Indicatorenset Baarmoederhalsafwijkingen Uitvraag 2012 over verslagjaar 2011
Definitieve versie – okt. 2011
Colofon
Internet: www.zichtbarezorg.nl/ziekenhuizen E-mail:
[email protected]
Samengesteld door: Zorginhoudelijke indicatoren Integraal Kankercentrum Nederland (ten behoeve van de ontwikkeling) Scientific Institute for Quality of Healthcare (IQ healthcare), UMC St Radboud Significant
Klantpreferentievragen Consumentenbond Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF)
Tot stand gekomen in opdracht en onder eindverantwoordelijkheid van de stuurgroep Zichtbare Zorg Ziekenhuizen
Den Haag, oktober 2011
2
Inhoudsopgave Deel 1: Zorginhoudelijke indicatoren 1. Algemene informatie over zorginhoudelijke indicatoren 2. Factsheets zorginhoudelijke indicatoren Baarmoederhalsafwijkingen 3. Lijst te verzamelen variabelen Bijlage 1: Aanpassingen in zorginhoudelijke indicatoren n.a.v. gegevensuitvraag in 2011 over verslagjaar 2010 Bijlage 2: Autorisatie zorginhoudelijke indicatoren door wetenschappelijke verenigingen Bijlage 3: Verwerking commentaar consultatieronde indicatorenset Baarmoederhalsafwijkingen
4 5 7 15 19
Deel 2: Klantpreferentievragen 1. Klantpreferentievragen Baarmoederhalsafwijkingen Bijlage 1: Wijzigingstabel klantpreferentievragen
25 26 31
Afkortingenlijst
33
21 22
3
Deel 1: Zorginhoudelijke indicatoren
4
1. Algemene informatie over Zorginhoudelijke indicatoren Baarmoederhalsafwijkingen Indicatorwerkgroep De werkgroep voor de ontwikkeling van de indicatorenset Baarmoederhalsafwijkingen bestond in 2010 uit de volgende personen: NVOG: Dhr. Dr. J.P. Lips, gynaecoloog, Kennemer Gasthuis Dhr. Dr. R.L.M. Bekkers, gynaecologisch oncoloog, UMC St Radboud Dhr. Dr. D. van Hamont, gynaecoloog i.o., UMC St Radboud Dhr. Dr. W.A. ter Harmsel, gynaecoloog, Reinier de Graaf Groep Mevr. Drs. A. Zaal, arts onderzoeker, UMCU NVVP: Dhr. Dr. F.J. van Kemenade, patholoog, VUMC ZN: Mevr. I. Harms, adviserend geneeskundige De revisiewerkgroep voor de indicatorenset Baarmoederhalsafwijkingen bestond in 2011 uit de volgende personen: NVOG: Dhr. Dr. J.P. Lips, gynaecoloog, Kennemer Gasthuis Dhr. Dr. R.L.M. Bekkers, gynaecologisch oncoloog, UMC St Radboud Dhr. Dr. D. van Hamont, gynaecoloog i.o., UMC St Radboud Dhr. Dr. W.A. ter Harmsel, gynaecoloog, Reinier de Graaf Groep Mevr. Drs. A. Zaal, arts onderzoeker, UMCU NVVP: Dhr. Dr. F.J. van Kemenade, patholoog, VUMC Afstemming met bestaande richtlijnen Voor het opstellen van de indicatorset voor baarmoederhalsafwijkingen is gebruik gemaakt van de aanbevelingen uit de richtlijn ‘Cervicale epitheliale neoplasie, 2004’. Populatiebepaling Baarmoederhalsafwijkingen De eerste stap in het bepalen van de indicatoren is het vaststellen van de populatie. Voor alle Zichtbare Zorg indicatorensets is als uitgangspunt gekozen om de populatie te bepalen aan de hand van de Diagnose Behandel Combinaties (DBC’s). De populatie voor de indicatorenset baarmoederhalsafwijkingen bestaat uit het aantal patiënten dat op enig moment in het verslagjaar een DBC heeft die voldoet aan: - DBC G19 (Cervixafwijkingen inclusief afwijkende cervixcytologie). - Inclusie/exclusiecriteria zoals benoemd in de factsheets in hoofdstuk 2. - Behandelcodes: • 501 operatief groep 1 behandeling op de polikliniek • 502 operatief groep 1 behandeling op de dagopname • 503 operatief groep 1 behandeling met klinische opname • 504 operatief groep 1 behandeling op de polikliniek, eenmalig bezoek • 602 operatief groep 2 behandeling met klinische opname • 603 operatief groep 2 diagnostische ingreep/behandeling met klinische opname • 702 operatief groep 3 diagnostische ingreep/behandeling met dagopname • 703 operatief groep 3 diagnostische ingreep/behandeling met klinische opname. De indicatoren worden meegenomen in het verslagjaar waarin de DBC’s worden gesloten (zie figuur). De lichtblauwe balk geeft de DBC weer en het zwarte puntje in de donkerblauwe balk de activiteit c.q. verrichting. Voor inclusie moet een DBC gesloten zijn voor het einde van het verslagjaar. De registratieperiode kan echter al wel voor het begin van het verslagjaar zijn begonnen
5
Om dubbelregistratie te voorkomen, dient – indien de indicator gebaseerd is op tellingen op patiëntniveau – geselecteerd te worden op het unieke patiëntnummer. In alle andere gevallen wordt geteld op verrichtingenniveau en telt iedere verrichting apart mee. Voor codes en instructies, zie de variabelenlijst en rekenregels (tabellen 1 en 2). Peildatum De structuurindicatoren worden, in verband met de actualiteit, eenmaal per jaar op peildatum 1 maart geregistreerd. In- en exclusiecriteria Om een eerlijke vergelijking tussen zorgaanbieders te kunnen maken, heeft de werkgroep in- en exclusiecriteria vastgesteld. Zo kunnen patiënten bijvoorbeeld op leeftijd of comorbiditeit worden uitgesloten. Ook kunnen extra eisen worden gesteld aan de DBC. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van een specifieke verrichting. In- en exclusiecriteria hoeven niet per definitie voor alle indicatoren in de set gelijk te worden toegepast. Soms dienen er bijvoorbeeld extra gegevens te worden verzameld om later te kunnen corrigeren voor comorbiditeit, die de waarde van de indicator beïnvloedt. Op basis van de populatie en de in- en exclusiecriteria wordt de noemer van de indicator vastgesteld.
6
2. Zorginhoudelijke indicatoren Baarmoederhalsafwijkingen 1. Toegangstijd Relatie tot kwaliteit
Voor patiënten met een voorstadium van een cervixcarcinoom (ofwel Cervicale Intra-epitheliale Neoplasie; CIN) is het belangrijk dat aanvullende diagnostiek snel wordt verricht. Lange wachttijden zijn vanuit het patiëntenperspectief onaanvaardbaar. Ook artsen wensen korte wachttijden vanuit het streven naar optimale zorg voor patiënten met een baarmoederhalsafwijking. Operationalisatie Percentage patiënten bij wie de eerste colposcopie binnen 15 werkdagen na het maken van de afspraak heeft plaatsgevonden Teller Aantal patiënten bij wie de eerste colposcopie heeft plaatsgevonden binnen vijftien werkdagen na het maken van de afspraak Noemer Aantal patiënten bij wie een eerste colposcopie heeft plaatsgevonden Definitie(s) n.v.t. In-/exclusiecriteria Inclusie: Patiënten bij wie een colposcopie heeft plaatsgevonden eerder dan twee jaar voor de colposcopie in het verslagjaar. Exclusie: Patiënten bij wie een colposcopie heeft plaatsgevonden maximaal 2 jaar voorafgaand aan de colposcopie in het verslagjaar. Bron DBC registratie, verrichtingenregistratie, ZIS, afsprakenregistratie Meetfrequentie 1x per verslagjaar Verslagjaar 01-01-2011 tot en met 31-12-2011* Rapportagefrequentie 1x per verslagjaar Type indicator Proces Meetniveau Patiëntniveau Kwaliteitsdomein Patiëntgerichtheid, tijdigheid * Van de patiënten in de noemer moet de DBC in 2011 zijn gesloten. Van deze groep patiënten moet binnen 15 dagen na het maken van de afspraak een eerste colposcopie hebben plaatsgevonden. Deze colposcopie kan dus in januari 2012 hebben plaatsgevonden (van invloed op de teller). Rekenregels Indicator 1 Teller
Noemer
Toegangstijd Voor de teller wordt uitgegaan van de populatie patiënten verzameld onder de noemer. Selecteer vervolgens alle patiënten bij wie de colposcopie binnen vijftien werkdagen na het maken van de afspraak heeft plaatsgevonden. Selecteer alle patiënten bij wie de diagnose cervixafwijking inclusief afwijkende cervixcytologie is gesteld en een eerste colposcopie heeft plaatsgevonden.
