In ‘t kort enkele onderwerpen m.b.t. Israël
2
Inhoud Pag. Inleiding
3
De Bijbel een Joods boek
4
Israël en de Gemeente
5
Israël, Gods volk
6
Israël, Gods land
8
Jeruzalem, Gods stad
10
Van Tabernakel tot Tempel
12
Synagoge
15
Joodse feestdagen
19
Jezus, Koning der Joden
21
Terugkeer en herstel van Israël
24
Belang van de Profetiën
26
2
3
Inleiding Deze bijdrage is bedoeld om de lezer door middel van korte inleidende samenvattingen te informeren over een aantal onderwerpen betreffende Israël. Om duidelijk te maken dat Israël zowel als volk en als land in de wereld een unieke positie inneemt, omdat de Israëlieten Gods verbondsvolk zijn en Israël Gods land is. Dat de Here Jezus de Koning der Joden is. De Bijbel geeft aan dat ‘al Gods wegen Israëlitisch zijn’ En de Bijbel leert dat de Joden in de toekomst weer een belangrijke rol zullen spelen. Ook Jeruzalem neemt in de wereld een unieke positie in. Het is de stad Gods. Er is naar gestreefd zoveel mogelijk de Bijbel aan het woord te laten, daarbij beseffende dat het slechts ‘minder uit meer’ is. Gehoopt wordt dat het kennisnemen van deze bijdrage zal leiden tot een uitgebreidere bestudering van de diverse onderwerpen. ______________ Isaäc da Costa, een 10e eeuwse Amsterdamse christen Jood, leerde in zijn Bijbellezingen, dat je de Bijbel pas goed kunt begrijpen als je ziet dat die van de eerste tot de laatste bladzijde een joods boek is, dat God de God van Israël is en Jezus de Koning der Joden. De Bijbel geeft aan dat ‘al Gods wegen Israëlitisch zijn’.
3
4
De Bijbel een Joods Boek De Bijbel is werelds ‘bestseller’ nummer 1. Hij is uniek in: ontstaan, eenheid, actualiteit, verspreiding, overlevering, literaire karakter, morele karakter, etc.. De Bijbel is het meest: gedrukte boek, verkochte boek, verspreide boek, geliefde boek, etc.. Het in de meeste talen verschenen boek . Een hoogleraar zei tegen een student die op zoek was naar de waarheid: “Als je een intelligent persoon bent, dan zul je het ene boek moeten lezen dat meer aandacht getrokken heeft dan enig ander boek”. Het is niet zo verwonderlijk dat de Bijbel zoveel aandacht trekt en de ‘bestseller’ nummer 1 is. Immers God zelf heeft de schrijvers geïnspireerd. Waar we wellicht niet zo bij stilstaan is het feit dat de schrijvers van de Bijbel vrijwel zeker allen zijn geboren als nageslacht van Abraham, Izaak en Jacob en daardoor behoren tot het Joodse volk. Je zou alleen daarom al de Bijbel een Joods boek kunnen noemen. Maar belangrijker is dat God Israël verkoos tot zijn volk. God heeft daartoe een eeuwig durend verbond gesloten met Abraham, Izaak en Jacob. Hij heeft hen Zijn Woord, de Bijbel, gegeven. God blijft trouw aan Zijn Woord. En daarom blijf Hij ook trouw aan Israël. In Leviticus 26:44-45 zegt Hij: Maar ook zelfs, wanneer zij in het land hunner vijanden zijn, versmaad Ik hen niet en heb Ik geen afkeer van hen, zodat Ik hen zou vernietigen en mijn verbond met hen verbreken: want Ik ben de HERE, hun God. Maar Ik zal hun ten goede gedenken het verbond met hun voorvaderen, die Ik voor de ogen der volken uit het land Egypte heb geleid, om hun tot een God te zijn. Ik ben de HERE. Het Woord Gods, de Bijbel, is niet alleen toevertrouwd aan de Joden, zij zijn al eeuwen ook de zorgvuldige bewaarders ervan. In de toekomst zullen de Joden als Gods volk weer een hele belangrijke plaats gaan innemen. In Sefanja 3:20 wordt hierover gezegd: Te dien tijde zal Ik u doen komen, namelijk ten tijde dat Ik u verzamelen zal. Want Ik zal u stellen tot een naam en tot een lof onder alle volken der aarde, wanneer Ik voor uw ogen een keer zal gebracht hebben in uw lot, zegt de HERE. Israël, een zegen voor de volkeren. “Gelijk gij onder de volken een vervloeking geweest zijt, o huis van Juda en huis van Israël, zo zult gij, doordat Ik u heil schenk, een zegen worden; vreest niet, laten uw handen sterk zijn.” (Zacharia 8:13)
4
5
Israël en de Gemeente Er zijn in de geschiedenis maar twee groepen mensen die door God worden geïdentificeerd als Zijn ‘eigen’. Als eerste het volk Israël en als tweede de gemeente. God noemde Israël “Mijn eerstgeboren zoon”(Exodus 4:22,23), “Het volk dat Ik Mij geformeerd heb” (Jesaja 43:21), “Mijn welgevallen” (Jesaja 62:4), “Zijn eigen volk”(Deuternomium 7:6) en “Zijn oogappel”(Zacharia 2:8). Israël is een volk als geen ander (2 Samuël 7:23). 23 En wie is gelijk uw volk, gelijk Israël, het enige volk op aarde, dat God Zich tot een volk ging vrijkopen, om Zich een naam te maken, en voor hen grote en vreselijke daden te doen: voor uw land, voor het aangezicht van uw volk, dat Gij uit Egypte, uit de volken en hun goden hebt vrijgekocht? De gemeente, dat zijn de volgelingen van de Here Jezus, worden als tweede groep door God geïdentificeerd als Zijn ‘eigen’. Deze tweede groep bestaat uit mensen die door genade een kind van God mochten worden, doordat ze hun schuld beleden en ja zeiden tegen de Here Jezus (Johannes 10: 9 , Efeziërs 2:8,9). De gemeente bestaat uit gelovige getuigen van de levende Here Jezus (Romeinen 10:9). 9 Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden. In de brief aan de Romeinen in de hoofdstukken 9, 10 en 11 legt Paulus uit dat de gemeente niet in de plaats van Israël is gekomen, zoals sommige theologen meenden of mogelijk nog menen. Integendeel, in het eerste vers van hoofdstuk 11 zegt hij: “Ik vraag dan: God heeft zij volk toch niet verstoten? Volstrekt niet!”. En in vers 18 van hetzelfde hoofdstuk zegt hij: “-niet gij draagt de wortel, maar de wortel u”. Als gemeente moet daarom onze liefde voor Gods volk blijven. Een liefdevolle verbondenheid en betrokkenheid met Israël. “….een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat…..” (Romeinen 11:25b)
