Inbreng Mona Keijzer voor Jeugdwet Deze week wordt het debat gevoerd over de stelselherziening van de Jeugdzorg. Hier onder de inbreng van Kamerlid Mona Keijzer bij dit debat. “Als ergens Goddelijk licht weerschijnt, is dit in de ogen van een pasgeboren kind.” Dit was de tekst die op het geboortekaartje van mijn vierde kind stond. Met deze woorden gaven mijn man en ik woorden aan het wonder van de geboorte van ons kind. De ademloze bewondering waarmee je naar je kind kijkt en elke keer weer iets anders ziet. Hoewel ieder mens daar andere woorden aan geeft, ben ik ervan overtuigd dat dit universeel is. Vervolgens groeit dat kind op. In de overgrote meerderheid van de gevallen met onvoorstelbaar veel liefde en betrokkenheid. Met de beste bedoelingen wordt een kind begeleid in het groter groeien op weg naar steeds meer zelf doen. Ze groeien op in gezinnen, in families waar alles op alles gezet wordt om ze op hun bestemming te brengen. Daar worden waarden aan ze overgedragen. Onderdak, opvoeding, steun en liefde gegeven. Omdat mensen ouder worden hebben kinderen steeds vaker hun opa’s en oma’s van beide kanten nog. En steeds vaker de overgrootouders ook nog. Als vanzelf leren kinderen voor elkaar te zorgen. Leren ze dat het leven kwetsbaar is. Of omdat iemand chronisch ziek wordt. Of omdat zeker in deze tijden vader of moeder hun baan kwijt raken. Of omdat er steeds grotere financiële zorgen ontstaan door het steeds maar verder bezuinigen op kindregelingen. In die zin is deze wetsbehandeling wat wrang. Dit kabinet verarmt veel gezinnen. En zoals we weten, kan dit leiden tot grote spanningen die opvoeden en opgroeien moeilijker maken. De families worden ook steeds diverser. Papa, mama, broertje, zusje is al lang niet meer de enige samenlevingsvorm. Twee mama’s. Meerdere opa’s of oma’s vanwege de scheiding van je ouders. De worsteling van je moeder om financieel rond te komen omdat ze er alleen voorstaat. Het verdriet rondom een scheiding hoe onafwendbaar soms ook. Meestal gaat het opgroeien goed. Nederland kent de meest gelukkige kinderen van Europa. Maar het gaat niet altijd goed. Terwijl iedereen weet dat als het goed gaat met gezinnen, met families gaat het goed met onze samenleving. Dat is wat het CDA motiveert om op te komen voor families. Of het nou gaat om financiële draagkracht, of het gaat om onderwijs of als het gaat om hulp als opgroeien en opvoeden niet vanzelf gaat. Daar waar opvoeden en opgroeien moeizaam verliep kwam op enig moment jeugdzorg om de hoek kijken. In jaren die achter ons liggen werd steeds duidelijker dat er wat moest gebeuren met onze jeugdzorg. Dit was aanleiding voor de Tweede Kamer om een parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg in te stellen. Namens het CDA heeft Madeleine van Toorenburg daar veel tijd aan besteed, waarvoor dank. In 2010 kwam de Werkgroep met haar rapport. De werkgroep concludeerde dat bijstellingen binnen het huidige stelsel niet genoeg zouden zijn om de huidige problemen op te lossen. Een wezenlijke verandering van de manier waarop de jeugdzorg is georganiseerd en opereert werd noodzakelijk geacht. Waar moest die wezenlijke verandering uit bestaan? Acceptatie van afwijkend gedrag en risico's, één financieringsstroom voor het preventieve beleid, de vrijwillige provinciale jeugdzorg, de jeugd LVG en jeugd GGZ, afschaffen van indicatiestelling bij vrijwillige jeugdzorg, gezinnen in de gelegenheid te stellen zelf de problemen op te lossen door laagdrempelig advies en ondersteuning, vertrouwen in professionals, 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur i.p.v. van vele betrokken hulpverleners over de vloer, inzetten op preventieve zorg en interventies in vroegtijdig stadium met bewezen effectieve methodes, integrale zorg en inzetten op herkennen van kindermishandeling. Het CDA heeft deze uitgangspunten overgenomen.
