EDITORIAAL robert smets
01
FOCUS : FRANK ROGER robert smets
03
M’N KLEINE POLLUX frank roger
05
SF IN DE LAGE LANDEN johan vanheymbeeck
10
NUNC EST RIDENDUM frank roger
15
FILM jean-pierre lewy
19
TEGENVALLER frank roger
21
BLADWIJZER eddy c. bertin & c°
25
SPO(R)TPRENTJES frank roger
36
NOTA BENE robert smets
41
INDIEN U IN NEVENSTAAND VAKJE EEN KRUISJE VINDT, DAN IS UW LIDGELD JAMMER GENOEG UITGEPUT. GELIEVE DIT ZO SNEL MOGELIJK TE WILLEN VOLDOEN. DANK BIJ VOORBAAT.
SF-MAGAZINE P. 01 Op 12 maart ll. werd in het T.V.-programma "Atelier" aandacht besteed aan SF en werd in dit verband ons redactieadres aan enkele honderdduizenden SF-lustigen te grabbel gegooid. Wij hadden hiervan geen voorafgaande kennis en aangezien wij in deze periode van het jaar reeds welgevulde dagtaak in de avondlijke uren nog een tijdlang plegen af te ronden, waren wij ook geen getuige van deze uitzending. De ontdekking volgde een tweetal dagen later bij het in ontvangstnemen van hoeveelheden brieven, die pas ongeveer een week later iets in aantal afnamen. Uiteraard danken wij de BRT dan ook voor haar initiatief en terloops kunnen wij hier misschien iets vermelden wat haar programmatoren genoegen zal doen, dacht ik, nl. dat heel wat brieven ons uit nederland werden toegezonden, zodat blijkt dat ook daar met aandacht naar "Atelier" en naar het daaropvolgende feuilleton wordt gekeken. Dat SF aanslaat staat dus wel buiten twijfel. Bovendien bleek een meerderheid van de ontvangen brieven door jonge tot erg jonge mensen geschreven, zodat hier vooralsnog van generatiekloof geen sprake is. Zo schreef een jongeman uit Borgerhout ons bv. als volgt : Geachte Heer, Ik heb gisteravond met veel interesse op de TV Uw interessante voordracht gevolgd over die tijdmachine. Graag had ik enkele inlichtingen gehad over de inhoud van dat project. Denkt U dat het voor mij als hobby mogelijk is dat apparaat samen te stellen. Kunt U mij de weg aanduiden opdat ik dat werkje zou kunnen samen stellen. Met mijn voorbarige dank teken ik, etc. Zoals ik zei ben ik er nog steeds niet achter gekomen wat ik wel over tijdmachines mag hebben beweerd, doch dit onderwerp duikt in verschillende brieven op.
SF-MAGAZINE P. 02 Een andere klasse mensen vormen vanzelfsprekend de leden van het onderwijzend korps, die de gelegenheid aangrijpen je te vragen "of je hen even alles omtrent SF wil zenden", omdat zij er "misschien een lesuurtjes kunnen mee vullen" en die je hierbij (subtilitas subtilitatum) vermelden dat enige leerlingen hiervoor wel belangstelling hebben, zodat je in het vooruitzicht van zovele nieuwe abonnenten je je oplage alvast maar gaat verhogen. Moet je natuurlijk in de eerste plaats reserve maken in verband met wat deze mensen zich inzake je "informatieblad" voorstellen, dan blijft het nochtans een interessante ervaring zovele inzendingen door te nemen, vooral waar je eigen, traditionele lezers, op dit vlak eerder gereserveerd blijven. Een een voor de hand liggend besluit is hierbij wel dat wanneer de belangstelling voor SF duidelijk aanwezig is, een juiste begrip van wat SF inhoudt invele gevallen erg ontbreekt. Waaruit je dan als onverbeterlijk optimist concludeert dat hoewel enorm veel te doen blijft, wat wij nu reeds sinds een vijftal jaren ondernemen toch ergens wel een reden van bestaan heeft. Nl. om het erg ingewikkeld uit te drukken, maar dat doen wij dan ook dolgraag, om de lezer van de "sense of wonder" tot een "cognitive enstrangement" te voeren.... Dank je Darko. Graag zouden wij hier aan toevoegen waar tijdmachines dezer dagen aan weggooi-prijzen worden gesoldeerd, doch wij vrezen hiermede publiciteit te voeren en zoals onze trouwe lezers weten kan in dit verband met de nieuwe postregeling geen loopje worden genomen. Verder is het niet omdat dezer dagen in het Parlement sluikreclame voor corsetten en deens bier werd opgemerkt, dat wij onze deontologie terzake terzijde zullen schuiven. Persoonlijke brieven zullen echter wél welwillend en onder diskrete omslag worden beantwoord. ROBERT SMETS O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 03 Niet zo heel lang geleden kocht een jongeman uit het Gentse zich een tweetal SF-pockets. "James Schmitz en Philip K. Dick", zegt hij. "Het werd mijn eerste kennismaking met SF en beide romans (en het genre) bevielen me uitstekend. In 1974 viel me een SF-tijdschrift in handen, en naar het einde van dat jaar toe zette ik me aan het schrijven. Een "bibliografie" heb ik dus niet, maar mijn stapel verhalen neemt zienderogen toe, terwijl mijn teksten steeds langer en (dacht ik) ook wel beter worden. Maar aangezien men zijn recentste werk vaak beter vind, wil dit niet zoveel zeggen". Het blad waarover Frank Roger (De Cuyper) spreekt was toevallig SF-MAGAZINE en de lezers van dit blad konden in de laatste nummers hiervan reeds met Frank kennismaken in een tweetal verhalen en in een reeks erg persoonlijke recensies. "Persoonlijk houdt ik erg veel van Philip K. Dick : enkele van zijn romans als "Dr. Bloodmoney" en "The Penultimate Truth" zal ik niet zo snel vergeten. Soms zeggen grote namen me daarentegen minder. Boeken van Anderson en Farmer, maar ook van Asimov en Clarke en Heinlein las ik met minder interesse. Daarentegen lees ik graag minder bekende auteurs als bv. B.R. Bruss. Maar ook andere Franse schrijvers zijn ten onrechte minder bekend : neem nu José Morelli, Ernest Pérochon of Jacques Spitz ..." Meer algemeen over SF spreken vind Frank niet zo eenvoudig : "Wat is SF ?" is een oneindig moeilijke vraag ... SF is speculatief en behandelt dus "wat had kunnen zijn, wat kan zijn en wat zou kunnen zijn ..." maar met deze definitie sta je nog niet zover en al kan je er natuurlijk alle SF-boeken in passen, toch bevredigt ze me slechts gedeeltelijk. Wat de mogelijkheden van SF zijn is ook weer zo'n vraag : SF bestaat nl. in alle soorten en vormen. Je hebt de zuivere avonturenromans en -verhalen, die niets méér op het oog hebben dan de lezer te ontspannen of te amuseren. Voor mij valt hieronder bv. sword-and-sorcery. Maar je hebt ook het meer literaire (of meer poëtische) werk van mensen als Ray Bradbury, je hebt de satire, die ik persoonlijk in SF een erg belangrijke stroming vind,
SF-MAGAZINE P. 04 je hebt het meer maatschappij-kritische werk (Huxley en Orwell, uiteraard ...), kortom binnen het kader van SF kan je alle richtingen uit. Je kan de lezer amuseren (of desgevallend doen geeuwen van verveling), je kan hem doen denken (hoe klein hij wel is, als in Vonnegut's "Sirenen van Titan", bv.) of je kan hem ernstige waarschuwlngen geven ... Dit alles kan je dan nog in alle toonaarden, ernstig of humoristisch enzomeer ..." De mogelijkheden welke je in SF uitkan, demonstreert Frank Roger in de verhalen die we samen voor deze "Focus" uitzochten. Het is natuurlijk erg moeilijk algemene lijnen te trekken in het werk van een debuterend auteur, omdat hij tenslotte ook (nog) alle richtingen uitkan. Toch is het satirische element, dat hijzelf in SF zo belangrijk acht, nagenoeg in al zijn verhalen aanwezig. Soms in koldervorm, als in het razendsnelle "NUNC EST RIDENDUM", maar soms ook keihard en haast iets te nadrukkelijk als in "TWEE SPO(R)TPRENTJES", dat we hier opnemen met een verbeterde gedachte aan de sportevenementen van de komende zomermaanden. Zijn humor is soms studentikoos, of tegen het studentikoze aan, wat ook blijkt uit de keuze van de namen van zijn personages, doch niettemin erg volwassen in zijn relativering t.o. van de " buitenwereld" en t.o. van de inhoud van zijn verhalen zelf. Nee, mandarijnen en sponsors hebben het bij Frank niet gemakkelijk, maar ook zichzelf maakt hij de taak niet eenvoudig, vooral waar hij zich distancieert van de gebruikelijke SF en horror-thematiek, om meteen een stapje verder te zetten. Neem bv. de soft-horror van het moeilijk te definiëren "M'N KLEINE POLLUX", waarmee we dit nummer inzetten. Een persoonlijke nachtmerrie, noemt Frank dit, horror zo je wil, maar met kleine SF-trekjes. Overbodig te beklemtonen hoever we hier, in vormgeving en inhoud, reeds staan van de doordeweekse gruwel, die bij karrevrachtèn door andere jonge (en soms minder jonge) auteurs over onze redactietafel wordt gestort. Ongetwijfeld een belofte, Frank Roger, indien hij de mogelijkheid heeft zich verder te bekwamen en zijn stof verder uittediepen. Zei ik reeds dat Frank in 1957 geboren werd, nog studeert en dit jaar achttien wordt ? Nee, ik hield dit voor het laatst. En naar ik aanneem zal het ook de reactie van de lezer zijn er (op het laatst) even deze laatste regels op na te slaan, wanneer hij de nu volgende verhalen heeft doorgenomen ... ROBERT SMETS O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 05 1. "Ik denk dat het een grot is", zei ik. "'t Is in ieder geval bitter koud", antwoordde hij. De twee anderen zwegen. We hoorden het geschuifel van poten en het glijden van halfvochtig zand. Drie negers en een blanke; 't is me wat moois. 2.
- Richard -
Een vochtig windje; 't was net opgehouden met regenen. Ik vouwde mijn paraplu op en snoof de geur van natte herfstbladeren op. Sjonge, net een weer om bang te zijn en aan vampiers te denken. Zeg nou zelf : 's avonds alleen in een donker bos lopen, verdwaald zijn en de uilen horen krassen. Nou ja, ik was in feite niet verdwaald, maar als je een béétje voorstellingsvermogen hebt. En ik hoorde wel geen uilen krassen - maar over het voorstellingsvermogen hebben we het al gehad, zodus. Ik stapte dus voort op het sompige, bebladerde bospad, was nièt bang, dacht nièt aan vampiers, en hoorde niet één uil krassen, voorstellingsvermogen of niet. Maar toch schrik je wel een beetje als je languit over iets struikelt en er natte aarde en halfrotte bladeren aan je gezicht kleven als je je weer opricht. En je angst bewaarheid wordt door een straal van een zaklantaarn en een stem die "Sta Op" zegt. Ik stond dus op en zei "Wat heeft DIT te betekenen ?" "Zul je seffens weten, heerschap, als je met hèm kennisgemaakt hebt". Ik verwachtte een sardonisch gelach, maar dat kwam niet. Ik verwachtte ook een klap op mijn achterhoofd; ook diè kwam niet. "Volg de straal van de zaklamp maar, makker. Pollux direkt." Pollux direkt ? Ik volgde de dansende lichtvlek voor me en ging blijkbaar Polluxwaarts.
SF-MAGAZINE P. 06 Zo'n kwartiertje later, schat ik, merkte ik dat ik niet meer op halfvergane bladeren liep en op vochtige aarde, maar op nat zand. Het licht doofde, ik riep "Hé" en hoorde een verschrikte stem "Wie is daar ?" roepen. 3.
- Isaac -
Moet je nou eens weten. Ik ben altijd een eerlijke, plichtsgetrouwe neger geweest, ik weet echt niet waarom het MIJ of een van de andere drie overkomen is. Ik liep 's avonds gewoon in een bos met twee vrienden van me, toen die man ons kidnapte zal ik maar zeggen, en in die ijzige grot opsloot. Goed, daar zaten we dan maar stilletjes te bibberen, we konden er toch niet uit, dus, en wachtten. Wat zeg je ? Op wat ? Da's een domme vraag, weet je ? Hoe moet IK dat nou in godsnaam weten ? Vraag het liever eens aan hèm ! Goed, we zaten daar dus te wachten op het vochtige zand, en we hoorden plots zomaar iemand "Hé !" roepen, ik dacht al dat hij teruggekomen was, maar het was zijn stem niet, en Bob riep bangetjes "Wie is daar ?". De nieuweling stamelde wat, prietpraat gewoonweg, hoe zou je zelf zijn, en zei toen wat duidelijker : "Wie van u is Pollux ?". Dat was niemand van ons. "Ik heet Isaac", zei ik, "en verder is hier nog Bob, en dan nog Phil". Er kwam zo plots een gedachte in me op. "Bent u ook neger ?" vroeg ik de man. "Nee", antwoordde hij, "neenee. Ik ben gewoon -- ik - ik bedoel, blank, ik - ...". Hij stotterde gewoon door, ik begrijp het, allemaal totaal, onverwacht en zo. En toen zweeg hij. En wij zwegen mee. 4.
