01 03 10 13 24 27 32 36 39 42
EDITORIAAL robert smets
JAGER bob van laerhoven
SFANCON 5 simon joukes
SF & LITERATUURSTUDIE georges adé
SF OP DE TV eddy demeyere
DE VERLOREN TRAAN DER HOFHOUDING dirk blockeel
POST simon joukes
BLADWIJZE eddy c. bertin & co
DELVEN IN DE DUISTERNIS valeer de maesschalk
NOTA BENE
INDIEN U IN NEVENSTAAND VAKJE EEN KRUISJE VINDT, DAN IS UW LIDGELD JAMMER GENOEG UITGEPUT. GELIEVE DIT ZO SNEL MOGELIJK TE WILLEN VOLDOEN. DANK BIJ VOORBAAT.
robert smets
SF-MAGAZINE P. 01 Het valt de samenstellers van dit blad (en hier kunnen we nauwelijks de meervoudsvorm gebruiken …) meermaals de indruk te hebben dat zij zichzelf herhalen. Zo zouden wij bijvoorbeeld dit editoriaal kunnen openen met onze verontschuldigingen aan te bieden om een zekere achterstand bij het verschijnen van dit nummer, ware het niet dat deze stilaan traditioneel begint te worden bij de aanvang van het jaar. Zo zouden wij bijvoorbeeld ook deze gelegenheid kunnen aangrijpen om de structurele redenen van deze achterstand uiteen te zetten en meteen hieraan toe te voegen hoeveel plannen bij gebrek aan medewerking in de kartons zijn blijven steken, ware het niet dat deze situatie onze lezers reeds overbekend is. Zo zouden wij tenslotte een zoveelste oproep kunnen plaatsen aan al diegenen die aan dit blad en aan onze vereniging houden, om hen erop te wijzen dat hulp én medewerking dringend nodig zijn, willen zij dit blad en deze vereniging behouden, ware het niet dat eens te meer dreigt te blijken dat hun passiviteit stilaan het legendarische benadert. En zoals duidelijk tussen de regels blijkt, doen wij dit alles dus duidelijk NIET. Omtrent de inhoud van dit maartnummer kunnen we betrekkelijk kort zijn : de hoofdbrok wordt ditmaal gevormd door een bijzonder belangwekkend artikel in verband met “SF & LITERATUURSTUDIE” dat ons door GEORGES ADÉ werd afgestaan en waarvoor wij hem hier uiteraard onze dank betuigen. Verder treft u in dit nummer het verhaal “JAGER” aan van BOB VAN LAERHOVEN, die vorig jaar de eerste prijs wegkaapte in onze jaarlijkse wedstrijd voor het kort SF-verhaal. Kortelings hopen wij overigens een bijzonder nummer aan deze jonge auteur te wijden, in onze “FOCUS”-reeks en wij danken hier bij voorbaat LES CORNWELL die zich bereid verklaarde de inleiding hiervan op zich te nemen. Een kort “IN MEMORIAM” tenslotte voor EDNA MAYNE, de echtenote van ALFRED (E.) VAN VOGT, die op 20 januari ll. overleed na een lange en pijnlijke ziekteperiode.
SF-MAGAZINE P. 02 Dhr. VAN HAGELAND maakte ons een afschrift over van de rede die door de auteur bij de teraardebestelling werd uitgesproken, doch de plaats ontbreekt ons om deze hier integraal over te nemen. Zij die het leven volgen van welke plaats zijn echtgenote er hier terloops ook nog aan halen schreef, die echter om staan.
A.E. VAN VOGT, en zijn werk, weten in diens leven innam. Herinneren wij dat zijzelf eveneens een aantal SF-vercommerciële redenen onder beider naam
BENELUXCON 3 gaat op 18, 19, 20 en 21 juli 1975 door in het Stedelijk Concertgebouw van de Stad Brugge. Voor de luttele som van 200 BF krijgt u, zoals ieder jaar, een fabuleus en rijk gevarieerd programma aangeboden. Eregast is JAMES WHITE, Fan-eregast WALDEMAR KUMMINGS, verder nog een hele reeks bekende auteurs, kunstenaars en fans uit binnen- en buitenland. Wacht niet om nu reeds in te schrijven en kamers te reserveren (ook tegen gunsttarief). Mis dus zeker BENELUXCON 3 niet !!! ROBERT SMETS
SF-MAGAZINE P. 03 Als dwazen waren wij in de lift gesprongen, Bill en ik. De Hrefn waren daarboven bij onze geliefdes, onze levens. Ze hadden zich gematerialiseerd in de kommandoruimte en onze kapitein was een verrader. Hij had onze schermen geneutraliseerd, zodat de Hrefn ongehinderd hadden kunnen overgeseind worden. Dondere schaduwen stegen mee in de liftstraal toen Bill en ik elkaar aankeken. Een gil ontplofte in onze oren, gevolgd door een hels geschreeuw. De interkom stond op volle kracht. De liftstraal zette ons met een kleine, trillende schok af en de deuriris knipte open. We wierpen ons in de kabine met onze wapens in onze trillende handen. We konden enkel nog schieten op de zilveren radioschimmen van de Hrefn. Ze hadden hun doel bereikt en ze waren verdwenen met onze kapitein, Bog neme zijn ziel. Bill huilde. En plots huilde ik ook. Tussen de roerloze lichamen van de bemanning, lagen onze vrouwen. Een blond en een bruin hoofd. Onder de haren bewogen zich trillende, verbrande spieren. Ik boog me voorover naar haar en haar gouden ogen staarden me aan. Ze hadden me altijd vol liefde aangekeken, maar nu waren het ongrijpbare poelen van pijn geworden. Nu was ze ver weg. Haar lippen wilden een woord vormen. Een kus voor het gordijn valt ? Haar lippen waren koud zoals mijn hart koud geworden was. Toen viel het gordijn …
SF-MAGAZINE P. 04 "Jager", zei ze. Ik antwoordde niet, maar bleef de zoldering bekijken alsof daar de openbaring van de zin van het leven zou te vinden zijn. "Bill stierf kort daarna in een gevecht tegen de Hogn' go", zei ik toonloos. "Waar heb je het over, Jager ?", vroeg ze. Ik richtte me half op en keek haar aan. Haren als de diepblauwe blik van een toornige god. Ogen als steeg_ jeszwart fluweel, maar mooier. Ze droeg een zwart, eenvoudig jurkje dat haar met de soepelheid van zeehondenvel omsloot. Dat was alles. "Noem me geen Jager", zei ik. "Zijn er al drie uren voorbij ?" "We zijn voorbij Celestus IV", antwoordde ze. "We bevinden ons in de normale ruimte en jij verspreidt een lucht als een distilleerplaneet". "Bemoei je met je eigen zaken". "Onze dood is één van mijn eigen zaken. Met de ultra-ruimte valt niet te spotten". Ik grijnsde. "Mijn refleksen zijn snel genoeg", zei ik. Ze haalde haar fraaie schouders op. "Er kunnen vijanden zijn", zei ze. "In deze ruimtesektor zijn er geen vijanden". "De Aarde heeft overal vijanden". "Dat klinkt niet zo patriotisch". "Zo is het ook niet bedoe1d. Kom je de besturing overnemen ?" Ik stond onhandig op en zei gemelijk : "Ik begrijp nog altijd niet waarom ik jou gehuurd heb. Ik kon het net zo goed af in m'n eent_ je. Ze lachte. "Misschien word je oud, Jager", zei ze. "Noem me geen Jager !", brulde ik. Ik had haar opgepikt in een kroeg op Antares III. De planeet was al een tiental jaren op de Hondarfs veroverd en ze was gekoloniseerd door mensen. Ik bezatte me. Ik was al een flink eind op weg toen ze naast me was komen zitten. Ze droeg een tuniek van Breydel IV. Haar borsten glansden goudbruin in het vage licht van de lumens. Haar lange haren waren diepblauw en ze had me aan een trotse, mooie Indiaanse doen denken. Ze had me aangekeken en had gezegd : "Nou, jij bent ook mooi in de olie. Je stinkt". Ik grinnikte dwaas. "Jij bent die gek die met zijn superruimteschip hele vloten buitenaardse schepen van de kaart veegt", zei ze opeens. "Ze noemen je overal Jager. Je bent zo'n beetje de dodengod van de ruimte, hé ? Haal jij je kick uit de doden ? Of ben je een vampier met een tick ?" "Noem me geen Jager", had ik gegorgeld. De rest van haar bijtend betoog was zonder belang.
SF-MAGAZINE P. 05 Nog diezelfde avond huurde ik haar als co-piloot. Ze had ooit eens een authentieke vampier in haar familie gehad, had ze gezegd. In de vertrouwde kabine ontspande ik me weer. Het vertrouwde en gehate visioen van de dood van mijn vrouw verdween met tegenzin uit mijn geest. Ik draaide het kontakt om en het schip sprong feilloós in de ultra-ruimte. Ik ging gespannen achter de aanwijzer, waarop rode en blauwe stippen flikkerden en weer verdwenen, zitten. De ultra-ruimte wordt gevormd door speciale, gebogen structuren. Er zijn obstakels die vermeden moeten worden en die werden als rode stippen op mijn aanwijzer weergegeven. Een getraind piloot kan het drie uren in die heksenketel uithouden zonder verslapping van zijn reflexen, en ik had gedronken. Ik zat gespannen voor de aanwijzer en korrigeerde telkens koers. Ik hoorde nauwelijks hoe Amanthis uit de kombuis weer binnenkwam. Maar ik voelde wel hoe ze me onafgebroken bekeek. Het was mijn eerste reis met gezelschap sinds de dood van mijn vrouw. Ik wilde een kleine vloot van aardse schepen in sektor 6A vervoegen. Ze vochten tegen een overmacht van Hondarfschepen en moesten wijken. Ik wilde mijn schip in de strijd werpen en zo de overwinning afdwingen. De afweerschermen die ik uitgedacht had, hadden totdantoe alle energiewapens van welke soort ook, afgeketst. Dat maakte mijn schip tot een beslissende tegenstander. Ik had het daarbij nog propvol energie gestopt. Mijn sterremotoren waren de grootste en de zwaarste van het bekende universum. De grootte van mijn motoren gaven het schip het uitzicht van een overrijpe meloen, maar het was absoluut dodelijk. Het was de som van mijn wiskundige gaven, mijn verdriet en mijn haat. De Aarde was altijd wel met extra-terranen in oorlog en ik moest me alleen tussen twee veldslagen in bedrinken. De Hrefn waren allang uitgeroeid. Daarna hadden de aardse schepen de vreselijke tuigen van de Hogn' go rond Kirpis V ontmoet. ' En zo was het steeds verder gegaan. Mijn schip had haar sporen in de strijd verdiend en al die jaren had ik het alléén door de ultra-rulmte gedirigeerd, had ik alléén gevochten. En plotseling- en de reden waarom, ontging me - had ik een knappe vrouw als co-piloot. Twee uur en drie kwartier piekeren, en reageren later liet ik het schip terug in de normale ruimte vallen. . Wij waren nog enkele parsecs van sektor 6A verwijderd. Ik wilde net de zwijgende ogen van Amanthis ontmoeten, toen de massazoemer snijdend klonk. Ik zette de vieuwer aan, maar alles werd donker voor mijn ogen.
SF-MAGAZINE P. 06 Ik jaagde, ik vernietigde Hrefn, hah, de grauwe boden van de dood in de eindeloze ruimtezee, vreesden me. Ik rende over de grijze grond, onder de grijze lucht en mijn gedachten waren grijs. Ik wilde vuren ontketenen en het heelal schoonvagen, maar zij gehoorzaamden me niet omdat ikzelf koud was. Pijn vrat in mij terwijl ik in het Inferno mijn doodsdans uitvoerde. Ik was alleen onder de grijze Stolp, gebouwd met de verkleurde beenderen van mijn vrouw. Alleen, enkel bekeken door haar starende knekelogen. Ik danste. Ik vernietigde met mijn haat mezelf. En toen verscheen er een doek in die wereld en dat doek boorde zich tot in vervloekte hoogten. Een vrouwengelaat verscheen op dat doek, een vrouwengelaat met ogen als zwarte diamanten en haar van blauw satijn. Haar lippen glimlachten en haar stem was het suizen van de wind op de oude Aarde. "Arme Jager", zei ze. Ik wilde haar medelijden niet. Ik wilde helemaal geen medelijden. Daarom staarde ik woedend in haar ogen, maar ze waren zo mooi als goud. De woede in mij zakte tot een doffe, kloppende pijn, diep in mijn hart. Het doek bolde voorover en bedekte me met zachtheid en vergetelheid ... Ze stond over me gebogen. Haar lange haren raakten bijna mijn wangen en ik stelde me voor welk gevoel het zou geven als ze dat helemaal deden. "Arme Jager", zei ze. Ik staarde haar aan en vroeg me af waarom ik tegelijkertijd in het verleden en in het heden moest leven. De fles was in ieder geval het antwoord op die vraag niet. "Noem me geen Jager", fluisterde ik. "En ik ben niet arm. Wat is er gebeurd ?" Toen verscheen er een tweede gezicht voor mijn ogen. Ik probeerde me te bewegen, maar één of ander middel had me verstijfd. Het was een mannengezicht. Hij had zwartblauwe haren, donkere ogen, en een haviksneus. Hij leek ergens sterk op Amanthis. "Aardling", zei hij langzaam en duidelijk. "Je bent gevangen op ons schip. We hebben je geest gepeild toen je bewusteloos was, en we hebben daarin de motieven van de daden gevonden. Die motieven zijn ergens te begrijpen, maar je vormt een bedreiging voor ons ras en daarom zullen we je verbannen naar een onbewoonde planeet. Amanthis zal je gezelschap houden tot we de plaats van bestemming bereikt hebben. Je zult me niet weerzien, maar ik wil dat je begrijpt dat ons vonnis rechtvaardig is. Amanthis vroeg me om deze gunst. Ik heb het haar toegestaan".