Formule # patiënten noemer waarvoor geldt BA14<15 werkdagen # patiënten waarvoor BA1 en BA2 gelden en waarvoor geldt BA15>2 jaar
Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg Colposcopie is een onderzoekstechniek waarbij de baarmoedermond (portio van de cervix uteri) wordt geïnspecteerd met een 10-20x vergrotende binoculaire stereomicroscoop. Hierdoor worden ook kleine afwijkingen makkelijk gezien en kunnen deze zo nodig gericht worden gebiopteerd. De colposcopie wordt in de meeste gevallen verricht na een afwijkend uitstrijkje om de afwijking nader te karakteriseren. Dit onderzoek wordt verricht tijdens het eerste bezoek van de patiënt aan de gynaecoloog. Om onnodig stress bij patiënten te voorkomen en zo snel mogelijk uitsluitsel te kunnen geven over de aard van de afwijking is het belangrijk dat dit onderzoek zo spoedig mogelijk plaatsvindt. Er worden in Nederland verschillende streefnormen gesteld voor wachttijden. In het zogenoemde Treek Overleg (afstemmingsorgaan waarin Orde van Medische Specialisten, Vereniging van Nederlandse Ziekenhuizen, Ziekenfonds Nederland, ministerie van VWS, enzovoort, samenwerken) zijn wachttijden voor niet-acute zorg voorgesteld (Treekoverleg, 2000).
7
Deze indicator is gebaseerd op de Treeknorm, waarin is vastgelegd dat de wachttijd tot poliklinische behandeling in 80% van de gevallen minder dan 15 werkdagen moet zijn. Mogelijkheden tot verbetering Het is onbekend in hoeverre er in de praktijk verschillen bestaan tussen de ziekenhuizen. De werkgroep gaat er van uit dat de verschillen niet meer zo groot zouden moeten zijn aangezien de Treeknorm vanaf 1-1-2003 is ingevoerd. De werkgroep acht het echter belangrijk om deze gegevens inzichtelijk te maken en verwacht dat er ruimte is voor verbetering. Beperkingen bij gebruik en interpretatie De treeknorm, waarop deze indicator is gebaseerd, is niet geheel in overeenstemming met bijlage 3 van de landelijke VIKC richtlijn ‘Cervicale Intra-epitheliale Neoplasie’ (VIKC, 2004). Deze bijlage stelt: “Als geen evident carcinoom wordt waargenomen is het verstandig om in verband met het herstel van het epitheel na een cytologische uitstrijk, de colposcopie niet binnen 6 weken na het uitstrijkje te verrichten.” Dit is van invloed op de data (100% score is praktisch niet mogelijk). De werkgroep twijfelt in dit licht aan de haalbaarheid van deze indicator. Medische gronden gaan voor terwijl duidelijk is dat er soms situaties zijn waar de aanbeveling van 6 weken terecht genegeerd wordt (bijvoorbeeld bij verdenking carcinoom). Dit bemoeilijkt de hanteerbaarheid. Inhoudsvaliditeit De mate van bewijskracht hiervoor is D, dat wil zeggen dat de werkgroep hierover consensus heeft bereikt. Statistisch betrouwbaar onderscheiden Met de indicator kan een goed onderscheid gemaakt worden tussen de ziekenhuizen die al dan niet aan de Treeknorm voldoen. Vergelijkbaarheid De ernst van de vermoedelijke afwijking kan mogelijk invloed hebben op de wachttijd, waarbij verwacht wordt dat de wachttijd korter zal zijn naarmate de vermoedelijke afwijking ernstiger lijkt. Een patiënte met Pap 3B, 4 of 5 krijgt in de praktijk voorrang boven een patiënte met Pap 2 of 3A (onderscheiden 3A geringe dysplasie en 3A matige dysplasie; Matige dysplasie betekent directe verwijzing). Daarnaast kan er sprake zijn van “patient delay” waardoor normen niet gehaald worden terwijl dat dan niet aan de zorgverleners ligt. De werkgroep verwacht echter dat de ziekenhuizen in gelijke mate met deze verschillen te maken hebben. Registratiebetrouwbaarheid De werkgroep verwacht dat de betrouwbaarheid van de indicator beperkt is, omdat het vermoeden bestaat dat niet in elk ziekenhuis goed wordt vastgelegd wanneer de afspraak wordt gemaakt. Dit kan van invloed zijn op de scores op deze indicator. Afhankelijk van de inrichting van het ZIS/EPD van het ziekenhuis, wordt de informatie gestructureerd opgeslagen en kan deze geëxtraheerd worden met behulp van query’s. Indien het ziekenhuis deze gegevens niet gestructureerd opslaat, dient de periode tussen het maken van de afspraak en de eerste colposcopie handmatig te worden berekend en geregistreerd. Referenties NHS Cancer Screening Programme. Modelling the impact of referral guideline changes for mild dyskaryosis. Sheffield, 2006: NHSCSP. Signaleringscommissie Kanker van KWF Kankerbestrijding. Advies inzake wachttijdnormen in de kankerzorg. Signalement. Oisterwijk, 2006: Drukkerij van den Boogaard. Treekoverleg: Notitie Streefnorminstelling wachttijden curatieve sector. Zeist, 2000: Zorgverzekeraars Nederland.
8
2. Cervix exconisaties Relatie tot kwaliteit
Operationalisatie Teller Noemer Definitie(s) Exclusiecriteria Bron Meetfrequentie Verslagjaar Rapportagefrequentie Type indicator Meetniveau Kwaliteitsdomein
Lisexcisie van de transformatiezone is de voorkeursbehandeling van CIN. Indien er geen duidelijke indicatie voor een exconisatie bestaat, wordt geadviseerd om een lisexcisie te verrichten, daar deze poliklinisch onder plaatselijke verdoving kan worden uitgevoerd en minder bijwerkingen op korte en lange termijn geeft. Percentage patiënten behandeld voor CIN door middel van een cervix exconisatie Aantal patiënten behandeld voor CIN door middel van een cervix exconisatie Aantal patiënten behandeld voor CIN n.v.t. Exclusie: Patiënten met verdenking op een invasief carcinoom of carcinoom in situ (CIS). DBC registratie, verrichtingenregistratie, ziekenhuisregistratie 1x per verslagjaar 01-01-2011 tot en met 31-12-2011 1x per verslagjaar Proces Patiëntniveau Veiligheid, effectiviteit, patiëntgerichtheid, doelmatigheid
Rekenregels Indicator 2 Teller Noemer
Cervix exconisaties Voor de teller wordt uitgegaan van de populatie patiënten verzameld onder de noemer. Selecteer vervolgens alle patiënten bij wie een cervix exconisatie is uitgevoerd. Selecteer patiënten bij wie de diagnose cervixafwijking inclusief afwijkende cervixcytologie is gesteld en bij wie een behandeling van CIN is uitgevoerd.
