Index Naast de aardbeizaaiers staat het jaar van hun eerste aanwinst A
I
Q
B
J
R
C
K
S
D
L
T
Bottero, Louis-1899
Laurent & Béchet-1905 Lorio, Jean-Lambert-1847
Meslé, Louis-1898 E
Millet, Armand-1894
U
F
N
V
W G
O
X H
P
Y
Pelvilain, Gabriel-1849
Z
1899
Louis Bottero (1863-1908) “Meesterhovenier in een weeshuis te Chambéry”
"Madame Louis Bottero"
Doordragende variëteit, bekomen uit een zaailing van de aardbei 'Saint-Joseph' rond 1899. Dit ras wordt bescheven en afgebeeld in het Pomologisch standaardwerk "Les Meilleurs fruits au début de XX° siècle' -Paris-uit 1928-.De beste aardbeirassen in het begin van de 20° eeuw, we treffen er klasse-aardbeien aan zoals 'Noble' 'Madame Moutot' 'Vicomtesse Héricart de Thury' 'Docteur Morère' 'Jucunda' 'Louis Gauthier', enz . Wat een eer voor Louis en zijn vrouw Marie !
Louis Bottero was meer dan 20 jaar meesterhovenier in de fruit- en moestuinen van het weeshuis in Chambéry ('Orphelinat Horticole de Chambéry‘). Dit bekend weeshuis in de Franse Savoie werd in 1868 opgericht door de Jezuiet Camille Costa de Beauregard. Camille Costa was van adellijke afkomst. In 1867 is hij getuige van de miserie van de cholera epidemie en hij besluit de weeskinderen van arbeiders op te vangen en te huisvesten in woningen die hij via allerhande steun verkrijgt. Met de erfenis van zijn rijke aristocratische ouders, koopt hij een groot stuk landbouwgrond met de bedoeling deze weeskinderen als tuinders op te leiden. Louis Bottero, zelf een weeskind, was hiervoor de geschikte man en hij zal tot aan zijn dood deze jonge weeskinderen met volle overtuiging coachen om ze later in de tuinbouwsector te integreren. Louis Bottero had een goede band met Camille Costa de Beauregard en regelmatig wisselde ze van ideeën in de tuin van deze stichting. Op zijn sterfbed kreeg hij bezoek van deze geestelijke die hem bedankte voor zijn inzet gedurende al die jaren. Dit zou hem enorm veel plezier doen, zo zou later blijken. Naast deze aardbei die hij noemde naar zijn echtgenote Marie, bekwam hij in 1892 ook een perzik 'Souvenir de Pierre Tochon' met zeer grote grote vruchten tot 400 gr , als aandenken aan de bekende agronoom uit Chambéry die in dat jaar overleed (1819-1892). Pierre Tochon was bekend om zijn kennis en boeken over 'Viticulture' en 'Tabaksteelt'. Louis Bottero stierf op 45- jarige leeftijd aan een zenuwziekte.
Afbeelding uit "Les Meilleurs fruits au début de XX° siècle' -Paris-1928“Plante forte et compacte, hampe florale forte et dressée, fruit assez gros, allongé, de couleur violacée, chair fine, fondante, juteuse, sucrée, relevée, qualité tres bonne” Dit ras werd door ontelbare Franse en Buitenlandse zaadhuizen aangeboden : catalogus de Barbier uit Orléans (1906), catalogus Millet (1906) uit Bourg-la -Reine, catalogus Charles Molin (1910) uit Lyon…en bij ons in de catalogus van Louis Lens in Sint-Katelijne-Waver en catalogus De Conink-Dervaes uit Maldegem , telkens in de jaren 1930. Na WO II vinden we geen gegevens meer over dit ras…
Ref.
-Pomologie Française, receuil des plus beaux fruits cultivés en France -Paris -1909-Bulletin de la société d’Horticulture de Cherbourg-1906-Camille Costa de Beauregard: fondateur de l'Œuvre des Jeunes du Bocage à Chambéry.