SF-MAGAZINE P. 07 AARDLING ? Ik staarde hem aan. Hij geleek zo volkomen menselijk. Opeens kende ik de waarheid en ik probeerde overeind te komen, maar één of andere kracht hield me terug. Ik moest roerloos en sprakeloos van woede blijven liggen. "Buitenaardse humanoïden", fluisterde ik uiteindelijk. Het gezicht glimlachte bitter en tegelijkertijd bedroefd en verdween toen om plaats te maken voor het grijze plafond. Ik sprak pas toen er ergens een deur dichtzoefde. "Je ... je hebt me verraden", zei ik schor. "Ja, Jager", antwoordde ze, maar ze bleef buiten mijn beperkt gezichtsveld. "Waarom deed je het ?" vroeg ik. "Wat heb je ermee gewonnen ?" "De mogelijke overleving van mijn ras", zei ze rustig. "Ik ben ook een "buitenaardse", Jager. Zo noemen jullie andere volkeren, hé ? Alsof het een schande is dat ze niet op Aarde geboren zijn. Mijn ras bewoont een planetenstelsel dat jullie toevallig nog niet kennen. De ruimte is gelukkig bezaait met werelden. Even toevallig kregen wij lang geleden kontakt met één van jullie schepen zonder dat die het wisten. We hebben de ontwikkeling van de Aarde de laatste tientallen jaren met vrees gevolgd. Jij vormt een belangrijke factor in de politiek van de Aarde en ik kwam in het geheim naar Antares III". "En je palmde me in", gromde ik bitter. "En ik palmde je in", zuchtte ze. Weet jij eigenlijk wel iets van de werkelijke situatie in de ruimte af, Jager ? Ik denk het niet want je tomeloze haat is je wel genoeg. Maar in het doden ligt geen antwoord". "Alle buitenaardsen, zelfs humanoïden moeten gedood worden". "Kun je niet verdragen dat ik er menselijk uitzie, Jager ? Ik ben helemaal zoals een aardse vrouw, alleen ben ik niet op Aarde geboren. Is de Aarde dan zo'n speciale wereld ? Maakt dat feit me slechter ? Wij zijn tenminste nog een tamelijk vredelievend volk ... Jullie houden van de slachting. Jullie houden van wreedheden". "Ik wreek alleen màar mijn vrouw". "Ach ja ..• dat is mooi. Jullie wreken allemaal wel iets, naar het schijnt. Is het omdat jullie eenzaam zijn ? Ik begrijp jullie eerlijk gezegd niet. Zo gelijkend en toch ... Geef het maar toe: jullie zijn agressief en houden van macht, god weet eigenlijk waarom". "Alle buitenaardse wezens die onze verkenners ontmoetten, vielen eerst én zonder waarschuwing aan". "Fout, Jager. Jij gelooft wat je WIL geloven. Jouw zogenaamde Aardse verkenningsschepen zijn in werkelijkheid dodende robotten die op zicht vuren en zo vijandelijkheden uitlokken. De regering op Aarde dient slechts als kamoeflage en de werkelijke macht berust bij de grote trusts die wapens produceren. De Aarde en haar vazalwerelden zijn niets anders dan onmetelijke wapen- en ruimteschipfabrieken geworden. De mensen die in die branche zitten, worden onmetelijk rijk, en daarom hebben ze ook geen skrupules. Ze hebben je gebruikt als een willoze robot, erger nog : als een blind dier. En dat voor een
SF-MAGAZINE P. 08 een genie als jij !" "Maar ..." "De kapitein van het schip waarop je vrouw gedood werd, werd niet omgekocht door de Hrefn ! Heb je, buiten je wis- en natuurkundige gaven, het verstand van een kind ? Die kapitein kreeg zijn geld van de aardse trusts. De schimmen die je zag waren niet de radiofrequenties van de Hrefn, maar die van aardse mensen zoals jij ! Er was geen kontakt tussen de Hrefn en jouw volk, alleen maar strijd. Hoe zouden ze dan de kapitein van dat schip hebben kunnen omkopen ? Waar zou die man na zijn vlucht gebleven zijn ? Op een planeet bewoond door de Hrefn ? Ze ademen fluor, jij dwaas ! Nee, Jager, jouw psychoprofiel was duidelijk voor de ordinatoren. Na de dood van je vrouw werd je genie pas goed wakker en je wijdde al je krachten aan haat en vernietiging ... Jij hebt met je schip de oorlogen van de Aarde gewonnen. De ekonomie van de Aarde en de aangehechte planeten bloeit, er wordt geproduceerd, er wordt veroverd; bet is een koorts, een sport geworden. Meer, steeds meer ! Wij willen alleen aan een vreselijk lot ontsnappen, Jager ... als het nog kan". "Je ... Je liegt. Mijn vrouw ..." "Denk na, Jager. WIJ kunnen je je vrouw niet teruggeven". Mijn hoofd tolde. Vertelde ze de waarheid ? Misschien ... de oude, leeggebloeide ekonomie van de Aarde in het begin van de interstellaire verkenningen ... dan de oorlogen ... Het nieuwe vuur ... expansie ... En ditmaal kon ik me niet bedrinken, niet ontsnappen. ÉÉN SEKONDE OM HELDER NA TE DENKEN ! Ik zweeg gedurende de verdere reis. De sloep daalde snel. In de cockpit zat een man van het ras van Amanthis als piloot. Ook hij was knap en goedgebouwd. Ze waren allemaal zo verrekt mooi en edel. Zij zat naast mij, maar ik keek naar de planeet door de patrijspoorten. De zon van het Sol-type gaf een glanzend, bierkleurig licht af en begroeide heuvels en dalen wisselden elkaar prettig af. Er waren wijde prairies met hoog wuivend gras en er waren blauwe bergen met machtige sneeuwkappen en schuimende watervallen. Er waren bossen met grote, vederachtige bomen. "Er zijn geen gevaarlijke dieren", zei ze als antwoord op mijn onuitgesproken gedachten, "alleen kleine herbivoren. Je zult ze gemakkelijk genoeg kunnen temmen. Je krijgt een krachtinstallatie, een pre-fabwoning en genoeg huishoudelijk materiaal mee. We willen je dood niet; we hopen alleen maar dat jij je eigen rechter zal zijn, als je dat wilt". "En eenzaam", murmelde ik. Mijn gedachten tolden nog altijd als dol heen en weer. Waarheid - onwaarheid ? "En eenzaam"; beaamde ze. Iets vochtigs bengelde over mijn wangen en ze keek ernaar. "Ben je bang, Jager ?", vroeg ze. "Nee", mompelde ik, "en noem me geen Jager meer. Ik wilde mijn dode
SF-MAGAZINE P. 09 vrouw herschapen uit stapels vreemde lijken. En nu ben ik zo zeker niet meer, verdomme, ik ben zo zeker niet meer". De sloep landde met een verende schok en de cockpit klapte open. Ik stapte onhandig uit. Ik staarde over de vlakte waarin we geland waren terwijl de piloot mijn spullen uit het ruim van de sloep dirigeerde. Het is een mooi vriendelijk land. Ik bekeek de horizon met zijn banden van wuivende bomen en vroeg me af wat in de toekomst te moeten jagen. Amanthis stapte ook uit. Ik keek haar aan en toen zag ik - net als in mijn droom - dat haar diamanten ogen even mooi waren als de gouden die ik verloren had. Er steeg iets op in mijn keel en ik slikte. "Misschien kom ik terug zodra je de waarheid gevonden hebt, Andy", zei ze eenvoudig. "Misschien komt er de oorlog tussen jouw en mijn volk er niet. Als er vrede is ..." Ze keek eigenaardig naar me en mompelde toen : "We hopen het". WAARHEID - ONWAARHEID ? Maar ze had me bij mijn voornaam genoemd. Ik was echter leeg, gevangen in een bel die alle kontoeren scherper maakte, en die tegelijkertijd alles verdoezelde, en daarom zweeg ik zodat ze zonder een antwoord van mij terug in de sloep stapte. Hij werd een punt in de romige lucht. Zal ik ...
===oo oOOOO ===oooOOOoOOOooo=== ===oooOOOO
SF-MAGAZINE P. 10
enkele buitenlandse stemmen over
Het kan wel eens nuttig zijn om de eigen indrukken over een convention te toetsen aan wat andere bezoekers, speciaal de buitenlanders er van vonden. Daarom een greep uit het nieuws wat ons bereikte : Darrol en Rosemary Pardoe - Hartford - GB "It was a most enjoyable convention, and the organisers (including Simon Joukes and André De Rycke) did a marvelous job. We certainly intend to go again next year". Waldemar Kummings - München - D "SFANCON 5 was an excellent convention, I think, also in fact more international than the EUROCON. I have the impression that the programme, most of the time, did not work out as planned. To some extent, this is normal. The important thing was that you were flexible enough to shift around quickly and come up with an alternative at short notice, so it did not matter very much if some planned items did not materialize". Peter Roberts - London - GB "... Sorry I didn't get to say farewell to you on Monday morning and to say thanks. It was very much appreciated and I enjoyed myself immensely ... Thanks again for everything". Jean-Paul Cronimus - Rodez - F "J'ai été très heureux de venier à la convention de Gand. Si Grenoble a assuré la maintenance officielle et permis la continuation de l'idée européenne par le support des conventions européennes de science-fiction, il me semble que Gand, de son côté, parallèlement et concourament, a excellement contribué à asseoir les fondemants concrets de cette idée européenne par le moyen du rapprochement international qui s'y est opéré". Claude Lamamy - Paris - F "... Est-ce qu'il ya déjà quelque chose de prévu pour l'an prochain car je ne voudrais pas le manquer ...". Dave Rowe - Wickford - GB "I hope you're all well after the con. I really enjoyed myself and thanks again. I went to the ONE TUN yesterday, where everybody was
SF-MAGAZINE P. 11 saying what a great con SFANCON 5 was, and whipping up support for next year, so you can expect an even larger British contingent ! The Bulmers are back, Debbie was a little tired apparantly but greatly enjoyed the con ...". ! THE ONE TUN : is het Londense café waar de Engelse amateurs elkaar de eerste donderdag van iedere maand ontmoeten, ter vervanging van het beroemde GLOBE, die wordt afgebroken. Gerrit van Oven - Soest - NL "In de eerste plaats nog mijn hartelijke dank voor de m.i. bijzonder geslaagde SFANCON 5, en ik hoop dat je mijn dank ook over wil brengen op je mede-organisatoren". H.K. Bulmer - Horsmonden - UK Deze brief van onze eregast lijkt ons zo interessant dat we er een flink uittreksel van geven : "We are home again at last and I write having not fully recovered to thank you very much indeed ... ... Or, as I heard many of the Anglofen saying, they are seriously considering making the SFANCON an annual pilgrimage. That would be great. Mind you, then it would add extra weight to whoever is going to run the thing next year. It will be most interesting to see what just transpires as a matter of course - that is, the same as before - or if this New Blood you are after will really help out. I do hope you get some more bods into the BSFA - not the brit sfa, natch - and can sort cut out some willing helpers. Anyway, all that is none of my business and for the future. We had a marvellous time at SFANCON 5 and I hope that in your estimation the con was a succes. I wouldn't brood on this nonappearance of various people. It's been our experience here that when people stay away from cons they usually miss out. Those attending can make a sucessfull con almost without fail ... You had a good attendance of interesting people and my main criticism and a very harsh critisism of the con is this - it all ended too early. I know the distances on the continent are great and all that and one has to accept that; all the same, Sunday night is a big night at a convention, even when it all finishes on that day. ... I've no idea what holidays you folk enjoy there and I realise that we, selfish Albionese, have seized Easter. But the extra day's holiday gives folk a chance to get home, and makes the con better - three or four nights and days are about right; any less is too ephemeral and any more and the attendees would flake right out completely ... I want to get in a strong thank you for your incredible translating prowess of my speech. If I'd had any sense at all I'd have had the speech completed before so that you could have digested it; as it
SF-MAGAZINE P. 12 was there was so much to choose from and the special remarks to make that it seems inevitable it should have been done as it was. Looking back I think it went well mainly because you were there and able to keep up the trilingual interest ... ... So I will thank you once again for asking me to be Guest of Honor and hope it all went off okay, and will then love you and leave tyou, as they say".
===oooOOOO ===oooOOOoOOOooo=== ===oooOOOO
SF-MAGAZINE P. 13 Wie zowel SF (en andere "populaire genres") als "grote" literatuur leest en erover nadenkt, zal vroeg of laat wel een aantal vragen in de trant van de volgende stellen : - in welke mate behoort de SF al dan niet tot de "literatuur" ? Behoort de SF niet tot (met de gebruikelijke Duitse term) de "Trivialliteratur" (TL) ? Maar, wat is dat, TL ? - in welke mate behoort de SF al dan niet tot het fantastische genre (dat men niet alleen in de literatuur terugvindt) ? En, wat is dat, het "fantastische" ? - welk is het verband tussen SF en "Science" ? Over welke wetenschap gaat het eigenlijk ? In dezelfde trant : welk is het verband tussen SF en ideologie, en ook nog futurologie ? Wat volgt is meer een poging om deze vragen iets uitvoeriger te stellen, dan wel om er een antwoord op te verzinnen. DRIE INTERPRETATIES Uit gemakzucht beperk ik me tot de SF-verhalen. Ik besef wel dat de SF als fenomeen evident meer omvat dan verhalende literatuur, maar misschien ontdekt men iets meer over SF in het algemeen als men de SF in een bepaald gebied, hier het verhaal, nauwkeurig onderzoekt. Zoals elk verhaal heeft het SF-verhaal dan drie interpretatiemogelijkheden : dit is, men kan er op (minstens) drie manieren een betekenis aan geven. Nemen we een eenvoudig, en belangrijk, verhaal : ROODKAPJE. Men kan dat ten eerste, Letterlijk opnemen : de betekenis van het verhaal is dan niets anders dan de som van de letterlijke betekenis van de woorden : een meisje, een moeder, een grootmoeder, een wolf, een jager, een mand, een bos, een huis, een bed, een mes, stenen, een rivier. De constructie waarin deze elementen plaats nemen realiseert een zekere spanning : er onstaat een conflict tussen twee "orden" (die van de vrouwen, en die van de wolf) dat onverdraaglijk spannend is, en dus naar een ont-spanning, een oplossing, verwijst.
georges adé
SF-MAGAZINE P. 14 Ten tweede kan men in ieder verhaal een soort zedeles lezen, of tenminste een zedelijke boodschap : elk verhaal zegt iets over hetgeen de "mens" denkt dat hij is, en over hetgeen hij denkt te moeten doen en laten. Elk verhaal heeft zodoende een zedelijke, of morele betekenis. Nu is deze betekenisgeving wel sterk gebonden, aan de situatie van de lezer : trouwens, zeer in het algemeen verwijst wat hier gesteld wordt bijna uitsluitend naar de ervaring van de lezer, en niet naar de mogelijke "bedoelingen" van de schrijver. Zo kan het luisterend kind ROODKAPJE begrijpen als een aansporing tot gehoorzaamheid en tot niet-communicatie met schijnbaar goedaardige harige vreemdelingen, maar je kan me dunkt dit sprookje ook lezen als een afschrikwekkend voorbeeld van hetgeen er gebeurt wanneer een wolf zich alleen in het bos waagt : men snijdt zijn buik open, naait er kasseien in en smijt hem in het water. Dit brengt ons onmiddellijk op een derde interpretatiemogelijkheid : de figuurlijke. De dood van de wolf in ROODKAPJE kan men dan lezen - ik beweer niet dat het inderdaad zo "is" , maar men heeft het wel zo gelezen, en er bestaan wel argumenten voor - als de verkapte, vermomde verdraaide uiting van de vrees voor impotentie. Dit is uiteraard een zogeheten "Freudiaanse" interpretatie, maar dat heeft hier niet zoveel belang : punt is hier dan elke vertelling ook metaforisch, allegorisch, symbolisch kan geïnterpreteerd worden (en voorlopig maak ik geen onderscheid tussen deze termen). Passen we dit nu toe op de SF, dan kunnen we misschien iets meer te weten komen over de eigen aard van de SF. LETTER Een SF-verhaal is in de meeste gevallen in de eerste plaats, aan de basis, een avonturenverhaal. Daarmee bedoel ik een constructie (of een structuur, zo men wil) waarin twee geordende verzamelingen tegen elkaar worden opgesteld, zodat het onvermijdelijk, en door de lezer zelf verwacht, gewenst en verhoopt, is dat hun verhouding gewijzigd wordt. Normaal (ik bedoel : volgens de de normen) is dit meestal een conflict tussen "witten" en "zwarten", tussen handhavers van de orde en boosdoeners (de indiaan, de moordenaar, de gangster, de vermomde vijand of "spion"). Maar het schema lijkt me ook toepasselijk op vele, andere verhalen. ROBINSON CRUSOE verhaalt me dunkt het conflict tussen een individu en een hem vijandige omgeving; zelfs liefdesverhalen hebben meestal als stramien de tegenstelling tussen de verhouding tussen de geliefdsn en de verplichtingen van de maatschappij. Een eerste verschil tussen de literatuur en de TL zou dan kunnen zijn dat de TL zich normaal van vrij eenvoudige stramienen bedient, terwijl een verhaal des te "1iterairder" wordt naarmate zijn constructie complexer wordt. Maar meteen is aangeduid dat men wellicht geen strikte scheidingslijn tussen TL en literatuur kan trekken : er is een onmerkbare overgang van het ene in het andere : een stijgende lijn, of curve, die de graad van complexiteit aanduidt, dat is alles.
