Nr.
15
Jaargang 31
weken 34 en 35 2013
Verschijnt tweewekelijks, behalve in weken 1 en 28 tot en met 32
inhoud incorporatie van belaste reserves in kapitaal Wanneer er wel voor opteren en wanneer niet ?
1
CBN-advies De boekhoudkundige verwerking van een herziening van de btw op een aangekocht bedrijfsmiddel 7 monKEY.be monKEY.be bevat nog méér informatie
8
Afgiftekantoor Antwerpen X
P2A9354
incorporatie van belaste reserves in kapitaal Wanneer er wel voor opteren en wanneer niet ? Bart VERMOESEN en Peter VERSCHELDEN
Moore Stephens Verschelden
In het vorige nummer van Accountancy Actualiteit hebben we de belangrijkste principes toegelicht die van toepassing zijn op de nieuwe overgangsmaatregel waarbij een vennootschap een deel van haar belaste reserves kan incorporeren in kapitaal aan 10% roerende voorheffing1. Voor heel wat vennootschappen is het een noodzaak om dergelijke incorporatie te overwegen. Maar geldt dit wel voor alle vennootschappen ? In welke gevallen opteer je daar best wel voor en wanneer beter niet ?
Een belastingverhoging die enorm wordt onderschat In het algemeen valt er weinig of geen negatief nieuws in de media te rapen over de verhoging van de liquidatieheffing van 10% naar 25%. Nochtans is dit een reusachtige belastingverhoging voor vennootschappen die in het verleden braafjes hun (reeds belaste) winsten hebben opgespaard en op die manier een spaarpot hebben aangelegd voor later. De (zeer) grote (multinationale) ondernemingen zullen zeker niet wakker liggen van deze maatregel. Deze worden in België immers zo goed als nooit rechtstreeks aangehouden door de uiteindelijke natuurlijke personen die achter de schermen aan de touwtjes trekken. De vereffening van dergelijke vennootschappen wordt meestal zo georganiseerd dat er nooit liquidatiebelasting verschuldigd is (via fusie, uitkering liquidatiesaldo aan buitenlandse vennootschap met vrijstelling RV op basis van moeder-dochterrichtlijn, …). De belastingverhoging op de liquidatieboni zal dus vooral de massa kleine familiale ondernemingen treffen. De verhoging van het tarief wordt ook nog fors onderschat omdat er bij heel wat vennootschappen niet-gerealiseerde meerwaarden op activa zijn die enkel zichtbaar worden bij liquidatie zodat de fiscus dus tweemaal langs de kassa passeert. Eerst tegen een tarief van 33,99% vennootschapsbelasting en het saldo zal nadien nog eens worden afgeroomd met 25% roerende voorheffing. Een effectieve taxatie dus van 50,5%.
0000081.NN
KL-NN01
Als wijze van «gunst» mogen de ondernemingen tussentijds hun opgepotte winsten uit het verleden dus vastklikken aan 10%. In elk geval een ingenieuze2 maatregel van onze regering…
1 2
Programmawet van 28 juni 2013 (BS 1 juli 2013). Minister Koen Geens spreekt zelf van een ‘slimme belasting’.
2 ACCOUNTANCY ACTUALITEIT NR. 15
WEKEN 34 EN 35
KLUWER
Interessant om de reserves vast te klikken of toch niet ? Nu we niet meer aan de verhoging van de liquidatiebelasting kunnen ontsnappen, rijst de vraag of we de overgangsmaatregel om «tussentijds» te liquideren al dan niet moeten toepassen. Iedere bedrijfsleider die binnen een relatief korte tijdspanne wenst te stoppen met zijn activiteiten en zijn vennootschap wenst te liquideren, moet deze maatregel zeker en vast overwegen. Nu kunnen immers de in het verleden opgepotte reserves worden «vastgeklikt» aan 10%. Onderneemt u geen actie, dan wordt dat nadien 25%. Een verschil van 15% dat een belangrijke som kan uitmaken indien het om een eigen vermogen van enkele honderdduizenden euro’s of meer gaat. Maar wat indien het moment van ontbinding en vereffening nog 10, 20 of 30 jaar of zelfs langer verwijderd is ? Is het in dat geval wel interessant om een deel van de reserves vast te klikken in kapitaal ? Die vraag moeten we genuanceerd beantwoorden en hangt af van heel wat factoren…
Wanneer de reserves WEL vastklikken aan 10% ? Wachttijd vooraleer belastingvrije kapitaalvermindering mogelijk is
Nadat de belaste reserves in kapitaal worden vastgeklikt, dienen de aandeelhouders een aantal jaren te wachten – respectievelijk 4 of 8 jaar afhankelijk van het feit of de vennootschap als klein of groot wordt beschouwd op het moment van incorporatie – vooraleer zij deze onder de vorm van een belastingvrije kapitaalverlaging aan zichzelf kunnen uitkeren. Het vastklikken van de reserves kan in eerste instantie worden aanzien als een alternatieve vorm om geld uit de vennootschap te halen aan een belastingvoet van +/- 40%. De vastgeklikte reserves werden immers in het verleden reeds belast aan het tarief van 33,99% en op het overblijvende saldo gaat er nog eens 10% af. Op 100 euro nettowinst vóór belastingen blijft er op die manier dus 59,41 euro netto over voor de aandeelhouders. Werden de reserves in het verleden belast aan het verlaagd tarief, dan is dat zelfs nog iets meer.