- Phil -
Voor de tweede maal hoorden we nu het geschuifel van poten; nogal logge poten zou ik zo zeggen. Al diverse keren had ik willen voorstellen de ruimte te verkennen, maar er zat blijkbaar een krop in mijn keel. Bijzonder heldhaftig ben ik nooit geweest, dus je begrijpt wel dat ik me halfdood schrok toen een van ons - de nieuwkomer, geloof ik "Verdomme" riep. Ik dacht zowaar dat de hemel ging instorten en voelde de eerste druppel van de nieuwe zondvloed al, maar hij bleek het alleen maar koud te hebben. Als je dààrom al gaat vloeken. Ik stond op van het vochtige zand, rekte mijn kille benen en bevoelde mijn natte achterwerk. Ik besloot weer maar eens mijn dierbare plan voor te stellen : " Hé ..!" "Hou je kop, wil je ". Dankzij deze broodnodige aanmoediging schoten er maar liefst twee kroppen in mijn keel. Ik besloot voor eeuwig er het zwijgen toe te doen. Hoewel me dat nu wel wat lang lijkt. Maar dat is ook niet te vergelijken. Ik ging weer zitten op het natte zand, zuchtend, wachtend op de derde keer dat we het geschuifel en het geglij van vochtig zand
SF-MAGAZINE P. 07 zouden horen. Ik geeuwde; de vette kille lucht stroomde mijn mond binnen. Het waren héérlijke tijden toen, bij Pollux. 5.
- Richard -
"Zeg", zei ik; ik raakte de arm van een van de drie negers aan. "Zouden we niet even rondkijken ?" "Pffff". Een bemoedigend antwoord. Gelukkig kwam er nog een : "Nou ja, waarom niet. Eens wat anders dan gewoon te zitten". Ik stond op, klopte het zand dat aan mijn broek vastkoekte eraf, en zei : "Bij elkaar blijven, jongens. We moeten voor alles bij elkaar blijven". "Neemaar", zei een stem. Ik voelde een bloedhete adem langs mij heen schuren, en een kwak nat zand tegen me aan ploffen; ik viel omver, kreeg wat korrels binnen en bleef kokhalzend liggen. Ik voelde me rot. "Ho ! Ho !", hoorde ik iemand roepen, al veel enthousiaster dan daarnet. Een zware plof, zand dat over ons heen schoof, een murmelend geluid, je kamt het zand uit je haar, krabbelt rechtop, voelt je allesbelabberst en loopt weg met drie negers op je hielen die zich al even rot voelen en tenminste even bang zijn. Je struikelt over een onverwachte zandhoop, rolt met een onbeschrijfelijke afkeer van het leven omlaag, en voelt daarna vies zwart water je mond en neusgaten binnengutsen. Je komt happend naar lucht weer boven, braakt het water er weer uit en blijft hijgend liggen. En dan voel je een voet in je maag, hoor je een schreeuw en plenst het water overal rond je omhoog. 6.
- Bob -
Wie had daar nou een poel verwacht. Ik viel over het lichaam van een der drie anderen, en toen ik mijn hoofd weer boven water kreeg leek de hele plaats in brand te staan. Ik zag Isaac en Phil die nog aan "wal" stonden achterom kijken naar de heuvel waarover we gekomen waren en zag de vlammen hoog oplaaien. Toen hoorde ik het gebrul, zag in een vervelend korte flits dat we inderdaad in een soort grot waren, werd het weer even pikdonker als tevoren, en tot slot zag ik die twee onmetelijk diepe roodgroene ogen, of wat het ook waren. Ik sloop langzaam het zwarte, kleverige water weer uit, maar viel voor de tweede maal over mijn blanke kameraad. 7.
- Isaac -
Het was handelen geblazen, dààr waren we het allen over eens. We begonnen in razend tempo de wanden af te zoeken naar de deur waardoor we naar binnen moesten gekomen zijn. Ik had het voor onmogelijk gehouden dat ik ooit nog eens ZO bang ging zijn. Net als in een griezelfilm. Na een kwartier hollen, struikelen, door kniehoge inktzwarte poelen
SF-MAGAZINE P. 08 snellen en je hart uit je keel hijgen vond ik dan eindelijk een soort spleet of deur of wat dan ook; als je denkt dat dat me toen ook maar iéts kon schelen, denk dan maar gauw iets anders ! "Hier !", blubberde ik, en begon slapjes tegen de muur te duwen, kreeg een appelflauwte en zakte door m'n knieën. Ik kreeg assistentie van drie andere zwakkelingen, en we kregen de deur nog open ook. Die gaf mee en we buitelden naar voren, een flauw verlichte gang binnen. We waren een leuk stelletje om aan te zien : een drijfnatte blanke, een zwarte idem dito, van kop tot een onder het zand, en twee verwaaide negers, met verkreukelde pakken, alle vier met een ferme opkomende verkoudheid. We stommelden de gang door, een trapje op, linksaf, een gangetje door, rechtsaf, een borsthoge vieze poel door, een rotte houten ladder op, rechtsaf, door een troep opeengepakte struiken en we waren buiten, in het bos, niet zo ver van de plaats waar we "gekidnapt" waren of iets dergelijks. We waren in ieder geval langs een andere weg binnengeleid. We keken nog éénmaal om, waren te leeg om ons iets af te vragen, en trapten het af zonder dag aan Pollux te zeggen. Wat je ons wel kan vergeven, dacht ik zo. 8.a. De camera's namen geruisloos op, met infrarood lenzen wel te verstaan, want de plaats waarin ze bevestigd waren was nogal aan de duistere kant. De beelden die de acht verborgen camera's opnamen werden op evenzoveel schermen afgebeeld en direkt en automatisch op de video opgenomen. Alles in kleur en zonder enige storing. Alle acht waren voor het ogenblik in werking; van zodra een film opgebruikt was, werd die automatisch vervangen door een nieuwe. Dat gebeurde nu met camera nummer vier. Voor de rest ging alles goed. 8.b. Onno nam nog een slokje pils, prikte een blokje kaas aan zijn tandenstoker en beet met zijn voortanden het eraf. Hij staarde gefascineerd naar zijn acht videoschermen. Bovenaan, de schermen van camera's nummer een en acht. En daaronder, die van camera's nummer twee, vijf en zeven. En helemaal onderaan, tot aan de vloer bijna, die van camera's nummer drie, zes en acht, en helemaal rechts op de derde rij het scherm voor de videobanden. Hij zag dat camera nummer vier van een nieuwe film voorzien werd. Hij zag zijn kleine Pollux met zijn vier nieuwe speelgoedbeestjes spelen. Hij zag dat die nu langs de rand van zijn "grot" als gekken rondrenden. Hij zag nu dat ze per ongeluk de nooduitgang ontdekt hadden, en ze gingen zichtbaar opgelucht naar buiten. Hij zag dat zijn kleine Pollux behaaglijk zijn vlerken opvouwde, met
SF-MAGAZINE P. 09 zijn klauw zijn schubben krabde, nog een vlam uitspuwde, en aan zijn dutje begon. Onno grinnikte, schudde zijn hoofd en zette de schermen af. Hij klokte de laatste klus pils naar binnen, knipte het licht uit, en ging ook maar naar bed. Hij droomde van vier mannen - één blanke en drie negers - die als zwervers het bos uitkwamen en aan iedereen die het maar wou horen hun bizar verhaal gingen vertellen. Z'n kleine Pollux droomde ook, maar van wat anders. O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 10 1. DE REALISTISCHE ESSEF Men vertelt altijd dat het Nederlandse volkskarakter zeer praktisch, realistisch en prozaïsch ingesteld is. Dan zou deze SFvorm zeer veel succes moeten kennen. We onderscheiden vier vormen : de anti-utopie en de apocalyptische essef, twee vormen van het geëngageerde toekomstverhaal, de zuiver technische SF en de psychologische essef. A. DE ANTI-UTOPIE De utopie die de mens een ideale gemeenschap, onbereikbaar in ruimte of tijd vooropstelt, werd in onze eeuw een utopische hel, een afschrikwekkende waarschuwing. Zo mag het niet ! Twee moderne tendenzen worden vooral geconstateerd : - de knechting van het individu en van de vrijheid door de gemeenschap - de uniformisatie en mechanisatie van de mens. Vergeten we vooral niet dat de anti-utopie niet zoals de utopie een statisch beeld is van een ideale wereld, maar een dynamisch verhaal, waarin ook de emotie een rol speelt. We menen echter dat de essef, mede door de historische banden met de utopie, meestal een intellectuele ondergrond heeft. Essef is zelden hartstochtelijk. De anti-utopie is dus essentieel pessimistisch en spiegelt de moderne mens een afschuwelijke toekomst voor. Deze variant is zeer stereotiep en werd grotendeels vastgelegd door Orwell ("1984" - anti-utopie van het communisme) en door Huxley (" Brave New World" - anti-utopie van het Amerikanisme). "Blokken", een kortroman van Ferdinand Bordewijk, is een communistische anti-utopie, naar het model van Orwell's prototype. De schrijver wijst het collectivistische ideaal af. De volksdemocratische heilstaat is onhoudbaar omdat het volk zichzelf niet kan regeren. De staat, incarnatie van de Bordewijkse tucht, komt in botsing met de menselijke individualiteit en vernietigt de verzetsbeweging, de groep A, die streeft naar meer vrijheid en persoonlijk initiatief. Deze
SF-MAGAZINE P. 11 terreur is vergeefs, want de natuur laat zich niet onderdrukken. De leiders constateren aan het einde van het verhaal een nieuwe wanorde, een vernieuwd vrijheidsstreven ... "Opstaan op zaterdag" van Jan Gerard Toonder roept een kunstmatige en steriele wereld op. Robots en machines beheersen het bestaan in een totaal geconditioneerde wereld die ondergronds leeft, afgesneden van lucht en licht. Een autocratisch regime zonder weerga verplettert de vrijheid en het individuele bewustzijn en werkt de massifikarie in de hand door muziekhypnose, TV en politieterreur. Net zoals in Orwell, Huxley en Bradbury's "Fahrenheit 451" Op zaterdag, een gemeenschappelijke en onpersoonlijke recreatiedag, staat de hoofdfiguur Chrone op met het besef dat hij gedroomd heeft, een verboden bezigheid, die zijn vrouw dreigt aan te geven (cfr. "Fahrenheit 451"1). Hij duikt onder en sluit zich aan bij een verzetsbeweging. Tenslotte vindt hij een nieuwe geliefde en verkiest hij met haar de vrijheid die zijn individualiteit hem ingeeft. In "Het Reservaat" van Ward Ruyslinck wordt het Amerikanisme aan de kaak gesteld. In het voetspoor van Huxley dus. Ook in "Brave New World" was er sprake van reservaten en nobele wilden. Een enkeling gealineerd en onaangepast staat tegenover een gemeenschap die vriendschap en kunst taboe verklaard heeft (cfr. "Fahrepheit 451"). De leraar Basile Jonas ontmoet het kunstzinnige meisje Martha (cfr. "Fahrenheit 451"), tracht haar te redden van de perverse magnaat Drexeler, maar mislukt. Men sluit hem op in Paalberg, een kolonie voor abnormalen, onder het etiket "Homo Mollis", de laatste, romanticus. - De hoofdfiguren van de voornaamste utopieën zijn rudimentaire mensen, hyperindividualisten, oertypen met gevoel en verbeelding, geïsoleerd van hun koude, fantasieloze omgeving : de nobele wilde (Huxley), Winston Smith (Orwell), Jonas (Ruyslinck), Montag (Bradbury), Chrone (Toonder). - De leiders van de staat zijn zeer stereotiep : Big Brother, de alomtegenwoordige uit "1984", de mytische Ford uit "Brave new world", de witte clown van het televisiescherm uit "Fahrenheit 451", Cobra, de profeet van het Avondland met zijn clownachtige gezicht in "Het Reservaat", de Heren uit "Opstaan op Zaterdag" en de Raad uit "Blokken". - Andere voorbeelden van het anti-utopissche genre zijn "Insecten in plastic" (Manuel van Loggem) waarin een gemeenschap aan de kunstenaar het recht ontzegt origineel te zijn; "Een kater in blik" (A.L. Schneiders); "De wereld gaat aan vlijt ten onder" (Max Dendermonde); "Vivomanen" (Walter Hasaert) en de utopische episode in "De Lotgevallen" (Hugo Raes).