5
6
Israël, Gods volk God heeft Israël uitverkoren om Zijn eigen volk te zijn. 6 Want gij zijt een volk, dat de HERE, uw God, heilig is; ú heeft de HERE, uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om zijn eigen volk te zijn. 7 Niet, omdat gij talrijker waart dan enig ander volk, heeft de HERE Zich aan u verbonden en u uitverkoren; veeleer zijt gij het kleinste van alle volken. (Deuteronomium 7:6-7). 2 want gij zijt een volk, dat de HERE, uw God, heilig is, en u heeft de HERE uitverkoren om Hem een eigen volk te zijn uit al de volken, die op de aardbodem wonen. (Deuteronomium 14:2). Hij heeft Abram geroepen en beloofd hem tot een groot volk te maken. 1 De HERE nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; 2 Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. 3 Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.(Genesis 12:1-3). David zegt in zijn gebed: 23 En wie is gelijk uw volk, gelijk Israël, het enige volk op aarde, dat God Zich tot een volk ging vrijkopen,..(2 Samuel 7:23). En Paulus zegt over de verkiezing van Israël in zijn brief aan de Romeinen o.a. het volgende: 4 immers, zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften: (Romeinen 9:4). Op vele andere plaatsen in de Bijbel blijkt de aparte status, de unieke positie van Israël. ….want het heil is uit de Joden… (Johannes 4:22). 1 Ik vraag dan: God heeft zijn volk toch niet verstoten? Volstrekt niet! (Romeinen 11:1). Verheugt u, heidenen, met zijn volk. (Romeinen 15:10). 13 Gelijk gij onder de volken een vervloeking geweest zijt, o huis van Juda en huis van Israël, zo zult gij, doordat Ik u heil schenk, een zegen worden; vreest niet, laten uw handen sterk zijn. (Zacharia 8:13). 23 Zo zegt de HERE der heerscharen: In die dagen zullen tien mannen uit volken van allerlei taal vastgrijpen, ja vastgrijpen de slip van een Judeese man, en zeggen: wij willen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is. (Zacharia 8:23).
6
7
De Here Jezus zelf zegt tot zijn volgelingen dat ze in de eindtijd over de twaalf stammen van Israël zullen heersen. 28 Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten. (Matteüs 19:28)
7
8
Israël, Gods land God zelf heeft het land Israël uitgekozen en Hij noemt het land het sieraad van alle landen. …. Een land dat Ik voor hen uitgezocht had …een sieraad is het onder alle landen. (Ezechiël 20:6) God spreek over Israël als “Mijn land”. Dit is even opmerkelijk als uniek. In Leviticus 25:23 zegt Hij: ….en het land zal niet voor altoos verkocht worden, want het land is van Mij. Dit is niet de enige plaats in de Bijbel, maar op meerdere plaatsen spreek de Here over “Mijn land”. Ik ga Assur in mijn land verbreken en het op mijn bergen vertreden… (Jesaja 14:25) Ik bracht u toch in een vruchtbaar land... doch toen gij daar waart gekomen, hebt gij mijn land verontreinigd en mijn erfdeel tot een gruwel gemaakt. (Jeremia 2:7) In toekomende dagen zal het geschieden, dat Ik u doe optrekken tegen mijn land… (Ezechiël 38:!6) Dan zal Ik alle volken verzamelen…. en Ik zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake van mijn volk en van mijn erfdeel Israël, dat zij onder de volken verstrooid hebben, terwijl zij mijn land verdeelden… (Joël 3:2) Het land Israël is het land van de Here. Geen ander volk op deze wereld kan dat van hun land zeggen. Geen ander land op aarde is ooit door God beloofd en gegeven aan een volk in het bijzonder. God heeft het land Israël als een eeuwigdurende bezitting gegeven aan zijn volk. Gods belofte aan Abraham werd bevestigd aan Isaak, en ook aan Jakob: En dit land, dat Ik Abraham en Isaak gegeven heb, zal ik u geven; en uw nageslacht zal Ik dit land geven. (Genesis 35:12). Voordat de kinderen Israëls eeuwen later de rivier de Jordaan zouden oversteken om het land in bezit te nemen, sprak Mozes tot hen de volgende woorden: Zie, Ik heb dat land tot uw beschikking gesteld; trekt er binnen en neemt bezit van het land, waarvan de HERE aan uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft, dat Hij het hun en hun nakroost geven zou (Deuteronomium 1:8). De psalmist vat alles samen in enkele nadrukkelijke woorden: Hij, de HERE, is onze God, Zijn oordelen gaan over de ganse aarde; Hij gedenkt voor eeuwig aan Zijn verbond, – het woord, dat Hij gebood aan duizend geslachten – dat Hij met Abraham sloot, en aan Zijn eed aan Isaak; ook stelde Hij het voor Jakob tot een inzetting, voor Israël tot een eeuwig verbond, toen Hij zeide: U zal Ik het land Kanaän geven als het u toegemeten erfdeel. (Psalm 105:7-11) Alle laatste grote gebeurtenissen van de wereldgeschiedenis, die geprofeteerd zijn in de Bijbel zullen plaatsvinden óf in relatie tot Israël, óf zelfs binnen haar grenzen. 8
9
Israël, een uniek land. Israël, Gods land Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. (Genesis 12:3)
9
10