Kapitaalvermindering als vervanging voor bezoldiging of dividend
Indien de technieken om zo voordelig mogelijk geld uit de vennootschap te halen reeds maximaal worden benut en de bedrijfsleider(s)-aandeelhouder(s) bijkomend nog een extra bezoldiging of dividend moet(en) uitkeren om privé uiteindelijk mee rond te komen, dan is een dergelijke incorporatie ten stelligste aan te bevelen. Over vijf of negen jaar kan deze extra bezoldiging of dat extra dividend dan worden vervangen door een belastingvrije kapitaalvermindering. Op die manier wordt er vanaf dat moment een mooie belastingbesparing gerealiseerd aangezien op een bijkomend loon of tantième vaak een belastingdruk zit van +/- 60%. Een dividend scoort op dat vlak nog iets beter doordat er netto ongeveer de helft van overschiet. In eerste instantie dient er dus te worden nagegaan of het inkomen dat de aandeelhouders nu uit hun vennootschap halen wel optimaal is georganiseerd. In het bijzonder komen enkel de technieken in aanmerking waarmee de aandeelhouders van het brutobedrag minstens 60% netto overhouden. We merken in de praktijk dat het schoentje daar nogal eens durft te wringen… Dé truc om dat in de praktijk te bewerkstelligen zit hem voornamelijk in de omvorming van de winsten die door de vennootschapsactiviteiten worden gerealiseerd. Zo kunnen de inkomsten uit de vennootschap onder de volgende vorm naar het privévermogen van de aandeelhouders doorvloeien :
KLUWER
ACCOUNTANCY ACTUALITEIT NR. 15
WEKEN 34 EN 35 3
Door het «beroepsinkomen» uit de vennootschap om te vormen in andere soorten van inkomsten, kan de bedrijfsleider-aandeelhouder als het ware zijn eigen «cafetariaplan» samenstellen. Uiteraard kan hij enkel opteren voor de inkomsten die voor hem mogelijk zijn. De korf wordt uiteraard eerst aangevuld met de minst belaste inkomsten om te eindigen met loon en/of dividenden die het zwaarst worden belast. Naast de hierboven aangehaalde inkomsten bestaan er soms nog andere interessante voordelen waarvan de bedrijfsleider-aandeelhouder kan genieten. Maar veel zal afhangen van zijn persoonlijke situatie. Op die manier kan in meer of mindere mate geld uit de vennootschap worden gehaald. Maar meestal zal dit niet voldoende zijn om alle gezinsuitgaven te kunnen dekken waardoor er af en toe een dividend of tantième zal moeten worden uitgekeerd om het tekort aan te vullen. Nu een deel van de reserves in kapitaal vastklikken is dus een goed idee ter vervanging van dat dure dividend of bijkomend loon over vijf of negen jaar. Maar misschien hebben de aandeelhouders ook plannen om bijvoorbeeld de komende jaren privé bepaalde investeringen uit te voeren. Ook in dat geval kan het aangewezen zijn om (een deel van) de reserves nu toch vast te klikken in kapitaal en de belastingvrije kapitaalvermindering over vijf of negen jaar hier dan voor aan te wenden. Voldoende reserves
Gevoelsmatig lijkt de maatregel ons dan ook ‘noodzakelijk’ voor het gros van de management- en holdingvennootschappen. Ook vennootschappen van vrije beroepers komen zeker in aanmerking.