SF-MAGAZINE P. 15 Ondanks vele uitschieters vertonen de meeste SF-verhalen de karakteristieken van een niet-complexe vertelling, meestal op het stramien van een strijd tussen twee partijen om het bezit van de macht. Zelfs een DUNE dat op een ander vlak een merkwaardige complexiteit realiseert, wordt nog geschraagd (door een klassieke, begrijp eenvoudige, wraakgeschiedenis; een Bester zal in TIGER, TIGER (The stars my destination) bijvoorbeeld een gelijkaardig stramien veel complexer uitwerken, dit is met veel meer variaties in de peripetieën. Dit aspect, het eenvoudig stramien van de meeste SF-verhalen, lijkt me een van de hoofdargumenten te zijn om de SF bij de TL te rekenen. Dit heeft wellicht een diepere verklaring, maar hier wil ik alleen maar het feit constateren. Nu kan het gebeuren dat we in een verhaal geconfronteerd worden, met elementen die niet verwijzen naar de wereld van de dagelijkse ervaring. Deze wereld nu is niets anders dan een systeem van regels waardoor de werkelijkheid voor ons begrijpelijk wordt. Een dergelijk systeem zal ik hier in navolging van de modale logica "een mogelijke wereld" (possible world) noemen : de zogeheten realistische verhalen spelen zich af in die mogelijke wereld, die het dichtst de ddagelijkse ervaring benadert. De realistische mogelijke wereld is dan ook het kader waarin situaties, decors en personages kunnen gecreëerd worden, die in het verhaal tot stand komen alsof ze "echt" bestonden. Het verschil natuurlijk tussen een personage uit een roman en een bestaande persoon is dat er over het personage slechts één mogelijk verhaal bestaat, terwijl er over de bestaande persoon wellicht een eindeloze reeks vertellingen bestaat. Stel nu dat in een verhaal elementen verschijnen die niet terug te brengen zijn tot de realistische mogelijke wereld, of er zelfs in contradictie mee zijn - wat het geval is voor de fantastische literatuur - dan bestaan er feitelijk maar twee oplossingen voor dit conflict. Ofwel voegt men aan de mogelijke wereld, aan het systeem van regels, nieuwe mogelijkheden, dit zijn onvermoede toepassingen van de bestaande regels, toe, ofwel neemt men het bestaan van een andere mogelijke wereld, van een ander systeem van regels dus, waarmee onze "wereld" wellicht raakpunten heeft, al is ze ermee ongelijksoortig. In het ene geval heeft men te maken met de categorie van het raadselachtige, of het vreemde. Ik gebruik met opzet het woord raadsel, omdat een van de archetypen van het SF-verhaal, de vertellingen van Jules Verne, vaak de vorm van een raadsel aannemen (het model is hier L'ILE MISTERIEUSE) : er gebeuren vreemde dingen maar die worden allemaal verklaard. Het speudersverhaal stoelt vaak op hetzelfde proces, zodanig dat ik zelf lang geneigd ben geweest het genot bij het lezen van detectivestories gewoon te herkennen in het plezier bij het verwerken van SF-literatuur, maar dat is vermoedelijk wel onvolledig. Anderzijds de categorie van het wondere. Het voorbeeld lijkt me hier te zijn de wereld van Tolkien (onafgezien de esthetische appreciatie van zijn werk) : de wereld van de RING bestaat alleen maar als men zonder meer zijn bestaan, als een mogelijk wereld aanneemt, zonder dat deze wereld noch de gebeurtenissen die er-
SF-MAGAZINE P. 16 in plaats grijpen hoe dan ook verklaard worden. Het SF-verhaal is dan typisch een fantastische vertelling waarbij de lezer zich dus afvraagd of hij met de hem gekende "wereld" te doen heeft, maar die haar eigen verklaring inhoudt : wat vreemd leek is alleen maar een ongewone toepassing van de spelregels. Dit heeft verstrekkende gevolgen : een SF-verhaal is een verhaal dat een eigen waarschijnlijkheid inbouwt. Meer dan één SF-lezer heeft daarbij er al op gewezen hoe in de SF-literatuur gaandeweg een heel systeem van waarschijnlijkheden is opgebouwd. In de mogelijke wereld, die de onze is, bijvoorbeeld, is het voorlopig zo dat geen enkele massa zich sneller dan het licht kan verplaatsen (zonder in energie omgezet te worden, en zelfs wanneer men het bestaan aanneemt van deeltjes die zich sneller dan het licht verplaatsen : alles wijst er dan op dat voor deze deeltjes de snelheid van het licht ook een onoverkomelijke grens betekent, naar onder toe dan - maar, opgelet : dit is de beschrijving van een mogelijke wereld) : ik vermoed dat het Wells is geweest die er het eerst heeft op gewezen dat men zich in een andere dimensie veel sneller kan verplaatsen en bijna gelijktijdig op twee plaatsen tegelijk kan zijn (stel een tweedimensionale ruimte, neem een blad papier : de kortste weg tussen twee punten in de rechte, of een plooi in het blad dat de twee punten op elkaar brengt - hetzelfde is niet onindenkbaar voor een n-dimensionale ruimte in een n+1-dimensionale ruimte). Welnu deze niet onlogische consequentie van een van de spelregels van de wereld van de dagelijkse ervaring heeft in de SF-literatuur geleid tot wat men algemeen de space-warp heeft genoemd. Deze "fantastische" mogelijkheid is waarschijnlijk geworden omdat ze in een "wetenschappelijke" uiteenzetting verklaard werd. Nu koester ik de grootste argwaan tegenover hetgeen zich in de SF-literatuur als "wetenschap" aandient : de "science" uit de SF lijkt veel meer op vaststaande systemen van zekerheden dan op een verzameling van alle nog niet geïnfirmeerde hypothesen wat de wetenschap feitelijk is. Het duidelijkste voorbeeld lijkt me te zijn de voortvarendheid waarmee er in de SF, weerom sinds Wells, wordt omgesprongen met het zich verplaatsen in de tijd : op dit ogenblik lijkt dit niet alleen ononwaarschijnlijk maar ook fundamenteel onmogelijk, vanuit logisch standpunt. Welnu, tot hiertoe las ik geen enkel SF-verhaal waarin de logische mogelijk (volgens het principe van de contradictie : iets kan niet tegelijk iets en niet iets zijn - maar ik luister graag naar hetgeen meer ervaren SF-lezers mij daarover kunnen leren : ik heb natuurlijk niet alles gelezen) van de tijdreis op een aannemelijke manier werd bewezen). Indien de wetenschap dus in de SF fungeert als een factor van waarschijnlijkheid, dan is het ten slotte toch een zeer summiere, om nièt te zeggen naïeve "wetenschap", ongeveer die "wetenschap" die toch velen de illusie bezorgd dat ze in staat was deugdelijk alle problemen van de menselijke samenleving op te lossen. Het is, als ik me goed herinner, Arthur C. Clarke die meer dan eens heeft beweerd dat de techniek van de toekomst ons waarschijnlijk als
SF-MAGAZINE P. 17 zuivere magie zou voorkomen (en er bestaan inderdaad verhalen waarin de magie een "technische" verklaring krijgt, ongeveer zoals het vampirisme uit de legende en griezelverhalen bij Matheson een "wetenschappelijke uitleg" krijgt) : men kan me dunkt niet duidelijker de algemene trend van de SF aanduiden : het wondere wordt herleid tot het raadselachtige, dat ontcijferd wordt door een zich als wetenschappelijk aandienende discursus. Slotsom: SF-verhalen moet men steeds, eerst en vooral letterlijk lezen. Vandaar, onder meer, een grote begripsverwarring, omtrent, bijvoorbeeld, het scenario van 2001 : de fameuze monoliet (afmetingen: 1 op 4 op 9, en Clarke beweert dat het de reeks verder loopt) is geen symbool, het is een apparaat. Maar SF-verhalen zijn evident ook meer dan letterlijke, raadselachtige vertellingen. LES Wanneer ik beweer dat ieder verhaal, en dus ook ieder SF-verhaal een zedeles inhoudt, dan bedoel ik daarmee dat het al dan niet wenselijke toe standen, vooral in maatschappelijk verband, uitbeelt. Het woord is hier natuurlijk "utopie", maar ik wens het wel in zijn ruimste, zo niet zijn vaagste betekenis te gebruiken. Ik wil hier wel een zekere scepsis uitdrukken t.o.v. het zogenaamd "anticipatieve" in de SF-verhalen. Zoals men weet is er in deze eeuw een wetenschappelijke, of naar wetenschappelijkheid strevende, methode ontstaan om de toekomst te voorspellen. Ingewikkelde wiskundige berekeningen en bewerkingen, hoofdzakelijk op het gebied van de statistiek, kunnen de mens in staat stellen zich een idee te geven van een mogeljke toekomst, gegeven een exacte beschrijving van de huidige situatie. Prognostica, futurologie, prospectief denken, het zijn wel niet de namen die ontbreken. Het sleutelwoord tot de beschouwingen van Pierre Versins, in zijn encyclopedie is, zoals men weet : "conjecture rationelle" : men kan me dunkt niet beter de démarche die aan de basis van een deugdelijke prognose ligt : een op de rede stoelende gissing. Zoals men weet maakt men daarbij gebruik van de taktiek die "extrapolatie" heet : men trekt bepaalde krachtlijnen methodisch door. Het is zonder meer duidelijk dat daarmee slechts een "mogelijke" toekomst wordt geopenbaard, en zelfs dat niet : men duidt alleen maar met meer klem bepaalde trends in de huidige toestand aan. Zo beschrijft Orwell veel meer het Stalinisme dan een bureaucratische maatschappij uit de toekomst, en Huxley de consumptiemaatschappij, eerder dan een luxueuze samenleving die nog moet ontstaan. De SF-schrijvers maken van deze methode een soort intuïtief gebruik : meer dan wie ook zijn zij die het bepaalde richtingen in het huidig bestel extrapoleren. Zo leidt de negentiende-eeuwse klassenstrijd bij H.G. Wells tot een samenleving van nietsdoend mensevlees en arbeidende menseneters. Van "anticipatie" is er me dunkt geen sprake : het woord satire, of karikatuur lijkt me zo veel geschikter, ook omdat het aanduidt dat de schrijver hiermee bepaalde bedoelingen heeft. Het zj in dit verband toch treffend dat we, en zeker nu, in de SFverhalen ontzettend meer tegenutopieën kunnen lezen dan positieve
SF-MAGAZINE P. 18 VOORSPELLINGEN (zelfs al is het zo dat een tegenutopie alleen maar een kader is voor een verhaal waarin de "witte" het uiteindelijk wel haalt : zo bijvoorbeeld is in THE PENULTIMATE TRUTH van Philip Dick, waarin een afschrikwekkende voorstelling van de bewustzijnsindustrie het kader vormt voor een verhaal waarin een "held" het ten slotte toch haalt, maar gelooft de lezer eigenlijk wel in deze overwinning : hij is opgelucht, dat is alles). Er is in de Britse SF een duidelijke anti-utopische trend, in deze zin dat een mogelijke toekomst er vaak in wordt voorgesteld als een katastrofaal gebeuren, tegenover hetwelk de mens weinig of niet gewapend is. Het prototype daarvan is wel WAR OF THE WORLDS van H.G. Wells : de nietigheid van de mens tegenover een onmenselijke machinerie wordt daarin benadrukt door de onverwacht gunstige afloop, die niet door de mens wordt veroorzaakt. THE KRAKEN WAKES van John Wyndham zet de traditie verder, maar ook WORLD IN WINTER van John Christopher, en de "elementaire" romans van J.G. Ballard (THE WIND FROM NOWHERE, THE DROUGHT', THE DROWNED WORLD : de lucht, het vuur (= droogte) en het water, als bedreiging) stellen uiteindelijk de mens tegenover een gewijzigde wereld, en tonen dan hoe hulpeloos en kinderlijk onverstandig hij wel is. Deze "anticipatieve" katastrofeverhalen dienen dan vooral om de voorlopigheid, de relativiteit, zo niet de waardeloosheid van de huidige beschaving aan te tonen. De Amerikaanse SF is in dat gebied meestal apocalyptischer : waar een Fred Hoyle, in OCTOBER THE FIRST IS TOO LATE in een ingenieuze theorie over de tijd en de mogelijke herschepping van de werkelijkheid door andere, maar dan totaal andere, intelligenties, de mens voor het probleem van precies deze gewijzigde realiteit plaatst, probleem dat deze mens met zijn bijna typisch Engels gezond verstand toch oplost, heeft de anti-utopische Amerikaanse SF een duidelijke eschatologische, apocalyptische betekenis. De prototypen zijn hier natuurlijk EARTH ABIDES (dat als model kan staan voor vele postnucleaire toestanden ook) en A CANTICLE FOR LEIBOWITZ : in beide gevallen leiden katastrofen tot een nieuw barbarendom (dit is bijvoorbeeld ook het geval in het mooie HEROES AND VILLAINS van Angela Carter) en zelfs tot het einde van de aardse mensheid zoals men weet is dit in THE GENOCIDES van Disch zelfs uitgesproken : men kan werkelijk niet anti-utopischer zijn : de mensheid wordt als ongedierte beschouwd en uitgeroeid : het is zelfs niet zeker of men wel weet dan men de mensheid aan het uitroeien is. De zedeles wordt hier bepaald religieus, in calvinistische zin, gekleurd : wat is de mens ? luidt de vraag en het antwoord is : niets. De meer klassieke anti-utopieën zoals WIJ, 1984 , BRAVE NEW WORLD verbleken daarbij tot humanistische aanklachten tegen de tyrannie en het materialisme. De SF draagt er zo toe bij een veralgemeend, strikt hedendaags cultuurpessimisme uit te drukken : de wereld is een ruimteschip geworden dat zeer eenvoudig kan vernietigd worden, en nog wel door verschillende oorzaken, die zelfs niet alle tegelijk moeten optreden : een nucleaire katastrofe, een ecologische katastrofe, een onstuitbare bevolkingsexplosie, met telkens daarbij horende schaarste, dit alles is geen anticipatie meer, dit is een nuchtere beschrijving van de