Voordat wij overgaan tot behandeling van de wet hecht de CDA-fractie er aan om waardering en respect uit te spreken voor alle medewerkers in de jeugdzorg die zich over het algemeen met hart en ziel inzetten voor goede zorg voor kinderen en jongeren. Onder tijdsdruk, regeldruk, druk van ouders en druk van de media dragen zij grote verantwoordelijkheid. De CDA-fractie hoopt en verwacht dat de nieuwe Jeugdwet dit belangrijke werk beter uitvoerbaar maakt. Maar voordat het zo ver is, hebben wij een aantal belangrijke opmerkingen, vragen en mogelijk wijzigingsvoorstellen. Voor ons ligt vandaag de nieuwe Jeugdwet. De wet waarin regels opgenomen zijn over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Zoals ik al heb aangegeven is de naam van de wet niet helemaal gelukkig gekozen. Met de meeste kinderen gaat het goed. Zo'n 80% zal nooit te maken krijgen met vormen van jeugdhulp. De wet beoogt normalisering van opvoedproblemen. Er is tenslotte overal wel eens wat. De naam van de wet straalt het tegenovergestelde uit. De Wet op de Jeugdhulp was beter geweest. •
Als eerste punt wil de CDA-fractie zeer duidelijk maken hoezeer zij het wetgevingsproces in deze gejaagd vinden en daardoor risico's van onzorgvuldig in zich heeft. Hoewel de CDAfractie zich kan vinden in de noodzakelijke duidelijkheid richting gemeenten, het veld, ouders en jongeren mag dit niet in strijd komen met de benodigde zorgvuldigheid met een van de grootste decentralisaties ooit. Wetgeving moet vastgesteld worden terwijl de zogenaamde transitie-arrangementen nog niet voorhanden zijn, nog niet duidelijk is of de gemeenten voldoende financiële middelen tot hun beschikking krijgen en als dat al zo is of met de financiële middelen en de gemaakte keuzes de continuïteit van zorg voor de kwetsbare kinderen gewaarborgd is. Is de staatssecretaris er van overtuigd dat deze wetsbehandeling voldoende zorgvuldig is en niet tot uitvoeringsproblemen zal leiden. Indien de staatssecretaris die wel voorziet, verneemt de CDA-fractie graag op welk onderdeel.
•
Dan de financiële middelen die overgaan. De CDA-fracties ontvangt e-mails van gemeentebestuurders die wijzen op grote bezuinigingen dan 15% en dan gelijk met ingang van 1/1/15 terwijl in regeerakkoord gekozen is voor een ingroeimodel. E-mails van zorginstellingen die te horen krijgen dat zij met ingang van 1/1/15 20% minder budget krijgen. Het risico van faillissement is groot. Deelt de staatssecretaris dat? Het CDA wil dan ook tijdens deze behandeling meer duidelijkheid over de financiën. Te meer daar de regering zelf in de Nota stelt dat transformatie tijd kost en "niet al in 2015 gerealiseerd kan zijn". Graag verneemt de CDA-fractie hoe de staatssecretaris hiernaar kijkt en hoe hij deze risico's meent te beperken.
•
Een zeer belangrijk punt is het volgende. De Wet maatschappelijke ondersteuning met de compensatieplicht is een CDA-wet. Deze regering is bezig deze te laten verdwijnen door in de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning een noodzaakcriterium in te voeren. Is er een noodzaak om de kwetsbare burger te ondersteunen omdat deze het niet zelf kan betalen (nivelleren tot een nieuw niveau!) of omdat er naar het oordeel van de gemeenten familie, vrienden of buren voorhanden zijn ("verplichte" mantelzorg/burenzorg). De rechtsbescherming van de burger is slecht. Dat is al gebleken uit het advies van de Raad voor de rechtspraak. Het voert te ver om daar nu uitgebreid op in te gaan (dat komt bij de Wmo zelf). Wel is het nu van belang vast te stellen dat de regering stelt dat de Jeugdwet niet gewijzigd hoeft te worden wanneer de compensatieplicht uit de Wmo verdwijnt. Tegelijkertijd stelt de regering dat de jeugdhulpplicht in de Jeugdwet hetzelfde nettoresultaat heeft als het recht op zorg in de Awbz, Wet op de Jeugdzorg en de Zvw. Dit betekent dus dat het noodzaakcriterium uit de Wmo echt iets totaal anders is dan de compensatieplicht in de bestaande Wmo. Je kunt nu eenmaal niet EN hom EN kuit zijn. Hoe ziet de staatssecretaris dit? En dan bedoel ik niet de overeenstemming tussen hom en kuit.
