Collegevoorstel
Openbaar
Onderwerp
Ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom en conceptBeeldkwaliteitsplan Programma / Programmanummer
Openbare besluitenlijst 18 december 2007 Collegevergadering no 47
BW-nummer
Ruimte & Cultuurhistorie / 1031 Portefeuillehouder
H. Kunst Samenvatting Aanwezig:
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
Het ontwerpbestemmingsplan NijmegenTh. Ooyse Schependom voorziet de Graaf Voorzitter in de actualisatie van het gebied Ooyse Schependom en van een sr., deelL. P. Depla, H. van Hooft Wethouders van de Lentse Waard (een klein gebiedP. tenLucassen, noorden van de Waal, aan J. van der Meer de uiterste oostzijde van de gemeentegrens). In het P. Eringa Gemeentesecretaris ontwerpbestemmingsplan zijn de bestaande landschappelijke en A. Kuil Communicatie natuurlijke waarden van het gebied beschermd, zijn de bestaande M. Sofovic Verslag opnieuw vastgelegd bebouwingsstructuren en zijn tevens twee initiatieven in de polder ten zuiden en zuidoosten van de Ooysedijk mogelijk gemaakt. Het gaat om een initiatief van Struin voor buitenschoolse opvang en om een initiatief van Landwaard voor schooltuinen.
SO10, Hans Gernaat, 2930
Scholten, H.voorstel Kunst, Datum ambtelijk 11 januari 2012 Registratienummer
12.0000727
In het concept-beeldkwaliteitsplan is aangegeven welke landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitAldus de beide initiatievenin moeten vastgesteld de vergadering van: hebben.
Paraaf
Datum
akkoord
Ter besluitvorming door het college
1. Het ontwerpbestemmingsplan “Nijmegen Ooyse Schependom” vrijgeven voor ter visie legging, overeenkomstig de De voorzitter, geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GMLbestand NL.IMRO.0268.BP18000-ON01.gml met bijbehorende bestanden, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN (BP18000_GBKN20110126.dxf). 2. Het concept-beeldkwaliteitsplan vrijgeven voor inspraak.
Leidinggevende
De secretaris,
M.A. Versleijen, SO10
Programmamanager P. Oomens
Programmadirecteur P. Steijn
Paraaf
Datum
akkoord
Alleen ter besluitvorming door het College Bestuursagenda Besluit B&W d.d. 23 januari 2012 Conform advies
Aanhouden Anders, nl.
nummer: 3.11 Gemeentesecretaris
Portefeuillehouder
Collegevoorstel.doc
Collegevoorstel
1
Probleemstelling
Bestemmingsplan Het ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom voorziet in de actualisatie van het gebied Ooyse Schependom en van een deel van de Lentse Waard (een klein gebied ten noorden van de Waal, aan de uiterste oostzijde van de gemeentegrens, inclusief het deel van de Waal dat aan dit gebied grenst). In het ontwerpbestemmingsplan zijn de bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied beschermd, zijn de bestaande bebouwingsstructuren opnieuw vastgelegd en zijn tevens twee initiatieven in de polder ten zuiden en zuidoosten van de Ooysedijk mogelijk gemaakt. Het gaat om een initiatief van Struin voor buitenschoolse opvang en om een initiatief van Landwaard voor schooltuinen. Beeldkwaliteitsplan Het concept-beeldkwaliteitsplan legt de verwachtingen en ambities vast voor wat betreft de bebouwing en landschappelijke inpassing van de twee initiatieven in de polder ten zuiden en zuidoosten van de Ooysedijk. Het gaat daarbij om de relatie van de bebouwing met de omgeving, de hoofdvorm van de gebouwen, het materiaalgebruik, de detaillering en de kleur. Het beeldkwaliteitsplan is een instrument voor de toetsing van omgevingsvergunning voor het bouwen.
2
Juridische aspecten
Bestemmingsplan Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Wet ruimtelijke ordening. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is met diverse instanties vooroverleg gevoerd. Voor de inhoudelijke reacties van deze instanties wordt verwezen naar paragraaf 12.2 (maatschappelijke uitvoerbaarheid) in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan. Na vrijgave door ons college, wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter visie gelegd. Binnen deze termijn kan eenieder zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de Staatscourant. Beeldkwaliteitsplan Het concept-beeldkwaliteitsplan wordt gedurende 6 weken (tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan) ter visie gelegd. Binnen deze termijn kan eenieder schriftelijk reageren op het concept-beeldkwaliteitsplan. De inspraakperiode wordt op de gemeentelijke website gepubliceerd.
3
Doelstelling
Bestemmingsplan Het ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom met bijbehorende stukken (zoals de inspraaknota en onderzoeksrapporten) vrijgeven en voor een periode van zes weken ter inzage te leggen. In het ontwerpbestemmingsplan zijn de bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden van het plangebied beschermd, zijn de bestaande bebouwingsstructuren opnieuw vastgelegd en zijn tevens twee initiatieven in de polder ten zuiden en zuidoosten van de Ooysedijk mogelijk gemaakt.
Collegevoorstel
Vervolgvel
2
Beeldkwaliteitsplan Het concept-beeldkwaliteitsplan vrijgeven en voor een periode van zes weken in het kader van inspraak ter visie te leggen. In het beeldkwaliteitsplan zijn richtlijnen opgesteld met als doel de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit van het gebied ten zuiden en zuidoosten van de Ooysedijk te waarborgen.
4
Argumenten
Zie onder 1. Het bestemmingsplan zorgt voor een actueel planologisch regime, dat niet alleen bestaande landschaps- en natuurwaarden beschermt maar tevens ruimte biedt aan twee ontwikkelingen in het gebied. Ambtshalve en naar aanleiding van de inspraakreacties, is het ontwerpbestemmingsplan ten opzichte van het voorontwerp-bestemmingsplan op onderdelen gewijzigd. Enkele belangrijke wijzigingen in het bestemmingsplan zijn hieronder benoemd. Ambtshalve In het ontwerpbestemmingsplan is op een aantal van de bebouwde percelen direct aan en ten noorden van de Ooysedijk de regeling uit het vorige bestemmingsplan gelegd. In het voorontwerp-bestemmingsplan was aan deze percelen de bestemming Gemengd gegeven. Op deze percelen waren voorheen bedrijven actief. De bedrijfsactiviteiten op deze percelen zijn al lange tijd beëindigd; wat resteert zijn de voormalige bedrijfspanden die nu voor andere doeleinden worden gebruikt. Binnen de bestemming Gemengd is onder andere woningbouw en in beperkte mate horeca toegestaan. Op dit moment zijn er echter nog geen uitgewerkte herontwikkelingplannen (bijvoorbeeld voor woningbouw) en is dus ook de ruimtelijke aanvaarbaarheid daarvan op dit moment nog niet onderzocht. Ook de financiële aspecten van deze ontwikkelingen (de verplichting voor de gemeente op basis van de Wet ruimtelijke ordening om de te maken kosten in verband met het initiatief te verhalen op de eigenaar van de grond) zijn nog niet geregeld. De visie van de gemeente op het totale plangebied, inclusief de gronden aan de Ooysedijk, is overigens niet veranderd. De gemeente laat het initiatief tot herontwikkeling van de gronden aan de Ooysedijk aan derden (grondeigenaren en ontwikkelaars). Door middel van een postzegelbestemmingsplan kan de ruimtelijke ontwikkeling, desgewenst, te zijner tijd planologisch mogelijk gemaakt worden. Horeca In het ontwerpbestemmingsplan wordt nieuwvestiging van lichte horeca niet meer mogelijk gemaakt. Bovendien is er naar aanleiding van inspraakreacties nu voor gekozen om in de visie voor het gebied ruimte te zien voor maximaal twee horeca-eenheden met een totale omvang van circa 250 m2. Het gaat om horeca uit de categorieën 1a en 1b, inclusief een café, zoals genoemd in bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten van de planregels. Deze horeca-gelegenheden worden echter, zoals gezegd, niet in het ontwerpbestemmingsplan mogelijk gemaakt, maar zullen te zijner tijd, als zich een concreet initiatief aandient, door middel van een postzegelbestemmingsplan mogelijk gemaakt kunnen worden. De reeds bestaande horeca-mogelijkheid op het perceel aan de Ooysedijk 21-23 blijft overigens wel in het plan gehandhaafd. Initiatieven van Struin en Landwaard in de polder Om het waardevolle open landschap van de polder te beschermen, is in verband met de initiatieven van Struin en Landwaard een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan legt de verwachtingen en ambities vast voor wat betreft de bebouwing en landschappelijke inpassing van de twee initiatieven. Het gaat daarbij om de relatie van de bebouwing met de omgeving, de hoofdvorm van de gebouwen, het materiaalgebruik, de
Collegevoorstel
Vervolgvel
3
detaillering en de kleur. Het beeldkwaliteitsplan is een instrument voor de toetsing van de omgevingsvergunning. In het ontwerpbestemmingsplan is aan de gronden van Struin en Landwaard de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschap 1’ gegeven, die ook voorziet in bescherming van de openheid van het landschap. Voetgangersbrug over het Meertje Op 14 december 2010 heeft ons college besloten, als onderdeel van het besluit over de mogelijke realisatie van het Natuurcentrum Rivieren in de Stratemakerstoren, mee te werken aan het in procedure brengen van een bestemmingsplanherziening met als inspanningsverplichting om de realisatie van een voetgangersbrug bij het Meertje mogelijk te maken. Het ontwerpbestemmingsplan voorziet in een voetgangersbrug over het Meertje. Met een voetgangersbrug over het Meertje wordt duurzaam contact tussen stadscentrum en natuur in de Ooypolder mogelijk gemaakt. De precieze locatie van de voetgangersbrug is nog niet bekend. Hierover zal in de loop van het bestemmingsplanproces meer duidelijkheid worden verkregen. Daarom is in het ontwerpbestemmingsplan een zoekgebied aangegeven, waarbinnen de voetgangersbrug gerealiseerd mag worden. De doorvaart voor (woon)boten met een hoogte van maximaal 7 meter boven het waterniveau, zal gemiddeld 260 dagen per jaar (bij een normaal jaar zonder extreme waterstanden) mogelijk zijn.
5
Klimaat
Bij een aanvraag om omgevingsvergunning worden de ambities, geformuleerd in de Duurzaamheidsagenda 2011-2015, meegenomen.
6
Financiën
Het ontwerpbestemmingsplan heeft een overwegend consoliderend karakter. Er worden dus nauwelijks nieuwe ontwikkelingen toegestaan. Voor dit deel is daarom afgezien van een onderzoek naar de financieel-economische uitvoerbaarheid. De voetgangersbrug over de monding van 't Meertje wordt door bijdragen van een aantal (externe) partners en uit het programma Groen van de gemeente betaald. Met de eigenaar van de gronden waarop de buitenschoolse opvang is voorzien, is op 7 november 2011 een anterieure overeenkomst gesloten in verband met de te maken kosten door de gemeente. Deze uitgangspunten geven aan dat de locaties zonder financiële consequenties voor de gemeente ontwikkeld kunnen worden. Een exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening is dan ook niet nodig.
7
Communicatie
Bestemmingsplan Na het besluit van ons college tot vrijgave van het ontwerpbestemmingsplan, wordt het plan gedurende 6 weken ter visie gelegd. De tervisielegging wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de Staatscourant. Beeldkwaliteitsplan Het concept-beeldkwaliteitsplan ligt gedurende zes weken (tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan) in het kader van de inspraak ter inzage. Er kan schriftelijk worden gereageerd. De inspraakperiode wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website.
Collegevoorstel
Vervolgvel
4
8
Uitvoering en evaluatie
Bestemmingsplan Het besluit tot vrijgave van het ontwerpbestemmingsplan voor tervisielegging wordt bekendgemaakt op de gemeentelijke website en in de Staatscourant. In deze bekendmaking wordt ook gewezen op de mogelijkheid om tegen het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze in te dienen bij de gemeenteraad, t.a.v. de afdeling Stadsontwikkeling. Het ontwerpbestemmingsplan is in te zien bij de Informatiebalie in de Stadswinkel van de Gemeente Nijmegen, op de gemeentelijke website en op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl Beeldkwaliteitsplan Het besluit tot vrijgave van het concept-beeldkwaliteitsplan wordt bekendgemaakt op de gemeentelijke website. In deze bekendmaking wordt ook gewezen op de mogelijkheid om een inspraakreactie in te dienen bij ons college, t.a.v. de afdeling Stadsontwikkeling. Het concept-beeldkwaliteitsplan is in te zien bij de Informatiebalie in de Stadswinkel van de Gemeente Nijmegen en op de gemeentelijke website.
9
Risico
Bestemmingsplan Het resultaat van de noodzakelijke Wro-procedure kan vanwege de rechtsbescherming niet gegarandeerd worden, verder zijn er geen bijzondere risico’s. De nieuwe ontwikkelingen in het plan kunnen zonder financiële consequenties voor de gemeente ontwikkeld worden. Beeldkwaliteitsplan Er zijn geen bijzondere risico’s.
Bijlage(n): Ter inzage:
Ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom Concept-beeldkwaliteitsplan Onderzoeksrapporten
Nijmegen Ooyse Schependom
Versie Concept:
Datum
Voorontwerp:
22 maart 2011
Ontwerp:
januari 2012
Vaststelling: Beslissing beroep: In werking: Onherroepelijk:
2
Inhoudsopgave
Toelichting
6
Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding Actualisatie Plangebied Ruimtelijke analyse Vigerende bestemmingsplannen Leeswijzer
Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Ruimtelijk beleidskader Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (voorheen Nota Ruimte) Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (voorheen AMvB Ruimte) Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland Regionaal Plan Coalitieakkoord 2010-2014: Werken aan een duurzame toekomst Structuurvisie Nijmegen 2010
10 10 10 11 12 15 15 16
Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
Sectoraal beleidskader Groen, natuur en landschap Archeologie Beeldkwaliteit Economie Wonen Maatschappelijke voorzieningen Verkeer en vervoer Water
19 19 22 23 24 25 25 26 27
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4
Bestaande situatie in het plangebied Ooyse Schependom Bestaande bebouwing in de uiterwaard Woonboten in het Meertje Lentse Waard
32 32 47 47 47
Hoofdstuk 5 5.1 5.2
Ruimtelijke analyse Ooyse Schependom Initiatieven en ontwikkelingen Visie Ooyse Schependom
49 49 52
Hoofdstuk 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8
Duurzaamheid en milieuaspecten Bedrijvigheid Bodem Geluid Externe veiligheid Luchtkwaliteit Fysieke veiligheid Genetisch gemodificeerde gewassen en gentherapie Klimaat
61 61 62 63 64 69 70 72 73
Hoofdstuk 7 7.1 7.2 7.3
Plansystematiek Algemeen Regels Flexibiliteitsbepalingen
75 75 75 76
Hoofdstuk 8 8.1 8.2 8.3
Woonfunctie Algemeen Stedenbouwkundige uitgangspunten Juridische vormgeving
78 78 78 78
Hoofdstuk 9
Economische functies
80
3
7 7 7 9 9 9
9.1 9.2 9.3
Algemeen Uitgangspunten per functie Juridische vormgeving
80 80 80
Hoofdstuk 10 Agrarische functies 10.1 Algemeen 10.2 Juridische vormgeving
82 82 82
Hoofdstuk 11 Openbare ruimte 11.1 Algemeen 11.2 Juridische vormgeving
83 83 83
Hoofdstuk 12 Uitvoerbaarheid 12.1 Financiële uitvoerbaarheid 12.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
86 86 86
Hoofdstuk 13 Bijlagen bij toelichting 13.1 Onderzoeksrapporten 13.2 Stedenbouwkundige matrix
92 92 92
Regels
97
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
98 98 109
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap 1 Artikel 5 Bedrijf - 1 Artikel 6 Bedrijf - 2 Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening Artikel 8 Gemengd Artikel 9 Groen Artikel 10 Groen - 1 Artikel 11 Groen - 2 Artikel 12 Horeca Artikel 13 Natuur Artikel 14 Tuin Artikel 15 Verkeer Artikel 16 Water Artikel 17 Wonen Artikel 18 Wonen - Woonwagenstandplaats Artikel 19 Leiding - Gas Artikel 20 Leiding - Riool Artikel 21 Waarde - Archeologie 2 Artikel 22 Waarde - Archeologie 3 Artikel 23 Waterstaat - Waterkering Artikel 24 Waterstaat - Waterlopen Artikel 25 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
113 113 115 118 120 122 123 125 126 127 128 129 131 133 134 135 137 138 140 142 145 148 150 152
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 26 Anti-dubbeltelregel Artikel 27 Algemene bouwregels Artikel 28 Zoekgebied voetgangersbrug Artikel 29 Algemene gebruiksregels Artikel 30 Algemene ontheffingsregels Artikel 31 Overige regels
153 153 154 155 156 159 160
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 32 Overgangsrecht Artikel 33 Slotregel
162 162 163
4
Bijlagen bij de regels Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (model Nijmegen) 1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
165 166 166
1.2
Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten
173
2.1
Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten (model Nijmegen) Staat van horeca-activiteiten
176 176
2.2
Toelichting op Staat van horeca-activiteiten
177
Bijlage 3
179
Parkeernormen
5
Toelichting
6
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1
Actualisatie
Het college heeft op 12 maart 2002 besloten tot het actualiseren van bestemmingsplannen. Het doel daarvan is:
Te komen tot een bestand van bestemmingsplannen met een leeftijd conform de eisen vanuit de Wet ruimtelijke ordening; Eenduidigheid te creëren in de juridisch planologische regelgeving met actuele gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden om: 1. snel en adequaat in te kunnen spelen op initiatieven; 2. gewenste ontwikkelingen te kunnen realiseren en ongewenste ontwikkelingen te voorkomen; 3. de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid te vergroten; 4. de handhaafbaarheid te vereenvoudigen; 5. het risico van planschade te verkleinen. De grote hoeveelheid bestemmingsplannen te reduceren door bestemmingsplannen te maken voor grotere gebiedseenheden; Een efficiënter beslag op de ambtelijke capaciteit door systematische vernieuwing van bestemmingsplannen in plaats van ad hoc opstellen van versnipperde kleine plannen.
In het kader van de actualisatie van bestemmingsplannen worden de ruim 600 vigerende bestemmingsplannen voor de bestaande stad de komende jaren teruggebracht tot ongeveer 20 nieuwe bestemmingsplannen. Het onderhavige bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom is zo'n nieuw actualisatieplan, dat in totaal vier vigerende bestemmingsplannen vervangt. Naast het gebied Ooyse Schependom is in dit bestemmingsplan nog één ander deelgebied opgenomen, te weten een deel van de Lentse Waard ten noorden van de Waal.
1.2
Plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom heeft betrekking op de Ooyse Schependom (1) en een klein gedeelte van de Lentse Waard ten noorden van de Waal, inclusief het deel van de rivier de Waal dat aan dit gebied grenst (2). Op onderstaande luchtfoto is de ligging van het plangebied weergegeven (de rode stippellijntjes geven de gemeentegrens aan).
7
Deelgebied 1: Ooyse Schependom Het deel van de Ooijpolder dat in de 15e eeuw onder jurisdictie van de stad Nijmegen lag wordt gerekend tot de Ooyse Schependom. Het gebied is gelegen aan de Waal ten noordoosten van het centrum van Nijmegen en grenst aan de gemeente Ubbergen. Het deelgebied Ooyse Schependom wordt in het bestemmingsplan globaal begrensd door de Nieuwe Ubbergseweg en de Generaal J. Gavinweg in het zuiden en zuidwesten, door de rivier de Waal in het westen en noordwesten (inclusief een deel van de Waal zelf) en door de gemeentegrens met de gemeente Ubbergen in het oosten. De Ooyse Schependom bestaat voor het grootste deel uit natuur en landbouwgebied. Het is het voorportaal van de Ooijpolder, een belangrijk stedelijk uitloopgebied voor Nijmegen en biedt vele mogelijkheden voor dagrecreatie. Verder behoren tot dit deelgebied de bebouwing aan de Ooysedijk en de Ubbergseweg en het water 't Meertje. Deelgebied 2: Een klein onderdeel van de Lentse Waard Deelgebied 2 wordt begrensd door de Bemmelsedijk, de gemeentegrens met de gemeente Lingewaard, de Waal (inclusief een deel van de Waal zelf), en een klein gedeelte van de uiterwaarden. Het betreft onbebouwd buitendijksgebied dat als grasland in gebruik is en een deel van de Waal (inclusief één krib).
8
1.3
Ruimtelijke analyse
Voorafgaand aan het bestemmingsplan is de "Ruimtelijke analyse Ooyse Schependom" opgesteld. De analyse heeft uitsluitend betrekking op de Ooyse Schependom (deelgebied 1) en bevat een analyse van het gebied, een beschrijving van het relevante geldende beleid en een overzicht van de voorzienbare ruimtelijke ontwikkelingen. Tenslotte geeft de ruimtelijke analyse de visie op de gewenste ontwikkelingsrichting van het gebied. De ruimtelijke analyse is in februari 2011 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De ruimtelijke analyse maakt deel uit van deze plantoelichting.
1.4
Vigerende bestemmingsplannen
Voor het gebied Ooyse Schependom (1) zijn momenteel drie bestemmingsplannen vigerend:
het bestemmingsplan “Beschermde gebieden”: vastgesteld door de gemeenteraad op 24 april 1975, (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 22 maart 1976 en rechtens onaantastbaar bij Koninklijk besluit van 10 maart 1981; het bestemmingsplan “Buitengebied, gedeelten van de West-, Zuid- en Oostflank van het gemeentelijk grondgebied”: vastgesteld door de gemeenteraad op 15 januari 1981, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 29 maart 1982, en rechtens onaantastbaar bij Koninklijk besluit van 13 december 1984; het bestemmingsplan “Nijmegen-Oost”: vastgesteld door de gemeenteraad op 5 oktober 1999, (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 16 mei 2000, en rechtens onaantastbaar bij uitspraak van de Raad van State van 14 augustus 2002.
Voor deelgebied 2 (een klein deel van de Lentse Waard) vigeert:
1.5
het bestemmingsplan “Buitengebied Dorp Lent”, vastgesteld door de voormalige gemeenteraad van Elst op 28 november 1989, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 9 juli 1990, en rechtens onaantastbaar bij Koninklijk besluit van 6 augustus van 1992.
Leeswijzer
Nadat in hoofdstuk 1 van de plantoelichting het plangebied kort is aangeduid en is aangegeven welke bestemmingsplannen op dit moment vigeren, is in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 respectievelijk het ruimtelijk en het sectoraal beleidskader beschreven. In hoofdstuk 4 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 5 zijn met name die onderdelen uit de Ruimtelijke analyse weergegeven, die van belang zijn voor dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 is ingegaan op de relevante milieuonderwerpen. Nadat in hoofdstuk 7 de plansysrematiek in algemene zin is toegelicht, is in de hoofdstukken 8 tot en met 11 nader ingegaan op de woon- en economische functies in het gebied en op de openbare ruimte in relatie tot de wijze van bestemmen. Hoofdstuk 12 besteedt aandacht aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bijlagen zijn tenslotte benoemd in hoofdstuk 13.
9
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleidskader 2.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (voorheen Nota Ruimte)
De Nota Ruimte is een gezamenlijk product van de (voormalige) ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ. De nota legt het nationaal ruimtelijk beleid vast tot 2020, met een doorkijk tot 2030. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Het Rijk richt zich daarbij primair op gebieden die deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden, hoofdverbindingsassen en de ecologische hoofdstructuur. Het kabinet kiest in de Nota Ruimte voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Beperkingen aan ruimtelijke ontwikkelingen worden door het rijk alleen gesteld als een nationaal belang in het geding is. Het Rijk werkt momenteel in hoog tempo aan de actualisatie van het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid in één integrale nota: de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Daarbij worden scherpe keuzes gemaakt, die gevolgen hebben voor Nijmegen en de regio. De ontwerp SVIR heeft in de zomer van 2011 ter inzage gelegen en laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports, greenports en brainport met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad. Na parlementaire behandeling zal de SVIR naar verwachting in het najaar van 2011 door het kabinet worden vastgesteld en kan deze in werking treden.
2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (voorheen AMvB Ruimte) De ruimtelijke ordening krijgt gestalte door de inzet van uiteenlopende bevoegdheden en middelen: juridisch, financieel, bestuurlijk en communicatief. Met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft de wetgever, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de begrenzing aan van de besluitmogelijkheden van lagere overheden in de 'juridische kolom'. Als nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels worden gesteld aan de inhoud van bestemmingsplannen. In 2009 is hiervoor de AMvB Ruimte aan de Tweede Kamer aangeboden. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. Inmiddels wordt er op basis van de hierboven beschreven SVIR gewerkt aan een nieuwe AMvB Ruimte, die in juridische termen wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Een deel van het Barro is gebaseerd op eerdere pkb's en beleidsnota's, die in de SVIR worden herbevestigd (o.a. grote rivieren, defensie en erfgoederen van uitzonderlijke waarden). Op een later moment, naar verwachting medio 2012, zal het besluit worden aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR (o.a. rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, ecologische hoofdstructuur). Het Barro treedt gefaseerd in werking. Dit betekent dat de regels in werking treden op het moment waarop het betreffende Barro-artikel in werking is getreden. In een aantal gevallen is bepaald dat bepalingen van het Barro bij de eerst volgende herziening van het bestemmingsplan in overeenstemming met het Barro dienen te worden gebracht. In uitzonderingsgevallen geldt de termijn van drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van het Barro.
10
2.3
Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG)
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. Hieronder volgen de voor dit bestemmingsplan relevante hoofdlijnen van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. 2.3.1
Verstedelijking
De Ruimtelijke Verordening legt het rijksbundelingsbeleid voor de Stadsregio ArnhemNijmegen vast door voorschriften die bepalen dat nieuwe bebouwing voor wonen en werken voor het overgrote deel plaatsvindt: binnen bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en binnen de zoekzones bedrijventerreinen uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking. Slechts een beperkt deel van verstedelijking kan plaatsvinden buiten deze gebieden. Het gaat dan om nieuwe bebouwing die functioneel gebonden is aan het buitengebied, bij functieverandering naar een niet-agrarische functie, bij oprichting van nieuwe landgoederen en voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven. Gedeputeerde Staten (GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen, indien er sprake is van een ontwikkeling waarvan is aangetoond dat deze redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de genoemde gebieden en als de ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. 2.3.2
Glastuinbouw
Glastuinbouw is een sector met een hoge dynamiek en relatief hoge economische betekenis. Concentratie van glastuinbouw is gewenst vanwege de grote landschappelijke en ruimtelijke impact van kassen. Geïsoleerd gelegen bedrijven zijn niet gewenst. In een bestemmingsplan wordt nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven slechts toegestaan in concentratiegebieden glastuinbouw. Zolang geen bestemmingsplan is vastgesteld dat in overeenstemming is met de verordening is nieuwvestiging buiten de concentratiegebieden verboden, net als uitbreiding van glastuinbouwbedrijven. 2.3.3
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
De provincie streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid en kwaliteit van de Gelderse natuur door het realiseren en beschermen van een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, cultuurlandschappen en verbindingszones. In een bestemmingsplan worden in een gebied gelegen binnen de EHS geen bestemmingen toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast. In afwijking hiervan kan een bestemmingsplan activiteiten die mede tot doel hebben de kwaliteit van de EHS te vergroten mogelijk maken.GS kunnen onder bepaalde voorwaarden ontheffing verlenen voor bestemmingen in EHS-gebied.
11
2.3.4
Waardevol open gebied
Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen luidt: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. In een bestemmingsplan worden geen bestemmingen toegestaan die de openheid van waardevolle gebieden aantasten. Een uitzondering wordt gemaakt voor de oprichting van windturbines binnen de zoekzones windenergie van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en de uitbreiding van agrarische bebouwing binnen of aansluitend aan een bestaand agrarisch bouwperceel. Ook voor nieuwe bestemmingen in een waardevol open gebied, die niet de openheid aantasten maar wel andere kernkwaliteiten, geldt een nee, tenzij-benadering. 2.3.5
Nationaal Landschap
In gebieden binnen een Nationaal Landschap met de aanduiding waardevol landschap kunnen slechts bestemmingen worden toegestaan, voor zover deze de kernkwaliteiten van het gebied behouden of versterken. In de toelichting op een bestemmingsplan, dat binnen de grenzen van een nationaal landschap valt, wordt gemotiveerd hoe bij de bouw van nieuwe woningen rekening wordt gehouden met de optimale benutting van de mogelijkheden om binnen het nationaal landschap de woningbehoefte door herstructurering te ondervangen.
2.4 Algemene Gelderland
Structuurvisie
Ruimtelijke
Ordening
provincie
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. De structuurvisie wordt in de loop van 2012 geactualiseerd. Het streekplan verdeelt Gelderland in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio Arnhem Nijmegen, moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groenblauwe raamwerk (onder andere nationaal landschap Gelderse Poort) geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen in deze gebieden. Hieronder volgen de voor dit bestemmingsplan relevante hoofdlijnen van de Structuurvisie. 2.4.1
Stedelijke ontwikkeling
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten: “bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur” en het “organiseren in stedelijke netwerken”. Locaties voor stedelijke uitbreiding dienen te passen in het bundelingsbeleid en te zijn afgestemd op de uitgangspunten van infrastructuur, water en milieu. Bij locatiekeuze en planuitwerking moet worden voldaan aan de basiskwaliteitseisen van bodem (waaronder archeologie), water, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Stedelijke uitbreidingen moeten aansluiten bij de ruimtelijke structuur/kenmerken van de regio, met aandacht voor de actuele marktvraag. De provincie heeft afspraken gemaakt met de regio's om indicatief de reservering van uitbreidingsruimte voor stedelijke functies uit te werken in zoekzones voor stedelijke functies.
12
2.4.2
Locatiebeleid
De locatiekeuze van bedrijven en voorzieningen dient het resultaat te zijn van een afweging tussen economie, bereikbaarheid en leefbaarheid. Het beleid is er vooral op gericht de knooppunten in het rode raamwerk te benutten voor intensieve verstedelijking, omdat deze de meeste potentie hebben wat betreft de (boven)regionale bereikbaarheid. Voor stedelijke ontwikkelingen van lokale aard en schaal geldt dat deze in regionaal verband moeten zijn afgestemd en op gemeentelijk niveau qua locatiekeuze worden uitgewerkt, waarbij eveneens de afstemming op de infrastructurele capaciteit van belang is. Voor specifieke soorten bedrijvigheid (bijv. milieuhinderlijke vormen) moeten in overleg met gemeenten/regio's op bepaalde plekken concentratiegebieden worden aangewezen. 2.4.3
Wonen
Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is, dat de gemeenten - samenwerkend in de onderscheiden (WGR-) regio's - voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). Het KWP wordt periodiek bijgesteld om de afstemming tussen de (kwalitatieve) vraag en aanbod op de woningmarkt te actualiseren. 2.4.4
Groen in en om de stad
Het is van belang dat bij stedelijke ontwikkeling gelijktijdig wordt voorzien in de behoefte aan 'groen in en om de stad'. Hiervoor zijn GIOS-zones aangegeven. De bestaande omgevingskwaliteit van het buitengebied rond de stad speelt bij de keuze van de locaties en inrichting van regionaal groen nadrukkelijk een rol. In de ontwikkeling van stadsranden moet rekening worden gehouden met de waterbergingsbehoefte van het aangrenzende stedelijk gebied. Het ruimtelijk beleid voor groen om de kernen in het algemeen is gericht op het bieden van goede mogelijkheden voor extensieve vormen van recreatie zoals wandelen en fietsen. De ontwikkeling van groen dient samen op te gaan met de rode ontwikkeling. 2.4.5
Natuur
In Gelderland is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in aanleg. Hoofddoel is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. De door het Rijk op grond van Europese regelgeving aangewezen of aangemelde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden behoren tot de EHS. De EHS is sterk ruimtelijk structurerend en bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit op provinciaal niveau en maakt onderdeel uit van het groenblauwe raamwerk. Binnen de EHS geldt de “nee, tenzij”-benadering. Bestemmingswijziging is niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. De beleidskaart geeft drie onderdelen van de EHS weer, waarop toegespitst ruimtelijk beleid van toepassing is:
EHS-natuur: de EHS-natuur bestaat met name bestaande natuurgebieden en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel agrarische cultuurgrond zijn. Bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur kunnen door GS alleen worden goedgekeurd als, naast het ontbreken van reële alternatieven en de aanwezigheid van redenen van groot openbaar belang, de schade aantoonbaar zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende en compenserende maatregelen in hetzelfde bestemmingsplan of in gekoppelde bestemmingsplannen.
13
De EHS-verweving bestaat uit landgoederen onder de Natuurschoonwet, landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen. Voor deze gebieden geldt hetzelfde ruimtelijke beleid als voor EHS-natuur, met de volgende verschillen: regulier agrarisch en extensief recreatief gebruik kan worden voortgezet (waarbij tevens vergroting van aanwezige agrarisch bouwpercelen aan de orde kan zijn) en er is ruimte voor extensieve recreatievormen en nieuwe landgoederen. Ter verbinding van EHS-natuur en EHS-verweving worden ecologische verbindingen gerealiseerd, die bestaan uit een schakeling van natuurelementen (stapstenen). Het gaat om smalle zones met een strategische ligging. Voor de realisatie is specifiek ruimtelijk beleid aan de orde: een combinatie van planologische bescherming van de aanwezige waarden en planologische reservering voor versterking van de natuurwaarden voor bepaalde doelsoorten.
In het afwegingskader voor de EHS worden plannen afzonderlijk beoordeeld. Om een meer ontwikkelingsgerichte aanpak te bevorderen kan hiervan worden afgeweken door toepassing van de saldobenadering EHS, waarbij op gebiedsniveau een “nee-tenzij” afweging wordt gemaakt. Daarnaast komen buiten de EHS verspreid natuurwaarden voor. De provincie vraagt de gemeenten om hiervoor op passende wijze regelingen in hun bestemmingsplannen op te nemen. De provincie neemt een bijzondere verantwoordelijkheid voor een aantal weidevogel- en ganzengebieden buiten de EHS. Hierop is toegespitst beleid van toepassing. De Weidevogel- en ganzengebieden buiten de EHS die van provinciaal belang worden geacht, worden beschermd tegen doorsnijding, aantasting van rust en openheid, verlaging van het waterpeil en verstoring. 2.4.6
Landschap
De provincie stelt als doelen voor de Gelderse landschappen: het instandhouden van de variatie aan Gelderse landschappen, het behoud van de openheid van karakteristieke open landschapseenheden (waardevolle open gebieden), het versterken van de samenhang in karakteristieke landschappen (waardevolle landschappen) en het verbeteren van de kwaliteit en toegankelijkheid van het landschap. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen worden afgestemd op aanwezige landschapskenmerken, maar er ook toe bijdragen dat de landschappelijke samenhang verbetert. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen, waaronder in Nijmegen de stuwwal en de Ooijpolder, is gericht op behoud en versterking van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor de waardevolle landschappen geldt, binnen de algemene voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, een 'ja mits'-benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. De waardevolle open gebieden (o.a. Ooijpolder) maken onderdeel uit van de waardevolle landschappen en zijn vanwege hun grootschalige openheid onderdeel van het groenblauwe raamwerk. Voor waardevolle open gebieden geldt de grootschalige openheid als belangrijke kernkwaliteit. Ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, zoals nieuwe bouwlocaties, zijn hier niet toegestaan. Voor overige ruimtelijke ingrepen in de waardevolle open gebieden geldt een 'nee, tenzij'-benadering. Hierbij kan sprake zijn van 'compensatie' op gebiedsniveau.
14
2.5
Regionaal Plan
Het Regionaal Plan (RP) vormt een richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Met het Regionaal Plan wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In het Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen. Hieronder volgen de voor dit bestemmingsplan relevante hoofdlijnen van het Regionaal Plan. 2.5.1
Wonen
Binnen de 'Contour woningbouw' bepalen de gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. Uiteraard moet bij de uitwerking van de plannen niet alleen rekening worden gehouden met de specifieke regionale beleidsregels, maar ook met die uit het nationaal ruimtelijk beleid en het streekplan, alsmede wet- en regelgeving. De programmering van de woningbouw vindt plaats met in achtneming van de in de per gemeenten vastgestelde kwalitatieve afspraken en inspanningsverplichtingen in de Concessies Wonen. 2.5.2
Werken
Doelstelling is “het op zorgvuldige wijze ruimte inpassen voor het scheppen van voldoende werkgelegenheid voor de inwoners van de stadsregio, die aansluit bij het opleidingsniveau van de beroepsbevolking”. Hiervoor zijn enkele beleidsregels opgenomen.
2.6
Coalitieakkoord 2010-2014: Werken aan een duurzame toekomst
De economische crisis dwingt tot nadenken over de rolverdeling van overheid en burgers. Noodzakelijke keuzes worden niet uit de weg gegaan, bezuinigingen zijn onvermijdelijk. Met het coalitieakkoord is per programma gekeken of de doelen efficiënter bereikt kunnen worden. Het College hecht waarde aan meer zicht op de afweging van de verschillende belangen in de besluitvorming. De gemeente wil op een transparante, efficiënte en zakelijke manier samen met de stad de nieuwe uitdagingen aangaan. In april 2010 presenteerden GroenLinks, PvdA en D66 het coalitieakkoord 2010-2014 “Werken aan een duurzame toekomst”. Het akkoord zet in op een duurzame en sociale stad met een sterke economie. De gemeente heeft al flink geïnvesteerd in de Ooijpolder. Het college wil de groene uitstraling verder versterken, zowel in als rondom de stad.
15
2.6.1
We gaan op weg naar een duurzame stad
Er wordt fors geïnvesteerd in duurzaamheid. Bewoners, instellingen en bedrijven worden gestimuleerd om duurzaam te wonen, werken en leven. Nijmegen wil bijdragen aan het tegengaan van klimaatsverandering door o.a. het beheersen van de waterafvoer van de Waal. De dijkteruglegging in Lent is het grootste project voor waterbeheersing van Nederland. Daarnaast wordt ingezet op klimaatneutraliteit en het hybride warmtenet. Nijmegen wil duurzaam vervoer: dat betekent een transitie naar schonere brandstoffen en inzetten op het gebruik van HOV en fiets. Op het gebied van autoverkeer wordt ingezet op de A15, de A50, realisatie van de tweede Stadsbrug en het ontwikkelen van transferia. Tenslotte wordt er geïnvesteerd in de groengebieden in en om de stad. 2.6.2
We blijven een sociale stad
In het sociale beleid staat eigen verantwoordelijkheid en participatie van burgers voorop. Nijmegen ondersteunt de zelfredzaamheid van burgers en geeft extra aandacht aan mensen met minder kansen, bijvoorbeeld op het gebied van inkomen, re-integratie, zorg en welzijn. De integrale wijkaanpak wordt voorgezet. De focus is vooral gericht op veiligheid en leefbaarheid. Nijmegen heeft tenslotte een sportief imago. Dat moet zo blijven. Zo wordt het sportcollege Quick in Heseveld mogelijk gemaakt en komt er een onderzoek naar het Topsport en Innovatiepark. 2.6.3
We werken aan een sterke stad
Een duurzame sterke economie bevordert de werkgelegenheid. Nijmegen werkt aan een duurzame en innovatieve economie met kennisintensieve en creatieve bedrijvigheid. Een goede bereikbaarheid is een belangrijke vestigingsvoorwaarde voor bedrijven, maar dat geldt zeker ook voor een goede woonomgeving, groen en het aanbod van culturele activiteiten. De dynamiek in de stedelijke ontwikkeling wordt gestimuleerd door te werken aan grote strategische projecten, zoals: Waalsprong, ondersteuning Binnenstad, Koers West, Waalfront, Citadel, Novio Tech Campus, Station Goffert, herontwikkeling Spoorzone. Ook wordt doorgegaan met herstructurering van wijken, zoals Hatert en Dukenburg en de winkelcentra Meijhorst en Malvert. Deze en de lopende projecten bieden voldoende mogelijkheden om de noodzakelijke groei de komende jaren te realiseren. Er is geen noodzaak meer om open groene plekken in de bestaande stad te bebouwen.
2.7
Structuurvisie Nijmegen 2010
De gemeenteraad heeft op 2 juni 2010 de 'Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030' vastgesteld. De Structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities tot 2030 en maakt duidelijk waar de stad op aan koerst. Het is een toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen en een ontwikkelingskader voor investeringen. Het werkingsgebied van de Structuurvisie is het hele grondgebied van Nijmegen in relatie tot ontwikkelingen in de regio of in (inter)nationaal verband. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de inhoudelijke en politieke ambities van de gemeente. Voor de Structuurvisie is geen nieuw beleid ontwikkeld. Alleen de ruimtelijke gevolgen van vaststaand beleid zijn er in samengebracht. De Structuurvisie wordt in de loop van 2012 geactualiseerd. De Structuurvisie gaat gepaard met een wettelijk verplicht uitvoeringsprogramma, dat is gekoppeld aan de Stadsbegroting. In Nijmegen is ervoor gekozen om iedere vier jaar een nieuw uitvoeringsprogramma op te stellen, waarin per coalitie accenten gelegd kunnen worden en om te bepalen of het nodig is om de ruimtelijke ambities bij te stellen.
16
2.7.1
Relatie met Kansenboek
De Structuurvisie is de opvolger van het Kansenboek. In beide documenten staan drie kwaliteitsuitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen centraal: nieuwe ontwikkelingen met respect inpassen, typisch Nijmeegse kenmerken versterken en huidige woon- en verblijfskwaliteiten ontzien door enerzijds bundeling op locaties waar nu al dynamiek heerst en anderzijds ontwikkeling van extensieve gebieden. Hiernaast zijn er in de Structuurvisie drie nieuwe accenten genoemd die een rol spelen bij alle ruimtelijke ontwikkelingen en ambities: Bruisende Stad, Verleden Verbeeld en Stad in Balans. 2.7.2
Ruimtelijke ambities voor Nijmegen 2030
In de Structuurvisie worden de ambities van Nijmegen uitgewerkt voor de beleidsvelden: wonen, economie, maatschappelijk beleid, bereikbaarheid en parkeren, groen en water, milieu, beeldkwaliteit, cultuurhistorie en archeologie. Dit zijn de ambities waaraan de komende jaren wordt gewerkt:
Nijmegen omarmt de Waal; Goede bereikbaarheid met duurzame vervoerswijzen; Multifunctionele Knopen met een eigen identiteit; Meer ruimte voor groen en water; Wonen in sterke en ongedeelde wijken; Vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid.
Op de plankaart behorend bij de Structuurvisie is voor de Ooijpolder te zien dat het één van de grootschalige groengebieden om de stad. Nijmegen wil het groen een sterke positie geven in de stedelijke ontwikkeling. De komende jaren worden nieuwe parken aangelegd, de groene stadsranden van Nijmegen versterkt en blijven we de huidige grote groengebieden beschermen. De Ooijpolder is belangrijk voor recreatie, maar ook als brongebied voor groenwaarden in de stad. De relatie tussen stad en groene omgeving wordt in de Structuurvisie beschermd, bijvoorbeeld door terughoudend om te gaan met nieuwe bebouwing.
17
18
Hoofdstuk 3 Sectoraal beleidskader 3.1
Groen, natuur en landschap
3.1.1
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van een groot aantal soorten dieren en planten. Activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. Vaak kunnen plannen zo uitgevoerd worden, dat overtreding van de verbodsbepalingen niet aan de orde is. Daarnaast is in de Flora- en faunawet een “algemene zorgplicht” opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, of ze nu wettelijk beschermd zijn of niet en ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. Bij ingrepen moet altijd zorgvuldig worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Een voorbeeld hiervan is de regel dat het kappen van bomen alleen mag plaatsvinden buiten het broedseizoen. 3.1.2
Natuurbeschermingswet
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet in werking getreden. Op grond van deze wet worden de volgende waardevolle natuurgebieden aangewezen en beschermd met het oog op het behoud van de biodiversiteit: Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden), Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Het buitendijkse gebied van de Ooyse Schependom maakt deel uit van het Natura 2000-gebied Gelderse Poort. Zowel de Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn zijn hier van toepassing. Ook is een deel van het plangebied Beschermd Natuurmonument. Voor elk Natura 2000-gebied wordt in een aanwijzingsbesluit beschreven voor welke habitattypen en (vogel)soorten het gebied is aangewezen en welke instandhoudingsdoelstellingen hiervoor gelden. De Natuurbeschermingswet vormt hiervoor het wettelijke kader. Het is verboden om in en in de nabijheid van het Natura 2000-gebied zonder vergunning projecten of handelingen te verrichten, die de kwaliteit van de habitats en soorten kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben. Grootschalige ontwikkelingen zijn in en aan de rand van deze gebieden in principe dus niet mogelijk. 3.1.3
Ecologische Hoofdstructuur
De term 'Ecologische Hoofd Structuur' (EHS) is in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij. De EHS vormt een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden, die worden verbonden door verbindingszones. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden terechtkomen en uitsterven en natuurgebieden mede daardoor hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Ruimtelijke ingrepen zijn niet toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang. De effecten van een ingreep moeten bovendien worden gecompenseerd. Onder bepaalde voorwaarden kunnen projecten en ontwikkelingen die schadelijk zijn voor de natuur in een gebied tóch doorgaan. Bijvoorbeeld als ze onderdeel vormen van een groter plan dat mede tot doel heeft om de natuur in dat gebied te verbeteren.
19
De uitwerking van de EHS is een verantwoordelijkheid van de provincie. Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben in 2009 de laatste herbegrenzing van de EHS goedgekeurd. Deze is opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Een deel van het plangebied is opgenomen als “natuurgebied”. Dit gebied valt voor een groot deel samen met het Natura 2000-gebied. Ook het wateroppervlak van 't Meertje is EHS. 3.1.4
Ganzenfoerageergebied
De polder valt binnen de contouren van het Ganzenfoerageergebied, zoals dat door de Provincie is vastgesteld. In het gebied is het niet toegestaan om ganzen en smienten opzettelijk te verstoren. Er mogen in de wintermaanden geen handelingen verricht worden die er specifiek op gericht zijn om ganzen en/of smienten te verjagen. Bij schade ontstaan door de ganzen, kan een vergoeding verkregen worden van het Rijk. 3.1.5
Nationale Landschappen
In de Nota Ruimte heeft het Rijk twintig Nationale Landschappen aangewezen. De Gelderse Poort is er één van. Het totale plangebied valt binnen de grenzen van het Nationale Landschap. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier alleen mogelijk wanneer is aangetoond dat zij een bijdrage leveren aan de landschappelijke kwaliteit van het gebied.
Begrenzing Nationaal Landschap Gelderse Poort
20
3.1.6
Voorbeeldgebied landschapsontwikkeling Ooijpolder- Groesbeek
Een deel van de Ooijpolder is door VROM aangewezen als voorbeeldgebied in het kader van het zogenaamde 'Deltaplan Landschap'. Het initiatief hiervoor is genomen door de gemeenten Groesbeek, Millingen, Nijmegen en Ubbergen, de Provincie Gelderland, de Stadsregio Arnhem Nijmegen, Via Natura, Royal Haskoning en de Vereniging Nederlands Cultuurland. In het voorbeeldgebied spannen de initiatiefnemers zich samen in om binnen vijf jaar tot zichtbaar resultaat te komen én in beeld te brengen wat de maatschappelijke kosten en baten van landschapsontwikkeling in de praktijk zijn. Het doel is om samen de aanleg, het herstel en beheer van het landschap ter hand te nemen. Groene en blauwe landschapselementen worden aangebracht en de toegankelijkheid wordt vergroot. Het voorbeeldgebied ligt binnen de grenzen van het Nationale Landschap. De uiterwaarden zijn niet opgenomen in dit voorbeeldgebied. De beleidskaders vanuit wet en regelgeving blijven gewoon van kracht. 3.1.7
De Groene Draad
Het groenplan “De Groene Draad - Kansen voor het Nijmeegse groen” (2007) heeft in Nijmegen de status van een groenstructuurplan. Dit beleidsplan geeft de mogelijkheid om actief te sturen op de ontwikkeling van groen in de stad. Het levert handvatten om groen een sterke positie te geven binnen de dynamiek van de stedelijke ontwikkelingen en beschrijft hoe we omgaan met het bestaande groen in de stad. Voor alle wijken zijn de karakteristieke kenmerken van het wijkgroen beschreven, die als toetsingskader dient voor verschillende plannen en ontwikkelingen in de stad. Ook is bekeken wat de behoeften of kansen zijn voor het groen in de wijk. De kansen voor groen liggen in de Ooijpolder vooral in het meer natuurlijk beheren van de gebieden. Dit levert een versterking en uitbreiding op van de natuurwaarden. De (recreatieve) verbindingen met het buitengebied kunnen verbeterd worden. Nieuwe verbindingen vergroten de mogelijkheden voor het maken van een ommetje. Daarnaast is het voornemen om de komende jaren te investeren in projecten die voortkomen uit het Landschapsontwikkelingsplan voor de Ooijpolder. Dit Regionaal Landschapsontwikkelingsplan is in 2005 gemaakt. Hieraan heeft ook de gemeente Nijmegen een bijdrage geleverd. Aansluitend op deze visie zijn de wensen voor het binnendijkse gebied gericht op kleine landschapselementen als hagen, rietkragen, knotwilgen, poelen, houtwallen en ruigtestroken. Dit alles met een kleinschalig karakter, gerelateerd aan de lijnvormige verkavelingstructuur en passend binnen het karakter van de Ooijpolder. Hierbij dient aandacht te zijn voor de visuele relatie tussen de Ooijpolder en de Ubbergseweg. In het buitendijkse gebied gaat het om natuur en natuurontwikkeling. 3.1.8
Handboek Stadsbomen
Het Handboek Stadsbomen vormt een nadere uitwerking van het Groenplan “De Groene draad - Kansen voor het Nijmeegse Groen” voor de instandhouding en ontwikkeling van ons bomenbestand. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de grenzen van de gemeente Nijmegen, dus de ook bomen op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. De bomen langs de Dijkgraaf van Wijckweg maken geen deel uit van het groen in de hoofdbomenstructuur.
21
3.1.9
Natuurwaardenkaart
De wijze waarop in Nijmegen omgegaan wordt met de natuurwetgeving is nader uitgewerkt in de Richtlijn Natuur, die doorvertaald is naar de Natuurwaardenkaart (2005). Deze kaart is opgesteld om in één oogopslag duidelijk te maken waar zich strikt beschermde soorten en/of habitats bevinden binnen Nijmegen. Op basis van deze kaart kan een inschatting gemaakt worden in hoeverre binnen een gebied beschermde en bedreigde planten- en diersoorten voorkomen. Op de kaart staat het hele plangebied aangegeven als relatief hoge natuurwaarden. Dit is de hoogste waardering op deze kaart.
3.2
Archeologie
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007). Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met het Verdrag van Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaand aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische gebieden/terreinen en hun waardering zijn aangegeven.
22
Archeologische beleidskaart
3.3
Beeldkwaliteit
De kadernota Beeldkwaliteit geeft richting aan het gewenste stadsbeeld. Voor de Ooyse Schependom geldt een bijzonder toetsingsniveau vanwege het historische karakter van het bebouwingslint aan de Ooysedijk en Ubbergseweg. Veranderingen of nieuwe initiatieven dienen hier zorgvuldig te worden ingepast. In Nijmegen komen samenhangende ruimtelijke eenheden voor met eigen beeldkenmerken, die worden benoemd en beschreven met het begrip bouwstenen. Voor de Ooyse Schependom geldt de bouwsteen G3 Groen- en buitengebieden. Dit houdt in dat er onder meer gelet dient te worden op openheid en zichtlijnen. De bebouwing met bijbehorende elementen mogen geen afbreuk doen aan het landschap. Tevens is, in verband met twee initiatieven in de polder ten zuiden en zuidoosten van de Ooysedijk, bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan een beeldkwaliteitsplan opgesteld voor dit gebied. Dit beeldkwaliteitsplan is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
23
3.4
Economie
3.4.1
Nota toerisme
Eén van de pijlers van de Nota Toerisme (2010) is “groen, blauw en omgeving”. Hiermee wordt gedoeld op het groene karakter van Nijmegen, de ligging aan de Waal en de aantrekkelijke omgeving. De Ooyse Schependom ligt direct aan de Waal en de aantrekkelijke groene omgeving van Nijmegen. De Nota Toerisme bevat een aantal aangrijpingspunten om de toeristisch mogelijkheden van het gebied Ooyse Schependom verder vorm te geven. Om de groen/blauwe kwaliteiten van Nijmegen en haar omgeving goed tot hun recht te laten komen wordt bijvoorbeeld ingezet op de ontwikkeling van groene fiets- en wandelroutes. Nijmegen wil zich ontwikkelen tot het centrum voor de Gelderse Poort. We willen de landschappelijke ontwikkeling van de Ooijpolder zoveel mogelijk benutten en de toegankelijkheid van de Ooijpolder voor wandelaar en fietser verbeteren. Zo wordt er bijvoorbeeld gedacht aan een voetgangersverbinding over 't Meertje om het stadscentrum, de Waalkade en de Ooijpolder dichter bij elkaar te brengen. De komende jaren wordt ingezet op verdere versterking van de toeristische omgeving van de Waal. Bijvoorbeeld door aantrekkelijke horeca in de groene omgeving dichter bij de stad te ondersteunen. 3.4.2
Concept-Beleidsvisie Havens en Kaden
Op dit moment geldt nog de Haven- en Kadeverordening uit 1994. Er wordt thans gewerkt aan een nieuwe Haven- en Kadeverordening. Hierin komt onder andere het gebied in en om 't Meertje aan de orde. De westelijke oever en zijtak van 't Meertje tussen de Waal en Meersluis zijn aangewezen als ligplaats voor woonboten. De gemeente wil wonen op het water in 't Meertje behouden. Dit vraagt wel om specifieke faciliteiten, bijvoorbeeld op het gebied van riolering, parkeren, toegangstrappen. Daarnaast is het van belang dat het onderhoud op niveau blijft. De gemeente wil de beeldkwaliteit en het ruimtegebruik in de havens verbeteren. Er worden daarom eisen gesteld aan de afmetingen en beeldkwaliteit van liggende schepen. Hiervoor geldt het overgangsrecht. In 't Meertje liggen de woonboten in een rustige groene kom. De ruimtelijke kwaliteit wordt vooral gevormd door de natuurlijke uistraling van het gebied. Om deze kwaliteit te versterken is onder andere het streven om de bebouwing op de oevers te minimaliseren. De gemeente gaat handhaven op illegaal gebruik van gronden op de wal. 3.4.3
Horecanota Gastvrij Nijmegen
In de Horecanota van september 2007 zijn de afspraken opgenomen voor het toestaan van nieuwe horeca in het stadscentrum en daarbuiten in de wijken. In de Ooyse Schependom gaat het echter om een locatie buiten het stadscentrum en niet specifiek in een wijk. Het gaat hier om een “unieke” toeristische locatie: de poort naar een natuurgebied. Voor “unieke locaties” staat in de horecanota te lezen, dat deze vaak een bereik hebben dat verder gaat dan alleen de bewoners van de eigen wijk of stad. Kwalitatief goede initiatieven vanuit de markt, die inspelen op unieke kansen van een locatie, laten we niet voorbijgaan en worden op hun eigen merites beoordeeld. Vestiging van een restaurant of café in het gebied Ooyse Schependom is op basis van de beleidslijnen van de horecanota mogelijk.
24
3.4.4
Hotelonderzoek
Uit het hotelonderzoek van de gemeente Nijmegen uit 2008 komt naar voren dat er ruimte is op de Nijmeegse hotelmarkt voor nieuwe initiatieven. Dit heeft er toe geleid dat er een algemene beleidslijn voor hotels is vastgesteld om de komst van nieuwe hotels in Nijmegen mogelijk te maken. De gemeente is momenteel in gesprek met diverse initiatieven uit het hogere segment. Ook heeft publicatie van het onderzoek er toe geleid dat diverse initiatiefnemers voor een Bed & Breakfast zich hebben gemeld bij de gemeente Nijmegen. 3.4.5
Detailhandelstructuurvisie 2004, Strategienota detailhandel 2005
Nijmegen kent een fijnmazig net aan winkelcentra opgebouwd uit het stadscentrum, het stadsdeelcentrum Dukenburg en diverse buurt- en wijkwinkelcentra. De inzet van het detailhandelsbeleid is om deze structuur te handhaven en te versterken.
3.5
Wonen
3.5.1
Regionaal Plan Stadsregio Arnhem Nijmegen 2005-2020
Het Regionaal Plan van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 2005-2020 (vastgesteld door GS op 27 februari 2007) bevat een woningbouwcontour. Binnen deze contour bepalen gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. Buiten de contouren bestaan specifieke randvoorwaarden. Het hele plangebied van de Ooyse Schependom ligt buiten de woningbouwcontour. 3.5.2
Woonvisie Nijmegen 2009-2020
Een goed woonklimaat is de basis voor een leefbaar, sociaal en vitaal Nijmegen. Als gemeente bouwen we geen woningen. Bij de gemeente gaat het om het stellen van de inhoudelijke en procesmatige kaders om de gewenste uitkomsten te bereiken. Hiervoor heeft Nijmegen de Woonvisie Nijmegen 2009-2020; Wonen Leeft! opgesteld. Hierin zijn een aantal uitgangspunten voor het wonen geformuleerd:
3.6
Nijmegen wil een ongedeelde stad zijn. Daarom werken we aan een gedifferentieerd woningaanbod op stedelijk niveau met meer variatie op wijkniveau en homogeniteit op straatniveau. Belangrijk uitgangspunt hierin is de realisatie van levensloopgeschikte wijken; De gemeente wil bewoners binden. We willen zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken, met daarbij de volgende accenten: voldoende goedkope woningen voor lage inkomens, vasthouden van middenklassen en sociale stijgers, kansen benutten om nieuwe bewoners aan te trekken.
Maatschappelijke voorzieningen
Het beleid voor natuurspeelplekken houdt in dat de gemeente Nijmegen wil investeren in de totstandkoming van nieuwe natuurspeeltuinen. In de notitie Spelen wordt gesproken over twee nieuwe natuurspeeltuinen: een kleine natuurspeelplek in Nijmegen-Noord naast voorzieningenhart De Ster en de natuurspeeltuin Brakkenstein. De komende jaren zal worden gekeken of, zeker in Nijmegen-Noord, meer natuurlijke speelplekken kunnen realiseren.