Formule # patiënten noemer waarvoor BA8 geldt # patiënten waarvoor BA1 en BA6 gelden en BA 9=nee
Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg Het is bekend dat behandeling van de cervix in het algemeen een risico van vroeggeboorte in de daarop volgende zwangerschappen geeft. Studies hebben aangetoond dat met name het volume en de diepte van het verwijderde weefsel invloed hebben op het risico op vroeggeboorte, en dat het volume dat met exconisatie wordt weggehaald groter is dan dat met lisexcisie. Naast deze complicatie, is ook beschreven dat er bij exconisatie vaker stenose van het cervicale kanaal ontstaat. Dit alles, in combinatie met het gegeven dat exconisatie en lisexcisie gelijke effectiviteit hebben voor behandeling van CIN, heeft geleid tot de aanbeveling in de landelijke richtlijn van de werkgroep oncologische gynaecologie (versie 1.1) om alleen een exconisatie te verrichten bij verdenking op een microinvasief carcinoom of een adenocarcinoom-in-situ. Daarnaast is de verdenking op een diepe endocervicale laesie een goede indicatie voor het verrichten van een exconisatie, teneinde de gehele laesie te verwijderen. Mogelijkheden tot verbetering Deze indicator moet leiden tot een beter inzicht in de behandeling van CIN via cervix exconisaties. Uitschieters kunnen met behulp van deze indicator in kaart gebracht worden. De werkgroep verwacht dat op dit moment nog veel variatie bestaat tussen de verschillende ziekenhuizen. Beperkingen bij gebruik en interpretatie Zoals hierboven beschreven hebben met name het volume en de diepte van het verwijderde cervicale weefsel invloed op de complicatie risico’s. Als er centra zijn waar vaker exconisaties worden gedaan, maar waarbij het volume van het verwijderde weefsel vergelijkbaar is met dat van een lisexcisie, dan is deze indicator niet goed interpretabel.
9
De meeste indicatoren zijn zodanig geformuleerd dat geldt hoe hoger de score des te beter de zorg. Dat geldt niet voor deze indicator. Er kan worden gesteld 100-x, waarbij x de score is op deze indicator. Dan geldt wel weer hoe hoger, hoe beter de zorg. Inhoudsvaliditeit De mate van bewijskracht hiervoor is B, wat wil zeggen dat er enkele gerandomiseerde klinische onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang zijn, of ander vergelijkend onderzoek (niet gerandomiseerd, vergelijkend cohort-onderzoek of patiënt-controleonderzoek). Statistisch betrouwbaar onderscheiden De signaalvlag voor statistisch betrouwbaar onderscheid is rood. De werkgroep heeft echter besloten de indicator te behouden, omdat volgend jaar het aantal aanleverende instelling hoger zal zijn doordat de aanlevering van de indicatoren dan verplicht is. Vergelijkbaarheid Centra waar veel patiënten worden gezien met een sterker vermoeden op een carcinoom zullen hogere percentages exconisaties hebben. Deze bias zou kunnen worden ondervangen door in centra waar het percentage exconisaties relatief hoog is naar de ingangscytologie te kijken. Indien een centrum relatief veel vrouwen behandelt waarbij de laesie diep endocervicaal zit zou dit een bias kunnen geven. Deze bias kan ondervangen worden door de leeftijd van de patiënten mee te wegen, omdat de cervicale transformatiezone vaker niet te overzien is bij postmenopauzale vrouwen. Registratiebetrouwbaarheid De verwachting is dat deze gegevens in de ziekenhuizen betrouwbaar geregistreerd kunnen worden. De informatie voor de noemer en de teller worden in de ziekenhuissystemen gestructureerd opgeslagen en kunnen geëxtraheerd worden. Referenties - Baldauf JJ, Dreyfus M, Ritter J, Meyer P, Philippe E. Risk of cervical stenosis after large loop excision or laser conization. Obstet Gynecol 1996;88:933-8. - Girardi F, Heydarfadai M, Koroschetz F, Pickel H, Winter R. Cold-knife conization versus loop excision: histopathologic and clinical results of a randomized trial. Gynecol Oncol 1994;55:368-70. - Martin-Hirsch PP, Paraskevaidis E, Bryant A, Dickinson HO, Keep SL. Surgery for cervical intraepithelial neoplasia. Cochrane Database Syst Rev 2010;6:CD001318. - Noehr B, Jensen A, Frederiksen K, Tabor A, Kjaer SK. Depth of cervical cone removed by loop electrosurgical excision procedure and subsequent risk of spontaneous preterm delivery. Obstet Gynecol 2009;114:1232-8. - Phadnis SV, Atilade A, Young MP, Evans H, Walker PG. The volume perspective: a comparison of two excisional treatments for cervical intraepithelial neoplasia (laser versus LLETZ). BJOG 2010;117:615-9. - Sjoborg KD, Vistad I, Myhr SS, Svenningsen R, Herzog C, Kloster-Jensen A, et al. Pregnancy outcome after cervical cone excision: a case-control study. Acta Obstet Gynecol Scand 2007;86:423-8.
10
3. Lokale anesthesie Relatie tot kwaliteit
Operationalisatie Teller Noemer Definitie In-/exclusiecriteria Bron Meetfrequentie Verslagjaar Rapportagefrequentie Type indicator Meetniveau Kwaliteitsdomein
Alle ingrepen die worden uitgevoerd bij patiënten met hooggradige CIN worden in de regel onder lokale anesthesie verricht. Hoe minder anesthesie gebruikt wordt, des te kleiner is het risico op complicaties. Percentage patiënten dat behandeld is voor CIN dat een ingreep heeft gehad die onder lokale anesthesie is uitgevoerd Aantal patiënten dat behandeld is voor CIN dat een ingreep heeft gehad die onder lokale anesthesie is uitgevoerd Aantal patiënten dat behandeld is voor CIN dat een ingreep heeft gehad Bij lokale anesthesie wordt alleen de baarmoederhals verdoofd. n.v.t. DBC-registratie en verrichtingenregistratie, ziekenhuisregistratie, anesthesieverslag Continu 01-01-2011 tot en met 31-12-2011 1x per verslagjaar Proces Patiëntniveau Veiligheid
Rekenregels Indicator 3 Teller Noemer
Lokale anesthesie Voor de teller wordt uitgegaan van de populatie van de noemer. Selecteer patiënten die bij de ingreep op de operatiekamer lokale anesthesie heeft gekregen Selecteer alle patiënten bij wie de diagnose cervixafwijking inclusief afwijkende cervixcytologie is gesteld en met een CIN een ingreep heeft gekregen.