Hoe komen kinderen bij de juiste zorg terecht? Er zijn mensen die daarbij ondersteund moeten worden. Graag hoor ik van de staatssecretarissen hoe hij dat wil borgen. Het verslag geeft veelvuldig aan dat de regering verwacht dat....., het ligt voor de hand dat gemeenten....., de gemeente is vrij om..............,gemeenten hebben de vrijheid om......het is aan te bevelen dat de gemeenten......het is aan de gemeente zelf om........ Volgens de CDA-fractie spreekt de regering steeds de hoop uit dat gemeenten bepaalde aspecten van de Wet op de jeugdhulp oppakken maar het wordt niet in wetgeving geregeld. Hoewel het CDA staat achter de bedoeling van de wet om op lokaal niveau de verantwoordelijkheid neer te leggen, missen wij een aantal waarborgen voor jeugdigen en ouders en in de Wet. Gemeenten moeten te allen tijde aan ouders de mogelijkheid geven hun kind thuis te verzorgen – indien zij daarvoor kiezen en dit geen gevaarlijke situaties oplevert. Nooit moeten wij in een samenleving terecht komen waarin de ware staatsopvoeding bepalend wordt. Van belang is dan ook te vragen naar de aansluiting op de nieuwe (nog onbekende) Awbz. Vooralsnog ziet het er naar uit dat slechts ernstig gehandicapten kinderen in aanmerking komen voor een plek in een woonvorm. Let op: veel ouders proberen hun gehandicapte kinderen tot diep in de tienerjaren thuis te houden. Dit kan nu omdat het stelsel daarop in gericht is. Met het volledig pakket thuis, pgb's en logeervoorzieningen houden ouders dit vol. De CDA-fractie moet hier dan ook op doorvragen. Nu staan de logeervoorzieningen voor meervoudig gehandicapte kinderen al onder druk. Hoe zal dit in de toekomst gaan? Dit is dure zorg aangezien er veel en deskundige begeleiding nodig is. Op dit moment is nog geen duidelijkheid over de nieuwe AWBZ. Wanneer komt een kind nog in aanmerking voor een plek in een woonvorm? Dit is bepalend voor de hoeveelheid zorg en begeleiding er voor deze groep straks thuis is. Hoe ziet de afbakening tussen deze verschillende wetsgebieden er straks uit. Kortom, welk kind valt onder Jeugdwet en welk kind onder nieuwe AWBZ? Dit onderwerp raakt ook de keuzevrijheid. In welke mate kunnen ouders ook daadwerkelijk zelf bepalen waar ze hun jeugdhulp betrekken? Op grond van deze wet wordt het zo, dat wanneer de gemeente vindt dat je via preventieve cursussen grotere opvoedingsproblemen kunt voorkomen je al alleen terecht kunt bij door de gemeente gecontracteerde instellingen. Dit is tot op zekere hoogte te accepteren. Daar waar het echter aankomt op jeugdhulp is het van het grootste belang dat er sprake is van keuzevrijheid. Omdat dit aansluit bij je religie, levensovertuiging of eenvoudigweg omdat er voor effectieve jeugdhulp sprake moet zijn van een klik. Het PGB is hier een goed middel voor. De wet regelt in 8.1.1. dat bij verordening bepaald kan worden voor welke vormen van jeugdhulp geen pgb wordt verstrekt. De CDA-fractie verneemt graag hoe ver een gemeente hierin mag gaan. Daarnaast moet duidelijk worden of er dan een redelijk bedrag wordt verstrekt. Deze discussie is vergelijkbaar met artikel 13 in de Zvw. Wanneer je om vergoeding vraagt van niet-gecontracteerde zorg en je krijgt vervolgens maximaal 20% vergoed heb je de facto niks. Graag helderheid hierover. •
In artikel 2.3 van de Jeugdwet is te lezen dat wanneer naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding, advisering, bepaling en het inzetten van de voorziening. Hierdoor is de jeugdige dan in staat gezond en veilig op te groeien en te groeien naar zelfstandigheid en voldoende redzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. De CDA-fractie concludeert op basis van de Nota naar aanleiding van het verslag dat de uitkomst van dit artikel, het nettoresultaat hiervan hetzelfde is als onder de Awbz, Wet op de Jeugdzorg en de Zvw. De CDAfractie bedoelt hier dus niet de procedure van de indicatiestelling en bedoelt hier dus ook niet de precieze voorzieningen als onder die wet, maar wel hetzelfde resultaat. Het antwoord
hierop kan alleen maar "JA" zijn als de conclusie in de Nota correct is, namelijk dat de jeugdhulpplicht in de Jeugdwet hetzelfde resultaat heeft als het recht op zorg in de genoemde wetten. Graag een bevestiging van de staatssecretaris.