Verarming aandeelhouders door betalen van 10% belastingen
Uiteraard moet u die incorporatie niet overwegen indien de belaste reserves slechts enkele tienduizenden euro’s bedragen gezien aan die operatie toch wel wat kosten verbonden zijn (twee keer ereloon notaris – bij incorporatie en bij latere kapitaalvermindering – en in een aantal gevallen ook voor een bedrijfsrevisor). Van zodra zo’n 75 000 euro à 100 000 euro aan reserves kan worden vastgeklikt, lijkt de transactie ons de moeite. Zo leren wij toch uit onze eigen berekeningen.
Wanneer de reserves NIET vastklikken aan 10% ? Verarming aandeelhouders door betalen van 10% belastingen
Voor wie de komende jaren voldoende geld uit zijn vennootschap kan halen op een fiscaalvriendelijke manier, is het vastklikken van de reserves aan het gunsttarief misschien wel minder interessant dan op het eerste gezicht lijkt. De maatregel lijkt ons helemaal niet interessant voor de aandeelhouder die zijn aandelen zal verkopen (zie hierna). We moeten er immers rekening mee houden dat er nu een verarming van de aandeelhouders plaatsvindt a rato van ongeveer 10%. Dat geld moet onmiddellijk worden betaald aan de fiscus, daar waar het anders zou kunnen dienen ter financiering van de bedrijfsactiviteiten of om ermee te investeren in vastgoed of andere interessante investeringsprojecten. Er moet dus m.a.w. rekening worden gehouden met een zekere «opportuniteitskost».
4
ACCOUNTANCY ACTUALITEIT NR. 15
WEKEN 34 EN 35
KLUWER
In zo’n situaties is het van belang om te berekenen binnen welke tijdspanne de latente belastingverhoging van 15% kan worden terugverdiend. We hebben dit eens berekend voor een kleine vennootschap. Daarbij gaan we uit van volgende gegevens, waarbij we gemakshalve voorbijgaan aan de dividendenpolitiek uit het verleden waarmee wel rekening dient te worden gehouden1 : Het eigen vermogen van ANGEL CAPITAL is als volgt samengesteld : Gestort kapitaal : Wettelijke reserve : Belastingvrije reserves : Beschikbare reserves : Overgedragen winst :
€ 30 000 € 3 000 € 70 000 € 175 000 € 1 000
De aandeelhouders vragen zich af of het wel interessant is om onderstaande belaste reserves te incorporeren in kapitaal tegen het gunsttarief van 10% : Beschikbare reserves : Overgedragen winst : Subtotaal : Roerende voorheffing (10%) : Maximaal te incorporeren in kapitaal :
€ 175 000 € 1 000 € 176 000 - € 17 600 € 158 400
We maken daarbij volgende veronderstellingen : Á De vennootschap realiseert een intern rendement op de door haar ingezette middelen van 5% (in de praktijk zou een onderneming een hogere return on investment moeten kunnen realiseren dan de kosten op het aan haar verstrekte kapitaal ter financiering van de bedrijfsactiva, zoniet is er sprake van waardevernietiging naar de aandeelhouders toe i.p.v. waardecreatie) of realiseert een beleggingsopbrengst van 5% op haar overtollige liquiditeiten (op lange termijn zijn dergelijke rendementen ook vandaag nog haalbaar). Á We gaan van de veronderstelling uit dat het tarief van de aftrek voor risicokapitaal voor kleine vennootschappen 3,242% blijft gedurende de volgende jaren. Á We veronderstellen dat de beleggingsopbrengsten/het interne rendement volledig belastbaar zijn/is. We houden in onze berekening geen rekening met toekomstige winsten omdat die niet relevant zijn. Zij worden bij latere liquidatie sowieso onderworpen aan 25% roerende voorheffing. Hieronder vindt u alvast een beknopte samenvatting van het berekende resultaat (de volledige berekening kan u terugvinden op TaxWorld: www.taxworld.be/taxworld/accountancyactualiteit.html).
De conclusie is dat het bestuursorgaan van de vennootschap haar reserves beter incorporeert in kapitaal indien zij van plan zijn om de vennootschap binnen een termijn van 11 jaar te ontbinden. Eigenlijk wordt die 11 jaar gereduceerd als we rekening houden met de notariskosten (twee keer zelfs, zie hoger) en de kosten voor een bedrijfsrevisor. Indien de beleggingsopbrengsten belastingvrij zouden kunnen worden gerealiseerd (meerwaarden op aandelen), wordt die termijn aanzienlijk ingekort en verdwijnt het voordeel als sneeuw voor de zon… 1
Zie de ‘antimisbruikbepaling’ : er dient rekening gehouden met een ‘normale dividenduitkering’ indien voorheen dividenden werden uitgekeerd (zie Accountancy Actualiteit, nr. 14).