SF-MAGAZINE P. 19 feitelijke werkelijkheid die de onze is : de SF is dan vaak terecht alarmistisch. Persoonlijk betreur ik het daarom wel dat de complexe tekst die STAND ON ZANZIBAR is, en die zo scherp de ontaarding van het leven in een overbevolkte, verstedelijkte wereld uitbeeldt, tenslotte toch toegeeft aan een optimistisch stramien, dat al te fictief aandoet naast het realisme van de anticipatieve voorstelling. Het toekomst verhaal heeft dus weinig te maken met de toekomst Daarbij komt - en dit is een bezwaar dat men vaker verneemt van lezers en schrijvers die SF, en TL in het algemeen, niet appreciëren dat de vaak summier aangegeven psychologie van de personages duidelijk eigentijds is in de SF-verhalen, dat deze psychologie dus in het geheel niets anticipatiefs heeft. De SF is niet op de toekomst gericht, maar op de mogelijkheden die in het heden vervat zijn : het lijkt op een nuance, maar ze is belangrijk. Daarmee drukt de SF de meest een rationale vrees uit, voor een mogelijke ontaarding waartegenover de mens niet bestand zou zijn : dit is, noch min noch meer een oproep tot een morele herbewapening, oproep die vaak hervalt in een bittere scepsis omtrent de mogelijkheden van de mens. Nu is de stap van het rationele (in casu de zedeles) naar het irrationele nauwer dan men denkt : het volstaat te ervaren dat elke schrik ook in angst kan getransformeerd worden, wanneer namelijk het duidelijk voorwerp van de schrik onbestemder wordt, terwijl het aan dreigende kracht wint. Maar in dat geval heeft het verhaal een andere functie. BEELD Met het ontstaan van de taal is het vermogen tot stand gekomen de wereld, de omringende werkelijkheid, enigszins begrijpelijk, of aanvaardbaar, te maken, via verhalen, of "mythen", die op symbolische, allegorische, metaforische wijze uitdrukking geven aan het onderbewuste besef dat men heeft van de wereld. Deze verhalen drukken wellicht veel meer de emotionele, affectieve respons uit van de mens op zijn omgeving, ook de maatschappelijke, dan een mogelijk inzicht in het wezen van de omgeving : maar het is precies door deze "mytische", voorlopige, uitdrukking dat de nieuwsgierigheid van de mens geprikkeld wordt : hij wil weten wat er van IS. De beweging van de diverse hemellichamen wordt eerst in allerlei "mytische" verhalen vastgelegd, die ook uitdrukking geven aan de affectieve ervaringen die de mens tegenover deze zaken heeft : pas wanneer een "ogelovige" zijn beweringen ("de zon sterft en verrijst niet") met empirische argumenten wil staven ("de zon beschrijft een beweging" of, later : "de aarde beschrijft een beweging") ontstaat hetgeen wij wetenschap noemen, maar het zou een grove vergissing zijn het "weten" van de mens tot deze "wetenschap" te herleiden. Vele verhalen hebben zo te maken met een gedroomde almacht, en met de angst voor de werkelijkheid. Het meest exacte voorbeeld is daarvan wellicht het verhaal van Oedipus, die eerst eigenmachtig een raadsel oplost, en daarna in een vernietigende wanhoop ontdekt wat hij feitelijk heeft gedaan. Zoals men weet heeft dit iets te maken met het
SF-MAGAZINE P. 20 angstwekkend besef dat er in ons krachten aanwezig zijn waarvan de uitwerking ons misschien totaal gelukkig zou kunnen maken, maar die we bedwingen - op het onderbewuste vlak - omdat anders de werkelijkheid ophoudt de werkelijkheid te zijn. De oorspronkelijkste wijze waarop we van deze waarheden weet hebben is de droom, maar die is grotendeels ongrijpbaar : hij moet bevestigd worden door verhalen. Men zegt wel eens dat gedrogeerden, psychotici en kinderen een rechtstreekser toegang hebben tot deze verhalen, maar ook hetgeen zij beleven en uitdrukken moet ten slotte geïnterpreteerd worden : iemand moet dan toch de betekenis van hun verhalen aanduiden, wil men ze kunnen "begrijpen". De TL beweegt zich grotendeels op dat niveau : zij drukt collectieve onbewuste strevingen uit. Met collectief bedoel ik hier dat ze overal min of meer aanwezig daadwerkelijk zijn. De thematiek van de SF-verhalen is in dat verband in het algemeen die van de fantastische literatuur - want voor de metaforische interpretatie is er geen verschil tussen SF-verhalen en andere fantastische vertellingen - maar meer bepaald die van de gedroomde almacht, en die van de afschuw voor de begrenzing. In oudere verhalen vindt men deze themas regelmatig verstrengeld terug. Een van de eerste duidelijke vliegverhalen, dat van Ikaros, eindigt met een afschuwelijke val. De energie van de goden (begrijp, zoals vaker, de ouders) ontstolen door een man die gruwelijk zal gekweld worden. De Golem vernietigt. In de SF-verhalen drukt deze streving zich meestal vrij naief uit: de typische SF-held kan overal en altijd zijn (in de eerste plaats is in deze zin Stapledon zelf een SF-figuur), staat dus uiteraard buiten het leven en dood, en is in staat de geschiedenis van het heelal om te buigen, zelfs al dromend (zoals in THE LATHE OF HEAVEN van Ursula K. LeGuin). Typisch in dat verband is de verschijning van de mutant, of de alien. Daar gebeurt meestal de overgang, in beide richtingen, van het fascinerende naar het angstwekkende (of omgekeerd dus). De uitzonderlijke gaven van de alien, of de mutant maken van hem een aantrekkelijk voorbeeld, een gerealiseerde mythe, maar gelijkertijd wordt het zichtbaar hoe monsterachtig hij wel kan zijn, juist zoals er een einde wordt gesteld aan de almachtige wellust van de mens - in - wording door de wet, het woord van de ouders, dat hem in de eerste plaats wordt opgedrongen via het beeld van zijn eigen afzichtelijkheid (ik ben vuil, ik ben stout : dit is : er zijn in mij vreselijke dingen die mij tot stout en vuil zijn aanzetten; ik vind hier niets uit, je hoeft alleen maar Lovecraft te herlezen : hoe slecht hij ook schrijft - maar ook dat is een teken : let er maar eens op hoe vaak hij beweert dat iets onzegbaar is : hij heeft letterlijk gelijk hij drukt dan toch deze splitsing tussen de onbewuste verlangens en de onderbewuste verboden dramatisch uit : de oudste bewoners van de aarde zijn diep in ons begraven, en wanneer ze toevallig verschijnen zijn we door angst bevangen, zoals een ouder die zijn kind niet herkent). De gedroomde almacht wordt dan ook meestal ingedijkt, nuttig gemaakt, in een of ander banaal conflictverhaal : de almacht is tijdelijk, en heeft een bredere betekenis : ze dient dan de mens-
SF-MAGAZINE P. 21 heid. Het verhaal van de god Sam lijkt me treffend in dat verband, in LORD OF LIGHT : tegenover de immorele waarden Van machtswellustelingen stelt Sam de tegenkracht van zijn integriteit op, al bedient hij zich ook wel van "wondere" middelen (ik wijs er terloops op hoe dit verhaal ook letterlijk kan opgevat worden, als dat van een ploeg cosmonauten die, enz.) Zo heb ik, zal men waarschijnlijk wel gemerkt hebben, de SF-verhalen in het algemeen "psychanalytisch" geïnterpreteerd, waarbij ik dan beweer dat je SF-verhalen ook kan lezen als de naieve, vermomde, uitdrukking van verdrongen verlangens. Wellicht is dit zo voor elke vorm van verhalende literatuur, maar precies het fantastische element in de SF maakt het mogelijk onmiddellijker de fantasmen uit de psyche uit te drukken, terwijl de literatuur zonder meer, inz. de zogeheten "grote", een conflict veroorzaakt tussen de narcistische uitdrukking van de begeerte en de waarheid van de werkelijkheid. ULYSSES van James Joyce zegt iets over het vaderschap door er een van de meest evidente voorbeelden, de terugkeer van Odysseus, te vertalen in een uitgesponnen culturele en Dublinse vertelling. Men kan de SF-metaforiek ook ideologisch benaderen. EN ze dan lezen als de vermomde uitdrukking van de denkbeelden van de heersende klasse. Ik ben niet geneigd te ge1oven in de mogelijkheid van deze interpretatie : zij wordt in het Duitse taalgebied druk bedreven, maar ten eerste vaak met een angstaanjagend dogmatisme, en ten tweede al te vaak op een te smalle documentaire basis : het is evident dat de verhalen van Perry Rhodan, en de meeste afleveringen van STAR TREK het Amerikaans imperialisme uitbeelden of verheerlijken, met zijn moorddadige xenofobie, maar zo'n beschouwingen lijken me even juist, als vanzelfsprekend en dus overbodig. Men zou wel kunnen stellen dat het beeld dat men zich in de middenklasse van de SF - juist iets meer dan een Space Opera dus - maakt van de "wetenschap" sterk is beïnvloed door de waarde van de technologie in een kapitalistische maatschappij, en weerom is dit waar, maar ook tamelijk evident, en er zijn daarbij voorbeelden genoeg in de top-SF waarin dit geheel niet het geval is. De ideologie lijkt me veel meer in de boodschap van de SF bevat, die vaak een typisch liberalistische boodschap is : in de werkelijkheid nu wordt een situatie niet gewijzigd door de goede wil, het verstand en edelmoedige inzet van uitzonderlijke, vrije, individu's, maar door een ingewikkeld en uitgebreid sociaal proces, door een gemeenschappelijke actie, m.a.w. de ideologie lijkt me hier veeleer te schuilen in de verdoezeling van de werkelijkheid : er wordt de SF-lezer wellicht een vals beeld, een illusie, een vals bewustzijn van de sociale werkelijkheid opgedrongen, maar ik vermoed dat dit een algemene karakteristiek is van de TL in haar geheel. Maar de SF afschrijven omwille van het letterlijke escapisme dat erin wordt verwezenlijkt lijkt me een grove miskenning van de andere krachten die in de SF aan het werk zijn. Ik wil hier niet verder op ingaan : ik stel me zelf nog teveel vragen in dat verband. Het is me bijvoorbeeld zeker niet duidelijk hoe het komt dat de SF dan toch een typisch Angelsaksisch genre is : misschien heeft dit iets te maken met het feit dat de Amerikaanse
SF-MAGAZINE P. 22 samenleving zo sterk door haar technologie, en de illusies daaromtrent bepaald is, als ook door haar heimelijke vrees ooit toch eens definitief begrensd te zijn, maar dit lijkt me ver van overtuigend. Wellicht heb ik hier duidelijk te weinig gelezen, ben ik onvoldoende geînformeerd. Graag correspondentie daarover. NOTA 1 Deze nota is bedoeld als een schetsmatige voorstelling van enkele basisideeën over SF, die natuurlijk kunnen vervolledigd, gewijzigd of afgewezen worden. Zij moeten dus getoetst worden aan voorbeelden, en daarna aan de uitslag van deze toets aangepast. Ik pas dit onmiddellijk toe wat het verschil tussen SF (als Trivialliteratuur) en de "grote" romanliteratuur betreft. Men beweert vaak dat hedendaagse romanciers vaak SF-elementen in hun werk inlassen. Dit is waar, bijvoorbeeld, voor een Doris Lessing die haar omvangrijke pentalogie CHILDREN OF VIOLENCE (het levensverhaal van Martha Quest) besluit met THE FOUR GATED CITY dat eindigt met een ecologische catastrofe en op het ontstaan van een nieuwe mensensoort, voor een Thomas Pynchon die in GRAVITY'S RAINBOW waanzinnige verbanden legt tussen de V-bommen, de ruimtevaart, de doodsdrift, en opnieuw, een andere mensheid, voor een John Barth die in GILES BOAT BOY het eerste boek door een computer geschreven neerschrijft over het eerste kind van een geit en een computer, in een wereld die verdeeld is in twee universitaire campussen. Maar Doris Lessing wilde vooral iets vertellen over de Britse intelligentia, en over haar hoop in een andere mensheid, terwijl Pynchon en Barth alleen maar op een waanzinnig satirische wijze constructies vertellen op opstellen. De SF-thematiek is dan materiaal zonder meer. Een SF-verhaal is een SF-verhaal; een (literaire) roman kan een SF-kader GEBRUIKEN. Ik aarzel daarom niet om hier te stellen dat Kurt Vonnegut geen SF-schrijver is, Kilgore Trout daarentegen wel, en allereerst omdat het duidelijk dat Vonnegut nooit vraagt dat men zijn verhalen LETTERLIJK zou opvatten, wat de SF-schrijver doorgaans wel verlangt. Later zal ik, misschien, als ik tijd en zin heb, proberen dit alles toe te passen op de romans van Edgar Pangbron en van Hal Clement, en op THE ICE SCHOONER van Michael Moorcock en TO WALK THE NIGHT van William Sloane, en het prachtige verhaal AMONG THE DANGS van George P. Elliot, want daar houd ik van. NOTA 2 DonaId Wollheim maakt in THE UNIVERSE MAKERS (1971) het volgend onderscheld (hij had dit al in 1937 gemaakt, als ik me goed herinner) : "Science fiction is that branch of fantasy, which, while not true of present-day knowledge, is rendered plausible by the reader's recognition of the scientific possibilities of it being possible at some future date or at some uncertain period of the past.
