bereid. Tien dwangarbeiders maakten in twee dagen een hoeveelheid gereed, voldoende voor de behoefte van de colonne voor zes dagen; liet de weersgesteldheid het drogen in de zon niet toe, dan gebeurde het boven lichte vuren op stellages van bamboe. Toen de voorraad koffie en thee verbruikt was, leverde een aftreksel van gebrande rijst een niet onsmakelijk surrogaat, waarmede men zich althans eenigen tijd kon behelpen. Om petroleum te besparen, werd in Pameuë gebruik gemaakt
— 22 — van damarfakkels, in de Gajolanden van het met een vlam brandende sala- (pijnboom) hout. . Djagong, katella, laboe enz. overvloedig op ladangs gevonden, gaven, toebereid met suiker, gekookt uit suikerrietsap, niet alleen een gewilde afwisseling, doch de bereiding daarvan verschafte tevens eene welkome afleiding gedurende de rustdagen. In de instructie was bevolen, dat door ieder man voor zichzelf moest worden gekookt, waartoe het medevoeren der practische geëmailleerde kookpannetjes werd verplichtend gesteld; echter in dier voege, dat van elke twee man slechts één het pannetje behoefde mede te nemen, de ander kon volstaan met zijn eetketel. Twee aan twee werd er gekookt; de bezitter van het pannetje maakte de rijst klaar, die van den eetketel zorgde voor de sajoran en voor koffie of thee. Vleesch werd aan het spit gebraden, waarvoor de rijstvuren dienst deden, of wel in de rijst gekookt. De ondervinding heeft geleerd, dat deze wijze van bereiding der spijzen verre te verkiezen is boven de oude, n.1. in kookketels. (Het gebruik van ledige petroleumblikken staat tusschen beide in en kan beschouwd worden als een overgang tot het voor zich zeik koken.) De voordeelen daaraan verbonden zijn: l . Vlugge bereiding. Gewoonlijk had de man daartoe slechts j uur noodig, onder de meest ongunstige omstandigheden, b. v. bij regen in boschbivouaks; waar meer tijd werd vereischt tot vinden van brandbaar hout en het aanmaken der vuren, niet meer dan één uur. Bij toepassing der kookketels is de tijd daarvoor benoodigd 4 uur, dikwijls veel langer, met het gevolg, dat bij late aankomst in het bivouak door velen niet gegeten wordt, daar de man, zich vermoeid te slapen gelegd hebbende, in zijn eersten slaap gewekt om te eten, dikwijls verkiest te blijven liggen, of wel, bij regen, liever een maal mist dan zijn afdak te verlaten omzijn kostbare droge kleeding bij het halen van dat maal te laten nat regenen. 2 . Smakelijker en zindelijker bereiding. Uit den aard der zaak is de rijst in kleine hoeveelheden beter te reinigen, en zal de belanghebbende zelf daaraan, zooe
1
2
e
— 23 — wel als aan de bereiding, ook van de andere spijzen, meer zorg willen en kunnen besteden dan het beste keukenpersoneel. Elk militair kan geacht worden zijn potje te kunnen koken; men behoeft toch geen kok te zijn om wat rijst te kunnen stoomen of vleesch te roosteren. De menagekoks zijn trouwens ook geen beroepsmenschen, integendeel, te velde ziet men daarvoor dikwijls den eersten den besten dwangarbeider gebruiken. De hoegrootheid van het maal kan ook beter worden geregeld en kan het vermorsen van groote hoeveelheden voedsel voorkomen worden, hetgeen bij menagevoeren te velde veel geschiedt. Hierbij zij nog aangeteekend, dat de bewegelijkheid van een troep door deze wijze van verpleging aanmerkelijk wordt verhoogd. Men is niet langer gebonden aan de onhandelbare, weinig snel te verplaatsen kookketels, braadpannen enz.. Waar het vereischt wordt, kunnen afdeelingen voor eenige dagen van den trein worden losgemaakt; terwijl deze zelf wordt verminderd met de dragers der ketels, een voor een groote colonne niet onbelangrijk getal. Noncombattanten als kwartiermeesters, fouriers, koks enz. kunnen worden gemist, terwijl ook de administratie nagenoeg tot nul wordt teruggebracht. De uitgifte van vivres had plaats aan afdeelingen, bij de marechaussees aan de brigadecommandanten, bij den trein aan het daarbij ingedeelde kader. Deze droegen voor de verdere verdeeling zorg; ter uitgifte van de rijst in het klein was elk hunner voorzien van een maatblikje, inhoudende 0,5 K G . Tegenover al deze voordeelen kan door mij geen enkel nadeel worden gesteld. W e l is door enkelen opgeworpen, dat deze verpleging het zoogenaamde „rampassen" in de hand zou werken. Dit valt echter te betwijfelen. Volgens mijne meening rooft de inlander, vooral de Amboinees, alleen uit zucht om te „rooven". Maatregelen ter voorkoming zullen steeds moeten worden getroffen. Ongetwijfeld kan ook de Europeesche militair met deze verpleging worden vertrouwd gemaakt, getuige de brigadecom-
— 24 — mandanten der marechaussee en het bij de excursies ingedeelde Europeesche hospitaalpersoneel. Wel zullen velen in den aanvang met moeielijkheden te kampen hebben door gemis aan de noodige handigheid, b. v. tot het aanmaken van vuur, voor het feit gesteld, zal de noodzakelijkheid die handigheid wel spoedig doen aanleeren. (w.g.)