SF-MAGAZINE P. 12 B. APOCALYPTISCHE SF Een eerste generatie van apocalyptische auteurs inspireerde zich op de Eerste Wereldoorlog en zijn verschrikkingen om te waarschuwen voor een nieuw conflict. "Het verstoorde mierennest" van Kees van Bruggen, een roman die tijdens de oorlog verscheen (1916) beschrijft een wereld waarin bijna alle menselijke leven is weggevaagd. In "De aarde splijt" van Maurits Dekker gebruikt een geleerde zijn revolutionaire uitvinding om de mensen afschuw voor een nieuwe oorlog in te boezemen. Waarschuwingsliteratuur over de gevaren van de atoomfysica behoort nu reeds tot een verouderd stadium van de essef. De fantasie is hier door de feiten, achterhaald en in bepaalde gevallen gaat het toekomstverhaal over in de gewone probleemroman, zoals in "De Japanse vissers" van Fieuw, een verhaal over de gewetensproblematiek van een atoomgeleerde of "Het Gevaar" van Jos Vandeloo, waarin drie mensen, aangetast door atoom straling uit hun isolement trachten te ontsnappen. Deze situaties zijn eigentijds geworden. De atoomoorlog zelf, een dankbaar motief voor donder en bliksemprofeten is voorlopig nog toekomstmuziek. "De Bom", Felix Dalles' verslag van een derde wereldoorlog, mist epische kracht. De lezer verneemt de gebeurtenissen slechts uit tweede hand en de actie verhuist naar het achterplan. Tot hetzelfde type behoren : "Waterloze Wolken" van Theo Van Der Wal; "Wenken voor de jongste dag" van Harry Mulisch; en het verslag van de totale oorlog in de roman "Hemel en dier" van Hugo Raes. Verhalen over cosmische en natuurrampen zijn in het Nederlandse literatuurgebied voorlopig nog schaars. In "De Goden gaan naar huis" van A. Den Doolaerd, brengen de ruimtevaarders van Mars een dodelijk virus mee, dat gans de aarde aantast. De Westerse beschaving, gesymboliseerd door een reeks Griekse godenbeelden die men naar hun geboorteland terugbrengt, gaat ten onder. "Europa 76" van Tim Verheggen verhaalt van een soortgelijke ramp met een cosmisch virus. C. DE ZUIVER-TECHNISCHE SF De technische SF heeft gewoonlijk drie verschijningsvormen : - de auteur toont aan welke gevolgen een bepaalde uitvinding kan hebben. De waarschuwing treedt op de voorgrond. Type 1. - de uitvinding zelf neemt het leeuwenaandeel van de belangstelling in beslag. Het moet plausibel klinken. Type 2. - De auteur onderzoekt objectief, zonder per sé te willen waarschuwen, de invloed van machine of uitvinding op mens en maatschappij. Type 3. Het eerste Nederlandse voorbeeld van technische essef is de kortroman "Gevleugelde Daden" van Samuel Falkland, pseu-
SF-MAGAZINE P. 13 doniem van Herman Heijermans. Dit werkje beschrijft de avonturen van de heer P.E. Zwaluw die met zijn luchtfiets een revolutie in het verkeer veroorzaakt. In dit speelse verhaal wordt veel aandacht besteedt aan de sociale en economische gevolgen van het nieuwe tuig. Type 3. "Verplaatsing van Elementen" is een verhaal van Borderwijk, waarin de geniale Drebbel met zijn wonderkrik de zee verhoogt. Lucht neemt de plaats in van water en de zeebodem komt vrij voor exploitatie. Het hoe en waarom van de uitvinding is voor de auteur onbelangrijk. De psychologische en sociale reacties van de mens, wanneer deze zich aan het fenomeen van de "Grote Verplaatsing" tracht aan te passen. Type 3. Uit het slot van het verhaal blijkt dat de essentiële menselijke gevolgen van dit technisch wonder vrijwel nihil zijn. "Knorrende Beesten", een andere kortroman van Borderwijk, is meer waarschuwend. Type 1. De auto is het symbool van gehoorzaamheid en tucht, maar verkracht de mens. Elke vorm van conjunctie mens-machine, in casu de vrouwelijke racers met hun wagens, is gedoemd te mislukken. De ontmoeting van de mens met een buitenaards ras en het ruimtevaartthema komt onder meer aan bod in het werk van Rein Blijstra, Paul Van Herck en Carl Lans, drie auteurs die zich inspireren op het Amerikaanse essefmodel. Signaleren we toch dat de verhalen van deze auteurs hun voorbeeld op de voet volgen, ook in de laatste ontwikkelingen. D. DE PSYCHOLOGISCHE SF Hier is de verwantschap met de fantastiek het grootst. SF en fantastiek puren hier uit parapsychologie en magie : zielsverhuizing, telekinese, telepathie, gedachtenmaterialisatie, enz.... "De oertijd voor het venster" verhaalt hoe een man die steeds voorhistorische monsters "meent" te zien een psychiater bezoekt, maar tenslotte blijkt gelijk te hebben. Gedachtenmaterialisatie of griezelverhaal ? Het al dan niet voorkomen van een rationele verklaring van het paranormale gebeuren is gewoonlijk het belangrijkste criterium voor de scheiding tussen essef en fantastisch verhaal. De "Jessieverhalen" van Manuel van Loggem, de schrijver van bovenstaande "De oertijd voor het venster" verhalen van een meisje met paranormale vermogens die haar vader in het verleden projecteert, de ganse familie in een sprookjeswereld helpt verzeilen, de baas van haar vader behekst, enz.... "Bericht uit het hiernamaals" is een spiritistische roman van Simon Vestdijk. In het hiernamaals trachten de geesten - anno 1998 - een beetje kleur aan hun droefgeestige bestaan te geven door contact op te nemen met de aarde in telepathie. In "Mannekino" van Sybren Palet treedt een supergenie van negen jaar op die zijn omgeving op allerlei manieren manipuleert en wil miljonair worden.
SF-MAGAZINE P. 14 2. SF ALS KOLDER De Nederlander en Vlaming zijn anti-romantisch ingesteld. Geen Space-opera of romantische SF. Wel een neiging tot relativeren, humoristische SF dus. Soms wordt die humor dan kolder. Dan schept de auteur een situatie die gewild ongeloofwaardig is. Hij doet geen enkele poging om de onwaarschijnlijkheid van zijn verhaal te verdoezelen, maar vermeldt het feit alsof het vanzelfsprekend was (cfr. Sheckley's laatste werken - Kurt Voqnegut Brown ...). Raoul Chapkins, auteur van twee bundels verhalen "Ik sta op mijn hoofd" en "Zes dagen onbedachtzaamheid kan malen dat men eeuwig schreit" meent dat de "homo sapiens" ongelijk heeft te veronderstellen dat hij een origineel exemplaar is. Hij onderscheidt zich slechts van de dieren door te denken dat hij zich van de dieren onderscheidt. Hij rent in een vicieuze cirkel rond en komt steeds op zijn uitgangspunt terug. De technische vooruitgang die er zich op beroemt het menselijk lot te verbeteren laat de mens in zijn diepste wezen onberoerd en is slechts uiterlijk. Elke evolutie is absurd. Met wetenschap en logika kan men de gekste dingen bewijzen : de fiets is het meest efficiënte vervoermiddel (voortbeweging zonder energieverbruik) zodat de volgende stap in de menselijke evolutie een fietsmens zal zijn. In "De hoop der mieren" bouwt de beschaafde wereld met vereende krachten aan een supercomputer. Slechts in de laatste alinea wordt het duidelijk dat de robot een mens is en zijn scheppers mieren. "Kleuters" zijn intelligent, maar ze houden zich van den domme als er een volwassene in de buurt is. Chapkis dringt de kleutergemeenschap binnen, als kind vermomd. Zo ontdekt hij hun duivels plan : ze zullen geleidelijk de macht overnemen en naarmate ze ouder worden stilaan alle belangrijke posten bezetten. Dit verhaal is duidelijk een parodie op de superman-mythe. Tot slot signaleren we nog een kolderverhaal van Belcampo : "De dingen de baas". Het begin van het verhaal doorbreekt volledig de barrière tussen geest en stof. Levenloze voorwerpen worden bezield door leven en intelligentie. Maar het blijkt alras dat de dingen door zich menselijke allures aan te matigen, ook menselijke gebreken gaan vertonen. Ze hebben een eigen maatschappij met een klassebewustzijn : organische en vormeloze stoffen zijn de parla's van de gemeenschap. Deze discriminatie breidt zich weldra uit tot alle dingen die men normaal met mensen associeert. De revolutie draagt de kiem van de verdeeldheid in zich. In de slotpassage beveelt de aarde, het ding bij uitstek, dat de orde moet herstelt worden, wat dan ook gebeurt. Alles wordt dan terug "normaal". O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 15 Hédaar, ik heet Polytestisch en ben universitair ! Daar sta je van te kijken, hé ? Ik ben laatstejaars, volg Para-Occulte Wetenschappen en ben bezig aan mijn thesis, Grondslagen der Psycho-Analytische Meetkunde, een boeiend gegeven, al zeg ik het zelf. Ik was net op weg naar professor C.R.O. Magnon om zijn persoonlijke uitvinding te bezichtigen, de opzienbarende Freudpers snap je, en wie kom ik daar zowaar tegen, juist, mijn dierbare K. Ackerlack. Karel werd verleden week netjes van de universiteit weggestuurd, omdat hij wejgerde zijn haar te laten groeien en steeds een provokerend wit-hemd-metdas droeg. En hoewel ik nou persoonlijk iets heb tegen uitzichtloos revolutionisme of hoe je het ook noemt, vond ik het toch jammer dat hij eruitgekeild werd. Ja, zo gaat dat in het jaar onzes heren 1984. Rechtvaardigheid, waer bestu bleven ? Nou, ik vroeg Karel hoe het ermee ging, en hij scheen lid geworden te zijn van de neo-SSers, neo betekent Nieuwe, en SS staat voor Sperma-Spuiters, je weet wel, die half-ondergrondse obskure beweging die strijdt voor het trouwrecht tussen necrofielen en verse lijken, na drie dagen automatisch gevolgd wordt door een scheidingsprocedure vanwege de rigor mortis, het ietwat onfrisse geurtje en de eerste rottingsverschijnselen. Overigens, voor ik het vergeet, wist je al dat een deel van de neoSSers zich van de hoofdgroep heeft afgescheiden en een nieuwe vereniging gesticht heeft, met als enig hoofddoel de herwaardering van de ongeveer 12,5 % hetero's ? Een prijzenswaardige prestatie, me dunkt. Goed, we kletsen over wat koetjes en kalfjes en de rest van de vaderlandse veestapel, gaven elkaar zoals het echte pedofielen past een niet-gemeend sadistisch zoentje en Togen Ten Afscheid. Ik holde verder naar C.R.O. Magnon of, zoals we hem onder elkaar noem-
SF-MAGAZINE P. 16 den, de Neandertaler, en ik bereikte na zeven minuten achttien seconden nul zes eindelijk zijn woning. (Juist ! Ik heb óók zo'n fan-tas-tische chrono - graties - van Time-Flakes, in ruil voor zeven dopjes van Psycho-Cocgnac flessen van twee-en-een-halve liter voor zeshonderd achtennegentig frank per fles, twaalf oorlellen van Hawkwind-Teddyberen, voor duizend-en-zoveel frank per beer en één ómslag van Heroine-Pasta van vijfenzeventig frank; helemaal graties, die chronometer, maar je moet wel de verzendingskosten betalen, wat in feite logisch is, nietwaar ? Overigens een prachtig huis, hoor ! Glansrijk opgetrokken in neosurrealistische bouwstijl, kun je je voorstellen, met vier garages, een kelder van drie verdiepingen, een privé-zwembad, een lift, een landingsplaats voor helicopters en drie overdekte tennisvelden. Niet dat de Neandertaler tennist, hij is zelfs bijna nooit thuis, maar het is toch leuk zoiets te hebben, niet ? Goed, ik belde dus aan, en de Neandertaler deed zelf open, omdat naar hij me zei zijn butler op reis was in Thailand en zijn kok zich niet met zulke praktijken bezighield, tenzij mits driedubbele maandwedde. Je zou voor minder de deur zelf opendoen. En zeggen dat die fameuze kok niet eens kookte, maar hoogstens als hij tenminste toevallig de tijd had zijn baas naar het restaurant voerde. "Hi Poly", zei hij, grijnzend. Hij krabde even in zijn witte warrige haar en liet een boer. "Ik kom naar je Freudpers kijken Cro", zei ik, hem aansprekend zoals hij dat het liefst had, namelijk met de afkortingen van zijn drie voornamen, Cyriel, Richard en Oscar, als ik me niet vergis. Die Freudpers zou me waarschijnlijk goed van pas komen in mijn hoofdstuk over kryptologie, alleen wist ik nog niet goed wat dat in feite was. Dat wist Cro wel : "Nou, Kryptologie, de studie van de kryptofielen en kryptofoben natuurlijk". Dat was vaagjes, vaagjes. Hij verduidelijkte : "Kijk Poly, het is een eeuwige, onwijzigbare situatie : deze leer heeft als axioma dat ergens een Grot is. Niet zomaar een grot, nee, een Grot, met een hoofdletter, snap je ? Goed, in die Grot zitten de kryptofoben - - nee, nee, vraag me niet waarom, ze zitten erin, fini, basta, daarmee uit. Goed. Voor die Grot, erbuiten dus, zitten de kryptofielen. ZO. En nu komt het : zoals de naam reeds doet vermoeden willen de kryptofoben ten allen prijze die Grot uit. Maar slagen zij erin ? Nee, natuurlijk niet, anders werd het een nogal banale leer. Goed, ze slagen er dus niet in, en waarom ? Wel, kijk : het is toch al even evident dat de kryptofielen ten allen prijze de Grot IN willen ! Maar kunnen zij dat ? Nee, want wie zit er in de weg ? Juist de Kryptofoben ! De twee groepen kryptozoa - vergeef me de uitdrukking - verhinderen elkaar dus hun doel te bereiken. Een bijzonder boeiende filosofie, niet ? Weet je trouwens wat de fobosofisten van de kryptologie denken ? "Een exuberante extra-polatie van semi-occulte imponderabilia", zeggen zij. Ik ben bet daarmee echter totaal niet eens en wel om
SF-MAGAZINE P. 17 de volgende redenen : ..." Al taterend begeleide hij me naar de kamer waar zijn Freudpers blijkbaar geïnstaleerd stond. Toen we daar aankwamen, begon hij net aan zijn vierde argument, waaruit je dus kunt opmaken dat ik een langdurige kwelling doorgemaakt had, waarbij een masochist zich in een onbeschrijfelijk genot had kunnen wentelen. Nou, eerlijk gezegd, ik zag in de ganse kamer niéts. "Wel Cro, waar is je Freudpers ?", vroeg ik. "O, die is er niet. Hans Worst heeft hem mee naar de univ". Dat was nou typisch Cro : iemand zeven mijl doen afleggen om hem iets te tonen dat er niet is en hem onderweg overstelpen met een hoeveelheid filosofische ballast waaronder zelfs Platoon zou bezweken zijn. En dat uiteraard weer via die hansworst van een Hans Worstt. "Jij stomme zak", schreeuwde ik, "uil ... idioot ... hetero!" Ja, ik weet het, dat laatste had ik niet moeten zeggen. Aan alles komt een eind, zelfs aan het incasseringsvermogen van een universiteitsprofessor. Maar het heeft gelukkig geen dramatische gevolgen gehad, waarschijnlijk vanwege het feit dat ik zo'n voorbeeldige student ben, al zeg ik het zelf : ik kom steeds naar de kursus met een versleten pull, verschoten sandalen, ongewassen en ongekamd haar van tussen de dertig en de veertig centimeter lang, heb geen heterosexuele neigingen, bros zoals het hoort drie vierde van iedere cursus, en ken m'n stof welhaast niet. Mijn queeste naar Hans Worstt plus Freudpers was gelukkig niet al te langdurig. Hij zat gewoon op Cro's bureau, pamfletten te ondertekenen tegen de bouw van acht waterzuiveringsstations in de omtrek. Zeg nou zelf : wat ben je met zuiver water als die dierbare stations enkele kubieke meters giftig gas per uur de lucht inblazen om hun installatie op temperatuur te houden ? Goed, ik stond dus op het bureau en zei : "Hé kloot, is die Freudpers van Cro hier ergens ?" "Freudpers", vroeg hij stomweg. Ik heb nooit gesnapt wat de Neandertaler met zo'n debiele assisten van plan was, maar ja. "Freudpers", zei ik, "Sigmund, weet je wel". "O die". "Ja, welke anders ?" "Mijn vrouw heeft hem net teruggedragen naar professor Cro. Weet je waar hij woont ?" Dat wist ik maar al te best, ik kwam er net van. "Ja. Wat is hij met 'em van plan ?" "Weet ik niet. Hij is er in elk geval iets mee van plan". "O. Nou, dag". Dus holde ik maar zo vlug als ik kon terug naar Cro. Hij deed weer zelf open en zei "Hi Poly". Vooraleer hij me meezeulde naar een plaats waar z'n Freudpers niét stond, vroeg ik hem maar vast wat hij ermee uitgespookt had. Ik had hem weer eens voor niets opgezocht : omdat hij wist dat ik hem eens wou zien had hij hem alvast door Hans' vrouw naar mijn appartement laten brengen.