25
3.7
Verkeer en vervoer
3.7.1
Infrastructuur in de stadsregio Arnhem-Nijmegen
De bereikbaarheid van Nijmegen is mede afhankelijk van de ontwikkelingen in de stadsregio. De Stadsregio Arnhem-Nijmegen staat voor een grote opgave om de bereikbaarheid van bewoners en bedrijven op niveau te houden. Daarom is in 2007 de Regionale Nota Mobiliteit gemaakt. Hierbij is gekozen voor een verdubbeling van de A50 en de aanleg van de Stadsbrug bij Nijmegen. Ook zullen Rijk en provincie doorgaan met de voorbereiding van de doortrekking van de A15 naar de A12. Het openbaar vervoer en de fiets zullen daarnaast sterk gestimuleerd worden, met een centrale rol voor het spoor als een snel alternatief voor de auto en een overstappunt tussen auto, bus/tram en fiets. 3.7.2
Nota mobiliteit in Balans
In het gemeentelijk verkeersbeleid staat het beter benutten van wegen centraal en daarmee: het verbeteren van de doorstroming van het verkeer, het versterken van duurzame vervoerswijzen en het ontwikkelen van een duurzaam veilig verkeerssysteem. Waar het wegennet onvoldoende capaciteit heeft zal eerst onderzocht moeten worden of openbaar vervoer en fiets de problematiek kunnen oplossen. Daarna worden maatregelen als positieve of negatieve prijsprikkels bekeken. Zijn deze maatregelen onmogelijk, dan kan gedacht worden aan nieuwe weginfrastructuur. Na verwachting zal voor de zomer van 2011 nieuw beleid worden vastgesteld door de gemeenteraad. De nieuwe nota vervangt in zijn geheel de Nota Mobiliteit in Balans en dient na vaststelling als het vigerende beleid voor het bestemmingsplan. 3.7.3
Parkeervisie en Parkeerbalans binnenstad
De gemeente wil met het parkeerbeleid zoveel mogelijk aansluiten op het (gewenste) gedrag. Het parkeren in Nijmegen moet helder, duidelijk en prettig zijn. Parkeerbeleid en beprijzen wordt ingezet om op sommige plekken de automobiliteit te beheersen en daarmee de leefbaarheid te bevorderen. Hiermee wordt te grote druk van autoverkeer op bepaalde gebieden en wegen voorkomen (vooral het centrum en de wegen ernaar toe) en worden alternatieven zoals fiets en openbaar vervoer gestimuleerd. Belangrijke uitgangspunten/ontwikkelingen zijn:
Nieuwe parkeergarages zijn voorzien aan rand van het centrum namelijk aan de van Schaeck Mathonsingel en Achter de Hezelpoort. De Wedren is een te onderzoeken plek voor een parkeergarage. Bij alle woningbouwplannen moet worden voldaan aan de parkeernormen (CROW, publicatie 182) zoals vastgesteld in de Parkeervisie.
Het parkeerbeleid betekent voor de Ooyse Schependom dat bij eventuele kleinschalige ontwikkelingen het parkeren moet voldoen aan de normen, zoals deze zijn gesteld in de parkeervisie en op eigen terrein moet worden opgelost.
26
3.7.4
Hoogwaardig Openbaar vervoer
Nijmegen streeft naar de aanleg van zes HOV lijnen in de regio. Vier daarvan worden gerealiseerd op Nijmeegs grondgebied. In de HOV netwerk analyse van de Stadsregio wordt een ambitie uitgesproken voor een tramverbinding. Aan de spoor en HOVverbindingen zullen ook transferia gekoppeld worden. Het HOV-lijnennet gaat de knooppunten, de transferia en de omliggende woongebieden met elkaar verbinden. Hiervoor is ook het normale lijnennet van belang voor de verbinding van de knopen met de wijken en de wijken onderling. De fijnmazigheid van een openbaar vervoer netwerk is van belang voor de bereikbaarheid, maar zorgt er ook voor dat het openbaar vervoer een aantrekkelijk alternatief is voor de auto. 3.7.5
Transferia
De gemeente Nijmegen wil transferia aanleggen aan de rand van de stad. Transferia worden als een belangrijk middel gezien om de bereikbaarheid te verbeteren. Transferia worden bij voorkeur gerealiseerd op plaatsen die goed bereikbaar zijn en dienen aan te sluiten op het HOV- en fietsnetwerk. Zo is, om de file voor de Waalbrug beheersbaar te houden, een transferium opgericht bij het Keizer Augustusplein: de Waalsprinter. Waar de andere transferia exact komen te liggen is nog niet vastgesteld. 3.7.6
Fiets
De fiets is een belangrijk vervoersmiddel binnen de stad. In Nijmegen liggen veel bestemmingen op korte afstand van elkaar. Daarom is de fiets een goed alternatief voor de auto. De gemeente werkt daarom aan het opwaarderen van het fietsroutenetwerk. Veiligheid, comfort, directheid en aantrekkelijkheid zijn hierbij belangrijke aspecten. Ook werken we de komende jaren aan de rest van het fietsnetwerk. Naast de hoofdfietsroutes moet het fietsverkeer aantrekkelijker worden door de inrichting van parallelle (schone lucht) routes en fijnmazige verbindingen door de verblijfsgebieden. Een fijnmazig netwerk en goede veilige stallingen zijn tenslotte een stimulans voor het gebruik van de fiets.
3.8
Water
3.8.1
Nationaal Waterplan
In het Nationale Waterplan (NWP) en de bijbehorende beleidsnota's wordt het Rijksbeleid, de doelstellingen en de maatregelen met betrekking tot het waterbeheer vastgelegd. Dit NWP werkt door naar regionale plannen (provincies) en de waterbeheerplannen van de waterschappen. In het NWP wordt gekozen voor de strategie: ”meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten". Dit waterplan werkt buitendijks door in de beleidslijn Grote Rivieren (voorheen Ruimte voor de Rivier). De doelstelling specifiek voor stedelijk waterbeleid is:
bij ontwikkelingen van locaties in de stad neemt de hoeveelheid groen en water per saldo toe, waardoor het stedelijke watersysteem robuuster en klimaatbestendiger wordt; bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad.
27
3.8.2
Beleidslijn Grote Rivieren
De Waal is aangewezen als verbindingswater voor vrachtscheepvaart en heeft daarmee een belangrijke economische functie. Na de hoogwaters in 1993 en 1995 is door het rijk de beleidslijn Ruimte voor de Rivier opgesteld. Deze beleidslijn is inmiddels vervangen door de Beleidslijn Grote Rivieren. Uitgangspunt is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Er gelden twee concrete doelstellingen:
de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden ontwikkelingen tegengaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.
Voor elke activiteit in het rivierbed is een vergunning in het kader van de Waterwet nodig. Daarnaast is een goede afweging in het ruimtelijk spoor noodzakelijk om te voorkomen dat er bestemmingsplancapaciteit ontstaat voor activiteiten die niet, of slechts onder bepaalde voorwaarden, zijn toegestaan. De beleidslijn biedt een systematische aanpak om stap voor stap de afwegingsgronden en de rivierkundige voorwaarden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed te kunnen bepalen ten behoeve van de beoordeling van initiatieven. Stroomvoerend regime Voor de bedijkte rivieren (waaronder de Waal) geldt dat de dijk een harde grens vormt. Hierdoor is de ruimte die de rivier beschikbaar heeft voor de maatgevende afvoer ingesnoerd. Het gebied achter deze dijken loopt grote risico's bij overstroming of dijkdoorbraak. Voor het waarborgen van de veiligheid van de gebieden achter de dijken is het bij hoogwater van groot belang dat een vlotte afstroming gegarandeerd is. Obstakels in het rivierbed dienen te worden voorkomen. De verwachte toenemende rivierafvoeren vragen om meer (buitendijkse) ruimte, waar deze nu al schaars is in dit gebied. Dit vraagt om terughoudendheid bij het toestaan van nieuwe ontwikkelingen in het rivierbed. Voor bedijkte rivieren is het stroomvoerend regime van kracht. Voor niet-riviergebonden activiteiten geldt een “nee, tenzij”- regime. Dat wil zeggen dat uitbreiding of vestiging van nieuwe, niet-riviergebonden activiteiten in principe niet mogelijk is, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek kan worden aangetoond dat specifieke omstandigheden van toepassing zijn. Zo kan er sprake zijn van een groot openbaar belang of een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang. Ook is het denkbaar dat een activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd. 3.8.3
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel, 2008)
In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend door het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Uitvoering van het akkoord moet ertoe leiden dat het watersysteem in 2015 op orde is. In 2008 is dit NBW geactualiseerd en is aangegeven hoe we om moeten gaan met nieuwe klimaatscenario's. In 2012 moeten nieuwe normenstudies voor waterberging uitgevoerd worden. Ook zijn de doelen voor de waterkwaliteit (zie KRW) vastgelegd. De belangrijkste uitgangspunten:
het waterbeleid wordt gebaseerd op de stroomgebiedbenadering; de watertoets als verplicht onderdeel van ruimtelijke ordeningsprocedures en de waterparagraaf is verplicht in ruimtelijke plannen; de trits “vasthouden, bergen en afvoeren” als strategie voor het tegengaan van wateroverlast. Hoger gelegen en/of bovenstrooms gelegen gebieden mogen niet langer hun waterproblemen afwentelen op lagergelegen, benedenstroomse gebieden.
28
3.8.4
Bestuursakkoord Waterketen
In 2005 heeft het kabinet besloten de doelmatigheid en de transparantie van de waterketen te verbeteren via de "bottom-up"-benadering. In 2007 hebben het Rijk en de koepelorganisaties IPO, UVW, VNG en WAVIN (drinkwaterbedrijven) het Bestuursakkoord Waterketen ondertekend. In de praktijk betekent dit dat in 2009 voor elke afvalwaterzuiveringsinstallatie en de aangesloten riolering een optimalisatiestudie moet zijn uitgevoerd. Dit is in Nijmegen gebeurd. De afspraken die hieruit volgen moeten worden vastgelegd in een bestuurlijke overeenkomst (Afvalwaterakkoord), waarin partijen hun rol in de waterketen kenbaar maken. 3.8.5
Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
Deze Europese richtlijn en de later daaraan toegevoegde "dochterrichtlijn" Grondwater geven de beleidsregels aan voor het bereiken van een goede chemische en ecologische waterkwaliteit in alle oppervlaktewateren en het grondwater in Europa. Er wordt een onderverdeling gemaakt in Waterlichamen (waarover gerapporteerd wordt aan Brussel) en Overige wateren, waaronder alle stedelijke wateren van Nijmegen vallen. Nijmegen valt binnen Stroomgebied Rijn-West en daarbinnen weer in het beheergebied van waterschap Rivierenland. De Waal is ook een waterlichaam binnen dit stroomgebied, waarvoor Rijkswaterstaat verantwoordelijk is. Door het waterschap zijn gebiedsprocessen georganiseerd. De resultaten zijn verwoord in zeven gebiedsplannen. Daarin zijn de maatregelenpakketten (met resultaatsverplichting) en bijbehorende kosten en planningen aangegeven. Het gebied Ooyse Schependom valt onder het deelgebied Groesbeek - Ooijpolder. Het waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor de waterkwaliteit in 't Meertje (binnendijks). Daarom zijn langs de zuidelijke waterkant ook op Nijmeegs grondgebied in 2004 natuurvriendelijke oevers aangelegd. De gemeente Nijmegen neemt zelf geen maatregelen voor de binnendijkse wateren. Wel zijn maatregelen getroffen in het buitendijks gedeelte van het Meertje (sanering riolering woonboten). Hier is Rijkswaterstaat de verantwoordelijke waterbeheerder. 3.8.6
Waterwet
Op 22 september 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet integreert en moderniseert een achttal bestaande wetten en regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet maakt de taken en bevoegdheden van de verschillende overheden (Waterschap, Rijkswaterstaat, provincie en gemeente) duidelijk. Met de Waterwet is tenslotte een vergunning aanvragen gemakkelijker geworden. Er hoeven geen afzonderlijke vergunningen meer te worden aangevraagd op basis van verschillende wetten, maar nog slechts één watervergunning. In de wet zelf is geregeld wie in voorkomende gevallen de Watervergunning voor een activiteit verleent, daarbij geadviseerd door het andere bevoegde gezag. Eén van die wetten die de Waterwet samenvoegt, is de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) voor zover het de 'natte/ water' onderdelen van die wet betreft. Waar Rijkswaterstaat voorheen in het rivierbed vergunningen verleende op grond van de Wbr, doet zij dat nu op grond van de Waterwet en de daaruit voortgekomen besluiten. Dit betekent dat zowel het Waterschap (waterkering) als Rijkswaterstaat (hoogwaterafvoer/waterkwaliteit/ rivierbeheer) haar belangen toetst op grond van de Waterwet.
29
3.8.7
Waterplan Gelderland 2010-2015
Het provinciale waterplan is opgesteld in 2009. In het plan wordt het rijks- en provinciaal waterbeleid doorvertaald naar een beleidskader voor gemeenten en waterschappen. Het bevat de doelstellingen en uitgangspunten voor de korte en lange termijn. Met name voor de Ruimte voor de Rivierprojecten, zoals de Dijkteruglegging Veur-Lent, is beleid aangegeven. Ook de uiterwaarden zijn genoemd, maar dit overlapt met het natuurbeleid voor die gebieden. Door functietoekenning worden deze doelstellingen gekoppeld aan het ruimtelijk ordeningsspoor en verkrijgen de aangewezen gebieden bescherming. Zo is een beschermingszone voor de natte natuur rondom de beken bij Beek-Ubbergen aangegeven opgenomen ter bescherming van het watersysteem van dat verdroogde gebied. De beleidslijnen hebben vooral betrekking op het landelijke gebied en spelen weinig op Nijmeegs grondgebied, m.u.v. de maatregelen in het rivierengebied:
waarborgen veiligheid tegen overstromingen; realiseren van de kwantitatieve wateropgave in 2015, zoals vastgelegd in de provinciale verordening; verbeteren van de (ecologische) waterkwaliteit zoals vastgelegd in de (deel) stroomgebiedplannen; verbeteren van de watercondities ten behoeve van natte natuur (Natura 2000, TOP-lijst gebieden).
3.8.8
Waterbeheerplan 2010-2015
Het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft de hoofdlijnen voor alle watertaken van het Waterschap Rivierenland (waterkering, waterkwantiteit, waterkwaliteit en zuivering afvalwater) in deze planperiode. Ook wordt een doorkijk gegeven naar het jaar 2027 in verband met de doelstellingen voor de waterkwaliteit vanuit KRW. Hiervoor worden watergangen verbreed, natuurvriendelijke oevers aangelegd, de hoeveelheid meststoffen verminderd en de rioolwaterzuiveringsinstallaties efficiënter gemaakt. De eerste drie maatregelen spelen op Nijmeegs grondgebied pas na 2015 (behoudens eerdere aanleg van natuurvriendelijke oevers). Voor de waterketen lopen specifieke optimalisatietrajecten samen met gemeente en Rijkswaterstaat. Ook zal gewerkt worden aan het afsluiten van een afvalwaterakkoord tussen deze partijen. Doel van het waterschap is om schoonregenwater en gebiedsvreemd (grond)water uit de riolering, zoveel mogelijk te weren. Hierdoor wordt overbelasting van de rioolwaterzuiveringsinstallaties en het overstorten naar oppervlaktewater voorkomen. In het stedelijke gebied lopen gezamenlijke acties voor vergroting van de waterberging en aanleg van natuurvriendelijke oevers in het kader van ons eigen waterplan Nijmegen 2001 (zie hieronder). De belangrijkste beleidswijziging is een andere waterbergingsnorm voor bestaand en nieuw stedelijk gebied. Dit moet in de watertoets worden meegenomen. Doelstelling van het waterschap is om haar beheersgebied in 2015 klimaatbestendig te hebben op basis van de huidige klimaatscenario's. 3.8.9
Keur op de waterkeringen en wateren Waterschap rivierenland (2006)
Deze keur is gebaseerd op de Waterstaatswet, de Wet op de waterhuishouding en de Waterstaatswet 1900. De keur ziet dus toe op de uitoefening van de natte waterstaatszorg door waterschappen. De keur stelt regels in het belang van de waterkeringzorg en het waterkwantiteitsbeheer. De waterkwaliteitszorg is geen onderwerp van deze regeling, wat betreft de regulering van lozingen van schadelijke of verontreinigende stoffen op oppervlaktewater (bescherming van de fysisch/chemische waterkwaliteit). De Waterwet (voorheen de WVO) regelt dit. De waterkering is ook vastgelegd in deze keur. De begrenzingen van deze dijk en de diverse beschermingszones zijn in de zogenaamde legger vastgelegd.
30
3.8.10 Waterplan 2001 (voor gebieden ten zuiden van de Waal en kern Lent) Het Waterplan Nijmegen vormt voor de Nijmeegse waterpartners (gemeente Nijmegen, waterschap Rivierenland, Rijkswaterstaat, provincie Gelderland, Vitens) de inhoudelijke en procesmatige basis voor het samen werken aan een duurzame waterketen, een gezond veerkrachtig watersysteem en een aantrekkelijke leefomgeving tegen de laagst maatschappelijke kosten. Het plan geeft vanuit een lange termijn visie (50 jaar) een beschrijving van het totale waterbeleid voor de middellange termijn (15 jaar) met een programma voor de eerste 5 jaar. Belangrijke doelstellingen zijn:
optimalisatie van de waterbeheerketen; gezond maken van de stadswateren; afkoppelen van regenwater op een liefst zichtbare wijze; bevordering van het waterbewustzijn bij de Nijmegenaren.
Voor het plangebied staan eigenlijk geen concrete beleidswensen beschreven. Wel is aangegeven dat het wenselijk is de verdroging in de Ooijpolder te verminderen door het verhogen van de kwelstroom uit de stuwwal. Hiervoor zou er grootscheeps afgekoppeld moeten worden in Nijmegen-oost. Dit regenwater moet dan in dat gebied geïnfiltreerd worden om die kwel te verhogen. Inmiddels zijn er al een aantal afkoppelprojecten uitgevoerd. In het gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2016 is hiervoor beleid opgenomen.
31
Hoofdstuk 4 Bestaande situatie in het plangebied 4.1
Ooyse Schependom
4.1.1
Ruimtelijke structuur
Geologische ontstaansgeschiedenis: de invloed van ijs en water In de voorlaatste IJstijd reikte het landijs tot Nijmegen. Door de enorme ijsmassa werd de ondergrond omhoog gedrukt. Zo werd de aaneengesloten stuwwal bij Arnhem en Nijmegen gevormd. Bij het smelten van het ijs is de Rijn door deze stuwwal heen gebroken. Dit is bijvoorbeeld terug te zien aan de steilrand tussen de stuwwal van Nijmegen en de Ooijpolder. Na de ijstijden steeg de temperatuur en de zeespiegel, nam de neerslag toe en brachten de grote rivieren sedimenten mee. Naast de stroomgeul van de Waal ontstonden oeverwallen (ophogingen van zand en grind). Verder weg van de rivier werden komgronden afgezet. Dit zijn zware kleigronden. De rivier heeft in de geschiedenis wisselende lopen gekend. Hierdoor ontstond een afwisselend patroon van geulen, stroomruggen en vlakke kommen. Deze dynamiek is terug te zien in de Ooijpolder. Bijvoorbeeld aan de oude stroomgeul bij e de buitendijkse Oude Waal aan de Ooysedijk. Deze meander dateert uit de 17 eeuw. Ontginning Van oorsprong was het buitendijkse gebied dynamisch van karakter. Het was alleen mogelijk om op de hoger gelegen stroomruggen nederzettingen te bouwen en agrarische activiteiten te ontplooien. In de 13de eeuw zijn de eerste dijken aangelegd. Hierdoor werd het mogelijk om de vochtige gronden te ontginnen voor agrarisch gebruik. Ondanks de herinrichting van het gebied na de ruilverkaveling, is aan de verkaveling nog steeds de ontginning van de polder af te lezen. De vroegste ontginningen kenmerken zich door een onregelmatige verkaveling en liggen op de hogere en drogere gebieden. De latere ontginningen zijn meer geordend met de kavelrichting haaks op een centrale watergang ten behoeve van de afwatering. In de 18e en 19e eeuw worden aan de rivier steenfabrieken gevestigd en kleine arbeiderswoningen gebouwd. Een aantal is langs de Ooijse Bandijk bewaard gebleven. Delen van de opgeslibde uiterwaarden zijn afgegraven voor de baksteenindustrie. Ook nu wordt er nog klei, zand en grind gewonnen in de Ooijpolder. De Bisonbaai en Kaliwaal zijn zo ontstaan. Waterbeheersing Sinds het begin van de 19e eeuw is de dynamiek verder aan banden gelegd door het vastleggen van de rivier en het gebied intensiever te benutten als agrarisch cultuurland en populierenbos. Vóór de bouw van het Hollands-Duits gemaal werd elke winter het Waalwater binnengelaten en de polder onder water gezet. Hierdoor kon de rivier een vruchtbaar laagje slib neerleggen. Met de opkomst van het gebruik van kunstmest in het begin van de twintigste eeuw is deze lastige methode van 'rivierbemesting' in onbruik geraakt. In 1933 wordt het Hollands-Duits gemaal aangelegd. Alle afwatering van het achterliggende gebied loopt nu via dit afwateringspunt Landschap De stuwwal, de dijk, de uiterwaarden en de vlakke polders zijn de belangrijkste ruimtelijke elementen in het plangebied.
32
Bebouwing Het gebied de Ooyse Schependom heeft maar een kleine overgangszone van de stad naar het buitengebied. Kenmerken van deze stadsrand zijn de organisch gegroeide verkaveling, de verscheidenheid in bebouwingstypologieën en de bijzondere functies. De charme van de bebouwing aan de Ooysedijk wordt ondermeer ontleend aan overblijfselen van het industriële verleden, zoals een locomotievenloods, een smederij, een boerderij en arbeiderswoningen (zie bijlage 2). Het Hollands-Duits gemaal is een markant en herkenbaar gebouw aan het begin van de Ooysedijk. In 't Meertje liggen verschillende woonboten. De uitbreiding aan de Ubbergseweg dateert van ca. 1900. De laatste grote ingreep is de realisatie van de 'Ooyzicht' aan de Ubbergseweg 116-142. De woningen zijn tegen de stuwwal gebouwd evenwijdig met de hoogtelijnen. Deze groep gebouwen vormen ruimtelijk een duidelijk einde van het landschappelijk gebied en het begin van de stad.
Ubbergseweg Zichtlijnen en landmarks Komend vanaf de Waalkade word je via de corridor onder de Waalbrug naar de Ooijpolder toe getrokken. Uiteindelijk openbaart de polder zich ter hoogte van het pand Ooysedijk nummer 67. Vanaf het Hollands-Duits gemaal tot dit pand ligt de weg niet op de kruin van de dijk. De kruin ligt hier ten zuiden van de dijk. Door de dijk en de achterliggende houtwal is hier vanaf ooghoogte geen zicht op de Ooijpolder. Vanuit de polder zijn verschillende landmarks zichtbaar, zoals de Waalbrug, de bebouwing op de stuwwal (o.a. Hotel Belvoir, Haskoning), de kerk van Persingen en verschillende schoorstenen van de voormalige steenfabrieken aan de rivier.
33
Zichtlijnen en landmarks
4.1.2
Natuur en landschap
Natuur De uiterwaarden vormen het grootste natuurgebied in de Ooyse Schependom en maken deel uit van de Ecologische hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000-gebied Gelderse Poort. Zowel de Vogel- en de Habitatrichtlijn zijn hier van toepassing. Het hiervoor geldende beleid is gericht op het behoud en de ontwikkeling van de natuurwaarden (zie paragraaf 2.6).
34
Begrenzing Natura 2000-gebied Grote delen van het buitendijkse gebied werden tot voor kort landbouwkundig gebruikt. Bijzondere vegetatie was beperkt tot de perceelranden op de oeverwal, langs de rivier en de Vlietberg. Het buitendijkse gebied is nu in eigendom bij Staatsbosbeheer en voornamelijk gereserveerd voor natuur, waterberging en recreatie. In 2008 heeft Staatsbosbeheer een inrichtingsplan opgesteld. Het gebied ten zuidoosten van de Ooysedijk is begrensd als ganzenfoerageergebied. Hier kunnen overwinterende ganzen en smienten ongestoord foerageren en moeten ze met rust worden gelaten. De begrenzing als foerageergebied kan gevolgen hebben voor de ontwikkelingsmogelijkheden in het gebied. Grondgebruikers ontvangen een vergoeding van het Rijk voor eventueel geleden schade aan landbouwgronden. WaalWeelde In 2009 is de Visie WaalWeelde vastgesteld als toekomstbeeld voor de Waal. Waalweelde is een groot innovatief ruimtelijk ordeningsprogramma van bijna vijftig ontwikkelingsprojecten op het Rijn-Waaltraject tussen Lobith en Gorinchem. Het doel is om de uiterwaarden van de Waal duurzaam te ontwikkelen en beheren, zodat naast veiligheid (hoogwaterbescherming) ook de ruimtelijke kwaliteit van het Waallandschap wordt verbeterd en economisch sterker worden gemaakt. In het Ruimtelijk Investeringsprogramma WaalWeelde zijn de afzonderlijke projecten uitgewerkt. Waalweelde wordt een onderdeel van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) en een pilot in het Deltaprogramma.
35
Landschap De noordoostkant van Nijmegen is het meest geaccidenteerde gedeelte van de stad en vormt een vrij abrupte grens tussen stad en landschap, tussen bos en open gebied. De gronden in de Ooij worden voornamelijk landbouwkundig gebruikt als weidegebied. Hier en daar zijn enkele laanstructuren en bosschages aanwezig. De polder heeft een overwegend open karakter. In de uiterwaarden en rondom 't Meertje bevinden zich grotere hoeveelheden opstaand groen. Tegen de stuwwal zijn aaneengesloten bossen te vinden. Het gebied is afwisselend open en gesloten. Dat zorgt voor een diversiteit in de beleving van de omgeving. Het gebied maakt in zijn geheel deel uit van het Nationaal Landschap Gelderse Poort en is opgenomen in het Regionaal Landschapsontwikkelingsplan (LOP). In het LOP worden de aanwezige waarden en gewenste ontwikkelingen beschreven, zoals het handhaven van de openheid van het gebied, de aanleg van kleinschalige landschapselementen en het toegankelijk maken voor recreanten. De aanwezige kolken (of wielen) langs de dijk maken deel uit van de dynamiek van de rivier. Het zijn diepe waterplassen die overblijven na een dijkdoorbraak. Een aantal wielen is e gebruikt om oorlogspuin te storten. De huidige dijkloop dateert van eind 18 eeuw. In de jaren '90 is de dijk voor het laatst aangepakt en op deltahoogte gelegd. De dijk is de 'rode draad' in het landschap. Het is de centrale ontsluitingsweg. Het meeste (recreatie)verkeer gaat over de dijk verder de polder in of naar de stad. 't Meertje is een oude afwateringsgeul. Langs 't Meertje is aan de oostzijde een essenlaan aangeplant. Het Hollands-Duits gemaal is in 1933 gebouwd om water uit de Ooijpolder af te voeren via 't Meertje in de Waal. Het gemaal is een gemeentelijk monument en in 1997 en 1999 grondig gerenoveerd. Er is tenslotte een vistrap aangelegd om de migratie van vissen van 't Meertje naar de Waal en andersom mogelijk te maken.
Vistrap
36
Landschapselementen Contrasten De Ooyse Schependom ligt verscholen achter de Waalbrug en de stuwwal. Door het viaduct onder de Waalbrug en via de Nieuwe Rijksweg wordt het gebied vanaf Nijmegen ontsloten. De combinatie van natuur, de polder en de rivier in de directe nabijheid van het stadscentrum zorgt voor een grote aantrekkingskracht voor toeristen en recreanten. De contrasten bepalen het bijzondere en waardevolle karakter van het landschap. Het gaat hierbij om hoog en laag (stuwwal versus polder en rivier), hectisch en rustig (stad versus polder), open en dicht (polder versus stad en stuwwal) en cultuur en natuur(stad versus uiterwaarden).
37
Landschapsstructuur
4.1.3
Cultuurhistorie
Hoofdstructuur Het gebied Ooyse Schependom ligt direct ten noordoosten van de stuwwal, waarop de binnenstad van Nijmegen is gelegen. De stuwwal bood door de eeuwen heen een veilige vestigingsplek: een vast gegeven in het landschap dat sterk door de Waal werd bepaald. In de polder zijn relicten zichtbaar van de invloed van de rivier en de strijd tegen het water, de ontginning voor de landbouw en de delfstoffenwinning. In de 13de en 14de eeuw werd De Waal beteugeld en buiten de komgronden gehouden. Overstromingen en dijkdoorbraken teisterden bij hoog water echter nog steeds het land achter de dijken. De Waalbedding verlegde zich herhaaldelijk, wat in het landschap ten oosten van Nijmegen nog duidelijk afleesbaar is. De bandijken bewogen mee met dit proces. Op kleinere schaal werden dijktrajecten verlegd om nieuw gevormde kolken buiten of juist binnen te sluiten. De Ooyse Bandijk in het Ooyse Schependom is hier een goed voorbeeld van. Het huidige tracé is pas aan het einde van de 18de eeuw ontstaan na verlegging van de noordelijker gelegen bandijk.
38
Ten noorden van die vermoedelijk middeleeuwse dijk lag de “Hoehre waard” of de “Weert voer die Nijstat”. Lang waren de gronden aan weerszijden van de dijk maar beperkte perioden in het jaar bruikbaar. Aan de noordzijde lag een enorme waterplas, die naar het oosten toe overging in een overlaatgebied. Vanaf circa 1900 is men dit gebied intensiever gaan gebruiken. Er verscheen bebouwing langs de dijk, waarvoor terrassen tegen het dijktalud werden aangelegd. De middeleeuwse bandijk eindigde bij de Oude Ubbergseweg, die om de stuwwal heen uitkwam bij de Hunnerpoort of Hoenderpoort in de Nijmeegse ommuring. Op de relatief lage oever van 't Meertje en de Waal was in de middeleeuwen een voorstad tot ontwikkeling gekomen. Die voorstad stond bekend als “Nijstad” (Nieuwstad). Deze voorstad lag ongeveer ter plaatse van de huidige bebouwingsstrook tussen de Oude Ubbergseweg en de Ubbergseweg en sloot met een ruime boog aan bij de Valkhofheuvel. Het is bekend dat in 1429 percelen verkaveld werden door de stad. De middeleeuwse dijk en de “Nijstad” zijn geheel uit beeld verdwenen bij de uitleg van de de vesting en de bouw van het retranchement voor de Hoenderpoort aan het einde van de 16 eeuw. Ook de sporen van deze versterkingen zijn door toedoen van het woeste Waalwater verdwenen. Nog wel herkenbaar is het verloop van een oude Waaloever, die bij een reconstructie van de bekribde Waaloevers rond 1905 kwam te vervallen. De 19de-eeuwse kribben zijn in fasen verlengd, waarna het verlandingsproces op gang kwam. De waard ten noorden van de huidige bandijk bevat zo relicten van allerlei fasen uit de geschiedenis van de Waalloop ten oosten van Nijmegen Situering bebouwing De gebouwen zijn op verschillende manieren in het gebied gepositioneerd en illustreren de historische gelaagdheid van het gebied. Langs de Ooysedijk bevindt zich lintbebouwing op terrassen tegen het dijklichaam met de bebouwing min of meer op dijkkruinniveau. Soms hebben de gebouwen een onderbouw, die aan de achterzijde als onderverdieping beleefbaar is. De lintbebouwing is vooral vanaf circa 1900 ontstaan en toont een mix van bedrijfspanden, blokjes woonhuizen en een boerderij. Het oudste onderdeel is de Ooysedijk de 9 uit de eerste helft van de 19 eeuw. De panden aan de west- en noordzijde van de Ooysedijk staan allen op een tegen het dijktalud aangebrachte ophoging, die een soort terras vormt. Daarnaast is er bebouwing in het stramien van een eenvoudige stadsuitleg op de smalle strook grond tussen de Ubbergseweg en de Oude Ubbergseweg. Hier zijn kleine complexen gevestigd en enkele afzonderlijke beneden- en bovenwoningen of bedrijfspanden met bovenwoningen. Deze bebouwing heeft door de omvang, de compactheid en de bouwtypologie een stedelijk karakter. In de loop van de 20ste eeuw zijn ook enkele bedrijfspanden toegevoegd. De stadsuitleg ging ten koste van de oudere erven in dit gebied. In de bodem kunnen relicten van de Nieuwstad aanwezig zijn. Cultuurhistorische waarden Als geheel bezit de Ooyse Schependom cultuurhistorische waarde vanwege de nog zichtbare ontwikkelings- en gebruiksgeschiedenis die in verschillende tijdslagen in het gebied behouden gebleven. Door de eeuwen heen was er sprake van een geweldige rivierdynamiek die zijn sporen heeft nagelaten, historische wegenpatronen gaan op zijn minst deels terug tot de late middeleeuwen en in de gevarieerde bebouwing is de functionele geschiedenis van de afgelopen 150 jaar te volgen. Eén boerderij herinnert aan de ste het agrarische verleden, er zijn interessante relicten van de 19 en 20 -eeuwse industriële bedrijvigheid en de kleinschalige verstedelijking van de smalle strook langs de Ubbergseweg dateert uit circa 1900. Waardevolle lijnstructuren
De Ubbergseweg en Oude Ubbergseweg volgen deels middeleeuwse structuren. Het pad langs 't Meertje, de voormalige “Kadijk”. De Ooysedijk, huidige tracé sinds late 18de eeuw.
39
't Meertje, met haven en historische waterstructuur Het oostelijke deel van het Ooysesluispad, circa 1905.
Waardevolle landschapselementen
De reeks terrasvormige verhogingen langs de Ooysedijk, waarop huiserven liggen merendeels uit de vroege 20ste eeuw. De grote kolk aan de Ooysedijk. De kleine kolk en kolkrestanten ten noorden van de Ooysedijk. Verzande relicten van de oude Waalstrang. Oude perceelstructuren ten noorden van de Ooysedijk De sloot tussen de oude Waalstrang en vroegere Waardse Sluis. Sporen van de oude oeverlijn tot circa 1900. Mogelijke sporen van 19de-eeuwse kribben.
Waardevolle erven en bebouwing
Variatie in bebouwing en onderscheid tussen de “stedelijke” strook langs de Ubbergseweg en “dorpse lintstructuur” aan de Ooysedijk. Oude woonerven daterend van voor 1832 langs de Oude Ubbergseweg en aan het begin van de Ooysedijk Gemeentelijke monumenten: Ooysedijk 9, 67, Ooysesluispad 2, Ubbergseweg 3 en 5 Potentiële gemeentelijke monumenten: Ooysedijk 29 Overige karakteristieke objecten met vooral beeldwaarde: Ooysedijk 15-19, 55-65, 7177; Oude Ubbergseweg 2-12, 21-25, 27; Ubbergseweg 2, 64, 68, 72-78, 82, 84-88, 90102, 104-114. Nader te onderzoeken: loodsen achter Ooyse Sluispad 2, mogelijk nog aanwezig bruggetje in de weilanden ten zuiden van de Ooysedijk.
40
Cultuurhistorische waarden
4.1.4
Archeologie
De gemeente werkt met een beleidskaart die inzicht geeft in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Een deel van het plangebied ligt in een gebied met een zeer hoge archeologische waarde (waarde 3). De aanvrager van een bouw- en/of aanlegvergunning dient aan te tonen dat het archeologisch bodemarchief niet zal worden aangetast. Een ander deel van de Ooyse Schependom heeft op de beleidskaart de aanduiding Waarde 1, maar verdient een opwaardering. Recentelijk is een artikel verschenen, waarin vondsten die zijn gedaan bij de monding van 't Meertje in verband worden gebracht met nieuwe inzichten over de loop van de Waal in de Romeinse tijd. 't Meertje wordt als stroompje al genoemd in een schriftelijke bron uit het eind van de 15e eeuw, maar bestond mogelijk al in de Romeinse tijd. Bij de monding van 't Meertje zijn eind van de 19e eeuw of begin van de 20ste eeuw twee Romeinse maalstenen gevonden, die ooit per schip vanuit het Duitse achterland naar onze streken zijn vervoerd.
41
Mogelijk kan ter plekke van 't Meertje een haven uit de Romeinse periode worden verwacht. Nader onderzoek naar een haven uit de Romeinse tijd is van groot belang voor de kennis van de handelsrelaties in de Romeinse tijd. Op basis van deze inzichten geldt een hoge archeologische verwachting (waarde 2) voor het zuidelijke deel van het plangebied. Het plangebied bevat archeologische resten die behoudenswaardig zijn. De aanvrager van een bouw- en/of aanlegvergunning dient aan te tonen dat het archeologisch bodemarchief niet zal worden aangetast. Indien de archeologische waarden niet kunnen worden beschermd, dient er archeologisch onderzoek (DO) plaats te vinden voorafgaand aan graafwerkzaamheden ten behoeve van nieuwbouw. Aan dit onderzoek dient een door de gemeente Nijmegen goedgekeurd Programma van Eisen ten grondslag te liggen. De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe). In BP krijgt dit terrein de dubbelbestemming 'gebied van zeer hoge archeologische waarde' Bevoegd gezag (gemeente Nijmegen) houdt toezicht op de werkzaamheden. Indien het onderzoek door derden wordt uitgevoerd, zal het Bureau Archeologie en Monumenten gemeente Nijmegen directievoerend optreden. De kosten hiervan liggen bij de initiatiefnemer. Informatieplicht Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen melding te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze melding dient te gebeuren bij de minister van OCW danwel bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. 4.1.5
Wonen
Bebouwing Het grootste gedeelte van de Ooyse Schependom bestaat uit landelijk gebied. De bebouwing concentreert zich onder aan de stuwwal en aan het begin van de Ooysedijk. Aan de Ubbergseweg zijn in 2004 elf koop etagewoningen gerealiseerd en bevindt zich een stacaravan. Verder zijn er op het gebied van nieuwbouw, wonen en zorg geen ontwikkelingen geweest.Het woningbezit is in 2009 als volgt onderverdeeld: type woningen laagbouw huur laagbouw koop etage huur etage koop totaal
aantal woningen 2 29 37 28 96
Wonen op het water In Nijmegen wordt op beperkte schaal gewoond op het water. De westelijke oever en zijtak van 't Meertje tussen de Waal en Meersluis is aangewezen als ligplaats voor woonboten. Hier liggen 14 woonboten in een rustige groene kom, die allemaal een ligplaatsvergunning hebben. Hiervoor geldt een consoliderend beleid. 't Meertje vormt een bijzonder landschappelijke element in de context van Waal, Waalkade en Ooijpolder. Het contact tussen de stad (binnen) en de Ooij (buiten) werd van oorsprong bij 't Meertje gelegd. Tot de aanleg van de Waalbrug in 1936, heeft 't Meertje haar relatie met de stad behouden. Het bouwen van de brug maakte het verleggen van 't Meertje 42
noodzakelijk waardoor de vanzelfsprekende aansluiting met de Waal verdween en het contact met de Ooij verloren ging. 't Meertje wordt op dit moment vooral gekenmerkt door de lagere en min of meer solitaire ligging ten opzichte van de omgeving en door het groene beeld van de oevers. Op enkele meters boven het waterniveau vormen de Ubbergseweg en Ooysedijk een kom om 't Meertje. De groene taluds vormen het decor voor de woonboten. Aan de zijde van de Ubbergseweg zijn de oevers in gebruik genomen als privé-tuinen. Naast het aanleggen van bergingen, terrassen en parkeervoorzieningen is hierbij op enkele plaatsen het talud gewijzigd. Deze ingrepen tasten de natuurlijke uitstraling van de groene kom aan. Het fraaie uitzicht op de Ooijpolder vanaf Ubbergseweg wordt beperkt doordat de beplanting veelal dicht en hoog is. De gronden en wateren zijn grotendeels gemeentelijk eigendom en zijn bestemd voor passieve recreatie. Momenteel liggen in 't Meertje 14 woonboten en deze hebben allemaal een ligplaatsvergunning. Deze liggen niet boot-aan-boot, maar op relatief korte afstand van elkaar. De open ruimte tussen de boten is op een aantal plaatsen echter zo beperkt dat het beeld ontstaat dat de boten aaneengesloten liggen. 't Meertje oogt op dit moment enigszins rommelig. Dit heeft verschillende oorzaken, zoals verzakkingen in het talud, veel begroeiing, diversiteit aan woonboten, trappen en loopbruggen. Ook liggen de woonboten op verschillende manieren afgemeerd. Een aantal bewoners beschikt over meerdere bijboten. Ook worden (niet) gebruikte (bouw)materialen bewaard tegen het talud of in de begroeiing. Ook is op verschillende plekken de kade illegaal in gebruik. Wonen op het water vraagt om specifieke faciliteiten en regels op het gebied van onderhoud en beeldkwaliteit. Door het instellen van (welstands)criteria kan dit rommelige beeld verbeterd worden. Aan de monding van 't Meertje komen de Waalkade en de Stadswaard (natuurontwikkeling in de uiterwaarden) heel dicht bij elkaar. De Waalkade heeft echter op dit moment weinig relatie met 't Meertje en de uiterwaarden daarachter.
Woonboten in 't Meertje Leefklimaat De Ooyse Schependom biedt een extensief en bijzonder woonmilieu in de directe nabijheid van water en natuur. De bewoners zijn zeer betrokken bij de toekomstige ontwikkeling van het gebied en hechten veel waarde aan een zorgvuldige afweging van de kwetsbare waarden in hun woon- en werkomgeving. Het gebied onder en net ten oosten van de Waalbrug is tenslotte een aandachtsgebied wat betreft de sociale veiligheid.
43
Hoogbouw De notitie 'Hoogbouw; Nijmegen boven de boomgrens' spreekt zich uit over de kansen en mogelijkheden van hoogbouw. Voor Nijmegen wordt de volgende indeling gehanteerd:
Laagbouw: Middelhoogbouw: Hoogbouw:
2-3 lagen, al dan niet met kap; 4-8 lagen (ca. 12-25 m.); > 8 lagen (hoger dan ca. 25 m.).
Uit de inventarisatie blijkt dat in de Ooyse Schependom nauwelijks sprake is van hoogbouw. De aanwezige bebouwing valt onder laagbouw, behalve het gebouw genaamd 'Ooyzicht' aan de Ubbergseweg. Dit gebouw is vier lagen hoog met een vijfde laag op de hoek. Vanuit het gebied is wel een aantal hoge gebouwen op de stuwwal zichtbaar, zoals het 'Belvoir' hotel en het kantoor van Royal Haskoning.
4.1.6
Maatschappelijke voorzieningen
In de Ooyse Schependom zijn geen maatschappelijke voorzieningen aanwezig in de vorm onderwijs, sport, wijkcentra, speeltuinen, etc. Het gebied lift mee op het ruime aanbod in het centrum van de stad. 4.1.7
Verkeer en vervoer
Auto Een goed functionerend verkeerssysteem is van groot belang voor het leefbaar houden van de woongebieden en het economisch functioneren van de stad. Het hoofdwegennet neemt hierbij een belangrijke functie in. De stedelijke hoofdwegen rondom de Ooyse Schependom zijn onderdeel van de toegangswegen naar de stad (N325 Nieuwe Ubbergseweg en Generaal James Gavinweg) of vervullen een functie voor het verbinden van de buitengebieden (Ubbergseweg en Ooysedijk). Het gebied wordt via de Ooysedijk en de Ubbergseweg voor het autoverkeer ontsloten op de Nieuwe Ubbergseweg. De opbouw van het gebied is daarop gericht. De Ooyse Schependom is één groot verblijfsgebied. Er is weinig tot geen doorgaand verkeer. Bij onderhoud van de wegen moet de inrichting definitief worden aangepast aan een 30 km/u verblijfsgebied. De huidige inrichting voldoet nog niet aan de inrichtingseisen van een verblijfsgebied. Ook zal worden gekeken naar het regelen van de voorrang op de Ubbergseweg met de Ooysedijk.
44
Verkeersveiligheid De verkeersveiligheid in het gebied is in orde. Van de wegen en kruispunten in Nijmegen zijn de ongevallen in de periode 2001-2009 geanalyseerd. Hieruit blijkt dat in het plangebied geen locaties als een black-spot aangemerkt kunnen worden. Dit is een locatie waar, in een periode van drie jaar, zes of meer letselongevallen en/of dodelijke ongevallen plaats hebben gevonden. Wel wordt er veel gefietst op de dijk. In combinatie met het doorgaande autoverkeer levert dat soms verkeersonveilige situaties op. Vanuit verkeersveiligheid zijn er echter geen maatregelen gepland. Openbaar vervoer Het gebied wordt matig bediend door openbaar vervoer. Het openbaar vervoer rijdt via de Nieuwe Ubbergseweg en weer terug. De halte die gebruikt wordt ligt hemelsbreed ongeveer 100 meter buiten het gebied tegen het Traianusplein aan. Hiervoor moet een hoogteverschil van 15 meter overwonnen worden. Gezien de ligging van de halten in het centrum op ongeveer 400 meter van elkaar, is deze afstand acceptabel. Landelijk wordt gewerkt aan de verbetering van de haltetoegankelijkheid van het OV. De perronhoogte wordt aangepast, zodat er een gelijkvloerse overgang ontstaat tussen perron en voertuig. Nieuwe haltes worden conform deze eisen aangelegd. Bestaande haltes worden waar mogelijk geoptimaliseerd. Dat geldt ook voor de halte aan de Nieuwe Ubbergseweg. Parkeren In het gebied is voldoende parkeergelegenheid voor bewoners en hun bezoekers. Om uitwijkparkeren vanuit het centrum te voorkomen is op de Ubbergseweg en de Oude Ubbergseweg betaald parkeren ingevoerd. Toch loopt de parkeerdruk in de omliggende straten op. Vooral in de Dijkgraaf van Wijckweg leidt het parkeren vaak tot problemen. Steeds meer werknemers uit de binnenstad parkeren hier hun auto. Mogelijk is in de toekomst het uitbreiden van betaald parkeren aan de orde. Fietsverkeer Er zijn geen specifieke fietsvoorzieningen aanwezig, omdat het gaat om een verblijfsgebied. Het gebied is een zeer belangrijk uitloopgebied voor recreanten. In de weekenden wordt het gebied door zeer veel fietsers aangedaan om te recreëren in het buitengebied. 4.1.8
Economie
Toerisme en recreatie De Ooijse schependom ligt tegen de Waal en de aantrekkelijke groene omgeving van Nijmegen aan. Het is de poort naar natuurgebied Ooijpolder, die dagelijks door vele recreanten uit Nijmegen en omgeving wordt bezocht. Het gebied is zeer geschikt voor fietsers en wandelaars. De komende jaren wordt ingezet op verdere versterking van de toeristische functie van het gebied. Voorzieningen als kleinschalige horeca, een camperplaats en B&B's kunnen deze functie verder versterken. Horeca In de Ooyse Schependom zijn momenteel geen horecagelegenheden gevestigd. Aan de Ooysedijk is de Polderkamer gelegen. Deze voormalige horecagelegenheid op de begane grond staat echter al sinds de jaren 80 leeg. Op de eerste en tweede verdieping van het pand wordt gewoond. In de Horecanota Gastvrij Nijmegen zijn de beleidsregels voor nieuwe horeca opgenomen. Voor de Ooyse Schependom geldt dat horeca zich in dit gebied zal vestigen vanwege de unieke locatie. Goede initiatieven vanuit de markt, die inspelen op unieke kansen, zullen op hun eigen merites worden beoordeeld.
45
Gezien de recreatieve functie van het gebied kunnen een beperkt aantal kleinschalige horeca-initiatieven toegestaan worden. Het gaat dan om maximaal twee horecagelegenheden van in totaal 250 m2 uit de categorie “lichte horeca” (categorie 1a en 1b): restaurant, broodjeszaak etcetera. Detailhandel Nijmegen kent een fijnmazig net aan winkelcentra. Huidige bewoners van de Ooyse Schependom kunnen voor hun boodschappen terecht in het zeer nabij gelegen stadscentrum. Het aantal inwoners is te beperkt om voor de dagelijkse boodschappen een eigen (buurt-) winkelvoorziening te realiseren. Nieuwe winkelvoorzieningen worden in het gebied niet toegestaan. Bed en breakfast Een Bed en Breakfast (B&B) is een overnachtingsmogelijkheid voor een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een B&B wordt gerund door eigenaren van het desbetreffende huis en heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen. Het vestigen van een B&B wordt nu mogelijk gemaakt. Wel moet een B&B uiteraard voldoen aan eisen die door de brandweer worden gesteld. Kleinschalige bedrijvigheid en kantoorfuncties In het plangebied komt in beperkte mate (kleinschalige) bedrijvigheid voor. Er is een schildersbedrijf, een interieurbouwbedrijf, een aannemersbedrijf en een aantal kleinere kantoorfuncties (administratiekantoor, uitzendbureau) in het gebied gevestigd. 4.1.9
Water
In beleidsnotities wordt voor het totale waterbeleid de term Integraal Waterbeheer gebruikt. Het Waterplan Nijmegen (2001) maakt onderscheid in watersysteem en waterketen. Het watersysteem omvat de cyclus van regenwater, oppervlaktewater, grondwater en de bijbehorende leefgemeenschappen. De waterketen omvat het menselijk ingrijpen hierin. Het watersysteem in de Ooyse Schependom De Ooyse Schependom is een laag klei-/zavelgebied. Het grondwater ligt ondiep. Overstromingen komen buitendijks vaak voor. In de Buiten Ooy kan de toestroom van relatief schone rivierkwel worden bevorderd door het verwijderen van de afdekkende kleilaag. Het water in de Buiten Ooy staat via het grondwater in verbinding met het water in de sloten in de binnendijkse Ooijpolder. Als het waterpeil in de uiterwaard stijgt volgt het waterpeil binnendijks en andersom. Vooral bij hoogwater beweegt er veel water binnendijks, dat via sloten wordt afgevoerd naar 't Meertje. Waterketen in de Ooyse Schependom Het hemelwater dat ten oosten van 't Meertje op het verhard oppervlak valt, wordt via kolken ingezameld en via een hemelwaterleiding afgevoerd naar het oppervlaktewater aan de noordwest zijde van de Ooysedijk. Het hemelwater van de daken, parkeerplaatsen en inritten wordt samen met het afvalwater via gemengde leidingen naar de persleiding afgevoerd. Het water wordt vervolgens afgevoerd naar het gemengde stelsel van Nijmegen. Het gebied ten zuiden van de Ooysedijk is niet verhard en bestaat uit groengebied en een kolk. De woonboten in 't Meertje zijn voorzien van een pomp. Het vuilwater wordt naar het gemengde stelsel van Nijmegen gepompt. Het parkeerplein onder de Waalbrug is niet op de riolering aangesloten.
46
Doorstroming en waterberging Er gelden algemene regels en specifieke maatregelen op het gebied van water. Deze richtlijnen zijn terug te vinden in bijlage 1. Hiermee moet rekening worden gehouden bij ontwikkelingen in het gebied. Eén van de belangrijkste richtlijnen is dat het buitendijkse gebied valt onder de Waterwet en de Beleidslijn Grote Rivieren. Inrichtingsmaatregelen in het gebied mogen hierdoor niet leiden tot een verminderde doorstroming of waterberging.
4.2
Bestaande bebouwing in de uiterwaard
Ten noorden van de Ooysedijk, in het uiterwaardengebied, is bebouwing aanwezig. In onderstaande tabel is per adres aangegeven hoeveel m2 bebouwing aanwezig is: Ooysedijk 5-13 Ooysedijk 15-19 Ooysedijk 21-25 Ooysedijk 29-31 Ooysedijk 55-65 Ooysedijk 67 Opslagruimte behorend bij Ooysedijk 67 Ooysedijk 71-77 Ooyse Sluispad 2-4
4.3
292 m2 156 m2 528 m2 837 m2 343 m2 283 m2 157 m2 222 m2 1.529 m2
Woonboten in het Meertje
In het Meertje liggen 14 woonboten. In onderstaande tabel is per ligplaatsnummer de bestaande oppervlakte (lengte x breedte) aangegeven: Ligplaatsnummer 1 Ligplaatsnummer 2 Ligplaatsnummer 3 Ligplaatsnummer 4 Ligplaatsnummer 5 Ligplaatsnummer 6 Ligplaatsnummer 7 Ligplaatsnummer 8 Ligplaatsnummer 9 Ligplaatsnummer 10 Ligplaatsnummer 11 Ligplaatsnummer 12 Ligplaatsnummer 13 Ligplaatsnummer 14
4.4
197 m2 148 m2 140 m2 76 m2 103 m2 167 m2 135 m2 207 m2 154 m2 195 m2 168 m2 134 m2 152 m2 184 m2
Lentse Waard
De dijk is een belangrijke fietsroute voor fietsers komende vanuit de gemeente Lingewaard die in Nijmegen werken of studeren. Op het grondgebied van de gemeente Lingewaard is de dijk dijk autovrij gemaakt. Automobilisten komende uit Nijmegen zullen via de Vossenpelssestraat de dijk verlaten of de dijk vervolgen voor de zittende bedrijven of restaurant Sprok.
47
Het buitendijksgebied is in gebruik als grasland en één van de belangrijkste richtlijnen is dat het buitendijkse gebied valt onder de Waterwet en de Beleidslijn Grote Rivieren. Inrichtingsmaatregelen in het gebied mogen hierdoor niet leiden tot een verminderde doorstroming of waterberging. 4.4.1
Archeologie
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geimplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007). Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld waarop de archeologisch belangrijke zones zijn aangegeven. Het deelgebied Lentse Waard ligt in een zone met een “nader te onderzoeken acheologisch belang” (waarde 1) en heeft een lage archeologische verwachting. Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang krijgen geen aanduiding in het bestemmingsplan. Informatieplicht Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen aangifte te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze aangifte dient te gebeuren bij de minister van OCW, in casu de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
48
Hoofdstuk 5 Ruimtelijke Schependom 5.1
analyse
Ooyse
Initiatieven en ontwikkelingen
Het overgangsgebied van de binnenstad naar het onbebouwde buitengebied van de Ooijpolder is de afgelopen jaren vaak onderwerp van discussie geweest. Discussies variërend van kleine bestemmingswijzigingen tot initiatieven voor een groot restaurant dat werkgelegenheid zou moeten bieden aan onder andere cliënten van de Groesbeekse tehuizen. Hieronder volgt een beschrijving van de bij de gemeente Nijmegen bekende ontwikkelingen en initiatieven. Met het opnemen van deze initiatieven en ontwikkelingen in de ruimtelijke analyse wordt hieraan nadrukkelijk geen juridische status toegekend. 5.1.1
Stadswaard
Staatsbosbeheer heeft een landschapsvisie en inrichtingsplan ontwikkeld voor de Stadswaard (het gebied ten noorden en noordoosten van de Ooysedijk). In het inrichtingsplan 'Buiten Ooij en Stadswaard bij Nijmegen' wordt de Stadswaard als volgt beschreven: speeluiterwaard voor stedelingen met een etalagefunctie voor natuur elders in de Gelderse Poort. Het plan is gericht op natuurontwikkeling in de uiterwaarden, onder andere door natuurlijke begrazing. Een meestromende nevengeul moet de dynamiek van de rivier weer terugbrengen in de Stadswaard. Zo ontstaan er geulen en eilanden waardoor het gebied avontuurlijker wordt als speeluiterwaard. Er is vrije toegang voor wandelaars in het gehele terrein. Door een zonering aan te brengen voor het gebruik wordt voorkomen dat kwetsbare natuurplekken verloren gaan. Dicht bij de stad wordt struinnatuur ontwikkeld en rond de Oude Waal een rustgebied met weinig mogelijkheden voor recreatie. Met de ontwikkeling van de Stadswaard, de omgeving van de Oude Wael en De Vlietberg is nu vanaf Nijmegen tot aan de Duitse grens bij Millingen/Bimmen het volledige uiterwaardengebied inzetbaar voor natuurontwikkeling. 5.1.2
Voetgangersbrug Waalkade - Ooijpolder
Het is de wens van de gemeente en Staatsbosbeheer om een voetgangersbrug te realiseren over 't Meertje. Met deze voetgangersbrug wordt bijgedragen aan de realisatie van een lang wandelpad langs de Waal van Gorinchem tot aan de Duitse grens. De voetgangersbrug is bedoeld om wandelaars vanuit het centrum snel de Stadswaard/Ooijpolder te laten bereiken. Rijkswaterstaat heeft inmiddels te kennen gegeven akkoord te kunnen gaan met het realiseren van deze voetgangersbrug.
49
Indicatieve ligging van de voetgangersbrug Aanleiding voor deze voetgangersbrug is de wens om de verbinding tussen de binnenstad en met name de Waalkade en de Ooijpolder te verbeteren voor wandelaars. De toekomstige realisatie van het nieuwe Natuurmuseum in de Stratemakerstoren aan de Waalkade versterkt deze wens. Vanuit dit nieuwe natuurmuseum zal er een directe looproute over 't Meertje naar het aangrenzende natuurgebied komen. De voetgangersbrug is onderdeel van deze route en zal niet alleen door bezoekers van het museum gebruikt gaan worden, maar is openbaar toegankelijk. De voetgangersbrug is gesitueerd op de grens tussen de binnenstad van Nijmegen en het Ooijpoldergebied aan de voet van de Waalbrug. De brug moet passen in het natuurlijke karakter van het gebied en bevindt zich ten opzichte van de Waalbrug vrij laag in het landschap. Doordat de brug zich in haar geheel in de uiterwaarde bevindt, is de brug bij elke waterstand steeds anders zichtbaar in het landschap. Ook bij een laag-watersituatie torent zij niet boven de uiterwaarde uit. De directe omgeving van de voetgangersbrug is een uiterwaarde, de brug loopt dus van uiterwaarde naar uiterwaarde. Bij hoog water zal de voetgangersbrug deels onder water komen te staan. Het peil van het omringende terrein is gemiddeld 10,1 m +NAP, 't Meertje zelf ligt lager en heeft een gemiddelde waterstand tussen de 7 à 8 m + NAP. Daarbij is de hoogte van de bovenkant van de bodem van 't Meertje de niet gebaggerde hoogte. In 't Meertje zijn momenteel 14 woonboten gelegen. Bij een vaste voetgangersverbinding wordt als eis gesteld dat de doorvaarhoogte voor woonboten gegarandeerd moet worden, maar niet het hele jaar door. Daarbij is gebruik gemaakt van de historische gegevens van de waterstanden. Op basis van voornoemde historische gegevens is het waterpeil van 8 m + NAP aangehouden. Dat betekent dat een (woon-)boot met een maximale hoogte van 7 meter boven het waterniveau gemiddeld 260 dagen per jaar (bij een normaal jaar zonder extreme waterstanden) onder de nieuwe brug kan varen. Het zal in de nieuwe situatie nog steeds mogelijk zijn in en uit te varen, bijvoorbeeld ten behoeve van inspectie/onderhoud van de woonboten, echter gedurende een andere langere periode van het jaar.
