1
zondag 16 mei 2010 Middelharnis 9.30, themapreek 7 ps.27:3,4 ps.56:3,4 lied bij 2 Corinthe 5: Van tent naar thuis (te vinden op de website bij ‘preken’) ps.63:2 ps.16:3,4 lezen: 2 Corinthe 5:1-16a tekst: 2 Corinthe 5:14a
Broeders en zusters. Themapreek 7 vanmorgen. Hoe delen we het evangelie met onze medemensen? In preek 6 hoorden we dat dat betekent: niet aanpassen en wel aanpassen. Wat we niet aanpassen – omdat het hier gaat om Gods optimale aanpassing aan onze hopeloze situatie – is het absurde evangelie van de gekruisigde Zoon van God. Wat we wel aanpassen is onszelf. We willen graag zo dicht mogelijk bij de ander komen, om hem of haar in de eigen situatie te kunnen bereiken met de boodschap dat God van zijn vijanden houdt. Zoals Paulus, die schrijft: ‘Ik ben voor iedereen wel íets geworden, om in elke situatie althans enkelen te redden.’ En we hoorden van de besnijdenis van Timotheüs: niet omdat dat nodig was voor zíjn redding, maar omdat het obstakels wegnam in het contact met de Joden, waardoor juist hún redding in beeld kwam. Wíj moeten op geen enkele manier de ander in de weg staan bij een mogelijke ontmoeting met Jezus Christus. Díe ontmoeting moet plaatsvinden. En díe ontmoeting zal duidelijk maken of iemand Hem wil volgen, of kiest voor het gaan van zijn of haar eigen weg. Maar wat moeten we met zo’n hoog ‘moet-gehalte’? We moeten het evangelie delen met elkaar en met onze medemensen. Hem of haar niet in de weg staan. We moeten ‘missionair’ wezen. Je voelt bij jezelf de aversie, de tegenzin, die je ook voelt als er weer eens zo’n clubje duidelijk als zodanig herkenbare ‘Jehova’s’ door je buurt gaat, die langs de deuren – ook de jouwe – leuren met hún boodschap. Moet ik dan ook op een dergelijke manier mijn medemensen gaan benaderen? En dan natuurlijk met het ware evangelie. Alsjeblieft zeg! Niks voor mij.
2
Maar wij zitten hier niet in de kerk – en we vormen niet samen een gemeente – om elkaar en de wereld te laten weten wat niets is voor mij, maar om elkaar en de wereld te laten weten wie alles is voor mij! En dat dan uiteraard – gegeven jouw van je Schepper gekregen aard – op jouw manier. Ik zei net: ‘We willen graag zo dicht mogelijk bij de ander komen, om hem of haar in de eigen situatie te kunnen bereiken met de boodschap dat God van zijn vijanden houdt.’ ‘We willen graag ….’ Dat is de vraag. Zou het niet zo zijn dat de maat van mijn bereidheid om de mensen om mij heen te laten delen in de liefde van God recht evenredig is met de mate waarin ikzelf van de liefde van God voor mij doordrongen ben? Anders gezegd: als ik Gods liefde niet graag met anderen deel, laat ik dan Gods liefde wel werkelijk toe in mijn eigen bestaan? Heb ik wel in de gaten hoe heerlijk mijn leven nu is? En blijft? En hoe hopeloos het leven is en blijft van wie de Verlosser niet liefhebben? thema: Gods liefde aan mijn medemensen laten zien betekent zelf heel bewust Gods geliefde zijn. We horen Paulus in onze tekst zeggen: ‘Wat ons drijft is de liefde van Christus’. Hebben wij, heb jij, die ‘drive’? Paulus houdt in 2co best wel een ingewikkeld betoog. Een makkelijk schrijver is hij niet, en zal hij ook nooit meer worden. Er lopen allerlei lijnen door elkaar. Het gaat over de moeizame verstandhouding tussen Paulus en (een deel van) de gemeente. Het gaat over uiterlijke en innerlijke zaken. Het gaat over zichtbaar en nog niet zichtbaar. Het gaat over het leven hier en nu, het moeizame daarvan, en over het leven bij God, en het heerlijke daarvan. Over tijdelijk en eeuwig. Over leven en sterven. En alle lijnen komen bij elkaar in Christus’ liefde. Paulus is geroepen de boodschap over een verloren wereld die een gekruisigde Verlosser ontvangen mag, wereldkundig te maken. En dat kost hem nogal wat. Hij wordt belaagd, aan het twijfelen gebracht, vervolgd, geveld. De kruisdood van Jezus heeft duidelijk zijn nasleep in het kruisdragen van Paulus. Maar hij raakt niet in het nauw, niet vertwijfeld. Voelt zich niet in de steek gelaten en gaat niet te gronde. Want hij ervaart een overweldigende kracht van God.