SF-MAGAZINE P. 18 Dus zei ik "Bye" en zette het weer op een lopen. Ik kon het al raden. Bij het hoofdstuk kryptologie zou er staan "zie appendix" en hij Appendix zou er staan "vervallen wegens plaatsgebrek". En ik kwam niet bedrogen uit : toen ik tegen de concièrge van mijn flatje, opbotste zei die : "Hé, Poly, d'er is wat voor je toegekomen". "Ik weet het", zei ik, "wat heb je ermee gedaan ?" "'k heb een vuilniswagen gebeld om het te komen halen", antwoordde hij. "Zulk een rommel wil ik niet in huis. Wat denk je wel dat ik ben ? Heb je dat spul al eens goed bekeken ?" Nee, dàt had ik niét (!!!); en toen ik me in m'n zetel liet neervallen ging de telefoon, en ik nam hem op, zei "Ja, hier Pol--" en een stem zei : "Hé, ik ben Bernard Schouw, de kok van Cro, weet je wel. Hij is net overreden door een vuilniswagen die op een speciale oproep afkwam; de cursus wordt geschorst tot er een vervanger komt. Bye, bye". Zo, dat was dat dan weer. Normaal had Hans Worstt me dat moeten zeggen maar die wist waarschijnlijk niet hoe een telefoon in elkaar zat, vandaar. Ik ga er maar mee kappen geloof ik, nu mijn hartje gelucht is, mijn papier op is en mijn stylo bijna leeg is; en ik waarschuw eenieder voor eventuele opzienbarende uitvindingen van zijn professor Hydroskopie, want die staan gewoon voor niets, weet je ! O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 19 CONTES IMMORAUX Walter Borowczyk (Fr. 1974) met P. Picasso, L. Danvers e.a. Een korte documentaire en vijf immorele (lees : erotische) schetsen, waarvan twee in fantastische sfeer, nl. "Erzsebet Bathory", het verhaal van de (letterlijk) in bloed badende Hongaarse gravin, die we ook reeds in Kümmel's "Les Lèvres Rouges" terugvonden, en "La Bête", waarin Boro' het klassieke gegeven van het meisje en het Beest herneemt en in een origineel élan laatstgenoemde aan de even "charmante als uitputtende eisen van zijn mooie tegenspeelster laat bezwijken. Deze sketch gaf aanleiding tot de toekenning van de "Prix de l' Age d'Or", die zoals men weet werken bekroont die de hernieuwing, de provocatie en de subversiteit bestendigen van Bunuel's klassieker, waarnaar hij werd genoemd. Is "subversie" misschien wel een erg gewichtig woord, ironie en provocatie zijn voldoende in deze film aanwezig : de tweede sketch ("Thérèse Philosophe, ou de l'utilisation solitaire d'un concombre) (!) en de inleidende documentaire, waarin André Pieyre de Mandiargues zijn collectie erotische curiosa demonstreert van de periode omheen de vorige eeuwwisseling zijn hiervan wel de substielste voorbeelden. Borowczyk's raffinement uit zich echter ook, en wel op bijzonder opvallende wijze, in zijn vormgeving : uiterst zinnelijke beelden in afgewogen kleuren en, bij quasi-afwezigheid van tekst (behoudens flagrant overbodig), door de muzikale achtergrond, waarvoor hij bij wijze van contrapunt, overwegend klassieke kerkzang heeft gekozen. Een mooi voorbeeld van "andere" erotiek, die mijlenver afstaat van de Nederlandse en Noordelijke producten waarvoor het Vlaamse publiek stormloopt. Een schaduwzijde vond ik het iets te nadrukkelijke vertoon in de " Bathory" en "Borgia"-deeltjes. Wat echter te zeggen over de verdeler, die deze film in onze ge westen uitbrengt nadat zowel de documentaire als "La Bête" werden weggeknipt. Reden te meer, dacht ik, om een luidkeels "Arm Vlaanderen" te roepen. Het hoeft niet altijd uit de para-militaire hoek te komen. JEAN-PIERRE LEWY
SF-MAGAZINE P. 20 ERINNERUNGEN AN DIE ZUKUNFT Harald Reinl & von Däniken (D 1974) - documentaire. Een documentaire film, met soms erg mooie toeristische beelden, daarmee is filmisch over deze produktie zowat alles gezegd. Tenminste, waat je meer kan zeggen wordt uitdrukkelijk geconditioneerd door wat je altijd al van von Däniken's "Goden en astronauten" theorieën hebt gedacht. Weinig goeds, voor wat mij betreft, omdat deze (en soorgelijke) theorieën zo flagrant on-wetenschappelijk zijn en omdat zij zo licht alles met mekaar in verband brengen, wanneer het maar enigszins in hun kraam te pas komt, dat je onvermijdelijk dient te besluiten, of tot de grondige en aangeboren stupiditeit van deze denkers, of tot het waarschijnlijk erg lukratieve karakter van hun elucubraties. Persoonlijk vind ik iets erg schokkends aan de bloei van deze "mistagogische" tendens en ik ken een aantal (overigens zijn dit erg liberale) mensen die intiem overtuigd zijn dat "iets aan dit mercantiel obscurantisme zou dienen gedaan". Een vrome wens. "Maar", zei iemand me, "is dit alles nu zo verschillend van wat jullie doen ? Vele van deze ideeën zou je wellicht stimulerend noemen, wanneer je ze in een verhaal aantrof ?" Ach lieve mensen, hoezeer hebben wij er naar verlangd dit te kunnen zeggen. SF lees je niet naar de letter, maar naar de geest. ROBERT SMETS O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 21 Kijk es wat ik hier tussen deze ouwe hoop rommel gevonden heb : een bruine bestofte doos, met een vergeeld en verkreukeld krantenknipsel erin en een volle memospoel. Eerst het kranteknipsel. Bovenaan in de hoek staat er geschreven : 12 maart 1989. Hier komt het : Gisteren verongelukte rond elf uur 's morgens de heer Paul Bonchrétien op de autosnelweg E-12 ter hoogte van Sidmarbeke. Hij reed tegen volle snelheid in op een verlichtingspaal, en moet op slag dood geweest zijn. Het lijk werd overgebracht naar het Belgium Standard Oil Hospital, waar aan de hand van zijn psycho-soma-profiel, de heer Bonchrétien een nieuw lichaam zal geschonken worden, volledig identiek aan het vorige. Het is de eerste maal dat de heer P. Bonchrétien overleden is. Hij is gehuwd, maar heeft geen kinderen. Zijn revalidatie- en aanpassingsperiode wordt geschat op twee weken objectieve tijd voor ons, drie jaar subjectieve tijd voor de overledene in kwestie. Zo, dat was dan het kranteknipsel. De naam van het persbureau werd volledig overkrabbeld, maar als ik het even tegen het licht hou, zie ik ... ogenblikje, ... eh, dat moet Shell P.B. zijn, jaja. En nu even die memospoel bekijken. Waar is hier ergens een stopcontact, o, ogenblikje, ik geef de indrukken wel door. Jaja, zo exakt mogelijk. Klaar ? ... jaja, ik wacht ... Nu ? Goed, ik begin :
SF-MAGAZINE P. 22 De kilometerteller wijst tachtig aan. De bomen snellen voorbij. Tachtig per uur is snel voor een oprijlaan van een ziekenhuis, ik weet het. Maar als je in geen drie jaar je vrouw gezien hebt ... En nu mag je nog zo luid brullen als je maar wil dat het slechts twee weken waren, je wordt er slechts schor, van, dus hou er maar mee op. Ik minder vaart als ik aan het einde van het stoffige laantje kom. Vriendelijk van Gulfcar N.V. me een auto voor twee weken te lenen, helemaal gratis dan nog ! Hopelijk komt dit me ook als drie jaar voor ! Het stof wervelt op van onder mijn achterwielen als ik op het gaspedaal trap. De wagen vliegt gewoon de asfaltbaan op. De kilometerteller wijst vijfennegentig aan. Ik knijp m'n ogen dicht tegen de felle zon. Het is nog een heel eind naar huis. Een stuk autosnelweg, een gewone baan, en dan nog een stuk kronkelend binnenbaantje. Ik zet m'n zonnebril maar op. 't is verduiveld warm voor begin april. Ik vertraag als ik de oprit van de autosnelweg nader. De kilometerteller wijst honderdentien aan. Weinig verkeer, dus ik kan doorzetten. De weg is zo goed als leeg, dus rijd ik maar op het middelste baanvak. Ik heb geen lust om nog eens met een verlichtingspaal kennis te maken. Ik kan me al voorstellen wat Linn gaat zeggen als ik er aan kom ! Ik zal kunnen vertellen ! De sneeuwwitte lakens van kamer twaalf, iedere maandag kip marengo en rode wijn (zelfs een keer Chateauneuf du Pape anno 1978 nog, een opperbest jaar, ja ik ben een kenner), de uitstekende video-programma's iedere avond, de immense bibliotheek, dat blonde verpleegstertje met haar kleine borstjes - nee, dat zal ik maar niet vertellen. En de geile lollen van mr. Sliwowitsj, een theoloog dan nog ! Ja, gespreksstof zal ik genoeg hebben. De kilometerteller wijst honderdvijftig aan. Ik zet m'n zonnebril af. De zon gaat schuil achter vieze donkere wolken. Hopelijk gaat het niet regenen. Er is al miserie genoeg in de wereld. Ik zak dieper in m'n zetel. Die Gulfcars zijn nog van de slechtste niet ! Misschien koop ik er wel een. Dat was waarschijnlijk de bedoeling van de firma toen ze me dit beestje leenden. Ha, de ... De kilometerteller wijst honderdzeventig aan. Ik rijd weer door een bos. Bij deze snelheid een groene vlek links en een groene vlek rechts en twee minuten later rijd je weer in een open landschap.