1905
Laurent & A.Béchet (****-****) „Onbekende kweker, populaire rasnaam Président Alphonse de la Devansaye“ "Président de la Devansaye“
Bekomen uit een kruising tussen ‚Dr.Morère‘ en ‚British Queen‘ in 1905. „Grote tot zeer grote donkerrode vruchten, uitstekend van smaak en lang houdbaar“ Catalogus Vilmorin-Andrieux-F-1906Tamelijk vroeg ras met zeer grote donkerrode mooie vruchten die zeer lang houdbaar zijn en goed geschikt zijn voor transport. Ook veel geteeld om te vervroegen, een ideaal ras voor liefhebbers. Félicien Lesourd (1944)
Over Laurent & A.Béchet is weinig bekend : A.Béchet was tuinbouwer en eigenaar van een kwekerij in Angers, Route des Ponts-de-cé. Hij was vooral gespecialiseerd in Bolgewassen, Canna’s en Dahlia’s. Over Laurent vonden we helemaal niets terug, mogelijk heeft hij een vennootschap gevormd met A.Béchet. Dit ras werd dus waarschijnlijk bekomen door een zekere Laurent in 1905 en verhandeld door de kwekerij A. Béchet . Hetzelfde jaar brengt de grote Parijse firma Vilmorin-Andrieux deze variëteit eveneens op de markt. Al spoedig volgen andere ‘pépinières’ zoals die van Jules Gouchault & Turbat uit Orleans (F) , Barbier uit Orleans (F), Vallet-Cyprien uit SaintMathurin (F)-enz…
Uit Catalogus Louis Van Houtte-1919-
Na WOI wordt deze aardbei minder populair bij tuiniers, maar de Gentse Tuinbouwfirma ‘ Louis Van Houtte’ heeft alleen maar lovende woorden over deze ‘Président de la Devansaye’ “Prachtige variëteit, vruchten zijn van uitstekende kwaliteit, van opmerkelijke houdbaarheid, heel waardevol ras voor de export”
De laatste vermeldingen zijn beschrijvingen in het aardbeiboek van de Tsjech Landowsky, Fr. ‘Pestovani Jahod" (CS) uit 1929 ( zie illustratie ), en in “Le Fraisier’ van Félicien Lesourd uit 1944.
Na WOII blijkt dit ras voorgoed verdwenen…
Wie was ‘Président de la Devansaye’ ? Alphonse de la Devansaye (1845-1900) was een collectionneur van zeldzame planten, vooral van orchideën en palmen. Voor Anthurium scherzenianum , of de flamingoplant , had hij een zwak. Door zaaien bekwam hij talrijke nieuwe rassen die hij op binnen-en buitenlandse manifestaties tentoonstelde : één van die rassen droeg hij op aan zijn echtgenote ‘Anthurium scherzenianum var. Madame de la Devansaye’. Hij was eigenaar van het kasteel van Fresne te Auverse (Maine-et-Loire) en in zijn tuinen en serre’s expérimenteerde hij met deze planten. Hij haalde zijn kennis uit zijn enorm rijke botanische bibliotheek. In 1878 werd hij Président van de ‘Société d’Horticulture’ te Angers. Bij zijn vroegtijdig overlijden in 1900--hij was toen amper 55 jaar—schonk zijn dochter al zijn tuinboeken aan de tuinbouwvereniging van Angers.
Ref. Cliché uit “Les Plantes Potagères’ van Vilmorin-Andrieux-Paris-F-1911“Société Horticole d’Angers”-1905-
1847
Jean-Lambert Lorio (1793-1869) Jean-lambert Lorio werd op 18 februari geboren te Ans et Glain in de provincie Luik. Hij was een bekwaam aardbeikweker die in totaal meer dan 15 rassen heeft ontwikkeld tussen 1847 en 1860. Zijn kwekerij bevond zich in Rue Naimette, Hocheporte, te Luik en bestond uit 7 ha. landbouwgrond. ‚Reine des Belges‘ (synoniem ‚Louise-Marie‘) was zijn allereerste aanwinst, de naam van dit ras werd gegeven door zijn stadsgenoot en tevens aardbeikweker Hyacinthe Haquin, als hommage aan de eerste Belgische Koningin (1812-1850) „Saint-Lambert“ en „Triomphe de Liége“ waren zijn meest succesvolle rassen, zijn laatste ras waarschijnlijk ‚Enfant prodigue‘ of ‚Duchesse de Beaumont‘ „M.Lorio est un grand semeur. A l’une des expositions de Liége de cette année (1851), il a exhibé seize nouvelles variétés de fraises, toutes remarquable et d’un goût exquis“ Belgique Horticole-Liége-1851Op deze tentoonstelling werden 10 personen, met ‘goede smaakpapillen‘ aangesteld om de twee lekkerste uit te kiezen en te benoemen : De eerste kreeg de naam ‚Naimette‘, naar de straat waar Lorio zijn kwekerij gevestigd was en de tweede werd naar hem genoemd ‚Lorio‘ dus.