SF-MAGAZINE P. 23 Weird fiction is that branch of fantasy dealing with supernatural or occult subjects, which is rendered plausible by the reader's recognition of the fact that there are people somewhere who at present, or in the past, did believe, or do believe in the truth of the ideas therein and is therefore willing to concende the truth of these things for the period in which he is already reading the story. Pure fantasy is that branch of fantasy which, dealing with subjects recognizable as nonexistent and entirely imaginary, is rendered plausible by the readers desire to accept it during the period of reading". (blz. 10-11). Het onderscheid dat Wollheim maakt tussen "weird fiction" en "pure fantasy" (allebeide fantastische literatuur, als ik me niet vergis) is feitelijk het onderscheid tussen hetgeen OOIT een "wetenschappelijke" verklaring is geweest (ooit hebben mensen de aanwezigheid of minstens het spoor ervan, van de duivel kunnen aanwijzen) en hetgeen zich nooit als zodanig heeft aangediend (er "bestaan" geen hobbits, tenzij in de geest van Tolkien, en zijn lezers). Alleen kan dit erop wijzen dat de "wetenschappelijke" verklaringen uit de hedendaagse SF ooit als uiterst "weird" zullen voorkomen. NOTA 3 Bij het opstellen van deze bedenkingen heb ik volgende werken herlezen, geheel of gedeeltelijk: TODOROV, Introduction à la littérature fantastique, Seuil, 1970 VAX, La séduction de l'étrange, P.U.F., 1965. LINGFELD & PEHLKE, Roboter und Gartenlaube, Carl Hanser, 1970. SCHWONKE, Vom Staatsroman zur Science Fiction, Ferdinand Enke, 1957. GENETTE, Vraisemblable et motivation, in : Communications 11, 1968. RUYER, L'Utopie et les utopies, P.U.F., 1950. Schrandere lezers zullen wel gemerkt hebben dat ik vaak uit deze werken schaamteloos heb geplunderd. GEORGES ADÉ O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 24 Men kan niet zeggen dat de televisiestations "SF" uit hun serials hebben geweerd. Zo zagen we in het Nederlandse taalgebied de overname van reeksen als "UFO", "The Invaders", "The Immortal", "Time Tunnel" en "Voyage to the Bottom of the Sea", naast een tekenfilmreeks als "The Jetsons" en een animatiereeks als "The Thunderbirds", terwijl ook niet specifieke SF-feuilletons als "Journey to the Unknown" en "The Avengers" vaak toch SF-getinte stories brachten. Een heel andere vraag is natuurlijk wat hier onder "SF" werd verstaan en in welke mate SF méér was dan een gadget die slechts de spil vormde waar om mainstream-verhalen werden geweven of herweven. In deze (omzichtige) optiek kunnen we stellen dat ook 1975 niet onmiddellijk een ontgoochelend jaar is voor de SF-liefhebber die tevens graag naar het kastje kijkt. Momenteel lopen inderdaad drie reeksen op BRT en NOS, nl. "Star Trek", "Planet of the Apes" en "The Six-Million Dollar Man". "PLANT OF THE APES" (De Apenplaneet) is een reeks welke werd gebaseerd op ideeën vervat in Pierre Boule's gelijknamige boek, dat inmiddels ook in de bioscopen tot een viertal vervolgen raakte. Was de eerste prent van de vijf veruit de beste en de interessantste, met een majestueuze inzet, knappe trucages, een keurige grimage, een behoorlijke vertolking en een bijzonder verrassend slot, dat kon helaas niet worden gezegd van zijn nakomelingschap, waarin misschien slechts de derde film, waarin intellectuele apen met onze 20ste eeuwe beschaving (nou ja ...) werden geconfronteerd, nog iets van de grond kwam. Wat nu het TV-feuilleton betreft, hierin wordt natuurlijk grote nadruk gelegd op wat in Boulle's werk slechts een anecdotisch karakter heeft; zo krijgen de menselijke hoofdvertolkers telkenmale weer de kans de lieve kijkertjes aan te tonen hoe vernuftig de mens toch maar is, door om beurten enkele hedendaagse (doch vooral veel oudere) bedenksels terug op te diepen, als b.v. visnetten of bloedtransfusies. Overbodig hieraan toe te voegen dat je zo wel eeuwig aan de slag kan blijven en dat na enkele tientallen minuten de verschillende apensmoelen meer aandacht krijgen dan het toch wel erg oppervlakkige en stereotiepe verhaal (ergens gelezen dat de Apenplaneetscenario's herschreven "Rawhide" = western -scripts zijn) en dan de toch wel erg door-de-weekse vertolking waarin slechts Roddy Mc.Dowall (de enige overlevende van de filmreeks) minder ontgoochelt.
OP DE NEDERLANDSTALIGE TV eddy demayere
SF-MAGAZINE P. 25 "THE SIX-MILLION DOLLAR MAN", waarin Lee Majors de hoofdrol vertolkt is het type zelf van de film, die slechts met SF verwant is via de uitgangspositie : een astronaut verongelukt bijna ('tuurlijk) bij zijn terugkeer van een maanreis en wordt chirurgicaal weer bijgewerkt. Zo wordt Steve Austin, dankzij zijn "bionische" ledematen, de super-desuper-James-Bond-Superman, die uiteraard in dienst wordt gesteld van de US-veiligheidsdiensten. Zo kan hij hulp bieden in de hoogste nood d.w.z. wanneer kolonels en hoge functionarissen worden bedreigd, maar ook wel eens bij opruimingswerken na een aardbeving b.v. De verhalen kan soms een zekere spanning niet worden ontzegd en technisch wordt het feuilleton uitstekend verzorgd; alle stunts worden bv. vertraagd in beeld gebracht. Jammer dat het geheel echter zo naief overkomt, dat ik met heimwee terugdenk aan "Batman", dat voor enkele jaren door de BRT omwille van zijn gewelddadig karakter van de rol werd geschrapt. "STAR TREK" is een erg controversiële reeks. Men herinnert zich wellicht dat zij destijds door de VPRO werd afgewezen omwille van haar "Uiterst rigide en zelfs crypto-fascistische denksfeer". Betrekkelijk genietbare afleveringen, waarvoor soms bekende schrijvers instonden, alterneren hier onder supervisie van Gene Roddenberry met klungelige scenario's waarvoor zelfs een derderangsschrijver zich zou schamen. Men kan niet ontkennen dat een inspanning werd gedaan de humor (en dus de relativering) een plaats te geven en de toch wel erg storende mentaliteit van de doorsnee space-opera enigszins te milderen, bv. voor wat het "menselijke imperialisme" betreft. Toch zal wie niet overal automatisch het etiket "onschuldig vermaak" op kleeft toch af en toe nog wel eens bedenkelijk opkijken. Technisch wisselen knap opgebouwde afleveringen af met andere, nadrukkelijk binnen de vijftig minuten gedwongen en verknipte, miskleunen, waarin mooie effecten in allerijl plaatsmaken voor middeleeuwse clichés als het schudden met het beeld om de impact van een faser te suggereren of als het eeuwigzaligmakende knopje drukken met de kaukasische blik keihard op de video gericht, waarop de onvermijdelijk humanoïde alien je zo dadelijk weer zal komen herinneren dat méér buitenaardse wezens te bekijken vallen in Maryse's "Jardin Extraordinaire" ... Waarbij we, bewust dat een reeks zijn eigen wetten heeft, lichtvoetig huppelen over wel erg bijzondere vondsten als de oplosbaarheid als overzetmiddel en Kapitein Kirk's metafysische bespiegelingen over de liefde met een kapitale L. Tja, Star Trek ... Controversiële reeks, we zeiden het reeds. Meer dan voor een andere reeks meen ik dat hier OOK de vertolking mede voor de impact krediet verdient. William Shatner en Leonard Nimoy doen in elke aflevering zichtbaar hun best weer iets bijzonders te brengen en van laatstgenoemde werd m.i. terecht gezegd dat zonder zijn creatie deze reeks, met zijn eigenschappen en met zijn gebreken, reeds lang in de vergeethoek zou zijn geraakt. Er
SF-MAGAZINE P. 26 werd bv. zelfs een dubbelaflevering ("Menagerie") omheen zijn personage gemaakt en in de fan-kringen (die meerdere duizenden leden tellen en bijeenbrengen op hun speciale conventions) is hij uiteraard de populairste figuur. Zeiden we reeds dat deze serial momenteel onder de vorm van een reeks tekenfilms wordt voortgezet ? Samenvattend kunnen we van alle drie hoger besproken reeksen zeggen dat zij typisch Amerikaans zijn, zowel van vormgeving als van vertolking als van uitgangspunt, en dat zij ook alle karakteristieken vertonen van het reekswerk dat zij nu eenmaal zijn. In het goede en in het minder goede, zoals de formule luidt. Uiteraard kunnen wij niet ongelukkig zijn dat BRT en NOS onze "jongens en meisjes" en ons, jongens en meisjes, met SF-serials hebben willen bedenken, al kon wellicht iets kritischer worden te werk gegaan bij de selectie van de afleveringen die ons worden voorbehouden. EDDY DEMEYERE
SF-MAGAZINE P. 27 Dichtbij, in handbereik, lagen de boeken op de groen getooide tafel, in metalen, vergulde kaften. Hij kon er zo naar grijpen, indien hij wilde. Zo vlot liep het echter niet van stapel. Voor hem was elke beweging te veel, een overbodigheid. Hij was abnormaal verklaard en hoorde in een andere tijd thuis. Een gerimpelde anachronist. De Instelling voor Asiel- en Ontfermingsvoorwaarden (I.A.O.) had het zich gewaardigd, hem nog tijdelijk te dulden. Voor hem had alleen de avond nog enig belang. Na elke twee uren lange dag volgde een kunstmatige schemering waar hij poogde enig esthetisch genot aan te beleven. Meesterlijk kon hij opspringen wanneer hij meende een zon te zien aan de einder. Meestal dreven grauwe, gele, tot zelfs blauwe illusiewolken in de ovalen lucht. De avond, een mengeling van koperblauwe, zuurrode harminieën. Gedurende enkele tijd was hij op zoek naar de Vrouw. De afdeling van de proefbuizen, aan de hand van deze gebruiksvoorwerpen : "de proefbuizers" genaamd, hadden hem met grote, open blikken overtuigd dat er geen enkel vrouwelijk specimen meer op de aarde te vinden was. Heimelijk koesterde hij de hoop, ergens, in een verdoken krocht, het kostbare, geliefde exemplaar te vinden. Verloren hing nog het "spul" tussen zijn benen. Als elke avond zat hij nu ook vooe de tafel met de onaangeraakte, astrofysische cursussen voor zich. Hij keek naar de ribbenhouten kasten vol verboden boeken, naar de vaas met korte, groen geverfde, fletse steeltjes erin, naar alle dingen die hem enig belang konden inboezemen. "Ook ik ben een jood", zei hij voor zichzelf, "ook ik ben het nummer van de index". Verder dacht hij, terwijl zijn hoofd zich in diepe rimpels trok : zie mijn geheugen, het zwakt af; mijn geestelijk peil, aan mijn heerlijk oud wordend lichaam komt eens een einde. Een tweede stem gloeide in zijn hoofd en hij wist dat ze hem in tweeën hadden gedeeld met een vlijmscherp, priemend mes in een bladstille ochtend. Het lemmet is lauw. Het heft is grijs. Nu en dan hoorde hij zijn tweede stem lachen, variërend van heel zacht naar heel sterk, naargelang de stemming en de inspiratie van het ogenblik. Zijn stemmen waren tot creaties gedoemd, daar was niet aan te ontkomen. Dit leven, dat het zijne heette, kon hij zomaar niet kunstmatig verwerken, al had hij daar ruimschoots de mogelijkheid toe.