SF-MAGAZINE P. 23 De baan is zo goed als leeg. Af en toe passeert er een auto op de andere rij-strook; af en toe haal ik een wagen in. Het zal wel niet ver meer zijn naar de afslag. Ik hoor het Linn nog zeggen. "Rijd niet te hard, Paul ! Ze voorspellen mist". Nou, en er kwàm mist, en veel ook. Nu, bijzonder erg was het niet, iedereen gaat wel eens dood. Alleen jammer dat ik die paal niet gezien heb, maar kom ... het had erger kunnen zijn. Als je een been breekt, of zo ... of je rechterpols verstuikt ... zit je mooi in de penarie. Ik zeg maar : liever tien maal dood dan één maal ziek ! En ik heb nog gelijk ook ! De kilometerteller wijst honderdvijfentachtig aan. Even kijken hoe zo'n gulfkarretje zich houdt in een bocht bij deze snelheid. Ik zie de afslag al. Wow ! Die banden zullen ook niet lang meegaan ! Maar dit is toch maar een geleende wagen, dus ... Nu is het opletten geblazen ! Met zo'n vaart door dit baantje scheuren. Gelukkig is er weinig verkeer en regent het niet. Een of andere idioot krijgt het in zijn hoofd over te steken ! Ik knipper met m'n lichten en hij wipt achteruit - net op tijd. Ha, Linn. Ik kan me met moeite bedwingen. Linn ... nog een tien minuutjes, schat, een kwartier ten hoogste. De kilometerteller wijst tweehonderd en vijf aan. Met deze snelheid zal ik er wel vlug zijn. Ik zit nu niet meer ontspannen achter het stuur. Mijn hart bonkt. In iedere bocht piepen de banden als gek. Maar kom nou, na drie jaar. Het begint te regenen. Ik laat de ruitewissers hun werk doen. Verdomme. Verdomme, ik moet zien dat ik thuis ben voor het begint te gieten. Ik ga op het gaspedaal staan. Ik klem me vast aan het stuur als een drenkeling aan een stuk wrakhout. De kilometerteller wijst tweehonderdtwintig aan. Als er een tegenligger komt ga ik op ballast rijden en spuit het halfnatte zand achter me aan tot de voorgevels van de huizen. Ze zullen blij zijn, de mensen. Linn, ik kom eraan. Verdomme, het gaat harder regenen. Verdomme. Ik gier als een waanzinnige door een bocht en ontwijk ternauwernood een voetganger. Ik ontsteek m'n lichten, dan zien ze me aankomen. Het regent serieus nu. Ik ga het risico maar nemen : volle gas. De kilometerteller wijst tweehonderdvijfentwintig aan. Sneller kan hij niet. Ik vertraag een fraktie van een seconde om het kronkelende binnenbaantje in te slaan. Hopelijk zijn hier geen tegenliggers; er is
SF-MAGAZINE P. 24 met moeite plaats voor één wagen in de villawijklaan. Verdomme, het gaat straks nog gieten ...! Maar ik ben er bijna. Bijna. Linn, schuif de garagepoort maar alvast open. 'T zal nodig zijn. Het natte zand dat weerszijden van de wegelingetje ligt, klatert als water in een fontein omhoog. Kan mij veel schelen. Ik ben er bijna. Nog zo'n vijfhonderd meter ... Het regent een ietsje minder nu. De weg is hier een ietsje breder. DAAR. Dààr is ons huis. Mijn hart bonkt zich een weg vantussen mijn ribben en ik zie de voetganger niet die oversteekt als ik eraan kom. De doffe klap doet me wakker schieten, ik trap op de rem, slip, en glijd al rondtollend tegen de gevel van een huis. De achterruit versplintert. De motorkap plooit om. Ik sta stil. Enkele meters achter me ligt de persoon. Langzaam open ik het portier; het klemt wat. Door de klap. Ik ben direkt doornat. Mijn haar regent in mijn ogen, en nu reeds beginnen mijn kleren aan m'n lijf te plakken. Ik stap op de nog steeds roerloos liggende persoon toe; hij geeft geen teken van leven. Achter de ramen van de huizen verschijnen gezichten. Ik kniel versuft neer bij de persoon; rood pompend bloed vermengt zich met het kille regenwater en het lauwroze mengsel vloeit langzaam weg. Het is een vrouw. Ik ken haar. Linn ! ... Oh nee, ... nóg drie jaar ... nog drié jaar .... Zo. Dat was de volledige memospoel. Ik vraag me af hoe het afliep. Een doffe klap. Gerinkel van versplinterend glas. !!! Zou mijn man ... O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 25 ALFA TWEE - Warner Flamen (ed.) Meulenhoff M=SF 81, 1974 - 336 blz. - 150 BF. Bundel van 14 SF-verhalen, samengesteld en ingeleid door Warner Flamen. Vermits we in ons taalgebied nooit erg verwend werden met SF-verhalen (denken we bvb aan het vroegtijdige overlijden van de Nederlandse uitgave van Galaxy na amper vijf nummers) is het verschijnen van dergelijke bundel bij Meulenhoff meer dan welkom te noemen. Er komen enkele "Old-timers" in voor zoals : "Aan zijn veters omhoog", een tijdverhaal van R. Heinlein dat reeds bij Prisma nr. 982 verscheen onder de titel "De Tijdpoort", het humoristische "Diabologica" van E.F. Russel dat eveneens reeds in het Nederlands uitkwam in "Welkom op Aarde" (M=SF 72) en "Het eeuwige nu" van Murray Leinster, alle drie respectievelijk gepubliceerd in 1941, 1955 en 1944. Alle verhalen gaan van luchtig humoristisch ("Losbol" van Ron Goulard, "1937 AD" van John Sladek, "Met een klein beetje kennis ..." van Poul Anderson en "Verrukkelijk Fahrenheit", een sprankelijk verhaal van Alfred Bester) over meer ernstige maar goeddoordachte verhalen zoals "De muur die een eind aan de wereld maakte" (Vincent King), "Reizigers Rust" (David Mason) en "De wolkenbouwers" (Colin Kapp) waarbij deze laatste auteur als een revelatie voorkomt, tot enkele minder geslaagde als "Het woud van Zil" (Kris Neville), "Nachtwacht" (J. Inglis), "De dans van de Veranderaar en de Drie" (Terry Carr) en "Schokbehandeling" (Lee Harding). Deze heterogene bundel bevat dus wel een overmaat uitblinkers en goede verhalen. Prijzenswaardig zijn ook de beknopte inleidingen vóór elk verhaal en de mooie covertekening van Chris Foss met fantastische ruimtetuigen. ANDRE DE RYCKE
omvat : recensies van nederlandstalige publicaties nieuwe boeken uit de states snuisterend in de boekenberg bibliografieën en meer !!!
SF-MAGAZINE P. 26 VUUR WATER - William Tenn Meulenhoff M=SF 88, 1975 - 248 blz. - F 8,90/ca. 150 BF. Opnieuw een dikke selectiebundel van de beste verhalen uit de verzameling van een bepaald auteur, en naar Tenn zaten we al een poosje te springen. Het werk van deze auteur, die net zoals Sheckley en Russell dodelijke ernst kan vermengen tot één passend geheel met ironie, sarcasme en soms bepaald vinnige satire, is nog veel te weinig bekend bij ons. Hier krijgen we dan een eerste (hopelijk niet de laatste) keuze van tien verhalen, waarvan,sommige tot zijn béste werk behoren, zoals het veelvuldig geanthologeerde "Kinderspel", "De bevrijding van de Aarde" en natuurlijk "Naar het oosten, joho !". Gezien toch maar 11 paginas in beslag neemt (op blz. 248) vergeven we de herdruk van "Project Brooklyn" uit Alfa 1. Aanbevolen, zondermeer ! EDDY C. BERTIN INFERNO - Fred & Geoffrey Hoyle Born SF 57, 1974 - 185 blz. - F 6,50. Oorspr. "The Inferno" (1973). Alle respekt voor voor de Hoyle's (vader en zoon) als geleerden, maar als auteurs hebben ze nog wat te leren. "Inferno" heeft een interessant basis-thema : het ontstaan van een quasar in het centrum van de melkweg, waarvan de dodende stralingsdeeltjes het leven op de aarde (àls er nog overblijft) tot een inferno zullen maken. In plaats van te weinig warmte ditmaal tevéél. Dit is niet de enige gelijkenis met Hoyle's eerste roman, "De donkere wolk" : opnieuw is een geleerde de hoofdpersoon, in dit geval zelfs de man die de quasar ontdekt met het blote oog, terwijl honderden astronomen ernaast kijken. Terug de hekeling van het politieke gedoe en de bureaucratische rompslomp. Hetgeen géén verontschuldiging is voor een boek waarin praktisch niéts gebeurt in de eerste helft, en waarvan de tweede helft een routine overlevingsverhaal-na-katastrofe is. Alle Types die er in voorkomen lijken ons vaag bekend uit ettelijke andere gelijkaardige romans, op de zelfingenomen arrogante hoofdpersoon na. De schrijftrant is droog, zakelijk en gevoelloos, zelfs op de meest menselijke momenten, en zelfs het inferno van de titel wordt maar vluchtigjes behandeld. O ja, er staan nog enkele pagina's formules in ook voor liefhebbers met een wiskundige knobbel, die eens willen nagaan of Hoyle zijn huiswerk goed gemaakt heeft. Geïnteresseerden raden wij aan het boek te starten met pagina 95. Geef ons dan maar Anderson en Coney. EDDY C. BERTIN KOMT TIJD ... - Poul Anderson Born SF 58, 1974 - 190 blz. - F 6,50. Oorspr. "There will be Time".
SF-MAGAZINE P. 27 Als kind ontdekt Jack Havig dat hij willekeurig vóór- en achteruit kan reizen,in de tijd, dit door het slechts te willen. Aanvankelijk gebruikt Jack deze gave louter voor zijn plezier, maar als hij ouder wordt verlangt hij ernaar kennis te maken met gelijkaardigen. Hij gaat ze opzoeken, vindt ze dan ook maar ontdekt meteen dat zijn "mede-tijdsspringers" helemaal niet zo'n fraaie plannen met de mensheid voorhebben. Vanaf dat moment zal hij zich totaal inzetten om de "oorlog des oordeels" te verhinderen. Poul Anderson kent zijn vak; hij weet wat schrijven is. Zijn stijl is zondermeer vlot, vol actie en zonder overbodige woordenkramerij. Toch heeft bij ditmaal géén gaaf werkstuk afgeleverd. Het begin van het boek boeit enorm, maar ééns dat Jack de strijd moet aanbinden met zijn soortgenoten, valt Poul Anderson diep neer en wordt "Komt Tijd" een louter avonturenromannetje dat je niet meer echt kunt smaken. ROBERT TERNY IN STRIJD MET DE WAARHEID - Michael G. Coney Born SF 59, 1974 - 189 blz. - F 6,50. Oorspr. "Mirror Image" (1972 - DAW-Books). De exploitatie van een groep kolonisten op een verre planeet werd reeds door Coney gebruikt in zijn eersteling "Syzygy", en is ook hier een der hoofdbrokken, gekoppeld aan een reeks persoonlijke conflicten der personages. Coney, weet dit alles heel realistisch uit te beelden, en had op dit stramien reeds een doorsnee SF-avontuur kunnen bouwen. Hij gaat echter verder door de introductie van de amorfen : wezens eigen aan de planeet Marilyn, en die in staat zijn élke vorm aan te nemen. Maar dan wél specifiek voor iedereen die met de amorfen geconfronteerd wordt, want ze nemen de vorm aan van zijn Té, d.w.z. de gedaante van het wezen waarvan hij het meeste houdt. En het blijft niet bij die vorm alleen : ook herinneringen en persoonlijkheid worden overgenomen uit het brein van de persoon wiens Té uitgebouwd wordt. Dit lijdt uiteraard tot heel wat speciale situaties, vooral wanneer blijkt dat de amorf na verloop van zekere tijd in die vaste vorm blijft. Het probleem stelt zich dan zowel persoonlijk, voor die enkelingen die niet willen scheiden van hun Té, als sociaal, wat betreft de menselijke hoedanigheden van de amorf in kwestie. Jammer genoeg raakt Coney verscheidene punten slechts vluchtig aan, en gaat daarna over in een zuivere avonturenroman, hoewel verschillende zaken de lezer wel bijna verplichten om er zelf eens dieper op in te gaan. Niet volledig geslaagd, maar toch beslist lezenswaardig. EDDY C. BERTIN DE ZWARTE WOLK - Fred Hoyle Born SF 60, 1974 - 187 blz. - F 6,50/ca. 120 BF. Oorspr. "The Black Cloud" (1957) - reeds verschenen als "De Donkere Wolk" (1959).