Links : ‚Reine des belges‘ uit ‚Annales de la Sociètè d’Agriculture et de Botanique de Gand‘ (1849) en rechts een kleurplaat uit Belgique Horticole-Liège-1851- met boven ‚Naimette‘ en onderaan ‚Lorio‘ De witvruchtige is ‚Barnes‘ Large White‘ een creatie van de Engelse tuinbouwer James Barnes (1806-1877)
Overzicht van zijn belangrijkste ontwikkelingen : Reine des Belges
1848-Uit een zaailing van ‚British Queen‘(Joseph Myatt-) „…rond-ovale soms afgeplatte vruchten, kersrood tot paarsrood, zacht vruchtvlees, zoet, geparfumeerd van eerste hoedanigheid“ Belgique Horticole (1858) „La fraise coupée la veille, se conserve fort bien, sa couleur est fraîche, son arôme parfait“ Charles Morren (1849) 1850-„Langwerpige donkere vrucht met paars vruchtvlees, zoet, verfrissend en met zeer grote productiviteit.“ Belgique Horticole(1852) met kleurplaat. Als hommage aan de Luikse Componist André Grétry.
Grétry
Muscadin de Liége
Excellente
Lorio
1850-Populair in Frankrijk en te vinden in de lijst van de 40 beste rassen van Leon de Lambertye (1866) „Cette fraise est une des plus belles et des meilleures“ volgens A.Robine in Revue Horticole (1869) 1850-Veel aangeboden in Franse kwekerijencatalogi zoals E.Forgeot uit Paris-F-, E.Millet uit Bourg-la-Reine-F-, Cayeux-Leclerc, Vilmorin-Andrieux uit Parijs-Fvan 1860 tot in 1909. Kleurplaat in Annales de Pomologie Belge et Etrangère-1855-p.330 ‚Fraises de M.Lorio de Liége. 1850-„…Nous avons compté sur une tige de cette espèce de fraisier 28 fruits et 25 sur un autre. Nous nommons cette variètè Fraise Lorio, la dédiant à son producteur…“Belgique Horticole (1851)
Extr. Revue Horticole-Paris- (1869)
Extr. Annales de Pomologie Belge et Etrangère-Brussel-1855-Les Fraises de Lorio-
Naimette
1850-Bekomen uit een zaailing van ‚British Queen‘ (Joseph Myatt ) „La couleur du fruit est le pourpre vineux-violet; les grains sont saillants et rouges; L’odeur est vinause, excellente, le dedans est creux et rose; le goût de cette fraise est sucrée, très vineux et d’un délicieux arôme…“ Belgique Horticole (1851) met kleurplaat.
Saint-Lambert
1850-Veel geteeld ras in Wallonië, zelfs tot ver in de jaren 1930 aangeboden door catalogi uit de streek van Luik en Huy zoals H.Galopin, J.Belot, Gonthier, Colette-Ronchaine… „De 1890 à 1914 elle était très appriécée par les cultivateurs des coteaux du Thier-à-Liége et du sud de Vottem“ René Habran (1949) Heel waarschijnlijk is de aardbei ‚Noir de Vottem‘ identiek aan ‚Saint-Lambert‘ Dit ras is nog steeds verkrijgbaar.