Jeruzalem, Gods stad God verkoos Jeruzalem als hoofdstad van Israël. In Deuteronomium 12:5; 1314 heeft God gezegd: Maar de plaats, die de HERE, uw God, uit het gebied van al uw stammen verkiezen zal om daar zijn naam te vestigen, om daar te wonen, die zult gij zoeken en daarheen zult gij gaan…. Neem u ervoor in acht, dat gij uw brandoffers niet brengt op elke willekeurige plaats; maar op de plaats die de HERE in het gebied van één uwer stammen verkiezen zal, daar zult gij uw brandoffers brengen, en daar zult gij doen alles wat ik u gebied. De Here verkoos Jeruzalem. De psalmist zegt: Want de HERE heeft Sion verkoren, Hij heeft het Zich ter woning begeerd: Dit is mijn rustplaats voor immer, hier zal Ik wonen, want haar heb Ik begeerd. (Psalm 132:13-14) Geprezen zij de HERE uit Sion, Hij, die te Jeruzalem woont, (Psalm 135:21). Jeruzalem is daarom uniek onder de steden. Geen andere plaats ter wereld kan zeggen door God verkozen te zijn. Deze verkiezing heeft er toe geleid dat Jeruzalem tot een brandpunt van botsende volken en religieuze belangen is geworden. Er is een lange lijst van naties en volken die om Jeruzalem hebben gestreden: Assyriërs, Egyptenaren, Babyloniërs, Grieken, Romeinen, Byzantijnen, Perzen, Arabieren, Kruisvaarders, Tartaren, Mammelukken, Turken, Britten en Jordaniërs. Er zal echter nog meer strijd om Jeruzalem worden geleverd. Hierover zegt de Here: Zie, Ik maak Jeruzalem tot een schaal der bedwelming voor alle volken in het rond; ja ook tegen Juda zal het gaan bij de belegering van Jeruzalem. Te dien dage zal Ik Jeruzalem maken tot een steen, die alle natiën moeten heffen; allen die hem heffen, zullen zich deerlijk verwonden. En alle volkeren der aarde zullen zich daarheen verzamelen.(Zacharia 12:2-3). Te dien dage zal Ik zoeken te verdelgen alle volken die tegen Jeruzalem oprukken.(Zacharia 12:9) Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde vergaderen; …..zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt aan de oostzijde; (Zacharia 14:2) In Jeruzalem werd Jezus gekruisigd en begraven. Maar het is ook de stad waar Hij verrees uit de doden en waar hij opvoer naar Zijn Vader in de hemel, om van daaruit voor eeuwig te regeren. En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heenstromen en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des HEREN, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat 10
11
wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem. En Hij zal richten tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren.(Jesaja 2:2-4) En in Zacharia 8:1-8 beloofd God: 1 Het woord van de HERE der heerscharen geschiedde aldus: 2 Zo zegt de HERE der heerscharen: Ik ben voor Sion in grote ijver ontbrand; in gloeiende ijver ben Ik ervoor ontbrand. 3 Zo zegt de HERE: Ik keer weder tot Sion en Ik woon binnen Jeruzalem; Jeruzalem zal de stad der trouw, en de berg van de HERE der heerscharen zal de berg der heiligheid genoemd worden. 4 Zo zegt de HERE der heerscharen: Er zullen weer oude mannen en vrouwen op de pleinen van Jeruzalem zitten, ieder met een stok in de hand vanwege zijn hoge leeftijd. 5 Ook zullen de pleinen der stad vol zijn van jongens en meisjes, die daar spelen. 6 Zo zegt de HERE der heerscharen: Al zal dit in de ogen van het overblijfsel van dit volk in die dagen te wonderlijk zijn, zou het dan ook in mijn ogen te wonderlijk zijn? luidt het woord van de HERE der heerscharen.7 Zo zegt de HERE der heerscharen: Zie, Ik verlos mijn volk uit het land van de opgang en uit dat van de ondergang der zon; 8 Ik breng hen terug en zij zullen binnen Jeruzalem wonen. Zij zullen Mij tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn, in trouw en in gerechtigheid. Jeruzalem, een unieke stad. Jeruzalem, Gods stad. “Bid Jeruzalem vrede toe: mogen wie u liefhebben, rust genieten” (psalm 122:6)
11
12
Van Tabernakel tot Tempel Tabernakel Na hun uittocht uit de slavernij van Egypte richtten de Israëlieten in de woestijn een tabernakel (tent der samenkomst) op. 8 En zij zullen Mij een heiligdom maken, en Ik zal in hun midden wonen. 9 Gij zult het maken overeenkomstig alles wat Ik u toon, het model van de tabernakel en het model van al zijn gerei.(Exodus 25:8-9). God leerde hen door middel van deze tent (tabernakel) hoe ze Hem moesten aanbidden. God sprak in de tabernakel met Mozes van aangezicht tot aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreekt. 11 En de HERE sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals iemand spreekt met zijn vriend; (Exodus 33:11). De “tent van God” was draagbaar en bestond uit twee ruimtes. Het achterste gedeelte, het heilige der heiligen, werd één keer per jaar door de hogepriester betreden. Hierin stond de ark des verbonds,de ark der getuigenis, met daarin de tien geboden en andere waardevolle voorwerpen. 16 In de ark zult gij de getuigenis leggen, die Ik u geven zal.(Exodus 25:16) In het voorste gedeelte,het heilige, mochten alleen de priesters binnengaan. In deze ruimte stonden het reukofferaltaar, de tafel voor de toonbroden en de kandelaar. Beide ruimtes werden gescheiden door een ‘voorhangsel’. Buiten de tabernakel was de voorhof. In de voorhof stonden het brandofferaltaar, waarop geiten, lammeren, stieren en andere dieren geofferd werden. Tevens stond in de voorhof het koperen wasvat. Offers In Leviticus 1-7 worden vijf verschillende offers genoemd: 1. Het brandoffer. Er werd dan een stier (bij arme mensen duiven) geofferd als teken van verering. 2. Het spijsoffer. Als dank voor alles wat God gegeven had werd bijvoorbeeld een gebakken brood geofferd. 3. Het dank- of vredeoffer. Daarbij werd een dier geslacht om God te danken. 4. Het zondoffer, waarbij een stier of een geit (bij arme mensen duiven) werd geofferd voor de verzoening van de zonden.