50
5.1.3
BSO Struin
In het agrarisch gebied ten zuiden van de Ooysedijk en ten oosten van de Dijkgraaf van Wijckweg bestaat een particuliere ontwikkelingswens voor de vestiging van een buitenschoolse opvang (BSO Struin), inclusief kleinschalige bebouwing. Struin is gespecialiseerd in natuuractiviteiten voor kinderen. Kenmerkend voor Struin is: spelen en leren in en met de natuur, milieubewust, gezond en veel bewegen. De BSO biedt speelmogelijkheden in de natuur voor de kinderen die na schooltijd en in vakanties de BSO bezoeken. 5.1.4
Landwaard
Ten (noord)oosten van de locatie van de buitenschoolse opvang Struin heeft de Stichting Landwaard een initiatief voor de realisatie van schooltuinen. De schooltuinen zijn enerzijds gericht op de verbouw van groenten en fruit, anderzijds op de exploitatie van een weiland door begrazing met schapen. Doel is om de leerlingen van het Nijmeegse basisonderwijs te betrekken bij de natuur en de herkomst van voedsel uit eigen land. Voor basisscholen uit Nijmegen wordt het mogelijk om zelf groenten en fruit te verbouwen. De Stichting Landwaard wil de consumptie van gezond en duurzaam geproduceerd voedsel bevorderen en gezonde eet- en leefgewoonten stimuleren. Bij het ontwikkelen van het initiatief zal aandacht worden besteed aan de versterking van de landschappelijke kwaliteit. Het initiatief 2 bestaat verder uit het plaatsen van een schuilonderkomen van maximaal 50 m , het aanleggen van oppervlakteverharding en het aanleggen van een waterpomp. 5.1.5
Overige gronden aan de Dijkgraaf van Wijckweg
Een initiatief betreft een deel van het perceel gelegen aan de Ooysedijk (ongenummerd) en de Dijkgraaf van Wijckweg (ongenummerd). Van dit perceel is de zuidwestelijke strook van 80 bij 80 meter afgesplitst om biologische bloemen, kleinfruit en fruitbomen en een biologische proeftuin voor groenten te beginnen. Het is de bedoeling dat hier op termijn een belevingstuin ontstaat, waarin niet alleen groenten en fruit worden verbouwd, maar waar consumenten kunnen worden ontvangen en rondgeleid voor educatie en voorlichting. De initiatiefnemer wilde hiervoor een aantal activiteiten uitvoeren: aanbrengen afrastering, aanleggen en inzaaien paden, plaatsen tijdelijke container, aanleggen waterbassin, plaatsen van drie koepelkassen, en een puls slaan voor de watervoorziening. Inmiddels richt het initiatief zich voor wat betreft de gebouwen op de bouw van een schuilgelegenheid van 25 m2 en een koepelkas van 43 m2. Een tweede initiatief betreft eveneens een deel van het perceel aan de Ooysedijk (ongenummerd) en de Dijkgraaf van Wijckweg (ongenummerd). Van dit perceel is de noordoostelijke strook van 80 bij 80 meter afgesplitst. Hier wordt een biologische fruittuin aangelegd. Het is de bedoeling dat de proeftuin voor fruitbomen en kleinfruit in de toekomst als zelfpluktuin gaat functioneren. De initiatiefnemer wil een landbouwschuur bouwen van maximaal 50 m2 voor de opslag van landbouwwerktuigen. In de schuur komt ook een sanitaire voorziening. 5.1.6
Camping/ camperplaats
Het college heeft in het coalitieakkoord opgenomen dat ze door een impuls te geven aan het toerisme de aantrekkelijkheid van de stad wil versterken. Daarvoor wil het College een stadscamping en/of camperplaats realiseren om toeristen langer en vaker aan de stad te binden. Op dit moment wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor een camping en/of camperplaats in Nijmegen. Het gebied van de Ooyse Schependom is daarbij in beeld als één van de te onderzoeken locaties. Inmiddels is duidelijk dat de camperplaats niet in de Ooyse Schependom gerealiseerd zal worden. Een camperplaats wordt daarom in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
51
5.1.7
Ooysedijk 7-11-13 en 21/23
Voor de Ooysedijk 7-11-13 is in 2004 een verzoek ingediend om de bestemming te wijzigen van de voormalige bedrijfsgebouwen (oude smederij) en bijbehorende terreinen. Er bestaan al jaren plannen om hier een smederijmuseum/restaurant te realiseren. In de bebouwing achter de Ooysedijk 21/23 waren circa 20 gastenkamers (polderlogies) gedacht. Daarnaast is een bouwaanvraag ingediend voor een Havenhuis met zicht op 't Meertje en polderlogies en een poortgebouw voor het smederijcomplex. Bij besluit van 5 december 2011 heeft het college geweigerd de benodigde vrijstellingsprocedure ten behoeve van de bouwaanvragen voor een Havenhuis en een Poortgebouw (met daarin opgenomen 2 bedrijfswoningen) te doorlopen. Voor de tussenliggende eengezinswoningen zijn geen plannen voor herontwikkeling en/of herbestemming bekend. Het pand genaamd “De Polderkamer” heeft van oudsher een horecabestemming. Deze voormalige horecagelegenheid staat sinds de jaren 80 van de vorige eeuw leeg. Op de eerste en tweede verdieping van het pand wordt gewoond.
5.2
Visie Ooyse Schependom
In dit hoofdstuk wordt de visie beschreven op de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied Ooyse Schependom. 5.2.1
Uitgangspunten
Versterken positie groengebieden De Ooijpolder, waar het gebied Ooyse Schependom deel van uit maakt, is een belangrijk grootschalig groengebied direct grenzend aan de stadsrand van Nijmegen. De stuwwal, de dijk, de vlakke polder en uiterwaarden zijn de belangrijkste ruimtelijke elementen. De rivier is van grote invloed geweest in het gebied, getuigen de nog aanwezige landschapselementen als kolken, de dijkloop en oude afwateringsgeul 't Meertje. Omdat het grondwater hier ondiep ligt en overstromingen vaak voorkomen is naast natuur, waterberging een belangrijk thema. Vooral buitendijks stelt dit eisen aan de inrichting van het gebied. Het buitendijks gebied is in eigendom van Staatsbosbeheer en gereserveerd voor natuur, waterberging en recreatie. Hiervoor is een inrichtingsplan opgesteld. De gemeente Nijmegen heeft al flink geïnvesteerd in projecten in de Ooijpolder, bijvoorbeeld in een recreatieve route en in het voorjaar van 2011 wordt een ecologische verbindingszone gerealiseerd. De gemeente wil de groene uitstraling verder versterken en dit grootschalige groengebied beschermen. Het groen moet een sterke positie krijgen in de stedelijke ontwikkeling. Zorgvuldig omgaan met nieuwe ontwikkelingen Voor de Ooyse Schependom bepalen vooral de contrasten het waardevolle karakter van het landschap. Ook de directe toegang van het stadscentrum naar de polder is uniek voor Nederland en vormt een belangrijke kwaliteit. De Ooyse Schependom is een gebied met een eigen identiteit. De huidige balans tussen stad en polder is kwetsbaar. De bebouwing aan de Ooysedijk en Ubbergseweg vormt een kleine overgangszone van de stad naar het buitengebied, die zich kenmerkt door een organisch gegroeide setting met bijzondere gebouwen. Het zijn relicten van de activiteiten die hier werden ontplooid. Sommige hiervan zijn historisch en beschermd. De bebouwing in combinatie met de natuurlijke uiterwaarden en agrarische polder geeft de charme aan de Ooyse Schependom. In 't Meertje liggen 14 woonboten in een rustige groene setting. Hiervoor geldt een consoliderend beleid. Vanwege het groene en open karakter van de Ooijpolder en het kwetsbare evenwicht tussen stad en polder wil de gemeente zeer terughoudend omgaan met nieuwe bebouwing en het toevoegen van ruimtelijke elementen. Omdat kleine ingrepen al grote effecten kunnen hebben in dit gebied, moeten nieuwe ontwikkelingen zorgvuldig worden ingepast in het landschap.
52
Mogelijkheden voor kleinschalige ontwikkelingen op het gebied van recreatie
toerisme en
Het gebied Ooyse Schependom kan worden beschouwd als de poort naar het belangrijke recreatiegebied de Ooijpolder. Het kan rekenen op een dagelijkse stroom van wandelaars en fietsers. De vrijetijdssector wordt een steeds belangrijker onderdeel van de Nijmeegse economie. De trend is dat de recreatieve bezoeker tijdens een wandel- of fietstocht gebruik maakt van een horecagelegenheid. Omgekeerd zorgt een aantrekkelijke horecagelegenheid ervoor dat meer bezoekers naar het gebied komen. Er is in de Ooyse Schependom ruimte voor enkele kleinschalige en extensieve voorzieningen op het gebied van horeca en/of verblijfsrecreatie. Door de gemeente wordt ingezet op het verbeteren van de verbinding tussen het stadscentrum en de Ooijpolder door middel van een voetgangersbrug over 't Meertje. Daarnaast is het wenselijk om het gebied beter in te richten als 30 km/uur zone en, al dan niet alleen in de weekenden, meer autoluw dan wel autovrij te maken. Bij eventuele nieuwe kleinschalige ontwikkelingen is het tenslotte belangrijk dat er voldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn voor fietsen en auto's. Dit gebeurt in principe op eigen terrein. 5.2.2 Kansen per deelgebied, relatie met de beschreven initiatieven en regeling in het bestemmingsplan In de Ooyse Schependom onderscheiden we drie deelgebieden. Per deelgebied wordt hier de gewenste ontwikkelingsrichting beschreven en wordt aangegeven of er ruimte is om de eerder beschreven initiatieven in dit bestemmingsplan mogelijk te maken.
53
Deelgebieden in de Ooyse Schependom De Stadswaard De uiterwaarden zijn aangemerkt als natuurgebied. Het beschermen en ontwikkelen van de natuur en landschappelijke waarden staan hier voorop. Ook moet rekening worden gehouden met de cultuurhistorische en archeologische waarden van het gebied. Het voornemen van Staatsbosbeheer is om de Stadswaard her in te richten en aantrekkelijker te maken als speelnatuur. Hiervoor is een inrichtingsplan opgesteld (zie hoofdstuk 4.1). In het gebied liggen niet alleen kansen voor natuur, maar vooral ook voor recreatie. De toeristische mogelijkheden van het gebied kunnen verder vorm worden gegeven door het ontwikkelen van groene fiets- en wandelroutes. Dit sluit uitstekend aan bij de Visie Waalweelde. Om de toegankelijkheid van het gebied voor voetgangers te vergroten zal een (beweegbare) voetgangersbrug over 't Meertje worden gerealiseerd. Belangrijk aandachtspunt hierbij is onder andere de sociale veiligheid, gezien de afgelegen ligging onder en net ten oosten van de Waalbrug. Onderzocht dient te worden op welke wijze de inrichting van de openbare ruimte vanaf de Waalkade tot de voetgangersbrug kan worden verbeterd en aantrekkelijk kan worden gemaakt voor de recreant. Ook moet 't Meertje toegankelijk blijven voor boten, onder andere in verband met de ligging van de 14 woonboten in 't Meertje.
54
Tenslotte is door de ligging aan de Waal en het regelmatig optreden van kwel de invloed van het water op de Stadswaard groot. De berging en veilige afvoer van water stellen eisen aan de inrichting van het gebied. Ontwikkelingen mogen niet leiden tot een verminderde doorstroming of waterberging. In het bestemmingsplan is in verband met de toekomstige realisatie van een voetgangersbrug over 't Meertje, een aanduiding 'Zoekgebied voetgangersbrug' opgenomen. Bebouwingsstructuren De Ooyse Schependom kent een kleine overgangszone naar het stedelijk gebied in een organisch gegroeide setting met bijzondere gebouwen, die soms beschermd zijn door hun cultuurhistorische waarde. Omdat het gebied grotendeels buiten de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen ligt kan hier in beginsel niet worden gebouwd. Bij ontwikkelingen moet gelet worden op de openheid van het landschap en zichtlijnen in het gebied. Uitgangspunt is dat zeer terughoudend wordt om gegaan met het toevoegen van nieuwe bebouwing en ruimtelijke elementen.
Ubbergseweg: De huidige bebouwing aan de Ubbergseweg dient qua aard en uiterlijk behouden te blijven. Aan de noordzijde van de weg aansluitend aan de bestaande bebouwing behoort nieuwbouw van enkele woningen tot de mogelijkheden. Dit houdt in: in een aaneengesloten rij, evenwijdig aan de hoogtelijnen, nokhoogte maximaal het niveau van de Generaal J. Gavinweg. Ooysedijk: De verschijningsvorm van de huidige bebouwing aan de Ooysedijk dient behouden te blijven. Nieuwbouw is niet toegestaan. Vervangende nieuwbouw kan alleen op het bestaande bouwblok, passend in de structuur van de Ooysedijk en de omgeving. Om de oude bedrijfspanden in stand te kunnen houden is het soms noodzakelijk andere functies toe te laten. Deze toevoeging moet 'ingetogen' zijn en qua functie iets toevoegen aan het recreatieve gebruik en/of de natuurbeleving van de polder. Als functies zijn denkbaar: beperkte horeca, een gastenverblijf of klein hotel, een atelier of galerie, woon-werkpanden. 't Meertje: In 't Meertje liggen 14 woonboten in een rustige groene omgeving. Voor de woonboten geldt een consoliderend beleid. Er geldt geen saneringsverplichting. Wel is het belangrijk om vanuit het oogpunt van beeldkwaliteit aandacht te besteden aan het onderhoud en het beter faciliteren van de woonboten. Tegen illegaal gebruik van de kade zal handhavend worden opgetreden.
Parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost en dient uit het zicht vanaf de Ooysedijk te blijven. Uitbreiding van het parkeerareaal aan de Ooysedijk is niet toegestaan. Wanneer de parkeerdruk van werkenden in de binnenstad zo groot wordt dat maatregelen nodig zijn, kan gedacht worden aan het uitbreiden van het betaald parkeren. Op deze manier kan in de woonstraten het parkeren worden teruggedrongen. In het bestemmingsplan is ten aanzien van de huidige bebouwing aan de Ooysedijk een consoliderende bestemmingsregeling opgenomen. De initiatieven die nu bekend zijn, sluiten òf niet aan bij de gemeentelijke visie op het gebied òf zijn nog onvoldoende uitgewerkt om nu al in het bestemmingsplan vertaald te kunnen worden. Ook dienen eerst met de grondeigenaren anterieure overeenkomsten (op grond van de Grondexploitatiewet) gesloten te worden. De 14 woonboten in 't Meertje zijn in het bestemmingsplan positief bestemd, inclusief een uitbreidingsmogelijkheid van 10%. Polder De contrasten tussen het open agrarische polderlandschap en de bebouwing aan de voet van de stuwwal bepalen het waardevolle karakter van het gebied de Ooyse Schependom. Niet voor niets maakt ook de polder vanwege deel uit van het Nationaal Landschap Gelderse Poort. De balans tussen het rustige buitengebied en het hectische stadsleven is kwetsbaar. Kleine ingrepen kunnen hier grote gevolgen hebben. Dit geldt vooral in het agrarisch overgangsgebied.
55
De openheid en agrarische functie van de polder dient behouden te blijven. Vanuit de gedachte dat de stadsrand een overgangsgebied is van een stedelijke naar een landelijke invulling, is het denkbaar dat er op beperkte schaal ruimte is voor agrarisch medegebruik en/of kleinschalige educatieve en maatschappelijke functies, mits deze gekoppeld zijn aan het agrarisch gebruik of de natuurfunctie van het gebied. Voorbeelden hiervan zijn een locatie voor natuureducatie, een heemtuin voor agrarische gewassen of een natuurspeeltuin. Het gebied waar agrarisch medegebruik en/of kleinschalige educatieve en maatschappelijke functies mogelijk zijn, heeft als oostgrens de kolk bij de Persingensestraat. Het gebied met agrarisch medegebruik en/of kleinschalige educatieve en maatschappelijke functies, dient qua omvang in verhouding te staan met het bebouwingscluster ten noorden van de Ooysedijk. Het medegebruik blijft dus beperkt tot een zone aan de dijk. Voor de inrichting gelden de volgende uitgangspunten:
De inrichting is gebaseerd op het polderlandschap. Het gaat dan om factoren als openheid, beplantingstype, structuur, verkaveling. De kolk en de directe omgeving daarvan blijven behouden als cultuurhistorisch relict. De gebruiksintensiteit neemt af vanaf de dijk richting de polder. De geslotenheid van de (opgaande) beplanting neemt vanaf de Dijkgraaf van Wijckweg tot het open gebied aan de kolk.
Enkele uitgangspunten worden hieronder nader toegelicht.
Openheid: Komend vanaf Nijmegen ontvouwt het open polderlandschap zich vanaf het adres Ooysedijk 55. Dit beeld dient behouden te blijven. Dit betekent dat het gebied ten zuidoosten van de Ooysedijk vanaf dit punt voldoende doorzicht dient te behouden om de achterliggende open polder te kunnen waarnemen. De inrichting moet aansluiten bij het open en natuurlijke karakter van de polder met agrarische en landschappelijke elementen, zoals deze op vergelijkbare plekken in de polder voorkomen. Bebouwing en verharding: In het agrarisch overgangsgebied is slechts beperkt bebouwing en verharding toegestaan. De bebouwing en verharding dient gesitueerd te zijn aan de dijk. Denkbaar zijn alleen ondergeschikte bouwwerken, zoals een toiletgebouwtje of schuilruimte. De architectuur van de gebouwen dient een verwantschap te hebben met de agrarische bebouwing uit de polder. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar het dak, omdat deze vanaf stuwwal zichtbaar zijn. Verharding ten behoeve van parkeergelegenheid wordt bij voorkeur op één gezamenlijke locatie gerealiseerd. Beplanting en inrichting: Het terrein gelegen in de oksel van 't Meertje en de Ooysedijk is in de huidige situatie aan de noord- en westzijde omzoomt met beplanting. Het aanbrengen van opgaand groen is hier in beperkte mate mogelijk. Voorwaarde is dat wordt aangesloten bij het open en natuurlijke karakter van de polder en de bestaande agrarische of landschappelijke elementen, zoals boomgroepen, hagenstructuur, grasland en akkers. De inrichting van het agrarisch overgangsgebied gebeurt bij voorkeur aansluitend op de bestaande verkavelingstructuur en/of patronen in het landschap.
56
Visie op openheid en gebruiksintensiteit
57
Visiekaart In het bestemmingsplan is beperkt medegebruik mogelijk gemaakt van de gronden in het agrarisch overgangsgebied, direct ten zuiden van de Ooysedijk. Het bestemmingsplan biedt in beginsel de mogelijkheid om de initiatieven ten aanzien van de buitenschoolse opvang en de schooltuinen te realiseren. In verband met de bescherming van het landschap, zijn in het bestemmingsplan ten aanzien van bebouwing, gebruik en inrichting van het gebied voorwaarden opgenomen. Verder is in verband met de initiatieven voor de buitenschoolse opvang en de schooltuinen een beeldkwaliteitsplan opgesteld, dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen. Door middel van dit beeldkwaliteitsplan is gewaarborgd dat de inrichting van het gebied zal plaatsvinden op een manier die past bij het open polderlandschap. De overige gronden in het poldergebied mogen alleen voor agrarische doeleinden worden gebruikt. Op deze gronden zijn in totaal maximaal 2 veldschuren of 2 schuilgelegenheden toegestaan, met een maximum oppervlakte van 50 m per gebouw en per agrarisch bedrijf.
58
5.2.3
Ontheffingsaanvraag
In verband met de hierboven beschreven twee initiatieven, is het nodig dat Gedeputeerde Staten van Gelderland ontheffing verlenen van artikel 2.2 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft in verband daarmee op 14 december 2011 het besluit genomen een ontheffingsaanvraag in te dienen. Motivering ontheffingsaanvraag Het gebied waarbinnen beide hierboven beschreven initiatieven voorzien zijn, ligt buiten de in de Ruimtelijke Verordening Gelderland opgenomen contour bestaand bebouwd gebied en de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen. Nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken is hier conform artikel 2.2 van de verordening in principe niet toegestaan. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan echter ontheffing verlenen, indien er sprake is van een ontwikkeling waarvan is aangetoond dat deze redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de genoemde contouren en indien deze ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. In deze paragraaf wordt gemotiveerd dat beide beschreven projecten aan deze voorwaarden voldoen. Geen mogelijkheden binnen de contour bestaand bebouwd gebied Aangezien beide percelen in eigendom zijn van de initiatiefnemers BSO Struin en de Stichting Landwaard is het redelijkerwijs niet logisch de beschreven projecten op een andere locatie te realiseren. Voor de gronden van beide initiatiefnemers geldt aanvullend dat juist de korte afstand tot de bebouwde kom en de basisscholen van Nijmegen de locaties aantrekkelijk maken voor het realiseren van respectievelijk een BSO en schooltuinen. Verder sluit het gebruik van de gronden als schooltuin aan op het landbouwkundige gebruik van de polder. Het gebruik van de gronden voor Struinnatuur/BSO is hiervan op zichzelf afwijkend. Feitelijk zal de inrichting van de grond echter weinig afwijken van het karakter van de rest van de polder en bovendien plaatsvinden op een manier die recht doet aan de landschappelijke waarden van het waardevolle open gebied. Verbetering ruimtelijke kwaliteit De gemeente is met de provincie van mening dat de Ooyse Schependom een landschappelijk waardevol gebied is, dat een goede bescherming verdient. De contrasten tussen het open agrarische polderlandschap en de bebouwing aan de voet van de stuwwal bepalen mede het waardevolle karakter van de Ooyse Schependom. De balans tussen stad en polder is hier kwetsbaar. De landschappelijke waarden vragen om een zorgvuldige inpassing van het hierboven beschreven gebruik en bebouwing in het gebied. Uit metingen blijkt dat het hoogteverschil tussen de dijk en de polder ongeveer 5 meter bedraagt. De maximaal toegestane hoogte van de bebouwing van BSO Struin en de Stichting Landwaard in het bestemmingsplan bedraagt ook 5 meter. Dit betekent dat de qua omvang beperkte bebouwing het zicht vanaf de dijk richting de polder niet belemmert. De bebouwing van BSO Struin valt bovendien grotendeels weg achter het opgaande struweel. Anderzijds zal het zicht vanuit de polder richting de dijk niet worden belemmerd, omdat de bebouwing qua hoogte wegvalt tegen de dijk en omdat aan de gewenste uitstraling eisen worden gesteld. De bebouwing is qua oppervlakte verder dermate beperkt, dat deze ook het beeld van de polder vanaf de stuwwal niet beïnvloedt. Tenslotte zal de beoogde bebouwing qua situering aan de voet van de dijk aansluiten bij het daar gelegen Hollandsch-Duitsch gemaal en het gascompressorstation. De bebouwing van Struin en Landwaard komt dus niet verder de polder in maar volgt de teen van de dijk. In het bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom en bijbehorend beeldkwaliteitsplan wordt expliciet opgenomen dat met de gebouwen aansluiting dient te worden gezocht bij het landschap en dat de gebouwen dienen te passen in het landschap. Bij het ontwerp van de gebouwen en de inrichting van de percelen dient hiermee rekening te worden gehouden. In het bestemmingsplan worden tevens specifieke regels opgenomen en een
59
omgevingsvergunningsplicht voor werken en werkzaamheden, die waarborgen dat het open polderlandschap niet wordt aangetast. Dit wordt gedaan door:
Op de gronden van BSO Struin en de Stichting Landwaard een zorgvuldig begrensd en qua oppervlakte beperkt bouwvlak te leggen, zo dicht mogelijk tegen de teen van de dijk. Op beide percelen slechts één hoofdgebouw toe te staan. Bijgebouwen en overkappingen worden in de regels van het bestemmingsplan niet toegestaan. In het bestemmingsplan een omgevingsvergunningsplicht op te nemen voor het uitvoeren van een werk en/of werkzaamheden (zoals het omzetten van gras- in bouwland, het aanleggen van beplantingen of verhardingen) en hieraan strenge eisen te stellen met het oog op de bescherming van de openheid en de landschapselementen. In de regels geen uitbreidingsmogelijkheid voor gebouwen op te nemen.
Aanvullend aan het bestemmingsplan wordt, zoals vermeld, een beeldkwaliteitsplan opgesteld ten behoeve van een passend kwaliteitsniveau van het gebied ten zuiden en zuidoosten van de Ooysedijk. Het beeldkwaliteitsplan vormt een beeldende onderbouwing van de regels in het bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom. Het gaat onder meer om belevingsaspecten van openbare ruimte, architectonische kwaliteit en om cultuurhistorische kenmerken. Zoals het bestemmingsplan de functies en grenzen van de ruimtelijke mogelijkheden aangeeft, geeft het beeldkwaliteitsplan in woord en in beeld de gewenste uitstraling en sfeer weer, onder andere voor beide hierboven beschreven percelen en de daarop toegestane bebouwingsmogelijkheden. Het beeldkwaliteitsplan bestaat uit een samenhangend pakket van aanbevelingen en kwaliteitseisen voor het creëren, verbeteren en veiligstellen van de beeldkwaliteit in het gebied ten zuiden en zuidoosten van de Ooysedijk. Het beeldkwaliteitplan is een instrument dat samen met het bestemmingsplan wordt gebruikt, onder andere door de Commissie Beeldkwaliteit, als toetsingskader bij de beoordeling van ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied. Het ontwerpbeeldkwaliteitsplan zal, tegelijk met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom, worden vrijgegeven voor inspraak en later ter vaststelling aan de gemeenteraad worden aangeboden. Gezien bovenstaande motivering is de gemeente van mening dat het gebruik van de gronden als struinnatuur in combinatie met buitenschoolse opvang en als schooltuinen niet leidt tot een aantasting van het open polderlandschap. Het bestemmingsplan biedt in samenhang met het beeldkwaliteitsplan voldoende waarborgen ter bescherming en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het waardevol open landschap.
60
Hoofdstuk 6 Duurzaamheid en milieuaspecten 6.1
Bedrijvigheid
Bedrijvigheid is in de zin van de Wet milieubeheer die bedrijvigheid die vermeld staat in het Besluit omgevingsrecht (Bor), Bijlage 1 en als zodanig als inrichting aangemerkt zou kunnen worden. In het nieuwe bestemmingsplan zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld worden aan de Staat van bedrijfsactiviteiten (model Nijmegen). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar (vooral brand- en explosiegevaar), verkeer en visuele aspecten van belang. De Staat van bedrijfsactiviteiten, model Nijmegen, is een verbijzonderde afgeleide van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering”. Uiteraard bevat de Staat van bedrijfsactiviteiten, model Nijmegen, ook typen bedrijven die binnen het plangebied Ooyse Schependom zeker niet gewenst zijn. Het plangebied Ooyse Schependom bestaat in overwegende mate uit weide- en akkergebieden, een beperkte woonfunctie, uiterwaarden en stroomgebied van de rivier de Waal. Uitgangspunt is dat vooral de bedrijvigheid uit de categorieën 1 en 2 passend is binnen een woongebied. Uitgangspunt is echter ook dat bestaande bedrijvigheid, die qua milieubelasting in principe niet thuishoort in een woongebied en waarvoor verplaatsing op korte termijn niet haalbaar is, op basis van verworven rechten moet worden geaccepteerd. Deze bedrijvigheid zal als een verbijzondering op de toegelaten categorieën worden toegestaan. Bij deze acceptatie dient er uiteraard wel van te worden uitgegaan dat deze bedrijvigheid dan ook aan de criteria moet voldoen die de Wet milieubeheer (Wm) hierbij oplegt, zodat niet van een onaanvaardbare hinder naar de omgeving sprake is. Langs de hoofdverkeersaders rond en in het plangebied, de rivier de Waal, de Waalbrug, en de Nieuwe Ubbergseweg zijn, op een aantal (geclusterde) uitzonderingen na, niet of nauwelijks bedrijven gevestigd. In het navolgende overzicht zijn de bedrijven binnen het plangebied aangegeven die niet onder de categorieën horeca, sportvoorzieningen, kantoren, woongebouwen, opleidingsinstituten, detailhandel en medische praktijken vallen. Straat
Huis nr 9
Naam
SBI code 4000.3
SBI Cat omschrijving Gasreduceerstatio 3.1 n
Milieu-aspect
Dijkgraaf NUON* EV1 Van Wijckweg Ooyse 4 Schilderbedrijf 4544 Schilderen 3.1 G50 Sluispad Bovi glaszetten Oude 11 Novaz Interieur/ 3612.1 Interieurbouw 3.2 G100 Ubbergse meubel weg maatwerk Oude 13 Aannemers 4521.1 Aannemerij 2 G30 Ubbergse bedrijf Giesbertz weg Ubbergse 3 Hollands7511 Algemeen 2 G30 weg Duitsgemaal overheidsbestuur Ubbergse 64-66 Aannemers 4521.1 Aannemerij 2 G30 weg bedrijf Giesbertz *) Op het NUON gasreduceerstation en de hogedrukgasleiding die naar dit station loopt wordt in het hoofdstuk Externe Veiligheid nader ingegaan. Bovengenoemde bedrijven zijn meldingsplichting in het kader van het Besluit algemene 61
regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). In het volgend overzicht worden de bedrijven binnen het plangebied aangegeven die wel onder de categorieën horeca, sportvoorzieningen, kantoren, woongebouwen , opleidingsinstituten, detailhandel en medische praktijken vallen. Deze zijn niet meldingsplichtig in het kader van het Activiteitenbesluit. Straat Ubbergseweg Ubbergseweg Ubbergseweg
Huis Naam nr 20-24 Bergland Advies 46 Laurant en Bakker 116 - 142
SBI omschrijving Woon/kantoorfunctie Vormgevers Wooncomplex met lichte bedrijvigheid op begane grond
Buiten het gebied zijn geen inrichtingen aanwezig die ontwikkelingen binnen het plangebied kunnen beïnvloeden.
6.2
Bodem
Inleiding Het beleid ten aanzien van bodem in bestemmingplannen wordt bepaald door de Wet ruimtelijke ordening en de Wet bodembescherming. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. Het verontreinigd zijn van de bodem is een omstandigheid die invloed kan hebben op de uitvoerbaarheid. Bij gevallen van ernstige bodemverontreiniging moet voldoende inzicht worden gegeven in de financiële realiseerbaarheid van het plan door middel van een opgesteld saneringsplan. Voor iedere locatie binnen het plangebied waar veranderingen in functie, nevenfunctie of bouw plaats gaan vinden moet nagegaan worden of een bodemonderzoek nodig is of niet. Wanneer er onderzoek nodig is en er is geen recent onderzoek voorhanden, dan moet de initiatiefnemer onderzoek uit laten voeren. Het onderzoek wordt door Bureau Bodem van de gemeente Nijmegen beoordeeld. Uit het bodemonderzoek en de beoordeling blijkt of de bodemkwaliteit voldoende is voor de gewenste ontwikkelingen of dat een bodemsanering nodig is. Schooltuinen In het plangebied zijn zogenoemde schooltuinen voorzien naast een gedempt Wiel. Het gedempte Wiel is onlangs geëgaliseerd en er is een schapenwei gerealiseerd. De bodemkwaliteit ter plaatse van de Ooysedijk en de schooltuinen nabij het gedempte Wiel is onderzocht in de volgende rapporten:
Verkennend bodemonderzoek t.a.v. milieuaspecten t.b.v. aankoop/verkoop onroerende zaak, Koch bodemtechniek, 19-3-2010, rapportnummer 100277919; Nader bodemonderzoek, perceel Ooijse Banddijk te Nijmegen, Geofox-Lexmond bv, 7 juli 2008, projectnummer 20080354/JGRO; Nader bodemonderzoek NEN 5740 en verkennend asbestonderzoek op basis van NEN 5707, Ooysedijk 7 te Nijmegen, Koch bodemtechniek, rapportnummer 110587302, 106-2011.
Uit deze bodemonderzoeken blijkt:
De toplaag is 30 cm dik en bestaat uit zandige klei (dezelfde samenstelling als de grond buiten de schapenweide); de toplaag is ingezaaid; deze grond bevat geen puin; De puinhoudende laag begint ongeveer 30 cm onder het maaiveld blijkt uit het rapport van Geofox; De puinhoudende laag is sterk verontreinigd met lood en PAK; Buiten de geplande schapenweide is geen sprake meer van sterke verontreinigingen; dit is met het laatste aanvullende onderzoek analytisch aangetoond; De grond ter
62
De verontreinigingen hangen samen met het puin (de laag bestaat voor meer dan 50% uit puin = bodemvreemd materiaal) dit wordt niet als bodem aangemerkt; Het grondwater is licht verontreinigd met zink en koper; Er is geen asbest waargenomen;
Conclusie: De bodemonderzoeken die zijn uitgevoerd, voldoen aan de eisen zoals we die stellen voor een bestemmingsplan en bouwplan. De contour van de sterke verontreiniging is nu ook analytisch aangetoond en bevestigt het feit dat de verontreinigingen samenhangen met het puin. Tevens is er een risicobeoordeling uitgevoerd waaruit blijkt dat het gebruik van de grond voor schooltuinen geen risico's kent; ter plaatse van de schapenwei is ook geen asbest aanwezig. Buitenschoolse opvang Struin Met betrekking tot het initiatief van Struin omtrent de buitenschoolse opvang in combinatie met struinnatuur, is de bodemkwaliteit beoordeeld op basis van het volgende rapport:
Dijkgraaf van Wijckweg (ong.) te Nijmegen, NIJ.STR.NEN, 11103750, 7 december 2011, Econsultancy Uit dit bodemonderzoek blijkt:
De grond is licht verontreinigd met nikkel (0,5 –2,0 meter diep); Het grondwater is licht verontreinigd met barium en aromatische koolwaterstoffen; Er is visueel geen asbest aangetoond.
Op basis van het onderzoek blijkt geen sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat geen sterke verontreiniging is aangetroffen. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als buitenschoolse opvang in combinatie met struinnatuur. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
6.3
Geluid
In een bestemmingsplan worden de functies in een gebied (opnieuw) vastgelegd. Bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals wonen en onderwijs, moet worden onderzocht of de geluidsbelasting niet te hoog is. De Wet geluidhinder stelt eisen aan de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. In de wet zijn grenswaarden opgenomen die bij voorkeur niet mogen worden overschreden: de zogenaamde voorkeurswaarden. Bij geluidsbelastingen die niet meer bedragen dan deze waarden, is er over het algemeen sprake van een acceptabel akoestisch klimaat. De voorkeurswaarden gelden alleen binnen de wettelijk vastgelegde zones langs de verkeersen spoorwegen en de vastgestelde zones rond gezoneerde industrieterreinen. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de zone is altijd een akoestisch onderzoek vereist bij geluidsgevoelige bestemmingen. Aanvullend hanteren wij de beleidsregels Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder. Hierin staan de specifieke vereisten die van toepassing zijn als het toch wenselijk is om een hogere geluidsbelasting dan de voorkeurswaarde toe te staan. Hiervoor moet een aparte Hogere Waardeprocedure worden doorlopen. Wegen waarop een 30 km/uur regime van toepassing is kennen geen wettelijke zone. Er is dan ook geen wettelijke plicht deze wegen in een akoestisch onderzoek te betrekken.
63
In en rond het gebied Ooyse Schependom liggen de volgende gezoneerde geluidsbronnen die het gebied (kunnen) belasten: Generaal J. Gavinweg, Keizer Traianusplein, Nieuwe Ubbergseweg, Ubbergseweg, Ooysedijk. Omdat in het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt, is het niet nodig een akoestisch onderzoek uit te voeren.
6.4
Externe veiligheid
6.4.1
Algemeen
Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden 1. Externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven. 2. Externe veiligheid door het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen. Bij de onderstaande uitwerkingen van het thema externe veiligheid is er van uitgegaan dat het plan Ooyse Schependom in overwegende mate conserverend van aard is. Wel is in het onderstaande rekening gehouden met de vestiging in het plangebied van een buitenschoolse opvang. ad a. Inrichtingen en bedrijven Het gestelde onder a. wordt geregeld in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi). Dit besluit kent een nadere verdeling naar plaatsgebonden risico's (PR) en groepsgebonden risico's (GR). Voor wat betreft het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden (ijkpunten) aangegeven, het groepsrisico wordt getoetst aan de zogenaamde oriënterende waarden. Van de oriënterende waarde kan eventueel in voorkomende gevallen worden afgeweken. Hieraan dient wel een Collegebesluit ten grondslag te liggen waarin de onderbouwing van de afwijking is opgenomen (verantwoordingsplicht groepsrisico). Voorafgaand aan het Collegebesluit stelt het bevoegd gezag het bestuur van de Regionale Brandweer in de gelegenheid advies uit te brengen met betrekking tot het groepsrisico. ad b. vervoer van gevaarlijke stoffen over transportwegen Met betrekking tot de externe veiligheid voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de transportassen binnen de gemeente Nijmegen is vooralsnog voor wat betreft wegen, vaarwegen en buisleidingen het rapport van Arcadis, van 16 januari 2003 "Bouwstenen voor een inhaalslag", maatgevend. Met betrekking tot vervoer over het spoor is dit het rapport echter achterhaald. Voor de spoorwegen binnen de gemeente Nijmegen wordt thans uitgegaan van het rapport Externe veiligheid spooromgeving Nijmegen en Wijchen van 3 april 2009. Binnen en nabij het plangebied zijn echter geen spoorwegen aanwezig. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen is thans nog van toepassing de “Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen”, deze wordt vermoedelijk medio 2012 vervangen door een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) dienaangaande. Het “Besluit externe veiligheid buisleidingen” is op 1 januari 2011 in werking getreden. 6.4.2
Inrichtingen en bedrijven
Toepassing dient te worden gegeven aan het Bevi. In artikel 5 lid 1 van het besluit staat omschreven: “Het bevoegd gezag neemt bij de vaststelling van een besluit als bedoeld in de artikelen 3.1, eerste tot en met derde lid, 3.6, eerste lid, 3.26, eerste lid, 3.28, eerste lid, 4.2, eerste lid, of 4.4, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, e e, onder 2 of 3 of tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het
64
bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken dan wel krachtens artikel 11 van de Woningwet van de bouwverordening wordt afgeweken, op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare objecten wordt toegelaten, de grenswaarde, genoemd in artikel 8, eerste lid, en de afstanden krachtens artikel 8.40 van de wet in acht. Het artikel 5 lid 1 betekent concreet dat een berekening naar het Plaats- en Groepsgebonden risico moet worden uitgevoerd en de waarden getoetst moeten worden aan de grens- cq voorkeurswaarden. Het besluit is van toepassing op risicovolle bedrijven, waaronder LPGtankstations, BRZO-bedrijven, koel- of vriesinstallatie(s) met een inhoud van meer dan 1500 kg ammoniak, etc. Een inrichting waarop het besluit van toepassing is, is binnen het plangebied niet aanwezig. Ook het bovenaangehaalde Gasreduceerstation van de NUON, Dijkgraaf van Wijckweg 9 is geen Bevi-inrichting, heeft echter vanwege de naar deze inrichting toelopende hogedrukaardgasleiding wel een veiligheidscirkel met betrekking tot het Groepsrisico. Hier wordt onderstaand niet nader op ingegaan omdat deze valt binnen de risicocontouren van de gasleiding. 6.4.3
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Algemeen Binnen en nabij het plangebied zijn de volgende potentiële risicobronnen aanwezig met betrekking tot het vervoer/transport van gevaarlijke stoffen:
vervoer van gevaarlijke stoffen over het water; vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg; hogedrukaardgasleiding.
In de nabije toekomst zal een en ander getoetst dienen te worden aan het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water en over de weg Om de risico's ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over ondermeer het water en over de weg in beeld te brengen is een inventariserend onderzoek uitgevoerd dat zijn weerslag heeft gekregen in het rapport "Bouwstenen voor een inhaalslag" van 16 januari 2003. Vervoer over het water Binnen het plangebied liggen gedeelten van de rivier de Waal. Voor het plaatsgebonden risico (PR) geldt dat zowel voor de huidige als voor de toekomstige situatie de 10-6 risicocontour op de oevers van de rivier ligt. Met betrekking tot het groepsrisico (GR) geldt dat in de huidige situatie de oriënterende waarde GR binnen het invloedsgebied van de rivier (1000 meter) nergens wordt overschreden. Dit zal in de toekomst naar aanleiding van het onderhavige bestemmingsplan ook niet plaatsvinden, onder meer omdat het plan Ooyse Schependom overwegend een conserverend karakter heeft. Het GR zal tengevolge van dit plan ook geen stijging te zien geven. Wel zal dit mogelijk kunnen gebeuren naar aanleiding van de vervoersstromen over de rivier zelf, hier is echter momenteel geen goede inschatting over mogelijk. Indien in de nabije toekomst toch grotere hoeveelheden verblijfspanden mogelijk worden gemaakt in de nabijheid van de Waal zal eventueel een nieuwe GR berekening voor de oriënterende waarde dienen te worden uitgevoerd. Hier kan echter over worden opgemerkt dat bouwplannen gesitueerd op meer dan 300 meter uit het hart van de rivier verhoudingsgewijs slechts een zeer marginale invloed zullen hebben op het GR. De vestiging in het plangebied van een nieuwe buitenschoolse opvang (maximaal 70 verblijvenden) binnen het invoedsgebied van de rivier, gelegen op ruim 700 meter vanuit
65
het hart van de rivier, zal het GR niet significant beïnvloeden. Vervoer over de weg In de onmiddellijke nabijheid van het plan Ooyse Schependom is een doorgaande route gevaarlijke stoffen aanwezig, de Nieuwe Ubbergseweg en de Waalbrug. Met betrekking tot het plaatsgebonden risico (PR) geldt dat zowel voor de huidige situatie als voor de toekomstige situatie de norm van 10-6 nergens wordt overschreden. De PR 10-6risicocontouren ligt binnen het profiel van de weg. Er behoeft daarom in de planvorming Ooyse Schependom geen rekening mee te worden gehouden. Uit de rapportage "Bouwstenen voor een inhaalslag" van 16 januari 2003 blijkt dat het GR voor de Waalbrug en de Nieuwe Ubbergseweg tussen 0,5 en 1.0 maal de oriënterende waarde bedraagt, en daarmee relatief hoog is. Er is daarom binnen de plangebieden gelegen naast deze vervoersaders slechts een minimale verdichting mogelijk zonder overschrijding van de oriënterende waarde van het GR. Echter zal gezien het overwegend conserverende karakter van het plangebied de planvorming niet leiden tot een significante verhoging van het GR en dus ook niet tot een overschrijding van de oriënterende waarde. De vestiging in het plangebied van een nieuwe buitenschoolse opvang is voor wat het bebouwingsvlak betreft (en dus het zwaartepunt, aan te merken als kwetsbaar object, van de nieuwe ontwikkeling) gelegen op meer dan 200 meter vanuit het hart van de Nieuwe Ubbergseweg. En heeft daarmee geen invloed op het GR Wel gedeeltelijk binnen de invloedszone liggen de als beperkt kwetsbaar object aan te merken omliggende, tot de buitenschoolse opvang te rekenen, terreinen. Echter zullen hier slechts gedurende relatief korte tijd en in wisselende samenstellingen, kinderen en begeleiders kunnen verblijven. Ook zullen de aantallen verblijvende aanzienlijk minder zijn dan de in de buitenschoolse opvang maximaal mogelijke 70 verblijvenden, en daarmee zal het GR niet significant wijzigen. Hogedrukaardgasleiding In het plangebied ligt langs de Dijkgraaf van Wijckweg een hogedrukaardgasleiding van 250 millimeter (10”) nominaal en een werkdruk van 40 bar. Plaatsgebonden risico De contour van het Plaatsgebonden risico (PR) ligt op de leidingen zelf, er kunnen dus zowel beperkt kwetsbare als kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) gesitueerd worden direct grenzend aan de leiding. Wel dient er een bebouwingsvrije zone van vier meter aan weerszijden van een leiding in acht genomen te worden (zakelijk rechtstrook) in verband met mogelijke (herstel - en onderhouds-) werkzaamheden aan de leiding en dienen alle handelingen achterwege te worden gelaten die een veilig en bedrijfszeker gastransport in gevaar kunnen brengen. Groepsrisico Groepsrisico (GR) wordt beoordeeld binnen het zogenoemde invloedsgebied. Deze bedraagt voor de leiding 120 meter ter weerszijden van de leiding. -6 Omdat ook buiten de 10 PR contour nog slachtoffers kunnen vallen, wordt ook het gebied waarbinnen de nadelige gevolgen kunnen plaatshebben nader aangeduid en beschouwd. Dit wordt het invloedsgebied genoemd. Bij het bepalen van de omvang van dit gebied wordt slechts gekeken naar de gevolgen van het daadwerkelijke optreden van het effect en niet naar de kans dat het effect zich voordoet. De omvang van het invloedsgebied is daardoor altijd veel groter dan een PR-gebied. Binnen het invloedsgebied dient de omvang van het groepsrisico te worden beschouwd. Er bestaat daarvoor geen harde norm, maar wel een verantwoordingsplicht. In plaats van harde normen wordt in deze verantwoordingen uitgegaan van zogenoemde oriëntatiewaarden. De verantwoordingsplicht ontstaat voor het bevoegd gezag bij het nemen van een ruimtelijk besluit.
Het GR moet in alle situaties worden vergeleken met de oriënterende waarde. Voor de
66
leiding wordt opgemerkt dat het GR thans ver onder de oriënterende waarde blijft. Opgemerkt kan worden dat het plan Ooyse Schependom vooralsnog voor de leiding in overwegende mate conserverend van aard is. Daar er binnen het plangebied mogelijkheden tot uitbreiding van (beperkt) kwetsbare objecten of de vestiging van nieuwe inrichtingen of (beperkt) kwetsbare objecten worden opgenomen in het invloedsgebied van de leiding, dient een groepsrisicoberekening aan te tonen of de oriënterende waarden niet worden overschreden, dan wel het GR toeneemt. Volgens de uitgevoerde Kwantitatieve Risicoanalyse Ooij Gasbuisleidingen is tengevolge van de huidige in de omgeving aanwezige (beperkt) kwetsbare bestemmingen het GR 0,00 x de oriënterende waarde. De maatgevende nieuwe ontwikkeling binnen het plangebied betreft een buitenschoolse opvang. De verblijfsruimten van deze opvang (kwetsbare bestemming) zullen buiten het invloedsgebied van de gasleiding worden gesitueerd. Dit zal het GR niet beïnvloeden. Een gedeelte van de bij de buitenschoolse opvang behorende buitenruimte zal echter wel binnen dit invloedsgebied worden gerealiseerd. Hoewel niet in het bijzonder genoemd in de definities voor (beperkt) kwetsbare objecten in het Bevi, achten wij een dergelijk gebruik hier wel gelijkwaardig aan een beperkt kwetsbaar object. Gezien echter het zeer lage GR en het beperkt aantal aanwezigen op dit terrein, maximaal 70 personen (kinderen en begeleiders), zal volgens de uitgevoerde Kwantitatieve Risicoanalyse Ooij Gasbuisleidingen geen significante stijging van het GR optreden en achten wij daaraanvolgend de toekomstige situatie, mede gezien de daaruit voortvloeiende ruimtelijke en financiële aspecten verantwoord. 6.4.4
Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ)
In het kader van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico, heeft de sector brandweer van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid op 29 september 2011 (abusievelijk gedateerd op 29 november 2011) en aangevuld op 25 oktober 2011 een advies uitgebracht. Hieronder is de essentie van de adviezen weergegeven: Algemeen Dit bestemmingsplan beoogt de actualisering van meerdere bestaande bestemmingsplannen. Nabij en door het plangebied vindt transport van aardgas door een hogedruk aardgastransportleiding plaats. Vanwege de aanwezigheid van deze leiding dient het bestemmingsplan te worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In het Bevb staan twee risicomaten centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico gelden grens- en richtwaarden. Voor het groepsrisico is een verantwoordingsplicht van toepassing. Binnen deze verantwoordingsplicht is het bestuur van de veiligheidsregio aangewezen als adviseur betreffende de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers. Conclusies over het bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom Uit onze analyse blijkt dat, als gevolg van de aanwezigheid van een hogedruk aardgastransportleiding, calamiteiten denkbaar zijn met grote effecten binnen het plangebied. De kans op dergelijke calamiteiten is echter zeer klein. Daarnaast blijkt uit onze analyse dat bestrijding van een gasbrand die ontstaat bij een breuk van de leiding niet door de hulpdiensten kunnen worden bestreden. De bestrijding zal zich daarom richten op het bestrijden en voorkomen van secundaire effecten. Hiervoor zijn voldoende randvoorwaarden aanwezig. Op het gebied van zelfredzaamheid zijn de mogelijke vestiging van verminderd-zelfredzamen (in dit plangebied: kinderopvang binnen de bestemming 'gemengd') binnen het effectgebied van een calamiteit en risicocommunicatie aandachtspunten. Ter optimalisering van de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid van burgers, zijn in de analyse in de bijlage drie mogelijke maatregelen benoemd. Wij wijzen u er daarbij wel op dat, hoewel deze maatregelen bijdragen aan het terugdringen van de
67
risico's, de risico's niet tot nul kunnen worden gereduceerd. Ook na het treffen van de benoemde maatregelen kan zich een calamiteit voordoen waarbij slachtoffers zullen vallen. Het is aan het bevoegd gezag dit risico expliciet te accepteren en in het ruimtelijk besluit te verantwoorden binnen de verantwoordingsplicht groepsrisico. Aanvulling advies Naar aanleiding van dit advies is door de afdeling Stadsontwikkeling contact met ons opgenomen. Er is gewezen op een onvolkomenheid in de beoordeling van de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid in het advies van 29 september. Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap 1' worden onder meer de functies 'natuurspeelterrein, natuureducatie, schooltuin met bijbehorende voorzieningen' mogelijk gemaakt. De afdeling Stadsontwikkeling gaf aan dat deze functies bedoeld zijn voor buitenschoolse opvang. Hiermee wordt de aanwezigheid van kinderen, die als verminderd tot niet-zelfredzaam worden beschouwd, expliciet mogelijk gemaakt. Om die reden verzoeken wij u, waar in ons advies van 29 september gesproken wordt over de aanwezigheid van verminderd tot niet-zelfredzame personen binnen de bestemming 'Gemengd', tevens de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap 1' te lezen. Daarnaast verzoeken wij u om bij de tekst bij de tweede geadviseerde maatregel aan te vullen conform bijgaand advies: Mogelijke maatregelen ter verbetering van de mogelijkheden voor de rampen-bestrijding en de zelfredzaamheid van burgers: 1. Binnen het effectgebied van de hogedruk aardgastransportleiding functies voor verblijf door verminderd of niet-zelfredzame personen uitsluiten Geconstateerd is dat binnen de bestemming 'gemengd' functies voor kinderopvang zijn toegelaten. Deze bestemming is voor een klein deel binnen het effectgebied (135 meter) van de hogedruk aardgastransportleiding gelegen. Wij adviseren u functies voor verminderd of niet-zelfredzame personen (zoals kinderopvang) uit te sluiten binnen het effectgebied van de hogedruk aardgastransportleiding. 2. Burgers voorlichten over de risico's van gevaarlijke stoffen (actieve risicocommunicatie) Actieve risicocommunicatie kan een positieve bijdrage leveren aan een juiste gevaarsinschatting door burgers bij calamiteiten. Een juiste gevaarinschatting draagt bij aan de zelfredzaamheid van burgers. Om die reden adviseren wij u bewoners en gebruikers van het plangebied voor te lichten over de risico's en hen een handelingsperspectief te bieden in geval van een calamiteit. 3. Betreffende de buitenschoolse opvang binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap 1', kan ervoor worden gekozen om de aanwezige begeleiders specifiek voor te lichten over de risico's van de hogedruk aardgastransportleiding en hen te (laten) informeren over hoe te handelen in geval van een incident bij de gasleiding. Afweging Met betrekking tot het bovenstaande overwegen wij het volgende: Ad 1. De nieuwe opstallen voor de verblijfsfuncties zijn niet binnen de risicocontour van de gasleiding gelegen. Wij achten het verdedigbaar dat, met in achtneming van het zeer geringe GR (minder dan 0,1 x de oriënterende waarde) een deel van de rond de opstal van de buitenschoolse opvang gelegen open ruimten binnen de GR contour komt te liggen. Bovendien zal het verblijf in deze open ruimte een beperkt aantal kinderen gedurende eveneens beperkte verblijfstijden gaan betreffen. Ad. 2 De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid is in samenwerking met alle regiogemeenten een risicocommunicatiecampagne gestart. Onder de naam “Gelderland-Zuid denkt vooruit” zijn er diverse tools ontwikkeld om de inwoners te informeren over de mogelijke risico's en zijn er voor de twee belangrijkste handelingsperspectieven, te weten vluchten en schuilen, instructiekaarten aangemaakt. Burgers ontvangen standaard een folder als zij inschrijven bij de burgerlijke stand. Deze campagne is inmiddels gestart. Deze folder zal ook standaard gestuurd gaan worden naar de (toekomstige) bewoners/gebruikers van de panden in het plan Ooyse Schependom. 68
Ad. 3 Naar aanleiding van dit bestemmingsplan zal er voorafgaand aan- en tijdens de ingebruikneming van de buitenschoolse opvang aan begeleiders specifieke voorlichting worden verstrekt met betrekking tot de risico's van de hogedruk aardgastransportleiding en zullen zij ook worden geïnformeerd over hoe te handelen in geval van een incident bij de gasleiding. Conclusie Gezien het bovenstaande en mede rekening houdend met het gegeven dat de risico's voor het plangebied, waaronder een buitenschoolse opvang, nauwelijks lager kunnen zijn dan zij binnen dit plangebied zijn, achten wij de planvorming aanvaardbaar. De zeer geringe restrisico's achten wij dan ook acceptabel.
6.5
Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijnstof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst. Tabel: luchtkwaliteit norm grenswaarde NO2 40 ug/m3 jaargemiddelde grenswaarde PM10 40 ug/m3 daggemiddelde grenswaarde PM10 max. 35 dagen/jaar>50 ug/m3 * na derogatie
ingangsdatum 1-1-2010 (1-1-2015)* 1-1-2005 (1-1-2011)* 1-1-2005 (1-1-2011)*
Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Hierdoor heeft Nederland derogatie (uitstel) gekregen voor het voldoen aan de grenswaarden. Tot die tijd gelden aangepaste grenswaarden:
NO2 jaargemiddeld: 60 µg/m3; PM10 jaargemiddeld: 48 µg/m3.
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met de met het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit (sinds de inwerkingtreding van het NSL maximaal 3 %) (Wm artikel 5.16.1.c), of; de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met de met het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of; bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of; de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of in elk geval niet strijdig is met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of; er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.
69
Begin 2009 is de AMvB gevoelige bestemmingen vastgesteld met afstandseisen voor gevoelige objecten zoals kinderdagverblijven en scholen. Plannen voor gevoelige objecten zijn dan niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het Ooyse Schependom moet bij gevoelige bestemmingen rekening worden gehouden met bovenstaande regelgeving. Plannen moeten getoetst worden aan de regelgeving voor luchtkwaliteit. Voor de luchtkwaliteit in het plangebied is naast de heersende achtergrondconcentraties geen weg van belang. Alleen bij ontwikkellocaties die extra verkeersbewegingen gaan opleveren zal een nadere toets nodig zijn. Het plangebied grenst ook niet aan noemenswaardige bedrijvigheid. De uitstoot is hier daarom niet zodanig dat overschrijding van de grenswaarden voor NO2 en PM10 te verwachten is. De uitstoot door scheepvaart op de Waal is zodanig dat overschrijding van grenswaarden buiten de vaargeul mogelijk is. Nieuwe ontwikkelingen direct langs de rivier kunnen daardoor nadelig beïnvloed worden. Wanneer nieuwbouw van woningen en andere gevoelige objecten gepland wordt langs de rivier, dan dient hierover nader advies ingewonnen te worden. De verkeersaantrekkende werking van het plan is zodanig beperkt, dat sprake is van een “niet in betekenende mate” plan (NIBM) volgens de AMvB Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen. Toetsing aan luchtkwaliteitseisen is dan niet nodig. Vanuit het luchtkwaliteitsaspect is er geen bezwaar tegen het bestemmingsplan en het mogelijk maken van de initiatieven.
6.6
Fysieke veiligheid
6.6.1
Inleiding
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden hieronder genoemd. Opgemerkt wordt dat Bouwverordening en Bouwbesluit eisen stellen aan bouwwerken. Met betrekking tot woonboten wordt tevens de richtlijn Handreiking Brandveiligheid van woonschepen en woonscheephavens (Nifv, 2007) gehanteerd. 6.6.2
Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving. Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd. 6.6.3
Situering van gebouwen
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar.