SF-MAGAZINE P. 28 Hoyle's eerste werkelijke SF-roman was dadelijk een bestseller, misschien wel grotendeels gebaseerd op Hoyle's wetenschappelijke reputatie, wat ook wel de reden zal zijn van zijn bijna verontschuldigende inleiding. Hoyle's wetenschappelijke basis verloochent zich trouwens niet, noch in de thematiek, noch in de struktuur van de roman zelf. Het thema is in principe eenvoudig : een donkere wolk van onbekende aard nadert ons zonnestelsel, en komt tussen de aarde en de zon te staan. De wolk is in beweging, maar de periode van haar doortocht waarbij ze alle zonnewarmte blokkeert, zal voldoende zijn om alle leven op aarde te doen omkomen. De groep geleerden die de wolk ontdekt hebben, zullen proberen het fenomeen te overleven, maar het blijkt dat de wolk een intelligent wezen is, waarvan de basis van intelligentie echter volkomen onbegrijpelijk is voor ons. Het boek heeft zijn zwakheden, vooral wanneer het een beetje moraliserend wordt, maar weet toch nog steeds te boeien. EDDY C. BERTIN PAARPOPPEN - Manuel van Loggem Luitingh - reeks SF-verhalen - grote pb - 158 blz. - F 13,90/200BF Na een lange vooraankondiging eindelijk de nieuwste bundel van Van Loggem, 12(en niet 10 zoals op het omslag) SF-verhalen waarvan we de meeste reeds onder Van Loggem's eigen naam of onder een van zijn pseudoniemen ontmoet hebben in diverse tijdschriften en fanzines. Van Loggem is nog steeds "literair gericht" SF-auteur, d.w.z. hij besteedt meer aandacht aan de literaire vormgeving van het verhaal dan aan het thema zelf. De thematiek is overwegend sociaal, met nadruk op onze menselijke kleinzieligheid en de invloed van de maatschappij op de komende mens. Van Loggem's waarschuwende vinger komt regelmatig omhoog, en Orwelliaanse invloeden kijken regelmatig om de hoekjes van de pagina's, zoals in het vrij zwakke "De hersenkwellers" en in het veel sterkere "De weg naar omhoog staat open", een sinistere satire waarin zelfs Hitler opduikt. Dit verhaal zou een prachtige eenakter maken ! De sexualiteit en de uitbuiting daarvan door de consumptiemaatschappij duiken op in het knappe maar weinig verrassende "Paarpoppen" en in het eerder verouderd-klassieke "Fraaiparen" dat zich echter kan beroepen op een onverwacht en tragi-komisch slot. Leuke vondsten en satire in "Popfestival" en "Sfan", maar Van Loggem heeft wel de neiging zich te verliezen in overdadig belerende en verklarende mono- en dialogen, die alles proberen uit te leggen wat de lezer in feite zelf hoort te ontdekken door de struktuur of de aktie in het verhaal. De dialogen waarin twee personages elkaar alles vertellen wat ze zelf reeds horen te weten leest nu vaak als een monoloog in stereo. Vier knappe verhalen, twee zeer zwakke, en de rest toch boven middelmaat. EDDY C. BERTIN
SF-MAGAZINE P. 29 DE WEERWOLF VAN PARIJS - Guy Endore Luitingh, reeks Horror & Mystery - grote pb - 191 blz. - F 12,90/ 215 BF. Oorspr. "The Werewolf of Paris" - vert. A. van Onck. Endore is bij ons praktisch een onbekende, alhoewel hij verschillende fantasy- en SF-verhalen op zijn aktief heeft, en ook nog een tweede horrorroman, "Methinks the Lady ..." alias "Nightmare". Zijn klassieke "The Werewolf of Paris" geniet misschien de grootste faam door Terence Fisher's verfilming als "The Curse of the Werewolf", een der beste films ooit gemaakt op het thema der lycantropie. Essentieel gezien is het het verhaal van de liefde tussen een jonge vrouw en Bertrand, een soldaat in het leger van Napoleon III. Bertrand is geboren uit een verdoemd geslacht, en het slachtoffer van de ziekte die hem tijdens vollemaannachten in een weerwolf verandert. Maar het boek is meer dan dit : het is tevens een scherp getekend tijdsbeeld uit de Franse geschiedenis die het boek een ongewone klank van authenticiteit verleent, en het is een studie van abnormale sexualiteit en pathologie, en een hekeling van morele waarden zonder werkelijke zin, maar boven alles is het menselijk en gevoelig. Het is misschien wel opzettelijk - gezien gans de gewild romantisch-realistische struktuur van de roman, zowel als door de tijdssituering - dat het slot plots herinneringen oproept aan onze klassieke "Bultenaar van Notre-Dame". Dit is niet zó maar een gruwelroman, dit is fantastiek van de hoogste graad, en een must voor elke liefhebber van de fantastische horrorliteratuur. EDDY C. BERTIN ACHTER DE POORTEN VAN DE DROOM - Lin Carter Ridderhof SF 11 - pb - 158 blz. - F 3,90/65 BF. Oorspr. "Beyond the gates of dream" vert. Tjitte de Vries. Dit is gans andere koek, en verre van "science-fiction-avontuur op zijn best", zoals de omslag-blurb ons probeert wijs te maken. Het bevat in feite zeven verhalen of fragmenten uit diverse bronnen verzameld en door Carter aaneengeregen met voorwoorden en uitleidingen. Leest wel leuk, maar Carter is nu eenmaal Harlan Ellison niet, en hij mist ook diens bezetenheid en ego-tripkwaliteiten. Hij is wel zo eerlijk tot te geven dat het kortverhaal hem niet zo goed ligt als de roman, en dat blijkt maar al te duidelijk uit deze bundel. Een bonte mengelmoes van SF-satire, horror, sword & sorcery, en noem maar op. Het leest soms wel grappig, maar voor ons hoeft het niet. EDDY C. BERTIN DE SCHATTEN DES TIJDS - Lin Carter Ridderhof SF 12 - pb - F 3,90/55 BF. Oorspr. "Tower at the edge of time". Een revelatie, raar genoeg ! Lin Carter, een tot nu toe onbekende naam voor mij, en de SF-serie van uitg. Ridderhof kennende, begon
SF-MAGAZINE P. 30 ik deze roman toch maar zo onbevooroordeeld mogelijk te lezen. Lin Carter heeft - hier dan toch - opmerkelijk veel gemeen met Howard Philips Lovecraft; een overladen, soms ietwat té theatrale taalgebruik, lang uitgesponnen beschrijvingen, soms tot vervelens toe, mysterieuze kantjes. Gelukkig weet Carter naast de overheersende Lovecraftiaanse basis ook nog iets eigen in te brengen; in dit geval een kruising tussen space opera en heroic fantasy. Jammer genoeg kent het boek ook enkele ferme contra-punten : de stereotiepe personages, bv de soms absurde verdeling van de hoofdstukken, het wat àl té avontuurlijk karakter, het vergieten van drie liter bloed per bladzijde (+), de tegenstrijdigheden zoals "Thane met zijn gladgeschoren kaken" en drie bladzijden verder "Thane met zijn volle rode baard". Er zit ook een moraal in het boek, alleen wordt het er wat àl té dik opgelegd; en het verhaal op zich zelf heeft ietwat weinig om het lijf. Maar kom, alles bij alles : indien Lin Carter dit boek met wat meer zorg en over een grotere tijdsspanne geschreven had, dan had het prachtig kunnen zijn. Nu is het alleen maar een romannetje dat het lezen waard is. FRANK DE CUYPER, (=) Nota van de redaktie : liefhebbers houden er best rekening mee dat Lin Carter bekend is omwille van zijn avonturen-sword-&-sorceryromans à la Burroughs en Howard, vandaar ook het overwegen van het aktie-element evenals in typische hoofdstuk-indeling, eigen aan het sword & sorcery-genre. Zoals FDC het zegt is zijn stijl soms overladen, maar daarmede houdt dan ook elke vergelijking met Lovecraft op, waarmee Carter - behalve zijn levendige belangstelling, getuige zijn studie daarover - verder niets gemeen heeft. Carter schreef wel enkele Cthulhu-mythos-verhalen, die echter in generlei verband staan met deze roman. DE GEVLEUGELDE MAN - Alfred E. Van Vogt Ridderhof SF 14 - pb - F 3,90/55 BF. Oorspr. "The winged man". De SF-serie van uitg. Ridderhof is er de laatste tijd wat anders gaan uitzien; werd die gestart met enkele hoogstbanale werken, nu is dat peil al ferm gestegen, te beginnen met Lin Carter, en nu met ene Alfred van Vogt, gelijk de eerste grote naam in de reeks. "The Winged Man", daterend van '66 is niet zomaar een avonturenroman; d'er zit meer in ! Eerstenvooral : het thema. Een bijzonder boeiende variante op het tijdreisthema, geschreven in een eenvoudige, weinig kleurrijke taal, met rake personnages, en een grote dosis spanning en verrassing. Ja, vervelen zul je je niet bij dit boek. "Een geboren verteller" als een Zelazny is van Vogt echter nog niet, hoewel het wel die kant opgaat. En nog iets dat dit boek voorheeft op zijn soortgenoten : in de meeste avonturenromans waar de auteur zich de moeite heeft gedaan wat psychologisch doorzicht aan de dag te leggen, zijn de personages uitermate stereotiep; hier is dat gelukkig niet het geval. Geen adembenemend meesterwerk om over naar huis te schrijven, maar toch even het lezen waard, zou ik zo zeggen;
SF-MAGAZINE P. 31 een SF-avonturenroman van het betere soort. FRANK DE CUYPER IK, DE VAMPIER - Maurice Limat Ridderhof Horror 2 - pb - 192 blz. - F 3,90/65 BF. Oorpr. "Moi, Vampire" - vertaald door Hans van Assumburg. Deze Ridderhof is stukken beter. Maurice Limat schreef destijds een ganse reeks romans voor de "Angoisse"-reeks van Fleuve Noir over de psychische detective Teddy Verano, die op diverse wijzen in contact kwam met het bovennatuurlijke. Dit is een der beste : een rationalisatie van de vampierlegende. Een jongeman heeft een auto-ongeval, en krijgt een bloedtransfusie toegediend. Hij herstelt, doch de onbekende donor, een jonge vrouw, is onvindbaar, en kort nadien begint de jonge man ontstellende verlangens bij zichzelf vast te stellen, die hem tot aan de rand van de waanzin drijven. Hoe verklaar je anders die ziekelijke drang om bloed te drinken ? De roman ontwikkelt zich verder langs het klassieke stramien van een detective-thriller, doch leest zeer vlot. EDDY C. BERTIN PLUK MIJ, DAPPERE - Bob Van Laerhoven Kempische Boekhandel, Retie - gebonden - 181 blz. - 165 BF. Omslag en binnenillos door Adrienne Bloemen. Onlangs hadden we het genoegen een SF-boek besproken te zien op de TV en daarom willen we er nu ook eens even aandacht aan besteden, hoewel de auteur zelf dit werk nu reeds verouderd vindt bij wat hij tegenwoordig schrijft. Het mooi ingebonden boek bevat 12 verhalen, rangerend tussen vignetten van enkele blz. en kortnovelles. Fantastiek, essef, kolder en grillige humor wisselen zich af in een bonte variëteit, die geen ogenblik verveelt. De overgang naar het sword & sorcery-genre vinden we hier reeds in het allegorische titelverhaal over een ridder op zoek naar de legendarische gouden appel, en ook in het lange "Soul, de Magiër", een nieuwe variant op het Universum-sterrenschip, terwijl Sheckleyiaanse humor zuiver merkbaar is in verhalen zoals "Tijddrinker" en "Ba !". In "Het Ultieme Kunstwerk" wordt de bijna Lovecraftiaanse terugkeer van een oude godheid behandeld via een schilderij, maar het dichtst bij Van Laerhoven's recente werk staan verhalen, zoals het poëtisch-dromerige "Dans", een zuiver sfeerverhaal dat wat aan Zelazny herinnert; het op de proef stellen van de liefde door de typisch-menselijke drang naar weten in "Lief" en het conflict tussen verschillende elkaar hatende personages die samen moeten overleven op een vijandige planeet in "Mannen". Merkwaardig is ook het waarschuwend-allegorische TVspel "Laatste Dag", dat soms wel iets wat te moraliserend aandoet. Een interessante bundel in elk geval, die ver uitstijgt boven Bob' s' eerste bundel "Kip en Vel", wiens struktuurfouten hij nu heeft leren vermijden. EDITH BRENDALL