De Jeugd-GGZ. In Nederland wordt zo langzamerhand gedaan alsof onnodig veel kinderen in de jeugd-GGZ terecht komen. Terwijl uit cijfers blijkt dat dat niet zo is. Internationaal hebben ongeveer 5% van de kinderen een psychiatrische stoornis. In de Nota naar aanleiding van het verslag komt dit getal ook terug. En dat is goed. Te vaak hoor ik mensen zeggen dat al die stoornissen wel op te lossen zijn met een sportcursus. Vroeger waren er ook drukke kinderen. We moeten niet meer in de situatie terecht komen van de jaren ’70 vorige eeuw waarin de moeder de schuld kreeg: “u moet wat strenger opvoeden dan verdwijnt die stoornis wel.” Feit is dat 50% van de psychiatrische stoornissen beginnen voor het 14e jaar. 75% beginnen voor het 24e jaar. Het is in het belang van het kind en zijn familie maar ook in het belang van onze samenleving als daar vroeg met de juiste instrumenten op gereageerd wordt. •
Een belangrijke discussie is dan ook de plaats van de jeugd-GGZ in het wetsvoorstel. Dat de jeugd-GGZ over moet in de transitie naar gemeente onderschrijft het CDA. Dat dit noodzakelijk is, blijkt bijvoorbeeld uit de top600 in Amsterdam. Een niet-onaanzienlijk deel van deze jeugdige draaideurcriminelen bleek psychiatrische problemen te hebben. Deze waren niet eerder gesignaleerd. Het komt de jeugdhulp ten goede wanneer de gemeente deze deskundigheid direct kan meenemen in de begeleiding van een jeugdige. De CDA-fractie vreest echter wel de mogelijkheid dat de gemeente op de stoel van de arts gaat zitten. De wet schrijft voor dat jeugdhulp ook gegeven moet worden nadat de huisarts, de jeugdarts of de medisch specialist hiernaar verwijst. Op andere plekken op de wet wordt deze verwijzing onderhevig gemaakt aan voorwaarden in de verordening en afspraken. De CDA-fractie heeft hierover twee maal vragen gesteld aan de regering en is niet gerust op de uitvoeringspraktijk op grond van de wet zoals deze nu voor ligt. Wij hebben dan ook een amendement ingediend waaruit duidelijk wordt dat artsen zich hierbij kunnen blijven houden aan professionele standaarden.
•
Ook vernemen wij graag of in dit licht er ruimte is voor gemeente de verleningsbeschikking te weigeren wanneer de voorgeschreven hulp in overeenstemming met de professionele standaarden is. Graag een reactie.
•
De intramurale, langdurige GGZ (de ZZP's GGZ B en C) betreft jeugdige van 18-. Deze verhuizen allemaal naar de Jeugdwet. Vanuit 1 financiële keten is dat te verdedigen. Afschuifprikkels van het ene systeem naar het andere moet voorkomen worden. In de Awbz hebben staat omschreven wat hen geboden moet worden. Via de jeugdhulpplicht stelt de regering dat het netto-resultaat hetzelfde zal zijn. De CDA-fractie zal dit nauwlettend volgen.