Formule # patiënten noemer waarvoor BA10=ja # patiënten waarvoor BA1 en BA6 gelden
Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg De meest gangbare vorm van anesthesie bij ingrepen bij patiënten met een hooggradige CIN is lokale anesthesie. Af en toe wordt een patiënt onder algehele anesthesie geopereerd, maar dit gebeurt alleen in die gevallen waarbij de patiënt te angstig is voor een lokale ingreep of wanneer een zeer gecompliceerde ingreep te verwachten is (ernstig verstoorde anatomie). Een retrospectief onderzoek vergeleek algemene, regionale (Bier’s Block) en lokale anesthesie met elkaar (Gebhard, 2002). Daling van de bloeddruk tijdens de operatie trad significant vaker op bij algemene anesthesie, terwijl tensiestijging significant vaker voorkwam bij regionale anesthesie. Lokale anesthesie gaf significant minder tensieveranderingen (29% versus 50% (regionaal) en 67 % (algemeen)). Bij regionale anesthesie waren de operatieduur en ‘operatiekamertijd’ het kortst. Postoperatieve pijn kon minder goed worden gecontroleerd na algemene anesthesie. De richtlijncommissie had een voorkeur voor lokale anesthesie (ter plaatse van de incisie) omdat zij van mening was dat deze techniek veiliger is dan andere vormen van anesthesie. De werkgroep is van mening dat er weinig bewijs is dat lokale anesthesie beter is dan regionale anesthesie, maar het gebruik van lokale anesthesie is wel goedkoper, sneller en minder complicatiegevoelig dan regionale anesthesie. De werkgroep veronderstelt dat het kwaliteitsverhogend is wanneer een behandeling van CIN wordt uitgevoerd door middel van een lisexcisie onder lokale verdoving. Het is patiëntvriendelijker en veiliger wanneer algehele of spinale anesthesie niet nodig is. Mogelijkheden tot verbetering Deze indicator moet leiden tot een beter inzicht in de mate van het gebruik van lokale anesthesie bij de behandeling van CIN. Uitschieters kunnen met behulp van deze indicator in kaart gebracht worden. De werkgroep verwacht dat op dit moment nog veel variatie bestaat tussen de verschillende ziekenhuizen.
11
Beperkingen bij gebruik en interpretatie Er zijn geen beperkingen bij gebruik. Inhoudsvaliditeit De mate van bewijskracht voor deze indicator is D, dat wil zeggen dat de werkgroep hierover consensus heeft bereikt. Statistisch betrouwbaar onderscheiden Met de indicator kan een goed onderscheid gemaakt worden tussen de ziekenhuizen in de mate waarin meer dan lokale anesthesie wordt toegepast. Vergelijkbaarheid Verschillen in patiëntengroepen spelen bij deze indicator geen rol. Registratiebetrouwbaarheid De werkgroep verwacht dat deze indicator goed en betrouwbaar te meten is. Maar de verantwoordelijkheid voor de registratiebetrouwbaarheid ligt bij de aanleverende ziekenhuizen zelf. Voor de noemer kan gebruik gemaakt worden van bestaande en geautomatiseerde gegevensbronnen. Of een patiënt lokale anesthesie heeft gekregen moet uit het anesthesieverslag worden gehaald. Referenties - Gebhard RE, Al-Samsam T, Greger J, Khan A, Chelly J E. Distal nerve blocks at the wrist for outpatient carpal tunnel surgery offer intraoperative cardiovascular stability and reduce discharge time. Anest.Analg 2002;95:351-353.
12
4. Normale cervixcytologie Relatie tot kwaliteit Operationalisatie
Deze indicator geeft een indicatie over de effectiviteit van de behandeling Percentage patiënten dat behandeld is voor CIN 2-3 (op basis van biopt of de excisie zelf), met een normale cervixcytologie binnen 3 tot 9 maanden na behandeling. Teller Aantal patiënten dat behandeld is voor CIN 2-3 (op basis van biopt of de excisie zelf), met een normale cervixcytologie binnen 3 tot 9 maanden na behandeling Noemer Aantal patiënten dat behandeld is voor CIN 2-3 (op basis van biopt of de excisie zelf) Definities Onder behandeling voor CIN worden de volgende behandelingen verstaan: lisexcisie, cryocoagulatie, exconisatie en laserevaporisatie Normale cervixcytologie: patiënten met uitslag Pap1 of Pap 2, of daarmee overeenkomstig KOPAC-B score. Onder afwijkende cervixcytologie wordt verstaan: >Pap2 Exclusiecriteria Exclusie: - Alle patiënten die om andere redenen dan CIN een behandeling van de cervix hebben ondergaan. - Patiënten waarbij geen cervixcytologie is uitgevoerd. Bron DBC-registratie, verrichtingenregistratie, pathologie- en cytologieregistratie Meetfrequentie 1x per verslagjaar Verslagjaar 01-01-2011 tot en met 31-12-2011* Rapportagefrequentie 1x per verslagjaar Type indicator Uitkomst Meetniveau Patiëntniveau Kwaliteitsdomein Veiligheid, effectiviteit, doelmatigheid *Let op: Omdat voor indicator 4 drie tot negen maanden na de behandeling moet worden gekeken, heeft de behandeling plaatsgevonden in 2010 (van invloed op de noemer) en kan de eerste normale cervixcytologie in 2010 of 2011 (uiterlijk september) zijn (van invloed op de teller) Rekenregels Indicator 4 Teller
Noemer
Normale cervixcytologie Voor de teller wordt uitgegaan van de populatie patiënten verzameld onder de noemer. Selecteer vervolgens alle patiënten met een normale cervixcytologie binnen 3 tot 9 maanden.
Formule # patiënten noemer waarvoor geldt 3 maanden
Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg Afwijkende cervixcytologie twaalf maanden na behandeling voor CIN kan samenhangen met incomplete behandeling of recidief. De kans op recidief CIN na twaalf maanden wordt geschat op kleiner dan tien procent. De VIKC richtlijn ‘Cervicale intra-epethiale Neoplasie’ stelt dat follow-up dient te worden uitgevoerd na 6, 12 en 24 maanden na de behandeldatum (VIKC, 2004). Mogelijkheden tot verbetering Deze indicator moet leiden tot een beter inzicht in de effectiviteit van de behandeling van CIN Uitschieters kunnen met behulp van deze indicator in kaart gebracht worden. De werkgroep verwacht dat op dit moment nog veel variatie bestaat tussen de verschillende ziekenhuizen.
13
Beperkingen bij gebruik en interpretatie Er worden geen beperkingen bij gebruik en interpretatie verwacht. Inhoudsvaliditeit De mate van bewijskracht hiervoor is C, dat wil zeggen dat er enkele niet-vergelijkende onderzoeken bekend zijn. Statistisch betrouwbaar onderscheiden Het is onbekend in hoeverre er in de praktijk verschillen bestaan tussen de ziekenhuizen. De werkgroep verwacht dat er met de indicator een goed onderscheid kan worden gemaakt tussen de ziekenhuizen in de effectiviteit van de behandeling. Vergelijkbaarheid Verschillen in patiëntengroepen spelen bij deze indicator geen rol. Registratiebetrouwbaarheid De werkgroep verwacht dat de betrouwbaarheid van de indicator beperkt is, omdat het vermoeden bestaat dat de data niet in alle ziekenhuizen op eenduidige wijze worden geregistreerd (zie registreerbaarheid). De beperkte reproduceerbaarheid van de cytologie geldt voor alle ziekenhuizen in gelijke mate. Dit staat het gebruik van de indicator niet in de weg. Binnen het ZIS kan niet (geautomatiseerd) worden geselecteerd op de gevraagde inclusiecriteria. Ook kan geen (geautomatiseerd) overzicht worden gegenereerd van de teller en noemer. Ondanks de beperkte registreerbaarheid acht de werkgroep de indicatoren van dusdanig belang voor de kwaliteit van de zorg dat het inzicht in deze indicator opweegt tegen de registratielast. Omdat deze indicator een uitkomst van de behandeling geeft heeft de werkgroep ervoor gekozen deze indicator wel te selecteren. Referenties - Bais AG, Eijkemans MJ, Rebolj M, Snijders PJ, Verheijen RH, van Ballegooijen M, Meijer CJ, Helmerhorst TJ. Post-treatment CIN: randomised clinical trial using hrHPV testing for prediction of residual/recurrent disease. Int J Cancer 2009;124:889-95. - Davey E, d’Assuncao J, Irwig L, Macaskill P, Chan SF, Richards A, Farnsworth A. Accuracy of reading liquid based cytology slides using the ThinPrep Imager compared with conventional cytology: prospective study. BMJ 2007;335:31. - NHS Cancer Screening Programme. Colposcopy and programme management. Sheffield, 2004: NHSCSP. - www.oncoline.nl. Richtlijn cervicale intraepitheliale neoplasie.