SF-MAGAZINE P. 32 VAN DEFTIGEN HUIZE - Bob Van Laerhoven Kempische Boekhandel, Retie - gebonden - 129 blz. - 165 BF. Omslag en illustraties Andrienne Bloemen. De flaptekst spreekt van een "vreemde titel en een hallucinant werk", en dat is het beslist, maar het bevredigt toch niet volledig. Het boek en dat is het beslist, is té duidelijk tweezijdig : enerzijds een moderne mainstream psychologisch/surrealistische roman, anderzijds een zuivere SF-roman met paranormale/bovennatuurlijke tintjes. In het eerste deel verliest een jongeman zijn geliefde door de beinvloeding van haar bourgeois-milieu, en ontvlucht de realiteit in drugs een een fantasieleven, waarna we ontdekken dat dit àlles het fantasieleven was waarin de jongeman probeerde te ontsnappen aan zijn enge realiteit. Dit leren we door een manuscript dat gevonden wordt in 2085 door een man die ontsnapt is aan de computerheerschappij, en die bij zichzelf menselijke emoties en begrip herontdekt. Dit alles leidt tot een opstand tegen de toekomstmaatschappij, die in haar volkomen decadentie, en pseudo-sadisme aan Nero's Rome herinnert. Uitzonderlijke aandacht wordt besteed aan de opstand en de futuristische oorlogsvoering, die wel vol leuke (?) vondsten zit. Ergens hapert echter iets aan het TOTAAL van dit boek : de beide elementen vloeien niet werkelijk samen, ondanks de oproeping van de geest van de jongeman in kwestie uit deel 1 om de opstand te leiden. Beiden op zichzelf staand zouden dit twee knappe verhalen geweest zijn. Als roman samengeworpen leest het wel aangenaam, maar men heeft nooit de indruk van één geheel te lezen. De persoonlijke stijl en ongebonden kijk van deze nog zeer jonge auteur (21) verzekeren ons echter ervan dat we in de toekomst beter mogen verwachten, en dan denken we vooral aan verhalen in de trant van "Liefde" (in "Dageraad des duivels"), en de SFAN-prijswinnende "Wandelend rond Kennedy". EDDY C. BERTIN DE SCHEPPER VAN HET UNIVERSUM - Philip José Farmer Elsevier 1273 - 1974 - 165 BF. Oorspr. "The maker of universes". Er is weer eens een boek van P.J. Farmer in vertaling verschenen. Als ik ze zo eens overloop vraag ik me af waarmee hij die drie Hugo's verdiend heeft. Het boek vertoont merkwaardig veel gelijkenissen met "Inside outside" : een boeiend gegeven, dat ruime mogelijkheden openlaat; hier een bijzonder aangename variatie op de parallelle-universa-theorie. Het originele thema is het enigste dat dit boek redt : het verhaal zelf heeft zo weinig om het lijf, is zo clichématig, zo vol met stereotiepe personages en afgezaagde gemeenplaatsen, dat het al gauw stierlijk gaat vervelen. Je moet werkelijk moeite doen het uit te lezen. Per bladzijde vloeit er zo ongeveer een liter bloed, en wordt er minstens tweemaal gevochten - steeds met goede afloop voor de Held van het Verhaal - uiteraard. Het boek wordt geacht een adembenemende SF-roman te zijn, vol stoelkluisterende en bloedstollende
SF-MAGAZINE P. 33 avonturen, maar "slaapmiddel" lijkt me een betere omschrijving. Het missen waard, om het zo maar eens te zeggen; Farmers romandebuut "The green odysey", zijn "porno-horror"-trilogie, en in mindere mate ook zijn "Inside, outside" vond ik stukken beter. Een banaal boek. FRANK DE CUYPER DAGERAAD DES DUIVELS - verzameld door Danny Delaet Uitg. Walter Soethoudt, Kijkgatpaperback 6/Special - grote pb 294 blz. - 345BF - omslag door Frank-Ivo Van Damme. Subgetiteld "Vlaamse fantastiek en science-fiction uit de 19e en 20ste eeuw" is het (overigens knappe) omslag (een demon die ene maagd verkracht) nauwelijks typerend voor de lading. We krijgen zowat een chronologisch overzicht van de ontwikkeling van SF/fantastiek/horror in Vlaanderen via Conscience, de Coster en Maeterlinck over Timmermans, de Pilleceyn en van Ostayen naar Jean Ray, Daisne en Lampo, om te eindigen met de nieuwe generatie van zuivere SF-auteurs zoals Hendrickx, Van Laerhoven, Van Herck, Raasveld en anderen. De klassiekers bleken interessant, doch konden ons verder weinig boeien, enkele uitzonderingen terzijde gelaten. Dit op het risico uitgescholden te worden voor kultuurbarbaar, maar geef ons dan maar het gedeelte met de moderne verhalen, waarin enkele ware uitschieters voorkomen, zelfs bij deze auteurs, wiens eetste propublicatie dit betekent ! Een der belangrijkste, indien niet hét belangrijkste, delen is uiteraard De Laet's lange artikel "Over de fantastische literatuur in Vlaanderen", een zéér volledig en gedetailleerd overzicht met specifieke gegevens over bijna alle auteurs in onze streken die zich ooit aan fantastiek en SF hebben gewaagd. We verwonderen ons over het ontbreken van enkele bekende namen in dit boek, doch uit een gesprek met Soethoudt leerden we dat diverse auteurs hun verhaal niet tijdig hadden kunnen inleveren, zovéél zelfs dat voor 1975/1976 een twééde bundel voorzien is ! Waarnaar we met grote belangstelling uitkijken. Intussentijd is "DAGERAAD DES DUIVELS" voor ons een soort standaardwerk, een mini-encyclopedie voor de fantastiek/SF in Vlaanderen. De prijs mag wel hoog lijken, maar de bladzijden zijn groot ende de druk is klein. Met normale druk was dit boek van beslist 500 blz. geworden. De Laet 's overzicht is uiteraard (op de data na) te lezen als een zuiver subjectieve kijk van de auteur, doch deze kijk is voor éénmaal verrassend duidelijk voorgesteld en zo objectief mogelijk opgesteld. EDDY C. BERTIN NOG ENKELE LOSSE RECENSIES VAN FRANSTALIGE WERKEN Terre ... siècle 24 - B.R. Bruss Marabout - 466 - 60 BF. Frankrijk heeft meer goede SF-schrijvers dan ik dacht. Hoe meer auteurs ik lees, hoe meer verwonderd ik ben. Ook met B.R. Bruss
SF-MAGAZINE P. 34 (een pseudoniem) is dat het geval : "Terre ... siècle 24" is me bijgebleven als een der Franse "classics", samen met o.a. "Un animal doué de raison" van Robert Merle en "20.000 lieues sous les mers" van Grootmeester Jules Verne. Hoewel het gegeven van "Terre ... siècle 24" in feite niet zo verbijsterend origineel is, heeft het toch iets aparts : emotie speelt een grote rol in dit werk, de karakters zijn redelijk diep uitgewerkt, en ook compositorisch staat het boek op hoog niveau : het speelt bv. zowel in de 21ste als in de 24ste eeuw, maar zonder "cross-cuts" wel te verstaan; drie duidelijk te onderscheiden delen hier. "Terre ... siècle 24" houdt waarschuwingen in tegen een atoomoorlog (het boek dateert van '59) en tegen al te ver doorgedreven doorgedreven automatisatie. Behalve dat hekelt Bruss ook nog godsdienst enzomeer. Het boek is dus meer dan alleen maar een toekomstverhaal , een alternatieve mogelijkheid. De enkele schoonheidsfoutjes daargelaten, is dit een zeer bevredigend werk te noemen; ik wacht slechts op een behoorlijke nederlandse vertaling - ten behoeve van hen die de Franse taal niet zo machtig zijn - waarbij ik hier een knipoog richt naar Bruna (Pierre Boulle en François Valorbe) en Prisma (Robert Merle). FRANK DE CUYFER An ... 2391 - B.R. Bruss Marabout - 485 - 1974 - 60 BF. In zekere zin is "An ... 2391" een vervolg op "Terre ... siècle 24", eveneens uit '59, en de twee boeken hebben dan ook heel wat gemeen. "An ... 2391" speelt zich een paar generaties later af dan zijn voorganger, en is opmerkelijkerwijs even boeiend en aangrijpend. Ook hier weer is Bruss' eenvoudige taal even pakkend en meesleepend als tevoren, zijn de avonturen boeiend en spannend, doorspekt met prachtige, soms ontstuimige dialogen. De achtergronden zijn verreweg dezelfde als in "Terre ...", bv. de anti-automatisatie. Overigens zijn de karakters in "An ... 2391" levensecht, niet-stereotiep en ... passend in het verhaal. Ook is het interessant na het lezen van dit - prachtige ! - werk even een parallel te trekken met Gerrold's "Harlie" : in beide werken gaat het om machines/computers met een eigen persoonlijkheid, die bij Gerrold door de mens ontwikkeld wordt, maar die bij Bruss de machines zelf ontwikkelen. Waarschijnlijk zullen de boeken van Bruss niet zo'n furore maken als die van zijn Amerikaanse collega, te meer omdat ze (nog) niet in Nederlandse vertaling verschenen zijn. "An ... 2391" is dus een bijzonder knap in elkaar gezette roman, optimistisch en van alle noodzakelijke onderdelen voorzien om een prachtig werk te worden genoemd. FRANK DE CUYPER L'HEURE DE 80 MINUTES - Brian W. Aldiss Ed. Calmann-Levy - Collection "DIMENSIONS" - Pb - 303 blz. - 1974 - 28 FF - Oorspr. "The eighty-minute hour, a space-opera".
SF-MAGAZINE P. 35 Deze roman "The eighty-minute hour" (1974) draagt als ondertitel "a space opera". Het nogal chaotisch geheel speelt zich af rond het jaar 2000 in een wereld waar naast enkele afgescheiden naties, de Yougoslavisch-Hongaarse As die zich weigerde te onderwerpen aan de Universele Harmonie, de Cap-com regeerde onder de slogan "Het kapitalisme dat Trotsky zou gewild hebben; het communisme dat Uncle Sam zou gewenst hebben". Verder was er de Wet van de Ergonomische Tijd : het uur van 80 minuten dat onze levens moest veranderen en dat het programma uitmaakte van de ordinator die de wereld beheerste. Daarenboven als gevolg van termonucleaire scheuringen van het ruimte/ tijd-weefsel werd er een nieuwe vorm van pollutie geboren, nl. deze van de tijd; zo viel een deel van het mioceen-tijdperk midden in het hart van Californië, grepen terzelfdertijd oorlogen plaats uit verscheidene eeuwen, alles liep in het honderd ... We weten dat Brian Aldiss een grote pionier is van de New-Wave-SF; hier heeft hij getracht een New-Wave-Space-Opera (zonder monsters) te lanceren. Zijn bekende, vaardige pen heeft van dit ingewikkeld gegeven toch een goed leesbaar boek gemaakt, alhoewel we een meer klassieke schrijftrant hadden gewenst. ANDRE DE RYCKE O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 36 1. WERELDCUP '98 Beste lezer, de reden waarom ik dit schrijf zal ik u op het einde van dit relaas bondig uit de doeken doen, maar eerstenvooral - nu er nog tijd is! - het relaas zèlf : Waarschijnlijk zult u het al beslist weten, maar toch sta ik erop u hier te vermelden dat ik Chris Mörder heet en beroepsvoetballer voor F.C. Aufwiegler ben. Ik prijs me gelukkig in de ploeg te zitten die de eer heeft mogen kennen dit jaar de finale van de wereldcup te hebben gehaald, en ik prijs me zelf nog veel gelukkiger zelf een deel van dat succes te hebben meegeholpen - in totaal heb ik maar liefst twaalf goals gemaakt ! En om drie uur vanmiddag, exakt negen uur geleden nu - wel, toen begon zonder enige twijfel DE match uit mijn carrière. Ons befaamd helblauw shirtje aan, met op de borst de knaprode druppel bloed, het haar keurig in twee vlechtjes, de dolk steevast links aan de gordel, het laserpistool - tenminste voor ons, aanvallers ˜rechts en dan het veld op. Er was ongehoord veel publiek, ik schat zo'n honderdtwintig duizend tot de tanden gewapende supporters van ons en van F.C. Bärbeisser, de Mannen-met-de-kogelvrije-zwarte-vesten weet je wel. Het schijnt dat vroeger geen ploegen, maar landen waren die naar de cup dongen, maar dat ze dat veranderd hebben omdat er soms oorlogjes door ontstonden. In ieder geval, nù waren het ploegen en ik zat ik één van hen. Het startsignaal was nog niet gegeven, toen Carl, onze nummer vier, op een landmijn trapte. Hij werd vervangen door die knol van een Müssiggänger, een slecht voorteken. De toss draaide in ons voordeel uit, en na het fluitsignaal gaf ik een pasje naar Ben en we waren vertrokken. Ik ga niet de gehele wedstrijd tot in de details nauwkeurig aan u vertellen, leest u dat morgen in de krant maar, bij uw kopje hennepkoffie met atoomtoast.