3
De kracht van het evangelie van Gods liefde, in het sterven en opstaan van Gods Zoon. Paulus ziet zijn eigen persoon, zijn aardse bestaan, als een aarden pot. Hij zegt: ik ben, wij zijn, maar een aarden pot voor de schat van God. Wij zijn de schathouder. En het gaat niet om de houder, maar om de schat. Hoe kan Paulus zo relativerend spreken? Zo enorm zelfrelativerend? Omdat en doordat hij zeker weet dat de investering die hij doet in geen verhouding staat tot de winst die hem dat oplevert. Het is een tijdelijk te dragen geringe last tegenover een eeuwige en alles omvattende luister. Oh, is het dus berekening? Een kwestie van nuchter plussen en minnen, en zorgen dat dat in jouw voordeel uitvalt? Nee, dat is niet Paulus’ motief. Hij is overweldigd door de liefde van Christus. En weigert daardoor juist om nog langer te leven in berekening, in zelfgemaakte overzichtelijkheid, in zelfoverschatting of zelfhaat. Hij leeft niet langer voor zichzelf. Hij leeft voor Christus. En dat is ook precies de bedoeling van wat Jezus Christus voor ons allemaal deed. Want waarom is Hij voor ons gestorven? Niet om te bereiken dat wij mogen constateren dat God ons al onze schuld vergeeft, zodat wij vervolgens met een schone lei weer voor onszelf kunnen en zullen beginnen. Nee: om te bereiken dat wij mogen constateren dat God ons al onze schuld vergeeft, zodat wij vervolgens niet langer meer leven voor onszelf, maar voor Hem! Is Jezus Christus dus voor ons gestorven ter vergeving van (al) onze zonden? Ja. Maar deze vergeving is niet Gods doel. Het is Gods middel om tot zijn doel met ons te komen: dat u, jij en ik niet langer ikgericht, maar Hem-gericht leven. Of liever: Hem-gericht bestaan, en zó leven. Echt leven. Kijk hoezeer Paulus het ook bij onze tekst heeft over leven en sterven. Het leven en sterven van Jezus. En het leven en sterven van ons. Ook bij onze tekst, zeg ik, omdat hij daarover ook al spreekt in het begin van c.5: over de afbraak hier: onze aardse tent wordt afgebroken. En dat is doorgaans niet makkelijk. Dat betekent achteruitgaan. Je krijgt een bril nodig.
4
Een hoorapparaat. Je huid wordt minder strak. Je haar verschiet van kleur. De scharnieren in je lijf vertonen slijtage. Spieren worden er niet soepeler op. En dan hebben we het nog niet over ziek worden, en op een gegeven moment echt doodziek-zijn. Steeds meer afhankelijk. Ontluisterend. Je moet gewassen wórden. Doodmoe. Dan kies je toch – met Frits Bolkestein en Mies Bouman, Paul van Vliet en Hedy d’Ancona en 120.000 anderen – uit vrije wil voor levensbeëindiging? Nee, niet pas als je lijf het bijna opgeeft, maar juist daarvóór: als je merkt ‘ongeneeslijk oud’ te zijn geworden: je krijgt allerlei kwalen waardoor je niet meer het leven kunt leven dat je gewend was. Je voelt je vaker eenzaam. Het is mooi geweest. Mijn leven is voltooid. Help mij eruit te stappen. Je moet jezelf los kunnen maken. Je leven los kunnen koppelen. Afhankelijkheid is in wezen ongewenst. Ik red mezelf. Help me tenslotte mijzelf te redden. Dat is mijn recht. Terwijl onze tekst uit zijn voegen barst van de afhankelijkheid! De liefde van Christus is mijn motor! Mijn energie. Mijn brandstof. Zonder zijn liefde kan en zal ik niet leven. Maar mét: moet je zien: het feit dat Hij gestorven is, betekent dat ook ik gestorven ben. Ook Hij koos ervoor te sterven (‘niemand ontneemt het Mij, ik leg mijn leven zelf af’). Pas voor in de dertig. Maar wacht even: Hij deed dat dus nadrukkelijk niet voor zichzelf. Nee: Hij – Hij als enige mens! - liet zijn leven beëindigen voor alle mensen! Geen spoor van egoïsme. Maar het spoor van de liefde. De onvoorstelbaar grote liefde van Christus. Wat een verbondenheid in liefde moet Hij met ons, mensen, voelen, dat Hij dat heeft gedaan. Ja, zeker. Maar de verbondenheid gaat nog veel verder. Zijn sterven en gestorven-zijn is dat van ons! Door het sterven van de ene mens Jezus zijn allen gestorven, schrijft Paulus. Wij denken aan ‘sterven’ als iets wat ons allemaal nog te wachten staat.