Délicieuse
Triomphe de Liége
Leopold
1850-Door zijn kleur een aparte variëteit volgens Ferdinand Gloede (1865) „Gele abrikooskleurige vruchten met wit-geel binnenste, zoet en geparfumeerd“ Een van de favoriete aardbeien van de kwekerij Louis van Houtte uit Gent : ‚Délicieuse‘ wordt van 1851 tot 1871 doorlopend aangeboden. 1851-Samen met ‚Saint-Lambert‘ de populairste aardbei van JL.Lorio en blijkbaar ook de grootste qua vrucht… „Nous en avons vu des fruits qui n’entraient pas dans un verre de bière d’un demi-litre…“ Charles Morren in Belgique Horticole (1852) met kleurplaat. Wereldwijd verspreide variëteit, nog in 1954 aangeboden in de catalogus van Roland Chapron-Caen-F1852-Opgedragen aan de eerste Belgische koning Leopold I (1790-1865) Kleurplaat in „Annales de Pomologie Belge et Etrangère“ (1855)
Links ‚Triomphe de Liège‘ , Extr. catalogus van Roland Chapron-Caen-F- uit…1954, meer dan 100 jaar later. Rechts aardbei ‚Ferdinande‘ in gezelschap van de Abrikoos‘ Comice Toulon‘, extr. „Journal d’Horticulture Pratique de la Belgique“ (1858)
Charlemagne
De enige referentie vinden we terug bij Franz Goeschke ‚s „Erdbeerbuch“ uit 1888. Zonder beschrijving.
Napoleon
1854-Beschrijving in „Annales de Pomologie Belge et Etrangère“ 1855 met kleurplaat. JL.Lorio had als soldaat meegevochten in het leger van Napoleon Bonaparte, als hommage aan deze veldheer noemde hij een aardbeiras naar hem.
Ferdinande
1856-JL.Lorio beschouwde dit ras als zijn kostbaarste aanwinst. We konden nog niet achterhalen wie ‚Ferdinande‘ was… Als nieuwigheid is deze aardbei beschreven en geïllustreerd in „Journal d’Horticulture Pratique de la Belgique“ (1858) onder directie van de voormalige directeur van de Botanische Tuin te Brussel, de heer H.Galeotti. „La chair est rosée, très juteuse; un doux arôme framboisé s’y marie heureusement au gôut de la fraise des bois…“ Kleurplaat zie bovenaan
Enfant prodigue
1858-Als een doordragend ras op de markt gebracht maar al spoedig bleek dat de ‚remonterende‘ eigenschap nog niet volledig was gefixeerd, want de jaren die volgden werden alleen in het voorjaar vruchten geoogst in plaats van doorlopend van voor- tot najaar. In Belgique Horticole uit 1860 werden ze uitvoerig beschreven en afgebeeld met een mooie kleurplaat. Dit ras mag niet verward worden met een andere ‚Enfant Prodigue‘ (vrij vertaald ‚Verloren zoon‘), in 1855 ontwikkeld door de Luikse kwekerij ‚JacobMakoy‘, een witvruchtige vier-jaargetijde aardbei (Fragaria semperflorens) Het was een droom voor elke aardbeizaaier om een grootvruchtige ‚doordrager‘ te ontwikkelen : pas in 1893 ‚creëerde‘ de Franse pastoor J.P.Thivolet uit Chenoves zijn allereerste ‚fraise remontante‘ Saint-Joseph, een mijlpaal in de geschiedenis van de aardbei.
Duchesse de Beaumont Honneur de la Belgique
1859-Beschreven en geïllustreerd in E.Regel’s „Die Himbeere und Erdbeere“ (1866)-N° 18-behorende tot de 34 beste rassen uit die periode. Een van zijn laatste ‚creaties‘. Mogelijk een zaailing van JL.Lorio. Geen verdere gegevens.
Referenties = * Pomologues et amateurs de fruits au pays de Liége par Joseph BEAUJEAN * Meerdere jaargangen uit ‘La Belgique Horticole’-Brussel* „Journal d’Horticulture Pratique de la Belgique“ (1858)
1898
Louis Meslé (****-****) “Kasteelhovenier uit Migneaux, hij ontwikkelt twee rassen waaronder de populaire ‘Madame Meslé’” "Madame Meslé" (syn. "Madame Louis Meslé Précoce")
„Buitengewoon dikke vruchten, blinkend, vermiljoenrood gekleurd met roos vlees van eerste hoedanigheid. Sterk groeiende en veel opbrengende variëteit“ R.Smits (1936) Typisch voor dit ras zijn de grote bladeren en de krachtige groei, er werd daarom aanbevolen de plantafstand te vergroten naar 40 tot 50 cm per plant (ipv van de gebruikelijke afstand van 25-30 cm.)
"Ami Louis Gauthier"
Mooie roosvruchtige aardbei ontwikkeld na 1900 en opgedragen aan zijn goede vriend Louis Gauthier, de bekende aardbeizaaier uit Caen-(F) Het is een kruising tussen ‚France-Russie‘ en ‚The Latest‘.