12
13
5. Het schuldoffer. Een jonge geit, een lam of een ram werd geofferd als verzoening voor een zonde. De offers 1t/m3 zijn vrijwillige offers en 4 en 5 verplichte offers.
Tempel David mocht van God geen tempel bouwen, maar hij bracht er wel gelden en materialen voor bijeen. Zijn zoon Salomo bouwde de eerste tempel. 1 Toen begon Salomo met de bouw van de tempel te Jeruzalem op de berg Moria, waar de HERE aan zijn vader David verschenen was; op de plaats die David daarvoor had bestemd, op de dorsvloer van de Jebusiet Ornan.(2kronieken 3:1) Ook de tempel bestond evenals de tabernakel uit twee ruimtes, het heilige der heiligen en het heilige. In het heilige der heiligen stond de ark en in het heilige het reukofferaltaar, de tafel der toonbroden en de kandelaar. In de voorhof was plaats voor het brandofferaltaar en het koperen wasvat. De prachtige tempel door Salomo gebouwd werd verwaarloosd en geplunderd. Tijdens de regering van Rehabeam, de zoon van Salomo, roofde de Egyptische koning Sisak een aantal kostbaarheden. Onder koning Manasse werden heidense gebruiken toegelaten en werden er “altaren voor het gehele heer des hemels” gebouwd. 3 Hij herbouwde de offerhoogten die zijn vader Hizkia verwoest had, richtte altaren voor de Baäl op, maakte gewijde palen, zoals Achab, de koning van Israël, gedaan had, en boog zich neer voor het gehele heer des hemels en diende het. 4 Ook bouwde hij altaren in het huis des HEREN, met het oog waarop de HERE gezegd had: In Jeruzalem zal Ik mijn naam vestigen. 5 En hij bouwde altaren voor het gehele heer des hemels in de beide voorhoven van het huis des HEREN.( 2Koningen 21:3-5) In 587 v. Chr. Werd de tempel leeggeroofd en vernield door de Assyriche koning Nebukadnezar. De ark des verbonds verdween en is nooit teruggevonden. Onder leiding van koning Zerubbabel en hogepriester Josua werd de tempel herbouwd. In 515 v. Chr. werd deze tweede tempel voltooid. In 167 v.Chr. ontheiligde Antiochus Epifanes, koning van het Seleucidenrijk, de tempel door er een heidens altaar in op te richten. Nadat in 63 v. Chr. de Romeinse generaal Pompeius de tempel beschadigde, begon rond het jaar 14 Herodes, de Romeinse koning over Juda, met herstel, vergroting en verfraaiing van de tempel. Herodes deed dit niet tot eer van God maar om de Joden tot vriend te houden. Deze tweede tempel werd in het jaar 70 door Titus verwoest en de Joods bevolking werd gedood en verstrooid. 13
14
In de toekomst zal er in Jeruzalem tijdens de Grote verdrukking weer een tempel staan. De derde tempel. In Jeruzalem is het Tempel Instituut al bezig met voorbereidende werkzaamheden. De antichrist zal zich in deze tempel vestigen. 4 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. (2Tessalonicenzen 2:4) Als de Here Jezus aan het einde van de Grote verdrukking zal wederkomen naar de aarde, zal Hij dan een “tempel des Heren” bouwen? De vierde tempel? 12 en zeg tot hem: Zo zegt de HERE der heerscharen: zie, een man, wiens naam is Spruit. Deze zal uit zijn plaats uitspruiten en hij zal de tempel des HEREN bouwen.(Zacharia 6:12) Is dit de (Messiaanse) tempel waar we uitgebreid over lezen in Ezechiël 40-47? Christenen De gelovigen zijn ook een heiligdom, een tempel van God. Paulus schreef daarover aan de Korintiërs en de Efeziërs: 16 Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? 17 Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig! (1Korintiërs 3:16-17) 21 In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, 22 in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.(Efeziërs 2:21-22)
14
15
Synagoge Eén van de doelstellingen van de synagoge was en is de herinnering aan de tempeldienst levend te houden. In dit verband citeert men vaak Hosea 14:3b. ….wij bieden als offerstieren de belijdenis onzer lippen. Uit dit versgedeelte maakt men op dat het gebed een vervanging moest worden voor de offers in de tempel. Op of in de synagogen treft men vaak symbolen aan uit het Joodse leven, zoals: Zevenarmige kandelaar, Davidster, ramshoorn. In elke synagoge is een Heilige Arke (Tora-kast). De Tora, de goddelijke openbaring in de vorm van de eerste vijf boeken van de bijbel, is het belangrijkste onderdeel van de synagoge en wordt bewaard in de Arke. De Arke met haar waardevolle inhoud wordt beschermd door gordijnen. De voorganger staat tijdens de dienst met zijn rug naar de gemeente en met zijn gezicht naar de Arke gekeerd en zo leidt hij het gebed. In orthodoxe synagogen wordt de Tora-rol voor de lezing gelegd op een tafel, bedekt met een geborduurd kleed. Deze tafel, die staat in het midden van de synagoge, wordt Biema (podium} of Almemmer genoemd. Orthodoxe synagogen hebben een afscheiding tussen de mannen-afdeling en de vrouwen-afdeling, de Mechitza (afscheiding). Bij het binnengaan van de synagoge treft men op de deurpost een kokertje aan, de Mezoeza. Mezoeza is letterlijk: deurpost. Het kokertje kan allerlei vormen hebben en je komt het tegen bij de meeste ander Joods gebouwen en huizen. 9 en gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten.(Deuteronomium 6:9) 20 gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten,(Deuteronomium 11:20) Dit voorschrift en andere Schriftteksten, in het bijzonder het vers Hoor Israël, de Heer is onze God, de Heer is één, op perkament geschreven, wordt in het omhulsel gedaan. Op de buitenzijde van het rolletje en meestal op het omhulsel staat Sjaddai, één van de omschrijvingen van Gods naam. Vele vrome joden kussen de memoeza als ze een gebouw ingaan of uitgaan. Een teken van eerbied en het denken aan de boodschap die de mezoeza bevat. God is de Heer des huizes en Hij is aanwezig. Religieuze Joods mannen dragen meestal de gehele dag een Kiepa (keppel), andere mannen dragen er een wanneer zij bidden. Het dragen van de Kiepa is een teken van eerbied voor God. Een niet-Jood is welkom in de synagoge als hij een Kiepa draagt. De kiepa heeft geen Bijbelse achtergrond. In de synagoge dragen de Joodse mannen naast een kiepa een Talliet. Het is een vierhoekige omzoomd kleed met aan de vier hoeken draad15