dirk blockeel
SF-MAGAZINE P. 28 "Beeld je eens in, ouwe zak", reciteerde hij in de holle, kale kluis, "je vraagt hen of ze even hun X-stralen op je schedel richten en weg ben je ~ verpulverd tot een hoopje as. Wat zijn wij groten. Wij dienen geëerd te worden. Maar laten we eerst de standaardvariatie berekenen, de kans op vervolmaking, de mogelijkheid tot voltooiing, tot perfectie, zoals je wilt, je moet het kwaad een naam geven. Ouwe rotjongen". Hij kirde even, keek naar buiten in de dalende, aanbrekende nacht en ging verder : "Ik ben een groot dichter en een groot geleerde. Deze laatste is nooit gek en waarborgd tegen de blaffende stralen van hun onherroepelijk gerecht. De eerste is hij van de kiemende avond. De kakkerlak, het nutteloze dier, hij die de tafel tot een kasteel vormt met de substanties van zand; hij die zich een koning weet in het koeieleer; hij die rentes plukt uit Kammilio, clarofos". Kammilio, clarofos, ... was een boom. De enige boom. Hij placht er prikkeldraad rond te plaatsen opdat de met zonneënergie en waterplastiek aangedreven torren hem zouden ontwijken, maar dit werd hem juist uiterst kwalijk genomen en men noemde het in de hogere Kwik-kringen "een ernstig vergrijp, die de edelachtbare prof tot dichter devalueert en tenslotte deze eerste tot delinquent maakt". Daarom dient dit vergrijp bestraft te worden. Hun Katalysatoren hadden het hem erg kwalijk genomen maar de Céhatweeöten, die de oppositie in handen hielden, hadden het door een corrupte inmenging en tevens door het uitlokken van een Sulfaatsexschandaal weten te bekomen dat de enkeling gevrijwaard werd van enige Katalysatorische vervolging, want zo noemde men dat in hogere kringen. Zijne majesteit de loodkoningin, nogal corpulent begenadigd, daar de steeds gesnoepte valenties haar steeds op de maag liggen, had hem weliswaar "een hippe misplaatste" genoemd, terwijl ze zelf van die - voor een heerschap van haar aanzien - revolterende passus een fenolftaleïneblosje op de wangen kreeg. Soit, de prof (en dichter) die uitermate gedeprimeerd was, werd door de kokette, inferieure nitraathofhouding met poedertjes en zalfjes opgepept en opgebeurd. Als toemaatje tot verzoening en tot "rechtmatige, positieve verstandhouding tussen overheid en uitermate begenadigde kunstenaars" kreeg de prof een "palmares" waarop in rode robotletters zijn verdiensten stonden, vergezeld van een vijftiende, met stalen kaft versierd boek, dat de vrij abstrakte titel "de maneschijn als middel tot exactitude" droeg. Vanwaar dit misplaatste gallicisme ? Hij kon ernaar raden, zoals hij eveneens de dag kon raden dat hij het boek zou openslaan. Eenvoudigweg, het had geen zin om dit boek te lezen. Het boek was eerder een niet onwelkom meubel in het boekenrek en om precies te zijn stonden in het ribbenhouten boekenrek vijftien niet onwelkome meubels. Dit was niet alles. Toen de opperste Kwik-Iuitenànt in het tweede en laatste uur van een welbepaalde dag het huis binnenstapte van zijne hoogheid de prof, bleek na een half uur praten dat hij niet alleen op thee- of heliumbezoek kwam. Na drie kwartier aangeleerd, hypocriet spel, verraadde hij eindelijk dat hij hem kwam halen om een medisch onderzoek te ondergaan, en dan meer bepaald een fysisch. Bij de eer-
SF-MAGAZINE P. 29 ste zwavelgeuren nam hij de ontstemde prof mee in de gemotoriseerde staatssatteliet. Een psychische vorsing of "Deutung" zal wellicht eeuwen op zich laten wachten (zij hadden tijd !!!) want het was vermaard geworden dat de welbekende prof, wonende ln FK af en toe "de grens van het normale verliet, om het duistere, onbekende en zeer gevaarlijke oerwoud van het abnormale in te treden". Daarom vertelde men in geheime, laat op de avond doorgaande, occulte vergaderingen aftandse moppen die de wind door de hoge boom van de professor deed waaien. Er werd bij kaarslicht gelachen met zinnen als "vanmorgen stond hij te pissen in de dakgoot van de Oxygeenjeugd" en "let wel, een of andere dag spat zijn hoofd open en komen er dikke, identieke slakken, die een vies, bruin slijm achterlaten op de schedel, uit gekropen" of "de prof draagt sandalen". Er werd natuurlijk hard gelachen, wanneer men weet, dat de porties snoepjes, die door de alcoholen warden aangevoerd, zeer groot was, en als je het rijk van deze geniepigerds enigszins kent. Vooral als de sandalenmop werd verteld (zij vertaalden natuurlijk de moppen in het Engels, om het schunnige, het scabreuze van die moppen met de tere dekens hunner afgeplatte verbeelding te dekken) werd er in de knieën geknepen om de lach, die uit hun broedovenbuik in gestadige hikjes en wipjes kwam, te dempen. De alcoholen werkten en ageerden echter zo goed dat hun lach het haalde op de reactie ertegen, zodanig dat voor de rest van de nacht het alcohol-center gevuld was van hun krakerige, mechanieke lachjes, tot en met het punt omega, waarop hun batterijen stilvielen. Toen bij het exacte onderzoek bleek dat de prof impotent was, werd door de overheid een algemene, driedaagse rouw afgekondigd "om redenen die niet verkondigd zouden worden, maar die, niettegenstaande dit, toch ernstig gemotiveerd waren". In de adelijke kringen van zilver werd gesproken over het kostbare, weke zaad van dergelijke staatsujetten. Maar zij legden zich erbij neer toen het professoortje, dat het onderzoek van de prof voorzat verklaarde dat er geen degelijk zaad uit die man zijn "apparaat" te krijgen was. Weinig hilariteit in de hogere kringen. Hij, de gesplitste, intussen weer, in de kluis, tussen de pronkerige meubels, bedacht zich in zeer strenge, ascetische afzondering de volgende zeven verboden zinnen : "halfstok is zacht saffier / zwart is het beest dat doodt / lief is de dag van mijn dood / blind strooit de vernietiging haar vrouwen en maagden op de belt / zweeft de koningin in mijn handpalm van pas geronnen haat / is reeds de halve dood ..." Hij schreef dit neer met een ganzeveer, die hij diep in de zool van zijn rechter schoen, in een kleine, koperen holte, bewaarde. Hij schreef met helder rood bloed uit zijn rechterhand en terwijl hij schreef was hij blij als een kind en droomde van een bruine, kleine, historische hond, die kwispelde en likte. Zijn bestiale, primaire verbeelding liet hij drafsgewijze de loop gaan. Dit hadden ze, de Kwik-delegaties, nog niet bereikt : de controle over zijn verbeelding. Telepathie was nou ook niet hun sterkste vak. Daar zette hij zijn vleselijk been voor. Hoe vertrouvld en incestueus had hij niet, op het homofiele af, omgegaan met clarofos, om hem bij de voornaam noemen. Hoe had hij hem niet weten opgroeien; van een sprietje verworden tot een stengel, uitgroeien tot een grote plant; het meemaken,
SF-MAGAZINE P. 30 in de rodende avond, dat zijn knoppen schieten - hij, huilend van weeën - dit alles; en hem steun geven in de ongestoorde, veilige nacht. Eigenlijk was hij ook een weinig illegaal, dat moeten we toegeven. Het stoorde hem echter niet dat hij de gevaarlijke klippen van de wetgeving omzeilde om aldus het land te bevruchten en te bebouwen dat door hen gevreesd werd als de zwarte pest. Inderdaad, hij was niet belast met valenties; in hem zat niet de klem der elektronennegativiteit, te weten de aantrekking naar anderen, om in arglistigheid echt tot vernieling te komen; hij was niet begiftigd met verschillende banen van macht, ambitie en sex. Eens zei hij tot zichzelf : "ik ben het Babylon, glanzend glazuur van de toekomst" en een zeer zuivere, niet gegrimeerde lach nestelde zich veilig in zijn gelaat, dat hij bekeek in de wondermooie, verborgen spiegels. Bij middel van een kleine tape-recorder, die hij bewaarde in het derde meubel, "From HELIUM to Francium" genaamd, luisterde hij vaak in de diepste holte van de nacht naar vogelgekwetter, zoals de WestEuropeaan (en de Oost-Europeaan) in de twintigste eeuw naar de muziek van de cantor van de Thomaskirche luisterde. De bloedschendende, homerische uitspraken die hij om veiligheidsredenen meestal 's nachts voordroeg waren slechts één element van zijn onwettelijkheid. Naast deze paperassen, bewaarde hij, in een door hemzelf bewaakte plaats, een oude ontstemde stradivarius. Het was een enig exemplaar in kwaliteit en soort, daarom kon hij zich op dit bezit verheugen. Spelen zelf deed hij niet, daar dit zoveel betekende als zich voor de haaien gooien. Vaak streelde hij de kam van het instrument of streken zijn vingers langs de snaren, die op het instrument gespannen waren. Daar alle dergelijke, "van kattedarmen voorziene jankdozen" door de Kwik-defensie waren aangeslagen, in de eerste periode van het bestaan van het rijk, kon hij zich op dit feit verheugen. Een derde bezwarend feit van zijn anti-Kwikse gezindheid demonstreerde zich in het feit dat hij zich in zijn menselijke vorm bleef vertonen. Anderen als de Natrium-, de Stikstofen de Siliciumeenheden droegen een, overeenstemmend met de hun opgelegde taak, passend masker en bijbehorend habijt, en wisselden van pakken wanneer het hun bevolen werd. Daar de prof in de Economicabedrijven van het Rijk niet tewerkgesteld was, maar in de sponskaarten van het geboortenregister als geleerde was ingeschreven, rekende men hem dit niet zo erg aan. Om die hoge graad van tolerantie diende hij het Hof dankbaar te zijn. Het was echter wel ongewenst dat hij buiten de maat viel, dat hij een afwijkend gedragspersoon vertoonde en dat hij zich weinig of niet schikte naar de normen van de tijd, en om die reden moest hij ook de wildste perskritiek aanhoren en verwerken. Hetgeen wettelijk wel "onder de goede zeden en praktijken" viel, maar toch met een zeer kritisch oogje werd bekeken was zijn interesse voor de antieke cultuur. Al waren er boeken, die tot meubelstukken verworden waren, er viel ook een nog niet vermelde reeks, die zich onder zijn tinnen bed bevond, te bespeuren. Eén ervan heette "Twee millenia Nazareth" en handelde over het eerste, fameuze rijk. Hoe gevaarlijk de activiteiten van de prof ook leken, in de grond van de hart beschouwde hij het niet als een gevaar, maar benaderde het fatum
SF-MAGAZINE P. 31 speels, kinderlijk en met een zekere schroom. In zijn hart had hij reeds de eerste geluiden van verdachtmaking ervaren en hij spaarde die in zijn breeddenkende, persoonlijke geest. Niet blijvend echter, want de geslepen bijl van de overheid, om de onaangepaste onderdanen naar het andere land te helpen. Het andere land was technologisch nog niet bepaald, niet in kaart gezet. Maar een sterfelijke prof, die een latent gevaar betekende kon dit ook wel eens gaan uittesten. Op een dag kwam een roodharige, zwartgemaskerde Stikstofmajoor aandraven op zijn ultrasonische hengst. Hij trad het huis binnen en keek heimelijk rond. Toen nam hij met een gebaar van "hier ben ik" de boeken van onder het bed en gooide die in de bergplaats van zijn ros waar een heerlijk vuurtje het oude, gele papier knetterend oppeuzelde. Met een plechtig , ritueel trad hij op de andere, stalen boeken toe, kuste die, terwijl hij heel even zijn masker afnam, waardoor zijn onttande mond te zien was, en droeg ze zorgvuldig naar zijn ros. Een gevaarlijk idee gonsde door zijn staatsburgerlijk hoofd. Hij vond nu ook de viool, schrok van de eigenaardige, kronkelende houten vorm en scheurde de snaren van het Instrument, want die waren belangrijk, functioneel. De prof zeeg haast neer van eerlijke ontreddering, terwijl de andere een monsterachtige lach produceerde. Het ding vloog naar buiten en diende eveneens als "smakelijk hapje" voor het verterende, groene vuur. "Je bent gezien", sprak hij en nam de prof tussen zijn metalen, kille handen die hem automatisch boeiden. "Hij is van de veiligheidsbrigade", kreunde de prof en werd meegesleurd om op het ros de ijle ruimte in te schieten. Het rechtsgebouw was een oranjerood gebouw uit spiegelende bronzen platen. Met een weids gebaar ondertekende zijne hoogheid, de excentrieke koningin, het vonnis. Het voorstel van de vorst om een "oratio pro domo" te houden werd door de prof goedmoedig afgewimpeld. De sulfietonderdanen gnuifden bij het aanzien van de naakte, menselijke prof. Het curiosum werd naar de elektroafdeling gebracht. "De boom staat ernog, en de Vrouw hebben ze nog altijd niet in handen; de Heer zij geprezen", murmelde de prof en een goede lach kwam op zijn mond liggen, terwijl de klemmen in zijn huid werden vastgeprikt. "De woestijn is kil, maar vreedzaam zal de dood mij in zijn welkome armen nemen, sterfelijk kind van de schepping", zei hij, voor hij de dood inging. Er werd op een knop gedrukt. De rouwtijd was voorbij. De nitraten zetten samen met hun inferieure broertjes, de nitrieten, een groot feest op touw, en de koningin wuifde koel de gerustgestelde heliumfamilie toe. "Leve de koningin", riep men voldaan, volmaakt. ===oooOOOO ===oooOOOoOOOooo=== ===oooOOOO
SF-MAGAZINE P. 32 WILFRIED COOLS - HEMIKSEM ... Wat het betreft over het talenprobleem op SFANCON 5, de vraag naar waar het om gaat is : wat beoogt SFAN ? Een gezellig clubje dat alles strikt lokaal houdt, of een organisatie die de idee van SF wil verbreiden, die internationaal is ? Indien je voor het lokale opteert, dan kun je beter overstappen naar meer regionalisatie, zoals in Gent. Dat biedt het voordeel da je meer activiteiten aan de dag kunt leggen, die intenser beleeft worden. Het probleem van de verplaatsing vervalt grotendeels en je voelt je meer deel van een groep. En één van die groepen kan dan zorgen voor een overkoepelende organisatie die voor het interlokaal contact zorgt (zo zou ik bv. graag een Sfankern in Antwerpen zien ontstaan !). Aan de andere kant heb je dus de meer internationaal gerichte idee. Die is er broodnodig. Niet alleen zijn we te beperkt om volledig alleen te kunnen werken, maar we zijn hopelijk toch ook wel zo verstandig om in te zien dat er nog anderen zijn die ook hun ideeën hebben. Daarbij, de meeste boeken zijn in het Engels. Wat kun je dan uitsluitend nationaal beginnen ? Bij het inrichten van een congres in België kun je de vraag stellen welke van beide richtingen primeert. Je kunt dan stellen dat beide even belangrijk zijn. Maar de middelen zijn te beperkt om verschil-
SF-MAGAZINE P. 33 lende conventions op touw te zetten. compromis te vinden
De enige oplossing is dus een
En juist daar kun je SFANCON 5 op aanvallen. Het was misschien té internationaal. Of misschien juist NIET ? Want wie laat die hele afdeling Engelsen naar een Franstalige film zonder onderschriften kijken ? Antwoord van Simon Joukes Sorry hoor Wilfried. Ik heb respect voor je mening maar deel haar niet. M.i. werp je een onbestaand probleem op. Lokale bijeenkomsten - die ik overigens warm toejuich en ik vind het jammer dat al de oproepen van de redaktie zonder gevolg bleven in Antwerpen, Mechelen, Brugge, Brussel en andere steden - mogen niet verward worden met een Convention. SFAN is in de eerste plaats nationaal. Dit betekent inderdaad dat één Belgische Convention per jaar voldoende is. Dit betekent ook dat dergelijke convention minstens tweetalig is (Nederlands en Frans). De verplaatsing is altijd een probleem voor sommigen, maar SFAN is van mening dat de Essef-amateur, mits lang genoeg van tevoren op de hoogte gesteld (wat het geval is) toch wel één keer per jaar de moeite kan nemen om in een andere dan zijn eigen stad met gelijkgezinden samen te komen. Maar dan moet het "programma" wat hem geboden wordt toch wel interessant genoeg zijn om die verplaatsing, en de ermee samengaande onkosten te verrechtvaardigen. Aangezien het Nederlandstalige gebied vrij arm is op essefdomeinen, is het niet meer dan natuurlijk dat er beroep wordt gedaan op bekende figuren uit het buitenland om deze bijeenkomst te stofferen. En zo groeit er als het ware vanzelf een internationale convention ! Op het ogenblik dat er, zoals in Engeland met de NOVACON het geval is, 200-300 essefamateurs bereid zijn om zonder noemenswaardig programma voor een weekeindje samen te komen, vervallen bovenstaande opmerkingen en kun je gemakkelijk verschillende ééntalige conventions per jaar laten plaatsvinden. Persoonlijk zie ik dat de eerstvolgende jaren nog niet gebeuren : er is een lange tijd nodig om een "fantraditie" op te bouwen. Tijd en plaats ontbreken om op je interessante brief hier nader in te gaan. Discussiestof voor een ontmoeting ? ... NOG EEN BRIEF VAN WILFRIED COOLS - HEMIKSEM Van 1 tot 3 november had in het Cultureel Centrum te Oudergem he "Weekend 2001" plaats, een Brussels SF-congres. Ziehier enkele indrukken : Het gebouwencomplex bood heel wat faciliteiten, zoals een prachtige filmzaal en gratis parkeerruimte. Wat de convention betreft, dienden vooral de filmvoorstellingen vermeld te worden. Weliswaar tegen 40 BF per vertoning, maar je had dan ook echte (moderne) bioscoopzaal en films die de verplaatsing waard zijn (The Omega Man, BarbarelIa, The Andromeda Strain, enz.) Verder waren er de gewone boekenstands (enkelen herkenden we nog van SFANCON 5) met interessante strips en posters. En speciaal vermelden we de platenstands met originele soundtracks van Planet of the Apes, Dracula, etc.