Louis Meslé werkte als meesterhovenier op het kasteel van Migneaux, in de buurt van Poissy (Seine et Oise) In de moes- en fruittuin experimenteerde hij met het vervroegen van kersen : door kleine kersenboompjes in grote potten te telen en in een serre te plaatsen, kon hij veel vroeger vruchten oogsten. Met deze procedure bekwam hij op tuinbouw tentoonstellingen meerdere medailles. Ook Begonia's boeide hem : rond 1895 bekwam hij een begonia variëteit die hij noemde naar de eigenares van het kasteel „Madame Mandrot“. Hij is al een paar jaren bezig met het kruisen van aardbeien als hij rond 1898 in de tuinen van dit kasteel een interessant ras bekomt. Uit een kruising van 'Docteur Morère' met 'Général Chanzy' wordt deze variëteit geboren ,ditmaal draagt hij die op aan zijn echtgenote "Madame Louis Meslé"
Catalogus Vilmorin-Andrieux-Parijs-
Catalogus Rivoire & fils-Lyon-
Kasteel van Migneaux
De doorbraak van dit ras komt enkele jaren later wanneer er een artikel verschijnt in het gerenommeerde Parijse 'Revue Horticole' van 1902 met uitvoerige beschrijving en illustratie, geschreven door de bekende aardbeikenner uit die periode, Lapierre fils. Deze aardbei komt in de handel via de meest bekende zaadhuizen uit die tijd : Charles Molin uit Lyon (1905), Louis Gauthier uit Caen (1908), Vallet-Cyprien uit Saint-Mathurin (1909), Vilmorin-Andrieux uit Parijs (1908), Rivoire & fils uit Lyon (1914),...ook buitenlandse firma's tonen veel interesse zoals het Milanese zaadhuis 'Fratelli Ingegnoli' (1906) : in de herfstcatalogus is een mooie kleurplaat van dit ras afgebeeld met volgende vermelding " “Signora L.Meslé“ is bestemd om de 'Koningin der aardbeien' te worden, dit door zijn uitstekende kwaliteiten ( la polpa e fondente, zuccherina e aromatica), zijn grote opbrengst en zijn ongeëvenaarde vroegrijpheid.." In de jaren 1940 verzwakken de planten blijkbaar want de afbeeldingen van dit ras worden steeds kleiner en de beschrijvingen minder positief zoals Joseph Vercier opmerkt in „Le Fraisier“ uit 1945 „de planten zijn wel groeikrachtig maar weinig productief, een variëteit voor liefhebbers en voor collecties“
Zijn tweede aardbeiras ‚Ami Louis Gauthier‘ kent minder succes, we vonden heel weinig informatie terug, opmerkelijk is deze illustratie en beschrijving uit Tsjechië door Jozef Vanek in „Lidova Pomologie“(1941)
1894
Armand Millet (1845-1920) “ ‘Le maitre des violettes’ uit Bourg-la-Reine, tevens aardbeikweker en creator van een 15-tal minder bekende aardbeirassen”
Armand Millet was de zoon van Alexandre Millet, een tuinbouwer die samen met zijn echtgenote een kleine kwekerij runde te Bourg-la-Reine, in die tijd nog een pittoresk dorpje op een boogscheut van Parijs . Ze teelden vooral Maartse viooltjes (Viola odorata) en forceerden meiklokjes voor de vroegmarkt in Parijs. Maar ook ‘des Fraises des Quatre-saisons’ (Fragaria semperflorens) stond op hun programma : zijn vader selecteerde een aparte type die Armand later zou behouden en verbeteren en onder de benaming ‘Millet’ aanbieden. De langwerpige donkerrose vruchten waren zeer gegeerd op de vroegmarkt omwille van hun aangenaam aroma en goede bewaarbaarheid.
Armand Millet ontwikkelde in totaal zo’n 15tal aardbeirassen waaronder ‚Madame Gaudichau‘ ‚‘Dix-neuf Cent‘, ‚Colonel Dods‘ ‚Madame Scalarandis‘ en ‚Londres 1908‘ de belangrijksten zijn.