SF-MAGAZINE P. 37 Daar zult u ook wel over mij lezen, maar uiteraard welhaast microscopisch weinig. Maar ik wil wel even de slotfase beschrijven. Een vijftal minuten voor het einde - de stand was toen ongelooflijk-maar-waar nog steeds 0-0, waren wij nog met vier man in het veld ... en die Oostenrijkse schobbejakken nog met drie. Twee lijntjesmannen en de andere spelers lagen ofwel in de ziekenboeg ofwel in het dodenhuisje, de nog levenden met een bijzonder grote bankrekening en een bijzonder kleine overlevingskans. Al onze lasers waren leeg, de overblijvende Oostenrijkse werkte slehts op kleine afstand. Ben had de bal aan mij doorgegeven en spurtte nu links van mij voorwaarts. Toen zag ik dat een van die schobbejakken Ben hard in de lies trapte en ik nam de bal onder mijn ene arm en stak m'n andere omhoog, en op hetzelfde ogenblik liet ook de scheidsrechter wat van zich horen en blies vrije trap. Tegen de bal, bedoel ik. We waren dus nog slechts met z'n twee in het veld, uiteraard telt die Müssiggänger niet mee, want die zat ergens in het gras een blikje bier leeg te zuipen en een of andere blonde vrouwelijke fan van hem vol te draaien - hoe hij ze over de drie meter hoge onder elektrische omheining gekregen had, weet ik niet, maar het feit was er. Terwijl Ben onder luid gejoel van de toeschouwers, geweerschoten en doodskreten door drie naakte brunettes naar de ziekenboeg gesleept werd, gaf ik de bal door aan Hans, en zette het op een lopen toen ik zo'n zwart kreng met een dolk op me afzag komen. Hans had net een verdediger voorbijgedribbeld, toen ik de ander passeerde, de dolk in mijn hand, maar ik zag geen kans hem ergens anders dan in zijn oog of zijn onderarm te steken, dus deed ik maar niets, want zoals u wellicbt weet zijn alleen aanvallen op het lichaam van lies tot keel toegestaan, wat de dolk betreft uiteraard, met de laser mag je overal behalve op het hoofd schieten, met je handen mag je niets, en met je voeten alleen beneden kniehoogte. Wat je pik betreft staat er niets in het reglement, dus beging Müssiggänger waarschijnlijk geen overtredingen, een geluk bij een ongeluk. Hans had het bij het rechte eind toen hij de bal weer naar mij schopte, daar hij gezien had dat een van die zwartkijkers zijn laser uit zijn holster haalde. Drie minuten later was ik dan ook de enige Aufwiegler in het spel - wat het voetbalspel betreft althans; in het liefdesspel was er ook nog iemand anders te bekennen. Hoe het kwam weet ik niet, maar plots stond ik alleen voor een open doel en net toen ik ergens achter me een granaat hoorde ontploffen wipte ik de bal keurig naar binnen. 1 - 0. De eerste maal dat Bärbeisser door een Duitse ploeg overwonnen was - voor de wereldcup dan nog en dank zij MIJ dan nog. En toen klonk het eindsignaal. En toen keek ik naar het scorebord en zag ik "F.C. Aufwiegler 1 F.C. Bärbeisser 0". En toen zag ik Müssiggänger zonder broek al juichend rondhuppelen
SF-MAGAZINE P. 38 in zijn functie van plaatsvervangend kapitein. En toen gingen wij getweeën de beker in ontvangst nemen. Het was die kwal van een Müssiggänger die hem kreeg natuurlijk en hij zwaaide hem hoog boven zijn hoofd heen en weer en zijn pik zwaaide dapper mee, en toen hield hij glunderend een toespraak waarin hij het publiek bedankte voor zijn waardering en, vooral het blonde, vrouwelijke publiek, en waarin hij tevens opmerkte dat er echter nog een speler was, nee zeg, ongelooflijk gewoon, dat we die toch niet uit het oog mochten verliezen omdat hij tenslotte ook in de ploeg zat (ik kreeg op zijn minst twee verliefde blikken van enkele Loch-Ness-achtige wangedrochten van vrouwen) en hij beloofde me maar liefst een twaalfde van zijn premie en een 9 op 13 zwartwit foto van de beker. En toen kwam een aantal vrouwelijke fans op hem afstormen, werden de twee overblijvende Bärbeissers met een heli weggevoerd en werd er gefeest met flessen champagne, druppels bloed, en enkele liters sperma. Toen de twintigduizend dode supporters weggevoerd, en de nog levende uit eigen beweging afgedropen waren, ging ik ook naar huis, waar ik dit nu zit neer te pennen. Ik had een briefje in de bus gevonden waarop stond dat ik er beter aan deed binnenshuis te blijven en de vergeldingsakties van de verbolgen Bärbeisser-aanhangers gelaten af te wachten. Müssiggänger zal voor mij OOK wel een vervanger vinden, en het zal hem nog een fotootje en een paar centjes sparen ook. Hoewel ik de voordeur goed gebarrikadeerd heb, schijnen ze er nu toch in geslaagd te zijn hem te rammen, zodat ik er maar weer mee ga stoppen. Bye-bye. je Chris Mörder P.S. Ik hoop dat we binnen vier jaar, in 2002 weer de cup winnen. Het schijnt dat we dan ook handgranaten gaan mogen gebruiken, en dat de keepers HELEMAAL afgeschaft gaan worden, omdat ze nu na vijf minuten toch het loodje moeten leggen -- hà, daar zijn ze eindelijk. 2. TOUR DE FRANCE '98 Jongens, dat dat nou net nù moest gebeuren, verdomme. Maar ja, zo is het nu eenmaal. Kijk, het zit allemaal als volgt in elkaar - of wacht nee, laat ik me eerst even voorstellen en zo - dan zien we nog wel. Juist ? Goed ! Ik heet Rudy Mörder en ben beroepswielrenner voor de ploeg FreimannHeinnmaster. Freimann maakt elektrische huishoudapparaten en Heinnmaster is gespecialiseerd in contraceptiva, maar dat heeft hiér niets mee te maken. Dit is het derde jaar dat ik - voor dezelfde ploeg dan nog ! - aan de
SF-MAGAZINE P. 39 Ronde deelgenomen heb; het eerste jaar werd ik als hulpje van kopman Edelweiss zesentachtigste, verleden jaar zevende (!) en dit jaar was ik waarschijnlijk wel overwinnaar (nee, heus!) geworden, gezien ik al twaalf ritten de Laservrije-Gele-Trui droeg. Met een beetje geluk zou ik misschien volgend jaar kopman van Freimann-Heinnmaster geworden zijn of zelfs een eigen ploeg op de been gebracht hebben of zo. Ziet u noù wat er allemaal aan vastzit ? Laat ik nu maar even een overzicht geven met hier en daar wat details van de Tour. Het was bitter koud toen de Tour startte en alle honderdzesentachtig renners in het station van Oslo na het startschot over het perron naar de trein reden. Oslo-Stockholm, de eerste rit werd gemakkelijk afgelegd op één dag, en er deden zich geen noemenswaardige evenementen voor. De eerste die voet zette op het perron van Stockholm, de fiets op de rug, was de Portugees Jorinho; hij kreeg de gele trui en acht honderdste seconden bonificatie. Er werden twee dagen rust gehouden te Stockholm, en op de vooravond van de tweede rit verkozen twee Spaanse en één Belgische renner daar te blijven, na kennismaking te hebben gemaakt met enkele inlandse schonen. Op de vierde Tour-dag namen de honderd drieëntachtig renners hun fiets op en stapten in de boten voor de tweede rit naar het Duitse Kiel. Tijdens de rit gaven twee Franse renners op, dronk een Engelse zich dood, en werden zeventien, waaronder Gele-Trui-Drager Jorinho, overboord gekeild, waarvan ik er drie voor mijn rekening nam en aldus twintig honderdste seconden boni verkreeg; de Italiaan Paggliaro kreeg de Gele Trui. De honderddrieënzestig overgeblevenen sprongen dus te Kiel de hotels binnen; drie renners besloten daar te blijven. Daarop ging de rest in legertrucs tot op twee kilometer van Hamburg waar we allen een doping-injectie kregen en per fiets naar de meet in Hamburg moesten spurten. De Rus Kowalsky weigerde de injectie met de woorden "Het is belachelijk de renners te verplichten doping te gebruiken". Hij werd geschorst voor drie jaar en kreeg een boete van zesduizend euro's. Dankzij een vernuftig gebruik van mijn laser en de messen aan mijn assen waarmee gans onze ploeg waren uitgerust, gemaakt om de spaken van je buur mee door te knippen, net als bij die ouwe Romeintjes hun "cursus", én uiteraard de doping, gelukte het mij als eerste de meet te halen. De Italiaan Paggliaro moest zijn Gele Trui dus aan mij afstaan. Tijdens de rit werden maar liefst zevenenveertig fietsen vernield, en hadden bijgevolg evenveel renners de wedstrijd moeten staken; daarbij werden er acht door een valpartij uitgeschakeld, werden er twee door volgwagens overreden, gaven er twee anderen op en werden er zeven door laserschoten naar het ziekenhuis verwezen. IK HAD DE GELE TRUI, en dat vierde ik twee rustdagen lang, terecht, naar mijn bescheiden oordeel. 's Anderendaags klommen de drieënnegentig "overlevenden" om vier uur 's morgens de trein in voor de marathon-rit naar Praag, of beter gezegd Praha (wij beroepsrenners moeten officieel blijven !)
SF-MAGAZINE P. 40 Twee ploegmaats van me, namelijk Hans en John, wisten de laatste wagon los te haken, waarin zich Pé Konijn, tweede op zes honderdste seconden, en de indiaan Taka-tsil, derde op elf honderdste seconden bevonden. Mijn Gele Trui stond dus voor een poosje veilig. Samen met die twee rivalen werden overigens zes andere renners uit de wedstrijd gestoten, waaronder jammer genoeg een ploegmaat van me, die ouwe Dave, weet je wel. Het schijnt overigens dat die tijdens de terugkeer naar huis bij een auto-ongeval gedood werd, maar kom, laten we nou niet gaan roddelen. Het rest me nog te zeggen dat ik nog tien dagen lang, rustdagen niet meegerekend, de Gele Trui droeg, en dat via Wenen (ik bedoel "Wien"), Boedapest, Triëst, Rome (nou ja "Roma"), Cagliari, Barcelona, vandaar naar Porto via Tarascon, de eerste en tevens laatste keer dat we Frankrijk aandeden, en wel per autobus; van Porto per vliegtuig naar London, (natuurlijk werd dit hele traject doorspikkeld met kleine fietstochtjes), vandaar naar Dover, per boot naar Rotterdam -- en verder ben ik niet gekomen. De ritten naar Brussel en Charleroi heb ik niet mogen meemaken. Ik heb vijftien van de zeventien ritten afgelegd, heb in dertien daarvan de gele trui gedragen, en heb het afvallen van honderdzestien renners meegemaakt. Ik heb negen van de twaalf kilometer die per fiets moesten worden afgelegd gereden. De drie kilometer naar de eindstreep in Charleroi m-o-c-h-t-i-k-n-i-e-t-m-e-e-m-a-k-e-n ! En wel om de volgende reden : De dag dat we te Rotterdam aankwamen, kreeg ik een brief in handen waarin stond dat mijn broer, Chris Mörder, door enkele fans van de ploeg die hij van de wereldcup had weerhouden, was gedood, evenals zijn vrouw, zijn twee kinderen, en ... Peter, onze ouwe vader. HIJ was het die meer dan tachtig procent van Freimann-Heinnmaster in handen had. De andere hoofden besloten de ploeg maar op te doedoeken en een piratenzender voor de kust van Madagascar te beginnen. Freimann-Heinnmaster BESTOND NIET MEER ! Toen we de volgende ochtend toch maar besloten de rit naar Brussel te wagen, bemerkten we tot onze ontsteltenis, dat van onze fietsen, volgwagens, managers en bagage GEEN SPOOR meer te bekennen was ! Ik ben danig gedesilusioneerd de eer de Tour te mogen winnen op ZO'N manier te moeten zien vervliegen. Vanmorgen zag ik de Oostenrijker Kurt Fuchschwänzer van SomatiStromboli Ice mét de Gele Trui vertrekken; hij is een vurig fan van F.C. Bärbeisser. De vier overgebleven Freimann-Heinnmaster ploegmaten gaan volgend seizoen werken voor een andere ploeg, naar het schijnt het Ierse Crimsonbooks-Daily Telegraph. Wat ikzelf ga doen weet ik nog niet. Er is me al een baantje aangeboden als coach voor F.C. Bärbeisser. Hoewel ik betwijfel of ik het aan zal nemen. Niet dat ik zoveel van beren hou ...
SF-MAGAZINE P. 41 HEUGLIJK NIEUWS TE ANTWERPEN, WAAR ... eindelijk een SFAN-kern van de grond kwam. De bedoeling van de inrichters was in de eerste plaats te testen of uit het Antwerpse zelf belangstelling zou worden getoond en inderdaad kwamen van de eerste maal meer dan twintig mensen opdagen, waaronder mensen die onze vereniging hoegenaamd niet kenden. De bedoeling is, na de vakantiemaanden, met regelmatige bijeenkomsten te starten, waarbij naar een heel gevarieerd programma wordt gestreefd. Gelet op de onregelmatige verschijningsdata van SF-MAGAZINE zullen de vergaderingen hierin slechts uitzonderlijk worden aangekondingd, doch inlichtingen kunnen worden bekomen bij Robert Smets of bij Marc Corthouts, Ernest Claeslaan 18, 2220 WOMMELGEM, doch bij deze laatste niet tijdens de zomermaanden, welke hij, om beroepsredenen, in zonniger streken doorbrengt ... Antwerpse leden zullen sowieso worden verwittigd, anderen gelieve desgevallend hun naam aan de inrichters te willen opgeven. JOIN US ? VERONTWAARDIGING ... van verschillende van onze lezers, die in de loop van april op BRT een uitzending van "De Vijfde Windstreek" volgden, die speciaal aan SF werd gewijd. Uiteraard niet omdat zij geen kritiek op het genre kunnen verdragen, doch om het uiterst mercantiele aspect van dergelijke bijdragen en vooral omdat de onkunde van de deelnemers aan dit gesprek zo flagrant naar voren kwam. Sybren Polet en Hugo Raes stonden hier tegenover twee mensen (De Ley en Spelliers) die klaarblijkelijk nooit een SFwerk in handen hadden gehad. Ach, mensen, verspil hieraan geen woorden. Het is goed, zoals Robert pleegt te zeggen, dat je aan een en ander af en toe herinnerd wordt, anders riskeer je in het systeem te gaan geloven.