16
jes, tzitziet geheten, die door mannen gedragen wordt tijdens het ochtendgebed. Een niet-jood mag geen talliet dragen. De talliet heeft wel een Bijbelse achtergrond. 37 De HERE nu zeide tot Mozes: 38 Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen, dat zij zich gedenkkwasten maken aan de hoeken van hun klederen, van geslacht tot geslacht, en dat zij in de gedenkkwasten aan de hoeken een blauwpurperen draad verwerken. 39 Dat zal u dan tot een gedenkkwast zijn; als gij daarnaar ziet, dan zult gij al de geboden des HEREN gedenken en die volbrengen zonder uw hart of uw ogen te volgen, dat gij u daardoor tot overspel zoudt laten verleiden, 40 opdat gij gedenkt en volbrengt al mijn geboden en heilig zijt voor uw God. 41 Ik ben de HERE, uw God, die u uit het land Egypte heb uitgeleid om u tot een God te zijn; Ik ben de HERE, uw God. (Numeri 11: 37-41) Tefillien (gebedsriemen) zijn riemen waaraan doosjes die bij het ochtendgebed worden gedragen, door de mannen. Een niet-jood mag geen tefillien dragen. De gebedsriemen bestaan uit een hoofdstel (Hebreeuws tefillien shel rosh) en een gedeelte om de arm en hand (Hebreeuws tefillien shel jad). De zwarte lederen doosjes (Hebreeuws bajit, meerv. batim; huis, huizen) bevatten op perkament geschreven teksten: Exodus 13:1-10; Exodus 13:1116;Deuteronomium 6: 4-9 en Deuteronomium 11: 13-21. Het ene doosje draagt men met behulp van een leren riem op het voorhoofd. De andere riem wordt zeven maal om de arm gewikkeld en dan om de hand geslagen. Op deze manier vormt de riem de letter Sjin uit het Hebreeuwse alfabet. Deze verwijst naar het begrip Sjaddai, de almachtigheid van God. Mensen die rechtshandig zijn dragen de voor de hand bestemde tefilin aan de linkerarm, linkshandigen aan de rechterarm. Sjin Volgens de traditie dragen alleen mannen ouder dan 13 jaar gebedsriemen. De oorsprong van het gebruik om gebedsriemen te dragen is Bijbels en wordt gevonden in: (Exodus 13:9, 16 en Deuteronomium 6:8, 11:18). In deze passages worden de regels weinig gedetailleerd beschreven. De verdere ontwikkeling van deze traditie is gebaseerd op mondelinge overlevering en beschreven in de Talmoed. 9 Het zal u zijn als een teken op uw hand en als een herinnering tussen uw ogen, opdat de wet des HEREN in uw mond zij; want met een sterke hand heeft de HERE u uit Egypte geleid.(Exodus 13:9) 16 Het zal tot een teken op uw hand en tot een kenteken tussen uw ogen zijn, want met een sterke hand heeft de HERE ons uit Egypte geleid.(Exodus 13:16) 8 Gij zult het ook tot een teken op uw hand binden en het zal u een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn,(Deuteronomium 6:8) 18 Maar gij zult deze mijn woorden in uw hart en in uw ziel leggen; gij zult ze tot een teken op uw hand binden en zij zullen een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn.(Deuteronomium 11:18) 16
17
Iedere gelovige heeft in de synagoge gelijke verplichtingen en rechten, met uitzondering van de priesterlijke zegen. Elke man, ouder dan dertien jaar, kan in de synagoge in een dienst voorgaan of iedere anders religieuze functie vervullen. De Rabbijn is leraar en expert op het gebied van de Joodse wet. Zijn kennis geeft hem het recht van spreken en preken, doch hij maakt van dat recht niet altijd gebruik. De dienst wordt geleid door een leek. Als de dienst wordt opgeluisterd door zang, dan leidt een voorzanger –Chazan- de dienst. Soms wordt gebruik gemaakt van een koor. Orthodoxe synagogen hebben geen orgel of andere instrumentale begeleiding. De Gabbai is een vrijwillige functionaris die de diensten regelt en een voorzanger aanwijst wanneer er geen Chazan is. Hij maakt deel uit van de raad van betuur van de synagoge. Het treffen van voorbereidingen voor de diensten en het onderhoud van de synagoge is de taak van de Sjammasj, de koster. In de Diaspora hebben de Sjammasj en/of de Chazan vaak als neventaak het geven van religieus onderricht en Hebreeuwse les. Enkele begrippen. De Siddoer is het gebedenboek en bevat tevens de orde van dienst. Het bidden om gunsten vormt een zeer klein onderdeel van de liturgie. Merendeels is het, het toevertrouwen van het lot van het individu in Gods handen en de meditatie op de gewijde teksten die de belangrijkste uitgangspunten van het geloof bevatten. De Choemasj bevat de Tora, de vijf boeken van Mozes, en de Haftra, een andere selectie teksten uit het oude testament van de Bijbel. De correcte houding voor het gebed tot God is staand. Kawana betekent intentie, geconcentreerde aandacht. De gelovige moet zich er van bewust zijn dat het God is die aangesproken wordt; weet voor wie gij staat. Het heen en weer bewegen is een gedeelte van het begrip Kawana (intentie). Het heeft ook te maken met het vers: al mijn beenderen zeggen: HERE, wie is als Gij, (Psalm 35:10). Amen (respons) is instemmen met het zojuist gesprokene (beamen). Het is gebaseerd op het gedeelte in Deuteronomium 27:15-26, waar vele malen staat: En het gehele volk zal zeggen: Amen. Gebed. Religieuze joden bidden drie maal per dag. Dit drie maal bidden wordt gekoppeld aan de drie aartsvaders: Het ochtendgebed (Sjachariet) aan Abraham. 17