Momenteel worden er voorstellen gedaan om na de transitie de financiering en inkoop van de gehele GGZ nog 3 jaar te laten lopen via de Zorgverzekeraars heeft de CDA-fractie vernomen. Klopt dit, voorzitter? En waarom wordt hiervoor gekozen? In de beantwoording van alle vragen is steeds aangegeven dat het van belang is dat gemeenten integraal zorg kunnen aanbieden. Komt er zo niet een schot tussen de verschillende vormen van zorg? Zo ja, kan dat voorkomen worden? Hoe dan? Overgangsrecht
De wet regelt dat in principe de jeugdzorg die op 1/1/15 gegeven wordt een jaar doorloopt. Maar wat gebeurt er na dat jaar wanneer de gemeente nog geen nieuw besluit genomen heeft? Het overgangsrecht (artikel 10.2, 10.3) verdient verduidelijking en mogelijk een amendement. Tevens is het verstandig de regering te vragen de komende 3 jaar te monitoren welke grensgevallen er ontstaan en te rapporteren wat met deze personen gebeurt. Graag een toezegging hierop. •
Hoewel de CDA-fractie positief staat tegenover de gedachte achter de decentralisatie Jeugd, is er een aantal taken waarvan het zeer de vraag is of je die financieel gesproken op gemeentelijk niveau moet neerleggen. Hiermee bedoelt de CDA-fractie in ieder geval kinderpsychiatrisch wetenschappelijk onderzoek en opleiding, gesloten jeugdzorg, forensische pediatrische expertise (kindermishandeling, en dergelijke). Er wordt momenteel gewerkt aan intergemeentelijke afspraken om bepaalde zaken op regionaal of zelfs landelijk niveau neer te leggen via een inkoopfunctie. Dit zou vastgelegd moeten worden tijdens het VNG-congres van november. Wat gebeurt er wanneer dit niet tot overeenstemming leidt? Wat is de juridische status van overeenstemming? Wat gebeurt er wanneer een gemeente over een jaar besluit er uit te stappen? Dit zijn echt onderwerpen waar van voor te stellen is dat individuele wethouders (zeker wanneer er zo sprake is van geld te kort) de neiging zullen hebben te stellen dat het geen gemeentelijk belang is omdat ze een dergelijk kind niet binnen hun gemeente hebben wonen. Dit staat trouwens ook vaak als weigeringsgrond in vele subsidieverordeningen. Hoe ziet de staatssecretaris dit? Voor de CDA-fractie is dit een belangrijk punt. In de memorie van toelichting staat te lezen dat artikel 2.7 de mogelijkheid schept om via Amvb samenwerking op te leggen. Dit is een worsteling voorzitter. Aan de ene kant wil de CDA-fractie gemeenten zo veel mogelijk beleidsvrijheid geven aan de andere kant ook voorzichtigheid te betrachten. Wat gebeurt er bijvoorbeeld wanneer een gemeente besluit geen LVG-zorg te doen, geen jeugd-GGZ in kopen, komt er dan een aanwijziging? En wat gebeurt er met het kind in kwestie in de wachttijd?
•
Artikel 2.7 is heel ruim geformuleerd. De regering kan alles nader regelen zonder dat de Kamers daar nog iets over te zeggen hebben. De CDA-fractie overweegt dan ook voor te stellen om een voorhangprocedure voor de genoemde amvb op te nemen in artikel 2.7.
•
De Jeugwet kent daarbij ook nog uitgebreide kwaliteitseisen voor jeugdhulp en de (eenvoudigere) preventie. Het kwaliteitsregister Jeugd is ontwikkeld vanuit de Jeugdzorg ‘oude stijl’ voor beroepen die in die branche veel voorkomen. Het is de vraag of deze kwaliteitseisen wel passen bij bijvoorbeeld de gehandicaptenzorg en bijvoorbeeld preventieve activiteiten zoals sport. In het kwaliteitsregister kunnen op hbo-niveau alleen jeugdzorgwerkers zich registreren. Deze functie komt in de gehandicaptenzorg vrijwel niet voor. Ook de opleiding die daarbij hoort, een HSAO opleiding met de uitstroom Jeugdzorgwerker, sluit niet aan bij het werk in de gehandicaptenzorg. Ook hier dus de vraag of de kwaliteitseisen niet haaks staan op vertrouwen in de verschillende professionals. Is dit nu een verstandige weg, voorzitter? Is het niet beter de kwaliteitseisen te laten aansluiten bij de jeugdhulp die gegeven wordt? Graag een reactie van de staatssecretaris.