KLUWER
ACCOUNTANCY ACTUALITEIT NR. 15
WEKEN 34 EN 35 5
Stel nu dat het bestuursorgaan er in slaagt om een intern rendement van 10% op het ingezette vermogen te behalen. In dat geval ziet de oplossing er als volgt uit.
Hogere ROI, kortere terugverdientijd
Bij een waardecreërende vennootschap – een vennootschap die dus een hogere return on investment behaalt dan de vergoeding die ze is verschuldigd aan haar geldschieters en het minimaal geëiste rendement van haar aandeelhouders – is de latente belasting van 15% extra op de liquidatiebonus reeds na zes (eigenlijk nog sneller, zie hoger) jaar terugverdiend indien zij besluit om een bedrag gelijk aan de heffing van 10% niet te betalen maar in de plaats daarvan aan te wenden voor de financiering van haar activiteiten. Die korte terugverdientijd wordt mede bewerkstelligd door de positieve invloed van de aftrek voor risicokapitaal op het bedrag a rato van de roerende voorheffing die in de vennootschap behouden blijft. En dit jaar na jaar… Dit is zeker van belang voor actieve holding- en investeringsvennootschappen en patrimoniumvennootschappen waaruit de aandeelhouders niet onmiddellijk een (bijkomend) inkomen hoeven op te nemen. Alhoewel je daar natuurlijk niet altijd van het voordeel van de aftrek voor risicokapitaal kan genieten.
Denk ook aan de volgende aspecten… Los van de vraag of de vennootschap voldoende liquide middelen beschikbaar heeft om de 10% roerende voorheffing te betalen, is het van belang om te overwegen of het maximum aan belaste reserves wordt vastgeklikt of er eerder wordt geopteerd om dat slechts voor een deel te doen. Er dient immers ook met de volgende aspecten rekening te worden gehouden : Á Indien bij latere liquidatie minder beschikbare reserves voorradig zijn (bv. afname door toekomstige verliezen), dan wordt er nu roerende voorheffing betaald die anders nooit verschuldigd zou zijn. Á Misschien houdt de vennootschap n.a.v. de pensionering van de aandeelhouder(s) niet op te bestaan maar wordt er eerder geopteerd om de aandelen van de vennootschap over te dragen aan een geïnteresseerde koper. Bij een waardering van de aandelen wordt er in dat geval in principe geen rekening gehouden met de «latente» liquidatiebelasting. Bij de waardering van de aandelen wordt immers uitgegaan van het going-concern principe zodat geen rekening kan worden gehouden met deze latente belastingschuld. Á Indien wordt beslist tot incorporatie, dan moet de voorheffing van 10% onmiddellijk worden betaald. Misschien is die cash niet aanwezig in de vennootschap en moet er geleend worden om dat bedrag te betalen. Dit betekent een mogelijke verstrekking van extra waarborgen door de aandeelhouders en een hogere schuldgraad waardoor de financieringslasten van de vennootschap de hoogte in gaan. Á De schuldgraad van de onderneming zal stijgen aangezien het eigen vermogen zal dalen a rato van de ingehouden roerende voorheffing op de vastgeklikte reserves. Á De incorporatie heeft ook een impact op de berekeningsbasis van de aftrek voor risicokapitaal aangezien het eigen vermogen daalt a rato van de betaalde voorheffing. In ons voorbeeld hebben wij hier wel rekening mee gehouden. Á Het is op heden nog niet geheel duidelijk of de vennootschap in het jaar van incorporatie niet of in mindere mate kan genieten van de vrijstelling voor tax shelter aangezien de incorporatie gepaard gaat met een opname van belaste reserves. Een antwoord op die vraag dringt aangezien we net vóór een periode staan waarin moet worden besloten om al dan niet te investeren in tax shelter… Á …
6
ACCOUNTANCY ACTUALITEIT NR. 15
WEKEN 34 EN 35
KLUWER
Hou ook rekening met de inflatie
Een bijkomend gegeven waarmee rekening gehouden moet worden, is de toekomstige inflatie of geldontwaarding. Op vandaag is die laag en de indicatoren blijven er gunstig uitzien, maar zal dit zo wel blijven ? Gezien de enorme geldcreatie wereldwijd door de centrale banken in de laatste jaren hebben we daar wat twijfels bij. Maar stel dat de inflatie toch rond de 2% à 3% zou blijven schommelen. Zelfs met die lage percentages wordt de latente liquidatiebelasting van 25% voor een groot deel uitgehold indien de vennootschap pas op lange termijn wordt ontbonden.