70
Op basis van het huidige plan zien wij voor de bouwwerken op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de bouwvergunning gesteld worden. Voor de woonboten ligt dit anders: de 'Handreiking Brandveiligheid woonschepen en woonschepenhavens' stelt een mate van weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen woonboten voor van minimaal 30 minuten. Dat komt bij een boot die niet uitgevoerd is met voorzieningen die een dergelijke weerstand bieden, neer op een afstand van 5 meter tussen boten onderling. De huidige situatie voldoet hier niet aan. De handreiking stelt geen nadere bepaling voor bestaande situaties, maar geeft wel aan dat bij wijzigingen (nieuwe besluiten, verbouwingen) het wenselijk is om met het bovenstaande rekening te houden. De brandweer adviseert om dit in het licht van dit ruimtelijk besluit in ogenschouw te nemen. 6.6.4
Bluswatervoorziening
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van dergelijke voorzieningen dient voor dit plan minimaal 60 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de (brandweer)toegang(en) van gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. De bestaande situatie voldoet niet overal aan de afstandsvereiste. De afwijkingen zijn voor de bouwwerken echter dermate gering dat dit geen bezwaren geeft. Wat de woonboten (en de enkele woonwagen) betreft ligt de situatie anders: hier zijn de afstanden tot de bluswatervoorziening wel significant. De 'Handreiking Brandveiligheid van woonschepen en woonschepenhavens' gaat voor woonboten uit van 40 meter (nieuwe situatie) en 80 meter (bestaande situatie) van de ingang van de boot tot de bluswatervoorziening. Bij meerdere boten wordt deze afstand (80 meter) overschreden. Overigens geldt hier dat men per definitie bluswater maar in beperkte mate kan gebruiken (vanwege het risico op het zinken van de boot). Brandweer Nijmegen verwacht in 2012 beleidsmatige afspraken te maken met betrekking tot knelpunten in de bluswatervoorziening. 6.6.5
Bereikbaarheid
Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang(en)/brandweertoegang(en) van de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. De geplande situatie voldoet aan deze voorwaarden voor wat de bouwwerken betreft. De woonboten liggen veelal op grotere afstand van de openbare weg. De eerder genoemde 'Handreiking Brandveiligheid van woonschepen en woonschepenhavens' gaat uit van 40 meter voor nieuwe en 60 meter voor bestaande situaties; er wordt voldaan aan 40 meter. Aan de hand van het voorliggende plan kunnen wat betreft de bereikbaarheid dan ook geen beperkingen worden geconstateerd. 6.6.6
Conclusie
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer beperkingen ziet met betrekking tot bluswatervoorziening voor de woonboten in dit bestemmingsplan. Voor dergelijke knelpunten zullen in 2012 beleidsmatige keuzes gemaakt worden. Verder dient men zich te realiseren dat de afstanden tussen de woonboten onderling veelal niet overeenkomen met de mate van weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag zoals voorgesteld in de 'Handreiking Brandveiligheid van woonschepen en woonscheephavens' (Nifv, 2007). De brandweer adviseert om dit in het licht van dit ruimtelijk besluit in ogenschouw te nemen.
71
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in de 'Nijmeegse Bouwverordening' (artikel 2.5.3 en artikel 5.1.2) en de nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
6.7
Genetisch gemodificeerde gewassen en gentherapie
Raadsmotie Tijdens de raadsvergadering van 29 juni 2011 heeft de gemeenteraad een motie aangenomen naar aanleiding van een burgerinitiatief "Gentechvrij Nijmegen". De motie luidt als volgt: 3. Te besluiten Nijmegen tot gentechvrije stad te verklaren en een persverklaring uit te geven van die strekking, om daarmee te benadrukken dat veei Nijmegenaren de voorkeur geven aan gentechvrij voedsel. Ook wordt de gemeente verzocht de bezwaren die in het burgerinitiatief zijn verwoord middels een brief over te brengen aan de regering, alsmede de beide Kamers in Den Haag (met een kopie ter informatie aan de Provinciale Staten van Gelderland). Een mogelijk formulering is opgenomen onder punt 1) van de Toelichting op de punten van het burgerinitiatief. 4. De juridische faculteit van de Radboud Universiteit te vragen onderzoek te initiëren waarin zaI worden nagegaan welke mogelijkheden het raamwerk van de Europese richtlijn 2001/18/EG biedt om deze subsidiair, op lokaal niveau, uit te werken ten behoeve van de bescherming van reguliere en biologische teelten tegen nietdoelbewuste aanwezigheid van ggg's. Dit om te voorzien In de lacune op nationaal niveau, waar tot op heden geen, of onvoldoende invulling aan de richtlijn word gegeven. bis e Het zg. co-existentiemandaat wordt besproken in art. 26 1 lid, van bedoelde richtlijn. Ook zij in dit verband verwezen naar de conclusies 15 t/m 18 van de Milieu Raad van 4 december 2008, waarin het mandaat voor instellen van ggo-vrije zones langs kwetsbare (natuur)gebieden wordt onderstreept. 5. De bezwaren van Nijmeegse burgers omtrent de veiligheid van ggg's mee te delen aan het adres van bedrijven, in het geval dat deze kenbaar maken op Nijmeegs grondgebied teeltproeven met ggg's te willen opzetten. 6. Een gemeentelijke Nota Duurzaamheid op te (doen) stellen waarin wordt nagegaan hoe het begrip duurzaamheid in gemeentelijk beleid kan worden omgezet op een wijze die verder gaat dan alleen het toepassen van een aantal landelijke richtlijnen ter zake. Met name vraagt de werkgroep het begrip "gentechvrij" in de gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen handen en voeten te geven, om op die wijze recht te doen aan de titel van dit burgerinitiatief. Verwezen zij verder naar hetgeen hierover in de toelichting bij punt 4 is vermeld. Milieuregelgeving Bij werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen buiten een laboratorium wordt gesproken van introductie in het milieu. Veldproeven met genetisch gemodificeerde gewassen en gentherapie zijn hier voorbeelden van. Genetisch gemodificeerde gewassen kunnen risico's met zich meedragen. De techniek is relatief nieuw en kan onbedoelde effecten hebben. Als genetisch gemodificeerde organismen buiten de gecontroleerde omgeving van een laboratorium komen, bestaat er een kans dat ze zich oncontroleerbaar vermenigvuldigen of uitkruisen. Daarom zijn er strenge regels voor het uitvoeren van veldproeven. Het is verboden om met genetisch gemodificeerde gewassen buiten een laboratorium te werken (veldproeven), tenzij men een vergunning heeft. Wie genetisch gemodificeerde gewassen wil kweken moet een vergunning aanvragen bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De aanvrager moet een milieurisicoanalyse uitvoeren om te kijken of er risico's zijn voor mens en milieu. Het ministerie controleert of de risicoanalyse goed is uitgevoerd en beoordeelt of de vergunning kan worden afgegeven. Het Besluit genetisch gemodificeerde organismen is het toetsingskader voor de vergunningaanvraag.
72
Het toepassen van genetisch gemodificeerde gewassen buiten een laboratorium is dus met veel waarborgen omgeven. Daar kan uit worden afgeleid dat ook de centrale overheid wil voorkomen dat deze gewassen in het milieu komen. De gemeenteraad heeft daar op haar eigen manier invulling aan gegeven door Nijmegen gentechvrij te verklaren. Daarnaast zijn er genetisch gemodificeerde gewassen die via Europese produktregelgeving op de markt zijn toegelaten. Indien een agrariër op zijn perceel tot de Europese markt toegelaten gemodificeerde gewassen wil telen, moet hij dit melden bij de Dienst Regelingen. Dit landelijk registratiesysteem van het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie houdt bij waar in Nederland welk gewas wordt geteeld. In 2007 waren er 6 locaties in Nederland waar genetisch gemodificeerd maïs werd geteeld. Na 2007 zijn er geen locaties meer geregistreerd waar genetisch gemodificeerde gewassen worden geteeld. Het bestemmingsplan Hoewel de hierboven aangehaalde raadsmotie niet spreekt over bestemmingsplannen, gaat er indirect een appèl van uit om de toepassing en teelt van genetisch gemodificeerde gewassen in het bestemmingsplan uit te sluiten. In beginsel bestaat de mogelijkheid om in een bestemmingsplan te bepalen dat in (delen van) het plangebied bepaalde vormen van agrarische bedrijvigheid dan wel agrarisch grondgebruik niet zijn toegestaan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het uitsluiten van intensieve veehouderijen en/of glastuinbouwbedrijven. Hieraan dienen dan wel ruimtelijke overwegingen ten grondslag gelegd te worden. In het geval van de intensieve veehouderij kan dit bijvoorbeeld zijn de aanwezigheid van een voor verzuring gevoelig gebied in of in de nabijheid van het plangebied. In het geval van de glastuinbouw kan het gaan om de bescherming en instandhouding van de openheid van het landschap. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan in het bestemmingsplan een gentechvrije zone worden opgenomen dan wel worden bepaald dat in een bepaald gebied het toepassen en de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen (hierna: GG-gewassen) is uitgesloten. Het instellen van deze gentechvrije zone is erop gericht de telers van niet genetisch gemodificeerde gewassen te beschermen tegen de mogelijke verstoring van de biodiversiteit bij accidentele vermenging met genetisch gemodificeerde organismen (hierna: 'GGOs'). De ruimtelijke relevantie hierbij betreft de gevolgen die doelbewuste introductie van GGOs in het milieu kunnen hebben voor zowel reguliere/biologische landbouw als voor het beschermd natuurgebied 'de Gelderse Poort', beide in het licht van de biodiversiteit. De Ooyse Schependom grenst aan het Natura 2000-gebied 'de Gelderse poort'. De Gelderse poort is als 'Natura 2000'-gebied aangewezen omdat het een omvangrijk rivierenlandschap kent met onder andere slikkige rivieroevers, stroomdalgraslanden, en ruigten en zomen. Het is tevens een belangrijk broedgebied voor zowel moerasvogels als voor vogels van waterrijke gebieden en natte graslanden, en tevens een belangrijk rust- en foerageergebied voor eenden en ganzen. Het beschermingsregime van het Natura 2000-gebied heeft externe werking. Het zogeheten buffergebied rondom het natuurgebied, waarin landbouw wordt uitgeoefend, vraagt ook daarom bescherming tegen de eventuele gevolgen van de introductie van GGOs in het milieu.Het telen van GG-gewassen en de reguliere/biologisch landbouw zijn met elkaar strijdige functies, die niet naast of op korte afstand van elkaar kunnen bestaan. Daarom is in de doeleindenomschrijving van de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap en van de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap 1 de teelt en het toepassen van genetisch gemodificeerde gewassen op deze gronden uitgesloten. Dit is toereikend om de onbedoelde aanwezigheid van GGOs te voorkomen en de biodiversiteit te waarborgen.
6.8
Klimaat
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het actieplan klimaat 2008-2012 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan
73
veranderde weersomstandigheden. Groene energie wordt steeds meer toegepast. Dit betekent dat gebruik wordt gemaakt van natuurlijke energiebronnen, via de zon of de wind.
74
Hoofdstuk 7 Plansystematiek 7.1
Algemeen
De planvorm moet er op gericht zijn alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een zodanige bestemmingsregeling dat enerzijds in zekere mate ontwikkelingen mogelijk zijn en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit voldoende gewaarborgd blijft. Uitgangspunt is een flexibel en toekomstgericht bestemmingsplan. Dit betekent dat niet alleen het bestaande gebruik van een perceel of pand wordt vastgelegd, maar ook wordt bekeken of op voorhand een ander gebruik aanvaardbaar is. Ook betekent het dat niet alleen de bestaande bebouwing wordt vastgelegd, maar wordt tevens bekeken in hoeverre extra bebouwingsmogelijkheden geboden kunnen worden. Ook wordt rekening gehouden met bestaande planologische mogelijkheden. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen meegenomen indien de ontwikkelingen voldoende concreet zijn en ruimtelijk kunnen worden onderbouwd. Veelal betreft het ontwikkelingen waarvoor al aparte procedures in gang zijn gezet, bijvoorbeeld een postzegelbestemmingsplan, die in dit bestemmingsplan worden ingepast. Voor ontwikkelingen die nog zijn voorzien of nog onvoldoende concreet zijn, zal te zijner tijd een postzegelbestemmingsplan opgesteld moeten worden. Voor de actualisatie van bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld.
7.2
Regels
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar in wordt gegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht) en de bijlagen (met de Staat van bedrijfsactiviteiten en de Staat van horeca-activiteiten). Inleidende regels Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten. Enkelvoudige bestemmingen De bestemmingen Agrarisch met waarden - Landschap, Agrarisch met waarden Landschap 1, Bedrijf - 1, Bedrijf - 2, Bedrijf - Nutsvoorziening, Groen, Groen - 1, Groen - 2, Natuur, Tuin, Verkeer, Water, Wonen en Wonen - Woonwagenstandplaats zijn allemaal enkelvoudige bestemmingen. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar ook slechts één hoofdfunctie is toegestaan. Combinatiebestemmingen De bestemming Gemengd is een combinatiebestemming. Deze bestemming is opgenomen voor locaties waar meerdere hoofdfuncties zijn toegestaan. Het kan dan gaan om de functies wonen, kantoren, dienstverlening, en bedrijven.
75
Dubbelbestemmingen De bestemmingen Leiding - Gas, Leiding - Riool, Waarde Archeologie - 2, Waarde Archeologie - 3, Waterstaat - Waterstaatkundige functie, Waterstaat - Waterkering en Waterstaat - Waterlopen zijn dubbelbestemmingen. Deze bestemmingen vallen zowel samen met enkelvoudige bestemmingen als met combinatiebestemmingen. De dubbelbestemmingen kunnen onderling ook samenvallen. Er gelden dan meerdere dubbelbestemmingen voor dezelfde gronden. Bij de algemene regels is een voorrangsregeling opgenomen voor wanneer dubbelbestemmingen samenvallen. Algemene regels De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels (zoals beeldende kunst, ondergronds bouwen), algemene gebruiksregels (zoals aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven) en overige regels. Overgangs- en slotregels Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregels (naam bestemmingsplan).
7.3
Flexibiliteitsbepalingen
Naast de flexibiliteit, die de rechtstreekse bouwmogelijkheden reeds bieden, zijn er extra mogelijkheden onder voorwaarden. Deze extra mogelijkheden kunnen worden geboden via een omgevingsvergunning en wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden, de zogenaamde flexibiliteitsbepalingen. Met de gemeenteraad is echter afgesproken dat in nieuwe actualisatie bestemmingsplannen in beginsel geen gebruik meer wordt gemaakt van de mogelijkheid om wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden op te nemen. De raad wil namelijk zelf de plannen kunnen vaststellen waarin nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit houdt in dat voor ontwikkelingen die niet in dit bestemmingsplan zijn opgenomen een postzegelbestemmingsplan moet worden opgesteld. Er zijn nog wel wijzigingsbevoegdheden opgenomen bij de dubbelbestemmingen Waarde Archeologie 2 en 3. Verder zijn in dit bestemmingsplan mogelijkheden opgenomen omgevingsvergunning te verlenen (vml binnenplanse ontheffing) opgenomen.
om
een
Wijzigingsbevoegdheden Bij de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en 3 zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om deze dubbelbestemming te kunnen laten vervallen of juist op te nemen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn dan wel uit onderzoek juist blijkt dat er ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Omgevingsvergunning Het aantal mogelijkheden om een omgevingsvergunning (vml binnenplanse ontheffing) te verlenen is in dit bestemmingsplan beperkt. Uitgangspunt is zoveel mogelijk rechtstreekse flexibiliteit (bouw- en gebruiksmogelijkheden) te bieden ter voorkoming van extra procedures.
76
Binnen de verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen, algemene regels en overgangs- en slotbepalingen is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Ook is bij de dubbelbestemmingen het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (vml aanlegvergunning) en/of een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (vml sloopvergunning) alleen mogelijk na het verlenen van een omgevingsvergunning.
77
Hoofdstuk 8 Woonfunctie 8.1
Algemeen
In het plangebied is de functie wonen aanwezig. Uitgangspunt is dat de hindergevoelige woonfunctie bepalend is voor de wijze waarop met de overige in het plangebied voorkomende functies wordt omgegaan.
8.2
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Voor de bestaande woonbebouwing in Nijmegen zijn in de stedenbouwkundige matrix de stedenbouwkundige uitgangspunten aangegeven (zie bijlage). Deze stedenbouwkundige matrix vormt onderdeel van het Standaard bestemmingsplan gemeente Nijmegen. Er wordt een vijftal gebiedstypen onderscheiden waarvoor stedenbouwkundige uitgangspunten zijn geformuleerd. Een gebiedstype vertegenwoordigt een stadsdeel van Nijmegen met een eigen stedenbouwkundige- en architectonische uitstraling en met een eigen identiteit. Bij de stedenbouwkundige matrix is een kaart opgenomen van de stad, ingedeeld in gebiedstypen. In de stedenbouwkundige matrix zijn 5 gebiedstypen opgenomen:
historisch gesloten bebouwing; historisch open bebouwing; tuinstad; jaren '70 en '80 wijken; overig.
Het plangebied Nijmegen Ooyse Schependom valt in zijn geheel onder gebiedstype "Overig". In de Ruimtelijke Analyse is verder ingegaan op de ruimtelijke structuur van Nijmegen Ooyse Schependom. De stedenbouwkundige uitgangspunten voor de bestemmingen Wonen en Tuin zijn in de stedenbouwkundige matrix weergegeven. De stedenbouwkundige matrix is opgenomen in bijlage 1 van de toelichting.
8.3
Juridische vormgeving
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de bestemming Wonen, Tuin en de bestemming Wonen-Woonwagenstandplaats. Wonen en Tuin De woongebieden hebben de bestemming Wonen en Tuin gekregen. Binnen de bestemming Wonen is een aanduiding 'bouwvlak' opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw (woning) mag worden opgericht. Aan de hand van de diepte van het achtererf is de grootte van het bouwvlak bepaald. In ieder geval is de bestaande legale situatie bestemd. Waar mogelijk zijn uitbreidingsmogelijkheden geboden. Binnen de aanduiding 'bouwvlak' mogen ook aan- en uitbouwen worden gerealiseerd. Op het erf zijn bouwmogelijkheden voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De totaal bebouwde 2 oppervlakte mag ten hoogste 50% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m . Aan- en uitbouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' tellen daarbij niet mee. Ook de begrenzing tussen de bestemmingen Wonen en Tuin is aan de hand van de stedenbouwkundige matrix bepaald. De bestemming Tuin ligt veelal aan de voorzijde van de woning. Binnen de bestemming Tuin zijn slechts beperkte bebouwingsmogelijkheden opgenomen. Overigens kan de bestemming Tuin ook in combinatie met andere bestemmingen voorkomen, zoals de bestemming Gemengd.
78
Op grond van de algemene regel "Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten" zijn in woningen alsmede in aan- en uitbouwen onder voorwaarden andere functies toegestaan in de vorm van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan in (vrijstaande) bijgebouwen. Het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit in een (vrijstaand) bijgebouw in de tuin gaat de reikwijdte van de woonfunctie te buiten. De beroeps- of bedrijfsactiviteit is dan immers niet meer direct gerelateerd aan de woning. Een dergelijke functieverandering kan ingevolge vaste jurisprudentie uitsluitend worden bewerkstelligd middels een wijziging of herziening van het bestemmingsplan (uitspraak ABRS 06/04/2005, 200404674/1). In de regels is onder de begrippen gedefiniëerd wat onder aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten moet worden verstaan. Wonen-Woonwagenstandplaats Aan de rand van de Ooypolder bevindt zich één woonwagenstandplaats. Hiervoor is de bestemming Wonen-Woonwagenstandplaats opgenomen.
79
Hoofdstuk 9 Economische functies 9.1
Algemeen
De in het plangebied voorkomende economische functies zijn: bedrijven en kantoren. Deze functies komen zelfstandig voor. Ingegaan wordt op de uitgangspunten per functie en de juridische vormgeving.
9.2
Uitgangspunten per functie
Bedrijven In paragraaf 5.1 is een overzicht opgenomen van de bedrijven in het plangebied. Het beleid ten aanzien van bedrijven is er op gericht bestaande bedrijven te handhaven en voorts die bedrijven toe te staan die ook op basis van het vorige bestemmingsplan waren toegestaan. Ook zijn nieuwe bedrijven toegestaan voor zover deze vallen onder categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en/of onder de aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Het gaat dan om bedrijven die goed in een woonomgeving passen. Horeca In de Ooyse Schependom zijn momenteel geen horecagelegenheden gevestigd. Op één pand in het gebied rust wel de horecabestemming. Dit betreft de Polderkamer aan de Ooysedijk. In het bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van horecabedrijven gekoppeld aan de "Staat van horeca-activiteiten model Nijmegen". Dit is een lijst met horecabedrijven in Nijmegen, die al naar gelang de te verwachten hinder zijn ingedeeld in categorieën. Het betreft een algemene lijst, gebaseerd op de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering", aangevuld met de volgende ruimtelijk relevante criteria: de over het algemeen gebruikelijke openingstijden en de verkeersaantrekkende werking. De "Staat van horeca-activiteiten model Nijmegen" is met toelichting opgenomen in de bijlage bij de regels. De toelaatbare categorie voor horeca is categorie 1a en 1b van de Staat van horecaactiviteiten, inclusief café. In de Horecanota Gastvrij Nijmegen zijn de beleidsregels voor nieuwe horeca opgenomen. Voor de Ooyse Schependom geldt dat horeca zich in dit gebied zal vestigen vanwege de unieke locatie. Goede initiatieven vanuit de markt, die inspelen op unieke kansen, zullen op hun eigen merites worden beoordeeld. Nieuwvestiging van horeca wordt in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. De planologisch bestaande horecafunctie van de Polderkamer is in het bestemmingsplan gehandhaafd. Kantoren en dienstverlening In het plangebied komt een aantal kleinere kantoorfuncties (zoals administratiekantoor, uitzendbureau) voor.
9.3
Juridische vormgeving
Aan een deel van de gronden in het plangebied waarop bedrijven gevestigd zijn dan wel gevestigd kunnen worden, zijn de bestemmingen Bedrijf -1, Bedrijf - 2, en Bedrijf Nutsvoorziening gegeven.
80
Aan een deel van de economische functies is de bestemming Gemengd gegeven. Met deze bestemming kunnen meerdere functies per locatie mogelijk worden gemaakt. Op deze manier wordt leegstand voorkomen, kan worden ingespeeld op marktontwikkelingen en wordt daarmee de buurteconomie gestimuleerd. Het gebruik van deze combinatiebestemming heeft als consequentie dat bestemmingen met één hoofdfunctie veel minder voorkomen dan voorheen gebruikelijk. De bestemmingen Kantoor, Detailhandel en Dienstverlening komen in dit bestemmingsplan zelfs helemaal niet voor. In het bestemmingsplan zijn de economische en maatschappelijke functies ondergebracht binnen één van de volgende bestemmingen: I. II. III. IV. V.
Bedrijf - 1; Bedrijf - 2; Bedrijf - Nutsvoorziening; Gemengd; Horeca.
81
Hoofdstuk 10 Agrarische functies 10.1
Algemeen
Een deel van de gronden ten zuiden en zuidoosten van de Ooysedijk zijn in gebruik voor agrarische doeleinden. Aan deze gronden is in het bestemmingsplan de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap gegeven. Op basis van deze bestemming kan het agrarisch gebruik van de gronden worden voortgezet. Aan de percelen van Struin en Landwaard is in het bestemmingsplan de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap 1 gegeven. Op basis van deze bestemming kunnen deze gronden gebruikt worden voor agrarische doeleinden en als schooltuin. Aan de gronden van Struin is tevens de aanduiding 'naschoolse opvang' (nso) gegeven, waardoor alleen deze gronden tevens gebruikt mogen worden voor een natuurspeelterrein ten behoeve van buitenschoolse opvang. Inrichting van de gronden van Struin en Landwaard moet plaatsvinden in overeenstemming met het beeldkwaliteitsplan.
10.2
Juridische vormgeving
Op de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap, zijn in totaal maximaal 2 veldschuren of schuilgelegenheden toegestaan, met een maximum oppervlakte van 50 m2 per gebouw en per agrarisch bedrijf. Op de gronden van Struin en Landwaard, waaraan de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap 1 is gegeven, is een gebouw van respectievelijk maximaal 100 m2 en 50 m2 toegestaan ten dienste van de bestemming.
82
Hoofdstuk 11 Openbare ruimte 11.1
Algemeen
De openbare ruimte is in het bestemmingsplan onderverdeeld in de volgende bestemmingen: I. II. III. IV. V. VI.
Groen; Groen -1; Groen - 2 Natuur; Verkeer; Water.
Daarnaast zijn er de dubbelbestemmingen Leiding - Gas, Leiding - Riool, Waarde Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3, Waterstaat - Waterstaatkundige functie, Waterstaat - Waterkering en Waterstaat - Waterlopen.
11.2
Juridische vormgeving
Groen De in het plangebied voorkomende grotere openbare groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de meeste overige bestemmingen zijn ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat niet al het groen ook als groen bestemd hoeft te worden. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat bermen niet als groen bestemd hoeven te worden. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water, overstortvijvers, rioolbuffers en geluidwerende voorzieningen mogelijk. In de bestemming Groen zijn parkeervoorzieningen niet toegestaan. Groen - 1 De in het plangebied voorkomende groenstrook nabij de woonboten gelegen aan het 'Meertje is voorzien van de bestemming Groen -1 . Naast de mogelijkheden die zijn benoemd onder "Groen" zijn ook bijgebouwen toegestaan voor de woonboten. Groen - 2 Aan de groenvoorzieningen langs de Ooysedijk, de Dijkgraaf van Wijckweg en ten noorden van het Meertje is de bestemming Groen - 2 gegeven. Binnen deze bestemming Groen zijn geen bijbehorende voorzieningen zoals sporten speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen en hondenuitlaatplaatsen mogelijk. Ook zijn op deze gronden geen geluidwerende voorzieningen mogelijk. Natuur Dit betreft de bestaande natuurgebieden in de uiterwaarden, die veelal onderdeel uitmaken van de EHS-natuur. De betreffende gronden worden natuurlijk beheerd door grote grazers en hebben tevens een waterbergingsfunctie. Het betreft de Waal-uiterwaarden. De gronden maken grotendeels ook onderdeel uit van het Natura 2000 gebied, de Waaluiterwaarden. Binnen de bestemming zijn schuilgelegenheden, bergingen, sport- en speelvoorzieningen,
83
parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden mogelijk. Verkeer De bestemming Verkeer is opgenomen voor de openbare weg in brede zin. Hieronder wordt verstaan wegen, pleinen, busbanen, fiets- en voetpaden, bruggen, parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Binnen de bestemming Verkeer zijn ook bijhorende voorzieningen zoals groen-, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, taluds en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Daarnaast zijn op basis van de algemene regel "(Bouw)werken ten algemene nutte" tevens straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, transformatorhuisjes e.d. toegestaan. Op grond van de definitiebepaling van straatmeubilair behoren ook de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bewegwijzering, verlichting, afvalinzamelsystemen, informatie- en reclameobjecten, e.d. tot de mogelijkheden. Deze aanvullende bepaling geldt overigens voor alle bestemmingen. Ook is er een algemene regel opgenomen voor "Beeldende kunst". Binnen alle bestemmingen is het oprichten van beeldende kunst tot een maximale bouwhoogte van 10 meter toegestaan. Verder zijn er bij de algemene regels "Parkeerregels" opgenomen. Wanneer er gebouwd wordt danwel het gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken wijzigt, dient voldaan te worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels. Water Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, is de bestemming Water toegekend. De bestemming Water is opgenomen voor de Waal en de belangrijkste watergangen. In andere gevallen valt water onder de bestemming Groen. Gronden met de bestemming Water zijn bestemd voor de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en -berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken, kunstwerken zoals bruggen, duikers en andere waterstaatkundige werken. Ook zijn bijbehorend voorzieningen zoals groen, sport- en speelvoorzieningen mogelijk. Verder is aan een deel van de gronden met de bestemming Water in 't Meertje, de aanduiding 'woonschepenligplaats' gegeven. In totaal zijn hier maximaal 14 woonboten toegestaan, overeenkomstig de feitelijke situatie. Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming) In gebieden met een archeologisch belang (waarde 2) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt 2 opgericht van meer dan 50 m en een diepte van meer dan 30 cm, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, ontheffing worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningen- en een sloopvergunningenstelsel opgenomen. Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming) In gebieden met waarde 3 (terreinen van zeer hoge archeologische waarde) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht waarvoor grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder het maaiveld, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, ontheffing worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningen- en een sloopvergunningenstelsel 84
opgenomen. Waterstraat - Waterstaatkundige functie De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor onder andere de afvoer van hoog oppervlaktewater. Waterstaat - Waterkering De voor Waterstaat-Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering alsmede voor de instandhouding en versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de dijk. Waterstaat - Waterlopen De voor Waterstaat - Waterlopen aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken. Zoekgebied voetgangersbrug Binnen dit zoekgebied is de mogelijk geboden om een voetgangersbrug te realiseren.
85
Hoofdstuk 12 Uitvoerbaarheid 12.1
Financiële uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan Ooyse Schependom heeft een overwegend consoliderend karakter. Hier worden dus geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan Voor dit deel is daarom afgezien van een onderzoek naar de financieel-economische uitvoerbaarheid. De voetgangersbrug over de monding van 't Meertje wordt door bijdragen van een aantal (externe) partners en uit de algemene middelen van de gemeente betaald. Met de eigenaar van de gronden waarop de buitenschoolse opvang is voorzien, is op 7 november 2011 een anterieure overeenkomst gesloten in verband met de te maken kosten door de gemeente. Bovenstaande uitgangspunten geven aan dat alle locaties zonder financiële consequenties voor de gemeente ontwikkeld kunnen worden. Een exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening is dan ook niet noodzakelijk.
12.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom toegezonden aan de gemeente Ubbergen, de Kamer van Koophandel Centraal Gelderland, de provincie Gelderland, de gemeente Lingewaard, Waterschap Rivierenland, VROM-inspectie, Defensie, Staatsbosbeheer, NUON Infra Oost, Bureau Beheer Landbouwgronden, en Rijkswaterstaat Directie Oost-Nederland. Hieronder staan de reacties, voor zover ontvangen, weergegeven inclusief de reactie van de gemeente daarop. Gemeente Ubbergen, Postbus 201, 6573 ZJ Beek-Ubbergen Samenvatting reactie Reactie Gemeente Ubbergen constateert dat voor de De planregels zijn aangescherpt door biologische boerderij aan de Dijkgraaf van daarin op te nemen dat op de gronden met Wijckweg op de verbeelding geen bouwvlak de bestemming “Agrarisch met waarden – is vastgelegd. In combinatie met de regels Landschap” in totaal maximaal 2 “Agrarisch met waarden – Landschap” leidt veldschuren of schuilgelegenheden mogen dit ertoe, dat iedere agrariër met grond worden gebouwd met een maximum binnen het vlak van deze bestemming 50 m2 oppervlakte van 50 m2 per gebouw en per aan bebouwing mag oprichten. Met het oog bedrijf. op het behoud van de openheid van het gebied is dit ongewenst. In het bestemmingsplan is een zoekgebied De opmerking op bladzijde 45 van de aangegeven voor een camping en/of plantoelichting moet zo gelezen worden, camperplaats. Met het oog op het behoud dat in het onderzoek naar een camping van de openheid en met het oog op de en/of camperplaats in de gemeente verkeersaantrekkende werking van zo'n Nijmegen, ook de Ooyse Schependom activiteit is de gemeente Ubbergen geen betrokken wordt. Op de verbeelding is het voorstander van de komst van een camping plangebied of een deel daarvan in en/of camperplaats. juridische zin niet als zoekgebied aangeduid. Inmiddels is bekend geworden dat de camping en/of camperparkeerplaats niet in de Ooijpolder zal worden gerealiseerd. De desbetreffende passage in de plantoelichting zal in deze zin worden aangevuld. Gemeente Ubbergen heeft het ontwerp Vanwege het groene en open karakter, de
86
structuurvisie Buitengewoon Ubbergen 2020 cultuurhistorische waarden en het ter inzage liggen. In het ontwerp heeft de kwetsbare evenwicht tussen stad en polder gemeente aangegeven op verschillende gaat de gemeente Nijmegen in het gebied plaatsen Toeristische Overstappunten tot de Ooyse Schependom zeer terughoudend stand te willen brengen. Hier kunnen om met nieuwe bebouwing en het bezoekers van het gebied hun auto toevoegen van ruimtelijke elementen, neerzetten en overstappen op ander vervoer waaronder het inrichten van (wandelen, fietsen, zonnetrein, e.d.). Om de parkeerterreinen. Om die reden is een verkeersdruk op de dijken te verminderen zogenaamd Toeristisch Overstappunt verzoekt de Gemeente Ubbergen u om bij (TOP) bij het Hollans-Duits gemaal niet het Hollands-Duits gemaal ook een gewenst. In de directe nabijheid van het overstappunt te maken. gebied is bovendien voldoende parkeergelegenheid beschikbaar, zoals in de parkeergarage Kelfkensbos.
Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Kamer van Koophandel, Postbus 9292, 6800 KZ Arnhem Samenvatting reactie Reactie De Kamer van Koophandel wil dat voor een Overeenkomstig de reactie van de goed inzicht in de economische activiteiten in Kamer van Koophandel is in de het plangebied, in de plantoelichting een lijst plantoelichting het overzicht van wordt opgenomen met daarin een overzicht van bedrijven in het plangebied uitgebreid. alle aanwezige bedrijven en hun Nu zijn ook bedrijven genoemd die niet uitbreidingsmogelijkheden. milieuvergunningplichtig, die niet onder het Activiteitenbesluit vallen en die ook niet meldingsplichtig zijn. De Kamer van Koophandel merkt op dat het Op grond van de algemene regel “Aan niet toestaan van aan huis verbonden beroeps- huis verbonden beroepsen en of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen tot een bedrijfsactiviteiten” zijn in woningen belemmering van de economische activiteiten alsmede in aan- en uitbouwen onder leidt. De Kamer van Koophandel verzoekt deze voorwaarden andere functies toegestaan regel te laten vervallen. in de vorm van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Aan huis verbonden beroepsen bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan in (vrijstaande) bijgebouwen. Het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit is dan immers niet meer direct gerelateerd aan de woning. Een dergelijke functieverandering kan ingevolge vaste jurisprudentie uitsluitend worden bewerkstelligd middels een wijziging of herziening van het bestemmingsplan (uitspraak ABRS 06/04/2005, 200404674/1). In de regels is onder de begrippen gedefiniëerd wat onder aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten moet worden verstaan.
Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
87
Provincie Gelderland, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem Samenvatting reactie Reactie De Provincie merkt op dat het In verband met het beschermen en bestemmingsplan deels is gelegen in een versterken van de Ooyse Schependom als gebied dat op grond van de provinciale Waardevol Open Gebied, is een structuurvisie Streekplan Gelderland 2005 is beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit aangemerkt als Waardevol Open gebied. In beeldkwaliteitsplan vormt toetsingskader bij het bestemmingsplan heeft geen goede een omgevingsvergunning voor bouwen en vertaling plaatsgevonden van dit provinciale voor het uitvoeren van werken en beleid. werkzaamheden. In het beeldkwaliteitsplan zijn inrichtingseisen voor het gebied en beeldeisen voor de bebouwing opgenomen. Het ontwerpbeeldkwaliteitsplan wordt tegelijk met het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage gelegd. Verder zijn de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden Landschap' en met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap 1' bestemd voor het behoud en/of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen landschapswaarden, die vooral bestaat uit de openheid van het landschap. Werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover de landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad. De provincie stelt dat in artikel 3.2 en 4.2, Zie onder 1. Verder is door de waaronder 4.2.2., bouwmogelijkheden zijn Gemeenteraad van Nijmegen aan het opgenomen. De locaties van de College van Gedeputeerde Staten verzocht bouwmogelijkheden zijn gelegen in zowel ontheffing te verlenen van de Provinciale Waardevol Open gebied als in Verordening, voor zover het Weidevogelgebied. Tevens is de bestemmingsplan de mogelijkheid biedt bestemminsplanomschrijving in artikel 4.1, bebouwing op te richten buiten de contour onder b, niet in te passen in een bestaand bebouwd gebied en de weidevogelgebied en in de waardevolle woningbouwcontour Stadsregio Arnhemopenheid. De bestemmingen en mogelijke Nijmegen. De gronden met de bestemming bebouwing is in strijd met de provinciale 'Agrarisch met waarden - Landschap 1' Structuurvisie en Ruimtelijke Verordening zijn, gelet op het feitelijke gebruik van de Gelderland. gronden, niet van waarde voor weidevogels. De bouwmogelijkheden op de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' zijn zeer beperkt: in het ontwerp-bestemmingsplan zijn op de gronden met deze bestemming in totaal twee veldschuren of schuilgelegenheden toegestaan met een 2 maximale oppervlakte van 50 m per veldschuur of schuilgelegenheid. Bovendien bood het oude bestemmingsplan ook de mogelijkheid veldschuren en schuilgelegenheden te realiseren. In artikel 3.3 en 4.3 is geen verbod Het scheuren van grasland is in het opgenomen voor het scheuren van gransland bestemmingsplan pas mogelijk, nadat hetgeen essentieel is voor daarvoor een omgevingsvergunning voor weidevogelgebieden. Wij verzoeken u dit het uitvoeren van een werk of van alsnog op te nemen. werkzaamheden is verleend. In het vorige bestemmingsplan was het scheuren van
88
grasland direct mogelijk. Wat dat betreft biedt dit bestemmingsplan meer waarborgen als het gaat om het in stand houden van grasland. Een deel van de gronden in de polder is bovendien reeds lange tijd in gebruik als akkerbouwgebied. In die zin is de waarde van het gebied voor weidevogels betrekkelijk. Een deel van de bestemming “Groen” is Naar aanleiding van de reactie is in het gelegen in waardevol open gebied en plan de bestemming Groen – 2 ingebracht weidevogelgebied. De provincie is van mening die niet voorziet in de voorzieningen dat voor die gebieden het bepaalde in artikel waartegen de provincie ageert. 8, onder c en d niet van toepassing kan zijn indien daardoor de openheid of het weidevogelgebied wordt aangetast. Voor de bestaande bebouwing op de gronden De gevraagde gegevens zijn opgenomen met de bestemmingen Wonen, Bedrijf en in de plantoelichting. Gemengd, voor zover gelegen in de uiterwaarden, dient inzichtelijk te worden gemaakt hoeveel bebouwing aanwezig is. Dit in het kader van de Beleidslijn Grote Rivieren. Op de gronden met de bestemming Bedrijf Naar aanleiding van deze reactie en gelet achter Ooysedijk 71 t/m 77 wordt buitenopslag op de feitelijke situatie, is de bestemming tot 5 meter hoog toegestaan. Dit gebied is Bedrijf van dit perceel verwijderd. Het gelegen in EHS en Vogel- en Habitatrichtlijn perceel behoort tot de woning aan de (ongeveer 1/3 deel) en voor het overige grenst Ooysedijk 67 en heeft daarom nu de het perceel aan twee zijden aan deze bestemming Wonen gekregen, zonder gebieden. Bij hoog water zal dit gebied bouwvlak. overstromen. Opslag mag daarom niet plaatsvinden op dit perceel in dit gebied. Op de verbeelding is het Hollandsch-Duitsch De bestemmingsregeling van het Gemaal bestemd tot Water. De provincie Hollandsch-Duitsch Gemaal is aangepast: vraagt zich af of dit niet een aan het gemaal en direct aangrenzende bedrijfsbestemming zou moeten zijn, zoals gronden is de bestemming Bedrijf – ook voor de parkeerplaats en opslagplaats Nutsvoorziening toegekend. voor drijvend vuil ernaast, langs Het Meertje, het geval is. De Provincie vraagt zich ook af of de De bestemmingen van de gronden in de bestemming 'Wonen' van de Ooysedijk 3 niet directe omgeving van de woning aan de te ver doorloopt langs de Ubbergseweg. Dat Ooysedijk 3 zijn aangepast aan het terrein lijkt toe te behoren bij het Hollandsch- feitelijke gebruik. Duitsch Gemaal, en zou dan een bedrijfstemming moeten krijgen. Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Gemeente Lingewaard, Postbus 15, 6680 AA Bemmel Samenvatting reactie Reactie Het voorontwerp-bestemmingsplan geeft De reactie van de Gemeente Lingewaard geen aanleiding tot het maken van wordt voor kennisgeving aangenomen. opmerkingen vanuit de Gemeente Lingewaard. Conclusie: Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
89
Waterschap Rivierenland, Postbus 599, 4000 AN Tiel Samenvatting reactie Reactie De dubbel-bestemming “Waterstaat- Overeenkomstig de reactie van het Waterkering” is niet correct weergegeven op Waterschap is de dubbelbestemming de verbeelding. Het waterschap verzoekt de “Waterstaat-Waterkering” op de zonering (kern- en beschermingszone verbeelding aangepast. waterkering) aan te passen aan de werkelijke situatie. Het Hollands-Duitsch gemaal met directe Overeenkomstig de reactie van het (werk)omgeving heeft nog niet de juiste Waterschap zijn de bestemmingen van het bestemming (Tuin, Wonen, Groen en Hollands-Duitsch gemaal en van de woning Bedrijfs-Nutsvoorziening). en bijbehorende gronden aan de Ubbergseweg aangepast aan de feitelijke situatie. In het plangebied ligt een rioolwater- Overeenkomstig de reactie van het transportleiding die nog niet is opgenomen Waterschap is de rioolwatertransportleiding op de verbeelding en in de regels. Deze dient opgenomen op de verbeelding en in de alsnog opgenomen te worden. regels. Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. VROM-Inspectie, Postbus 16191, 2500 BD Den Haag Samenvatting reactie Reactie Op pagina 28 van de toelichting is De tekst in de toelichting is overeenkomstig aangegeven dat de Waterwet een achttal de opmerkingen van de VROM-Inspectie bestaande wetten integreert en als volgt aangepast: moderniseert. Een van die wetten is de Wet Op 22 september 2009 is de Waterwet in beheer Rijkswaterstaatswerken voor zover werking getreden. De Waterwet integreert het de 'natte/water' onderdelen van die wet en moderniseert een achttal bestaande betreft. Alleen die onderdelen die betrekking wetten en regelt het beheer van hebben op het wegennet zijn niet oppervlaktewater en grondwater, en ingetrokken. Waar Rijkswaterstaat voorheen verbetert ook de samenhang tussen in het rivierbed vergunningen verleende op waterbeleid en ruimtelijke ordening. De grond van de Wbr, doet zij dat nu op grond Waterwet maakt de taken en van de Waterwet en de daaruit bevoegdheden van de verschillende voortgekomen besluiten. Dit betekent dat overheden (Waterschap, Rijkswaterstaat, zowel het Waterschap (waterkering) als provincie en gemeente) duidelijk. Met de Rijkswaterstaat Waterwet is tenslotte een vergunning (hoogwaterafvoer/waterkwaliteit/rivierbeheer) aanvragen gemakkelijker geworden. Er haar belangen toetst op grond van de hoeven geen afzonderlijke vergunningen Waterwet. In de wet zelf is geregeld wie in meer te worden aangevraagd op basis van voorkomende gevallen de Watervergunning verschillende wetten, maar nog slechts één voor een activiteit verleent, daarbij watervergunning. In de wet zelf is geregeld geadviseerd door het andere bevoegde wie in voorkomende gevallen de gezag. De VROM-inspectie verzoekt de tekst Watervergunning voor een activiteit onder paragraaf 2.14.6 overeenkomstig het verleent, daarbij geadviseerd door het vorenstaande aan te passen. andere bevoegde gezag. Eén van die wetten, die de Waterwet samenvoegt is de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) voor zover het de 'natte/ water' onderdelen van die wet betreft. Waar Rijkswaterstaat voorheen in het rivierbed vergunningen verleende op grond van de Wbr, doet zij dat nu op grond van de Waterwet en de daaruit voortgekomen besluiten. Dit betekent dat zowel het Waterschap
90
als Rijkswaterstaat (waterkering) (hoogwaterafvoer/waterkwaliteit/ rivierbeheer) haar belangen toetst op grond van de Waterwet. Tevens dienen de pagina's 27 en 46, als De voorgestelde aanpassingen zijn daar gesproken wordt over de Wet beheer doorgevoerd. rijkswaterstaatswerken, aangepast te worden in Waterwet. Op pagina 74 ontbreekt de eerste pagina van De ontbrekende pagina is opgenomen. de Stedenbouwkundige matrix. Deze dient alsnog opgenomen te worden. In paragraaf 5.4.3 van de toelichting, vervoer De verbeelding en de plantoelichting zijn van gevaarlijke stoffen, geeft u aan dat er op elkaar afgestemd: in de plantoelichting twee gasleidingen in en langs het gebied wordt, conform de feitelijke situatie, nog lopen. Op de verbeelding staat er één. Deze slechts over één gasleiding gesproken. is conform de Risicokaart. De verbeelding en toelichting dient op elkaar afgestemd te worden. Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
91
Hoofdstuk 13 Bijlagen bij toelichting 13.1
Onderzoeksrapporten
Beeldkwaliteitsplan Ooyse Schependom, december 2011; Verkennend bodemonderzoek, Dijkgraaf van Wijckweg (ong.), 7 december 2011; Milieukundig bodemonderzoek, Ooysedijk 7, 10 juni 2011; Quickscan Flora & Fauna, Dijkgraaf van Wijckweg (ong.), 20 december 2011; Advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, 29 september 2011 (abusievelijk gedateerd op 29 november 2011); Aanvullend advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, 25 oktober 2011
13.2
Stedenbouwkundige matrix
92
93
94
95
96
Regels
97
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 1.1
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom van de gemeente Nijmegen. 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP18000-ON01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen). 1.3
aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is. 1.4
aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.5
aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. 1.6
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.7
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.8
achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
98
1.9
archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie. 1.10
archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie. 1.11
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren. 1.12
ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waarbij het werk nog grotendeels met de hand wordt uitgevoerd, zoals smederij, loodgieters-, en schildersbedrijf, stoffeerderij, meubelmakerij, en elektrotechnisch installatiebedrijf. 1.13
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.14
bed and breakfast
een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen. 1.15
bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. 1.16
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht. 1.17
bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.
99
1.18
bestaand
a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning; b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.19
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.20
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.21
bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. 1.22
bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte. 1.23
bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.24
bouwhistorisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”. 1.25
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.26
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
100
1.27
bouwmarkt
een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden. 1.28
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.29
bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel. 1.30
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.31
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.32
constructiebedrijf
een niet-ambachtelijk smederijbedrijf. 1.33
cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed. 1.34
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen. 1.35
detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.
101
1.36
dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke. 1.37
erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak. 1.38
escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige). 1.39
evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV). 1.40
garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd. 1.41
garagebox
overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen. 1.42
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.43
geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten: geluidsgevoelige gebouwen a. b. 1. 2. 3. 4.
woningen; andere geluidsgevoelige gebouwen: onderwijsgebouwen; ziekenhuizen; verpleeghuizen; de volgende 'andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen': verzorgingstehuizen; psychiatrische inrichtingen; medische centra; poliklinieken; medische kleuterdagverblijven.
102
geluidsgevoelige terreinen I.
terreinen die behoren bij de hiervoor lid b onder 4 bedoelde 'andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen', voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg; II. woonwagenstandplaatsen. 1.44
genetische modificatie
een genetisch gemodificeerd organisme is een organisme waarvan het genetisch materiaal veranderd is op een wijze welke van nature door voortplanting en/of natuurlijke recombinatie niet mogelijk is. 1.45
gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd. 1.46
groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit. 1.47
historisch stedenbouwkundig erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving. 1.48
historisch landschappelijk erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie. 1.49
hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw. 1.50
hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak. 1.51
hoofdgebouw(en)
gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken.
103
1.52
horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast. 1.53
hotel
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse. 1.54
kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie. 1.55
landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang. 1.56
kiosk
een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d. 1.57
maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek. 1.58
natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied. 1.59
omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.60
ondergronds bouwwerk
a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.
104
1.61
ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.62
ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.63
ondergrond
voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand [BP18000_GBKN20110126.dxf]. 1.64
ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.65
overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw. 1.66
pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse. 1.67
perceelsgrens
de grens van een bouwperceel. 1.68
permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon. 1.69
productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. 1.70
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
105
1.71
raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen. 1.72
recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin. 1.73
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. 1.74
sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad. 1.75
straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, abri's en dergelijke. 1.76
straatprostitutie
het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken. 1.77
stacaravan
een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken. 1.78
standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
106
1.79
supermarkt
een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen. 1.80
terreinen met een archeologisch belang
terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn. 1.81
terreinen van zeer hoge archeologische waarde
terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. 1.82
uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte. 1.83
voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan. 1.84
wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren. 1.85
werk
een werk, geen bouwwerk zijnde. 1.86
winkelcentrum
een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijkeconomisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden. 1.87
wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot. 1.88
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
107
1.89
woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. 1.90
woonboot
elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dagen/of nachtverblijf van één of meer personen. Hieronder vallen zowel woonschepen als woonarken. 1.91
zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
108
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens. 2.2
de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn. 2.3
de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie. 2.4
de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd. 2.5
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes. 2.6
de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw. 2.7
de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap. 2.8
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
109
2.9
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes. Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
110
2.10
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
111
2.11
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.12
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.13
het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. 2.14
het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. 2.15
het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald: a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw; d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn; e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 2.16
het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken. 2.17
het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
112
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 3.1
Agrarisch met waarden - Landschap
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van intensieve veehouderij en de teelt en toepassing van genetisch gemodificeerde gewassen; b. behoud en/of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen landschapswaarden, die vooral bestaan uit de openheid van het landschap. De openheid manifesteert zich door beperkte aanwezigheid van beplanting en begroeiing, gebouwen, bouwwerken en verhardingen; c. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. veldschuren, schuilgelegenheden en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 3.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. veldschuren, schuilgelegenheden en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht met inachtneming van de volgende bepalingen: 1. de veldschuren, schuilgelegenheden en overkappingen dienen zo gesitueerd te worden dat aan de openheid van het gebied geen onevenredige afbreuk wordt gedaan; 2. in totaal mogen op deze gronden maximaal 2 veldschuren of schuilgelegenheden 2 worden gebouwd met een maximum oppervlakte van 50 m per gebouw en per agrarisch bedrijf; 3. de goothoogte van een veldschuur of schuilgelegenheid mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 4. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; b. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen op het bouwperceel worden opgericht, met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter mag bedragen. 3.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruik van de gronden ten behoeve van opslag van meststoffen, bestrijdingsmiddelen en daarmee naar aard en effect op de waterkwaliteit te vergelijken stoffen, voor zover schadelijk voor de waterkwaliteit; b. aanpassing van de waterhuishouding, anders dan ten behoeve van het realiseren van de ter plaatse gestelde natuurdoelen;
113
als opslagplaats voor nieuwe of gebruikte motorvoertuigen, aanhangwagens, machines of (onder)delen daarvan; d. als opslag-, stort- of bergplaats voor andere voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; e. voor detailhandel; f. als standplaats voor kampeermiddelen.
c.
Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waaronder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 3.4.1 is verleend. 3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 3.4.1
Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op of in de in lid 3.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het aanleggen van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; c. het kappen van bomen en andere beplanting; d. het aanleggen van waterpartijen of vergraven, verruimen of dempen van waterpartijen; e. het omzetten van grasland in bouwland of tuinbouwgrond; f. het beplanten van gronden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als beplant konden worden aangemerkt. 3.4.2
Uitzonderingen
Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 3.4.3
Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de landschapswaarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad. De landschapswaarden bestaan vooral bestaat uit de openheid van het landschap, die zich manifesteert door beperkte aanwezigheid van beplanting en begroeiing, gebouwen, bouwwerken en verhardingen.
114
Artikel 4 4.1
Agrarisch met waarden - Landschap 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van intensieve veehouderij en de teelt en toepassing van genetisch gemodificeerde gewassen; b. schooltuinen met bijbehorende voorzieningen; c. op de gronden met de aanduiding 'naschoolse opvang' (nso) tevens voor een natuurspeelterrein ten behoeve van buitenschoolse opvang met bijbehorende voorzieningen; d. behoud en/of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen landschapswaarden, die vooral bestaat uit de openheid van het landschap. De openheid manifesteert zich door beperkte aanwezigheid van beplanting en begroeiing, gebouwen, bouwwerken en verhardingen; e. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; f. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 4.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 4.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' en 'specifieke bouwaanduiding-2' ; b. hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, en overkappingen dienen zo gesitueerd te worden dat aan de openheid van het gebied geen onevenredige afbreuk wordt gedaan; Voor de gronden met de 'specifieke bouwaanduiding-1' geldt voorts dat: c.
ten aanzien van gebouwen en overkappingen: 1. het totaal bebouwd oppervlak van gebouwen, aan- en uitbouwen, en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m²; 2. de goothoogte van gebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 4. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de specifieke bouwaanduiding-1 worden opgericht, met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter mag bedragen.
115
Voor de gronden met de specifieke bouwaanduiding -2 geldt voorts dat: a. ten aanzien van gebouwen en overkappingen: 1. het totaal bebouwd oppervlak van gebouwen, aan- en uitbouwen, en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50 m²; 2. de goothoogte van gebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 4. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; b. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de specifieke bouwaanduiding-2 worden opgericht, met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter mag bedragen.
4.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruik van de gronden ten behoeve van opslag van meststoffen, bestrijdingsmiddelen en daarmee naar aard en effect op de waterkwaliteit te vergelijken stoffen, voor zover schadelijk voor de waterkwaliteit; b. aanpassing van de waterhuishouding, anders dan ten behoeve van het realiseren van de ter plaatse gestelde natuurdoelen. c. als opslagplaats voor nieuwe of gebruikte motorvoertuigen, aanhangwagens, machines of (onder)delen daarvan; d. als opslag-, stort- of bergplaats voor andere voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; e. voor detailhandel; f. als standplaats voor kampeermiddelen. Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waaronder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 4.4.1 is verleend. 4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.4.1
Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op of in de in lid 4.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het aanleggen van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; c. het kappen van bomen en andere beplanting; d. het aanleggen van waterlopen en/of waterpartijen of vergraven, verruimen of dempen van waterlopen en/of waterpartijen; e. het omzetten van grasland in bouwland of tuinbouwgrond; f. het beplanten van gronden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als beplant konden worden aangemerkt.
116
4.4.2
Uitzonderingen
Het in lid 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 4.4.3
Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de landschapswaarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad. De landschapswaarden bestaan vooral uit de openheid van het landschap, die zich manifesteert door beperkte aanwezigheid van beplanting en begroeiing, gebouwen, bouwwerken en verhardingen.
117
Artikel 5 5.1
Bedrijf - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 1' op de verbeelding aangegeven gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het ambachtelijke bedrijf en voor bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. 5.2
Bouwregels
a. Uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken mogen worden opgericht gebouwen ten dienste van deze bestemming, die moeten voldoen aan de volgende maten: 1. Goothoogte maximaal 5,5 meter; 2. Dakhelling: minimaal 25°; 3. Bebouwingshoogte: maximaal 9 meter; 4. Afstand zijdelingse perceelsgrens: minimaal 3 meter. b. Voorts mag uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'bedrijfswoning' (bw), indien dat nodig is voor toezicht en/of beheer, één dienstwoning worden opgericht die moet voldoen aan de volgende maten: 1. Inhoud: maximaal 500 m3; 2. Goothoogte: maximaal 5,5 meter; 3. Dakhelling: minimaal 25°; 4. Bebouwingshoogte: maximaal 9 meter; Indien de woning wordt opgenomen in het bouwlichaam van de in lid 6.2, onder a, bedoelde gebouwen, zijn de in lid 6.2, onder a, genoemde maten alsmede de in dit lid genoemde inhoudsmaat van toepassing. c.
Voorts mag per dienstwoning worden opgericht één vrijstaand bijgebouw voor huishoudelijke doeleinden met een maximale bebouwde oppervlakte van 50 m2 en een maximale goothoogte van 3 meter. d. Voor de in lid 6.2, onder a t/m c bedoelde gebouwen gezamenlijk geldt een bebouwingspercentage van 30%. e. Tevens mogen worden opgericht andere bouwwerken ten dienste van de bestemming met een maximale bebouwingshoogte van 2 meter.
5.3
Specifieke gebruiksregels
a. Gebruik van de grond Onder gebruik van de grond in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van de grond: 1. als opslagplaats voor nieuwe of gebruikte motorvoertuigen, aanhangwagens, machines of (onder)delen daarvan; 2. als opslag-, stort- of bergplaats van andere voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; 3. voor detailhandel. 118
b. Gebruik van de opstallen Onder gebruik van de opstallen in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van de opstallen: 1. voor detailhandel; 2. voor bewoning (met uitzondering van de (dienst)woning); 3. als opslagplaats voor materialen behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik; 4. voor industriële doeleinden.
5.4
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 5.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet meer hinder of gevaar opleveren dan bedrijven genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten.
119
Artikel 6 6.1
Bedrijf - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 2' op de verbeelding aangegeven gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten; b. de uitoefening van het constructiebedrijf; c. een schildersbedrijf.
6.2
Bouwregels
a. Uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken mogen worden opgericht gebouwen ten dienste van deze bestemming, die moeten voldoen aan de volgende maten: 1. 2. 3. 4.
Goothoogte: maximaal 4 meter; Dakhelling: minimaal 15°; Bebouwingshoogte: maximaal 8 meter; Afstand tot zijdelingse perceelsgrens: minimaal 3 meter.
b. Voorts mogen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, indien dat nodig is voor toezicht en/of beheer, in totaal twee dienstwoningen worden opgericht, die moeten voldoen aan de volgende maten: 1. 2. 3. 4.
3 Inhoud per dienstwoning: maximaal 450 m ; Goothoogte per dienstwoning: maximaal 5,5 meter; Dakhelling per dienstwoning: minimaal 25°; Bebouwingshoogte per dienstwoning: maximaal 9 meter;
Indien de woning en/of woningen wordt opgenomen in het bouwlichaam van de in lid 6.2,, bedoelde gebouwen zijn de in lid 6.2, onder a, genoemde maten alsmede de in dit lid genoemde inhoudsmaat van toepassing. c.
Voorts mag per woning worden opgericht één vrijstaand bijgebouw voor huishoudelijke doeleinden met een maximale bebouwde oppervlakte van 50 m2 en een maximale goothoogte van 3 meter. d. Voor de in lid 6.2, onder a t/m c bedoelde gebouwen gezamenlijk geldt een bebouwingspercentage van 50%. e. Tevens mogen worden opgericht andere bouwwerken ten dienste van de bestemming met een maximale bebouwingshoogte van 2 meter.
6.3
Specifieke gebruiksregels
a. Gebruik van de grond Onder gebruik van de grond in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van de grond: 1. als opslagplaats voor nieuwe of gebruikte motorvoertuigen, aanhangwagens, machines of (onder)delen daarvan;
120
2. als opslag-, stort- of bergplaats van andere voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; 3. voor detailhandel. b. Gebruik van de opstallen Onder gebruik van de opstallen in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van de opstallen: 1. voor detailhandel; 2. voor bewoning (met uitzondering van de (dienst-/bedrijfs)woning); 3. als opslagplaats voor materialen behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
121
Artikel 7 7.1
Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, en voorzieningen voor tele- en datacommunicatie alsmede voor bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen. 7.2
Bouwregels
7.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde; 7.2.2
Specifieke bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding bouwvlak; b. het bouwvlak mag worden bebouwd tot het aangegeven maximale bebouwingspercentage; indien geen maximaal percentage bebouwde oppervlakte is aangegeven mag het bouwperceel binnen het bouwvlak geheel worden bebouwd; c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan binnen de aanduiding bouwvlak is aangegeven. 7.2.3
Bouwregels voor bouwen buiten bouwvlak
Op de gronden buiten de aanduiding bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van: a. 20 meter voor palen en masten, verlichting en dergelijke; b. 3 meter voor overige bouwwerken.