18
3 Toen stond Abraham des morgens vroeg op, zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn knechten met zich, benevens zijn zoon Isaak; hij kloofde hout voor het brandoffer, begaf zich op weg en ging naar de plaats, die God hem genoemd had(Genesis 22:). Het middaggebed (Mincha) aan Isaak. 63 Isaak ging tegen het vallen van de avond uit om te peinzen in het veld (Genesis 24:63). Het avondgebed (Arviet/Ma’ariev) aan Jakob. 11 En hij bereikte een plaats, waar hij bleef overnachten, omdat de zon ondergegaan was (Genesis 28:11). Ook Daniël bad drie maal daags. en driemaal daags boog hij zich neder op zijn knieën en bad en loofde zijn God (Daniël 6 :11b). In psalm 55:17-18 zegt David het volgende: 17 Maar ik, ik roep tot God, de HERE zal mij verlossen. 18 Des avonds, des morgens en des middags klaag en kreun ik; Hij hoort mijn stem. Er moeten tenminste tien mannen (= Minjan) ouder dan dertien jaar aanwezig zijn om een (gebeds) dienst in de synagoge te kunnen houden. Inhoud van de diensten is hoofdzakelijk lof en verheerlijking. Het hoogtepunt van de diensten is het Achttiengebed (Sjemonee Esree). Sjemonee Esree betekent achttien. Het gebed bevatte oorspronkelijk achttien delen (beden en zegenspreuken). Het kerngebed van de syngoge wordt het beste getypeerd als één machtige lofprijzing van God. Een ieder die dit gebed op de lippen neemt roept anderen toe: Cantate Domino - Zingt de Heer. 20 Jezus antwoordde hem: Ik heb vrijuit tot de wereld gesproken; Ik heb voortdurend in de synagoge geleerd en in de tempel, waar al de Joden bijeenkomen, en in het verborgen heb Ik niets gesproken. (Johannes 18:20-21)
18
19
Joodse Feesdagen 1 De HERE sprak tot Mozes: 2 Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: De feesttijden des HEREN, die gij zult uitroepen als heilige samenkomsten, zijn mijn feesttijden. 3 Zes dagen mag arbeid verricht worden, maar op de zevende dag zal er een volkomen sabbat zijn: een heilige samenkomst; generlei arbeid zult gij verrichten, het is een sabbat voor de HERE in al uw woonplaatsen. 4 Dit zijn de feesttijden des HEREN, heilige samenkomsten, die gij uitroepen zult op de daarvoor bepaalde tijd(Leviticus 23:1-4). In het verdere van hoofdstuk 23 worden een aantal feesttijden genoemd die tot op de huidige dag nog worden gevierd. Op de hedendaagse Joodse kalender komen we o.a. de volgende feestdagen tegen: Sabbat (Sjavat) De sabbat valt op de zevende dag van de week. Hij gaat in op vrijdag bij zonsondergang en eindigt op zaterdagavond een uur na zonsondergang. Het is een dag waarop niet gewerkt mag worden, omdat God op de zevende dag rustte van zijn scheppingswerk (Exodus 20:8-11 en Deuteronomium 5:12-15). De sabbat is een dag van ontspanning en rust. Het Hebreeuwse werkwoord sjavat betekent ook letterlijk ‘rusten’ Joods Nieuwjaar (Rosj Hasjana) De sjofar (ramshoorn) wordt geblazen om het volk op te roepen tot bezinning. (Leviticus 23:24 en Numeri 29:1) Later wordt dit het moment waarop het Joods Nieuwjaar wordt gevierd. Grote Verzoendag (Jom Kipoer) Het is een dag van vasten en rusten. De heiligste dag van het Joodse jaar. De hogepriester gaat het allerheiligste binnen en sprenkelt bloed op en voor de verzoeningsplaat die op de ark ligt. Dit is een teken van de verzoening tussen God en zijn volk. De zonden van het volk worden bedekt (kipoer = bedekken) en staan zo niet meer tussen God en zijn volk in. (Leviticus 16:12-15 en 23:27-32) Loofhuttenfeest (Soekot) 7 dagen De viering van het einde van de oogst, in de herfst. De oogst van druiven, vijgen, granaatappels, olijven en dadels. Het is het grootste oogstfeest. (Leviticus 23:33-43) 19
20
Men verblijft 7 dagen zoveel mogelijk in de Soeka (hut), ter herinnering aan de veertig jaren durende woestijnreis toen Israël uit Egypte werd geleid en in tenten hebben gewoond. Het loofhuttenfeest behoort met pesach en het wekenfeest tot de 3 zogenaamde “Pelgrimsfeesten”, waarop men naar Jeruzalem trekt om te offeren in de tempel. Slotfeest (Sjemini Atsèret) 8e dag Vreugde der Wet (Simchat Tora) 9e dag De markering van het omslagpunt van de jaarlijkse cyclus van de lezing van de Tora. Het laatste tekstfragment van Deutronomium en het eerste van Genesis. Inwijdingsfeest (Chanoeka) Viering van de herinwijding van de Tempel in Jeruzalem in 165 v. Chr.. Volgens overlevering brandde de menora door een wonder 8 dagen op één kruikje olie, die normaal slechts voldoende was voor één dag. Lotenfeest (Poerim) Is de viering van de verlossing van de Joden in Perzië uit de handen van Haman, die hen wilde vernietigen. Esther wist met haar optreden dit te voorkomen. Haman werd opgehangen. Pascha en het feest van het ongedesemd brood (Pesach en Matsot) Herinnering aan de uittocht uit Egypte zo’n vierduizend jaar geleden. Bevrijding uit de slavernij. Het feest van het ongedesemde brood(matses). Tevens viert men het begin van de gersteoogst. (Exodus 12:1-27 en Leviticus 23:5-14) Pesach behoort met het wekenfeest en het Loofhuttenfeest tot de 3 zogenaamde “Pelgrimsfeesten”, waarop men naar Jeruzalem trekt om te offeren in de tempel. Wekenfeest of Pinksterfeest (Sjavoe’ot) Viert men de tarweoogst, het feest der eerstelingen. Zeven weken na Pesach wordt de eerste tarwe geofferd in de tempel als teken dat de oogst kan worden binnengehaald (Exodus 34:22 en Leviticus 23:15-22). Dit feest is later verbonden met een herdenking van het ontvangen van de Tora (de Wet) aan de voet van de berg Sinai. Het wekenfeest behoort met pesach en het Loofhuttenfeest tot de 3 zogenaamde “Pelgrimsfeesten”, waarop men naar Jeruzalem trekt om te offeren in de tempel. 20