Incorporatie : meer zekerheden voor schuldeisers
De schuldeisers van de vennootschap daarentegen zullen er alvast niet om rouwen dat de vennootschap een deel van haar reserves incorporeert in kapitaal. Het maatschappelijk kapitaal vormt voor hen immers een belangrijke waarborg doordat het voor een gelijk bedrag activa onbeschikbaar maakt voor uitkeringen aan de aandeelhouders. Zelfs als het eigen vermogen daalt met (maximaal) 10% – aangezien slechts de reserves na inhouding van de 10% roerende voorheffing kunnen worden geïncorporeerd – verkrijgen de schuldeisers meer zekerheid tot voldoening van hun vorderingen op de vennootschap. Voor de meeste exploitatievennootschappen lijkt de maatregel ons niet echt zinvol als er een holding boven staat. Bij latere ontbinding van de vennootschap – via geruisloze fusie of effectieve ontbinding en vereffening – is het van minder groot of zelfs van geen belang of de vennootschap over een hoog of laag fiscaal gestort kapitaal beschikt. De reserves kunnen in dat geval immers belastingvrij opstromen naar de holdingvennootschap. Bij «gewone» ontbinding en vereffening is er immers sprake van 95% dbi-aftrek op de reserves die terechtkomen in het resultaat van de holding. Bij een (belastingvrije) geruisloze fusie wordt het ontvangen dividend in hoofde van de moedervennootschap zelfs 100% vrijgesteld inzake dbi-aftrek. Daarbij aansluitend heeft het vastklikken van de reserves totaal geen zin indien binnen korte termijn zou worden geopteerd om de bestaande reserves vast te klikken in kapitaal door oprichting van een holding. In dat geval kunnen de gereserveerde winsten en zelfs de latente meerwaarden indirect volledig belastingvrij worden vastgeklikt in kapitaal op niveau van de holdingvennootschap.
Conclusie Het is aan te bevelen om een deel van de belaste reserves te incorporeren in kapitaal indien de aandeelhouders op regelmatige basis een inkomen uit de vennootschap halen en dit inkomen voor een (groot) deel bestaat uit extra loon of dividenduitkeringen. In dat geval kunnen de vastgeklikte reserves na de wachtperiode van vier of acht jaar belastingvrij worden uitgekeerd aan de aandeelhouders ter vervanging van dat duur extra loon of dividend. Alles hangt evenwel af van de feitelijke situatie, en een berekening moet uitmaken of het wel degelijk interessant is. In andere gevallen lijkt de incorporatie van de reserves ons niet altijd zinvol. Zeker als een onderneming een voldoende (hoog) rendement weet te behalen op de 10% roerende voorheffing die ze anders moet afdragen aan de fiscus, doet ze er beter aan om dat geld in haar vennootschap te behouden en te gebruiken voor de financiering van haar bedrijfskapitaal of bepaalde investeringsprojecten. Vergeet ook niet dat de inflatie de latente belasting op de gereserveerde winsten langzaam maar zeker uitholt. Op lange termijn zullen de aandeelhouders hierdoor uiteindelijk meer overhouden, en dat zelfs met een liquidatiebelasting van 25%. Die ‘slimme belasting’ is dan niet meer zo slim. Toch voor zij die ze betalen…
KLUWER
ACCOUNTANCY ACTUALITEIT NR. 15
WEKEN 34 EN 35 7
CBN-advies De boekhoudkundige verwerking van een herziening van de btw op een aangekocht bedrijfsmiddel Prof. dr. Stijn GOEMINNE Gent
Faculteit Economie & Bedrijfskunde, Universiteit
De Commissie voor Boekhoudkundige Normen publiceerde onlangs haar negende advies van het lopende werkjaar. De richtlijnen die de Commissie in dit korte advies verstrekt worden hieronder weergegeven, aangevuld met een voorbeeld om de richtlijnen iets concreter te maken.
Vraagstelling Concreet wordt aan de CBN de vraag gesteld op welke wijze een herziening van de btw op een aangekocht materieel vast actief moet worden verwerkt.
Uitgangspunt In toepassing van artikel 36 van het KB/W.Venn. omvat de aanschaffingsprijs van een aangekocht materieel vast actief naast de aankoopprijs de bijkomende kosten zoals niet-terugbetaalbare belastingen en vervoerskosten.