14
3. Lijst te verzamelen variabelen In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de gegevens voor het bepalen van de indicatoren verzameld worden. Dit gebeurt aan de hand van een variabelenlijst. Een variabele is een te verzamelen dataelement. Variabelenlijst Structuurindicatoren worden op ziekenhuisniveau verzameld. Het is voor deze indicatoren voldoende om één keer per jaar een vraag met ja of nee te beantwoorden. Om de proces- en uitkomstindicatoren te kunnen bepalen, worden gegevens op patiëntniveau verzameld en worden verschillende bronnen geraadpleegd. Op de volgende pagina’s worden alle variabelen beschreven die nodig zijn om de indicatoren te kunnen bepalen van de set Baarmoederhalsafwijkingen. Van de variabelen worden de volgende gegevens vastgelegd: •
Variabele nummer:
• •
Naam: Vast te leggen waarde:
•
Bron:
•
Instructie:
•
Nodig voor indicator:
Het nummer van de variabele wordt later gebruikt om uit te kunnen leggen welke variabelen gebruikt moeten worden voor de berekening van een indicator. Naam/beschrijving van de variabele. De vast te leggen waarde is een omschrijving om aan te geven wat een ziekenhuis moet vastleggen. Dit kan bijvoorbeeld een behandelas van een DBC zijn, ja/nee of een datum. De bron is bedoeld om het zoeken naar de variabele (het dataelement) te vereenvoudigen Dit is gebaseerd op de bevindingen van de ziekenhuizen uit de praktijktest. Het kan zijn dat dit in andere ziekenhuizen onder een andere naam of op een andere plaats/systeem wordt vastgelegd. Deze beschrijft met welke zoekwaarden gezocht moet worden. Ook worden praktijktips gegeven. Als laatste staat aangegeven voor welke indicatoren de variabele gebruikt wordt.
Voor sommige variabelen is het niet mogelijk om direct uit de data de waarde van de variabele te bepalen. Leeftijd is hierbij het meest duidelijke voorbeeld. Om de leeftijd te kunnen bepalen is een peildatum en een geboortedatum nodig. Deze eerste twee gegevens zijn opgenomen bij de variabelen. Bij de indicatoren zijn rekenregels gedefinieerd die de uiteindelijke variabele berekenen. Een voorbeeld is: peildatum – geboortedatum = leeftijd.
15
Tabel 1: Variabelen uit verschillende bronnen in het ziekenhuis Variabele
Naam
BA0
Patiëntnummer
BA1
Patiënten met de diagnose cervixafwijking inclusief afwijkende cervixcytologie
BA2
Colposcopie voor baarmoederhals afwijking
BA3
Datum colposcopie
BA4
Datum eerdere colposcopie
dd-mm-jjjj
BA5
Datum maken van afspraak colposcopie Behandeling baarmoederhals afwijking
dd-mm-jjjj
BA6
Vast te leggen waarde
Bron
Instructie
Benodigd voor indicator
ZIS
Het patiëntnummer is een uniek element dat de basis vormt om koppelingen te maken tussen registratiesystemen
DBC-code voor cervixafwjking inclusief afwijkende cervixcytologie is G19
DBC registratie
Alleen patiënten met een in het verslagjaar afgesloten DBC worden geïncludeerd.
CBV: 339171 337202 verrichtingen: 039170 dd-mm-jjjj
DBC registratie, verrichtingenregistratie
De patiënten van wie een DBC met betreffende codering bestaat dienen geselecteerd te worden. NB: het betreft hier de eerst uitgevoerde colposcopie in het verslagjaar.
1 Toegangstijd 2: Cervix exconisaties 3 : Lokale anesthesie 4: Normale cervixcytologie 1 Toegangstijd 2: Cervix exconisaties 3 : Lokale anesthesie 4: Normale cervixcytologie 1: Toegangstijd
DBC registratie, verrichtingenregistratie DBC registratie, verrichtingenregistratie ZIS, afsprakenregistratie DBC registratie, verrichtingen-
De datum waarop de coloposcopie wordt uitgevoerd. De eerst uitgevoerde colposcopie in het verslagjaar dient geselecteerd te worden.
1: Toegangstijd
De datum waarop de coloposcopie wordt uitgevoerd. De laatst uitgevoerde colposcopie vóór het verslagjaar dient geselecteerd te worden.
1: Toeganstijd
De datum waarop de patiënt een afspraak maakt voor een colposcopie dient vastgelegd te worden
1: Toegangstijd
De patiënten van wie een DBC met betreffende codering bestaat dienen geselecteerd te worden.
2: Cervix exconisaties 3 : Lokale
Verrichtingen: 037200 037210
16
Variabele
Naam
Vast te leggen waarde
Bron
Instructie
registratie
BA7
BA8
BA9
BA10
BA11 BA12
BA13
Datum behandeling baarmoederhals afwijking Cervix exconisatie
Verdenking invasief carcinoom of carcinoom in situ Lokale anesthesie
CIN codering 23 Datum cytologische uitslag
Normale cytologische uitslag
dd-mm-jjjj
CBV: 337220 Verrichtingen: 037210 Ja / Nee
Ja / Nee
Ja / Nee dd-mm-jjjj
Ja / Nee
Benodigd voor indicator
DBC registratie, verrichtingenregistratie DBC registratie, verrichtingenregistratie Ziekenhuisregi stratie
De datum waarop de behandeling van de baarmoederhalsafwijking heeft plaatsgevonden
anesthesie 4: Normale cervixcytologie 4: Normale cervixcytologie
De patiënten van wie een DBC met betreffende codering bestaat dienen geselecteerd te worden.
2: Cervix exconistaties
Patiënten met een verdenking op een invasief carcinoom of carcinoom in situ dienen geselecteerd te worden
2: Cervix exconisaties
Ziekenhuisregi stratie, anesthesiever slag PA verslag
Patiënten waarbij lokale anesthesie is uitgevoerd dienen geselecteerd te worden.