21
Jezus, Koning der Joden Al in het eerste vers van het Nieuwe Testament wordt duidelijk gemaakt dat Jezus Christus bij zijn komst naar deze wereld Joodse voorouders had. Geslachtsregister van Jezus Christus, den zoon van David, den zoon van Abraham. (Mattheüs1:1) De engel Gabriël kondigde Hem bij Maria aan als Koning over het huis van Jakob. En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen.(Lucas 1:31-33) Bij zijn geboorte werd Hij zowel door de wijzen uit het Oosten als door al de overpriesters en schriftgeleerden gezien als de ‘Koning der Joden’. Toen nu Jezus geboren was te Betlehem in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem, en vroegen: Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen. Toen koning Herodes hiervan hoorde, ontstelde hij en geheel Jeruzalem met hem. En hij liet al de overpriesters en schriftgeleerden van het volk vergaderen en trachtte van hen te vernemen, waar de Christus geboren zou worden. Zij zeiden tot hem: Te Betlehem in Judea, want aldus staat geschreven door de profeet: En gij, Betlehem, land van Juda, zijt geenszins de minste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman voortkomen, die mijn volk Israël weiden zal. (Mattheüs 2:1-6) En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. (Micha 5:1) Toen Jezus rijdend op een ezel met gejuicht Jeruzalem binnenreed, werd hij opnieuw als Koning geduid. Dit is geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen gesproken is door de profeet, toen hij zeide: Zegt der dochter Sions: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en rijdend op een ezel, en op een veulen, het jong van een lastdier. (Mattheüs 21:4-5) De volgende dag, toen de grote menigte, die voor het feest gekomen was, hoorde, dat Jezus naar Jeruzalem kwam, namen zij palmtakken, gingen uit Hem tegemoet, en riepen: Hosanna, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren! en: De koning van Israël! 21
22
En Jezus vond een jonge ezel en Hij ging erop zitten, gelijk geschreven is: Wees niet bevreesd, dochter Sions, zie, uw Koning komt, gezeten op het veulen van een ezel. (Johannes 12:12-15) Jubel luide, gij dochter van Sion; juich, gij dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig, en rijdende op een ezel, op een ezelshengst, een ezelinnejong. (Zacharia (9:9) Bij zijn lijden en sterven wordt Jezus, zij het nu spottend, weer ‘Koning der Joden’ genoemd. En zij begonnen Hem te begroeten: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! (Marcus 15:18) En het opschrift, dat de beschuldiging tegen Hem vermeldde, luidde: De Koning der Joden. (Marcus 15:26) Laat de Christus, de Koning van Israël, nu afkomen van het kruis, dat wij het zien en geloven. Ook die met Hem gekruisigd waren beschimpten Hem. (Marcus 15: 32) En Pilatus liet ook een opschrift schrijven en op het kruis plaatsen; er was geschreven: Jezus, de Nazoreeër, de Koning der Joden. Dit opschrift dan lazen vele der Joden, want de plaats, waar Jezus gekruisigd werd, was dicht bij de stad, en het was geschreven in het Hebreeuws, in het Latijn en in het Grieks. De overpriesters der Joden dan zeiden tot Pilatus: Schrijf niet: De Koning der Joden, maar dat Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning der Joden. Pilatus antwoordde: Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven. (Johannes 19:19-22) Na zijn opstanding verwachtten de discipelen dat Hij toen Koning zou worden. Net voor Zijn hemelvaart vroegen Zijn discipelen Hem wanneer dat zou gaan gebeuren. De Here Jezus geeft als antwoord dat alleen God de Vader weet wanneer dat zal gaan plaatsvinden. Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, (Handelingen 1:6-7) De Here Jezus zegt in zijn rede tegen de schriftgeleerden en Farizeeën dat de inwoners van Jeruzalem Hem pas weer zullen zien tot ze zullen zeggen: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren! Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild. Zie, uw huis 22
23
wordt aan u overgelaten. Want Ik zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren! (Mattheüs 23:37-39) Dan zullen te dien dage levende wateren uit Jeruzalem vlieten, de helft daarvan naar de oostelijke en de helft naar de westelijke zee; in de zomer zowel als in de winter zal dat geschieden. En de HERE zal koning worden over de gehele aarde; te dien dage zal de HERE de enige zijn, en zijn naam de enige. (Zacharia 14:8-9) ----------------
Isaäc da Costa, een 10e eeuwse Amsterdamse christen Jood, leerde in zijn Bijbellezingen, dat je de Bijbel pas goed kunt begrijpen als je ziet dat die van de eerste tot de laatste bladzijde een joods boek is, dat God de God van Israël is en Jezus de Koning der Joden. De Bijbel geeft aan dat ‘al Gods wegen Israëlitisch zijn’.