„De très grande végétation, fruit énorme et très allongé (de 4 à 5 centimètres), généreuse à l’excès, très parfumée, délicieuse, a obtenu plus de 20 premiers prix“
Verder ook nog ‚Passe Edouard‘ ‚Souvenir de Lapierre‘ ‚Commandant Marchand‘ ‚Avant Toutes‘ ‚Monsieur Scalarandis‘ ‚ Sybel‘ ‚Espoir‘ ‚Nancy 1909‘ ‚Docteur Sébiré‘ ‚Docteur L.Guillaume‘ ‚Lionel Millet‘
Al op jonge leeftijd reist Armand naar België, Nederland en Engeland om zich bij grote kwekerijen verder te verdiepen in de tuinbouwkunde. Hij trouwt in 1867 met Marie Rosalie Varengue en neemt een jaar later de zaak van zijn ouders over. Hij specialiseert zich in viooltjes en aardbeien. Talrijke nieuwe cultivars van maartse viooltjes worden bekomen : Armandine Millet ( naar zijn dochter genoemd, later bij haar huwelijk wordt ze Madame Gaudichau ), La France, Souvenir de Millet père, Gloire de Bourg-la-Reine, Madame Millet (naar zijn echtgenote), enz...Vanaf nu wordt hij in tuinbouwkringen ‘Le Maitre des Violettes’ genoemd.
Door zijn grote kennis van aardbeien en viola’s, schrijft hij in 1897 twee interessante boeken = “Les Fraisiers” en “Les Violettes : leurs origines et leurs cultures”
De benaming die hij aan zijn rassen geeft, refereert ofwel naar zijn kinderen ‘Madame Gaudichau’ (zijn dochter) ‘Lionel Millet’ (zijn zoon), Jeanne Gaudichau’ (zijn kleindochter), of naar steden waar zijn kwekerij tentoonstellingsprijzen behaalde ‘Nancy 1909’, Londres 1908’ of naar personen die hij bijzonder apprecieerde ‘Madame Scalarandis’ ‘Docteur Sébiré’ Docteur L.Guillaume’, enz
Bourg-la-Reine was in de 19 °eeuw-begin 20° eeuw vooral bekend voor zijn belangrijke ‘Pépinières’ (boomkwekerijen) : Millet & fils, Jamin-Durand, Nomblot-Bruneau waren allemaal wereldbekende firma’s. In Bourg-la-Reine zijn enkele straten naar de eigenaars van deze kwekerijen genoemd ‘Rue Armand Millet’ en ‘Rue Ferdinand Jamin’
‘Londres 1908’ Genoemd naar de Tuinbouwtentoonstelling in Londen in 1908. Millet & fils behaalden er een gouden medaille voor hun presentatie van doordragende aardbeien. Dit ras werd beschreven en geïllustreerd in Revue Horticole (Paris) van 1911 “ Zeer late variëteit met grote eivormige vruchten, dieproos van kleur met roos binnenstejuteuse, fondante, sucrée, extra” Bekomen uit een zaailing van Jucunda.
‘Madame Gaudichau’ Genoemd naar zijn dochter Armandine Rosalie Millet die in 1893 huwt met Joseph Henri Gaudichau. “Een zaailing uit ‘Pauline’*, met grote blinkende rode vruchten, gesuikerd, zeer lekker” Zijn dochter overlijdt op 10 juli 1912, amper 44 jaar oud. *’Pauline’ is een aardbei ontwikkeld door Dr.Nicaise in 1868.
‘Dix-neuf-cent’ “Cette variété issue de ‘Le Czar’ dont elle diffère par le fruit beaucoup mieux fait, de même forme rouge noirâtre, plus généreux” Bekomen rond de eeuwwisseling.
Na de aardbeien en de viooltjes volgen collecties van Irissen, Pioenen, Delphinium’s Met de hulp van zijn zoon neemt de kwekerij belangrijke proporties aan en samen behalen ze onder de firmanaam Millet & fils talrijke onderscheidingen op Franse en Buitenlandse Tuinbouw-tentoonstellingen : Lille, Liège, Milaan, Londen, Brussel, Gent, Turijn… In 1920 sterft Armand Millet op 75 jarige leeftijd, temidden van zijn planten in de Grande rue nummer 20 te Bourg-la-Reine. Zijn zoon Lionel zal de kwekerij overnemen tot aan zijn dood in 1940. De kwekerij wordt stopgezet na WOII. Geen enkel van zijn aardbeirassen zal nog aangeboden worden na WOII, meer succes hebben zijn Irissen en Pioenen : zo wordt de Iris ‘Souvenir de Madame Gaudichau’ ** (1914) door de Internationale Irisvereniging nog altijd beschouwd als één van de 10 mooiste cultivars ooit ontwikkeld. ** = Armandine Rosalie Millet, de dochter van Armand Millet was getrouwd met Joseph Henri Gaudichau. Ze stierf in 1912 op 44-jarige leeftijd. Millet, vader en zoon creëerden deze prachtige blauwe iris als aandenken aan zijn dochter, respectievelijk zuster. Ook vele van zijn pioenen zijn nu nog bijna allemaal verkrijgbaar en worden wereldwijd geapprecieerd.