3: Lokale anesthesie
Patiënten met een definitieve histologie CIN 2 of CIN 3 dienen geselecteerd te worden De datum waarop de patiënt de patiënt een cytologische uitslag ontvangt
4: Normale cervixcytologie 4: Normale cervixcytologie
De patiënten met een normale cytologische uitslag dienen te worden geselecteerd
4: Normale cervixcytologie
DBC registratie, verrichtingenregistratie, pathologie- en cytologieregist ratie PA verslag
17
Tabel 2: Rekenregels voor te berekenen variabelen Variabele Te berekenen gegevens
Berekening
Formule
Validatieregels
BA14
Toegangstijd colposcopie
BA3 – BA5
<15 1: Toegangstijd werkdagen
BA15
Tijd tussen colposcopieën
BA3 – BA4
> 2 jaar
BA16
Cytologische uitslag na 9 maanden
Datum eerste colposcopie in het verslagjaar – datum maken van afspraak voor colposcopie Datum eerste colposcopie in het verslagjaar – datum laatste colposcopie vóór het verslagjaar Datum cytologische uitslag – datum behandeling voor CIN
BA12 – BA7 3-9 maanden
Nodig voor indicator
1: Toegangstijd
4: Normale cervixcytologie
18
Bijlage 1: Aanpassingen in zorginhoudelijke indicatoren n.a.v. gegevensuitvraag in 2011 over verslagjaar 2010
Indicator* 1. Toegangstijd
Destructieve behandeling
2. Cervix exconisaties
Overbehandeling
3. (Niet)-lokale anesthesie
Baarmoederhalsafwijkingen Aanpassingen Opmerkingen Toevoeging ‘beperkingen De werkgroep heeft aangegeven dat gebruik en interpretatie’. de indicator ingaat tegen de VIKC richtlijn waarin wordt gesteld dat binnen 6 weken na een uitstrijkje geen colposcopie mag worden uitgevoerd. Exclusie-/ De werkgroep geeft aan dat de inclusiecriterium populatie patiënten waar voor het eerst toegevoegd. een colposcopie bij wordt uitgevoerd lastig te bepalen is. Omdat de indicator expliciet naar de eerste colposcopie vraagt verwacht de werkgroep dat veel patiënten niet zijn meegenomen. Om dit probleem te verhelpen is gekozen patiënten te excluderen waarbij maximaal 2 jaar voorafgaand aan de colposcopie in het verslagjaar een colposcopie is uitgevoerd. Patiënten bij wie een colposcopie is uitgevoerd eerder dan 2 jaar voor het verslagjaar worden dus geïncludeerd. Verrichtingscode De code 037200 verwijderd. (electrocoagulatie/lisexcisie) is niet van toepassing op indicator 1 en is zodoende verwijderd uit de variabelenlijst BA2. Indicator verwijderd. De werkgroep geeft aan dat de indicator niet betrouwbaar te meten is aangezien de voorgeschreven verrichtingencode 2 verrichtingen omvat (code 037200: electrocoagulatie/lisexcisie). Om dit probleem te verhelpen zou handmatig moeten worden bepaald welke verrichting het betreft. Dit zou de registratielast substantieel vergoten. De invoering van de DOT-registratie zal dit waarschijnlijk niet ondervangen. Exclusiecriterium De werkgroep geeft aan dat toegevoegd behandeling van een CIN laesie zonder verdenking op een microinvasief carcinoom of een carcinoom in situ overbehandeling is. Om deze overbehandeling te meten dienen voor deze indicator die patiënten geëxcludeerd te worden. De stuurgroep heeft deze indicator niet vastgesteld vanwege lage validiteit en hoge registratielast. Indicator positief Een positieve indicator is makkelijker herformuleerd tot: ‘Lokale interpreteerbaar. Tevens wordt anesthesie’. duidelijker welke anesthesievorm onderwerp van de indicator is.
19
4. Normale cervixcytologie
Definitie lokale anesthesie toegevoegd Operationalisatie aangepast
Definitie: “Bij lokale anesthesie wordt alleen de baarmoederhals verdoofd.” Operationalisatie: “Het percentage patiënten dat behandeld is voor CIN 23 (op basis van biopt of de excisie zelf), met een normale eerste cervixcytologie binnen 3 tot 9 maanden na behandeling.” Ten behoeve van duidelijkheid.
Definitie normale en afwijkende cervixcytologie toegevoegd. Exclusiecriterium Ten behoeve van duidelijkheid. toegevoegd * Indien een indicator niet in deze lijst voorkomt, is deze ongewijzigd gebleven
20
Bijlage 2: Autorisatie zorginhoudelijke indicatoren door wetenschappelijke vereniging De zorginhoudelijke indicatoren uit deze set zijn in 2010 geautoriseerd door: - Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie - Nederlandse Vereniging voor Pathologie
21
Bijlage 3: Verwerking commentaar consultatieronde In de onderstaande tabel zijn alleen commentaren opgenomen die deels of niet verwerkt zijn, of ter kennisgeving zijn aangenomen door de indicatorwerkgroep. Overige commentaren zijn doorgevoerd in de indicatorengids en zijn daarom niet nogmaals in de tabel benoemd. Commentaar*
Vereniging/ organisatie
Gehele set geautoriseerd Gehele set geautoriseerd indien indicator ‘’overbehandling’’ wordt aangepast Het is niet duidelijk of de volume-indicator is ontwikkeld of dat het voorstel is deze volgend jaar te ontwikkelen.
NVVP NVOG NPCF/CB
Ter kennisneming
Akkoord met gehele set De NVZ gaat niet akkoord met deze set. De gegevens uit indicator Overbehandeling zijn niet uit de registratie te halen.
ZN NVZ
Ter kennisneming Ter kennisneming
Graag al een indicator gezien m.b.t. Humaan Papillomavirus onderzoek.(HPV-onderzoek).
De NFU neemt hetzelfde standpunt in als de NVZ, met uitzondering van voor de indicatoren 3 en 4. Zou definitie niet moeten zijn; 15 dagen na aanmelding voor een afspraak? Doorlooptijd zou indicator moeten zijn. Bij de selectie van patiëntenpopulatie moet je altijd 2 jaar terug voor de exclusie. Voor een
Verwerkt/Niet verwerkt
Algemene opmerkingen Ter kennisneming Ter kennisneming
Ter kennisneming
NFU
NVZ
NFU
Toelichting
In de oorspronkelijke opdracht zat geen verzoek voor een volume-indicator. De werkgroep heeft toen zelf nagedacht en is toen gekomen met het voorstel om het aantal colposcopieën te meten. Afgesproken is om dit bij de doorontwikkeling van de set mee te nemen. De stuurgroep heeft indicator 4 niet vastgesteld vanwege lage validiteit en hoge registratielast. De aanbeveling met betrekking tot het ontwikkelen van een nieuwe indicator kan ter discussie gesteld worden tijdens de doorontwikkeling van de indicatorenset.
Ter kennisneming
Indicator 1 Toegangstijd Niet verwerkt
Ter kennisneming
Er wordt al gerekend vanaf het moment dat de afspraak wordt gemaakt. De werkgroep heeft aangegeven dat de registreerbaarheid van de indicator in zijn
22
Commentaar*
Vereniging/ organisatie
Verwerkt/Niet verwerkt
academisch centrum is te verwachten dat er patiënten van elders komen. Of er elders binnen die periode van 2 jaar een colposcopie is gedaan, is niet geautomatiseerd na te kijken. Aan de exclusie kan dus niet goed voldaan worden. Cervix exconisaties: De uitkomst word beïnvloed door het afwachtende beleid bij een CIN 1.
huidige vorm problematisch kan zijn. Maar vindt dit toch een belangrijke indicator.
NVZ
Indicator 2 Cervix exconisaties Niet verwerkt
CIS = CIN 3 moet juist niet geëxcludeerd worden
Niet aan te leveren Volgens de spiegelrapportage heeft 47% van de ziekenhuizen deze vraag kunnen beantwoorden. Gegevens zijn niet uit het systeem te halen. “Vermeende CIN” en werkelijke CIN. “Vermeende zaken” worden niet vastgelegd. Bron: beschikt iedereen over een “Database colposcopy unit”? PA-verslagen kunnen er natuurlijk niet alle op worden nageslagen. Inderdaad moet m.b.t. indicator Overbehandeling vermeld worden dat dit nog geheel ingepast moet worden in EZIS. -
Toelichting
NVZ
Indicator Overbehandeling Ter kennisneming
NFU
Ter kennisneming
Alleen aan te leveren via handmatig raadplegen anesthesieverslagen.
NVZ
Mogelijk invloed van case-mix. Bijvoorbeeld het ziekenhuis heeft een relatief grote populatie
NFU
Indicator 3 Lokale anesthesie Niet verwerkt
Ter kennisneming
De indicator is erop gericht een vorm van overbehandeling vast te leggen. Aangezien cervix exconisaties in principe alleen gerechtvaardigd zijn bij patiënten met een verdenking op een invasief carcinoom of CIS dient deze te worden geëxcludeerd De stuurgroep heeft deze indicator niet vastgesteld vanwege lage validiteit en hoge registratielast.