122
Artikel 8 8.1
Gemengd
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, kantoren, dienstverlening, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder; b. voor bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - aannemer' tevens voor een aannemersbedrijf en een interieur- en meubelbedrijf; d. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 8.2
Bouwregels
8.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 8.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 8.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage mag worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen aan- en uitbouwen worden gebouwd tot maximaal 3 meter achter de achtergevellijn. Bestaande legale aan- en uitbouwen dieper dan 3 meter achter de achtergevellijn mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot; 2. indien de aan- en uitbouw tot gevolg heeft dat tegen een bestaand bijgebouw wordt aangebouwd, is dit toegestaan, mits het bestaande bijgebouw na gereedkoming van het bouwplan voldoet en blijft voldoen aan de definitie van bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid en mits het bijgebouw niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen. Ten aanzien van het aangebouwde bijgebouw blijven de bouwregels voor bijgebouwen van toepassing; 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van begane grondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 4. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen;
123
5. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen; 6. de totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 50 m². Zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn toegestaan. De totaal bebouwde oppervlakte mag in dat geval ten hoogste 75% van de oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 75 m2; 7. voor appartementengebouwen geldt, in afwijking van het bepaalde in lid 6, dat de totaal bebouwde oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf mag bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter; 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen; e. bij de realisering van de in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies moet worden voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde mogen geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies alleen worden gerealiseerd als voldaan wordt aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere waarde en de daarin opgenomen voorwaarden. 8.3
Specifieke gebruiksregels
8.3.1
Wonen
Ten aanzien van de in lid 8.1 onder a genoemde functie 'wonen' geldt de volgende bepaling: a. wonen is uitsluitend toegestaan in hoofdbebouwing aan de straatzijde en in bestaande woningen op achterterreinen. 8.3.2
Kantoren en dienstverlening
Ten aanzien van de in lid 8.1 onder a genoemde functies 'kantoren' en 'dienstverlening' geldt de volgende bepaling: a. dienstverlening en kantoren zijn zowel op de begane grond als op de verdieping(en) toegestaan, met uitzondering van appartementengebouwen, waarin dienstverlening en kantoren uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan. Bestaand gebruik ten behoeve van dienstverlening en kantoren op verdiepingen in appartementengebouwen is toegestaan.
124
Artikel 9 9.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; c. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden; d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen; e. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 27.2. 9.2
Bouwregels
9.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen; b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 27.2; c. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 9.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 9.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een 2 jongerenontmoetingsplaats mag per locatie niet meer bedragen dan 20 m . De bouwhoogte mag maximaal 5 meter en de goothoogte maximaal 3 meter bedragen; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers en geluidwerende voorzieningen niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen. 9.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren.
125
Artikel 10 10.1
Groen - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; c. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, hondenuitlaatplaatsen en fiets- en voetpaden; d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen; e. bijgebouwen ten behoeve van woonboten; f. loopbruggen ten behoeve van woonboten. g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 27.2; 10.2
Bouwregels
10.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen; b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 27.2; c. bijgebouwen ten behoeve van woonboten; d. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 10.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 10.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een 2 jongerenontmoetingsplaats mag per locatie niet meer bedragen dan 10 m . De bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen; b. de oppervlakte van bijgebouwen ten behoeve van woonboten mag per woonboot niet meer bedragen dan 10 m2. De bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen; c. de bouwhoogte van palen, (licht)masten en geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen. 10.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren; b. het gebruik van gronden als ontsluitings- of toegangsweg of als in- uitrit voor gemotoriseerd verkeer; c. het gebruik van gronden als terrassen.
126
Artikel 11 11.1
Groen - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; c. bijbehorende voorzieningen zoals: in- en uitritten en fiets- en voetpaden; d. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming; e. loopbruggen ten behoeve van woonboten; f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 27.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte. 11.2
Bouwregels
11.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 27.2; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 11.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 11.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. 11.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren; b. het gebruik van gronden als ontsluitings- of toegangsweg of als in- uitrit voor gemotoriseerd verkeer; c. het gebruik van gronden als terrassen
127
Artikel 12 12.1
Horeca
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a en 1b van de Staat van horeca-activiteiten en tevens voor een café; b. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, terrassen, parkeer- en groenvoorzieningen; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 12.2
Bouwregels
a. Uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht gebouwen ten dienste van deze bestemming, die moeten voldoen aan de volgende maten: 1. 2. 3. 4.
Goothoogte maximaal 5,5 meter; Dakhelling: minimaal 25°; Bebouwingshoogte: maximaal 9 meter; Afstand tot zijdelingse perceelsgrens: minimaal 3 meter.
b. Voorts mag binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, indien dat nodig is voor toezicht en/of beheer, worden opgericht één dienstwoning, die moet voldoen aan de volgende maten: 1. 2. 3. 4.
3 Inhoud: maximaal 450 m ; Goothoogte: maximaal 5,5 meter; Dakhelling: minimaal 25°; Bebouwingshoogte: maximaal 9 meter;
Indien de woning wordt opgenomen in het bouwlichaam van de in lid 12.2, onder a, bedoelde gebouwen, zijn de in lid 12.2, onder a, genoemde maten alsmede de in dit lid genoemde inhoudsmaat van toepassing. c.
Tevens mogen worden opgericht andere bouwwerken ten dienste van de bestemming met een maximale bebouwingshoogte van 2 meter.
12.3
Specifieke gebruiksregels
a. Van de toegelaten bebouwing binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mag maximaal 150 m2 bruto verkoopvloeroppervlak worden gebruikt ten behoeve van horeca.
128
Artikel 13 13.1
Natuur
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen landschappelijke- en natuurlijke waarden; b. bijbehorende voorzieningen, zoals: schuilgelegenheden, bergingen, sport- en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 13.2
Bouwregels
13.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van schuilgelegenheden en/of berging; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 13.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 13.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van 2 schuilgelegenheden en/of berging mag per locatie niet meer bedragen dan 20 m . De bouwhoogte mag maximaal 5 meter en de goothoogte maximaal 3 meter bedragen; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen. 13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 13.3.1 Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op of in de lid 13.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het aanleggen van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen met gezamenlijke oppervlakte van meer dan 25 m2; b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; c. het kappen van bomen en andere beplanting; d. het aanleggen van waterpartijen of vergraven, verruimen of dempen van waterpartijen. 13.3.2 Uitzonderingen Het in lid 13.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
129
13.3.3 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.3.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de landschappelijke- en natuurlijke waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
130
Artikel 14 14.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen en groenvoorzieningen; b. gebouwen en overkappingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en); c. verhardingen en parkeervoorzieningen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en); d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 14.2
Bouwregels
14.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. aan- en uitbouwen; b. bijgebouwen; c. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 14.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 14.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. aangrenzend aan het hoofdgebouw mogen worden gebouwd: 1. aan- en uitbouwen met een maximale diepte van 1,5 meter gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw. De goothoogte mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen. Voor zover de aan- of uitbouw vóór de voorgevellijn wordt gerealiseerd, geldt een maximale breedte van 60% van de betreffende gevelbreedte (voorgevel) van het hoofdgebouw. De aan- of uitbouw moet geheel binnen de betreffende gevelbreedte (voor- of zijgevel) van het hoofdgebouw worden opgericht. Als uitzondering hierop geldt dat een hoekovergang is toegestaan; 2. uitsluitend bestaande legale aan- en uitbouwen en overkappingen met een diepte van meer dan 1,5 meter gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw zijn toegestaan en mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot; 3. het is toegestaan, indien en voor zover er in de tuin recht vóór de voorgevel van het hoofdgebouw een legaal bijgebouw aanwezig is, de ruimte tussen het hoofdgebouw en dat bestaande bijgebouw te bebouwen met aan- en uitbouwen mits: - aangesloten wordt bij de bouwhoogte van het bijgebouw tot maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; - het bestaande bijgebouw na gereedkoming van het bouwplan voldoet en blijft voldoen aan de definitie van bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid en mits het bijgebouw niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen; 4. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, met een maximale diepte van 1,5 meter gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw; b. uitsluitend bestaande legale bijgebouwen zijn toegestaan en mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
131
c.
de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen. Zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn niet toegestaan.
14.3
Specifieke gebruiksregels
Het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen mag: a. indien de aangrenzende gronden binnen het bouwperceel bestemd zijn tot Wonen, niet meer dan 50% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen; b. in overige gevallen mag de tot "Tuin" bestemde gronden geheel gebruikt worden ten behoeve van parkeren.
132
Artikel 15 15.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen; b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen en taluds; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen; e. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 27.2. 15.2
Bouwregels
15.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen en fietsenstallingen; b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 27.2 ; c. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 15.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 15.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen en fietsenstallingen mag per locatie niet meer bedragen 2 dan 20 m . De goothoogte van jongerenontmoetingsplaatsen mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen. De bouwhoogte van fietsenstallingen mag niet meer dan 3 meter bedragen; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen, (licht)masten, geluidwerende voorzieningen, alsmede voorzieningen voor verkeersgeleiding hoger mogen zijn. 15.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 voor de bouw van een kiosk met dien verstande dat: a. de bebouwde oppervlakte van een kiosk maximaal 50 m² mag bedragen; b. de maximale bouwhoogte 5 meter en de maximale goothoogte 3 meter mag bedragen; c. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken. 15.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van garageboxen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca.
133
Artikel 16 16.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en -berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken en; b. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' als ligplaats voor woonboten, waarbij het maximum aantal woonboten is bepaald door middel van de aanduiding 'aantal'; c. bijbehorende voorzieningen zoals: groen, sport- en speelvoorzieningen en loopbruggen. 16.2
Bouwregels
16.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat op de gronden met de aanduiding 'woonschepenligplaats' woonboten mogen worden gebouwd. 16.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 16.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de oppervlakte van een aanleg- en vissteiger ten behoeve van een aangrenzende 2 woning mag niet meer dan 3 m bedragen. De bouwhoogte mag maximaal 1 meter boven de waterlijn bedragen; b. de oppervlakte van een woonboot mag met maximaal 10% worden uitgebreid ten opzichte van de bestaande oppervlakte, waarbij geldt dat de oppervlakte per woonboot niet meer mag bedragen dan 165 m2 en de onderlinge afstand tussen de woonboten minimaal 5 meter dient te bedragen; c. een woonboot mag maximaal uit twee bouwlagen bestaan, met dien verstande dat het oppervlak van de tweede bouwlaag maximaal 80% van de onderliggende woonlaag mag bedragen; d. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter, de bouwhoogte van scheepvaarttekens niet meer dan 15 meter, de hoogte van aanmeerpalen maximaal 16 meter +NAP, en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen. 16.3
Specifieke gebruiksregels
a. Uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'woonschepenligplaats' zijn woonboten toegestaan, waarbij geldt dat maximaal het aantal woonboten dat is toegestaan is aangegeven door middel van de aanduiding 'aantal'. b. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: 1. het aanleggen van terrassen op pontons;
134
Artikel 17 17.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 17.2
Bouwregels
17.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 17.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 17.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage mag worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen aan- en uitbouwen worden gebouwd tot maximaal 3 meter achter de achtergevellijn. Bestaande legale aan- en uitbouwen dieper dan 3 meter achter de achtergevellijn mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot; 2. indien de aan- en uitbouw tot gevolg heeft dat tegen een bestaand bijgebouw wordt aangebouwd, is dit toegestaan, mits het bestaande bijgebouw na gereedkoming van het bouwplan voldoet en blijft voldoen aan de definitie van bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid en mits het bijgebouw niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen. Ten aanzien van het aangebouwde bijgebouw blijven de bouwregels voor bijgebouwen van toepassing; 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van begane grondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 4. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 5. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
135
6. de totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 50 m². Openluchtzwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn toegestaan. De totaal bebouwde oppervlakte mag in dat geval ten hoogste 75% van de oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 75 m2; 7. voor appartementengebouwen geldt, in afwijking van het bepaalde in lid 6, dat de totaal bebouwde oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf mag bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de woning mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, worden gebouwd met een maximale diepte van 2 meter; 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen; e. voor zover van toepassing dient voldaan te worden aan de vastgestelde hogere waarde Wet geluidhinder en de daarin opgenomen voorwaarden. 17.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.2 om uitvoering te kunnen geven aan de Wet maatschappelijke ondersteuning, met dien verstande dat: a. het totaal bebouwd oppervlakte ten hoogste 60% van de oppervlakte van het erf mag bedragen, met een maximum van 75 m²; b. deze afwijkingsmogelijkheid enkel geldt ten aanzien van bouw en/of uitbreiding van aan- en uitbouwen. 17.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. bewoning van bijgebouwen; b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen.
136
Artikel 18 18.1
Wonen - Woonwagenstandplaats
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. één woonwagen; b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 18.2
Bouwregels
18.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. b. c. d. e.
woonwagens; aan- en uitbouwen; overkappingen; bijgebouwen; bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
18.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 18.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. het aantal woonwagenstandplaatsen mag maximaal 1 bedragen; b. per standplaats is maximaal één woonwagen met bijbehorende aan- en uitbouwen en overkappingen toegestaan. De gezamenlijke oppervlakte van de woonwagen, aan- en 2 uitbouwen en overkappingen bedraagt maximaal 75 m . c. De goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; d. naast de bebouwing die onder b is toegestaan, is per standplaats tevens maximaal één gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen en maximaal één berging voor niet voor handel bestemde goederen toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 20 m2. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter; e. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter. 18.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan opslag of sloopwerkzaamheden op onbebouwde gronden.
137
Artikel 19 19.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding. 19.2
Bouwregels
19.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 27.2 ; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 19.2.2 Specifieke bouwregels a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn; b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. 19.3
Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: lid 19.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 19.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet onevenredig worden geschaad. 19.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
138
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 19.4.1 Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden of het indrijven van voorwerpen in de grond; c. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen; d. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de bestemming; e. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen). 19.4.2 Uitzonderingen Het in lid 19.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 19.4.3 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
139
Artikel 20 20.1
Leiding - Riool
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding. 20.2
Bouwregels
20.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 27.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte ; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 20.2.2 Specifieke bouwregels a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn. b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. 20.3
Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 20.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 20.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet onevenredig worden geschaad. 20.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
140
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 20.4.1 Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op of in de in lid 20.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden of het indrijven van voorwerpen in de grond; c. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen; d. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de bestemming; e. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen). 20.4.2 Uitzonderingen Het in lid 20.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 20.4.3 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de belangen van de leiding(en) hierdoor niet onevenredig worden geschaad. 20.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
141
Artikel 21 21.1
Waarde - Archeologie 2
Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebied van archeologisch belang). 21.2
Bouwregels
21.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd. 21.2.2 Specifieke bouwregels a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn; b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan: 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; 2. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering; 3. het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw; 4. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 meter onder maaiveld; 2 5. de bebouwde oppervlakte van het bouwplan maximaal 50 m bedraagt. 21.3
Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 21.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
142
21.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. het doen van archeologisch onderzoek; c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige. 21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 21.4.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden op of in de in lid 21.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen; b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter; c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor-en pompputten; d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; f. het verlagen van het waterpeil; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het omzetten van grasland in bouwland; i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-,of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 21.4.2 Uitzonderingen Het in lid 21.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast; b. de werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld en de eventueel aan te leggen verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen niet 2 groter zijn dan 50 m ; c. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, met inbegrip van onderhouds-en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande traces van kabels en leidingen; d. de werken en werkzaamheden: 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; 4. het archeologisch onderzoek betreffen.
143
21.4.3 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 21.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad. 21.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 21.5
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
21.5.1 Sloopverbod Het is verboden op of in de in lid 21.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag bestaande bouwwerken te slopen, tenzij: a. het slopen van een bestaand bouwwerk binnen het gebied van archeologisch belang op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan niet omgevingsvergunningplichtig was en waarvan de sloop reeds in uitvoering was ten tijde van de inwerkingtreding van het plan; b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; c. de sloopwerken niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld; 2 d. de verstoringsoppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m . 21.5.2 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het slopen van een bouwwerk Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 21.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door: a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 21.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 2 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
144
Artikel 22 22.1
Waarde - Archeologie 3
bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde). 22.2
bouwregels
22.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd. 22.2.2 Specifieke bouwregels a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn; b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan: 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; 2. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering; 3. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld. 22.3
Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 22.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 22.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals:
145
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. het doen van archeologisch onderzoek; c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige. 22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 22.4.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden op of in de in lid 22.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen; b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter; c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; f. het verlagen van het waterpeil; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het omzetten van grasland in bouwland; i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 22.4.2 Uitzonderingen Het in lid 22.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast; b. de werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld; c. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, met inbegrip van onderhouds-en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; d. de werken en werkzaamheden: 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; 4. het archeologisch onderzoek betreffen. 22.4.3 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.
146
22.5
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
22.5.1 Sloopverbod Het is verboden op of in de in lid 22.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag bestaande bouwwerken te slopen, tenzij: a. het slopen van een bestaand bouwwerk binnen het archeologisch waardevol terrein op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan niet omgevingsvergunningplichtig was en waarvan de sloop reeds in uitvoering was ten tijde van de inwerkingtreding van het plan; b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; c. de sloopwerken niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld. 22.5.2 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het slopen van een bouwwerk Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 22.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door: a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 22.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is. b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 3 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
147
Artikel 23 23.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering alsmede voor de instandhouding en versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de dijk. 23.2
Bouwregels
23.2.1 Algemene bouwregels Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan. 23.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering. 23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 23.4.1 Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op of in de in lid 23.4.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. b. c. d.
het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen; het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen; boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen; het wijzigen van het waterpeil.
23.4.2 Uitzonderingen Het in lid 23.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 23.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden De in lid 23.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering.
148
23.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder(s) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de watergang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
149
Artikel 24 24.1
Waterstaat - Waterlopen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken. 24.2
Bouwregels
24.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd. 24.2.2 Specifieke bouwregels a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht-)masten hoger mogen zijn. b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. 24.3
Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 24.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van de watergang hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. 24.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder omtrent de vraag of door voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de watergang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. 24.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden; b. het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines. Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren
150
van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 24.5.1 is verleend. 24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 24.5.1 Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op of in de in lid 24.5.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. b. c. d.
het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen; het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen; boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen; het wijzigen van het waterpeil.
24.5.2 Uitzonderingen Het in lid 24.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 24.5.3 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 24.5.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover het belang van de watergang hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. 24.5.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder(s) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de watergang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
151
Artikel 25 25.1
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. de afvoer van hoog opperwater, sediment en ijs; b. waterhuishouding; c. verbetering van de hoofdwaterkering alsmede voor de vergroting van afvoercapaciteit; d. het gebruik ten behoeve van de uitvoering van bouwwerken, werken werkzaamheden, welke passen in het kader van het normale beheer en onderhoud de rivier, zoals oever- en kribvakverdedigingen en strekdammen en het plaatsen bakens en scheepvaarttekens; e. verkeer te water.
25.2
de en van van
Bouwregels
25.2.1 Gebouwen Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming(en), mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming Waterstaat Waterstaatkundige functie worden gebouwd, met dien verstande dat: a. de maximale hoogte ten behoeve van scheepvaarttekens 15 meter bedraagt; b. de maximale hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 4 meter bedraagt.
25.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikelen 25.2.1 Gebouwen en 25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering of de waterhuishouding. Alvorens omtrent een omgevingsvergunning te besluiten vraagt het bevoegd gezag de rivierbeheerder als bedoeld in artikel 3.1 van de Waterwet om advies.
152
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 26
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
153
Artikel 27 27.1
Algemene bouwregels
Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 10 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven. 27.2
(Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat: a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³; b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²; c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen; d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen; e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn; f. de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven. 27.3
Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat: a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Bebouwing onder peil mag uitsluitend worden gebruikt ter ondersteuning van ingevolge deze regels op de begane grond toegestane functies; b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen; c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximale diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; e. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming 'Gemengd' is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 3 meter achter de achtergevelrooilijn dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; f. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming 'Gemengd' is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn danwel tot zover als de bestaande aan- of uitbouw reikt; g. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 27.2 is toegestaan.
154
Artikel 28
Zoekgebied voetgangersbrug
Op de gronden die liggen binnen de aanduiding 'Zoekgebied voetgangersbrug' is het realiseren van een voetgangersbrug toegestaan, met dien verstande dat: a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken en voorzieningen ten behoeve van het realiseren van een voetgangersbrug zijn toegestaan; b. (woon)boten met een hoogte van maximaal 7 meter boven het waterniveau, gemiddeld 260 dagen per jaar (bij een normaal jaar zonder extreme waterstanden) onder de voetgangersbrug door moeten kunnen varen.
155
Artikel 29 29.1
Algemene gebruiksregels
Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten
29.1.1 Bouwregels Ten behoeve van het onder lid 2 toegestane gebruik, mag in afwijking van de betreffende bestemming voor dit gebruik worden gebouwd, met dien verstande dat de daarvoor geldende bouwregels onverminderd van kracht blijven. 29.1.2 Specifieke gebruiksregels In gebouwen die ingevolgde deze regels gebruikt mogen worden als woning (inclusief bijbehorende aan- en uitbouwen) is de uitoefening van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan, onder de volgende voorwaarden: a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, mag tot ten hoogste 50 m² worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. de activiteiten dienen qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving; d. er mag geen horeca of detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in relatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken. In bijgebouwen is de uitoefening van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten niet toegestaan. 29.2
Bed en breakfast
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor bedrijven, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en/of wonen is op de verdiepingen een bed en breakfast toegestaan. 29.3
Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven
29.3.1 Bouwregels Ten behoeve van het onder artikel 29.3.2 toegestane gebruik, mag in afwijking van de betreffende bestemming voor dit gebruik worden gebouwd, met dien verstande dat de daarvoor geldende bouwregels onverminderd van kracht blijven. 29.3.2 Specifieke gebruiksregels In hoofdgebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor kantoor, recreatie en/of sport is het gebruik als buitenschoolse opvang en/of kinderdagverblijf onder de volgende voorwaarden toegestaan: a. de activiteiten dienen qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving; b. de activiteiten moeten voldoen aan de door de GGD en de brandweer gestelde eisen; c. de activiteiten vinden naast of in combinatie met het volgens de betreffende bestemming toegestane gebruik plaats en mogen daarvoor geen belemmering vormen; d. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
156
29.4
Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening. 29.5
Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan: a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit; b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit; c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang; d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte; e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt; f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca; g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca; h. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening, een voorziening gericht op cultuur en ontspanning en een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed; i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed; j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2. De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten. 29.6
Seksinrichting of esortbedrijf
29.6.1 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van: a. een seksinrichting of een escortbedrijf voorzover binnen de geldende bestemming geen aanduiding 'seksinrichting' is opgenomen; b. raam- en straatprostitutie.
157
29.6.2 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.6.1 voor het vestigen van een seksinrichting of escortbedrijf binnen de bestemming Gemengd onder de voorwaarden dat: a. de vestiging past binnen het maximumstelsel, zoals dat geldt op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen; b. primair wordt aangesloten bij het huidige en toekomstige stedelijk hoofdwegennet; de activiteit, gelet op de aard en invloed ervan, niet leidt tot een onevenredige aantasting van het karakter van de omgeving. Bij de beoordeling van de aard en invloed op de omgeving worden de volgende aspecten mede in de beoordeling betrokken: 1. de aanwezigheid van gevoelige functies in de omgeving, zoals religieuze functies (kerken, moskees e.d.), scholen (en andere door kinderen gebruikte gebouwen, zoals kinderopvang) e.d., met dien verstande dat: de in acht te nemen afstand tot dergelijke functies tenminste 50 meter dient te bedragen; rekening wordt gehouden met de aanlooproutes van de gevoelige functies; 2. het voorkomen of beperken van overlast voor de omgeving; 3. het voorkomen van nieuwe concentraties van seksinrichtingen en escortbedrijven door een afstand van tenminste 250 meter aan te houden tot een bestaand bedrijf in dezelfde straat of buurt; 4. de aard van de activiteit, te weten een overwegende avond of nachtactiviteit; 5. de sociale- en brandveiligheid; 6. het voorkomen of beperken van een verkeersaantrekkende werking; 7. de verkeersveiligheid, met name in relatie tot de ontsluiting van het erf; 8. het voorkomen of beperken van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, waarbij wordt uitgegaan van parkeren op eigen erf. c. wat bouwen betreft moet worden aangesloten bij de regels van de onderliggende bestemming, met dien verstande dat het bevoegd gezag voorwaarden kan stellen aan de maximum oppervlakte van de activiteit.
158
Artikel 30
Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie en dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
159
Artikel 31 31.1
Overige regels
Parkeerregels
31.1.1 Algemene parkeerregels Het is verboden te bouwen dan wel het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren, stallen, laden en lossen. 31.1.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen a. indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in bijlage Parkeernormen van deze regels. b. de onder sub a bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 1. indien de afmetingen van bedoelde langsparkeerruimten ten minste 1,80 meter bij 6,00 meter en bij haaksparkeren ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedragen; 2. parkeerruimten waarbij de begrenzing aan één of aan beide zijde(n) vaste obstakels (zoals muren) zijn, dient de afmeting minimaal 3,00 meter bij 5,00 meter te bedragen; 3. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedragen; c. indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het laden of lossen van goederen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. 31.1.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen a. indien het wijzigen van het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in bijlage 3 van deze regels. b. de onder sub a bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 1. indien de afmetingen van bedoelde langsparkeerruimten ten minste 1,80 meter bij 6,00 meter en bij haaksparkeren ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedragen; 2. parkeerruimten waarbij de begrenzing aan één of aan beide zijde(n) vaste obstakels (zoals muren) zijn, dient de afmeting minimaal 3,00 meter bij 5,00 meter te bedragen; 3. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedragen; c. indien het wijzigen van het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de behoefte aan laaden losruimte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden.
160
31.1.4 Afwijken van de parkeerregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.1.1, 31.1.2 en 31.1.3. Het bevoegd gezag neemt hierbij onder andere in overweging of: a. het bouwplan feitelijk en/of economisch gezien redelijkerwijs zodanig kan worden aangepast dat alsnog wordt voldaan aan de parkeerregels; b. het belang dat met het voldoen aan de parkeerregels is gediend niet onevenredig wordt aangetast; c. er op andere wijze in de benodigde parkeer-, stallings-, laad- of losruimte wordt voorzien. 31.1.5 Specifieke gebruiksregels Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik. 31.2
Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming. Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden: a. b. c. d. e. f.
in de eerste plaats de planregels in artikel 25 Waterstaat - Waterstaatkundige functie; in de tweede plaats de planregels van artikel 23 Waterstaat - Waterkering; in de derde plaats de planregels van artikel 24 Waterstaat - Waterlopen; in de vierde plaats de planregels van artikel 19 Leiding - Gas; in de vijfde plaats de planregels van artikel 22 Waarde - Archeologie 3; in de zesde plaats de planregels van artikel 21 Waarde - Archeologie 2;
161
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 32 32.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
32.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 32.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 32.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 32.1.1 met maximaal 10%. 32.1.3 Uitzonderingen Artikel 32.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 32.2
Overgangsrecht gebruik
32.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 32.2.2 Strijdig gebruik a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 32.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 32.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 32.2.3 Uitzonderingen Artikel 32.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
162
Artikel 33
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom.
163
164
Bijlagen bij de regels
165
Bijlage 1 Staat Nijmegen) 1.1
01
van
bedrijfsactiviteiten
(model
Staat van bedrijfsactiviteiten
Landbouw, jacht en bosbouw
Cat.
0141.1 Hoveniersbedrijven
2
05
Visserij, kweken van vis en schaaldieren
Cat
0502
Kweken van vis en schaaldieren
3.1
15
Industrie Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken 1511 Slachterijen (geen pluimveeslachterijen) 1513.1 Vervaardiging van snacks en kant-en-klaar-maaltijden 1513.2 Vervaardiging van vleeswaren (geen snacks) en overige vleesverwerking 1551 Melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j Melkproductenfabrieken v.c. > 55.000 t/j 1552 Bereiding van consumptie-ijs p.o. = 200 m2 Bereiding van consumptie-ijs p.o. > 200 m2 1561 Vervaardiging van meel (geen zetmeel)< 500 t/u Vervaardiging van meel (geen zetmeel)= 500 t/u 1562 Vervaardiging van zetmeel < 10 t/u Vervaardiging van zetmeel = 10 t/u 1571 Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) < 100 t/u Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) = 100 t/u 1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. < 2.500 kg meel/week Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. = 2.500 kg meel/week 1582 Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit 1584.2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. = 200 m2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. < 2.000 m2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. > 2.000 m2 1585 Vervaardiging van deegwaren 1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g. 1591 Distilleerderijen en likeurstokerijen 1596 Bierbrouwerijen
Cat
Milieuaspect G-GE30
3.2 3.1 3.1
Milieuaspect G-GE100 G-GE50 G-GE50
3.2 4.2 2 3.2 4.1 4.2 4.1 4.2 4.1 4.2 4.1 2
G100 G100 G30 G100 G200 G300 G-GE200 G-GE300 G-GE200 G-GE300 G-GE200 G-GE30
3.2
G-GE100
3.2 2 3.2 5.1 3.1 4.1 4.2 4.2
G-GE100 G-GE30 GE100 GE500 GE50 GE200 GE300 GE300 Milieuaspect G50 G50
17
Vervaardiging van textiel en textielproducten
Cat
1771 1772
Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken Vervaardiging van gebreide en gehaakte truien, vesten en pullovers
3.1 3.1
18
Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
Cat
1822
Vervaardiging van bovenkleding (geen werkkleding en kleding van leer)
2
166
Milieuaspect G30
Milieuaspect G30
1823 1824
Vervaardiging van onder- en nachtkleding Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g.
2 2
G30 G30
20
Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, Cat riet e.d. 2020 Vervaardiging van fineer en plaatmaterialen 3.2 2030.2 Vervaardiging van overig timmerwerk 3.2
Milieuaspect G-GE100 G100
21
Milieuaspect G-GES50 G200 G300 G100 G100 G100
Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren; Cat uitgeverijen en drukkerijen e.d. 2112.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton < 3 t/u 3.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton 3 - 15 t/u Vervaardiging van grafisch papier en karton > 15 t/u 2121.1 Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton 2123 Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier 2125 Vervaardiging van overige papier- en kartonwaren
4.1 4.2 3.2 3.2 3.2
22
Cat
2222.1 2222.2 2222.3 2222.5 2222.6 2223 2224 2225 2231
Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media Drukkerijen van boeken e.d. Drukkerijen van tijdschriften Drukkerijen van reclame Drukkerijen van formulieren Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking en binderijen Grafische reproductie en zetten Overige activiteiten verwant aan de drukkerij Reproductie van geluidsopnamen
3.2 3.2 3.2 3.2 2 1 2 2 1
24
Vervaardiging van chemische producten
Cat
2416
Vervaardiging van kunststof in primaire vorm
5.2
Milieuaspect GE700
2430
Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek
4.2
GE300
2442
Formulering en afvullen geneesmiddelen
3.1
G-GE50
2466
Chemische kantoorbenodigdheden fabrieken
3.1
G-GE50
Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g.
4.1
G-GE200
25
Vervaardiging van producten van rubber en kunststof
Cat
2522
Productie van verpakkingsmateriaal en assemblage kunststofbouwmaterialen Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen Kunststofverwerkende bedrijven met fenolharsen Vervaardiging van overige producten van kunststof
3.1
Milieuaspect G-GE50
4.1 4.2 4.1
GE200 GE300 GE200
Cat
Milieuaspect G50
2524
26 2612
Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten Vormen en bewerken van vlakglas
2613 2621
Vervaardiging van holglas 3.2 Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens 2
167
3.1
Milieuaspect G100 G100 G100 G100 G30 G10 GE30 G-GE30 G10
G100 G30
< 40 kW Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens 3.2 = 40 kW 2661.1 Vervaardiging van producten van beton voor de bouw 5.2 2663 Vervaardiging van stortklare beton p.c. < 100 t/d 3.2
G100 G700 G100
Vervaardiging van stortklare beton p.c. > 100 t/d Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. = 2.000 m2 Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. > 2.000 m2
4.2 3.1
G300 G50
3.2
G100
Cat 5.2
Milieuaspect G-GE700
2751
Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van producten van metaal Vervaardiging van ijzer, staal en ferro-legeringen(EGKS) p.c. < 1.000t/j Gieten van ijzer p.c. < 4.000 t/j
4.2
G300
2754
Gieten van overige non-ferrometalen
4.2
G300
28
Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en transportmiddelen) Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.= 200 m2 Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.> 200 m2 Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.= 200 m2 Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.> 200 m2 Oppervlaktebehandeling, Algemeen Oppervlaktebehandeling, Lakken, moffelen en emailleren Overige metaalbewerking, p.o.= 200 m2 Overige metaalbewerking, p.o.> 200 m2 Vervaardiging van hang- en sluitwerk Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.= 200 m2 Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.> 200 m2
Cat 3.1
Milieuaspect G50
3.2
G100
3.1
G50
3.2
G100
3.2 3.2 3.1 3.2 3.2 3.1
G100 G-GE100 G50 G100 G100 G50
3.2
G100
2670
27 2710
2811
2812
2851 2852 2863 2875
29
Vervaardiging van machines en apparaten
Cat
2911
Vervaardiging en revisie van motoren en turbines (geen motoren voor vliegtuigen, motorvoertuigen en -fietsen) p.o. > 2.000 m2 Vervaardiging van industriële ovens en branders, p.o. > 2.000 m2 Vervaardiging van hijs-, hef- en andere transportwerktuigen, p.o. > 2.000 m2 Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (geen tractoren), p.o. > 2.000 m2 Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van papier, karton en papier- en kartonwaren, p.o. 2.000 m2 Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor specifieke industriële activiteiten, p.o. > 2.000 m2
4.1
Milieuaspect G200
4.1 4.1
G200 G200
4.1
G200
4.1
G200
4.1
G200
Vervaardiging van elektrische en optische apparaten en instrumenten Vervaardiging van computers
Cat
Milieuaspect G-GE30
2921 2922 2932
2955 2956
30 3002
168
2
31
4.1
Milieuaspect G-GE200
3130
Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden Vervaardiging van elektromotoren en elektrische generatoren en transformatoren Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad
4.1
G200
3162
Vervaardiging van koolelektroden
6
GE1500
32
Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparaten en benodigdheden Vervaardiging van elektronische componenten Vervaardiging van zendapparaten voor televisie en radio en van apparaten voor lijntelefonie en -telegrafie
Cat
Milieuaspect G50 G50
Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken 3310.1 Tandtechnische bedrijven 3310.2 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en overige orthopedische en protheseartikelen 3320 Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten (niet voor de bewaking van industriële processen) 3350 Vervaardiging van uurwerken
Cat
Milieuaspect
2 2
G-GE30 G-GE30
2
G30
2
G30
Cat
Milieuaspect G200 G200
3110
3210 3220
33
34
Vervaardiging van transportmiddelen
Cat
3.1 3.1
3420.1 Carrosseriebouw 3420.2 Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers
4 4
35
Vervaardiging van transportmiddelen (geen auto's, aanhangwagens en opleggers) Nieuwbouw en reparatie van metalen schepen > 25 m1, baggermaterieel, booreilanden e.d. Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen, metaal < 25 m1 Vervaardiging van fietsen Vervaardiging van invalidenwagens Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
Cat
3611 3612.1 3612.2 3615 3622 3630 3663.1 3663.2
Vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige goederen n.e.g. Vervaardiging van zitmeubels Interieurbouw Vervaardiging van bedrijfsmeubels Vervaardiging van matrassen Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatiesieraden) Vervaardiging van muziekinstrumenten Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
37
Voorbereiding tot recycling
3720
Voorbereiding tot recycling van afval (geen metaalafval)
Cat Milieuaspect 4.2 G300
40
Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water
Cat Milieu-
3511 3512 3542 3543 3550 36
169
5.1
Milieuaspect G500
4.1
G200
3.2 3.2 3.2
G100 G100 G100
Cat
Milieuaspect G100 G100 G100 G100 GE30 G-GE30 G-GE30 G50
3.2 3.2 3.2 3.2 2 2 2 3.1
4000.1 Centrale productie van elektriciteit (olie/gas) > 75 MW 4000.2 Decentrale productie van elektriciteit, stoom en warm water 4000.3 Distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water 41
Winning en distributie van water
4100
Winning en distributie van water
45
Bouwnijverheid
4511.1 Slopen van bouwwerken b.o. < 2000 m2 Slopen van bouwwerken b.o. > 2000 m2 4511.2 Grondverzet b.o. < 2000 m2 Grondverzet b.o. > 2000 m2 4521.1 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw < 2000 m2 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw > 2000 m2 4521.3 Leggen van kabels en buizen < 2000 m2 Leggen van kabels en buizen > 2000 m2 4522 Dakdekken en bouwen van dakconstructies < 2000 m2 Dakdekken en bouwen van dakconstructies > 2000 m2 4523.1 Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen < 2000 m2 Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen > 2000 m2 4523.2 Stratenmaken < 2000 m2 Stratenmaken > 2000 m2 4525.1 Heien en andere funderingswerkzaamheden < 2000 m2 Heien en andere funderingswerkzaamheden > 2000 m2 4525.2 Vlechten van betonstaal < 2000 m2 Vlechten van betonstaal > 2000 m2 4525.4 Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. < 2000 m2 Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. > 2000 m2 4531 Elektrotechnische bouwinstallatie < 2000 m2 Elektrotechnische bouwinstallatie > 2000 m2 4532 Isolatiewerkzaamheden < 2000 m2 Isolatiewerkzaamheden > 2000 m2 4533.1 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair < 2000 m2 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair > 2000 m2 4533.2 Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten < 2000 m2 Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten > 2000 m2 4534 Overige bouwinstallatie < 2000 m2 Overige bouwinstallatie > 2000 m2 4541 Stukadoren < 2000 m2 Stukadoren > 2000 m2 4542 Timmeren < 2000 m2 Timmeren > 2000 m2 4544 Schilderen en glaszetten < 2000 m2 Schilderen en glaszetten > 2000 m2 4545 Overige afwerking van gebouwen < 2000 m2 Overige afwerking van gebouwen > 2000 m2 52
Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (geen
170
aspect 5.1 G500 5.1 G500 4.2 G300 Cat Milieuaspect 3.1 G50 Cat Milieuaspect 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.2 G100 3.1 G50 3.1 G50 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1
G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50
3.2 G100 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1
G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50
3.2 G100 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1 3.2 3.1 3.2
G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100
Cat Milieu-
5261 5263.1 5263.2 5271 5272 5273 5274
auto's, motorfietsen en motorbrandstoffen) Postorderbedrijven Colportage Straathandel Reparatie van schoeisel en lederwaren Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen Reparatie van consumentenartikelen n.e.g.
3.1 3.1 3.1 1 1 1 1
60
Vervoer, opslag en communicatie
Cat
6010 6021.1 6021.2 6022 6023 6024.1
Vervoer per spoor Openbaar personenvervoer over de weg Geregeld besloten personenvervoer over de weg Ongeregeld personenvervoer per taxi Ongeregeld personenvervoer per autobus Verhuisvervoer b.o, < 1000 m2 Verhuisvervoer b.o, > 1000 m2 Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, < 1000 m2 Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, > 1000 m2
4.2 3.2 3.2 2 3.2 3.1 3.2 3.1
Milieuaspect G-GV300 G100 G100 G30 G100 G50 G100 G50
3.2
G100
63
Dienstverlening voor het vervoer
Cat
6311.2
Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag < 2000 m2 Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag > 2000 m2 Opslag in tanks Opslag in koelhuizen e.d. Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Autoparkeerterreinen parkeergarages Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
4.2
Milieuaspect G300
5.2
G700
3.1 3.1 3.1 2
G50 G50 G50 G30
3.2
G100
Milieuaspect G30 G30 G30
6024.2
6312.1 6312.2 6312.3 6321
64
Post en telecommunicatie
Cat
6411 6412.1 6412.2
Nationale postdiensten Lokale postdiensten Koeriersdiensten
2 2 2
71
Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening Verhuur van personenauto's (geen operational lease) Operational lease van personenauto's Verhuur van transportmiddelen vervoer over land (geen personenauto's) Verhuur van schepen Verhuur van vliegtuigen Verhuur van bouwmachines en -werktuigen Verhuur van computers en kantoormachines Verhuur van machines en werktuigen n.e.g. Verhuur van leesportefeuilles Verhuur van kleding, huisraad e.d. Verhuur van overige roerende goederen n.e.g.
Cat
7110.1 7110.2 7121 7122 7123 7132 7133 7134.2 7140.3 7140.4 7140.5
171
aspect G50 G50 G50 G10 G10 G10 G10
2 2 2
Milieuaspect G30 G30 G30
3.1 3.1 3.1 3.1 3.1 2 2 2
G50 G50 G50 G50 G50 G30 G30 G30
72
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.
Cat
7250
Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines
1
73
Speur- en ontwikkelingswerk
Cat
7310.1
2
7310.3 7310.4
Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en visserij Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
Milieuaspect G-GE30
2 2
G-GE30 G-GE30
74
Overige zakelijke dienstverlening
Cat
7470.1 7470.2 7481.1 7481.3
Reiniging van gebouwen Reiniging van transportmiddelen en overige reiniging n.e.g. Fotografie Ontwikkelcentrales
3.1 3.1 2 2
Milieuaspect GE50 GE50 G30 G30
90
Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige Cat dienstverlening Afvalwaterinzameling en –behandeling <1000.000 i.e. 4.1 Afvalwaterinzameling en –behandeling 1000.000 – 3000.000 i.e. 4.2 Afvalwaterinzameling en –behandeling >3000.000 i.e. 5.1 Afvalinzameling 3.1 Afvalverwerking - kabelbranderijen 3.2 - Vuilstorten 4.2 - Vuiloverslagstations 4.2 - Composteerbedrijven: - niet belucht v.c < 5.000 ton/jr. 4.2 v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr. 5.2 v.c. > 20.000 ton/jr. 4.1
Milieuaspect GE200 GE300 GE500 G-GE50
92
Cultuur, sport en recreatie
Cat
9211.1 9220.1
Productie van (video)films (geen televisiefilms) Omroeporganisaties
2 2
Milieuaspect G30 G30
93
Overige dienstverlening
Cat
9301.1 9301.2 9301.3 9301.3
Wasserijen en linnenverhuur Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Wassalons, wasserettes
3.1 2 2 1
9000.1
9000.2 9000.3
172
Milieuaspect G10
GE100 G-GE300 G-GE300 GE300 GE700 GE-S200
Milieuaspect G50 G-GE30 G30 G10
1.2
Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten
Inleiding In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst waarin de binnen de gemeente Nijmegen voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
geluid; geur; stof; gevaar (vooral brand en explosiegevaar); verkeer; visuele aspecten.
Gebruikte bronnen Als belangrijkste bron bij het opstellen van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten editie 2009 (het "Groene Boekje"). In deze uitgave worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven, uitgaande van functiescheiding. Uitgangspunt hierbij is de hoofdactiviteit van het desbetreffende bedrijf. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die tenminste thans als het meest gebruikelijk worden beschouwd. In de praktijk blijkt dat vaak de wat zwaardere bedrijfscategorieën al gebruik maken van de Best Beschikbare Technieken (BBT) voor de meest milieubelastende activiteiten. In de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, evenals in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993, waarvan in de VNG-publicatie overigens op enkele punten is afgeweken. Model Nijmegen De lijst Model Nijmegen gaat net zoals voorgenoemde uitgave van de VNG uit van een rustige woonwijk. In de lijst Model Nijmegen is principieel niet afgeweken van de hindercirkels per bedrijfsactiviteit (gevaar, geur, geluid, stof, verkeer en visueel) zoals vermeld in de VNG-publicatie. De lijst die hier is opgesteld als "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" deelt de bedrijven in een vijftal categorieën en een zevental subcategorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 4 en 5 op de potentieel milieuhinder veroorzakende zware bedrijven, meestal fabrieken. In het uitgangspunt voor deze lijst (zie bronnen) heeft men in de lijst van VNG ook nog categorie 6 bedrijven opgenomen. Deze komen echter binnen Nijmegen niet voor en zijn ook niet te verwachten. Deze zijn daarom in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" niet opgenomen. Het verschil van deze lijst Model Nijmegen ten opzichte van de lijst van bedrijfsactiviteiten als in de VNG-publicatie zijn:
bedrijven die niet in Nijmegen voorkomen, zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen, indien deze zich in de toekomst wel binnen Nijmegen willen vestigen zal 173
dienstverlenende bedrijven, begraafplaatsen, kantoren, detailhandel, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, agrarische bedrijven en culturele functies zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen. Deze functies krijgen een eigen bestemming en vallen in het bestemmingsplan niet onder de bedrijven; activiteiten die niet plaatsgebonden zijn, zijn wel vermeld in de lijst maar krijgen niet vanzelfsprekend een bedrijfsbestemming.
Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes hoofdcategorieën welke hieronder vermeld staan: categorie 1 categorie 2
categorie 3
categorie 4 categorie 5
categorie 6
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of verzamelwegen. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald. komen in Nijmegen niet voor.
In tegenstelling echter tot de eerdere VNG uitgave zijn thans deze hoofdcategorieën 3, 4 een 5 verdeeld in de subcategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2 en 5.3 ieder met hun eigen richtafstanden ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk en gemengd gebied als hieronder aangegeven: milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3
rustige wijk 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m 500 m 700 m 1000 m
richtafstanden gemengd gebied 0m 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m 500 m 700 m
De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk, kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
174
Opgemerkt over het bovenstaande dient wel te worden dat indien er sprake is van bedrijvigheid die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen, dan wel voor met name genoemde A-inrichtingen (gezoneerd) als opgenomen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van geval tot geval moet worden bepaald hoe groot de hinder-/gevarencontour is. Er kan dan niet alleen maar rekening worden gehouden met de in de voorgaande staten vermelde afstanden. Opzet van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen In de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is de categorie-indeling weergegeven op grond van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI codes 1999. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld. In de staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is zoals eerder vermeld eveneens uitgegaan van zonering (afstandscriteria/hindercirkels) ten opzichte van een rustige woonwijk als vermeld in de VNG-publicatie. Flexibiliteit De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. In de praktijk komt het dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. Tevens kunnen de richtafstanden wanneer sprake is van een gemengd gebied met één afstandsstap worden verlaagd. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken om bedrijven in een naastgelegen hogere categorie dan wel een bedrijf wat niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen toe te staan. De voorwaarde(n) daarbij is dat de bedrijfsactiviteiten naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven als bedoeld in de betreffende categorie.
175
Bijlage 2 Staat Nijmegen) 2.1
van
horeca-activiteiten
(model
Staat van horeca-activiteiten
Categorie 1: lichte horeca Bedrijven die beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Deze bedrijven zijn in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden). Onder lichte horeca wordt geen detailhandel en/of ondersteunende horeca verstaan. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. Lichte horeca
automatiek; broodjeszaak; cafetaria; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; snackbar; tearoom; traiteur.
1b. Overige lichte horeca
bistro; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); hotel of pension.
Categorie 2: middelzware horeca Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere bestaan uit openingstijden 's nachts en/of verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 2a. Middelzware horeca
bar; bierhuis; biljartcentrum; café; proeflokaal; shoarma/grillroom; zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen).
2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
bedrijven genoemd onder categorie 1a, 1b en 2a met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²; restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees, McDrive).
Categorie 3: zware horeca Bedrijven die grote hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder bestaat onder andere uit een combinatie van openingstijden 's nachts èn verkeersaantrekkende werking:
dancing; discotheek;
176
2.2
nachtclub; partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Toelichting op Staat van horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" (niet agrarische) bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Het vestigen van horecabedrijven middels een bestemmingsplan is ruimtelijk relevant om vormen van hinder te voorkomen. Verdere regulering van individuele bedrijven vindt plaats middels de Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) welke mogelijkheden biedt om vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten met name op de volgende vormen van hinder:
geluid; geur; verkeer.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: a. indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; b. onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; c. uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het Bestemmingsplan vindt de verdere ruimtelijke afweging per locatie plaats. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: a. de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden. Het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen; b. de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt. Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën): Categorie 1: lichte horeca Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat om bedrijven die uit het oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden
177
en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: a. horeca die qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel, zoals: ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; b. overige lichte horeca, zoals restaurants (zonder bezorg en/of afhaalservice). Categorie 2: middelzware horeca Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door enerzijds de openingstijden (ook 's nachts) en/of de grote verkeersaantrekkende werking: a. cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen; b. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. (bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²). Deze bedrijven zijn vooral toelaatbaar langs grotere verkeerswegen. Categorie 3: zware horeca Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
178
Bijlage 3 Parkeernormen Bepalen van de gemeentelijke parkeernorm Voor het bepalen van de parkeernorm wordt gebruik gemaakt van de parkeernormen van het CROW (publicatie 182 "Parkeerkencijfers-Basis voor parkeernormering, 3e gewijzigde druk, september 2008). De parkeernormen zijn opgenomen in onderstaande tabel. Daarbij wordt in de gemeente Nijmegen uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
conform de werkwijze van het CROW wordt ten eerste gekeken naar de stedelijkheidsgraad van de gemeente. Op basis van de CBS-cijfers van de omgevingsadressendichtheid valt Nijmegen in de klasse "stedelijk gebied"; ten tweede wordt de stad onderverdeeld in verschillende stedelijke zones. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar: centrumgebieden (1), schil/overloopgebieden (2) en rest bebouwde kom (3). Onder de centrumgebieden vallen de binnenstad, Brabantse Poort, Heyendaal, Winkelsteeg en centrum Waalspronggebied. In de regel heeft iedere centrumzone een schil/overloopgebied. Onder rest bebouwde kom vallen alle overige gebieden, niet zijnde centrum- en schil/overloopgebieden. Wat betreft Winkelsteeg en Citadel Waalsprong dienen de grenzen nog vastgelegd te worden (zie kaart stedelijke zones); in de parkeerkencijfers wordt een onderscheid gemaakt in vaste parkeerbehoefte (privé) en publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar). De vormgeving en toegang van parkeerplaatsen moet hierop aansluiten; 2 voor studio's (zelfstandige wooneenheden <50 m ) en seniorenwoningen gelden dezelfde normen als voor goedkope woningen; in afwijking van de CROW normen geldt voor studentenhuisvesting de norm van 0,2 parkeerplaats per eenheid. Deze norm is alleen geldig voor ontwikkelaars die voldoen aan de Campuswet en statutair hebben vastgelegd alleen voor studenten te bouwen. Voor bouwplannen voor studentenhuisvesting die gerealiseerd worden door ontwikkelaars die niet aan de vorengenoemde voorwaarden voldoen, geldt een norm van 0,4 parkeerplaats per eenheid; voor centrumgebieden (1) geldt ten aanzien van wonen boven winkels dat als er geen verandering in het feitelijk aantal m2 bruto woonvloeroppervlak (m2) optreedt, de parkeernorm gesteld is op nul. Er hoeft dan niet te worden voldaan aan de parkeernormen. Als er wel een uitbreiding van het aantal m2 bvo's plaatsvindt, dan gelden de parkeernormen wel; in het centrumgebied van de binnenstad wordt voor nieuwe functies alleen de vaste parkeerbehoefte (privé) berekend. De publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar) wordt in dit deel van de stad opgelost in de openbaar toegankelijke parkeergarages; per functie wordt een minimum en een maximum parkeerbehoefte aangegeven. Dit is de bandbreedte. Voor het bepalen van de gemeentelijke parkeernorm bij een bouwplan wordt standaard uitgegaan van de gemiddelde parkeerbehoefte. De bandbreedte wordt gebruikt bij de beoordeling van aanvragen die afwijken van de gemiddelde parkeerbehoefte. In specifieke gevallen kan er met een omgevingsvergunning beargumenteerd worden afgeweken van het gemiddelde; bij bouwplannen met meerdere verschillende functies wordt voor het bepalen van de gemeentelijke parkeereis een parkeerbalans opgesteld conform de voorgeschreven methode van het CROW.
179
kaart: stedelijke zones
180
181
tabel: parkeernormen Stedelijke zone
Centrum Min Max 1,3 1,5 1,2 1,4 1,1 1,2
Woning duur Woning midden Woning goedkoop/ studio's/seniorenwoningen Serviceflat/aanleunwoning 0,3 Kamer verhuur 0,2 Binnensteden/hoofdwinkel2,5 gebieden Stadsdeelcentra Wijk-, buurt- en dorpscentra, 2,5 supermarkt Bouwmarkt/tuincentrum/kring- loopwinkel (Week)markt 0,15 (Commerciële) 1,5 dienstverlening (kantoren met baliefunctie) Kantoren (kantoren zonder 0,8 baliefunctie) Arbeidsextensieve/ 0,4 bezoekersextensieve bedrijven Arbeidsintensieve/ 1,0 bezoekersextensieve bedrijven Showroom 0,6 Grootschalige detailhandel Bedrijfsverzamelgebouw 0,8 Café/bar/discotheek/cafetaria 4,0 Restaurant 8,0 Museum/bibliotheek 0,3 Bioscoop/theater/schouwburg 0,1 Jachthaven 0,5
Schil Min Max 1,5 1,7 1,4 1,6 1,2 1,4
Rest Min 1,7 1,6 1,3
Max 2,0 1,8 1,6
0,6 0,6 3,5
0,3 0,2 -
0,6 0,6 -
0,3 0,2 -
0,6 woning 0,6 kamer 100 m2 bvo
4,0
2,8 2,5
3,8 4,0
3,0 2,5
4,0 4,0
100 m2 bvo 100 m2 bvo
-
2,2
2,7
2,2
2,7
100 m2 bvo
eenheid1 woning woning woning
0,24 0,15 0,24 0,15 0,24 m kraam 2,0 2,0 2,5 2,5 3,0 100 m2 bvo
bezoek2 0,3 pw 0,3 pw 0,3 pw 0,3 pw 0,2 pw 85% 85% 85%
85% 20%
1,5
1,0
1,7
1,2
1,9
100 m2 bvo
5%
0,5
0,5
0,6
0,7
0,8
100 m2 bvo
5%
1,5
1,5
2,0
2,0
2,5
100 m2 bvo
5%
0,8 1,7 6,0 10,0 0,5 0,2 0,7
0,8 4,5 0,8 4,0 8,0 0,5 0,1 0,5
1,0 6,5 1,7 6,0 10,0 0,7 0,2 0,7
1,2 5,5 0,8 5,0 12,0 0,9 0,2 0,5
1,4 7,5 1,7 7,0 14,0 1,0 0,3 0,7
100 m2 bvo 100 m2 bvo 100 m2 bvo 100 m2 bvo 100 m2 bvo 100 m2 bvo zitplaats ligplaats
35% 85% 10% 90% 80% 95%
182
Sporthal (binnen) Sportveld (buiten) Dansstudio/sportschool Squashbanen Tennisbanen Golfbaan Bowlingbaan/biljartzaal Stadion Evenementenhal/beurs-/ congresgebouw Zwembad Themapark/pretpark
1,5 2,0 1,7 2,2 2,0 2,5 100 m2 bvo 13,0 27,0 13,0 27,0 13,0 27,0 ha. netto terrein 2,0 3,0 2,0 3,0 3,0 4,0 100 m2 bvo 1,0 2,0 1,0 2,0 1,0 2,0 baan 2,0 3,0 2,0 3,0 2,0 3,0 baan 6,0 8,0 hole 1,5 2,5 1,5 2,5 1,5 2,5 baan/tafel 0,04 0,2 0,04 0,2 0,04 0,2 zitplaats 3,0 5,0 4,0 7,0 5,0 10,0 100 m2 bvo 7,0
8,0
10,0 9,0
4,0 12,0 4,0
12,0 4,0
Overdekte speeltuin/hal 3,0 Manege Cultureel centrum/wijkgebouw 1,0 Ziekenhuis 1,5 Verpleeg/verzorgingstehuis 0,5 Arts/maatschap/kruisgebouw/ 1,5 therapeut Apotheek 1,7 Beroepsonderwijsdag (MBO, 20,0 ROC, WO, HBO) Beroepsonderwijsdag (MBO 5,0 ROC, WO, HBO) voorbereidend 0,5 beroepsonderwijsdag (VWO, HAVO, Vbo) Avondonderwijs 0,5 Basisonderwijs 0,5 Creche/peuterspeelzaal/ 0,6 kinderdagverblijf Hotel 0,5 Volkstuin Religiegebouw 0,1 Begraafplaats/crematorium 15,0
9,0
12,0 3,0 1,7 0,7 2,0
3,0 1,0 1,5 0,5 1,5
12,0 3,0 1,7 0,7 2,0
3,0 0,3 1,0 1,5 0,5 1,5
11,0 100 m2 opp. basin 12,0 ha. netto terrein 12,0 100 m2 bvo 0,5 box 3,0 100 m2 bvo 1,7 bed 0,7 wooneenheid 2,0 behandelkamer
95% 95% 95% 90% 90% 95% 95% 99% 99% 90% 99% 90% 90% 90% 60% 65%
2,7 1,7 2,7 1,7 2,7 100 m2 bvo 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 collegezaal 7,0
5,0
7,0
5,0
7,0
leslokaal
1,0
0,5
1,0
0,5
1,0
leslokaal
1,0 1,0 0,8
0,5 0,5 0,6
1,0 1,0 0,8
0,5 0,5 0,6
1,0 1,0 0,8
student leslokaal arbeidsplaats
1,5 0,2 30,0
0,5 0,1 15,0
1,5 0,2 30,0
0,5 0,3 0,1 15,0
1,5 0,3 0,2 30,0
kamer perceel zitplaats gelijktijdige begrafenis/ crematie
1
In de tabel is het aantal parkeerplaatsen per eenheid aangegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in het aantal parkeerplaatsen per woning, kamer, 100 m2 bruto vloeroppervlak, meter kraam, zitplaats, ligplaats, ha. netto terrein, baan, hole, baan/tafel, 100 m2 opp. bassin, box, bed, wooneenheid, behandelkamer, collegezaal, leslokaal, student, arbeidsplaats, perceel of gelijktijdige begrafenis/crematie. 2
Het “aandeel bezoekers” staat voor het percentage of het aantal bezoekers waarmee in het kencijfer rekening is gehouden. Het weergegeven kencijfer is dus inclusief bezoekersparkeren.