Referenties :
* http://www.patrimoine.asso.fr/contenu/millet/millet.htm
* Dank aan Sylvian Ruaud en “Le blog d’iris en Provence”
1842
Gabriel Pelvilain (1801-1860 ca.) „ De pionier van de aardbeiteelt in Frankrijk anno 1842 “ Rond 1840 werden de allereerste Franse aardbeirassen ontwikkeld : Gabriel Pelvilain, Jean-Laurent Jamin, Denis Graindorge en André Pelé waren de bezielers en de voorlopers van de aardbeiteelt in Frankrijk. Gabriel Pierre PELVILAIN werd geboren op 28 december 1801 in Yerres (Essonne). In 1825 huwt hij met Adélaïde Geneviève Poussin en samen met hun 7 kinderen gaan ze in Meudon wonen, in de Rue Royale, op een boogscheut van Parijs. Hij werkt als meesterhovenier in de koninklijke tuinen van het Kasteel te Meudon. Hij legt er prachtige tuinen aan met 356 broeikassen, een vijgenkas, een perzikkas, en ook veel verwarmde serres waar hij vooral experimenteert met het vervroegen van fruit, onder andere met ananas en bananenplanten. Al snel is hij in Frankrijk de kenner bij uitstek in verband met de teelt van Ananas en op tentoonstellingen behaald hij talrijke prijzen met zijn extra grote ananasvruchten van 2-3 kg. In 1842 krijgt hij interesse voor aardbeien, hij verzamelt zoveel mogelijk rassen en hij besluit twee, volgens hem interessante rassen, met elkaar te kruisen : ‘Elton’ (1828-T.A.Knight) met ‘Keen’s Seedling’(1819-Michael Keen). Van de honderden zaailingen die hij bekomt zijn er volgens hem, meerdere ‘goede’ bij , door selectie haalt hij er twee extra beste uit die hij verder vermeerdert in grote hoeveelheden in de tuinen van het kasteel van Meudon. Op een dag krijgt hij bezoek van de toenmalige Hertogin van Orléans (1814-1858) (S.A.R. Madame la Duchesse d’Orléans ) die met haar kinderen regelmatig gaat wandelen in Meudon. De Hertogin is in volle bewondering voor deze twee nieuwe rassen : ze is verbaasd over de schoonheid en de smaak van deze prachtige vruchten en wil alles weten over de origine, het zaaien, enz.. Gabriel geeft haar de volledige uitleg en vraagt haar tenslotte of ze zelf een naam wil kiezen voor zijn aanwinsten. Ze stemt toe en geeft als benaming ‘Princesse Royale’ en ‘Comte de Paris’ In feite gaf ze haar eigen titel van ‘Princesse Royale’ aan deze aardbei ( in die periode was ze ‘Princesse Royale’ door haar huwelijk) , haar zoon Phillipe d’Orléans’ was toen ‘Comte de Paris’ Een andere bron vermeld dat Gabriel Pelvilain verplicht werd om zijn aardbeicreaties ‘ Comte de Paris’ en ‘Princesse Royal’ te benoemen..” Le nom que ces deux variétées portent leur a été imposé par la Duchesse d’Orléans’ elle-même, qui en a admiré la beauté et apprécié l’excellente qualité..” Uit ‘Portefeuille des Horticulteurs—Journal Pratique des Jardins ou Revue Complète de tout ce que la science horticole présente de neuf et d’intéressant tant qu’en France qu’à l’étranger’-Paris-1847-
„Comte de Paris“
„Mooi en lekker, heeft meer qualiteiten dan ‚Princesse Royale‘ maar het is een laat ras en helaas niet zo productief. Alleen bij liefhebbers wordt deze aardbei geteeld „ Millet, Armand (1898) „Glanzende donkerrode vruchten met rood vruchtvlees, boterachtig, sappig, zoet en met subliem aroma“ Goeschke, Franz (1888) „Fruit assez gros, de forme en coeur pointu; rouge cramoisi brillant; graines peu enfoncées; chair rouge, creuse, molle, juteuse, sucrée, relevée“ Gloede, Ferdinand (1865)