De stuurgroep heeft deze indicator niet vastgesteld vanwege lage validiteit en hoge registratielast.
De werkgroep heeft de registreerbaarheid van deze indicator tijdens de werkgroepvergadering besproken en is tot de conclusie gekomen dat de indicator in zijn huidige registreerbaar lijkt. Over deze opmerking is overleg geweest met de werkgroep. De werkgroep heeft
23
Commentaar*
Vereniging/ organisatie
Verwerkt/Niet verwerkt
vrouwen die ook allerhande afwijkingen aan de vulva hebben en dan op de OK een gecombineerde vulva- en cervixingreep krijgen. Als die allemaal in de teller blijven zitten dan valt het percentage patiënten dat onder lokale verdoving behandeld wordt relatief laag uit. Daarom graag een exclusie criterium toevoegen: alle patiënten die de behandeling voor de CIN in combinatie met een andere ingreep niet onder lokaal ondergaan Hoge registratielast. De cytologie is beperkt reproduceerbaar. Er kan niet geautomatiseerd worden geselecteerd op gevraagde inclusiecriteria.
Toelichting aangegeven dat deze opmerking ter discussie gesteld kan worden in de doorontwikkeling van de set.
NVZ
Indicator 4 Normale cervixcytologie Ter kennisneming
De werkgroep heeft in de werkgroep aangegeven dat de indicator moeilijk registreerbaar is maar acht deze dusdanig relevant dat is besloten deze wel uit te vragen.
* Indien nodig is commentaar samengevat
24
Deel 2: Klantpreferentievragen
25
1. Klantpreferentievragen Baarmoederhalsafwijkingen De volgende vragen gaan in op het aanbod van de zorg rondom baarmoederhalsafwijkingen. Deze informatie kan bijdragen aan de beeldvorming van de patiënt/consument om een keuze te maken voor een zorgaanbieder. De klantpreferentievragen zijn opgesteld door de Consumentenbond en de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie. Om te achterhalen welke informatie de patiënt wil gebruiken om een ziekenhuis op te kiezen, zijn er focusgroepen en/of telefonische interviews gehouden. Door middel van een vragenlijst aan een grotere groep patiënten is onderzocht welke aspecten voor deze groep patiënten het meest van belang zijn. Bij elke vraag worden, waar nodig, definities beschreven en de technische haalbaarheid toegelicht. Daar waar ‘ziekenhuis’ of ‘ziekenhuislocatie’ staat, kan ook ‘zelfstandig behandelcentrum’ gelezen worden. Informatievoorziening Vraag 1
A. Over welke onderwerpen met betrekking tot baarmoederhalsafwijkingen is 1 informatie te vinden op de website van uw ziekenhuislocatie?* (aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk) Algemene informatie over PAP-uitslagen en de betekenis/gevolgen van een PAP-uitslag Algemene informatie over CIN-categorieën en de betekenis/gevolgen van een CIN-categorie Colposcopie Behandelopties die het ziekenhuis aanbiedt Behandelopties die het ziekenhuis niet aanbiedt Mogelijke bijwerkingen en complicaties van behandeling Mogelijke terugkeer van onrustige cellen Mogelijke gevolgen van bepaalde ingrepen op (toekomstige) zwangerschappen B. Over welke onderwerpen wordt op uw ziekenhuislocatie standaard aan de patiënt met een baarmoederhalsafwijking informatie op papier meegegeven/ voorafgaand aan een afspraak opgestuurd?* (aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk) Algemene informatie over PAP-uitslagen en de betekenis/gevolgen van een PAP-uitslag Algemene informatie over CIN-categorieën en de betekenis/gevolgen van een CIN-categorie Colposcopie Behandelopties die het ziekenhuis aanbiedt Behandelopties die het ziekenhuis niet aanbiedt Mogelijke bijwerkingen en complicaties van behandeling Mogelijke terugkeer van onrustige cellen Mogelijke gevolgen van bepaalde ingrepen op (toekomstige) zwangerschappen 2
C. Worden er op uw ziekenhuislocatie voorlichtingsbijeenkomsten aangeboden over baarmoederhalsafwijkingen?* (aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja Nee Nee, maar er wordt wel informatie gegeven over mogelijke voorlichtingsbijeenkomsten buiten de ziekenhuislocatie
26
Definities
Technische haalbaarheid
1
Met website wordt de website van het ziekenhuis bedoeld of een duidelijke verwijzing op de website naar een andere website waar de informatie te vinden is. 2 Hieronder kunnen ook trainingen en cursussen vallen. * Peildatum: 1 maart 2012
Aangeboden behandelmethoden Vraag 2
A. Welke behandelmethoden voor baarmoederhalsafwijkingen biedt uw ziekenhuislocatie aan?* (aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk) Lisexcisie Cervix exconisatie Cryocoagulatie Laserexcisie Laserevaporisatie Anders, namelijk ____ B. Naar welke ziekenhuislocatie(s)1 verwijst uw ziekenhuislocatie door voor de behandelmethoden die uw ziekenhuislocatie zelf niet aanbiedt?* (invullen of aanvinken) ____ niet van toepassing
Definities Technische haalbaarheid
1
Dit kunnen ziekenhuislocaties van uw eigen instelling zijn maar ook van andere instellingen. * Peildatum: 1 maart 2012
Vaste specialist Wordt de patiënt met een verdenking op of met een gediagnosticeerde Vraag 3 baarmoederhalsafwijking vooraf geïnformeerd indien de patiënt bij een vervolgafspraak door een andere gynaecoloog dan de vaste gynaecoloog1 wordt gezien (bij onvoorziene verhindering van de vaste gynaecoloog)?* (aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja, de patiënt wordt geïnformeerd wanneer hij/zij zich meldt op de polikliniek Ja, indien de verhindering vóór de dag waarop de afspraak plaatsvindt bekend is, wordt de patiënt voor aankomst op de polikliniek geïnformeerd Nee Niet van toepassing, op onze ziekenhuislocatie hebben patiënten met een baarmoederhalsafwijking geen vaste gynaecoloog Anders, namelijk ___
Definities
1
Technische haalbaarheid
* Peildatum: 1 maart 2012
Met vaste gynaecoloog wordt bedoeld: de gynaecoloog die de patiënt bij elk (poli)klinisch consult, en/of dagopname en controleafspraak ziet en die het behandelplan opstelt (en evt. uitvoert) en controleert (situaties uitgezonderd waarbij de patiënt tijdens afwezigheid van de vaste behandelaar wegens medische noodzaak door een vervangend gynaecoloog wordt gezien).
27
Voorkeur specialist A. Indien de patiënt telefonisch een afspraak wil maken met de gynaecoloog voor Vraag 4 de behandeling van een baarmoederhalsafwijking, wordt dan altijd aan de patiënt gevraagd of hij/zij voorkeur heeft voor een bepaalde gynaecoloog?1* (aanvinken, één antwoord mogelijk) 2 Ja, dit is beleid Nee B. Wordt bij een afspraak via de website altijd gevraagd of de patiënt voorkeur heeft voor een bepaalde gynaecoloog?1* (aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja Nee Nee, bij ons kan geen online afspraak worden gemaakt Definitie
1
Technische haalbaarheid
* Peildatum: 1 maart 2012
Met uitzondering van een doorverwijzing naar een specifieke arts door een andere (huis)arts. 2 Onder beleid wordt verstaan: iedereen van de afdeling handelt op een gelijke manier. Dit kan bijvoorbeeld door dit tijdens het inwerkproces mee te nemen of doordat collega’s elkaar er op wijzen.