183
Inspraaknota in het kader van bestemmingsplan (Wro) Voorontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom
Gemeente Nijmegen Afdeling Stadsontwikkeling januari 2012
1
Inleiding Het voorontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom heeft in de periode van 31 maart tot en met 27 april 2011 ter inzage gelegen. Er zijn 6 overlegreacties binnengekomen. De overlegreacties zijn verwerkt in deze nota. De overlegreacties hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De binnengekomen overlegreacties zijn samengevat en van een reactie voorzien. Als onderdelen van de overlegreactie niet expliciet worden genoemd, wil dit niet zeggen dat deze niet bij de beoordeling zouden zijn betrokken. De reacties zijn allen in hun geheel beoordeeld.
2
Overzicht instanties 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Gemeente Ubbergen, Postbus 201, 6573 ZJ Beek-Ubbergen Kamer van Koophandel, Kronenburgersingel 525, 6831 GM Arnhem Provincie Gelderland, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem Gemeente Lingewaard, Postbus 15, 6680 AA Bemmel Waterschap Rivierenland, Postbus 599, 4000 AN Tiel VROM Inspectie, Postbus 16191, 2500 BD Den Haag
3
1. Ambtshalve opmerkingen vooraf Het voorontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom heeft in de periode van 31 maart tot en met 27 april 2011 vier weken ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de inspraakreacties en de reacties van de wettelijke overleginstanties, heeft de gemeente het bestemmingsplan opnieuw tegen het licht gehouden. Dit heeft ertoe geleid dat een beeldkwaliteitsplan voor het gebied ten zuiden van de Ooysedijk en ten noorden van de Ubbergseweg is opgesteld. Aan de hand van dit beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd, kunnen de initiatieven die in dit deel van het plangebied ontwikkeld zijn, worden getoetst. Op deze manier worden de landschappelijke kwaliteiten van het gebied beschermd en versterkt. In het voorontwerp-bestemmingsplan was aan sommige gronden aan de noordzijde van de Ooysedijk de bestemming Gemengd gegeven. Dit betreffen gronden waarop voorheen bedrijven actief waren. De bedrijfsactiviteiten op deze gronden zijn al lange tijd beëindigd; wat resteert zijn de voormalige bedrijfspanden die nu voor allerlei andere doeleinden worden gebruikt. Binnen de bestemming Gemengd is onder andere woningbouw en in beperkte mate horeca toegestaan. Op dit moment zijn er echter nog geen uitgewerkte herontwikkelingplannen (bijvoorbeeld voor woningbouw) en is dus ook de ruimtelijke aanvaarbaarheid daarvan op dit moment nog niet onderzocht. Ook de financiële aspecten van deze ontwikkelingen (het verhalen van kosten op grond van de Wet ruimtelijke ordening) is nog niet geregeld. Vandaar dat in het ontwerp-bestemmingsplan op deze gronden de regeling uit het vorige bestemmingsplan is gelegd. De visie van de gemeente op het totale plangebied, inclusief de gronden aan de Ooysedijk, is niet veranderd. Deze visie is - kort gezegd - dat voor de Ooyse Schependom vooral de contrasten het waardevolle karakter van het landschap bepalen. Ook de directe toegang van het stadscentrum naar de polder is uniek voor Nederland en vormt een belangrijke kwaliteit. De huidige balans tussen stad en polder is kwetsbaar. De bebouwing aan de Ooysedijk en Ubbergseweg vormt een kleine overgangszone van de stad naar het buitengebied, die zich kenmerkt door een organisch gegroeide setting met bijzondere gebouwen. De bebouwing in combinatie met de natuurlijke uiterwaarden en agrarische polder geeft de charme aan de Ooyse Schependom. Vanwege het groene en open karakter van de Ooijpolder en het kwetsbare evenwicht tussen stad en polder wil de gemeente zeer terughoudend omgaan met nieuwe bebouwing en het toevoegen van ruimtelijke elementen. Omdat kleine ingrepen al grote effecten kunnen hebben in dit gebied, moeten nieuwe ontwikkelingen zorgvuldig worden ingepast in het landschap. In de toelichting van het bestemmingsplan is de volledige visie beschreven. De gemeente laat het initiatief tot herontwikkeling van de gronden aan de Ooysedijk aan derden (grondeigenaren en ontwikkelaars). Nadat een initiatief bij de gemeente is binnengekomen, zal de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het initiatief worden beoordeeld en zal een anterieure overeenkomst worden gesloten. Door middel van een postzegelbestemmingsplan zal de ruimtelijke ontwikkeling planologisch worden mogelijk gemaakt.
4
2. Samenvatting overlegreacties en reactie gemeente 1. Gemeente Ubbergen, Postbus 201,6573 ZJ Beek-Ubbergen Samenvatting reactie 1. Gemeente Ubbergen constateert dat voor de biologische boerderij aan de Dijkgraaf van Wijckweg op de verbeelding geen bouwvlak is vastgelegd. In combinatie met de regels “Agrarisch met waarden – Landschap” leidt dit ertoe, dat iedere agrariër met grond binnen het vlak van deze bestemming 50 m2 aan bebouwing mag oprichten. Met het oog op het behoud van de openheid van het gebied is dit ongewenst. 2. In het bestemmingsplan is een zoekgebied aangegeven voor een camping en/of camperplaats. Met het oog op het behoud van de openheid en met het oog op de verkeersaantrekkende werking van zo’n activiteit is de gemeente Ubbergen geen voorstander van de komst van een camping en/of camperplaats.
3. Gemeente Ubbergen heeft het ontwerp structuurvisie Buitengewoon Ubbergen 2020 ter inzage liggen. In het ontwerp heeft de gemeente aangegeven op verschillende plaatsen Toeristische Overstappunten tot stand te willen brengen. Hier kunnen bezoekers van het gebied hun auto neerzetten en overstappen op ander vervoer (wandelen, fietsen, zonnetrein, e.d.). Om de verkeersdruk op de dijken te verminderen verzoekt de Gemeente Ubbergen u om bij het Hollands-Duits gemaal ook een overstappunt te maken.
Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
5
Reactie 1. De planregels zijn aangescherpt door daarin op te nemen dat op de gronden met de bestemming “Agrarisch met waarden – Landschap” in totaal maximaal 2 veldschuren of schuilgelegenheden mogen worden gebouwd met een maximum oppervlakte van 50 m2 per gebouw en per bedrijf.
2. De opmerking in de plantoelichting moet zo gelezen worden, dat in het onderzoek naar een camping en/of camperplaats in de gemeente Nijmegen, ook de Ooyse Schependom betrokken wordt. Op de verbeelding is het plangebied of een deel daarvan in juridische zin niet als zoekgebied aangeduid. Inmiddels is bekend geworden dat de camping en/of camperparkeerplaats niet in de Ooijpolder zal worden gerealiseerd. De desbetreffende passage in de plantoelichting zal in deze zin worden aangevuld. 3. Vanwege het groene en open karakter, de cultuurhistorische waarden en het kwetsbare evenwicht tussen stad en polder gaat de gemeente Nijmegen in het gebied de Ooyse Schependom zeer terughoudend om met nieuwe bebouwing en het toevoegen van ruimtelijke elementen, waaronder het inrichten van parkeerterreinen. Om die reden is een zogenaamd Toeristisch Overstappunt (TOP) bij het Hollans-Duits gemaal niet gewenst. In de directe nabijheid van het gebied is bovendien voldoende parkeergelegenheid beschikbaar, zoals in de parkeergarage Kelfkensbos.
2. Kamer van Koophandel, Postbus 9292, 6800 KZ Arnhem Samenvatting reactie 1. De Kamer van Koophandel wil dat voor een goed inzicht in de economische activiteiten in het plangebied, in de plantoelichting een lijst wordt opgenomen met daarin een overzicht van alle aanwezige bedrijven en hun uitbreidingsmogelijkheden.
2. De Kamer van Koophandel merkt op dat het niet toestaan van aan huis verbonden beroeps- en of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen tot een belemmering van de economische activiteiten leidt. De Kamer van Koophandel verzoekt deze regel te laten vervallen.
Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6
Reactie 1. Overeenkomstig de reactie van de Kamer van Koophandel is in de plantoelichting het overzicht van bedrijven in het plangebied uitgebreid. Nu zijn ook bedrijven genoemd die niet milieuvergunningplichtig, die niet onder het Activiteitenbesluit vallen en die ook niet meldingsplichtig zijn. 2. Op grond van de algemene regel “Aan huis verbonden beroepsen bedrijfsactiviteiten” zijn in woningen alsmede in aan- en uitbouwen onder voorwaarden andere functies toegestaan in de vorm van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan in (vrijstaande) bijgebouwen. Het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit is dan immers niet meer direct gerelateerd aan de woning. Een dergelijke functieverandering kan ingevolge vaste jurisprudentie uitsluitend worden bewerkstelligd middels een wijziging of herziening van het bestemmingsplan (uitspraak ABRS 06/04/2005, 200404674/1). In de regels is onder de begrippen gedefiniëerd wat onder aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten moet worden verstaan.
3. Provincie Gelderland, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem Samenvatting reactie
Reactie
1. De Provincie merkt op dat het bestemmingsplan deels is gelegen in een gebied dat op grond van de provinciale structuurvisie Streekplan Gelderland 2005 is aangemerkt als Waardevol Open gebied. In het bestemmingsplan heeft geen goede vertaling plaatsgevonden van dit provinciale beleid.
2. De provincie stelt dat in artikel 3.2 en 4.2, waaronder 4.2.2., bouwmogelijkheden zijn opgenomen. De locaties van de bouwmogelijkheden zijn gelegen in zowel Waardevol Open gebied als in Weidevogelgebied. Tevens is de bestemminsplanomschrijving in artikel 4.1, onder b, niet in te passen in een weidevogelgebied en in de waardevolle openheid. De bestemmingen en mogelijke bebouwing is in strijd met de provinciale Structuurvisie en Ruimtelijke Verordening Gelderland.
7
1. In verband met het beschermen en versterken van de Ooyse Schependom als Waardevol Open Gebied, is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan vormt toetsingskader bij een omgevingsvergunning voor bouwen en voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. In het beeldkwaliteitsplan zijn inrichtingseisen voor het gebied en beeldeisen voor de bebouwing opgenomen. Het ontwerpbeeldkwaliteitsplan wordt tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Verder zijn de gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschap’ en met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap 1’ bestemd voor het behoud en/of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen landschapswaarden, die vooral bestaat uit de openheid van het landschap. Werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover de landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad. 2. Zie onder 1. Verder is door de Gemeenteraad van Nijmegen aan het College van Gedeputeerde Staten verzocht ontheffing te verlenen van de Provinciale Verordening, voor zover het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt bebouwing op te richten buiten de contour bestaand bebouwd gebied en de woningbouwcontour Stadsregio Arnhem-Nijmegen. De gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschap 1’ zijn, gelet op het feitelijke gebruik van de gronden, niet van waarde voor weidevogels. De bouwmogelijkheden op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschap’ zijn zeer beperkt: in het ontwerp-bestemmingsplan zijn op de gronden met deze bestemming in totaal twee veldschuren of schuilgelegenheden toegestaan met een maximale oppervlakte 2 van 50 m per veldschuur of schuilgelegenheid. Bovendien bood het oude bestemmingsplan ook de mogelijkheid veldschuren en schuilgelegenheden te realiseren.
3. In artikel 3.3 en 4.3 is geen verbod opgenomen voor het scheuren van gransland hetgeen essentieel is voor weidevogelgebieden. Wij verzoeken u dit alsnog op te nemen.
4. Een deel van de bestemming “Groen” is gelegen in waardevol open gebied en weidevogelgebied. De provincie is van mening dat voor die gebieden het bepaalde in artikel 8, onder c en d niet van toepassing kan zijn indien daardoor de openheid of het weidevogelgebied wordt aangetast. 5. Voor de bestaande bebouwing op de gronden met de bestemmingen Wonen, Bedrijf en Gemengd, voor zover gelegen in de uiterwaarden, dient inzichtelijk te worden gemaakt hoeveel bebouwing aanwezig is. Dit in het kader van de Beleidslijn Grote Rivieren. 6. Op de gronden met de bestemming Bedrijf achter Ooysedijk 71 t/m 77 wordt buitenopslag tot 5 meter hoog toegestaan. Dit gebied is gelegen in EHS en Vogel- en Habitatrichtlijn (ongeveer 1/3 deel) en voor het overige grenst het perceel aan twee zijden aan deze gebieden. Bij hoog water zal dit gebied overstromen. Opslag mag daarom niet plaatsvinden op dit perceel in dit gebied. 7. Op de verbeelding is het Hollandsch-Duitsch Gemaal bestemd tot Water. De provincie vraagt zich af of dit niet een bedrijfsbestemming zou moeten zijn, zoals ook voor de parkeerplaats en opslagplaats voor drijvend vuil ernaast, langs Het Meertje, het geval is. 8. De Provincie vraagt zich ook af of de bestemming ‘Wonen’ van de Ooysedijk 3 niet te ver doorloopt langs de Ubbergseweg. Dat terrein lijkt toe te behoren bij het Hollandsch-Duitsch Gemaal, en zou dan een bedrijfstemming moeten krijgen.
Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
8
3. Het scheuren van grasland is in het bestemmingsplan pas mogelijk, nadat daarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden is verleend. In het vorige bestemmingsplan was het scheuren van grasland direct mogelijk. Wat dat betreft biedt dit bestemmingsplan meer waarborgen als het gaat om het in stand houden van grasland. Een deel van de gronden in de polder is bovendien reeds lange tijd in gebruik als akkerbouwgebied. In die zin is de waarde van het gebied voor weidevogels betrekkelijk. 4. Naar aanleiding van de reactie is in het plan de bestemming Groen – 2 ingebracht die niet voorziet in de voorzieningen waartegen de provincie ageert.
5. De gevraagde gegevens zijn opgenomen in de plantoelichting.
6. Naar aanleiding van deze reactie en gelet op de feitelijke situatie, is de bestemming Bedrijf van dit perceel verwijderd. Het perceel behoort tot de woning aan de Ooysedijk 67 en heeft daarom nu de bestemming Wonen gekregen, zonder bouwvlak.
7. De bestemmingsregeling van het Hollandsch-Duitsch Gemaal is aangepast: aan het gemaal en direct aangrenzende gronden is de bestemming Bedrijf – Nutsvoorziening toegekend. 8. De bestemmingen van de gronden in de directe omgeving van de woning aan de Ooysedijk 3 zijn aangepast aan het feitelijke gebruik.
4. Gemeente Lingewaard, Postbus 15, 6680 AA Bemmel Samenvatting reactie 1. Het voorontwerp-bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen vanuit de Gemeente Lingewaard.
Reactie 1. De reactie van de Gemeente Lingewaard wordt voor kennisgeving aangenomen.
Conclusie: Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
5. Waterschap Rivierenland, Postbus 599, 4000 AN Tiel Samenvatting reactie 1. De dubbelbestemming “Waterstaat-Waterkering” is niet correct weergegeven op de verbeelding. Het waterschap verzoekt de zonering (kern- en beschermingszone waterkering) aan te passen aan de werkelijke situatie. 2. Het Hollands-Duitsch gemaal met directe (werk)omgeving heeft nog niet de juiste bestemming (Tuin, Wonen, Groen en BedrijfsNutsvoorziening). 3. In het plangebied ligt een rioolwatertransportleiding die nog niet is opgenomen op de verbeelding en in de regels. Deze dient alsnog opgenomen te worden.
Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
9
Reactie 1. Overeenkomstig de reactie van het Waterschap is de dubbelbestemming “Waterstaat-Waterkering” op de verbeelding aangepast. 2. Overeenkomstig de reactie van het Waterschap zijn de bestemmingen van het Hollands-Duitsch gemaal en van de woning en bijbehorende gronden aan de Ubbergseweg aangepast aan de feitelijke situatie. 3. Overeenkomstig de reactie van het Waterschap is de rioolwatertransportleiding opgenomen op de verbeelding en in de regels.
6. VROM-Inspectie, Postbus 16191, 2500 BD Den Haag Samenvatting reactie 1. Op pagina 28 van de toelichting is aangegeven dat de Waterwet een achttal bestaande wetten integreert en moderniseert. Een van die wetten is de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken voor zover het de ‘natte/water’ onderdelen van die wet betreft. Alleen die onderdelen die betrekking hebben op het wegennet zijn niet ingetrokken. Waar Rijkswaterstaat voorheen in het rivierbed vergunningen verleende op grond van de Wbr, doet zij dat nu op grond van de Waterwet en de daaruit voortgekomen besluiten. Dit betekent dat zowel het Waterschap (waterkering) als Rijkswaterstaat (hoogwaterafvoer/waterkwaliteit/rivierbeheer) haar belangen toetst op grond van de Waterwet. In de wet zelf is geregeld wie in voorkomende gevallen de Watervergunning voor een activiteit verleent, daarbij geadviseerd door het andere bevoegde gezag. De VROM-inspectie verzoekt de tekst onder paragraaf 2.14.6 overeenkomstig het vorenstaande aan te passen.
2. Tevens dienen de pagina’s 27 en 46, als daar gesproken wordt over de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, aangepast te worden in Waterwet. 3. Op pagina 74 ontbreekt de eerste pagina van de Stedenbouwkundige matrix. Deze dient alsnog opgenomen te worden. 4. In paragraaf 5.4.3 van de toelichting, vervoer van gevaarlijke stoffen, geeft u aan dat er twee gasleidingen in en langs het gebied lopen. Op de verbeelding staat er één. Deze is conform de Risicokaart. De verbeelding en toelichting dient op elkaar afgestemd te worden. Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
10
Reactie 1. De tekst in de toelichting is overeenkomstig de opmerkingen van de VROM-Inspectie als volgt aangepast: Op 22 september 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet integreert en moderniseert een achttal bestaande wetten en regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet maakt de taken en bevoegdheden van de verschillende overheden (Waterschap, Rijkswaterstaat, provincie en gemeente) duidelijk. Met de Waterwet is tenslotte een vergunning aanvragen gemakkelijker geworden. Er hoeven geen afzonderlijke vergunningen meer te worden aangevraagd op basis van verschillende wetten, maar nog slechts één watervergunning. In de wet zelf is geregeld wie in voorkomende gevallen de Watervergunning voor een activiteit verleent, daarbij geadviseerd door het andere bevoegde gezag. Eén van die wetten, die de Waterwet samenvoegt is de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) voor zover het de ‘natte/ water’ onderdelen van die wet betreft. Waar Rijkswaterstaat voorheen in het rivierbed vergunningen verleende op grond van de Wbr, doet zij dat nu op grond van de Waterwet en de daaruit voortgekomen besluiten. Dit betekent dat zowel het Waterschap (waterkering) als Rijkswaterstaat (hoogwaterafvoer/waterkwaliteit/ rivierbeheer) haar belangen toetst op grond van de Waterwet. 2. De voorgestelde aanpassingen zijn doorgevoerd.
3. De ontbrekende pagina is opgenomen.
4. De verbeelding en de plantoelichting zijn op elkaar afgestemd: in de plantoelichting wordt, conform de feitelijke situatie, nog slechts over één gasleiding gesproken.
Inspraaknota in het kader van het bestemmingsplan (Wro) Voorontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom
Gemeente Nijmegen Afdeling Stadsontwikkeling januari 2012
1
Inleiding Het voorontwerpbestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom heeft in de periode van 31 maart tot en met 27 april 2011 vier weken ter inzage gelegen. Er zijn 15 inspraakreacties binnengekomen. De inspraakreacties zijn verwerkt in deze notitie. De inspraakreacties hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De binnengekomen inspraakreacties zijn samengevat en van een reactie voorzien. Als onderdelen van de inspraakreactie niet expliciet worden genoemd, wil dit niet zeggen dat deze niet bij de beoordeling zijn betrokken. De inspraakreacties zijn allen in hun geheel beoordeeld.
2
Overzicht insprekers 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Eigenaar/bewoner, Erlecomsedam 4, 6576 JW Ooij Orga architect, Javastraat 79, 6524 LX Nijmegen eigenaar/bewoner, Ubbergseweg 58, 6522 KJ Nijmegen Nijmeegs aannemersbedrijf H.J. Giesbertz bv, Ubbergseweg 64-66, 6522 KJ Nijmegen Firma Koekoek VOF, Ridderstraat 8, 6511 TM Nijmegen De Mul Zegger advocaten en notarissen, Postbus 1008, 6501 BA Nijmegen Eigenaar/bewoner, Ooyse sluispad 5, 6522 KW Nijmegen Eigenaar/bewoner, Burghardt van de Bergstraat 120, 6512 DR Nijmegen Eigenaar/bewoner, Ooysedijk 9, 6522 KT Nijmegen Eigenaar/bewoner, Ubbergseweg 34, 6522 KJ Nijmegen Eigenaar/bewoner, Ooysedijk 55, 6522 KV Nijmegen Eigenaar/bewoner, Ubbergseweg 104,106, 6522 KL Nijmegen Landwaard, Postbus 205, 6700 AE Wageningen IMAVO Beheer BV, Ubbergse Holleweg 16, 6574 AS Ubbergen Eigenaar/bewoner, Ooysedijk 15, 6522 KT Nijmegen
3
1. Ambtshalve opmerkingen vooraf Het voorontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom heeft in de periode van 31 maart tot en met 27 april 2011 vier weken ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de inspraakreacties en de reacties van de wettelijke overleginstanties, heeft de gemeente het bestemmingsplan opnieuw tegen het licht gehouden. Dit heeft ertoe geleid dat een beeldkwaliteitsplan voor het gebied ten zuiden van de Ooysedijk en ten noorden van de Ubbergseweg is opgesteld. Aan de hand van dit beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd, kunnen de initiatieven in dit deel van het plangebied op beeldkwaliteit worden getoetst. Op deze manier worden de landschappelijke kwaliteiten van het gebied beschermd en versterkt. In het voorontwerp-bestemmingsplan was aan sommige gronden aan de noordzijde van de Ooysedijk de bestemming Gemengd gegeven. Dit betreffen gronden waarop voorheen bedrijven actief waren. De bedrijfsactiviteiten op deze gronden zijn al lange tijd beëindigd; wat resteert zijn de voormalige bedrijfspanden die nu voor andere doeleinden worden gebruikt. Binnen de bestemming Gemengd is onder andere woningbouw en in beperkte mate horeca toegestaan. Op dit moment zijn er echter nog geen uitgewerkte herontwikkelingplannen (bijvoorbeeld voor woningbouw) en is dus ook de ruimtelijke aanvaarbaarheid daarvan op dit moment nog niet onderzocht. Ook de financiële aspecten van deze ontwikkelingen (de verplichting voor de gemeente op basis van de Wet ruimtelijke ordening om de te maken kosten in verband met het initiatief te verhalen op de eigenaar van de grond) zijn nog niet geregeld. Vandaar dat in het ontwerp-bestemmingsplan op deze gronden de regeling uit het vorige bestemmingsplan is gelegd. De visie van de gemeente op het totale plangebied, inclusief de gronden aan de Ooysedijk, is niet veranderd. Uitgangspunt van deze visie is - kort gezegd dat de Ooyse Schependom een landschappelijk waardevol gebied is dat bescherming en versterking verdient. Vooral de contrasten bepalen het waardevolle karakter van het landschap. Ook de directe toegang van het stadscentrum naar de polder is uniek voor Nederland en vormt een belangrijke kwaliteit. De huidige balans tussen stad en polder is kwetsbaar. De bebouwing aan de Ooysedijk en Ubbergseweg vormt een kleine overgangszone van de stad naar het buitengebied, die zich kenmerkt door een organisch gegroeide setting met bijzondere gebouwen. De bebouwing in combinatie met de natuurlijke uiterwaarden en agrarische polder geeft de charme aan de Ooyse Schependom. Vanwege het groene en open karakter van de Ooijpolder en het kwetsbare evenwicht tussen stad en polder gaat de gemeente zeer terughoudend om met nieuwe bebouwing en het toevoegen van ruimtelijke elementen. Omdat kleine ingrepen al grote effecten kunnen hebben in dit gebied, moeten nieuwe ontwikkelingen zorgvuldig worden ingepast in het landschap. In de toelichting van het bestemmingsplan is de volledige visie beschreven. De gemeente laat het initiatief tot herontwikkeling van de gronden aan de Ooysedijk aan derden (grondeigenaren en ontwikkelaars). Nadat een initiatief bij de gemeente is binnengekomen, zal de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het initiatief worden beoordeeld en zal een exploitatieovereenkomst worden gesloten. Door middel van een postzegelbestemmingsplan kan de ruimtelijke ontwikkeling planologisch mogelijk worden gemaakt.
4
2. Samenvatting inspraakreacties en reactie gemeente 1. Eigenaar/bewoner Erlecomsedam 4, 6576 JW Ooij Samenvatting inspraakreactie 1. Inspreker stelt dat de Ooijpolder bekend staat om zijn waardevolle natuur en karakteristieke sfeer. De Ooijpolder is een beschermd natuurgebied op basis van de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn. Inspreker is tegen de voorgestelde plannen om in het plangebied extra horecagelegenheden te herinrichten. De komst van extra horecagelegenheden is volgens inspreker in strijd met de beginselen van Natura 2000 en het tast de Ooijpolder aan.
5
Reactie 1. Het buitendijkse deel van de Ooyse Schependom, m.u.v. de bestaande bebouwingsstructuren, en het wateroppervlak van ’t Meertje zijn begrensd als Natura 2000-gebied. Zowel de Vogelals Habitatrichtlijn zijn hier van toepassing. De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Deze wet heeft tot doel gebieden met specifieke soorten dieren, vogels en planten en habitats (leefgebieden) in gunstige staat van instandhouding te houden of brengen. Daarvoor zijn per Natura 2000-gebied in een aanwijzingsbesluit zogenaamde instandhoudingsdoelstellingen bepaald. Plannen en ingrepen in en in de nabijheid van Natura 2000-gebieden moeten worden beoordeeld op mogelijk negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen. Grootschalige ontwikkelingen zijn in en aan de rand van deze gebieden dus in principe niet mogelijk. In het ontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom wordt nieuwvestiging van lichte horeca niet meer mogelijk gemaakt. Bovendien is er naar aanleiding van inspraakreacties nu voor gekozen om in de visie voor het gebied ruimte te zien voor maximaal twee horeca-eenheden met een totale omvang van circa 2 250 m . Het gaat om horeca uit de categorieën 1a en 1b, inclusief een café, zoals genoemd in bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten in de planregels. Deze horeca-gelegenheden worden echter niet in het ontwerp-bestemmingsplan mogelijk gemaakt, maar zullen te zijner tijd, als zich een concreet initiatief aandient, door middel van een postzegelbestemmingsplan mogelijk gemaakt kunnen worden. De reeds bestaande horeca-mogelijkheid op het perceel aan de Ooysedijk 21-23 blijft overigens wel in het plan gehandhaafd. Dit
2. Inspreker stelt dat de bezoekers van de nieuwe horecagelegenheden een grotere belasting opleveren voor de natuur en het stiltegebied.
2. Zie onder 1.
3. De nieuwe horecapanden doen afbreuk aan het karakter van de polder, namelijk rust en ruimte voor mens en dier. Grote aantallen horeca of bedrijvigheid of grootschaligheid past niet in de polder.
3. Zie onder 1.
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2. Orga architecten namens BSO Struin, Javastraat 79, 6524 LX Nijmegen Samenvatting inspraakreactie
Reactie
1. Gezien de locatie en de aard van Struin is de openheid van het landschap het belangrijkste landschappelijke aspect. Het toekomstige gebouw moet vloeiend in het landschap passen en de openheid en de groene omgeving ondersteunen. De genoemde nokhoogte is te hoog om de openheid te kunnen behouden en daardoor niet passend bij de landschappelijke inpassing. Dit geldt voor alle bebouwing in de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap 1. 2. Binnen de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap 1 mag een totaal oppervlakte worden gerealiseerd van 100 m2 met een hoogte van 5 meter. Kortom, er kan een gebouw worden gerealiseerd met een volume tussen de 450 en 500 m3. Inspreker verzoekt om de hoogte aan te passsen naar 3,50 meter maar het volume te behouden. In dat geval kan er volstaan worden met een totaat te bebouwen oppervlak van 125 m2. Voordeel van het vergroten van het gebouw is dat er geen afzonderlijk bijgebouw hoeft te worden gerealiseerd waar de fietsen worden gestald, zodat dit de kwaliteit van het gebied niet aantast.
6
1. De openheid van het landschap is inderdaad een belangrijk landschappelijke aspect van de Ooyse Schependom. Dit is ook de reden waarom de gemeente een beeldkwaliteitsplan heeft opgesteld, dat dient als toetsingskader bij toekomstige bouwaanvragen. De nokhoogte van 5 meter hoeft landschappelijk geen probleem te zijn. Het gaat er vooral om het gebouw landschappelijk goed in te passen. 2. Zie onder 1. Een vergroting van de oppervlakte van het gebouw tot maximaal 125 m2 is niet aan de orde, omdat daardoor het bebouwde oppervlakte toeneemt in een gebied waar wij zeer terughoudend omgaan met het toevoegen van bebouwing. Bijgebouwen zijn niet toegestaan.
3. Artikel 4.1, lid b, dient aangevuld te worden met: natuurlijke speelhuisjes en een waterloop.
4. In het bestemmingsplan is niet opgenomen dat binnen de bestemming ondersteunende horeca is toegestaan. Ondersteunende horeca is echter nodig om bezoekers van het openbare natuurspeelterrein te voorzien van koffie/thee en een maaltijd. De ondersteunende horeca zou open moeten zijn tot 19.30 uur.
5. Inspreker verzoekt vooruitlopend op de bouw en ontwikkeling van het terrein gebruik te mogen maken van het terrein om daar met de kinderen te spelen, net als op andere braakliggende terreinen in de stad. Daarnaast ziet Struin graag de mogelijkheid om vanaf september 2011 alvast twee keten te plaatsen op het terrein. Indien dit te vroeg is in het proces dan in ieder geval voor 1 november ivm winterperiode.
3. Natuurlijke speelhuisjes worden niet toegestaan en zullen daarom niet worden opgenomen in de doeleindenomschrijving. In artikel 4.1, onder d is water als doeleind opgenomen. Het aanleggen van een waterloop is uitsluitend mogelijk nadat daarvoor een omgevingsverginning voor het uitvoeren van een werk is verleend. Een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als aan de in het bestemmingsplan genoemde voorwaarden wordt voldaan. 4. Ondersteunende horeca is volgens het bestemmingsplan (artikel 24.4) uitsluitend toegestaan in gebouwen die gebruikt mogen worden voor detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning, recreatie en/of sport. Daarvan is in het geval van inspreker geen sprake. Bovendien is in het geval van inspreker geen sprake van een openbaar natuurspeelterrein, maar van een terrein dat gebruikt mag worden ten behoeve van buitenschoolseopvang. Daarvoor is ondersteunende horeca niet nodig. 5. Dit betreffen verzoeken die niet opgevat kunnen worden als een reactie op het voorontwerp-bestemmingsplan. Het is dan ook niet mogelijk in het kader van deze inspraaknota inhoudelijk op de verzoeken van inspreker in te gaan.
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
3. Eigenaar/bewoner, Ubbergseweg 58, 6522 KJ Nijmegen Samenvatting inspraakreactie 1. Inspreker ziet de mogelijkheid om een brug te mogen bouwen over het Meertje graag geschrapt worden in het bestemmingsplan omdat het desbetreffende stuk van de Stadswaard nu nog relatief rustig en onaangetast is. Een permanente en directe uitloop vanaf de Waalkade zal dit karakter ernstig aantasten. Verrommeling met uitstraling ver in de Stadswaard zal het gevolg zijn. Visueel is de monding van het Meertje bijzonder en haast uniek te noemen voor een plek zo dicht bij een stadscentrum. Een belangrijk aspect daarbij is ook de
7
Reactie 1. Op 14 december 2010 hebben wij besloten, als onderdeel van het besluit over de mogelijke realisatie van het Natuurcentrum Rivieren in de Stratemakerstoren, mee te werken aan het in procedure brengen van een bestemmingsplanwijziging met als inspanningsverplichting om de realisatie van een voetgangersbrug bij het Meertje mogelijk te maken. Dit besluit staat niet ter discussie. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een oeverbinding voor voetgangers (voetgangersbrug) over het
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
4. H.J. Giesbertz B.V., Ubbergseweg 64-66, 6522 KJ Nijmegen Samenvatting inspraakreactie 1. Inspreker verzoekt de woonbestemming die aan een deel van zijn panden is toegekend te wijzigen in de bestemming Gemengd, omdat deze panden ook gebruikt worden ten dienste van het aannemersbedrijf.
Reactie 1. Gebleken is dat de bovenverdiepingen van de panden aan de Ubbergseweg 64 en 66 in gebruik zijn voor wonen en dat de begane grond in gebruik is als bedrijfsruimte van het aannemersbedrijf. Daarvoor is in 2004 bouwvergunning verleend. Gelet hierop zal, conform het verzoek van inspreker, de bestemming Wonen van de gronden aan de Ubbergseweg 64-66 gewijzigd worden in de bestemming Gemengd (met de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – aannemer’).
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
8
5. Firma Koekoek VOF, Ridderstraat 8, 6511 TM Nijmegen Samenvatting inspraakreactie 1. In het voorontwerpbestemmingsplan staat onder paragraaf 4.1.5 het initiatief vermeld van een biologische boerderij aan de Dijkgraaf van Wijckweg. Een aantal activiteiten staat daar abusievelijk vermeld. Deze inspraakreactie is bedoeld als correctie en verduidelijking van die paragraaf. Bovendien zijn de kadastrale kaarten die door de gemeente gebruikt worden ten aanzien van dit gebied verouderd. Inmiddels is het perceel gesplitst in twee delen, te weten perceel G37 en G38. 2. Om de biologische belevingstuin optimaal te laten functioneren is een aantal activiteiten noodzakelijk. De bouw van een schuilgelegenheid van 25 m2 is voldoende voor een optimale bedrijfsvoering. Groter is niet nodig en bovendien onwenselijk voor de landelijke omgeving. Inspreker geeft aan dat het gebouw buiten de zichtlijnen wordt geplaatst en ingepast zal worden in het landschap.
3. Inspreker wil graag een koepelkas van 43 m2 plaatsen omdat dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van een biologisch bedrijf. De kas is een voorwaarde voor het telen van tomaten en het geïsoleerd vermeerderen van diverse variëteiten. Om de gewassen ziektevrij te houden, is een kas onontbeerlijk. Biologische landbouw past prima binnen de duurzame visie die de gemeente heeft ontwikkeld ten aanzien van dit gebied.
9
Reactie 1. De ondergrond die is gebruikt op de beide kaartbladen van de verbeelding, is gebaseerd op de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN). Daarbij spelen kadastrale eigendommen geen rol. Ook bij het leggen van de bestemmingen (waarin het gebruik van en het bouwen op gronden is geregeld) spelen eigendomssituaties in beginsel geen rol.
2. Het voorontwerp-bestemmingsplan staat in artikel 3 de bouw van een veldschuur of een schuilgelegenheid toe ten behoeve van het agrarisch bedrijf met een maximum oppervlakte van 50 m2, mits aan de openheid van het gebied geen onevenredige afbreuk wordt gedaan. In het ontwerp-bestemmingsplan is deze bepaling in deze zin gewijzigd, dat nu op de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap in totaal twee veldschuren of schuilgelegenheden zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 50 m2 per veldschuur of schuilgelegenheid. Overigens is aan inspreker recent een omgevingsvergunning voor bouwen verleend voor de bouw van een schuilgelegenheid, zodat inmiddels aan zijn wens is voldaan. 3. Op 24 november 2010 heeft inspreker een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van een koepelkas met een bouwhoogte van 3,8 meter aan de Dijkgraaf van Wijckweg ongenummerd. Deze aanvraag is destijds getoetst aan het vigerend bestemmingsplan. Het resultaat van deze toets is dat de aanvraag niet voldoet aan het vigerend bestemmingsplan: in het gebied met de bestemming "Open agrarisch gebied" mogen uitsluitend andere bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter. Deze maximale bouwhoogte wordt ruimschoots overschreden. Onder bepaalde voorwaarden kunnen Burgemeester en Wethouders vrijstelling verlenen voor het oprichten van veldschuren, melkstallen en schuilgelegenheden. Een koepelkas valt niet binnen deze categorieën. De bouw van een koepelkas is (qua uitstraling) voorts niet passend in het gebied waar van oudsher, voor wat betreft de
4. Op termijn wordt de belevingstuin opengesteld om groepen te ontvangen voor educatie en voorlichting en zal er 5 maal per jaar op de tuin gekookt worden, teneinde de producten zo vers mogelijk te laten proeven en beleven.
4. Wij wijzen erop dat ingevolge artikel 3 van de regels de gronden mogen worden gebruikt voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf (met uitzondering van een intensieve veehouderij). De initiatieven die inspreker op zijn perceel wil ontplooien (inclusief bijbehorende voorzieningen) dienen binnen de regels van het bestemmingsplan te passen. Bedrijfsmatig koken en rondleiden van groepen past niet daar niet bij.
5. Inspreker geeft aan dat op eigen terrein 180 m2 verhard parkeeroppervlak wordt gerealiseerd voor bezoekers en voor eigen gebruik.
5. Het aanleggen van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverharding is volgens dit bestemmingsplan uitsluitend toegestaan nadat daarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk is verleend (artikel 3, lid 3.4). Daarvoor gelden stringente voorwaarden waaraan moet worden voldoen.
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6. De Mul Zegger advocaten en notarissen, postbus 1008, 6501 BA Nijmegen Samenvatting inspraakreactie 1. In het bestemmingsplan is de bunkerponton positief bestemd. Dat betekent dat de toegang tot het bunkerponton ook gewaarborgd moet zijn. De exploitatie van het bunkerponton wordt zonder een adequate toegangsweg ernstig bemoeilijkt. Inspreker verzoekt de vereiste toegangsweg op de plankaart in te tekenen.
Reactie 1. Het bunkerponton maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. De verwarring hierover is wellicht ontstaan doordat het aanvankelijk wel de bedoeling was het bunkerponton mee te nemen in dit bestemmingsplan (hierover is inspreker destijds door middel van een brief geïnformeerd). Later is besloten het bunkerponton (inclusief dat gedeelte van de Waal) niet mee te nemen in het bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom.
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
10
7. Eigenaar/bewoner, Ooyse Sluispad 5, 6522 KW Nijmegen Samenvatting inspraakreactie 1. Inspreker is tegen de uitbreiding van het aantal horecapanden. Door de mogelijkheid van horeca op te nemen zullen de panden die momenteel te koop staan onverkoopbaar worden.
2. De Ooijpolder is niet geschikt als zoeklocatie voor een camping en/of camperparkeerplaats.
11
Reactie 1. Het buitendijkse deel van de Ooyse Schependom, m.u.v. de bestaande bebouwingsstructuren, en het wateroppervlak van ’t Meertje zijn begrensd als Natura 2000-gebied. Zowel de Vogelals Habitatrichtlijn zijn hier van toepassing. De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Deze wet heeft tot doel gebieden met specifieke soorten dieren, vogels en planten en habitats (leefgebieden) in gunstige staat van instandhouding te houden of brengen. Daarvoor zijn per Natura 2000-gebied in een aanwijzingsbesluit zogenaamde instandhoudingsdoelstellingen bepaald. Plannen en ingrepen in en in de nabijheid van Natura 2000-gebieden moeten worden beoordeeld op mogelijk negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen. Grootschalige ontwikkelingen zijn in en aan de rand van deze gebieden dus in principe niet mogelijk. In het ontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom wordt nieuwvestiging van lichte horeca niet meer mogelijk gemaakt. Bovendien is er naar aanleiding van inspraakreacties nu voor gekozen om in de visie voor het gebied ruimte te zien voor maximaal twee horeca-eenheden met een totale omvang van circa 2 250 m . Het gaat om horeca uit de categorieën 1a en 1b, inclusief een café, zoals genoemd in bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten in de planregels). Deze horeca-gelegenheden worden echter niet in het ontwerp-bestemmingsplan mogelijk gemaakt, maar zullen te zijner tijd, als zich een concreet initiatief aandient, door middel van een postzegelbestemmingsplan mogelijk gemaakt kunnen worden. De reeds bestaande horeca-mogelijkheid op het perceel aan de Ooysedijk 21-23 blijft overigens wel in het plan gehandhaafd. Dit zijn bestaande rechten waaraan niet getornd wordt. 2. Het bestemmingsplan voorziet niet in een camping en/of camperparkeerplaats en ook niet in een zoekgebied voor deze functies. Inmiddels is bekend geworden dat de camping en/of camperparkeerplaats niet in de Ooijpolder zal worden gerealiseerd. De desbetreffende passage in de plantoelichting zal in deze zin worden aangevuld.
3. In het voorontwerpbestemmingsplan is geen rekening gehouden inrichtingsplan Buiten Ooy, Oude Waal en Stadswaard van Staatsbosbeheer. Het zou een goed plan zijn om de uitwatering van het Meertje om te leiden via de Lindenberghaven. Dit zou de verzanding van het Meertje tegengaan en mogelijkheden kunnen bieden voor een pontje in plaats van een voetgangersbrug.
3. Het voorontwerp-bestemmingsplan is, in het kader van het wettelijk vooroverleg, onder andere opgestuurd aan Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer beoordeelt of het bestemmingsplan op gespannen voet staat met initiatieven of voornemens die zij heeft in het gebied. Ons is op dit moment niet bekend dat dit laatste het geval is. Het is zo dat Staatsbosbeheer heeft aangegeven juist wél medewerking te willen verlenen aan een oeververbinding en heeft aangegeven bereid te zijn de oeververbinding mede te financieren. De bestemming Natuur die aan de gronden van Staatsbosbeheer is toegekend in het plan, staat bovendien water en waterhuishoudkundige voorzieningen toe, zodat er wat dat betreft enige ruimte wordt geboden aan herinrichting van het gebied (voor zover dit wenselijk en nodig is). Een andere uitwatering van het Meertje is iets dat door de waterbeheerder (Rijkswaterstaat) zou moeten worden aangegeven. De mogelijkheid van een pontje is onderzocht, maar niet haalbaar gebleken. Daarom is gekozen voor een vaste verbinding. De Provincie heeft aangegeven vanuit het project Waalweelde het voetgangersbruggetje interessant te vinden vanwege de relatie met het Waalpad (struinpad langs beide oevers, van Loevestein tot Lobith), dat zij wil aanleggen.
4. Inspreker verzoekt de gemeente om bij het overleg met Rijkswaterstaat de vraag mee te nemen om de tweede krib bij de monding in ere te herstellen. Dit zou leiden tot minder problemen (overlast, verzanding en afkalving) voor de liggende woonboten.
4. Het voorontwerp-bestemmingsplan is, in het kader van het wettelijk vooroverleg, onder andere opgestuurd aan Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat beoordeelt of het bestemmingsplan op gespannen voet staat met initiatieven of wensen die zij heeft in het gebied. Het bestemmingsplan staat aanleg van de bedoelde krib niet in de weg, nu aan de desbetreffende grond de bestemming Water is toegekend. Het staat inspreker vrij om zijn wens bij Rijkswaterstaat kenbaar te maken.
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. 8. Eigenaar/bewoner Burghardt van de Berghstraat 120, 6512 DR Nijmegen Samenvatting inspraakreactie
Reactie
12
1. Inspreker verzoekt om de aanduiding “Logies” te geven aan de ‘schuur’ achter de huizen van het gemaal.
1. Indien inspreker een concreet initiatief heeft, kan deze bij de gemeente worden ingediend waarop het initiatief op z’n eigen merites zal worden beoordeeld. Het zo maar opnemen van de aanduiding ‘logies’ of iets vergelijkbaars, is niet aan de orde. Wel is het eenvoudiger gemaakt om een Bed & Breakfast (B&B) te beginnen. In het bestemmingsplan is nu de mogelijkheid voor B&B (maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen) opgenomen. Inzet van genoemde schuur voor B&B is mogelijk binnen de in het bestemmingsplan gestelde voorwaarden.
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
9. Eigenaar/bewoner Ooysedijk 9, 6522 KT Nijmegen Samenvatting inspraakreactie 1. Inspreker wil de oorspronkelijke bestemmingen van het bestemmingsplan “Buitengebied”, gedeelten van de West-, Zuid- en Oostflank van het gemeentelijk grondgebied, terug op panden die gesitueerd zijn aan de Ooysedijk 5 t/m 13 en Ooysedijk 21 t/m 25. De nu gelegde bestemmingen zijn eerder beperkend dan verruimend in mogelijkheden.
2. Inspreker maakt bezwaar tegen de opmerking in de plantoelichting dat de “Polderkamer” sinds de jaren 80 leeg staat. Het pand is vanaf de eerste verdieping bewoond. 3. Inspreker maakt bezwaar tegen het feit dat de horecagelegenheid in de Polderkamer is gemaximeerd tot 80 m2.
4. Inspreker maakt bezwaar tegen de veranderde mogelijkheden van het gehele achtererf op genoemde percelen aan de Ooysedijk, inclusief het talud en het water. Het betreft een van oorsprong
13
Reactie 1. Zoals in paragraaf 1 Ambtshalve opmerkingen staat, was in het voorontwerp-bestemmingsplan aan sommige gronden aan de noordzijde van de Ooysedijk de bestemming Gemengd gegeven. Dit betroffen ook de gronden van inspreker. In het ontwerpbestemmingsplan is op deze gronden nu weer de regeling uit het vorige bestemmingsplan gelegd (met dien verstande dat de bestemmingsnaam is aangepast van ‘Ambachtelijk bedrijf’ naar ‘Bedrijf – 1’). De visie van de gemeente op het totale plangebied, inclusief de gronden aan de Ooysedijk, is overigens niet veranderd. 2. Met deze opmerking is bedoeld aan te geven dat de Polderkamer sinds de jaren tachtig niet als horeca-bedrijf in gebruik is. De plantoelichting zal op dit onderdeel verduidelijkt worden. 3. Gebleken is dat het vorige bestemmingsplan horeca toestond en dat door middel van een bouwvergunning uit 1987/1992 in totaal 150 m2 als horecagelegenheid gebruikt mag worden. In het bestemmingsplan is nu de horecagelegenheid in de Polderkamer gemaximeerd tot een oppervlakte van 150 m2. 4. Zoals vermeld onder 1, is in het ontwerp-bestemmingsplan de oude regeling weer opgenomen. Het kan zijn dat het terrein van inspreker van oorsprong een scheepswerventerrein is. Het vorige
5. Inspreker vraagt zich af, gelet op het voorbereidingsbesluit van 22 maart 2011, waar en hoe de ecologische verbindingszone in 2011 wordt aangelegd. 6. Er is volgens inspreker slecht geïnventariseerd op bedrijvigheid aan de Ooysedijk 5 t/m 13 en 21 t/m 25. Op nr. 25 is het antiekrestauratiebedrijf van Nostalgia gevestigd. Daar worden ook werkzaamheden verricht in verband met de restauratie van onder andere het Glashuis. Volgens inspreker mogen volgens het oude bestemmingsplan dergelijke werkzaamheden worden verricht.
7. Inspreker behoudt zich, op basis van het oude bestemmingsplan, het recht voor om het gehele terrein ambachtelijk te gebruiken, inclusief de bouw van het Havenhuis (en de Kogge). De bestemming Gemengd is een te zwakke basis voor vooruitgang en exploitatie. 8. Inspreker maakt bezwaar tegen de bestemming Tuin van het voorerf. De erfgrens van Ooysedijk nr. 5 tot achtererf (rondom tot Ooysedijk nr. 21) is niet duidelijk in beeld gebracht. Verder stelt inspreker dat in het verleden met het Polderdistrict is afgesproken dat ieder genummerd perceel een parkeerplaats kreeg.
9. Inspreker stelt dat in het “oude” bestemmingsplan sprake is van bedrijfswoningen. Deze zijn in het voorontwerp-bestemmingsplan te
14
5. Aangenomen wordt dat inspreker doelt op ons collegebesluit van 22 maart 2011. Daarin wordt niet gesproken over een ecologische verbindingszone. 6. De bedrijvenlijst in de plantoelichting is op basis van gemeentelijke informatiesystemen en op basis van een feitelijke inventarisatie van het gebied tot stand gekomen. Uit die gegevens blijkt niet dat op het adres Ooysedijk nr. 25 antiekrestauratiebedrijf Nostalgia is gevestigd. Ook geeft de feitelijke situatie ter plaatse geen aanleiding te denken dat in de loods een antiekrestauratiebedrijf is gevestigd. Zoals onder 1 is vermeld, is op de gronden van inspreker in het ontwerp-bestemmingsplan de oude regeling weer opgenomen. 7. Zie ons antwoord onder 1.
8. Uit de stedenbouwkundige systematiek die de gemeente hanteert bij het leggen van de bestemmingen, volgt dat gronden aan de voorzijde van woningen in principe de bestemming Tuin krijgen, ook als de gronden feitelijk niet als tuin in gebruik zijn. De bestemming Tuin staat in zeer beperkte mate bebouwing toe. Het klopt dat door de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen in combinatie met de daarbij behorende lijnen en aanduidingen op de verbeelding, de erfgrens op de verbeelding moeilijk terug te vinden is. In verband hiermee wijzen wij erop dat het digitale bestemmingsplan (dat te vinden is op www.ruimtelijkeplannen.nl) voor gaat ten opzichte van de papieren versie van het bestemmingsplan. De digitale versie is ook beter leesbaar dan de papieren versie. Over de afspraak met het Polderdistrict is ons niets bekend. Inspreker heeft bij haar reactie geen document bijgevoegd waaruit deze afspraak blijkt. Overigens zijn aan de Ooysedijk, aan de voorzijde van de woningen aan de Ooysedijk, circa 12 parkeerplaatsen in openbaar gebied aanwezig. 9. Zie onder 1. In het ontwerp-bestemmingsplan is aan de gronden van inspreker aan de Ooysedijk 5-13 de aanduiding
beperkt aangegeven. 10. Inspreker stelt dat het Natura 2000-gebied niet juist staat aangegeven. Volgens inspreker behoren het Meertje, de Haven en het boerenrijpad langs het Meertje niet tot het Natura 2000-gebied. Inspreker maakt er verder bezwaar tegen dat volgens het bestemmingsplan de Ooyse Poort begint bij de Ooysedijk. Volgens inspreker begint de natuur pas na de laatste bebouwing op de Ooysedijk. 11. Inspreker maakt bezwaar tegen het niet opnemen van de bestemming Haven.
12. Inspreker maakt bezwaar tegen de verruiming van het toegestane aantal m3 voor de woonboten. Dit geeft een te grote beperking in het gebruik van het water.
13. Inspreker stelt dat de vaargeul van het Meertje bevaarbaar moet blijven. Daarom moet de beoogde brug over het Meertje een ophaalbrug zijn met een minimale breedte van 9 meter.
14. Inspreker vindt dat de verplichting om op eigen terrein te parkeren ook moet gelden voor Struin en Koekoek. 15. Inspreker maakt bezwaar tegen het afsluiten van de Ooysedijk in de weekenden vanuit veiligheidsoverwegingen. Een 30 km/u-regime is
15
‘bedrijfswoning’ gegeven. Op deze grond staat de woning van inspreker. 10. De weergave van de begrenzing van het Natura 2000-gebied Gelderse Poort in het voorontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom (hoofdstuk 3.1.2 van het voorontwerp) komt één op één overeen met de kaart behorende bij het ontwerpaanwijzingsbesluit, zoals deze is gepubliceerd door de minister van LNV op 10 september 2008. Omdat de Natura 2000aanwijzing nog in procedure is, kan de begrenzing nog wijzigen op basis van daartegen ingediende inspraakreacties. 11. Zie onder 1. Het vorige bestemmingsplan kende niet de bestemming Haven, zodat deze bestemming ook nu niet aan de gronden van inspreker is toegekend. Feitelijk zijn er ook geen havenactiviteiten op de gronden van inspreker. 12. Het beleid van de gemeente is gericht op het handhaven van de woonboten in het Meertje. Daarbij past dat de woonboten ook enige uitbreidingsruimte wordt geboden met in acht name van weten regelgeving op het gebied van bijvoorbeeld brandveiligheid en water. Uitbreiding van de woonboten volgens de regels van het bestemmingsplan zal, anders dan inspreker stelt, niet leiden tot een grote beperking in het gebruik van het Meertje. Het bestemmingsplan voorziet ook niet in een toename van het aantal woonboten. 13. De precieze uitvoering van de voetgangersbrug over het Meertje is in het voorontwerp-bestemmingsplan niet vastgelegd. Daarvoor bestond over de uitvoering van de oeververbinding nog te veel onduidelijkheid. Inmiddels is bekend geworden dat het een voetgangersbrug wordt. De precieze uitvoering daarvan is ook thans nog niet bekend. In verband met de aanwezigheid van de woonboten in het Meertje, moet het mogelijk blijven om het Meertje gedurende een periode van het jaar in- en uit te varen ten behoeve van eventuele inspectie van de boten. De wijze waarop dit wordt gerealiseerd moet nog worden bepaald (vrije doorvaarhoogte dan wel deel demontabel). 14. De parkeerregels in artikel 25 gelden voor alle gronden in het plangebied. 15. Deze opmerking heeft geen betrekking op het voorontwerpbestemmingsplan, omdat het bestemmingsplan de afsluiting van
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. 10. Eigenaar/bewoner, Ubbergseweg 34, 6522 KJ Nijmegen Samenvatting inspraakreactie 1. Inspreker is het niet eens met de aanduiding “zoekgebied oeververbinding voor voetgangers’ Nadelen zijn: de verstoring van het landschap, runderen en paarden zullen niet overal meer grazen wat ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap. overlast in de vorm van nachtelijk lawaai en achtergelaten afval van grote groepen die het gebied gaan bezoeken. onevenredig zware verstedelijking wisselende waterstanden en het behoud van toegang van woonboten en schepen tot het Meertje zullen dure technische eisen stellen aan de constructie.
Reactie 1. Op 14 december 2010 heeft ons College besloten, als onderdeel van het besluit over de mogelijke realisatie van het Natuurcentrum Rivieren in de Stratemakerstoren, mee te werken aan het in procedure brengen van een bestemmingsplanwijziging met als inspanningsverplichting om de realisatie van een voetgangersbrug bij het Meertje mogelijk te maken. Dit besluit staat niet ter discussie. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een oeverbinding voor voetgangers over het Meertje, hoewel de precieze locatie van de verbinding nog niet is vastgelegd. Hierover zal in de loop van het bestemmingsplanproces meer duidelijkheid worden verkregen. Evenals inspreker, is ons college van mening dat (de monding van) het Meertje en de achterliggende Ooijpolder op zichzelf maar ook vanwege de nabij ligging van het stadscentrum bijzonder zijn. Met een oeververbinding voor voetgangers over het Meertje wordt duurzaam contact tussen het stadscentrum en natuur mogelijk gemaakt. De oeververbinding is uitsluitend bedoeld voor voetgangers; bromfietsers en fietsers zullen geen gebruik kunnen maken van de oeververbinding. In verband met de aanwezigheid van de woonboten in het Meertje, moet het mogelijk blijven om het Meertje gedurende een periode van het jaar in- en uit te varen ten behoeve van evt. inspectie van de boten. De wijze waarop dit wordt gerealiseerd moet nog worden bepaald (vrije doorvaarhoogte dan wel deel demontabel).
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
16
11. Eigenaar/bewoner, Ooysedijk 55, 6522 KV Nijmegen Samenvatting inspraakreactie 1. Inspreker heeft geen bezwaren tegen extra horeca, alleen dienen de parkeerplaatsen en de terrassen georiënteerd te zijn aan de dijkzijde om zo het natuurgebied aan de Waalzijde en aangrenzende tuinen van aanwonenden de rustieke natuurbeleving te laten behouden.
Reactie 1. In het ontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom wordt nieuwvestiging van lichte horeca niet meer mogelijk gemaakt. Bovendien is er naar aanleiding van inspraakreacties nu voor gekozen om in de visie voor het gebied ruimte te zien voor maximaal twee horeca-eenheden met een totale omvang van circa 250 m2. Het gaat om horeca uit de categorieën 1a en 1b, inclusief een café, zoals genoemd in bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten in de planregels. Deze horeca-gelegenheden worden echter niet in het ontwerp-bestemmingsplan mogelijk gemaakt, maar zullen te zijner tijd, als zich een concreet initiatief aandient, door middel van een postzegelbestemmingsplan mogelijk gemaakt kunnen worden. De reeds bestaande horecamogelijkheid op het perceel aan de Ooysedijk 21-23 blijft overigens wel in het plan gehandhaafd. Dit zijn bestaande rechten waaraan niet getornd wordt.
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan
12. Eigenaar/bewoner, Ubbergseweg 104,106, 6522 KL Nijmegen Samenvatting inspraakreactie 1. Inspreker dient een inspraakreactie in namens 86 medeondertekens tegen de mogelijkheid om extra horeca te vestigen in de Ooijpolder. De horeca zal leiden tot extra overlast in het kwetsbare Ooypoldergebied. Horeca zorgt voor meer autoverkeer. Horeca is reeds voldoende aanwezig op de Waalkade.
17
Reactie 1. In het ontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom wordt nieuwvestiging van lichte horeca niet meer mogelijk gemaakt. Bovendien is er naar aanleiding van inspraakreacties nu voor gekozen om in de visie voor het gebied ruimte te zien voor maximaal twee horeca-eenheden met een totale omvang van circa 250 m2. Het gaat om horeca uit de categorieën 1a en 1b, inclusief een café, zoals genoemd in bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten in de planregels). Deze horeca-gelegenheden worden echter niet in het ontwerp-bestemmingsplan mogelijk gemaakt, maar zullen te zijner tijd, als zich een concreet initiatief aandient, door middel van een postzegelbestemmingsplan mogelijk
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
13. Stichting Landwaard, Postbus 205, 6700 AE Wageningen Samenvatting inspraakreactie 1. Inspreker wil op de percelen, sectie G 29 en G 32 gedeeltelijk, een bouwmogelijkheid hebben van 100 m2 in plaats van de nu opgenomen 50 m2. Dit is nodig voor noodzakelijke voorzieningen zoals (opvanglokaal, toiletten en bergruimte) ten behoeve van de schooltuin.
Reactie 1. In verband met de waardevolle openheid van het landschap, is de maximale oppervlakte van de bebouwing op de percelen van inspreker beperkt tot 50 m2.
2. Het bestemmingsplan dient de mogelijkheid te bieden om het toegangspad te verharden, onder andere in verband met leerlingen die per fiets komen en in verband met leerlingen die afhankelijk zijn van een rolstoel.
2. Het aanleggen van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverharding is volgens dit bestemmingsplan uitsluitend toegestaan nadat daarvoor een omgevingsvergunning is verleend (artikel 3, lid 3.4). Daarbij moet worden voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.