De CDA-fractie is het eens met de lijn van deze wet die de verantwoordelijkheid voor jeugdhulp bij gemeenten legt. Dit is wat ons betreft inclusief de verantwoordelijkheid voor de uitvoering. Gek genoeg kent artikel 1.4 de regeling dat wanneer gemeenten kiezen voor een gemeenschappelijke regeling, het college de uitvoering van zijn taken overdraagt aan het bestuur van deze gemeenschappelijke regeling. Dit wijkt af van de Wet gemeenschappelijke regeling en artikel 14 Wet Publieke gezondheid. De memorie van toelichting van de regering op dit is de kortste van deze wet. Namelijk dat dit artikel nodig is voor de effectiviteit van de uitvoering. En dat kan niet waar zijn. Gaat de uitvoering bij de GGD'en nu dan niet goed? Gemeenten zijn bekend met de gemeenschappelijke regeling. Dit is een goede manier om gemeentelijke samenwerking vorm te geven. De vraag is of ze
deze publieke vorm nog zullen kiezen wanneer duidelijk is dat ze niet meer gaan over de uitvoering. Graag hier een reactie op van de staatssecretaris. De Jeugdwet kent de ongeclausuleerde mogelijkheid in artikel 9.2 om een woning te betreden zonder toestemming enkel en alleen wanneer daar jeugdhulp plaatsvindt. In de nadere inbreng is gevraagd om een vergelijking met overig recht. Die beantwoording stelt niet gerust. In andere wetgeving is de mogelijkheid tot het binnentreden van een woning zonder toestemming afhankelijk van een te bereiken doel. In de Jeugdwet stelt de CDA-fractie zich voor dat daar waar zorgen zijn over het veilig opgroeien van een kind deze mogelijkheid er moet zijn. De CDA-fractie hoort dan ook graag van de staatssecretaris of deze bevoegdheid beperkt is tot situaties waar zorgen zijn over het veilig opgroeien van een kind. Het kan toch niet zo zijn, dat wanneer je kind jeugdhulp krijgt, bijvoorbeeld een sociale vaardigheidstraining en dat dat voldoende is om een ambtenaar op de stoep te krijgen die je dan nog binnen moet laten ook. Het gedwongen kader is, helaas voor de staatssecretaris van Justitie, niet ruim besproken vandaag. De CDA-fractie wacht op het rapport van de Kinderombudsman over waarheidsvinding. Dat is voor ons het moment om de regeling van het gedwongen kader nog eens goed tegen het licht te houden. Hebben wij het nou goed geregeld in ons land? En als last but zeker not least. Vanaf het verschijnen van de wet werd als snel duidelijk hoe deze wet 1 doelstelling in ieder geval NIET gaat halen, namelijk de vermindering van administratieve lasten. Of te wel regeldruk. De CDA-fractie heeft vervolgens gemeend niet te blijven hangen in klagen over regeldruk maar 15 concrete voorstellen tot schrappen van de mogelijkheid tot het stellen van nadere regels te doen. De CDA-fractie was toch wel enigszins teleurgesteld in de reactie. Alle regels waren strikt noodzakelijk, was de reactie. Wij geven het niet op, voorzitters. Daar waar je als principe 1 De Samenleving voorop hebt, daar waar je vertrouwen wilt hebben in gemeenten en professionals kies je voor het verminderen van regels. Daarom dient de CDA-fractie een amendement in waardoor daadwerkelijk iets gedaan wordt aan het verminderen van regeldruk. Zoals ik heb aangegeven is de beweging die deze wet inzet een goede. Deze behandeling is dan ook met name bedoeld om te duidelijkheid te krijgen op de pumten die ik net aan de orde heb gesteld. Maar dit debat bepaalt ook of wij als parlement de zekerheid van de staatssecretarissen krijgen dat de uitvoering van deze wet met de daarin opgenomen tijdspaden uitvoerbaar zijn. Ik wil daar met name aandacht voor vragen als de beide staatssecretarissen straks gaan reageren Er is met de uitvoering namelijk nog veel onduidelijk. Het verdeelmodel voor 2016 ontbreekt, de transitiearangementen ontbreken, de ervaringscijfers die het ministerie communiceert aan gemeenten via haar circulaires komen niet overeen met de daadwerkelijk in behandeling zijnde jeugd in gemeenten. Kortom; de gemeenten die wij hier vragen om een topsportprestatie te leveren voelen zich vaak nog te gemankeerd om dat te kunnen. De begeleidingscommissie van Leonard Geluk, de Transitiecommissie maakt dit ook als belangrijkste punt in haar laatste advies. Is de staatssecretaris bereid om toe te zeggen dat voor 1 december 2013 de gevraagde financiële duidelijkheid er is? Dit is toch het minste wat u aan gemeenteland kunt toezeggen? Dit maakt dat de staatssecretaris veel vraagt van deze kamer. Namelijk: "Geeft u mij de ruimte om verder te gaan, ook al zijn er nog vele uitvoeringsproblemen?" Beseffen de staatssecretarissen dit? En hoe gaat u mijn fractie overtuigen om toch deze stap te zetten? Kortom staatssecretarissen, hoe zorgen we ervoor dat kinderen niet tussen wal en schip komen. Kinderen die in meer of mindere mate hulp en ondersteuning nodig hebben. Kinderen met een licht
verstandige beperking, kinderen met psychiatrische problemen of gewoon de kinderen uit modale gezinnen waarbij opeens soms wel wat ondersteuning nodig is. Ik wil daar een heel scherpe en duidelijke reactie over. Dank u voorzitter.