SCHEEPENS.
VERPLEGING gedurende den tocht in de Gajolanden van 84 September tot 35 November looi.
Rëeds gedurende de operatiën m 1896, 1897 en 1898, waarbij de troepen te velde menage voerden volgens bepaalde tarieven, kon worden waargenomen, hoe uiterst gebrekkig dikwijls de vepleging van den soldaat was, niettegenstaande een volgens tarief volbeladen vivrestrein de colonnes volgde. Uren lang duurde het alvorens het kookgereedschap (middelsoort- en kleine kookketels, model braadpannen, enz ) uit de treincolonne in het bivouak der compagnieën was aangekomen, de keuken door het personeel was ingericht, hout was gezocht, water was gehaald, vuur was aangemaakt en gefourageerd was bij den intendant der colonne. Kwam men tegen het vallen van den avond in een bivouak, dan was het zeer gewoon, dat de troep eerst tegen 10 a 11 uur eten kön krijgen, en bij slecht weder, wanneer de vuren niet wilden branden, word het meermalen middernacht, of kreeg de soldaat niets voor den volgenden morgen. De hoedanigheid van het eten was dan dikwijls nog zoo slecht, dat groote hoeveelheden rijst en volksspijs weggeworpen werden. Toen ik, belast zijnde met het bevel over de le divisie marechaussee, verschillende excursiën van langeren duur moest maken, besloot ik de verpleging anders te regelen. Aanvankelijk werd het gewone kookgereedschap medegevoerd en getracht de ondervonden nadeelen te ontgaan door een buitengewoon eenvoudig menu voor te schijven, t w. rijst met gedroogde visch of dengdeng of Australisch vleesch, wel wetende dat ieder inlandsch en Amboineesch soldaat te velde zijne sajor vindt en zelf bereidt in den model eetketel of in de Atjehsche potten en pannen, die overal gevonden worden. Op rustdagen, wanneer er overvloed van tijd was, werd dan voor de afwisseling een rund of buffel, geslacht,
— 26 — Door deze verplegingswijze werd tevens het groote voordeel verkregen, dat de colonne aan geen basis gebonden was. Bij den afmarsch werd b. v. voor acht dagen rijst en voor veertien dagen of langer gezouten visch, zout, peper, uien, azijn, koffie, thee, gedroogde lombok, klapperolie en azijn medegenomen, en . . . . d e colonnes bleven dan daarmede drie weken uit. Immers de rijstvoorraad kan steeds overal door het stampen van padi worden aangevuld; zout, lombok en olie vindt men ook dikwijls en de gezouten visch wordt niet uitgegeven, wanneer er gelegenheid is om versch vleesch te verstrekken (rund-, geiten-, of schapenvleesch dan wel pluimgedierte). Het nadeel bleef echter bestaan, dat de soldaat na het opslaan van het bivouak gemiddeld 3 a 4 uren op zijn eten moest wachten. Ook bleek deze wijze van verpleging nog belemmerend voor plotselinge besluiten tot splitsing van de colonne, daar men steeds aan het kookgereedschap gebonden was. Deze redenen hebben er toe geleid om gedurende den tocbt van Meulaboh door Seunagan naar Gempang en Pidië ieder man telkens voor den afmarsch te voorzien van twee, soms drie dagen van de bovenvermelde vivres en te bevelen, dat een ieder voor zich zelf zou moeten koken in de model eetketels. Bij latere tochten werd het medevoeren van de meer practische geëmailleerde pannetjes aanbevolen. De model ketel houdt het gedurende één tocht zeer goed uit, doch in den regel ook niet langer. Het resultaat was nu, dat de man na het betrekken van het bivouak binnen het half uur kon eten en zich ter ruste kon begeven en dat elk tactisch onderdeel van de colonne op ieder gewild tijdstip voor drie a vier dagen zelfstandig kon worden uitgezonden. De ondervinding heeft mij doen zien, dat de soldaat op deze wijze veel beter eet dan bij het stelsel van menage voeren uit één keuken en dat hij zich daarbij veel aangenamer voelt. Hij kan zelf de hoegrootheid van zijn maal regelen en eet als het ware wat hij w i l . In den regel vereenigen zich twee of drie soldaten tot één gezelschap. Een van hen kookt rijst, de tweede bereidt sajor en de derde zorgt voor iets anders. Visch en vleesch worden dikwijls slechts aan het spit ge-
-
27
-
braden bij het rijstvuur. Koffie en thee worden in den regel brigadesgewijze aan den brigadecommandant verstrekt, die dan voor de verdeeling zorgt. Men zegge niet, dat bij den Europeeschen soldaat deze wijze van verplegen niet zou zijn toe te passen. W a t i k hieromtrent van Europeesche brigadecommandanten en Europeesche ziekenverplegers zag, bewijst het tegendeel. Ten opzichte van de officieren eindelijk heeft het stelsel voor, dat zij i n de onmogelijkheid zullen zijn om zoogenaamd i n de soldatenmenage te gaan, wat uit een krijgstuchtelijk oogpunt streng moet worden afgekeurd. H e t verdient i n alle opzichten aanbeveling, dat van hoogerhand worde bevolen, dat de officieren minstens compagniesgewijze samen eten en menage voeren. (w.g.) V A N D A A L E N .