3. Inspreker pleit voor een parkeerverbod bij de ingang bij de schooltuin bij het Hollands Duitsch Gemaal, omdat de toegang tot het perceel vaak geblokkeerd wordt door geparkeerde auto’s.
3. De verkeersmaatregel waar inspreker om verzoekt, is niet iets dat in of met een bestemmingsplan wordt geregeld.
4. Het perceel waarop de voormalige locomotievenloods staat, aan de Ooyse Sluispad 2-4, heeft de bestemming “Gemengd” gekregen. Inspreker wil de mogelijkheid krijgen om daar in de bestaande bebouwing een winkel (detailhandel) te beginnen voor het verkopen van regionale producten. Binnen het pand moet ook horeca mogelijk gemaakt worden met een minimale oppervlakte van 200 m2.
4. Solitaire detailhandelsvestigingen passen niet in het detailhandelsbeleid van de gemeente. Nijmegen kent een fijnmazig net aan winkelcentra opgebouwd uit het stadscentrum en diverse wijk- en buurtwinkelcentra. De inzet van het detailhandelsbeleid is om deze structuur te handhaven en te versterken. Nieuwe winkelvoorzieningen worden in het plangebied niet toegestaan. Overigens wordt
18
5. De bestemming “Agrarische functie” dient veranderd te worden in “Agrarische functie, met beperkt medegebruik”.
5. De naam van een bestemming, die overigens in het geval van inspreker “Agrarisch met waarden – Landschap 1” is en niet “Agrarische functie”, zegt strikt beschouwd niets over het toegestane gebruik van de grond. De regels zijn bepalend. Overigens is het wel voor de hand liggend om met de naam van de bestemming aan te sluiten bij het gebruik dat met de bestemming wordt toegelaten. De bestemming “Agrarisch met waarden - Landschap” sluit in die zin goed aan, omdat de bestemming zowel agrarisch gebruik van de grond mogelijk maakt en tevens de landschappelijke waarden beschermt.
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
14. IMAVE Beheer BV, Ubbergse Holleweg 16, 6574 AS Ubbergen Samenvatting inspraakreactie 1. Inspreker ziet graag paragraaf 4.1.5. van de plantoelichting gecorrigeerd worden met de door inspreker voorgestelde tekst. 2. Inspreker heeft plannen voor een biologische fruittuin. Voor de bedrijfsvoering is het noodzakelijk om 50 m2 aan bebouwing te mogen plaatsen voor de stalling van landbouwwerktuigen, fruitkisten en om te schaften. Daarnaast komt in het gebouw ook een sanitaire voorziening. 3. Inspreker verzoekt tevens om verharding aan te kunnen brengen om het perceel te bereiken.
19
Reactie 1. De tekst in de plantoelichting is op onderdelen aangepast.
2. Het bestemmingsplan staat op de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap in totaal maximaal twee veldschuren of schuilgelegenheden toe ten dienste van een agrarisch bedrijf met een oppervlakte van maximaal 50 m2 per gebouw en per bedrijf. 3. Het aanleggen van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverharding is volgens dit bestemmingsplan uitsluitend toegestaan nadat daarvoor een omgevingsvergunning is verleend (artikel 3, lid 3.4). Daarbij moet worden voldaan aan de voorwaarden die in de planregels zijn opgenomen.
4. Inspreker wijs op civielrechtelijke kettingbedingen.
4. Wij zijn niet bekend met deze civielrechtelijke kettingbedingen. Civielrechtelijke kettingbedingen betreft een privaatrechtelijke aangelegenheid, die niet van invloed is op het bestemmingsplan dat een publiekrechterlijk instrument is.
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
15. Eigenaar/bewoner, Ooysedijk 15, 6522 KT Nijmegen Samenvatting inspraakreactie 1. Inspreker dient een inspraakreactie in namens 22 mede-ondertekenaars. Inspreker is tegen de mogelijkheid om horeca te vestigen in de Smederij (Ooysedijk 7-11-13) en de oude loods (Ooysedijk 25). De percelen en panden liggen in een gebied waar ingevolge het natuur en landschapsbeleid veel beperkingen gelden. Het realiseren van horeca, terrassen en parkeergelegenheid is strijdig met dit beleid. Bovendien zal horeca in drie panden aan de Ooysedijk in de directe woonomgeving leiden tot derving van het woongenot.
2. Inspreker verzoekt om in het plan op te nemen dat er in een straal van 80100 meter vanaf enig woonhuis in de Ooijpolder slechts één horecagelegenheid mag worden gevestigd. Daardoor worden de lasten eerlijker in het gebied verdeeld.
20
Reactie 1. In het ontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom wordt nieuwvestiging van lichte horeca niet meer mogelijk gemaakt. Bovendien is er naar aanleiding van inspraakreacties nu voor gekozen om in de visie voor het gebied ruimte te zien voor maximaal twee horeca-eenheden met een totale omvang van circa 250 m2. Het gaat om horeca uit de categorieën 1a en 1b, inclusief een café, zoals genoemd in bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten in de planregels. Deze horeca-gelegenheden worden echter niet in het ontwerp-bestemmingsplan mogelijk gemaakt, maar zullen te zijner tijd, als zich een concreet initiatief aandient, door middel van een postzegelbestemmingsplan mogelijk gemaakt kunnen worden. De reeds bestaande horecamogelijkheid op het perceel aan de Ooysedijk 21-23 blijft wel in het plan gehandhaafd. Dit zijn bestaande rechten waaraan niet getornd wordt. 2. Zie onder 1.
3. Inspreker is tegen de mogelijkheid om de loods te verhogen tot 8 meter (de huidige hoogte is ongeveer 5 meter). Deze hoogte is strijdig met de regels van het plan (hoofdstuk 7.2.2, ad C.4) waar staat dat voor bijgebouwen een maximale bouwhoogte geldt van 5 meter (goothoogte 3 meter). Dit leidt ook tot een zichtbeperking voor de bewoners aan de Ooysedijk en voor de bewoners van de (lagergelegen) woonboten.
Conclusie: Deze inspraakreactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
21
3. Met betrekking tot de gronden waarop de loods staat, is in het ontwerp-bestemmingsplan aangesloten bij de regeling in het vorige bestemmingsplan. Het plan leidt in die zin niet tot een verslechtering voor inspreker.
ug lbr Waa
V
Legenda
agr
Plangebied
Bestemmingen
WS-WK
AW-L
Agrarisch met waarden - Landschap
AW-L1
Agrarisch met waarden - Landschap 1
B-1
Bedrijf - 1
B-2
Bedrijf - 2
B-NV
Bedrijf - Nutsvoorziening
GD
Gemengd
G
Groen
G-1
Groen - 1
G-2
Groen - 2
H
Horeca
N
Natuur
T
Tuin
V
Verkeer
WA
Water
W
Wonen
W-WP
Wonen - Woonwagenstandplaats
1
Waal trafo
G-2
ug lbr Waa
agr agr
WS-WK
N WR-A2 agr
AW-L
G-2
V zovb
V
G k ij ed ys Oo
1c agr
1
AW-L WA
WS-WK
2
V Dubbelbestemmingen g we se rg be Ub 3
L-G
Leiding - Gas
L-R
Leiding - Riool
WR-A2
Waarde - Archeologie 2
WR-A3
Waarde - Archeologie 3
WS-WK
Waterstaat - Waterkering
WS-WL
Waterstaat - Waterlopen
WS-WS
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
(wl)
Waalkade
a
G-2
3
4
2
4
1
5
WS-WS 7
a 10
V
12
W-WP
5
6 4
W
9
G-1
4
(wl) g we se rg be Ub
Ooyse Sluispad
WS-WK
6
4
77 75
B-2
734 67
71
7
agr
g nwe avi s G ame l J era Gen
6 4 9
B-2
7
65
61
6 59
5 57
8 3 14
9
1
T
55
6
8
9
63
4
2 29-31
11
3
B-NV
9
Aanduidingen
T
B-1
WA
G-2 4
H
5
25
8
Vo er we g
k ij ed ys Oo
8
21-23
5
WS-WL
19
(bw)
bedrijfswoning
(nso)
naschoolse opvang
6 1
17
9
schuifhuis
B-NV
T
15
1
(bw) 60
5
11
8
12
5-13 5
11
12 1-5
zoekgebied voetgangersbrug
zovb
AW-L
agr
G-2
Ooysedi jk
11
W
10
G-2
G-2
7
(sgd-a)
specifieke vorm van gemengd - aannemer
20-36
1a-1e
GD
3a-3e 5a-5e
WS-WK
L-R 6
6
T
5
WA
W
bouwvlak
G-2
agr
G-2
42
8
5
6
G-2
46
8
8
4
GD
60
WA
62
8
Ou de
(sgd-a) Ub be rg se we g
G-2
7
6
14 a 72
19
W
11 2
WS-WK
Ub be rg se we g
74
29
11 76-78
21-25
G-2
80-82
W
Hunnerpark 31-33
B-NV
aantal
10
14
V
hartlijn leiding - gas
(nso)
84-86
35 37-39
WA
41 90 43-45
59
47 51
hartlijn leiding - riool
92
Algemeen
96
16-20
3
100-102
3
nweg s Gavi l Jame Genera
Hunnerpark
maximale goot- en bouwhoogte (m)
9
W
3 8
27
13
17
G
3
14
8
4 4
15
specifieke bouwaanduiding - 2
B-NV
T
68-70
13
[sba-2]
11
64-66 13
specifieke bouwaanduiding - 1
AW-L1
2-4
5 B-NV
V
7
[sba-1] WR-A2
8
4 11
[sba-1]
9
Wi jc kw eg
6
W
7
va n
58
9
6
Di jk gr aa f
WS-WL
56
Oo ys ed ij k
g nwe avi s G ame l J era Gen
4
7-9
woonschepenligplaats
[sba-2]
9
V
4
(wl)
G-2
38
8
13 104-106
2-4
7
Ondergrond bestaande bebouwing BP18000_GBKN20110126.dxf
53
L-R
108-110
W 112-114
6-8
12
10-14
V
3
13
3
WA
WR-A3
13
3
L-G
57 116-142
GD
1
4 4
St .
26-28
30-32
WA
Nie uwe Ubb erg sew eg
35
Di jk gr aa f
Jo ri ss tr aa t
1a-1f
va n
Wi jc kw eg
34-36
Tr ai an us pl ei n
38
2
bmgrp
Tr ai an us pl ei n
Ke iz er
2a-2b
1
2
AW-L G
Ke iz er
4a
40-70
1a 67-87 91
1b 1c 1d 1e 1f
2-44 1g
G
Ba ta vi er en we g
Ub be rg se we g
L-R
kk
48-68 72 23-65 bmgrp
1h 1i 1-15
1k
2-14 1l
V
Rei nal dst raa t
16
1-21 18 101 107
Dij kgr aaf
117 123-163
20
70-136
. St
2-34
2 2a
17-31 1 6
8 10 12 14 16 18
Ub be rg se we g
Barb aros sast raat
20 22 24 26
3
36-50
Ni eu we
28 30
4 2-16
18
4b
20 22 24
4c
0
26 7 52-66
4e
1c
28k
30
28m-28n
30a
32 34
28p 1
36
28r-28s
1
3
16a
5
16b 4 7 9
6 6a
16c
6 11-13
8
12
42-44 50-52
23
27
1
11
71
67-69
58
131
Ba rb ar os sa st ra at
60
63-65
112-116
26
301-347
118 133
62
70 s cken Fran Mr.
13
64
g we en er vi ta Ba
68
vaststelling door Raad
dd: nr:
Raad van State
73
Dr .
29
Cl aa s
2
18-20
dd:
19
25
14-16
ter visielegging m.i.v.
154-156
19a-19c
ontwerp bestemmingsplan
46-48
56
10
50
Nijmegen
38-40
8
21
40
Gemeente
54
No or du ij ns tr aa t
10
30
1a
15-17 Re ge nt es se st ra at
20
28a-28h
1b
3-19 3a-3g
10
28
1a 4d
22-24
bos
Ub be rg se we g
35
5
4a
ten Hoet dwar sstr aat
1
1
Graa dt v an R ogge nstr aat
at stra cken Fran Mr.
22
l ge in ss iu s ni Ca
van Wij ckw eg
dd:
datum:
12-01-2012
gewijzigd:
nr:
schaal: schaal:
1:1000 1:
get. / gez.:
MS
Nijmegen Ooyse Schependom
nummer:
386901
cadnr.:
NL.IMRO.0268.BP18000-ON01
verbeelding --1 verbeelding
11 26
13 38
1
1A
15
bos
28
17
30
19
24
22
56
34
36
54 15
13
17
3
l nge esi enn Tur
32
34
Legenda
58
11
9
17 19 bos
21
kstraat Haagbeu
23
20
18 16
14
51 15
Esd oor nst raa t
Plangebied
7 28
1
12 5 10
36-114
straat Esdoorn
8 3 6
24
b
1
an oliala Magn
4
Bestemmingen
2
37
37
aan Pavial
8
6
4
2
32
30
28
26
24
22
20
18
16
14
12
10
35
33
Vossenpelssestraat
34
31 32
ntlaan Diederik van Le
3
29
50 52 54
at ndestra Zomerli
56
5
4
2
10
8
6
9
27
26 25 24 15
13
11
9
7
5
3
23
17
19
21
13
Agrarisch met waarden - Landschap
AW-L1
Agrarisch met waarden - Landschap 1
B-1
Bedrijf - 1
B-2
Bedrijf - 2
B-NV
Bedrijf - Nutsvoorziening
GD
Gemengd
G
Groen
G-1
Groen - 1
G-2
Groen - 2
H
Horeca
N
Natuur
T
Tuin
V
Verkeer
WA
Water
W
Wonen
W-WP
Wonen - Woonwagenstandplaats
26A 3 Olmlaan
4
6
8
10
22
20
18
16
14
12
17
20
ntlaan Diederik van Le
13 7
11
at ndestra Zomerli
9
Turennes ingel
19
2
15 5 12
14
16
28
1
13
18
AW-L
23 21
11
20
al Wa
7
1
17
15
26
22
28
22
raat indest Zomerl
7
30
Eikenlaa n
38
Kas tan jel aan
48
46
44
42
40
15 18 13
16
14 bos
12
9
11
11 10
9
8
24
22
17
7 13
11
9
7
5
3
6
16 5
an iala Acac
1
37 35 33 31 19
bos
Peppellaan 21 29 27
n laa cia Aca
16
14 2
23
V
14
6
4
3 44 71 42
25
73 40
65
63
61
75
69 67
38 1
36
WS-WK
jk di al Wa
57
34
Laauwikstraat
101
55
10 kk
53 51
49
47 92
90
86
G
88
43
N
bkb
41
80 6
39 78
37
76 t raa kst uwi Laa
74 80
82
7
70 68
28
aat str sse pel sen Vos
35
4a
84 29
66
86 30
64
84
58
59
19g 19h 57
19j 19k
26 80 88
er kt Do
19a
86
t aa tr as ni tu Pe
19f
19b
32
82
19e 19c
4
27
19d
60
WA
31
62
78
aat str lea Aza
of nh ge ij Hu
25
55
53
elsedijk Bemm 90 1
24
92
2
2 3
25
4
76
94
23 21
5
23 74
96
19 17
6
22 72
15
98
13 21
11 70
32
9 7
30
5
20
aat str via Sal
WS-WS
7
28
3 1
33
26 19
24
8
22 20
68
18
18 66 16
17
100
4
5
51
14
64
12 10
102
51a 51b 51c 51d 51e 51f 51g 51h 51j 51k 51l
4 2
59
16
62
Wa al
49
8 6
104
at stra lsse enpe Voss
15
47
106 14
al Wa
9
45 1 13 10
60
57
12
45
58 110
43 11
41 31
33
29
56 112
39
27
53
l ge in es nn re Tu
55
108
54
25
109
3
35
23 21
70
at ra st ea al Az
51
49
37
18
52
114
20
68
22 24
66
116 105
64
111
26 50
62
118
28
47
103
60 30
48 58
120
43 16
32 46
41
101 14
t aa tr as ni go Be
43
122
44
39
99 12
28
56
124
42 37
54
41
Be mm el se di jk
45
10
26
52
126
40
50 24
48
38 46
35
44
8
22
24
6
20
t aa tr as ni tu Pe
at ra st en am cl Cy
26
39
36
33
34
31 18 29
5
37
125 4 128
2
7 22
91
9
27
35
16
11
42 13 40
25 20
2
15
14
38 87 17
36
12
33
4
85 19
18 21 10
31
23
6
83 16
81
29 8 8
27
79
14
46
77 10
6
25
71 12
75
4
73
23
44 at ra st ea al Az
21
42
2
69
1
19
t aa tr es ts el St
67
3
5 7 17 9
40
65
11
63
38
13 15a
15
25
36 61 59
Dubbelbestemmingen
Tu re nn es in ge l
34 57 55 30 53 51
28
L-G
Leiding - Gas
L-R
Leiding - Riool
WR-A2
Waarde - Archeologie 2
WR-A3
Waarde - Archeologie 3
WS-WK
Waterstaat - Waterkering
WS-WL
Waterstaat - Waterlopen
WS-WS
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
49 47
woonboten aanleg
45
26 24a
24 41
39
37
22c trafo
22b
W.I.U.
22 W.I.U.
15
13 17 20 22a W.I.U.
19
23 5
11
9
5a
7
Wa al
Wa al
Tur enn esi nge l
woonboten aanleg
Aanduidingen
zoekgebied voetgangersbrug
zovb
2
(bw)
bedrijfswoning
(nso)
naschoolse opvang
1
3b 3a
Be mm el se di jk
Tu re nn es in ge l
3
(sgd-a)
specifieke vorm van gemengd - aannemer
(wl)
bos
woonschepenligplaats
Wa al
g er tb ie Vl
bouwvlak
Waal
[sba-1]
specifieke bouwaanduiding - 1
[sba-2]
specifieke bouwaanduiding - 2
agr
Ooysedijk
agr
l ge in es nn re Tu
WS-WS 6
maximale goot- en bouwhoogte (m)
9
a
aantal
10
hartlijn leiding - gas l ge in es nn re Tu
N
hartlijn leiding - riool
WA Algemeen agr
Ondergrond bestaande bebouwing BP18000_GBKN20110126.dxf
53
Ooysedijk
5a
agr
Waa l
bos
5
N
bos
bos
5 A32
Be mm el se di jk
bos
2
WS-WS
Waal
3
WS-WS
agr
Ooy sed ijk
bos
agr
bos agr
bos
Waal
agr
agr
ug lbr Waa
bos
1
WA bos
bos agr
bos
bos
al Wa
bos
N WS-WS
WIJK
k ij ed ys Oo
ug lbr Waa agr
0
Waal
25
50
75
100
125
Gemeente bos
Nijmegen
WA
ter visielegging m.i.v.
dd:
vaststelling door Raad
dd: nr:
Raad van State
WR-A2
ug lbr Waa
agr
WR-A2
WS-WK
datum:
12-01-2012
gewijzigd:
nr:
agr
WS-WS
dd:
ontwerp bestemmingsplan
G-2
V
Nijmegen Ooyse Schependom
schaal: schaal:
1:2500 1:
get. / gez.:
MS
nummer:
386901
cadnr.:
NL.IMRO.0268.BP18000-ON01
verbeelding --2 verbeelding
1Q[UG5EJGRGPFQO
,CPWCTK
%HHOGNZDOLWHLWVSODQ
FRORIRQ 1LMPHJHQMDQXDUL
%HHOGNZDOLWHLWVSODQ2R\VH6FKHSHQGRP
*HPHHQWH1LMPHJHQ .RUWH1LHXZVWUDDW 331LMPHJHQ 3RVWEXV +*1LMPHJHQ ZZZQLMPHJHQQO
+0*17&
EO]
$DQOHLGLQJ %HVWHPPLQJVSODQ /DQGVFKDSSHOLMNHFRQWH[W 5DQGYRRUZDDUGHQJHELHGVLQULFKWLQJ 5DQGYRRUZDDUGHQERXZPDVVD
DGGNFMYCNKVGKVURNCP1Q[UG5EJGRGPFQO
$DQOHLGLQJ ,QKHWNDGHUYDQKHWEHVWHPPLQJVSODQYRRUGH 2R\VH6FKHSHQGRPLVGLWEHHOGNZDOLWHLWVSODQ RSJHVWHOG+HWEHHOGNZDOLWHLWVSODQKHHIW EHWUHNNLQJRSKHWJHELHGWHQ]XLGHQHQ ]XLGRRVWHQYDQGH2R\VHGLMNPHWDOV]XLGJUHQV GHJHPHHQWHJUHQVKLHUQDKHWJHELHG
+HWJHELHGKHHIWRYHUZHJHQGHHQDJUDULVFKH IXQFWLH,QKHWSURYLQFLDOHEHOHLGYRRUGH 2RLMSROGHUZRUGHQGHODQGVFKDSSHOLMNHZDDUGHQ YDQGH2RLMSROGHUEHVFKHUPG 9RRUGHJURQGHQLQGH]RQHDDQHQDFKWHUGH GLMN]LMQWZHHLQLWLDWLHYHQRQWZLNNHOG+HWEHWUHIW HHQLQLWLDWLHIYDQ6WUXLQµ%XLWHQVFKRROVHRSYDQJ LQGHYULMHQDWXXU¶ HQHHQLQLWLDWLHIYDQ6WLFKWLQJ /DQGZDDUG(GXFDWLHSURMHFWVFKRROWXLQHQ ,QKHWEHVWHPPLQJVSODQ1LMPHJHQ2R\VH 6FKHSHQGRPZRUGHQGH]HLQLWLDWLHYHQPRJHOLMN JHPDDNW +HWEHHOGNZDOLWHLWVSODQGRHWLQDDQYXOOLQJ RSKHWEHVWHPPLQJVSODQXLWVSUDDNRYHUGH YHUVFKLMQLQJVYRUPHQDUFKLWHFWXXUYDQGH JHERXZHQHQRYHUGHWHUUHLQLQULFKWLQJ
DGGNFMYCNKVGKVURNCP1Q[UG5EJGRGPFQO
#CPNGKFKPI
MN
HGL
\V 2R
*HELHGVDIEDNHQLQJ%HHOGNZDOLWHLWVSODQ 'LMN
JUDD
IYD
Q:
LMFNZ
HJ
DGGNFMYCNKVGKVURNCP1Q[UG5EJGRGPFQO
%HVWHPPLQJVSODQ 'HKHU]LHQLQJYDQKHWEHVWHPPLQJVSODQZRUGW PHGHLQKHWNDGHUYDQGHDFWXDOLVDWLHSOLFKW RSJURQGYDQGH:HWUXLPWHOLMNHRUGHQLQJ XLWJHYRHUG
9LVLH 9RRUDIJDDQGDDQKHWRSVWHOOHQYDQKHW EHVWHPPLQJVSODQLVHHQUXLPWHOLMNHYLVLH RSJHVWHOGYRRUGHJHKHOH2R\VH6FKHSHQGRP 'H]HYLVLHLVYHUWDDOGLQKHWEHVWHPPLQJVSODQ 1LMPHJHQ2R\VH6FKHSHQGRPKHW EHVWHPPLQJVSODQ %HVWHPPLQJVSODQ ,QKHWEHVWHPPLQJVSODQLVKHWSROGHUJHELHGWHQ ]XLGHQHQ]XLGRRVWHQYDQGH2R\VHGLMNEHVWHPG YRRUµ$JUDULVFKPHWZDDUGHQ/DQGVFKDS¶ $:/ HQYRRUµ$JUDULVFKPHWZDDUGHQ /DQGVFKDS¶$:/ $DQGHJURQGHQYDQ GHEHLGHLQLWLDWLHIQHPHUVLVGHODDWVWJHQRHPGH EHVWHPPLQJJHJHYHQ 'HEHVWHPPLQJ$:/VWDDWDJUDULVFKJHEUXLN PHWEHKRXGHQRIKHUVWHOYDQODQGVFKDSSHOLMNH ZDDUGHQWRH'HODQGVFKDSSHOLMNHZDDUGHQ EHVWDDQYRRUDOXLWGHRSHQKHLGYDQKHW ODQGVFKDSGLH]LFKPDQLIHVWHHUWGRRUHHQ EHSHUNWHDDQZH]LJKHLGYDQEHSODQWLQJHQ EHJURHLLQJJHERXZHQHQYHUKDUGLQJHQ 'HEHVWHPPLQJ$:/VWDDWDJUDULVFKJHEUXLN PHWEHKRXGHQRIKHUVWHOYDQODQGVFKDSSHOLMNH ZDDUGHQWRHHQWHYHQVHHQQDWXXUVSHHOWHUUHLQ WHQEHKRHYHYDQHHQ%62QDWXXUHGXFDWLHHQ VFKRROWXLQHQ
DGGNFMYCNKVGKVURNCP1Q[UG5EJGRGPFQO
%HERXZLQJ $:/2SGHJURQGHQPHWGH]HEHVWHPPLQJ ]LMQPD[LPDDOWZHHYHOGVFKXUHQRI VFKXLOJHOHJHQKHGHQWRHJHVWDDQPHWHHQ PD[LPDOHRSSHUYODNWHYDQPSHUYHOGVFKXXU RIVFKXLOJHOHJHQKHLG $:/+LHUJHOGWGDWRSKHWSHUFHHOYDQ /DQGZDDUGHHQJHERXZYDQPD[LPDDOP LVWRHJHVWDDQHQRSKHWSHUFHHOYDQ6WUXLQ PD[LPDDOHHQJHERXZYDQP 9RRUDOOHJHERXZHQJHOGWHHQJRRWKRRJWHYDQ PHWHUHQHHQQRNKRRJWHYDQPHWHU'DDUQDDVW GLHQHQGHJHERXZHQ]RJHVLWXHHUGWHZRUGHQ GDWDDQGHRSHQKHLGYDQKHWJHELHGJHHQ RQHYHQUHGLJHDIEUHXNZRUGWJHGDDQ
$GNGKFUMCFGTU
$:/
$:/
*HELHGVDIEDNHQLQJ%HHOGNZDOLWHLWVSODQ
8LWVQHGHEHVWHPPLQJVSODQ µ1LMPHJHQ2R\VH6FKHSHQGRP¶ ¶ 5DDGSOHHJUXLPWHOLMNHSODQQHQQO YRRUGHPHHVWDFWXHOHYHUVLH+HW LVPRJHOLMNGDWHUDFWXDOLVDWLHV SODDWVYRQGHQ
DGGNFMYCNKVGKVURNCP1Q[UG5EJGRGPFQO
/DQGVFKDSSHOLMNHFRQWH[W /RFDWLHLQ]LMQRPJHYLQJ+HW SROGHUODQGVFKDS2RLMSROGHU
/DQGVFKDS +HWJHELHGPDDNWRQGHUGHHOXLWYDQGH 2RLMSROGHU'H2RLMSROGHULVJHYRUPGGRRUGH ULYLHUGH:DDOGHRQWJLQQLQJYDQKHWODQGHQ EHWHXJHOLQJYDQGHULYLHU,QGHSROGHU]LMQQRJ YHHOLQYORHGHQYDQGHULYLHU]LFKWEDDU=R]LMQ HURQGHUPHHURXGHULYLHUDUPHQULYLHUGXLQHQ HQNRONHQDDQZH]LJLQKHWODQGVFKDS'HPHQV KHHIWGHGLMNHQDDQJHOHJGGHSROGHURQWJRQQHQ YRRUGHODQGERXZHQNOHLJHZRQQHQ'RRUGH]H ZLVVHOZHUNLQJWXVVHQPHQVHQQDWXXULVGH KXLGLJHSROGHURQWVWDDQ .HQPHUNHQGYRRUGH2RLMSROGHULVKHWRQWEUHNHQ YDQHHQQHWZHUNµERPHQOLQWHQ¶LQKHWODQGVFKDS 'HSROGHUKHHIWHHQRSHQNDUDNWHU$DQGHYRHW YDQGHVWXZZDOOLJJHQGHNRPJURQGHQ+LHUWUHIW PHQGHJURRWVWHRSHQKHLG'H]HRSHQKHLGZRUGW 9HUVWHUNWWHJHQGHDFKWHUJURQGYDQGH GLFKWEHJURHLGHVWXZZDO
,QFLGHQWHHOWUHIWPHQHHQSRSXOLHUHQSODQWDJH DDQ1DDVWKHWODQGERXZNXQGLJJHEUXLNQHHPW KHWJHEUXLNDOVQDWXXUWHUUHLQHHQDDQ]LHQOLMNGHHO YDQGHSROGHULQEHVODJLQGHYRUPYDQJURWH JURHQJHELHGHQRINOHLQHUHHOHPHQWHQ]RDOV SRHOHQWHQEHKRHYHYDQDP¿ELHsQHQUHSWLHOHQ
=LFKWYDQDIGHVWXZZDORSGH2R\VH6FKHSHQGRP
'HEHERXZLQJEXLWHQGHGRUSHQEHVWDDW YRRUQDPHOLMNXLWFOXVWHUVYDQJHERXZHQ]RDOV ERHUHQHUYHQRINOHLQHVWXNMHVOLQWEHERXZLQJLQ YRUPYDQGLMNZRQLQJHQ
1DDVWKHWDJUDULVFKJHEUXLNRRNQDWXXULQGHSROGHU
0RUIRORJLH 5LYLHUGXLQHQVWURRPUXJJHQ]LMQDOVOLFKWH JORRLLQJHQLQKHWODQGVFKDSZDDUQHHPEDDUQDDVW GHYODNNHNRPJURQGHQ%LMGH*URHQODQGHQHQLQ GHXLWHUZDDUGHQ]LMQGHWLFKHOJDWHQNOHLZLQQLQJ GXLGHOLMNWH]LHQ 'HDDQZH]LJHGLMNHQ]LMQDOVKHWZDUHHHQ SODWIRUPZDDUYDQPHQGHSROGHUNDQRYHU]LHQ /DQGJHEUXLN 3ULPDLU]LMQGHJURQGHQLQGHSROGHUYRRU ODQGERXZNXQGLJJHEUXLNDDQJHZHQG+HW JDDWKRRIG]DNHOLMNRPDNNHUHQJUDVODQG
DGGNFMYCNKVGKVURNCP1Q[UG5EJGRGPFQO
3RSXOLHUHQSODQWDJH
=LFKWRSVWXZZDOHQNRPJURQGHQ
.CPFUEJCRRGNKLMGEQPVGZV
DGGNFMYCNKVGKVURNCP1Q[UG5EJGRGPFQO
.CPFUEJCRRGNKLMGEQPVGZV
'HORFDWLH7XVVHQGLMNHQZHWHULQJ +HWJHELHGOLJWDDQGHYRHWYDQGHVWXZDO LQJHNOHPGWXVVHQGHGLMNHQGHZHWHULQJµ+HW 0HHUWMH¶'H2R\VH6FKHSHQGRPLVGHHQWUHHWRW GH2RLMSROGHUYDQDIKHWFHQWUXPYDQ1LMPHJHQ
+HWJHKHOHJHELHGZRUGWDDQGHQRRUG]LMGH GXLGHOLMNEHJUHQVGGRRUGHGLMNGLHDOV UHFUHDWLHYHURXWHKHWSHUVSHFWLHIRSGHSROGHU EHSDDOW 9DQDIGH2R\VHGLMNLVHUYDQDIKHWSHUFHHO 2R\VHGLMNYULM]LFKWRYHUGHNRPJURQGHQ
+HWJURQGJHEUXLNEHVWDDW]RZHOXLWDNNHU± HQJUDVODQG,QKHWJHELHGOLJWRRNHHQZLHO 'HSHUFHOHQ]LMQJHVFKHLGHQGRRUVORWHQGLH SODDWVHOLMNEHJURHLG]LMQPHWULHWHQVWUXZHHOHQ LQFLGHQWHHOPHWHHQVROLWDLUHERRP'LWJHELHG YDQGHSROGHULVYODN 7HUKRRJWHYDQKHWSHUFHHOYDQ6WUXLQVWDDW HHQUDQGYDQERPHQHQVWUXZHHODDQGHWHHQ YDQGHGLMN,QGHKRHNPHWGH'LMNJUDDIYDQ :LMFNZHJVWDDWHHQJDVUHJHOVWDWLRQRPKHLQG PHWHHQKHNZHUN'H'LMNJUDDIYDQ:LMFNZHJ ZHVWJUHQV LVEHSODQWPHWHHQULMHVVHQELMQDWRW DDQ8EEHUJHQ
DGGNFMYCNKVGKVURNCP1Q[UG5EJGRGPFQO
.CPFUEJCRRGNKLMGEQPVGZV
DGGNFMYCNKVGKVURNCP1Q[UG5EJGRGPFQO
5DQGYRRUZDDUGHQJHELHGVLQULFKWLQJ $QWLFLSHUHQRSGHPDDWHQNHQPHUNHQYDQ KHWSROGHUODQGVFKDS 2SEDVLVYDQGHZDDUGHQYDQGHSOHNJHQLXV ORFL HQKHWNDUDNWHUYDQGH2RLMSROGHU ]LMQUDQGYRRUZDDUGHQRSJHVWHOGYRRUGH JHELHGVULFKWLQJHQGHWHUHDOLVHUHQERXZZHUNHQ
5DQGYRRUZDDUGHQ 1DDVWKHWUHJXOLHUHDJUDULVFKJHEUXLN YDQGHJURQGHQLV]RDOVDDQJHJHYHQ LQKHWEHVWHPPLQJVSODQKHWJHEUXLNDOV QDWXXUVSHHOWXLQWHQEHKRHYHYDQHHQ%62 RIYRRUKHWJHEUXLNYRRUQDWXXUHGXFDWLH WRHJHVWDDQ9RRUKHWGHHOZDDUDOOHHQKHW UHJXOLHUHDJUDULVFKJHEUXLNLVWRHJHVWDDQ VWDDWYRRURSGDWGHRSHQKHLGYDQKHWJHELHG JHZDDUERUJGGLHQWWHEOLMYHQ'HRQGHUVWDDQGH UDQGYRRUZDDUGHQ]LMQPHWQDPHEHGRHOGYRRU JURQGHQPHWGHEHVWHPPLQJµ$:/¶ :DDUERUJHQYDQGHRSHQKHLG 'HLQULFKWLQJYDQKHWJHELHGGLHQWWHSDVVHQ LQKHWµ2RLMSROGHUODQGVFKDS¶HQRSGHSOHN 'DWEHWHNHQWWHQHHUVWHHHQRYHUZHJHQGRSHQ ODQGVFKDSSHOLMNHLQULFKWLQJ 1DDVWRSHQKHLGLVGHJURWHVFKDDONDUDNWHULVWLHN YRRUGHSROGHU'DDURPLVHHQLQULFKWLQJVFRQFHSW PHWJURWHJHEDUHQJHSDVW(U]DOHHQEDODQV PRHWHQZRUGHQJHYRQGHQWXVVHQRSHQKHLGHQ DQGHUHLQULFKWLQJVHOHPHQWHQLQGHMXLVWHPDDW (HQQDDUELQQHQJHNHHUGHSOHNPRHWYRRUNRPHQ ZRUGHQ
DGGNFMYCNKVGKVURNCP1Q[UG5EJGRGPFQO
%RXZVWHQHQ 'HODQGVFKDSSHOLMNHERXZVWHQHQ]LMQGH QDWXXUOLMNHHQFXOWXXUOLMNHODQGVFKDSVHOHPHQWHQ ]RDOVGH]HYRRUNRPHQLQGH2RLMSROGHU'H]H HOHPHQWHQGLHQHQRSGHMXLVWHVFKDDOHQPDDWWH ZRUGHQWRHJHSDVWHQGLHQHQWHSDVVHQELQQHQ GHFRQWH[WYDQKHWJHELHGJHHQµPDGXURGDP /DQGVFKDS¶RSppQSHUFHHO +LHUELMGLHQWKHW LQULFKWLQJVSULQFLSHLQDFKWJHQRPHQWHZRUGHQ ]LH +LHUELMNDQZRUGHQJHGDFKWDDQDNNHUODQG ZHLODQGERRPJDDUGEORHPULMNJUDVODQGVORWHQ JUHSSHOVOLFKWHJORRLLQJHQWRWPPDDLYHOG HHQSRHOQDWXXUOLMNHEHJURHLLQJ]RDOVULHWHQ GHWRHSDVVLQJYDQERPHQHQVWUXZHHO(UGLHQW XLWVOXLWHQGVWUHHNHLJHQEHSODQWLQJWHZRUGHQ WRHJHSDVW ,QULFKWLQJVSULQFLSH 'HLQULFKWLQJYDQKHWJHELHGGLHQWWHYROGRHQDDQ KHWYROJHQGHSULQFLSH 'HRSHQKHLGGLHQWYDQDIGHRNVHOYDQGH 2R\VHGLMNHQGH'LMNJUDDIYDQ:LMFNZHJ ULFKWLQJGHSROGHUWRHWHQHPHQ 'HJHEUXLNVLQWHQVLWHLWGLHQWYDQDIGH 2R\VHGLMNULFKWLQJGHSROGHUDIWHQHPHQ 2PHHQVFKHUSHJUHQVYDQGHSROGHUWH EHKRXGHQGLHQHQGHHVVHQODQJVGH'LMNJUDDI YDQ:LMNZHJ]RYHHOPRJHOLMN]LFKWEDDUWH EOLMYHQ9DQDIGH'LMNJUDDIYDQ:LMFNZHJGLHQW HUYROGRHQGHGRRU]LFKWWUDQVSDUDQWLHWH]LMQ
,QULFKWLQJVSULQFLSH
ULFKWLQJGHSROGHUPHWLQDFKWQDPHYDQKHW LQULFKWLQJVSULQFLSH 9HUKDUGLQJ +HWWRHSDVVHQYDQYHUKDUGLQJLQKHWJHELHG GLHQW]REHSHUNWPRJHOLMNWHEOLMYHQDOOHHQKHW VWULNWQRRG]DNHOLMNHGLHQWWHZRUGHQDDQJHEUDFKW %LMGHPDWHULDOLVHULQJHQLQULFKWLQJGLHQWUHNHQLQJ JHKRXGHQWHZRUGHQPHWHHQEHHOGGDWSDVWLQ GH]HDJUDULVFKHRPJHYLQJVRRUWNOHXU HQELMGH LQULFKWLQJYDQKHWSHUFHHO
4CPFXQQTYCCTFGPIGDKGFUKPTKEJVKPI
*URWHJHEDUHQ
/DQGVFKDSSHOLMNHHOHPHQWHQ
:DWHUHOHPHQWHQ
3RHO
%RRPJDDUG
6SHOHQPHWQDWXXUOLMNHPDWHULDOHQ
/DQGVFKDSSHOLMNHERXZVWHQHQ
DGGNFMYCNKVGKVURNCP1Q[UG5EJGRGPFQO
5DQGYRRUZDDUGHQERXZPDVVD $JUDULVFKJHwQVSLUHHUG
3ODDWVLQKHWODQGVFKDS 'HERXZPDVVDYRRUGHEHVWHPPLQJµ$:/¶ GLHQWJHUHDOLVHHUGWHZRUGHQELQQHQGHLQKHW EHVWHPPLQJVSODQDDQJHJHYHQERXZYODNNHQ 'HWRHJHVWDQHEHERXZLQJVPDVVDRSKHW EHVWHPPLQJVYODNµ$:/¶GLHQWDDQGHUDQGHQ YDQKHWSHUFHHOWHZRUGHQJHSODDWVWZDDUELM GHODQGVFKDSSHOLMNHZDDUGHQPHWQDPHGH RSHQKHLG ]RPLQPRJHOLMNZRUGHQDDQJHSDVW %HERXZLQJSDVVHQGLQKHWODQGVFKDS]LH UHIHUHQWLHEHHOGHQ 9RRUEHLGHEHVWHPPLQJHQJHOGWGDWKHW ODQGVFKDSWRWDDQKHWJHERXZGRRUGLHQWWH ORSHQKHWODQGVFKDSJUHQVWDDQKHWJHERXZ +LHUXLWYROJWGDWLQSULQFLSHURQGGHJHERXZHQ JHHQDIVFKHLGLQJHQJHSODDWVWLQGLHQGLWZHO QRRG]DNHOLMNLVGLHQWJHEUXLNJHPDDNWWHZRUGHQ YDQµ]DFKWH¶DIVFKHLGLQJHQ]RDOVELMYRRUEHHOG HHQKDDJRIHHQJUHSSHO %HERXZLQJ$:/ 6REHUNOHLQVFKDOLJGRHOPDWLJUDWLRQHHO DJUDULVFK*HHQRQHYHQUHGLJHDDQWDVWLQJYDQ GHODQGVFKDSSHOLMNHZDDUGHQGRRUGHDDUGRI YHUVFKLMQLQJVYRUPYDQKHWJHERXZ %HERXZLQJ$:/ 2SGH]HSOHNSDVVHQJHERXZHQGLH JHwQVSLUHHUG]LMQRSNOHLQVFKDOLJHDJUDULVFKH ODQGHOLMNHERXZYRUPHQHQHHQODQGHOLMN NDUDNWHUXLWVWUDOHQ]LHDIEHHOGLQJHQ0RGHUQH HLJHQWLMGVHLQWHUSUHWDWLHKLHUYDQEHKRRUWWRWGH PRJHOLMNKHGHQ%LMGHXLWHUOLMNHYHUVFKLMQLQJVYRUP
DGGNFMYCNKVGKVURNCP1Q[UG5EJGRGPFQO
LVKHWEHODQJULMNVWHXLWJDQJVSXQWGDWKHWJHERXZ RRJWDOVYDQ]HOIVSUHNHQGLQKHWODQGVFKDS 'HJHERXZHQELQQHQGLWEHVWHPPLQJVYODN GLHQHQHQLJHDUFKLWHFWRQLVFKHYHUZDQWVFKDSPHW HONDDUWHKHEEHQ 2QWVOXLWLQJ 'HRQWVOXLWLQJYDQKHWSHUFHOHQPHWDDQGXLGLQJ $:/GLHQWSODDWVWHYLQGHQYDQDIGH'LMNJUDDI YDQ:LMFNZHJ+HWKDOHQHQEUHQJHQYRRU GH%62KHWSHUFHHOYDQ6WUXLQ GLHQWWH JHVFKLHGHQDDQGH'LMNJUDDIYDQ:LMFNZHJHQ GLHQWRSGHPLQVWLQKHWRRJVSULQJHQGHZLM]HWH JHVFKLHGHQ'LWJHOGWRRNYRRUGHWRHJHVWDQH EHERXZLQJVPDVVDRSKHWEHVWHPPLQJVYODNµ$: /¶ .OHXUVWHOOLQJHQPDWHUDOLVDWLH 'HJHERXZHQ]LMQJHPDDNWYDQUREXXVWH PDWHULDOHQ]RDOVGH]HSDVVHQELMDJUDULVFKH ODQGHOLMNHEHERXZLQJ+LHUELMYDOWWHGHQNHQDDQ KRXWEDNVWHHQ VWDDOFRUWHQ JODVQLHWYROOHGLJ GDNSDQQHQ YHJHWDWLHGDNJROISODDWULHW 4XDNOHXUJHEUXLNGLHQWDDQVOXLWLQJJH]RFKWWH ZRUGHQELMQDWXXUWLQWHQHYHQWXHHOPHWSDVVHQGH DFFHQWHQ]ZDUWEUXLQEDNVWHHQURRGGRQNHU JURHQµRXG¶JURHQ HQELMYRRUEHHOGZLWWH DFFHQWHQ 'HNOHXUHQGLHQHQPHWGHWRHJHSDVWHNOHXUHQ YDQGHEHERXZLQJDDQGH2R\VHGLMNWH KDUPRQLsUHQ
4CPFXQQTYCCTFGPDQWYOCUUC
DGGNFMYCNKVGKVURNCP1Q[UG5EJGRGPFQO
,
-
RAPPORT 100277919
pag. 1 / 1 4
Hl
I( 0 C
BODEMTECHNIEK
Landwaard T.a.v. Mevr. L. Mak Postbus 205 6700 AE WAGENINGEN
Deventer, Betreft:
E
o
u
a
b
19-3-2010
Rapporft vell'kennell1ld bodemonderzoek t a. v. m ö � ö e lil Zl § te> eet e In) t b. v. a ank 0 0 P I veil" k 0 0 p I{) ll1l Il' 0 e Il" IS ll1l ol Ie 2 ca a k.
Hieronder is rapportage vastgelegd van het voor u uitgevoerde milieukundig onderzoek:
1.
Opd8"ach�
I ondJerzoeksvelroL
In opdracht van Mevr. L. Mak is door Koch Bodemtechniek een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een deel van de locatie Ooysedijk te Nijmegen en staat in de eJ:ld--als-seG-tie- G- A r-:f-3-e� . Op bijgevoegd overzicht gemeente Nijmegen kadastra van boorpunten (bemonsteringspatroon) in de bijlage wordt rgegeven op welk perceels(gedeelte) het oflêÎe rzoek is uitgevoerd.
�
�
C
�
Het doel van het Onder ) �S een beeld te geven van de huidige milieukwalheit. Er is een verkorte rapportage toegepasromEla�n derzoek niet bestemd i�r--hetaanvragen van ___ een vergunning. i
De toekomstige bestemming is deels tuin / moestuin De monsterneming is uitgevoerd door een van de monsternemers van Koch Bodemtechniek. De monsterneming vond plaats op 2-3-2010 en werd uitgevoerd door W. Banis, geregistreerd gekwalificeerd milieukundig veldwerker voor Kwalibo / SIKB / Bodemplus / BRL . 2000 met de VKB protocollen 2001, 2001 en 2018.
K o ch Bo demvr u ch t b aarheid - mi lieukun dig b o de m onderz o e l< -
r ese a r ch& ont wil < l < e l i ng én Postbus 21 7400 AA DEVENT ER (NL) Tel. 0570 50 20 10 Fax 0570652279 KvK. 38022558
B o demtechni
D i e rg ezo n dh e i ct r o u t i ne o nd er z o
E-mail infa@eurolab. n l www.eurolob.n l BT W /V AT/ID nr.:nl8032. 1 9.398.
pag. 2/ 14
RAPPORT 100277919
I leu kun d'Ige re evante aan dachtspun en op t 0ta I e I ocarIe: MT
In dit relevant?
geval
Omschrijving aandachtspunt Asbest in de bodem
Bronnen *)
Speciale aandacht in het onderzoek?
Neen / onbekend
opdrachtgever
neen
Stortplaats
Neen / onbekend
opdrachtgever
neen
Werkplaats
Neen / onbekend
opd rachtgever
neen
Opslag
Neen / onbekend
opdrachtgever
Puin / sintel verharding
Net buiten de bemonstering Neen / onbekend
opdrachtgever
neen neen
(Gedempte) sloot Brand / Calamiteiten Bedrijfsmatige activiteiten Olietank
Neen / onbekend Neen / onbekend Neen / onbekend
opdrachtgever opdrachtgever opdrachtgever opdrachtgever
neen neen neen neen neen
Overige Neen / onbekend opdrachtgever *) bronnen kunnen zIJn: opdrachtgever, buren, gemeentelijke overheid, eerder uitgebrachte rapporten, de monsternemer ter plaatse. "
..
HISTORISCHE KAART rond 1900
��.� .� ./ � HierbeVinde . te onderzoeken delen
.�
pag. 3/ 14
RAPPORT 100277919
ARCHEOLOGISCHE KAART
I
Archeologi,che mon"ume:ntell
fJ(!scharmd ilrchoolog[SC.h monument
Arc.hcoloyiscll
monument
föveri9 JndiC:<1tiIlVQ kaart arch. \y.�rdqn hOOG. tUlf1(Jn$
Hier bevinden zich de
mjdd�lhogc trolkilns lioa tralkans
te onderzoeken delen
leot
l:tgo ttotk.ltl�
nlN ookA,l(lord blnl\onw�tor wttlor hogo
rfol'ktJlii!o
wöllar middlillh�o Itufll.ans. W31tlf I,'g� Ir(lfkar\li Pro'll"do
o
PrQv1ncio
Wfge-n
V I
j\/
Aulosn",lw(lO Hoofdweoon
Conclusie: Er is over het bemonsterd gebied een gelijkelijke archeologische verwachting.
ONTGINNINGSGESCHIEDENISKAART
�. -:=1 Ar<,hcQloQI1,lhe .nonur,!\"nhn ---
1U"'�flr>d ,1'�('09lHh �M "'(NOIoy;',I'I�.. oC
t!Ofu"l",ond'U�t;)"d.h
0(11 OlfwJno '? uMt d. ","
]
Oui��.WIw;tn ÖI(o(»IN�If\I.ro JOt'o2tI.u.ItI.rno'�("
"
U.""ofdMtII K.�nn.1'9'fflm.1 p4ulhllJ�1t ,UU" "'!"'Uf'l!Q(MI�" l�,(I(�tWr"9Il'1 Rlil.r�l.rOl'doJjrvW"9't" R.YI.r... o.,�<"of\!Îl'"Mj;'efl OV'}4,.
Hleci;le,/f: oet. ... (flO lerlJ (le1züe·e.noeien
V�.M(,ol(rorJ ••1 IItfokWIUvlIr" ';oU/I'Ct... ""'<'oC'nIl;t!rol/'Kjtr'i u.�).om W�wr "'t�"
Conclusie: Er is over het bemonsterd gebied een vergelijkbare ontstaansgeschiedenis.
K och Bodemvr uchtbaarheid - milie ul
Di e
r ge
ese ar ch & o nt w k i l<e lin g én Post bus 21 7400 AA DEVENTER (NL) Tel. 0570 50 20 1 0 Fa x 0570652279 KvK. 38022558 E-ma iln i fo@e u rolabn . l
Bo d emtechnie
zo nd h e i d ro u t n e
o nd e rzo e
www.eu rolob nl . 8TWIV AT/ID n r:. nl 8032.1 9.398.8.1
RAPPORT 100277919
pag. 4/ 14
Toelichting met betr kking op de monstername st ategie:
�
Er is vooraf geen milie
undig h istorisch onderzoek uîtgevoerd. I --- ------
2.
R e s U I t a t e Hl en e 0 nc � lD S i e s
Tijdens h et veldwerk zijn door ons geen relevante bijzonderh eden waargenomen. Bij de gang over h et terrein is oplettendh eid betracht omtrent de aanwezigheid van eventueel aanwezige stukjes van asbestverdach t materiaal. Deze zijn niet waargenomen, maar er is geen compleet asbestonderzoek uitgevoerd conform de NEN 5 707. Alle genomen bodem en water (meng)monsters zijn onderzoch t op de gehele lijst van milieukritisch e stoffen conform het standaardpakket NEN 5 740 (2008) aangevuld met OCB bestrijdingsmiddelen (OrganoChloorBestrijdingsmiddelen) De uitvoering van de analyses zijn geaccrediteerd door de Raad van Accreditatie (RvA) Sterlab L100 en zij n in de aangehech te analyselijsten met toetsing weergegeven. Bovengrond mengmonster
BMM 1/7
Bodemlaag (m) 0 - 0,5
BMM 11/16
0 - 0,5
BMM 17/18, 21/28
0 - 0,5
deellocatie
zuidzijde Zijde ooijsedijk Noordoostzijde
Zeer licht verontreinigd
Licht verontreinigd
Matig verontreinigd
Sterk verontreinigd
-
-
-
-
Kwik, lood
PAK's
-
-
som Nikkel, heptach loorexpoxide, ch loordaan (cis+trans)
-
-
-
. . .. Zeer licht verontreinigd betekent minder dan 2 x de streefwaarde; licht verontreinigd IS boven de streefwaarde, maar onder de tussenwaarde; matig vervuild is lager dan de interventiewaarde, maar hoger dan de tussenwaarde; sterk vervuild betekent een waarde hoger dan de interventiewaarde. Zeer sterk vervuild betekent een waarde boven 10 x de interventiewaarde. Vanaf een tussenwaarde overschrij ding is in de regel nader onderzoek nodig, daaronder in de regel niet.
pag. 5/ 14
RAPPORT 100277919
3. Eindoordeel en aanbevelingen Ondanks dat h et perceel lich t is verontreinigd, zijn er, voor zover onderzoch t, vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaren voor activiteiten zoals bijvoorbeeld tuinieren, moestuin, bewoning, atelier, bedrijfsruimte, openbare ruimte op de onderzoch te (deel)locatie. De lich te verontreinigingen zijn daarom in de regel geen belemmering voor h et aanvragen / verkrijgen van een eventueel aan te vragen bouwvergunning. Beperkingen aan de afvoer van de grond.
Grond is schoon wanneer alle waarden liggen onder de ach tergrond(=streef)waarde. Ook als er bij h et NEN 5740 analysepakket niet meer dan drie (zeer) lichte verontreinigingen zijn aangetoond, voldoet deze aan de term "schone gro nd . "
De bodemmonsters behalve BM11 - 16 voldoen ech ter wel aan h et predicaat.schone grond. Bij af te voeren grond dient (alsnog) een onderzoek volgens h et bouwbesluit (AP04) te worden uitgevoerd, vanwege een uitgebreide bemonstering ter plaatse, analyse op meerdere monsters en een zeer uitgebreide rapportage, met tekeningen etc kost een dergelijk onderzoek bij ons ongeveer 1270 euro excl. BTW . Het is echter mogelijk om bij h et bevoegde gezag, meestal de betreffende gemeentelijke overh eid, h iervoor een eventuele onth effing van onderzoek aan te vragen. Dit rapport kan daarbij als onderbouwing worden gebruikt. Voor kleine h oeveelh eden grond is een dergelijk onderzoek te kostbaar. De goedkoopste weg is meestal deze grond af te voeren naar een regionale grondbank. De grond die is verontreinigd, mag niet zonder meer van h et terrein worden afgevoerd. Aan deze afvoer zijn extra voorwaarden en dus extra kosten verbonden. Indien bij het maken van een bouwput of bij tuinaanleg er grond uit dit perceels(gedeelte) of bodem laag vrijkomt is h et wel toegestaan om deze elders binnen h et eigen terrein toe te passen. Het is mogelijk deze grond af te voeren naar een regionale grondbank. Tabel: Geschiktheidsbeoordeling t.a.v. gebruik van de tuin Bestemming
geschikt
*
)
Geschikt onder voorwaarden
Moestuin Siertuin / Gazon Betegelde tuin Weide voor schapen van het ras "Texelaars". voor Weide overige en schapen andere (landbouw) h uisdieren. Kinderspeelplaats Woonfunctie algemeen van Afvoer "schone grond" naar buiten deze locatie
*
**
)
Ongeschikt
-
Ja x)
-
Ja
-
-
Ja
-
-
Ja
-
-
Ja
-
-
Ja
-
-
Ja
-
-
Ja
-
.
) beoordeling op basIs van uitsluitend de In dit rapport voorliggende analysegegevens. ) geschikt onder voorwaarden betekent dat met het volgen van extra aandachtspunten
**
het gebruik
van deze grond voor dit doel mogelijk is.
x) Beperking van de opname van cadmium door planten. Ook bij een "sch one grond" kan h et cadmiumgehalte in met name wortel- en bladgewassen van een moestuin te hoog oplopen. Door een uitgekiend bemestingsonderzoek en advies kan de opname van cadmium sterk worden beperkt. Het meest geschikt h iervoor is h et bodemanalysepakket 2, bodemvruch tbaarh eid en bemesting dat rond de 150 euro excl. BTW kost. Zie meer informatie h ierover op onze website www. eurolab.nl onder de sector "groenvoorziening". Ko ch
Bodemtechn ie
Bo demvru chtb aarheid - mile i u l
0570652279 KvK. 38 022558 E-mail info@eurol a bn . l www e . urol a b.nl BTWIVAT/ID nr.: nl8 032.19.398.B . (
I
RAPPORT 100277919
pag. 6 / 14
Het deel met de boringen 11 t/m 16 is licht vervuild met PAK's. Een van deze PAK's, de meest schadelijke, komt boven ietsje boven de norm voor wonen met moestuin. (0,39 t.o.v. de norm van 0,37). Indien er alleen een siertuin zou zijn met wonen ligt de norm een stuk hoger (1,4). Voor moestuin zonder wonen is geen norm geformuleerd, maar deze zal logischerwijs wat hoger liggen, derhalve lijkt I is moestuinieren ook op dit gedeelte ons inziens nog verantwoord. Desgewenst kan
het mengmonster 11-16 worden uitgesplitst om te zien of
de
vervuiling met PAK's bijvoorbeeld aan 1 of 2 boringen zou zijn toe te wijzen of dat deze egaal over het perceel is verdeeld. Tenslotte
Voor de betekenis van de bodemkundige en milieukundige termen verwijzen wij de pagina met het bodemwoordenboek op onze website: www.eurolab.nl Het uitgevoerde onderzoek geeft een globale indruk van de bodemkwaliteit op de betreffende (deel)locatie op basis van steekproefsgewijze aanpak en is op basis van het geanalyseerde (NEN 5740) pakket aan stoffen en verbindingen [.l Koch Bodemtechniek is een erkend ingenieursbureau voor wat betreft milieukundig bodemonderzoek volgens de NEN 5725 + 5740 en de NEN 5707 (Asbest), BLR 2000 bestaande uit VKB protocollen 2001, 2002 en 2018 nr EC-SIK-20245, geldig tot 24 april 2010. Verder beschikt Koch Bodemtechniek over het algemene kwaliteitscertificaat, de ISO 9001 (2000) nr. EC-KWA-01176, geldig tot 24 april 2010. De rapportage en uitvoering van een "aan- en verkoop" onderzoek wijkt veelal op enkele punten af van de NEN I SIKB richtlijnen voor onderzoek. Daarom is deze verkorte versie meestal niet geschikt voor het aanvragen van een bouw- of milieuvergunning. Een "aankoop onderzoek" richt zich op de meest relevante risico's van bodemvervuiling met gebruikmaking van dezelfde brede analysepakketten uit de NEN 5740, soms wordt zelfs uitgebreider onderzocht in overleg of op verzoek van de opdrachtgever. [.l Mochten er van uw kant nog vragen en/of opmerkingen zijn, dan vernemen wij dat graag. Langs deze weg willen wij u bedanken voor het in ons gestelde vertrouwen. Koch Bodemtechniek verklaart verder het onderzoek te hebben aangenomen en uitgevoerd onafhankelijk van opdrachtgever, verder is vastgesteld dat de monsternemer(s) onafhankelijk zijn van opdrachtgever. Met vriendelijke groet, Koch Bodemtechniek I Eurolab
C.F.M. Koch, directeur
pag. 7/14
RAPPORT 100277919
BEMONSTERINGSPATROON
10 o
x
10
10
20
m. 30
=
1 40
blokje 50
80
100277919 70
80
90
100
110
Ooysedijk NIJMEGEN 120
130
HO
150
lE:O
170
180
180 200
I
210 220
10 20 30 40
60
Noordpijl
70 80 90 100 110 120 130 140
( '-.