„Princesse Royale“
Heel populair ras in de jaren 1845-1870. Wordt in alle tijdschriften, boeken en andere publicaties uit die tijd beschreven als een ‚aardbei van grote klasse‘. „Fruits très nombreux, conique, d’une belle couleur rouge; chair rouge vif, parfumée, assez sucrée, juteuse, mais présentant une mêche centrale un peu résistante; variété très rustique, fertile et d’une grande précocité. Elle convient parfaitement pour forcer…les fruits supportent bien le transport. A la Halle, les fruits de Princesse Royale se vendent toujours facilement un peu plus cher que ceux d’aucune autre variété…on les estime surtout à cause de leur beau coloris brillant et de leur parfum“ Vilmorin-Andrieux (1904) ‘Princesse Royal’ zou gedurende meer dan 20 jaar de meest geteelde en populairste aardbei zijn, althans in de streek rond Parijs.
Door al die positieve recensies over zijn aardbeien, besluit Gabriel in 1847 deze rassen op de markt te brengen. Rond 1850 verhuist hij uit Meudon, hij wordt ‘jardinier en chef des * Tuileries, du Louvre et du Palais Royal” en later ‘jardinier en chef des Palais Impériaux’ te Parijs. Hij is dan gevestigd in de Rue BasseSaint-Pierre-de-Chaillet, 4 te Parijs. In 1857 werkt hij als meesterhovenier in de Orangerie van het Park van Versailles. Daarna verliezen we zijn spoor, het enige wat we terugvinden is dat zijn woning in Meudon in 1859 verkocht wordt, wat misschien kan duiden op zijn overlijden ? * Tuilerieën = de tuinen van het voormalig koninklijk paleis te Parijs.
Kleurplaat van ‘Princesse Royal’ uit “Le Jardin Fruitier du Museum” –Paris-F-1862-1875--deel 9 : Deel 9 handelt voornamelijk over aardbeien en is het werk van Elisa de Vilmorin (1826-1868).
Elisa was een moedige tuindame. Na het overlijden van haar jonge echtgenoot Louis de Vilmorin in 1860—hij was amper 44 jaar--, neemt ze de omvangrijke kwekerijen van de bekende Parijse firma Vilmorin-Andrieux over. Ze was heel graag gezien bij de tuinlieden en ontving meerdere onderscheidingen voor haar liefdadigheidswerken. In de aardbeienproefvelden van Verrières bij Parijs, voelde ze zich thuis. Daar teelde ze meerdere botanische aardbeisoorten (Fragaria lucida, Fragaria Asa Gray, Fragaria virginiana,...en al de 'nieuwe' aardbeirassen die op de markt kwamen of die ze van bevriende telers ontving, observeerde ze met een ongeziene passie. De Brusselse pomoloog Joseph Decaisne (1807-1882) auteur en bezieler van het 9-delige standaardwerk over fruit “Le Jardin fruitier du Museum'-(Paris-1862-1875) was onder de indruk van haar kennis en vroeg haar om het laatste deel over aardbeien op haar rekening te nemen. Er zouden 50 rassen beschreven en geïllustreerd worden maar door haar plotse dood in 1868 komen in dit laatste deel slechts een 20-tal rassen aan bod. Ferdinand Gloede, een goede vriend, droeg in 1854 een aardbeiras op aan haar : aardbei 'Madame Elisa Vilmorin'
Referenties :
*La Ville de Meudon-Archives-merci à Stephanie Le Toux pour les renseignements tres intéressants *Kleurplaat uit ‘Le Jardin Fruitier du Museum’, dank aan Jacobus Bosschaert * “La Revue Horticole” “Journal de la société Nationale d’Horticulture de France’ Meerdere jaargangen vanaf 1840 *Dank aan de SNHF ‘Société Nationale d’Horticulture de France’ afdeling Hortalia, bibliothèque numerique.