Vaste aanspreekpunt 1 Wordt de naam van het vaste aanspreekpunt voor de patiënt met een Vraag 5 2 baarmoederhalsafwijking op papier meegegeven aan de patiënt?* (aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja Nee Er is geen vast aanspreekpunt Definities
1
Technische haalbaarheid
* Peildatum: 1 maart 2012
Een vast aanspreekpunt is iemand in het ziekenhuis bij wie de patiënt terecht kan met (zorginhoudelijke) vragen. 2 Dit kan bijvoorbeeld middels de afsprakenkaart, een brief of een visitekaartje.
28
HPV Vraag 6
Wordt er bij de behandeling van de patiënt met een baarmoederhalsafwijking nagegaan of de afwijkende cellen worden veroorzaakt door het HPV1?* (aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk) Ja, dit gebeurt op indicatie van de arts Ja, dit gebeurt in het kader van wetenschappelijk onderzoek Nee, dit gebeurt niet Anders, namelijk ___
Definitie Technische haalbaarheid
1
Humaan Papilloma Virus. * Peildatum: 1 maart 2012
Telefonisch contact na behandeling Wordt er na de behandeling1 van een baarmoederhalsafwijking telefonisch Vraag 7 contact met de patiënt opgenomen om te horen hoe het met de patiënt gaat en of zij nog vragen heeft?* (aanvinken en/of invullen, één antwoord mogelijk) Ja, de arts neemt contact op met de patiënt. Zowel bij behandelingen die klinisch als behandelingen die poliklinisch worden uitgevoerd, wordt er binnen ___ dagen telefonisch contact opgenomen met de patiënt Ja, de verpleegkundige neemt contact op met de patiënt. Zowel bij behandelingen die klinisch als behandelingen die poliklinisch worden uitgevoerd, wordt er binnen ___ dagen telefonisch contact opgenomen met de patiënt Ja, de arts neemt contact op met de patiënt, maar alleen bij behandelingen die klinisch worden uitgevoerd, wordt er binnen ___ dagen telefonisch contact opgenomen met de patiënt Ja, de verpleegkundige neemt contact op met de patiënt, maar alleen bij behandelingen die klinisch worden uitgevoerd, wordt er binnen ___ dagen telefonisch contact opgenomen met de patiënt Nee, zowel bij behandelingen die klinisch als behandelingen die poliklinisch worden uitgevoerd wordt er geen telefonisch contact opgenomen met de patiënt Anders, namelijk___ Definitie Technische haalbaarheid
1
Bv. Lisexcisie, Conisatie, Cryochirurgie, (Cryo)laserbehandelingen, Laserevaporisatie * Peildatum: 1 maart 2012
29
Onderscheid t.o.v. andere ziekenhuizen Vraag 8
Graag horen wij van u waarin uw ziekenhuis(locatie) excelleert. U kunt dit hieronder aangeven en daarna uw antwoord toelichten. De vraag gaat specifiek over de zorg voor patiënten met een baarmoederhalsafwijking. Wij vragen u de voorbeelden te geven waarmee uw ziekenhuis zich onderscheidt in termen van excelleren en aan te geven wat dit voor de patiënt betekent.* (invullen) Onderscheidend op het gebied:
Concreet voorbeeld
1
Voordelen voor de patiënt?
Niet van toepassing
Definities
Technische haalbaarheid Toelichting
1
Bijvoorbeeld op de volgende gebieden: innovatieve diagnostiek en/of innovatieve behandelmethoden, (para)medische expertise, handelen vanuit patiëntenperspectief, de (praktische) organisatie van de zorg, ondersteunen patiënten op het gebied van zelfregie en zelfmanagement, etc. * Peildatum: 1 maart 2012. Deze vraag is bedoeld om belangrijke innovaties en projecten gericht op verbetering rond de zorg voor patiënten met een baarmoederhalsafwijking te achterhalen. Het gaat dan om projecten die voor zover bekend uniek zijn voor uw ziekenhuislocatie. Deze vraag is niet bedoeld voor het maken van vergelijkingen.
30
Bijlage 1: wijzigingstabel Vragenlijst klantpreferenties
Klantpreferentievraag* 1
Baarmoederhalsafwijkingen Aanpassingen Vraag 1 wordt aangepast en de onderwerpen zijn aangescherpt en uitgebreid.
Opmerkingen Uit de data bleek dat de tabel soms verwarring opriep. De methoden hadden overlap en de informatieaspecten konden op meerdere manieren geïnterpreteerd worden. Verder is gebleken dat ziekenhuizen de losse vragen fijner vinden om in te vullen in vergelijking tot de grote tabel. Methoden en onderwerpen worden gekozen naar aanleiding van de data van afgelopen jaar.
2
Vraag 2 wordt vraag 2A. Vraagstelling is aangepast, antwoordmogelijkheden zijn aangepast en uitgebreid. Vraag 2B is toegevoegd.
Vraag 2b is toegevoegd om inzichtelijk te krijgen hoe ziekenhuizen omgaan met de behandelopties die ze niet aanbieden.
3
Vraag 3 wordt aangepast en aangescherpt.
Uit de data bleek dat vraag 3, zoals deze was opgesteld, te gevoelig was voor het geven van sociaal wenselijke antwoorden.
4
Vraag 4 wordt aangepast, aangescherpt en opgesplitst in twee deelvragen.
Uit de data bleek dat er verwarring ontstond bij deze vraag. Alle aangegeven antwoordopties kwamen af en toe in aanmerking.
5
De formulering van vraag 5 is aangepast en aangescherpt. Er wordt nu gevraagd of de patiënt de naam van het vaste aanspreekpunt op papier meekrijgt.
Uit de data bleek dat deze vraag weinig onderscheidend was. Om die reden wordt gevraagd of het vaste aanspreekpunt op papier wordt meegegeven aan de patiënt.
6
Bij vraag 6 zijn de vraagstelling en de antwoordcategorieën aangepast.
Een aantal ziekenhuizen heeft aangegeven dat het niet correct is om uit te vragen of de HPVtest standaard wordt uitgevoerd. Toch leverde de vraag wel veel onderscheid in de antwoorden op. Er is voor gekozen om meer te richten op de relatie tussen HPV en
31
afwijkende cellen dan het standaard uitvoeren van de test. Hierop zijn de vraagstelling en antwoordcategorieën aangepast. 7
Antwoordcategorieën worden aangepast en uitgebreid.
Uit de data bleek dat de meeste ziekenhuizen een andere terugbeltermijn aanhouden dan 1 dag. Daarnaast bleken er veel verschillen te zijn tussen het soort behandeling en de telefonische nacontrole.
Nieuw ingevoegde vraag. Ziekenhuizen kunnen aangeven waarin ze excelleren. Dit wordt vraag 8.
Met deze vraag kunnen ziekenhuizen zich positief onderscheiden t.o.v. elkaar op het gebied van baarmoederhalsafwijkingen. *Indien een vraag niet in deze lijst voorkomt, is deze ongewijzigd gebleven
32
Afkortingenlijst indicatorengids baarmoederhalsafwijkingen CIN DBC EPD HA NPCF NVOG NVvP OK PA PALGA Pap-klasse RR WOG ZIS ZN
Cervicale intra-epitheliale neoplasie Diagnose Behandel Combinatie Elektronisch Patiëntendossier Huisarts Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie Nederlandse Vereniging voor Pathologie Operatiekamer Patholoog Anatoom Pathologisch anatomisch landelijk geautomatiseerd archief Papanicolaou classificatie Relatief Risico Werkgroep Oncologische Gynaecologie Ziekenhuis Informatiesysteem Zorgverzekeraars Nederland
33