Boekhoudkundige verwerking Vooreerst stelt de Commissie uitdrukkelijk dat wanneer de btw geheven op bedrijfsmiddelen die eerder door een belastingplichtige werd afgetrokken wordt herzien, deze herziening geen aanleiding zal geven tot een aanpassing van de aanschaffingswaarde van het bedrijfsmiddel. Via de resultatenrekening
Ten tweede geeft ze aan dat de herziening via de resultatenrekening moet worden verwerkt : Á In geval het een negatieve herziening betreft, dient deze te worden geboekt op de rekening «64 Bedrijfsbelastingen». Á In geval het een positieve herziening betreft, dient deze te worden geboekt op een rekening «743 tot 749 Diverse bedrijfsopbrengsten». Á In geval de herziening het gevolg is van uitzonderlijke omstandigheden, dient deze te worden verwerkt als een uitzonderlijk resultaat.
Voorbeeld Veronderstel de aankoop van een computer (afschrijvingstermijn 4 jaar) in jaar N1 ter waarde van 2 000 euro + 21% btw door een vastgoedonderneming. De onderneming is actief in de onroerende leasing, aldus wordt het materieel vast actief gebruikt voor de uitoefening van btw-plichtige activiteiten. De boeking van de verwerving van de computer in jaar N1 verloopt als volgt :
23 411 44
Installaties, machines & uitrusting Terugvorderbare btw bij aankopen aan Leveranciers
2 000,00 420,00 2 420,00
Na drie jaar worden de activiteiten van de vastgoedonderneming uitgebreid met onroerende verhuur, wat niet-btw-plichtige activiteiten betreffen. Veronderstel dat in de nieuwe werking de helft van de omzet wordt gerealiseerd door de onroerende
8
ACCOUNTANCY ACTUALITEIT NR. 15
WEKEN 34 EN 35
KLUWER
leasing en de helft door onroerende verhuur. Via de regel van het algemeen verhoudingsgetal is dus de helft van de btw aftrekbaar.1 Als gevolg van de nieuwe activiteiten zal in het resterende jaar N4, de computer voortaan ook de helft gebruikt worden voor niet-btw-plichtige activiteiten. De aftrekbaarheid bij aankoop is dus niet meer gerechtvaardigd voor de volle 100%, maar voor slechts 50% voor het resterende vierde jaar. Dit betekent een herziening van 1/4 x 50% x 420 = 52,50 euro. Deze herziening dient als volgt te worden geboekt :
64 45
Niet-aftrekbare btw aan Herziening btw : te betalen
52,50 52,50
Zoals aangegeven schrijft de Commissie voor dat de btw-herziening geen aanleiding geeft tot een aanpassing van de aanschaffingswaarde van het onderliggende bedrijfsmiddel.
monKEY.be monKEY.be bevat nog méér informatie Info opzoeken in een recordtijd? Schrijf u in voor de gratis opleiding! Het monKEY.be-team toont u gedurende 2u live alle zoekmogelijkheden in monKEY.be. De opleiding wordt doorspekt met tips om optimaal gebruik te maken van deze databank. U volgt rechtstreeks mee met de lesgever of via een computer in één van de vele opleidingslokalen van Kluwer. Kies via www.monKEY.be/training.aspx een sessie en locatie die u past of neem contact op met onze klantendienst via
[email protected] of 0800/40.300.
1
Zie voor een toelichting van btw bij een gemengde btw-plichtige ook Kirsch, S. & Gamito, P., 2013, «Wanneer kan een gemengde btw-belastingplichtige een verzoek indienen voor toepassing methode werkelijk gebruik ?», in : Pacioli, nr. 364, p. 1-5.
colofon Redactie: Gislenus Bats, Stijn Goeminne, Geert Lenaerts, Robin Messiaen, Sadi Podevijn, Ben Van Bruystegem (†), Rutger Van Boven, Katleen Van Havere, Peter Verschelden. Eindredactie: Chantal Demoor –
[email protected]. Accountancy Actualiteit is een uitgave van Kluwer – www.kluwer.be. Verantwoordelijke uitgever: Hans Suijkerbuijk, Ragheno Business Park, Motstraat 30, B-2800 Mechelen. Kluwer klantenservice: tel. 0800 40 300 (gratis oproep) – +32 15 78 76 00 (vanuit het buitenland), fax 0800 17 529, e-mail:
[email protected]. ISSN: 0773-2155 © 2013 Wolters Kluwer Belgium NV. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.