23
24
Terugkeer en herstel van Israel God zal eenmaal alle Joden naar hun Bijbelse vaderland terugbrengen. 1 Maar nu, zo zegt de HERE, uw Schepper, o Jakob, en uw Formeerder, o Israël: Vrees niet, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn. 2 Wanneer gij door het water trekt, ben Ik met u; gaat gij door rivieren, zij zullen u niet wegspoelen; als gij door het vuur gaat, zult gij niet verteren en zal de vlam u niet verbranden. 3 Want Ik, de HERE, ben uw God, de Heilige Israëls, uw Verlosser; Ik geef Egypte, Ethiopië en Seba als losgeld in uw plaats. 4 Omdat gij kostbaar zijt in mijn ogen en hooggeschat en Ik u liefheb, geef Ik mensen voor u in de plaats en natiën in ruil voor uw leven. 5 Vrees niet, want Ik ben met u; Ik doe uw nakroost van het oosten komen en vergader u van het westen. 6 Ik zeg tot het noorden: Geef, en tot het zuiden: Houd niet terug, breng mijn zonen van verre en mijn dochters van het einde der aarde, 7 ieder die naar mijn naam genoemd is, en die Ik geschapen heb tot mijn eer, die Ik geformeerd heb, die Ik ook gemaakt heb. (Jesaja 43:1-7) 7 Want zo zegt de HERE: Jubelt van vreugd over Jakob, juicht om het hoofd der volkeren, verkondigt, looft en zegt: de HERE heeft zijn volk verlost, het overblijfsel van Israël. 8 Zie, Ik breng hen uit het land van het noorden en verzamel hen van de einden der aarde; onder hen blinden en lammen, zwangeren en barenden tezamen; in een grote schare zullen zij hierheen terugkeren. 9 Onder geween zullen zij komen en onder smeking zal Ik hen leiden; Ik zal hen voeren naar waterbeken op een effen weg, waarop zij niet struikelen. Want Ik ben Israël tot een vader, en Efraïm, die is mijn eerstgeborene. 10 Hoort het woord des HEREN, o volken, verkondigt het in verre kustlanden en zegt: Hij, die Israël verstrooide, zal het verzamelen en het behoeden als een herder zijn kudde. (Jeremia 31:7-10) 14 Ik zal een keer brengen in het lot van mijn volk Israël: verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen en de vrucht daarvan eten. 15 Dan zal Ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt de HERE, uw God (Amos 9:14-15) 21 zeg dan tot hen: Zo zegt de Here HERE: zie, Ik haal de Israëlieten weg uit de volken naar wier gebied zij gegaan zijn; Ik zal hen van alle kanten bijeenverzamelen en hen naar hun land brengen. 22 En Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen Israëls, en één koning zal over hen allen koning zijn; niet langer zullen zij twee volken zijn en niet langer verdeeld in twee koninkrijken. 23 Niet langer zullen zij zich verontreinigen met hun afgoden, hun gruwelen en al hun overtredingen, maar Ik zal hen verlossen van alle afvalligheid waarmee zij gezondigd hebben, en hen reinigen, zodat zij Mij tot een volk zullen zijn en Ik hun tot een God zal zijn.( Ezechiël 37:21-23) 24
25
In de toekomst zullen de Joden als Gods volk weer een hele belangrijke plaats gaan innemen. In Sefanja 3:20 wordt hierover gezegd: Te dien tijde zal Ik u doen komen, namelijk ten tijde dat Ik u verzamelen zal. Want Ik zal u stellen tot een naam en tot een lof onder alle volken der aarde, wanneer Ik voor uw ogen een keer zal gebracht hebben in uw lot, zegt de HERE. En in Zacharia 8:23: Zo zegt de HERE der heerscharen: In die dagen zullen tien mannen uit volken van allerlei taal vastgrijpen, ja vastgrijpen de slip van een Judeese man, en zeggen: wij willen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is.
Israël, een zegen voor de volkeren. “Gelijk gij onder de volken een vervloeking geweest zijt, o huis van Juda en huis van Israël, zo zult gij, doordat Ik u heil schenk, een zegen worden; vreest niet, laten uw handen sterk zijn.” (Zacharia 8:13) 16 Allen, die zijn overgebleven van al de volken, die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, zullen van jaar tot jaar heentrekken om zich neer te buigen voor de Koning, de HERE der heerscharen, en het Loofhuttenfeest te vieren. (Zacharia 14:16)
25
26
Belang van de Profetiën Ruim 1/4 van de Bijbel is profetie. “En wij achten het profetische woord (daarom) des te vaster, en gij doet wel , er acht op te geven als een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten” (2 Petrus 1:19). “En wanneer gij de zuidenwind ziet waaien, zegt gij: Er zal hitte komen, en het gebeurt. Huichelaars, het aanzien van aarde en hemel weet gij te onderkennen, waarom onderkent gij deze tijd niet?” (Lucas 11: 55-56). ‘’En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschiedt, opdat gij geloven moogt, wanneer het geschied” (Johannes 14:29). “Rede over de laatste dingen” In drie van de vier evangeliën is opgetekend wat de Here Jezus over de eindtijd gezegd heeft. o Matteüs 24 tot zijn dicipelen. o Markus 13 tot Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas o Lucas 21 tot het volk Jezus komt weer! Zelfs veel mensen die geen Christenen zijn geloven dat, volgens een onderzoek naar religie. We zullen de dag noch het uur weten (Matth. 24:36 en Luc. 12:40), maar we kunnen de tekenen der tijden herkennen. En we zouden allemaal klaar moeten zijn voor Jezus’ komst. “Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de Vader alleen”(Matth. 24:36) “Weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen” (Luc. 12:40).
26
27
27