5
En we kunnen er – bij tijden – behoorlijk tegenop zien. Maar Paulus richt onze blik niet op ons levenseinde, maar op ons levensmiddel en ons levensdoel: Jezus Christus en zijn liefde. We horen hem wel over onze af te breken aardse tent. En over zuchten onder een zware last zolang we daarin ons verblijf hebben. We willen niet dat onze sterfelijkheid aan het langste eind trekt. We willen dat het sterfelijke door het leven wordt verslonden. Wel, dat is nou precies, vs.5, waarvoor God ons heeft klaargemaakt, door ons zijn Geest als onderpand te geven. Paulus benadrukt heel sterk: maak je maar niet druk om je lijfelijk bestaan. Laat je lijf, je dagelijkse functioneren, je leven niet in de weg staan. Met je lijf komt het helemaal in orde: de tent wordt vervangen door een goddelijke en eeuwige woning. Doorslaggevend is niet je wijze van bestaan, maar je leven: dat je echt leeft! Dat je liefde, Gods liefde, ontvangt en geeft. Aan je aardse bestaan komt een einde, ja. Maar we hebben het slechts over de overgang naar een andere fase van je leven. Het leven dat je hier begint en bent begonnen. Nadat je eerder met Christus en in Christus stierf. Zijn dood is jouw dood. Klaar! En nu: zijn opgewekte leven is jouw opgewekte leven. Waar! Ik ben van Hem, en van Hem alleen, helemaal afhankelijk. Ik leef niet van zelfbeschikkingsrecht: ik doe wat ik doe. Ik leef van Zijn beschikkingsrecht: ik doe wat Hij doet. Ik leef van en voor Hem. Gaan voor mezelf: dat is de dood. Gaan voor Hem: dat is het leven. Sterker dan de dood is Zíjn liefde. ‘Uw liefde is het hoogste goed, dat U, o God, mij hebt gegeven, uw trouw is beter dan het leven, U bent het die mij juichen doet.’ ‘Nou moet ik toch het evangelie gaan delen met mijn medemensen ….’ Mogen ze mijn juichen niet horen dan? Mijn enthousiasme vanwege Gods liefde en trouw niet beleven? Is dat dan privé? Wel heel persoonlijk. God houdt van mij. Maar niet van slechts één mens. Hij heeft in zijn ene Zoon de wereld lief! En God heeft door Hem de wereld met zich verzoend, vs.19. Broeders en zusters: weet je geliefd om lief te hebben. Over je leven hoef je (al lang) niet meer in te zitten.
6
Dat is en wordt geregeld. Weet je vrij om lief te hebben. Echt vrij: eindelijk los van je eigen criteria en maatstaven, die helemaal niet echt eigen blijken: dat zijn die van de wereld: zelfzuchtig. Gods liefde aan mijn medemensen laten zien betekent zelf heel bewust Gods geliefde zijn. Jongens en meisjes. Aan je vriendje of vriendinnetje laten merken dat je blij bent met God: vind je dat moeilijk? Aan je vriendje of vriendinnetje laten merken dat je blij bent met hem of haar? En hoe merken andere kinderen dat je een vriend of vriendin hebt? Mogen die andere kinderen ook vriend van jouw vriend worden? Echt liefhebben: moeilijk! Terwijl de Here Jezus voor echt al je klas- en schoolgenoten is gestorven.
Ik wil U prijzen al mijn dagen, waartoe uw goedheid mij bewoog (de liefde van Christus drijft me), mijn handen hef ik naar omhoog, om heel mijn hart U op te dragen. amen