SF-MAGAZINE P. 34 Daarnaast was er ergens nog wel een speech van een eregast, en was er een SF-bal ("idée curieuse lors d'une convention) volgens de folder. Spijtig genoeg moet ik echter toegeven dat mij algehele indruk negatief was. Wat mij om te beginnen al danig irriteerde was het feit dat de hele gebeurtenis eentalig Frans was. Misschien was dat ook de reden waarom er in het Vlaamse landsgedeelte zo weinig aan advertising werd gedaan. Waarom bv. geen folder naar alle leden van SFAN ? De enige mij bekende fan die ik daar gezien heb was Jan Desmet uit Gent, en ik hoorde ook dat Simon Joukes daar geweest was. Buiten wat ik reeds vermeldde waren er geen nevenactiviteiten. Dus geen discussies, geen gezellige bijeenkomsten van fans. Opmerkelijk was dat alle aanwezigen zeer jong waren. Daar heb ik uiteraards niets op tegen maar ik had toch gedacht dat het verschijnsel essef bij de Francofonen veel langer ingeburgerd was dan bij ons. Zou men ginds het woord "fandom" nog moeten cultiveren ? (ingekort wegens plaatsgebrek) Antwoord van Simon Joukes ... in telegramstijl ! - de volledige toegangsprijs bedroeg 250 BF en had betrekking op een reeks filmvoorstellingen. Dat was dus in feite erg goedkoop ! - het ministerie van Franse cultuur had deze manifestatie duchtig gesteund. Zo betaalde het bijvoorbeeld integraal de huur van voornoemd Cultureel Centrum, nl. 50.000 BF per dag ! Plus een reeks andere zaken. SFANCON 5 in Gent ontving geen frank subsidie ! - de aanwezige boekenstands moesten een bijzonder hoge standhuur betalen. Op SFANCON 5 was stand- en expositieruimte gratis. - de meeste boekenstands hadden inderdaad grotendeels betrekking op comic strips en op "fantastiek". Dit heeft volgens ons slechts zijdelings te maken met Science-Fiction. - Er was geen enkele lezing of debat voorzien. eregast heeft niet plaatsgevonden.
De speech van de
- De bezoekers waren geen essef-fans, maar voor 99,9 % filmliefhebbers. Er was trouwens geen moeite gedaan om de essef-amateurs aan te trekken. Dit publiek werd niet belangrijk geacht. Kortom : de vlag dekte een valse lading en daarom heeft SFAN die bijeenkomst wel aangekondigd (zie vorige nummers) maar tevens ook ernstig voorbehoud gemaakt voor wat zij een "commercieel" opgezette manifestatie noemt. - samenwerking werd door mij persoonlijk bij de organisator bepleit, maar geweigerd. - ook deze gebeurtenis mag niet verward worden met een "Convention" aangezien de daarvoor benodigde programmapunten ontbraken.
SF-MAGAZINE P. 35 - in principe hoeft een franstalig opgezette manifestatie de echte essef-fan niet te deren, voor zover ze in Wallonië wordt ingericht. In Brussel mocht men inderdaad iets anders verwachten, maar aangezien taalpolitiek in een cultureel blad als het onze als de pest moet worden geschuwd, gaan we hier niet op in. Toch nog een slotopmerking : de door SFAN ingerichte Belgische Nationale Convention, biedt de franstaligen een volledig programma in hun taal. - bij enkele schaarse franstaligen (Michel Feron, Michael Grayn, Claude Dumont, José Bernard, Georges Coune, enz.) was het esseffandom inderdaad reeds lang ingeburgerd dan bij ons, met uitzondering van uiteraard Jan Jansen ! Thans is Vlaanderen op dat gebied veel verder, al moet er nog veel aan gedaan worden
===oooOOOO ===oooOOOoOOOooo=== ===oooOOOO
SF-MAGAZINE P. 36 NIEUWE BOEKEN UIT DE STATES - Eddy C. Bertin Een zeer gemengd dieet deze maand, zoals men bij uitverkopen zegt : voor iedere gading iets. En voor iedere smaak ook het béste. Liefhebbers van klassieke essef komen terecht bij AVON, met de publikatie kort na elkaar van twee lijvige pockets in hun reeks THE SCIENCE FICTION HALL OF FAME
editor Ben Bova
Ditmaal is het de beurt aan de verhalen van novelle-lengte, en de omvang van de keuze was zo uitgebreid dat er maar dadelijk twéé deeltjes hoorden te zijn : vol II A (Avon 19489, 572 blz., 1,75 dollar) en vol II B (Avon 19729, 559 blz., 1,75 dollar). Vol. I dat we vroeger bespraken bevatte zoals u zich wel herinnert de kortverhalen. Net zoals dit eerste deel zijn ook deze twee fundamentele hoekbouwstenen voor élke degelijke SF-verzameling, al zijn een groot gedeelte der verhalen natuurlijk al overbekend, en ondanks hun kwaliteiten zie ik het nut niet in van Well's "Time Machine", Sturgeon's "Baby is Three", of del Rey's "Nerves" in te sluiten. Al de verhalen hebben zich reeds de faam van "kleine klassiekers" verworven, en wie zich pas onlangs op het lezerspad begeven heeft màg niet aarzelen. Dit is het genre van SF-boek dat in élke openbare bibliotheek te vinden zou moeten zijn : het best van het beste. Veel lichtere, maar toch genietbare kost is Howard Fast's nieuwe bundel : A TOUCH OF INFINITY (DAW-SF 124, 172 blz., 95 ¢) Dertien korte verhalen, een mengeling van SF, fantastiek en mainstream net zoals zijn voorgaande bundels "The Edge of Tomorrow" en "The General Zapped an Angel". De ideeën zijn soms wel wat origineler ditmaal, zoals het verhaal "The Hoop", de uiteindelijke oplossing voor het afvalprobleem, of "The Egg" : het uitbroeden van een pre-atomair ei, maar algemeen genomen blijft er na lektuur toch niet veel hangen. Wel een middel om iemand op voorzichtige manier langzaam tot de SF te bekeren.
omvat : recensies van nederlandstalige publicaties nieuwe boeken uit de states snuisterend in de boekenberg bibliografieën en meer !!!
SF-MAGAZINE P. 37 Veel interessanter is : TO DIE IN ITALBAR
de nieuwste roman van Roger Zelazny
(DAW-SF 117, 174 blz., 95 ¢) Net zoals "Today we choose faces" leest het wel wat moeilijk in het begin, door de introductie van teveel afzonderlijke en schijnbaar onafhankelijke personages en elementen, maar het boek wint vlug vaart. Heidel von Hymack, bekend als H is een levend organisch laboratorium : na periodieke epileptische aanvallen is hij in staat élke ziekte te genezen, doch verandert daarna in een progressief gevaarlijker wordende ziekteverspreider. Een afstraffing door een mob verandert hem in een mensenhatende doder, die zijn "talent" in dienst stelt van een vrouwelijke vernietigingsgodheid, die aanvankelijk enkel in zijn geest schijnt te bestaan. In deze situatie ontmoeten we een verbitterde aardse rebel, die zich wil wreken op de beschaving die de oude aarde vernietigde, en die in H het ultieme wapen ziet. Het boek is vol fijne vondsten, doch wordt opnieuw overheerst door Zelazny's specifieke stijl die van het boek veel meer maakt dan zomaar een SFavontuur. Voor liefhebbers van meer sinistere SF gaan we naar AVON en Charles Runyon.'s' : SOULMATE (Avon 18028, 159 blz., 95 ¢) Het verhaal steunt op het bestaan van een ras van "predators" ouder dan het menselijk ras, psychische wezens die zich voeden met het "ik", het ego van de mens. Een predator neemt het lichaam over van een jong meisje, en gaat op zoek naar een mannelijke predator. Knap en boeiend geschreven, met voldoende aandacht aan psychologische tekening, en kwalificeert zowel als SF als horror. EDDY C. BERTIN DE ROMMELPOT Een mengelmoes van allerhande publicaties door diverse recensenten. THE TIME OF THE EYE Harlan Ellison (Panther SF 586 03935 X, 1974, 35p/52BF Noem hem "one helI of a writer", "a phenomenon", "a man on the move", mij goed allemaal, maar ik vind het sterk overdreven. HARLAN ELLISON is voor mij een schrijver van gemiddelde klasse, vooral na het lezen van deze bundel. "The Time of the Eye" bevat voor de helft oude verhalen en voor de helft recente. Allen draaien rond het zelfde thema : eenzaamheid, en zonder uitzondering zijn het "downbeat Stories" daar is iedereen het over eens, behalve Ellison zelf dan. ' De oudere verhalen zijn goed, het lezen waard, zoals bet hoort, in
SF-MAGAZINE P. 38 tegenstelling tot de recente, waarbij ik me - zonder uitzondering ! stierlijk verveeld heb ... Stilistisch beter, akkoord, maar zo futloos en ongeïnspireerd dat je je werkelijk moeite moet doen ze uit te lezen, én soms zijn ze nauwelijks SF te noemen. Een waar hoogtepunt zit er niet in. De bundel liet me met gemengde gevoelens achter, en ik durf hem niet aan te bevelen, gezien hij slechts half geslaagd is. Of half mislukt, als je het wat pessimistischer bekijkt. Nota van de redactie : "All the Sounds of Fear" (Panther, 1973, 8 verhalen) + "The Time of the Eye" (12 verhalen) samen zijn de gehele inhoud van de amerikaanse bundel "Alone, against Tomorrow" (MacMillan, 1971) die als ondertitel draagt "stories of alienation in speculative fiction" hetgeen dus verklaart wààrom al deze verhalen rond hetzelfde thematiek gebouwd zijn. (resensie :) FRANK DE CUYFER DAS ZEICHEN DES VAMPIR
Edith Brendall
Erber Verlag; Erber's Grusel-Krimi Doppelband nr. 23, 128 blz., DM 2,40. Ook een blinde kip vindt wel eens een graantje, en uitzonderingen bevestigen de regel. Deze oude wijsheden worden bevestigd wanneer men de Erber Grusel-Krimi Doppelbandreeks leest. Meestal overwegend primitieve rommel, indien zelfs geen katastrofale herdrukken uit hun pocketreeks. Gruwelijk. De uitzondering op de regel is nr. 23, "Das Zeigen des Vampir" door Edith Brendall (een pseudoniem waarvan ik weet wie zich er achter verbergt), een tamelijk lange "Heftroman". Wanneer men de kriteria van de zgn. "pulp-roman" aanwendt , vervult deze roman ze op alle punten. Ook gezien door het oog van de meer algemene horror-lezer, kan men vaststellen dat de schrijfster weet waarover ze het heeft, hetgeen jammer genoeg niet altijd kan gezegd worden van de auteurs van dergelijke reeksen voor de grote massa. Bladzijdenlange passages met referenties naar klassieke meesters der horrorliteratuur en theoretiseringen over vampirisme leveren een traditioneel getinte background voor het verhaal dat daarrond gesponnen wordt : Lovecraftiaanse invloeden worden duidelijk, de onaardse levenvorm die via een meteoorsteen op aarde neergestort is, beschikt over bevreemdende en in het algemeen ten onrechte als "bovennatuurlijk" aangeduide krachten. Het verhaal dat Edith BrendalI construeert is degelijk : typische clichés werden vermeden en zij zorgt voor een goede karakterisatie van de personages. Biezonder indrukwekkend voor een "pulproman" is het slot, dat hier beslist niet mag verraden worden. Het breeks onbewust met deze typische "eind-goed-al-goed" gemeenplaats die we gewend zijn van dergelijke reeksen. Het slot volgt logisch uit de beschreven uitwegloze situatie en is eenvoudig noodzakelijk wil de schrijfster niet breken met haar bedoeling : het in het middelpunt plaatsen van de mens en zijn gevoelens. UWE ANTON
SF-MAGAZINE P. 39 Voor mij lag het vormloze lichaam dat eens had toebehoort aan Peter Brown. Een man die het slachtoffer was geworden van een experiment uitgevoerd door de politie met hetzelfde resultaat als vele anderen : de dood. De politie had al vele moorden op zijn aktief staan, alhoewel het ditmaal niet geheel hun schuld was. Het lag allemaal deels aan onszelf. En met onszelf bedoel ik het volk. Het begon allemaal enkele weken geleden in een van die vele vergaderingen waarop jonge geleerden hun uitvindingen konden tentoonstellen en eventueel een bijbehorende toespraak konden houden ... Hij trachtte om boven het gefluit en getier van de massa uit te komen. "... en om jullie te bewijzen dat een misdadiger terug een man van de gemeenschap kan worden, zal ik deze week nog met het zoeken van een geschikte man beginnen". Woedend, met een roodaangelopen gezicht vluchtte hij naar een aangrenzend kamertje achternagezeten materiële zaken, bij gebrek aan tomaten en eieren. Vermoeid ging hij zitten. Het moest lukken. Hij zou het hun bewijzen. Alle toebereidsels waren genomen enkele weken voordien en nu was er een vrijwilliger gevonden. Die man was Peter Brown. Ongehuwd, 34 jaar oud en met talloze misdrijven op zijn geweten, moest hij het experiment waarmaken. Hij werd in een soort elektrische stoel geplaatst. Kaalgeschoren als hij was, werden er vlijmscherpe naalden in zijn hoofd aangebracht, maar zoals u wel weet zijn de hersens vrijwel geVoelloos en hij voelde het niet. Deze naalden waren verbonden met een reusachtige machine die aan de andere zijde van de kamer stond. Knoppen werden ingedrukt, schakelaars werden overgehaald, de machine kwam tot leven. "Wel, Heren", zei de man in de witte jas, "u zult nu getuige zijn van een verbazend stukje techniek, die dank zij onze collega", en hij wees een man aan die zenuwachtig in zijn handen zat te wrijven, "tot stand is gekomen. Het werkt als volgt : de hoofdverdeler is verbonden met het hoofd van Brown". Hij stapte naar de man in
SF-MAGAZINE P. 40 de stoel en wees de verschillende onderdelen aan. "Hiermee zal de verdeler via microscopische trillingsgolven in de hersens kunnen delven. Het zal de gebeurtenissen kunnen opgraven die de man in kwestie zelf niet meer kan herinneren. De machine zal alle mogelijke misdaden opslagen in zijn geheugen en nadien zal hij de nodige eruithalen en terug in het geheugen van Brown brengen zodat het voor hem is alsof het opnieuw gebeurt. Een opeenstapeling van misdaden zal zijn geweten doen spreken, en zal hij voor de rest van zijn leven een eerlijk man worden. Althans, dat hopen wij. Dus, als iedereen klaar is kunnen we beginnen". En de daad bij het woord voegend drukte hij een knop van de machine in en een zachte zoemtoon steeg op in een met spanning gevulde kamer. Het ratelen en klikkeren van de verdeler kondigde het begin aan van het experiment. Een trilling doorvoer het lichaam van Brown. Zijn ogen een ogenblik star voor zich uit maar vielen dan langzaam dicht. Een uur later kondigde het ontspannen van Brown's lichaam dat het eerste deel al voorbij was. Een aantal dokters begaven zich naar het lichaam en onderzochten het. Het was in orde maar het pertinent werken van de hersens ontbrak. Dat was voorzien en dat zou op het einde van het experiment weer in orde komen. Na een kwartier had de machine alle nodige gegevens verzameld, en kon het tweede deel beginnen. De verdeler begon zijn signalen uit te zenden. De signalen die gegevens bevatten van een lange reeks misdaden die volgens chronologische volgorde het leven bevatten van een man die misdadiger werd. De eerste signalen bereikten Brown's hoofd. Een kinderlach. Is dat niet Billy Bones ? "Ik wed", zei Billy, "dat jij geen snoep uit die winkel kunt gappen" . "Oh nee ?", antwoordde Peter verbouwereerd. "Nee ! Probeer het maar eens. En als je lukt, wat niet zal gebeuren, krijg je dit van mij". En hij hield een kleine beker in de hoogte. En zo ging hij zijn eerste diefstal tegemoet. Hij ging de winkel binnen. "Hebt u voor mij iets te eten ?", vroeg hij aan de oude man achter de toonbank. Deze bekeek Peter eens aandachtig vanonder zijn oude bril, en hij schraapte zijn keel. "Ik zal eens zien of vrouwlief niet iets over heeft in de kast. En hij verdween achter te toonbank. De oude man had zijn rug nog niet omgedraaid of twee handen grabbelden een bokaal met zoutjes mee. ' Peter wandelde door een rijke buurt van de stad. Hij stierf bijna van de honger. Gretig keek hij naar de onbewaakte wagen van de bakker. Onschuldig kuierde hij in de richting van de wagen. Voorzichtig blikte hij in't rond. Niemand te zien. Een paar handen
SF-MAGAZINE P. 41 graaiden enkele smakelijk uitziende broden mee. Peter bekeek het uitstalraam van de speelgoedwinkel. Aan de andere kant van de ruit, onbereikbaar voor hem lag een lonkende speelgoedrevolver, en een klein kaartje met een onbetaalbare prijs erop. Wat zou hij die dolgraag willen hebben. Hij stapte de winkel binnen. Hij scharrelde een beetje rond en toen niemand in zijn richting keek greep hij de revolver en vluchtte de winkel uit, achternagezeten door een woedende winkeleigenaar. En zo ging het maar door. Misdaad na misdaad werd in Brown's geheugen gebracht. Een gelukzalige glimlach (teweeggebracht door de herinneringen van lang vervlogen tijden) verdween naarmate de tijd vorderde. Minuut na minuut vertrok zijn gezicht meer en meer. Op het einde van het experiment was zijn gezicht overladen met rimpels en tranen rolden over zijn wangen. De machine stopte zijn toevoer, draden werden losgemaakt, een gebroken man werd uit de stoel geholpen. Prevelend wankelde hij naar de deur maar moest geholpen worden door een aantal verplegers. Hij keek een van hen aan en zei : "Ik ben een nietsnut". Die avond keek hij uit het raam van een kamer in het ziekenhuis. Hij bleek op een hoge verdieping te zijn geplaatst. Zijn hand opende het raam. Een koude luchtstroom deed hem even aarzelen. Het geluid van het verkeer ver beneden hem bereikte zijn oor. Zijn geest lag overhoop. Hij kon aan niets anders denken dan aan zijn erbarmelijk leven. Hij zette zich de de vensterbank en trok zich omhoog. - een speelgoedrevolver Zijn andere voet volgde. - een handtas Hij stak zijn hoofd door het raam - een fiets Hij ging op de rand van de richel staan - een auto Hij keek naar beneden.
De felle lampen doorboorden de duisternis
- een bank, een auto, een fiets, een handtas, ... Hij liet de muur achter zich los, tuimelde voorover, prevelde tegen de duisternis - ik ben een nietsnut en stortte in de diepte. O ===oooOOOoOOOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 42 ICON is de naam waaronder de werkgroep van Jozef Peters, Lobergenbos 27, 3200 KESSEL-LO, een reeks bibliofiele uitgaven brengt, die bijzonder aan SF en fantastiek worden gewijd. De eerste publicatie brengt Eddy Bertin's "Samengesteld uit Spinnewebben", voorgesteld door zijn auteur, samen met een korte bibliografie, fac-similé van werknota's en manuscript door EB en illustraties van Danny Bloes. Inlichtingen bij de werkgroep. MOGELIJK BEREIKT DIT NUMMER U TE LAAT maar voor de goede orde vermelden we hier toch dat dit jaar, en wel van vrijdag 4 tot en met zondag 13 april, opnieuw een SF-festival plaatsheeft te Rotterdam, in "De Lantaren", Gouverneurstraat 133. Het programma is erg uitgebreid en omvat exposities, strips, film, theater, evenementen en environments. Inlichtingen bij Rom Boonstra, op vermeld adres. FIJNGEVOELIGE LEZERS hebben wel aangevoeld dat wij dit blad eerder in de SF-richting oriënteren en minder aandacht besteden aan horror e.d. dan andere publicisten dit wel plegen te doen. Om de liefhebbers van voornoemd genre echter weer helemaal met ons te verzoenen, vermelden we hier, bijzonder te hunner intentie, dat te Amsterdam een Stichting werd opgericht, die zich uitsluitend tot doel stelt gruwelijke evenementen uit onze gewesten te bestuderen. Spookhuizen, pothoekmonsters en andere curiosa worden dus gemeld aan Jan Kabel, Stichting DRAB, Amstekade 27 te Amsterdam. Lotsa luck, buddies. NIEUWE LEDEN WORDEN HIERBIJ IN KENNIS GESTELD van het feit dat zich nog een aantal oudere nrs. van SF-MAGAZINE bevinden op het redactieadres. Nrs. 36 tot 41, meer in het bijzonder, doch de voorraad is erg beperkt, nl. enkele stuks van ieder nummer. Deze kunnen besteld worden à 30 BF te storten op bankrekening van SFAN. Om verzendingskosten te beperken geschiedt de verzending echter samen met het eerstvolgende nummer van dit blad.
SF-MAGAZINE P. 43 IIe NATIONAAL FRANS SCIENCE-FICTION CONGRES Het IIe nationale essefcongres van onze zuiderburen wordt van 28 april tot 4 mei 1975 gehouden te Angoulême (100 km noordoost van Bordeaux). Het voorlopige programma zit er uit als volgt : a. Films : projectie van 16 mm films in de Cinémathèque en in het Maison des Jeunes et de la Culture; projectie van 35 mm films in Cinéma Rio. Op de affiche : Solaris, Andromedanevel, Audevant des Rêves, Space Monsters, Le Peuple des Abîmes, The day the Earth stood still, Forbidden Planet, House of the Damned, enz. Waarschijnlijke films : The incredible shrinking man, Survivers of Infinity, Le Choc des Mondes, Invasion, La Brûlure des 1000 soleils. Misschien worden er ook previews gegeven. Er wordt in ieder geval al gesproken over La Papesse van Mario Mercier. b. Literatuur : uitreiking van de Prijs· voor de Beste Franse Essefroman 1974, Prijs voor de Beste Franse Novelle 1974. Tevens wordt een nieuwe prijs uitgereikt, voorbehouden aan beginnende auteurs. Prijs van de beste onuitgegeven novelle in het Frans. De drie beste manuscripten zullen worden gepubliceerd in Fiction, Galaxie, Horizons du Fantastique en in het nieuwe essefblad dat in april aanstaande door Uitgeverij Marabout op de markt wordt gebracht. Ze zullen ook in Nederlandse vertaling in SF-MAGAZINE worden opgenomen. Tevens worden ronde-tafelgesprekken en lezingen voorzien met o.a. Eregast Alain Dorémieu, Britse eregast Ian Watson, en talrijke Franse schrijvers, die bovendien hun boeken zullen tekenen. c. Tentoonstellingen : ze zullen plaatsvinden in het Museum van de stad : schilderijen, illustraties, tijdschriften, Franse en buitenlandse fanzines, enz. Comics zullen niet aanvaard worden. Alle fanzine-uitgevers die hun blad graag zouden willen tentoonstellen dienen dringend contact op te nemen met Simon Joukes. Ook wordt er een vergadering voorzien van alle Franse en buitenlandse fanzine-uitgevers om tot coördinatie en samenwerking te komen. Er is geen slotbanket, maar wel wordt er een koud buffet voorzien op zondagmorgen. Voor alle inlichtingen betreffende toegangsprijzen, logies en dergelijke, zich wenden tot Simon Joukes, Geleeg 7, 2860 O.L.V.WAVER, tel. 015/75.65.23. CATALOGUS VAN DE FANTASTISCHE LITERATUUR De gemeentelijke bibliotheek van het 20ste arrondissement van Parijs publiceert een catalogus van de fantastische literatuur, voor zover in het fonds aanwezig is.
SF-MAGAZINE P. 44 Het geheel bestaat uit drie geïllustreerde deeltjes. Het eerste is gewijd aan de fantastische literatuur in Duitsland, Rusland, Scandinavië, Italië, Latijns-Amerika en de Joodse fantastiek. Het tweede moet nog verschijnen. Het omvat de werken va Arabische, Britse en Noord-Amerikaanse auteurs. Het derde zal Belgisch, Frans en divers werk omvatten. De deeltjes zijn verkrijgbaar tegen 2,3 Franse Franken of het overeenstemmende bedrag in internationale antwoordcoupons op het volgende adres : Bibliothèque Municipale du 20ème, Rue du Japon, F-75971 PARIS CEDEX 20; BRITAIN IS FINE IN 79 Reeds twintig Belgen schreven in voor dit loffelijk streven : de World Convention 1979 naar EUROPA te brengen. En dit voor de luttele som van 40 BF. Ons streefcijfer is 100 Belgische leden. Stort vandaag nog uw bijdrage op PCR-nr. 000-0452947-54 van Simon Joukes, Geleeg 7/8, 2860 O.L.V.-WAVER. JUBILEUM S.F.C.D. Op 4 augustus viert de SCIENCE FICTION CLUB DEUTSCHLAND haar twintigste verjaardag. Te dezer gelegenheid wordt een jubileumnummer uitgegeven, waarin ondermeer het allereerste nummer van Andromeda opnieuw wordt afgedrukt, de statuten van de vereniging, de ledenlijst, de lijst van beschikbare bandjes van de fonotheek, informaties, artikels, illustraties en een historiek van de SFCD. Inlichingen : Dr. Gert Zech, D-6900 HEIDELBERG, Mönchhoffstrasse 12-14. SCIENCE FICTION IN DE D.D.R. De afdeling "Utopische Literatuur" van de Schrijversunie van de Duitse Demokratische Republiek, hield onlangs haar werkvergadering waaraan een twintigtal leden deelnamen. De uitgeverijen DAS NEUE BERLIN en NEUES LEBEN stelden de aanwezigen de lijst voor van de essefwerken die zij in de loop van de volgende twee jaar zullen publiceren. Eckkehart Redlin, lezer van DAS NEUE BERLIN verklaarde dat de Westerse Burgerlijke SF, welke voorheen slechts weinig belangstelling in de DDR heeft opgewekt wegens de bestaande politieke omstandigheden, in de toekomst minder verwaarloosd zal worden. Tot op heden werden in de DDR slechts 30 verhalen van 20 Westerse auteurs gepubliceerd. Wegens het grote aantal Westerse essefwerken, zou uiteraard slechts een sporadische, spontane en toevallige selectie mogelijk zijn. Geen enkel werk waarin het kapitalisme of de horror (als spel met het afgrijselijke) worden geroemd zal worden toegelaten. Elk westers essefwerk waarin de menselijke waardigheid in aanmerking komt, heeft echter voortaan een kans om in de DDR te worden uitgegeven.
SF-MAGAZINE P. 45 De werkzitting was meer in het bijzonder gewijd aan het scheppingswerk van de schrijvers uit de DDR op essefgebied. Door middel van de essefliteratuur kunnen standpunten worden ingenomen inzake de grote problemen van onze tijd. Uit een gesprek met Heiner Rank, auteur van de roman DIE OHNMACHT DER ALLMÄCHTIGEN (De onmacht der almachtigen, Uitg. Das Neue Berlin 1973, 2 uitgaven, ingenaaid en ingebonden, samen 50.000 exemplaren) bleek dat dit boek reeds aan dergelijke vereisten beantwoordt en dat zijn utopische invloeden op het vlak van de politiek en van de maatschappij, een parallel mogelijk maken met de problemen en de uitzichtsloze kwesties van de hedendaagse politiek, zoals bv. het probleem van de agressie. Het werk van Heiner Rank zou structureel complexer zijn dan de romans van Stanislaw Lem. Anderzijds werd vastgesteld dat de essef van het midden der zeventiger jaren gevarieerder, vrolijker en minder droog is geworden. Met name is de psychologische diepgang, zonder daarom doel op zichzelf te worden, breder uitgewerkt. Eens te meer werd de vraag gesteld naar een geregeld te verschijnen essefreeks, in een goedkope, geniete of genaaide uitgave, waarin werk van socialistische auteurs, schrijvers en amateurs uit de DDR en zelfs schrijvers uit het Westen, zouden worden gepubliceerd. De belangrijke essefuitgevers werd verzocht de mogelijkheid van een dergelijke reeks gezamenlijk in overweging te nemen. Dit voorstel was reeds 6 jaar geleden voor het eerst geopperd maar kende toen geen succes wegens de tijdsomstandigheden. De werkelijke mogelijkheden lijken thans veel beter te zijn. Op te merken valt dat, met name in Oost-Duitsland, de partijpolitiek beslist over de inhoud en de krachtlijnen van de SF in dit land en zelfs over de wenselijkheid om dit genre te stimuleren of niet. Het gebrek aan deviezen en de papierschaarste hebben echter ook een bepaalde rol gespeeld. Thans is de economische toestand in de DDR gevoelig verbeterd en ook het politieke klimaat is er grondig aan het veranderen. Het is dus mogelijk dat auteurs en uitgevers uit de DDR eerlang zullen mogen deelnemen aan conventions uit het buitenland. We hopen in verband met BENELUXCON 3 terzake met een primeur te kunnen uitpakken ! In verband met de essef in de DDR kan nog worden gezegd dat er praktisch geen clubs en zeker geen fanzines bestaan. De enkele bestaande (officiële) clubs behoren tot de Schrijversunie en zijn dus niet onafhankelijk. Het uitgeven van fanzines is uitgesloten omdat er papierschaarste heerst : iedereen die een tijdschrift wenst uit te geven moet zijn voorstel voorleggen aan een commissie die beslist of zulks wenselijk is. Wanneer deze commissie positief beslist, dan neemt de Staat het produceren en verspreiden van het tijdschrift op zich. Dit kan nu eenmaal niet met een fanzine, zodat de esseffans in de DDR tot nu toe slechts met schaarse doorslagjes kunnen werken. Tenslotte wordt nog gemeld dat Fahrenheit 451+ van Ray Bradbury pas is uitgekomen en dat de Tijdmachine van Wells in 1975 wordt uitgegeven. (naar de DDR-auteur Carlos Rasch)