150 160 170 180 190 200 210 220 230 240
Onderzoekslocatie
Reeds aanv/E:ziç;E: bE:bouv/ing Verharding
K och B odemvr uchtb aarheid - mil ieuku ndig b odemonderzoel< -
B o d e m tec hn i e
D ie r ge z o n dh e i d
rese a rch& o n twikke l ing én ro utin e Postbus 21
o nd e r z o e
7400 AA DEVENTER (Nl) Tel . 0570 50 2010 Fax 0570652279 KvK. 38 022558 Em - ail in o f @eu rolab.nl www.eurolab.nl BTWNAT /IDnr: . nl 8 032. 19.398.B.0
RAPPORT 100277919
pag. 8/14
BOORSTATEN 1002779 19
Projectnaam: NIJMEGEN, Ooysedijk Bodem-laag m -mv **)
grondsoort
Willem Banis zand mediaan korrelgr.
Barcode pot
Monster-nr
boor nummer
pot nr
begin
eind
G,Z, L,K,V
uf,zf,mf,mg,zg,ug
Bijmenging
Datum veldwerk
Zand, klei, leem
soort
mate
org. Stof
z,k,v, s,g,m
1,2,3,4
h1,112,h3
BodemKleur (2 kleuren)
Opmerkingen (% en soort verontreinigingen, verklaring x, overig)
1
AM
431
164
1
1
0,0
0,5
k
s
1
h2
bruin-geel
1
AM
405
668
2
1
0,0
0,5
k
s
1
h2
bruin-geel
1% plantenresten
1
AM
431
169
3
1
0,0
0,5
k
s
3
h2
bruin-geel
1% planten resten
1
AM
431
173
4
1
0,0
0,5
k
s
3
h2
bruin-geel
1
AM
405
667
5
1
0,0
0,5
k
s
3
h2
bruin-geel
1
AM
431
205
6
1
0,0
0,5
k
s
2
h3
bruin-geel
1
AM
431
168
7
1
0,0
0,5
k
s
1
h2
bruin-geel
1% plantenresten
1% planten resten
2
AM
431
166
11
1
0,0
0,5
k
s
1
h2
bruin-geel
wormpje, 1% plantenresten, 1% puin
2
AM
431
196
12
1
0,0
0,5
k
s
2
h3
bruin-geel
3% puin, 2% plantenresten
2
AM
405
680
13
1
0,0
0, 5
k
s
1
h2
bruin-geel
2
AM
384
633
14
1
0,0
0,5
k
s
1
h2
bruin-geel
7% puin, 1%
grind, 1% plantenresten
24-2-2010 Plm.g.w. stand m.
RAPPORT 100277919
pag. 9/14
Projectnaam: NIJMEGEN,
100277919
Ooysedijk
Bodem-laag m -mv **)
zand mediaan korrelgr.
grondsoort
Bijmenging
Barcode pot
Monster-nr
boor nummer
pot nr
begin
eind
G,Z, L,K,V
Datum veldwerk 24-2-2010
Willem Banis
uf,zf,mf,mg,zg,ug
Zand, klei, leem
BodemKleur (2 kleuren)
Opmerkingen (% en soort
Plm.g.w. stand m.
verontreinigingen, verklaring x, overig)
soort
mate
org. Stof
z,k,v, s,g,m
1,2,3,4
h1,112,h3
2
AM
384
794
15
1
0,0
0,5
k
s
1
h2
bruin-geel
2% plantenresten
2
AM
384
785
16
1
0,0
0,5
k
s
1
h2
bruin-geel
1% plantenresten
2
AM
384
782
17
1
0,0
0,5
k
s
1
h2
bruin-geel
1% plantenresten
2
AM
430
993
18
1
0,0
0,5
k
s
1
112
bruin-geel
3
AM
384
640
21
1
0,0
0,5
I<
s
1
112
bruin-geel
1% plantenresten
3
AM
384
750
22
1
0,0
0,5
k
s
1
112
bruin-geel
1% plantenresten
3
AM
384
789
23
1
0,0
0,5
k
s
1
h2
bruin-geel
1% plantenresten
3
AM
430
387
24
1
0,0
0,5
k
s
1
112
bruin-geel
1 % plantenresten
3
AM
430
371
25
1
0,0
0,5
k
s
1
112
bruin-geel
1% plantenresten
3
AM
201
222
26
1
0,0
0,5
k
s
1
h2
bruin-geel
1 % planten resten
3
AM
384
783
27
1
0,0
0,5
k
s
1
h2
bruin-geel
3
AM
384
649
28
1
0,0
0,5
k
s
1
h2
bruin-geel
1% puin, 2%
plantenresten
2% plantenresten
Ko ch
9 e zo n d hei d reseorch& ontwikkeling
B o demle chniel(
Bodemvruchlbaarheid - milieukundig bodemonderzoek - Di e r .
.
•
- -- --- ----
. . . ..
.
-
•
-
--
-
-.............. ......
.. ---
.............. , .. ,.. ......,.....
U•• 1/
?on"v·"IIt:.t:o
-------
c
..........;1 i ....I"'r,;:;"\....... r..... l,...k nl
én
routine
onderzo ek
\AI\U\AI ollrf"\lnn nl RnN/\/AT/ln nr' nl Rn�2:.19_39B_B.Ol
RAPPORT 100277919
pag. 10/ 14
BIJLAGE TOELICHTING OP DE BOORSTATEN (CONFORM NEN 5104) _
?and
1< 8% luturn
(Z)
,<
(± 12% afslibbaar)
èn
gmnd
15% organische stof
soOit
l�i8t verkneedbaar, delen 63 - 2000 L[1'r1 zandfractie
�- .-
gemiddelde Korrelgrootte
tijn
,-
matiq
uf
(uiterst tijn)
150-210 L[m
Z
mf
(matiq fijn)
210-300 Wil
Vermengd met Klei Jutum 5 - B % (of afslibbaar 8-'12%)
zf
z,k,s,v,g,m
mq (rnatiq woD
Z
WI (uiterst grot)
zrJ (zeer qrot)
Z
k
Z
s
x
Vermengd met Leem
--
,-
--
I -
-..
2
lee1l132,5 - 50 %
Z
s
4
...- .
h1
15 % orllanische stof
Z
h3
.. -
. .
. �...,
_...
...
-.
.
-_.
-
4 8 % orqan;sclJe stof -
-
,
8 - 25 % orqanische stof
> 15 % organische
1<
I I I
stof
I
1< K
s
x
s
x
s
x x
1<
x
1< 1< 1<
x
--
I
35 - 100 % orqanische stof
..
z
1
2
I
z
. -
I
3
hl
h2
x
h3
x
Bijmenging mate
1,2,3,4
Org. Stof
1 3
x
z RI
X
x
----�
9 rondin cl.
0 rg. Stof " ,
22,5 - 35 % orr, anische stof
z
SOOIt Zand mediaan z,k,s,v,g,m
za _ _nc l _ _+_1 e_e_ n_l_>7 _ _0_'/_ 0 va n tota I e _ ---:-_ ---:-.--
15 - 25 % or, anische stof
1
:2 3 4
grond
=---:-
r.-=---:=--:-:-'
s
x
Code
--
_
x
Org. Stof
1,2,3,4
.-
-lV, _r!r)I;TI�tifi toï·go�i ��n�i�a��nd spol�sachtilL: �eerkr�I?�"tig
mate
SOOlt Zand mediaan z,k,s,v,g,m
I
I I I
Bijme nging
grond
- -
luturnfractie
0 -4 % orçlanische stof
--_._-------
Veen
.-
8 - 12 % lutul-n
.
- - --_.----
-
.,
Het wordt geacl"lt velmenqc! met zanc! indien: 17,5 - 25 % lutuI'n 12 - 17,5 % luturn
--
112
Code
. _..
Anders
..
----.--
.--
. -_
> 50 % lutum (komt overeen met
-�._-
----
-
Het wOI-dt geacht velTnenqcl te zijn met leelTI inclien: >75% afslibbiw) 1<. > 35 % luturn (komt overeen met >52% afslibbaar) K > 25 % luturn (komt overeen met >37% afslibbaar) 1<
--
.' -
8
'0 -:2 L[1l1
-
3
s
Z
Nersrneerbaar
-
-
.-
s
Z
< 15. % �ganis.che stof
--
--
..
Z
Z
,
1
0·2,5 % orqanische stof
_.-
---
.. -
leem 17,5 - 32,5 %
.-
leern 10 - 17,5 %
,> B % luturn èn
Klei (K)
-
< 5 % luturn
tussen 5 en 8 % luturn
<; 10 %
2,5 - 8 % organische stof
,
-
lern içl
< 5 % luturn
.
-- .
-.
< 5 % luturn
1,2,3,4
(zeer fijn)
Z Z
300-420 qm 420-2000 L[m
qrof
Zand mediaan
Z Z
hl,h2,h3
mate
63-105 LjITI
105-'150 Ljl"n
Ory. Stof
Bijmenging
Code
z
x
x x
�
x
'dus meer klei,
zand + leem < 70 % van totale grondincl. org.stof
V v v
-
k k
3 2
111
X
'
---
-
j
x
x x
-
. ..
-
..
.
pag. 11 / 14
RAPPORT 100277919
I
ANALYSERESULTATEN
M100300596 M100300597 M100300598
1 2 3
GROND GROND GROND
BMM1/7 (0-0.5) BMM11/16 ( 0-0.5) BMM17/18,21/28 (0-0.5) BMM1/7 0-0.5
Parameter Diepte (m-mv) Droge stof Organische stof Lutum (korrelfractie < 2 !Jm) Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
+/-
+/-
BMM11/16 0-0.5
BMM17/18,21/28 0-0.5
% (m/m)
% (m/m)
% (m/m)
78.2 3.9 % van ds 18.4 mg/kg ds 91 <0.3 8.2 17 <0.1 27 < 1.5 25
78.7
77.2
% van ds
% van ds
mg/kg ds 95
mg/kg ds 130 0.3 9.3 20 0.1 41 <1.5 29 86 mg/kg ds
<0.3 7.6 24
+
68 mg/kg ds <38
0.2 59 <1.5 24 78 mg/kg ds <38
<20 <20 <20 <20
<20 <20 <20 <20
<20 <20 <20 <20
Hexachloorbutadieen
mg/kg ds <0.0010
mg/kg ds <0.0010
mg/kg ds <0.0010
alfa-HCH
<0.0010
beta-HCH
<0.0010
<0.0010
<0.0010
gamma-HCH
<0.0010
<0.0010
<0.0010
Hexachloorbenzeen (HCB)
<0.0010
<0.0010
<0.0010
Heptachloor
<0.0010
cis-Heptachloorepoxide trans-Heptachloorepoxide cis-Chloordaan Trans-Chloordaan
Minerale olie C10 - C40 Minerale olie C10 Minerale olie C12 Minerale olie C22 Minerale olie C30 Chromatogram
C12 C22 C30 C40
(-)
<0.0010
+
+
<0.0010
(-)
(-)
(-)
<0.0010
Dieldrin Endrin Isodrin Telodrin 2,4-DDE (ortho, para-DOE) 4,4-DDE (para, para-DOE) 2,4-000 (ortho, para-DDD) 4,4-00D (para, para-DOOl 2,4-0DT (ortho, para-DDT) 4,4-0DT (para, para-DDT) alfa-Endosulfan
<0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0016 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0020 <0.0020 <0.0020 <0.0020 <0.0020 <0.0020 <0.0010
(-)
<0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0016 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0020 <0.0020 <0.0020 <0.0020 <0.0020 <0.0020 <0.0010
(-)
<0.0010
Heptachloorepoxide (som)
0.0014
(- )
0.0014
(-)
0.0015
+
Chloordaan (cis
0.0014
(-)
0.0014
()
0.0015
+
Aldrin
+
trans)
(- )
-
<0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0017 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0021 <0.0021 <0.0021 <0.0021 <0.0021 <0.0021
Drins (Aldrin+Dieldrin+Endrin) DDT + DOE + 000 (som) DOE (som) 000 (som)
0.0026 0.0086 0.0029 0.0029
0.0028
0.0026 0.0087 0.0029 0.0029
DDT (som) OCB (som)
0.0029 0.019
0.0028 0.019
0.0029 0.019
0.0026 0.0085 0.0028
T
0.467 5.29 11.9 81.5 ;31.5 90.7 16.1 0.134 42.5 246.7 1.5 95.8 28.4 54.8 111 341.1 74.1
<38
(-)
A
+/-
1012. 1
0.001 17 0.000 3.32 39 0.000 0.312 78 0.001 0.235 17 0.003 0.392 32 0.000 0.78 273
724.1 10.1 151 149.8 32.1 450.8 190 81.1 571.1 1950
6.63 0.624 0.468 0.78 1.56
0.125 (v)
(v) (v) (v) (v) (v) (v) (-)
0.000 .351 0.000 78 0.000 78
0.039 0.007 8 0.078
0.78
1.56
0.78
1.56
0.78
1.56
0.468 6.63
0.897 13.3
0.371
0.663
Koch
Bodemlechnie
Bod emvruch lbaarhe id - milie ukund i g bOd e m ond e rzoel< - D i e r g e zon d h e i d lese arch& o nt wi l
KvK.38022558 E-mail
[email protected]
én ro u ti ne
o nd e r zo G
www.eurolab.nl BTW/VAT/ID nr.: nJ 8032.19.398.8
pag. 12/ 14
RAPPORT 100277919
Parameter DieQle(m-mv)
BMM1/7 0-0.5
PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (som 7)
mg/kg ds <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 0.0050
Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Indeno (1,2,3-c,d)pyreen Totaal PAK 10 VROM
mg/kg ds <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 0.36
+/-
-
BMM11/16 0-0.5 mg/kg ds <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 0.0050
+/-
-
-
T
I
-
0.007 8
0.199
0.39
-
1.5
20.8
40
+/-
mg/kg ds <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 0.0051 mg/kg ds <0.05 <0.05 <0.05 0.10
mg/kg ds 0.24 1.5 0.30 1.6 0.51 0.49 0.22 0.49 0.42 0.41 6.3
A
BMM17/18,21128 0-0.5
+
<0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 0.43
Berekende achtergrond- en interventiewaarden (grond) volgens Circulaire bodembescherming 2009 Bodemtype correctie bij monster BMM1/7 (0-0.5) gebaseerd op lutum: 18.4 % van ds en organische stof: 3.9 % van ds Bodemtype correctie bij monster BMM11/16 (0-0.5) gebaseerd op lutum: 18.4 % van ds en organische stof: 3.9 % van ds Bodemtype correctie bij monster BMM17/18,21/28 (0-0.5) gebaseerd op lutum: 18.4 % van ds en organische stof: 3.9 % van ds De toetsing is per monster gebaseerd op de gecorrigeerde normen voor het opgegeven bodemtype. De weergegeven normen zijn van het laatste monster in de tabel. Legenda: Er is geen toetsingwaarde voor deze parameter. Resultaat is kleiner dan streefwaarde. = Resultaat is groter dan streefwaarde. = Resultaat is groter dan tussenwaarde. = Resultaat is groter dan interventiewaarde. = Verhoogde rapportagegrens (meetwaarde is vermenigvuldigd met 0.7 factor voor de toetsing) = De niet verhoogde rapportagegrens is hoger dan de streefwaarde/achtergrondwaarde =
=
+ ++ +++
(v) ( -)
RAPPORT 100277919
pag. 13/ 14
Herkomst van organochlooNerbindingen: Tot in 2008 werd meestal volstaan met een EOX bepaling waarin als het ware met een natte vinger werd bepaald of er extraheerbare organohalogenen in grond- en slibmonsters voorkwamen. Organohalogenen zijn in de praktijk (organische) verbindingen die chloor, broom of fluor bevatten. HieNan komen organochoorverbindingen het meeste voor in de bodem. Voorbeelden van organochlooNerbindingen zijn: OCB's (Organochloorbestrijdingsmiddelen) PCB's polychloorbyfenylen, dioxinen en dibenzofuranen en chloorbenzenen en vele andere verbindingen. In 2008 is de EOX bepaling geschrapt uit het standaard NEN 5740 pakket en vervangen door een analyse van PCB's. - Organochloorbestrijdingsmiddelen uit het standaard analysepakket OCB's kunnen voorkomen in watergangen, in bodems waarin voor 1975 fruitteelt heeft plaatsgevonden. Derhalve wordt dit pakket toegepast wanneer uit de historie blijkt dat er sprake is van mogelijke fruitteelt (van voor 1975) of een waterbodemverleden of opgebrachte grond uit waterwegen. - PCB's kunnen diverse verbindingen zijn die in industriële processen zijn toegepast, ook in (oudere) transformatorhuisjes kunnen PCB's voorkomen. Verder kunnen deze in waterwegen voorkomen.
I
- Dioxinen en dibenzofuranen zijn soms gekoppeld aan verontreinigingen met PCB's, Dioxinen kunnen ook worden gevonden in rivierbeddingen, (bagger) slib uit rivieren, maar komen ook van nature voor. In sommige, voornamelijk kleigrond zijn deze gevormd door specifieke schimmels die direct of indirect dioxine en dibenzofuranen produceren. Ook rookgassen kunnen dioxine verspreiden, zeker wanneer er ongecontroleerde dan wel onvolledige verbranding plaatsvindt. Dioxinen, en in iets mindere mate ook dibenzofuranen, zijn extreem giftig. Vanwege de analysekosten worden deze (deels ten onrechte) weinig bij het milieuhygiënisch bodemonderzoek ingezet, waardoor met dioxine verontreinigde grond niet vaak als zodanig wordt geïdentificeerd. Herkomst van een PAK verontreiniging f toelichting over PAK's. De afkorting PAK's staat voor: "polycylische aromatische koolwaterstoffen". Deze worden in de alledaagse bodem-milieu praktijk geregeld in de bodem aangetroffen. PAK's komen voor in onder meer teer- en bitumenproducten, zoals bijvoorbeeld dakleer en asfalt. Ook in kolen en roet komt deze groep polycyclische aromatische koolwaterstoffen voor. Er zijn mogelijk meer dan 100 verschillende PAK's en aanverwante stoffen, de meest voorkomende zijn bepaald. Indien deze 10 representatieve PA K's worden aangetroffen, zijn meestal ook enkele tientallen anderen aanwezig. De beoordeling houdt hiermee rekening. De giftigste PAK verbinding is benzo(a)pyreen, deze is bewezen kankeNerwekkend. Een aantal andere PAK's is op dit punt verdacht. Behalve naftaleen zijn de PAK's relatief sterk aan de bodem gebonden en nagenoeg niet oplosbaar in water. Van uitspoeling naar grondwater of opname door planten is hoegenaamd geen sprake. Wel kan uit een tuin stof ontstaan en kunnen PAK's via stofdeeltjes in de lucht in het lichaam komen, ook kunnen kinderen het via hand mond gedrag inslikken. Indien dit gevaar relevant is, wordt dit aspect uiteraard in de geschiktheidsbeoordeling meegenomen. Herkomst van een zware metalen verontreiniging f toelichting over zware metalen. In de analyselijst kunt u lezen welke zware metalen in dit onderzoek zijn betrokken. De meeste van deze zware metalen zijn tot in de jaren negentig gebruikt als pigment van ondermeer verf. Verfschilfers kunnen daarom ook nu nog steeds zeer hoge concentraties aan zware metalen bevatten. Tot de huishoudelijke oorsprong van zware metalen verontreiniging behoren onder meer: puinresten, kolen f kooideeitjes, as, zuiveringsslib, bemesting met vervuilde meststoffen. Diverse glazuursoorten voor keramische doeleinden bestaan hoofdzakelijk uit zware metalen. Ook het opbrengen van veNuilde grond, in de regel voor 1987, het verkeer van voor plm. 1990, en diverse ambachtelijke of industriële activiteiten kunnen leiden tot ondermeer zware metalen verontreinigingen. Herkomst van een verontreiniging met "minerale olie"f toelichting over minerale olie. . Met minerale olie wordt bedoeld een groep stoffen zoals dieselolie, huisbrandolie, petroleum, smeerolie. Dierlijke en plantaardige oliën behoren hier niet toe. De analyse op minerale olie zoals deze wettelijk is voorgeschreven is echter wel breder dan alleen echte minerale olie. Ook wordt een deel van het vet van bodemdiertjes en andere verbindingen mee geanalyseerd en als minerale olie gerapporteerd. Dit effect is in de regel beperkt tot tientallen milligrammen "minerale olie" per kilo grond. In uitzonderingsgevallen kan dit maximaal tot enkele honderden milligrammen (vals positieve) "minerale olie" leiden per kilo droge grond.
K och Bodemvr u chtbaa r hei d - milie u ku n di g b o demonder zoe l<
-
B o d e m techni e l·
Die r ge z on d h e i d
research & o ntwikkeli n g é n ro uti n e o n d erzo e� Po stbus21 7400 AA DEVENTER (NL) Tel. 0570 50 20 10 Fax 0570652279
KvK. 38022558
Em - ail i no f @eurol a b.nl www.eurolab.nl BTW/VAT/ID nr.:
nI8032.19.398.BO . l
pag. 14 / 14
RAPPORT 100277919
HUMANE RISICOGRENZEN wonen
+
moestuin
wonen
+ tuin
PARAMETER Grandindigestie kind/volw. (mg ds/d) Fractie knolgewas (aardappels) uit eigen tuin Fractie bladgewas (groenten) uit eigen tuin Inhalatietijd binnen kind/volw. (h/d) Inhalatietijd buiten kind/valw. (h/d) Tijd contact grond binnen kind/volw. (h/d) Tijd contact grond buiten kind/volw. (h/d)
100/50 0.5
100/50 0.5
100/50 0.1
100/50 0.1
1 21.1/22.9 2.86/1.14 9.14/14.9 2.86/1.14
1 21.1/22.9 2.86/1.14 9.14/14.9 2.86/1.14
0.1 21.1/22.9 2.86/1.14 9.14/14.9 2.86/1.14
0.1 21. 1 /22.9 2.86/1.14 9.14/14.9 2.86/1.14
RISICO-NIVEAUS Niet-carcinogene stoffen
MTR-AB
50% MTR
MTR-AB
50% MTR
146 3.7 752 1190 75 15 1044 2443
104 3.3 470 769 84 8.4 807 3054
405 16 2206 7176 276 200 1463 1 8457
310' 25 1 379 4765 310 68 1353 255 1 7
445 9.3 98 6627 11180 6610 297 45 6.9 47 0.37 7.0 2.5 2.0
223 9.3 98 838 5387 836 297 45 6.9 47 0.37 7.0 2.5 2.0
870 32 264 22528 25458 231 08 2506 160 22 271 1.4 22 10 8.5 7.6 1 9236 0.7
435 32 264 9688 12620 10273 2506 160 22 271 1.4 22 10 8.5 7.6 9610 0.7
Metalen en halfmetalen
Arseen Cadmium Chroom (111) Koper Lood (blootstelling van kinderen) Kwik Nikkel Zink PAK's
Naftaleen Acenafthyleen * Acenaftheen * 9H-Fluoreen Antraceen Fenantreen Pyreen * Fluorantheen * Benzo(a)antraceen Chryseen * Benzo(a)pyreen * Benzo(k)fluorantheen * Benzo(b)fluorantheen BenzoU)fluorantheen Indeno, 1 , 2,3-cd pyreen Benzo(g, h, i)peryleen Dibenz(a,h)antraceen .. *
*
*
*
1.&
*
..
. ..
Bron: Rijksinstituut voor Mllieuhyglene(RIVM)
8662 0.15 2002
1.&
4318 0.15
--------------
�
Legend2
1-----._-
/
I
I ! o
·.,.
-'
"
....�J ..
-._�...
� ',>
.-,
) ')
i
/
1
'-' -
I I
i,
/� .'/' j
,-
/1
i
," ,/
I
I
1 I
I 'I
';)I
_____
,_
_
Situatieschets mel boorlocaties en ligging sleuven
I prOJeC'i:.
':)
_
C':"I1St.hrlJ.-,,"19
perceel
OOljse Bandijk. Nijmegen
Üpltr."..!:1\.J�·\·-tr
. Dienst land�!hJk GCbl�d r<egl() Oost PruJ�Cln\lm�r-
20080354/JGRO
(I
= �.
_ /___ _____ _. ::.' -L ' :� _ _
�-�f!l. 30 50
l Tcten.l..'\I, I lWIE
S.:ha:Jl "100Q
I
lexmo
I":IT';>oJL A3
O,11u-'"l _ 02-05.;.,E-
i:c;.:;..:x,c
�
I Geofox:i·nd� :-: ::., ...... """ ..
....... !J....;�rl-�rJ
...':V._(�.:.,.. '"'Cl"'C' '" ------ �------------------------ ------
---------
, Hl
Koe
Verzend adres:
BODEMTECHNIEK
Landwaard
E
Mevr. L. Mak
o
u
a
b
Dreijenlaan 2, Kamer 1 064 6703 HA WAGENINGEN
LABORATOR�UMANAlYSE51 RAPPORTNUMMER: 100378257
Factuuradres:
Landwaard Dreijenlaan 2, Kamer 1064 6703 HA WAGENINGEN Monsternemer Koch Bodemtechniek:
W.F. Banis 0547-273288
'Koch Bodemvruchtb aarheid - m ilie uku ndi g bodemo nderzoel< -
D i e r9
e
Bodemtechni
zon d he i d
re s e a rch& ontw ik l<elin g é n ro u t in e on d e r zo Postbus 21 7400 AA DEVENT ER (NL)
Tel. 0570
50 20 10 Fa x 0570652279
KvK.38022558
E-mail i nfo@eurol abn . l www.eurolab.nl
BTW/VAT/IDnr.:nl 8032.19.398.
O V E RZ I C H T BODEMPAKKET
A N AL Y S E S
2, BEMESTING
+
M O E S T U I N
BOD EMVRU CHTBAARH E I D
78258 streef waarde
78257
Labnummer
Perceelsnaam
Grote
Kleine
stuk
stuk
I
B O D E M C O N D I T I E: Organische stof %
3,4
3,7
Z u u rstofvermogen
16 0
1 25
26
15
40
0,74
0,43
< 0.3
Bac!eriegetal aeroob (mk) Bacteriegetal anaeroob (mk)
275
1
1
<3
G isten totaal (k)
27
45
< 20
Schimmels totaal (k)
24
44
70
6,4
S ulfidevormende Bacteriën (k)
Lutum (kleigehalte) % Zuurgraad pH CaCI2
7,2
7,2
Calcium reserve
0,9
0,9
-
B E LA N G R I J K S T E S TIKS T O F
M I N E RA L E N
2
V O O R
PLA N T E N G ROE I
Minerale Stikstof Totaal
37
34
80
Minerale Stikstof Ammoniumvorm
15
17
< 10
22
17
Minerale Stikstof Nitra atvorm
6,3
7
5
9
8
9
0,03
0,03
0,3
16
20
70
5
5,6
4
Fosfor organisch gebonden
1 ,9
2,1
Fosfor anorganisch (ton/ha)
2,7
3
Totaal Organische Stikstof CiN quotiënt organische stof
F O S F A A T/ F O S F O R Fosfor opneembaar Fosfor (P-AL) Fosfor totaal
< 1.0
KA L IUM 4
4
Kalium (K-HCI)
13
12
Kaligetal
14
13
32
1 30 1 400
1 20 1400
320
Kalium opneembaar
MA G NESIUM Magnesium opneembaar Magnesium uitwisselbaar
Z O U T G E H A L T E S E N OVERIGE E LEMENTE N : (in m illigram per kilo droge gro nd) (voedingsstoffen die in te grote g e haltes ongunstig voor de plantengroei zijn) 14
15
10
(mg/kg)
7
7
35
Zwavel u itwisselbaar (mg/kg) EC geleidbaarheid (mScm- 1 )
250 0,3
290 0,3
1 50 0,3
Natrium uitwisselbaar Zwavel opneembaar
M I C R O
P L A N T E N - V O E D I N G S S T O F F E N
( u itgedrukt i n m i l lig ram V.h. element per I
0,35
0,25
0,27
Kobalt
(azijnz. opl)(mg/kg)
0,59
0,55
0,4
Koper
opneembaar
0,05
0,07
0, 1 2
Koper
uitwisselbaar(mg/kg)
Borium
(heetw. opl.)(mg/kg)
S ilicium opneem baar
(mg/kg) (mg/kg)
1 ,9
2
3
69
63
40
Silicium uitwisselbaa r(mg/kg)
140
1 20
300
Zink
opneembaar
70
0,01
0, 1 5
Zink
u itwisselbaar(mg/kg)
(mg/kg)
Molybdeen uitwisselbaar(mg/kg) Mangaan
opneembaar
Mangaan
uitwisselbaar(mg/kg)
(mg/kg)
Ijzer
aktief
IJzer
uitwisselbaar(mg/kg)
(mg/kg)
Ijzer
totaal
(mg/kg)
Aluminium aktief
(mg/kg)
Aluminium uitwisselbaar(mg/kg) Aluminium totaal (mg/kg)
1 00
12
25
0,07
0,07
0,1
0,2
0,2
0,1
310
300
1 00
1
1
570
660
8 1 00
1 4 1 00
1 <
500
1
1
1
1 30 1 5300
110
'" 250
25700
(uitgedrukt in milligram per kilo d roge grond) Zware metalen kunnen ingeval va n verhoogde gehaltes schadelij k zijn ZWA R E
Lood
M E TA L E N
totaal
Cadmium
(mg/kg)
opneem baar
(mg/kg)
7
8
< 20
0,01
0,01
< 0.02
Rapportn u m m er: 1 00378257
25-Mar-20 1 0
' Ko c h
B o d emte c h n i e l
Bodemvr u ch tba a rheid -m i lie u l
é n
r o u t i ne
o nd e r zo e l
05 706522 79 KvK. 38022558 E-m ailinfo@eurolab n . l www.e urolab.nl B TW / V A/ T ID nr.: nl 8 032. 19. 398.B. 0
O p d rachtg ever I Herkomst monster:
Landwaard Dreijenlaan 2, Kamer 1 064 6703 HA WAG E N I N G E N P E RCEELSNAAM
Labnummer
Monsternamelaag
I n b oekdatum
Grondcode
Code O n d erz.
78257
0-20
22/0212010
40
300.MGA
Grote stuk
I
2 B E M ESTINGSADVIES MOESTUIN A L G EMEEN in k g per 1 00 m ( kg p e r are). Rekening houdend met de analysegegevens van perceel 'G rote stuk' adviseren wij de hieronder aangegeven bemesting toe te dienen. In de bij dit rapport bijgevoegde bijlagen staan aanvullende opmerkingen en adviezen. Lees ook deze zorgvuldig door. Ook de eenheden waarin de verschillende analyses zijn uitgedrukt staan er in aangegeven. Behalve waar anders is aangegeven wordt geadviseerd de bemesting in de late winter of het vroege voorjaar toe te dienen. Aanvullende bemestingstips om het advies goed te kunnen uitvoeren staan in de speciale bodemkrant voor groenvoorziening. Het is noodzakelijk deze te raadplegen. Dit onderstaand advies dekt hoofdzakelijk de bemesting met hoofd- en spoorelementen. Bij sterke afwijkingen in bodempakket 2 worden meestal handmatig een aanvullende opmerking dan wel adviesaanpassing bijgevoegd. Indien u op uw analyse ziet dat bepaalde cijfers als te hoog of te laag worden beoordeeld verwijzen wij naar de bodemkrant. Deze verklaart de oorzaak en of effect van de aangetroffen afwijking. H ierdoor kunt u maatregelen nemen of nader onderzoek uitvoeren. D e zuurstofh uishouding in deze bodem laat te wensen over. M a atregelen zoals verbeterde horizontale e n evt verticale waterafvoer zijn gewenst. Organische meststoffen en gewasresten NIET onderspitten dan wel door d e teeltlaag verdelen. De meeste organische stoffen vragen z u u rstof bij de vertering en werken ook m i n d e r goed. Gewasresten zo veel mogelijk oppervlakkig laten verteren of afvoeren naar een com posthoop o.i.d. Gewassen zullen eerder ziekten oplopen
I
mindere kwaliteit en groei vertonen. Na verloop van tijd zal dit
verbeteren, de ondergrond lijkt geen storende lagen te bevatten.
Seizoen 201 0 Organische mest:
geen organische mest inwerken, eventueel een mulch toepassen van goedverteerd of langzaam verterend materiaal Er i s geen kalk bemesting noodzakelijk.
Kalk:
Fosfaat:
Geef 10 kg tripelsuperfosfaat Geef 9 kg patentkali
Kal i u m :
Geef 4 kg kieseriet
Magnesiu m :
Borium:
Geef 1 00 gram borax voor alle gewassen.
Stikstof:
Voor kruiden, wortelen en peulvruchten: Geef 2 x 2 kg kalkammonsalpeter. Voor mais, koolsoorten en prei: Geef 2 x 4 , 5 kg kalkammonsalpeter. Voor overige gewassen: Geef 2 x 3,5 kg kalkammonsalpeter. Geef 4 kg patentkali.
Najaar:
Seizoen 201 1 (en evt. 201 2) Organische mest:
geen organische mest inwerken. eventueel een mulch toepassen van goedverteerd of langzaam verterend materiaal
Kalk:
Er is
Fosfaat:
Geef 1 0 kg tripelsuperfosfaat.
geen kalk bemesting noodzakelijk.
Ka l i u m :
Geef 8 kg patentkali.
Magnesium:
Geef 4 kg kieseriet
Borium:
Geef 1 0 0 gram borax voor alle gewassen.
Stikstof:
Voor kruiden, wortelen en peulvruchten: Geef 1 kg kalkammonsalpeter. Voor mais, koolsoorten en prei: Geef 2 x 4,5 kg kalkammonsalpeter. Voor overige gewassen: Geef 2 x 3,5 kg kalkammonsalpeter.
Rapportnum mer: 1 00378257
25-Mar-2 0 1 0
K o c h B o d emv r uc htb aarh eid - mi lie u ku ndig b o d emond erzo e k
-
D i e r
9
e z on d h e i d
re s e a rch & o n tw i k l< e l i n g é n Postb u s 2 1 7400 AA DEVEN T ER ( NL) Tel. 0570 50 20 1 0 Fox 0570 652279
KvK. 38022558
B o d e m tec h n i e
ro u tin e
on d e r z o e
E-mail in o f @eu r ol a b.nl www. eu r ol a b. nl BTWNAT / D I n r .: nl 8032. 1 9.398.6
A N A LY S E L I J S T PERC E ELSNAAM I
B O D E M O N D E RZ O E K G R O E N T E N T E E LT MONSTER
LABNR.
BODEMPAKKET
GRONDCODE
LAAG
PARTIJCODE
Grote stuk
0-20
78257
B O D E M C O N D I T I E: Organische stof % Zuurstofvermogen Bacteriegetal aeroob (mk) Bacteriegetal anaeroob (mk) Sulfidevormende Bacteriën (k) Schimmels totaal (k)
+
300. MXY
40
monster
streef
analyse
waarde
3.4 160
275
26
40
0,74 1
< 0.3
R UIM
<3 < 20
NORMAAL
70
NORMAAL
27 24
Gisten totaal (k)
2 BEMESTING
BODE MVRUCHTBAARH E I D
I
beoordeling Opmerkingen: MATIG
totaal organische stof
MATIG
maat
voor het zuurstofverbuik in d e bodem
GOED met zuurstof levende bacteriën zonder zuurstof levende bacteriën teken van slechte microbiologische bodemprocessen
RUIM maat voor aanwezigheid van zetmeel en of suikers
Lutum (kleigehalte) % Zuurgraad pH CaCI2
7,2
6,4
RUIM
Calcium reserve
0,9
2
NORMAAL
normaliter 3 x aeroob bacteriegetal geen standaard bepaling (optie)
B E LA N G RI J K S T E
M I N E RAL E N
VOOR
S TI K S T O F 37
80
MATIG
Minerale Stikstof Ammoniumvorm
15
< 10
VRIJ N O R MAAL
6,3
5
RUIM
9
9
Minerale Stikstof Nitraatvorm
22
C/N quotiënt organische stof
u itgedrukt als
% CaC03
PLA N T E N G RO E I
Minerale Stikstof Totaal
Totaal Organische Stikstof
normaal tussen 5.0 en 7.3 vergelijkbaar met pH KCI
in
kg
zuivere stikstof(=N)
per ha
per 20 cm bodemlaag
in kg zuivere stikstof(=N) per ha per 20 cm bodemlaag in kg zuivere stikstof(=N) per ha per 20 cm bodemlaag totaal organische stikstof in t o n p e r ha per 20 cm
G O E D verhouding koolstof : stikstof in de organische stof
F O S F A A T/ F O S F O R 0,03
0,3
ZEER LAAG
opneembaar fosfaat voor de plantenwortel
Fosfor (P-AL)
16
70
ZEER LAAG
landbouwkundig fosfaatgetal
Fosfor totaal
5
4
Fosfor opneembaar
Fosfor organisch gebonden
1 ,9
Fosfor anorganisch (ton/ha)
2,7
N O R MAAL totaal fosfaat als ton P20S per ha per 20 cm bodemlaag
< 1 .0
MAT IG
in humus/organische stof vastgelegd fosfor
HOOG
slecht beschikbaar anorganisch fosfaat (berekend)
KA L I U M Kali um (K-HCI)
4 13
Kaligetal
14 1 30 1 400
Kalium opneembaar
direct opneembaar kali voor de plantenwortel LAAG
landbouwkundige kaliumreserve
32
LAAG
landbouwkundige berekening tot eenheidsgetal
320
LAAG
MA GNES I U M Magnesium opneembaar Magnesium uitwisselbaar
MgO-NaCI (mg MgO/kg) plant opneembaar magnesium magnesiumreserve mg MgO/kg
Z O U T G E H A L T E S EN OVERIGE ELEMENTEN: (in m illigram per kilo droge grond)
(voedingsstoffen die in te g rote gehaltes ongunstig voor de plantengroei zijn) Natrium uitwisselbaar Zwavel opneembaar
(mg/kg)
Zwavel uitwisselbaar (mg/kg) EC geleidbaarheid
(mScm-1)
14
10
7
35
250 0,3
1 50
GOED
0,3
G O E D totale zoutdruk in bodemvocht ( 1 op 2 vol)
GO ED/NORMAAL
belangrijk voor bietachtigen en vee
LAAG meestal grotendeels in de vorm van sulfaat
M i e R O P L A N T E N - V 0 E 0 I N G S S T 0 F F E N
meestal grotendeels in de vorm van sulfaat
(uitgedrukt in milligram V.h. element pe r kilo droge
grond) (deze spoorele m enten zijn in kleine hoeveelheden belangrijk voor een goed en gezond gewas) Kobalt
(azijnz. opl)(mg/kg)
0,59
0,35 0,4
Koper
opneembaar
0,05
0, 1 2
Koper
uitwisselbaar(mg/kg)
Borium
(heetw. opl.)(mg/kg)
Silicium opneembaar
(mg/kg) (mg/kg)
Silicium uitwisselbaar(mg/kg) Zink
opneembaar
(mg/kg)
Zink
uitwisselbaar(mg/kg)
Molybdeen uitwisselbaar(mg/kg) Mangaan opneembaar Mangaan
0,25
1 ,9
3
69
40
1 40
300
70
0,15
1 00 0,07
25 0,1
(mg/kg)
aktief
Ijzer
uitwisselbaar(mg/kg)
Ijzer
totaal
teveel is schadelijk voor bodemleven
RUIM zorgt voor celstevigheid van planten NORMAAL TE H O O G essentieel spoorelement voor plant, mens e n dier LICHT VERVU I L D
teveel is schadelijk voor bodemleven
MATIG essentieel spoorelement voor plant, mens e n dier
N ORMAAL RUIM
(mg/kg)
HOOG
(mg/kg)
Aluminium uitwisselbaar(mg/kg) Aluminium totaal
VO LDOENDE
essentieel spoorelement voor plant dier en mens
R U I M mangaanreserve
(mg/kg)
Aluminium aktief
essentieel element voor voeding mens en vee
VRIJ LAAG teveel is schadelijk voor bodemleven
(TE) RUIM
uitwisselbaar(mg/kg)
Ijzer
LAAG essentieel spoor element voor plantengroei GOED
(mg/kg)
essentieel spoorelement voor plant dier en mens reserve aan potentieel aktief ijzer totaal door sterk zuur extraheerbare reserve
VRIJ NO RMAAL
schadelijk element voor plant dier en mens
G U NSTI G-LAAG
reserve aan potentieel aktief aluminium
R U IM totaal door sterk zuur extraheerbare reserve
Z W A R E M E T A L E N (uitgedrukt in m illigram per kilo d roge g rond) Zware metalen kunn en ingeval van verhoogde gehaltes schadelijk zijn Lood
totaal
Cadmium
( m g/kg)
opneembaar
Rapportnu m m er:
(mg/kg)
K
7
< 20
GUNSTIG LAAG
0,01
< 0.02
G U N STIG-LAAG
1 00378257
25-Mar-20 1 0
10
FF
1 36
01
190
==:!J
· K o ch B o demv r u c h t b a ar h e id - m i l ie u l< u ndig b o dem onde r zo e l< rese a rc h & P os t bus2 1 7400 AA DEVENTER (Nl) Tel. 0570 50 20 1 0 F a x 0570 652279
KvK. 38022558
-
B o d e m t e c hn i E
D i e r 9 e z o n dh e i d
o n twi f< k e l in g é n
r o u ti n e
ond erz o (
E-m a i l n i fo@eur ol a b.nl www.eur ol a b.nl BTWNATli D nr.: nI 8032 . 1 9.398.B
O p d rachtgever I Herkomst m onster: Landwaard
Dreijenlaan 2, Kamer 1 064 6703 HA WAG E N I N G E N P E RC E E LSNAAM
La b n u m me r
Monsternamelaag
In boekdatum
Gron dcode
Code O nderz.
78258
0-20
22/02/2010
40
300. MGA
Kleine stuk
B E M ESTINGSADV I ES MO EST U I N A LG E M E E N in kg per 100 m
2
I
(kg per are).
Rekening houdend met de analysegegevens van perceel 'Kleine stuk' adviseren wij de h ieronder aangegeven bemesting toe te dienen. In de bij dit rapport bijgevoegde bijlagen staan aanvullende opmerkingen en adviezen. Lees ook deze zorgvuldig door. Ook de eenheden waarin de verschillende analyses zijn uitgedrukt staan er in aangegeven. Behalve waar anders is aangegeven wordt geadviseerd de bemesting in d e late winter of het vroege voorjaar toe te dienen. Aanvullende bemestingstips om het advies goed te kunnen uitvoeren staan in de speciale bodem krant voor groenvoorziening. Het is noodzakelijk deze te raadplegen. Dit onderstaand advies dekt hoofdzakelijk de bemesting met hoofd- en spoorelementen. Bij sterke afwijkingen in bodem pakket 2 worden meestal handmatig een aanvullende opmerking dan wel adviesaanpassing bijgevoegd. Indien u op uw analyse ziet dat bepaalde cijfers als te hoog of te laag worden beoordeeld verwijzen wij naar de bodemkrant. Deze verklaart de oorzaak en of effect van de aangetroffen afwijking. Hierdoor kunt u maatregelen nemen of nader onderzoek uitvoeren. De zuurstofhuishouding in deze bodem laat te wensen over. M a atregelen zoals verbeterde horizontale en evt verticale waterafvoer zijn gewenst. Organische meststoffen en g ewasresten N I ET onderspitten dan wel door de teeltlaag verdele n . De meeste organ i sche stoffen vragen z u u rstof bij de vertering en werken ook m i nder goed. Gewasresten zo veel mogelijk oppervlakkig laten verteren of afvoeren naar ' een composthoop O . i . d . Gewassen z u l len eerder ziekten oplopen I m i n d ere kwaliteit en groei vertonen. Na verloop van tijd zal dit verbeteren, d e ondergrond lijkt geen storende lagen te bevatten.
Seizoen 201 0 Organische mest:
geen organische mest i nwerken, eventueel een mulch toepassen van goedverteerd of langzaam verterend materiaal
Kalk:
Er is geen kalk bemesting noodzakelijk.
Fosfaat:
Geef 9 kg tripelsuperfosfaat
Kal ium :
Geef 8 kg patentkali
Magnesium :
Geef 4 kg k ieseriet
Borium:
Geef 1 0 0 gram borax voor alle gewassen.
Stikstof:
Voor kruiden, wortelen en peulvruchten: Geef 2 x 2 kg kalkammonsal peter. Voor mais, koolsoorten en prei: Geef 2 x
4,5
kg kalkammonsalpeter.
Voor overige gewassen: Geef 2 x 3 , 5 kg kalkammonsalpeter. Geef 4 kg patentkali .
Najaar:
Seizoen 201 1 (en evt 201 2) Organische mest:
geen organische mest inwerken, eventueel een mulch toepassen van goedverteerd of langzaam verterend materiaal
f<:a l k :
Er is geen kalk bemesting noodzakelijk.
Fosfaat:
Geef 9 kg tripelsuperfosfaat.
Kal iu m :
Geef 8 kg patentkali.
Magnes i u m :
Geef 4 kg kieseriet
Bor iu m :
Geef 1 00 gram borax voor alle gewassen.
Stikstof:
Voor kruiden, wortelen en peulvruchten: Geef 1 kg kalkammonsalpeter. Voor mais, koolsoorten en prei: Geef 2 x 4,5 kg kalkammonsalpeter. Voor overige gewassen: Geef 2 x 3,5 kg kalkammonsalpeter.
Rapportn u m m er: 1 00378257
25-Mar-201 0
. K o c h B O demv r u c h l baarh e id - mii l e u l
KvK. 38022558
e l
o n tw i k k e l i n
g
é n
rou t in e on d e r z o e l
E-m ail i n fo@e urol ab. n l www.eu rol a b.
n t B T WNAT/ I D nr.: n I 8032 . 1 9.398.B.0
re s e a r c h & Postbus 21 7400 AA DEVENT ER ( NL) Tel. 0570 50 20 1 0 Fax 0570 652279
B o d e m tech n
Di e r g e z o n dh ei d
AN ALY S E L IJ S T PERCE ELSNAAM I
B O D E M O N D E RZ O E K G R O E N T E N TE E LT MONSTER
LABNR.
BODEMPAKKET
GRONDCODE
7 8258
Kleine stuk B O D E M C O N D I T I E: Organische stof %
m onster
streef
analyse
waarde MATIG
275
VRIJ LAAG
15
40 < 0.3
NORMAAL NORMAAL
0,43 1
Bacteriegetal anaeroob (mk)
RUIM
Gisten totaal (k)
45
Schimmels totaal (k)
44
<3 < 20 70
Lutum (kleigehalte) % Zuurgraad pH CaCI2
7,2
6,4
RUIM
Calcium reserve
0,9
2
NORMAAL
Sulfidevormende Bacteriën (k)
I
beoordeling Op m erkingen:
1 25
Bacteriegetal aeroob (mk)
+
300. MXY
40
0-20
3.7
Zuurstofvermogen
2 BEMESTING
BODEMVRUCHTBAARHE I D
LAAG
PARTIJCODE
RUIM GOED
totaal organische stof maat voor het zuurstofverbuik in de bodem met zuurstof levende bacteriën zonder zuu rstof levende bacteriën teken van s lechte microbiologische bodemprocessen maat voor aanwezigheid van zetmeel en of suikers normaliter 3 x aeroob bacteriegetal geen standaard bepaling (optie)
B E LA N GRIJKSTE
M I N E RA L E N
VOOR
normaal tussen 5.0 en 7.3 vergelijkbaar met pH KGI uitgedrukt als
%
CaG03
P L A N T E N G RO E I
S TI K S T O F Minerale Stikstof Totaal
34
80
LAAG
in kg zuivere stikstof(=N) per ha per 20 cm bodemlaag
Minerale Stikstof Ammoniumvorm
17 17
< 10
VRIJ NO RMAAL
in kg zuivere stikstof(=N) per ha per 20 cm bodemlaag
Totaal Organische Stikstof
7
5
RUIM
C/N quotiënt organische stof
8
9
GOED
Minerale Stikstof N itraatvorm
/
i n k g zuivere stikstof(=N) per h a per 20 cm bodemlaag totaal organische stikstof in ton per ha per 20 cm verhouding koolstof : stikstof in de organische stof
F O S F A A T/ F O S F O R 0,03
0,3
ZEER LAAG
Fosfor (P-AL)
20
LAAG
landbouwkundig fosfaatgetal
Fosfor totaal
5,6
70 4
RUIM
totaal fosfaat als ton P20S per ha per 20 cm bodemlaag
Fosfor organisch gebonden
2,1
Fosfor anorganisch (ton/ha)
3
Fosfor opneembaar
< 1.0
opneem baar fosfaat voor de plantenwortel
MATIG
in humus/organische stof vastgelegd fosfor
HOOG
slecht beschikbaar anorganisch fosfaat (berekend)
KA L I UM 4
Kalium opneembaar Kalium ( K- H CI)
12
Kaligetal
13
M agnesium o pneembaar
1 20
Magnesium u itwisselbaar
1 400
direct opneembaar kali voor de plantenwortel LAAG
landbouwkundige kaliu mreserve
32
LAAG
landbouwkundige berekening tot eenheidsgetal
320
LAAG
MgO-NaGI (mg MgO/kg) plant opneembaar magnesium
MA G N E S I U M magnesiumreserve mg MgO/kg
Z O U T G E H A L T E 5 EN OVERIGE ELEMENTE N : (in milligram per kilo droge grond)
(voedingsstoffen die in te grote gehaltes ongunstig voor de plantengroei zijn) Natrium uitwisselbaar
.
Zwavel op neembaar
(mg/kg)
Zwavel uitwisselbaar (mg/kg) EG geleidbaarheid
(mScm-1)
15 7 290 0,3
10
ACCEPTABEL
35 1 50
LAAG GOED
meestal grotendeels in de vorm van sulfaat
0,3
GOED
totale zoutdruk in bodemvocht (1 op 2 vol)
M I C R O PL A N T E N - V 0 E D I N G S S T 0 F F E N
belangrijk voor bietachtigen en vee meestal grotendeels in de vorm van sulfaat
(uitgedrukt in milligram V.h. elem ent per kilo droge
grond) (deze spoorelementen zijn in kleine hoeveelheden belangrijk voor een goed en gezond ge was) Kobalt
(azijnz. opl) (mg/kg)
0,55
0,35 0,4
Koper
o pneembaar
0,07
0,12
Koper
uitwisselbaar(mg/kg)
2 63
3
VOLDOENDE
40
RUIM
Borium
(heetw. opl.)(mg/kg)
Silicium o pneem baar
(mg/kg) (mg/kg)
Silicium uitwisselbaar(mg/kg) Zink
opneembaar
(mg/kg)
Zink
uitwisselbaar(mg/kg)
M olybdeen uilwisselbaar(mg/kg) (mg/kg5
M angaan
o pneembaar
Mangaan
uitwisselbaar(rng/kg)
Ijzer
aktief
(mg/kg)
Ijzer
uitwisselbaar(mg/kg)
Ijzer
totaal
(mg/kg)
Aluminium u itwisselbaar(mg/kg) (mg/kg)
Aluminium t otaal
LAAG essentieel spoor element voor plantengroei GOED
essentieel element voor voeding mens en vee
VRIJ LAAG teveel is schadelijk voor bodemleven
1 20
300
VRIJ LAAG
0,01
0,15
ZEER LAAG
12 0,07
25 0, 1
0,2
0,1
(TE) RUIM
300
1 00
RUIM
1 660
1
teveel is schadelijk voor bodemleven zorgt voor celstevigheid van planten essentieel spoorelement voor plant, mens en dier
MATIG teveel is schadelijk voor bodemleven MATIG
essentieel spoorelement voor plant, mens en dier essentieel spoorelement voor plant dier en mens mangaanreserve
N ORMAAL essentieel spoorelement voor plant dier en mens
< 500
RUIM
1 4 1 00
(mg/kg)
Aluminium aktief
0,27
HOOG
reserve aan potentieel aktief ijzer totaal door sterk zuur extraheerbare reserve
1
1
VRIJ NORMAAL
schadelijk element voor plant dier en mens
1 10
< 250
GUNSTIG-LAAG
reserve aan potentieel aktief aluminium
25700
RUIM
totaal door sterk zuur extraheerbare reseNe
Z W A R E M E T A L E N (uitgedrukt in milligram per kilo droge grond) Zware metalen kunnen ingeval van verhoogde gehaltes schadelijk zijn Lood
totaal
Cadmium
(mg/kg)
opneembaar
Rapportnum mer: I �y
(mg/kg)
8
< 20
0,01
< 0.02
10
K
GUNSTIG LAAG
FF
4
01
1 60
G U N STIG-LAAG ===:!J
25-Mar-20 1 0
1 00378257 ••
Koch Bod e m v r u ch t b a a rh e i d - m i l i e u k u n d i g
b od e mon d e r zoek -
re s e Po st b us 21 7400 AA DEVENTER (NL) T el. 0570 50 20 10 Fa x 0570 652279
D i e
r 9
a r c h & on t w i l< l< e l i n g
KvK. 38022558
B od e m t e c h n i
e zon d h e i d é n ro u
t i n e
on d e r z o
E-m a il n i o f @ eur ola b n . l www.8ur ola b . nl BTWNAT / ID nr.: nl 8032.1 9.398.1
Le:�enda .(conform NEN. 5104)
2ond,,5Ior��\iIl!l Zand, ullo",! ·.llIlg
veen
EZJ � 1 fî3 [ . 1::1
5 ,S S
S 5
S 5
Destructie 'Arseen cadmium
Opdrachtgegevéns: Opdlr;lchtcode
'
Rappofulummer ,Opdrqch,t dmschr. 'Bemonslérd doeir , Monster:gegevens:
(
(
Nr. 1
'Labnr.
:SÄ804Q58�8 "
'
Opd��chtg,egevens: Opdrachtcode
RapPOltmimmer
. Opdracht omschr. Bemonsterd door
2bb80354G3' EA�05,ö1\):53 ·.pófj?e,Bêiqçllj�, opq,?'chtg�y,�r '
MOl1st<:!rgegêvens: Nr. 1 2,
Labnr.,
51'180105859 Sfl80405860
RcsuJtilten:
Parameter
5
S S
MVB. SIKB AS3000
PuIn 'a l lefa cte n
:
Drooe stof Org;St(Gloelv�rlles) KORRELGI(OqITEVERDEI"ING
5
5
5
5
S S
5
PAK(10)
C:,·Áx:Ol
Fluorantheen Benzo(a)anUll'aceen
,HPl
Benzo(k)nuorantheen
HPLC·PAK-ll2
Chryseen
Benzo(a)pyrcen
p
l3enzo(gN) eryleeh
' Indeno( 1/2;3-�/d)pyr 50m'PAK 10 (Ri) ", 5orT) PAK 10,CR2)
IlPLC·PAK·O)
IJPL(:r'M-lli
IIftC·PAK·02
IIPLC·n-r,:{)2
HPLC:PAX-Ol \1')
'. .
: :� :. "
;
,
;':: '
��d';b6J�m;����ifk1;S��i��tf.;��A����átt��f6�;"�';" ' '.... "
,� .,.
,' "
,'. , � .
I
:f.
(
",
\,.'
', .
2001, ?:002, 2018
,,'
f,);" 11
:! ,
�:
:
;
1
,':1
,'
.
" "
.
"
�, .
·
; , ",.
.
. 1,'-'
:·.:<��lg��i��: l " '
:
��� �;��t�
.
,!() � ÉO,,;-::X.. '�,,.;1� G" ë,�'0t;): ' � t �\� ·f' ,� ",> ";:i, ,:Le':Km.,o�nä: : '
:,
:
"
:', \,� , ,
'
'�,'
:"';' ,: , ) <"�'�;� l:�Çi*��� ""'\' t',: ',:/
I"
. "
rl.
' ,',
zIj�,-.a�,.t�è:,hpis;c��.:Qé!'t)d.e'lingerj' .
.
\ll
' '
t
,
I
"
,
'
1
"."
.
.
·
.
1
dat
.1..
;
"
\
'
� . "
.'
(
.• "
'
·
'
' '"
"
:, ;--. - .. ), "." ', ;' �,:' norriie;n: .(\(Eiilighè;dsC hecKn�:tA�n �è� e;'s). Dit kW8IitcitsSysL�em' j;"g�b����rd' ,voor\�chrift0n die zijn opgenomen"of wáarnaar wordt verwezen in"de:yolgende' d,o,cument!3Jî van': \ :' : \:hef ministefi9' v.an VROM:,<:�',é, �!'fJEN 157 tJo I 130dem, Onderzoeksstra�egiè :$ij',v.er.kdhnend : : ; '! ,' ,.<':, i, .
d;;;d:� ",'
,
'
"önqerzoek":(NNI, oktober'1999;ICS 13,080,01), het "Protcicol:voorhet,:6ade);\pnd�iZ'o�k'de�(1 : : , ;i';aàr\ ��;ai3rden concentr�tie'vBn verontreinigde stoffen cm deQm�ang vih:, ':,: ;/" L:<:,i .i' ",n,,:' bOd,et:riverontreinigit;lg" Den Hang 1994; ISBN 90"1Z�b8o.�$�5)',.�ti,:d�":.fJiè,lîtlijf:i;:;':< ,t;ladet,oriderzoek 'deel 1 "(SOU uitgevori,; Onn HOi'lD 1995; ISBN 90".'12r08232�3)J; .... :: : w, tiBr, d \ige, ' Het 'JabpiàtoriUmónderwek' is cOlJform tlo nomioll uil deNEN 57 40.oj' \vojg�ns,gë i jk, ' n . ' , ' . !;. ,1;netl',idderi.uitgevoercJ. '
(SDU'uitgevcrij
'
.
.
"
"
,
'
',
.
(
'!
(
'Bq,orw,erkza'amheden en bemonstering
;Ór6na
�
diamantboor
.
b o r i n,ge n hoi'ldrri't1ti9 ver l'ichl mol eon WnOlîil
'.rVlees ál',vyordèn
ge,,
�en guts, een zuiucriJoor of een
"
'
•
,"
. 1
"
"
,.
.
,
\ ,
"
"
'
"
,
.
)
, .
I ,
,
,
,
,
',
h d �\li$r & :
'
"
�
,
I,
i
·;'�;���W�;ii1!��i���li'Ht�il�i,/i V'!':�rde:n' ·
,
.
.
.
.
geplaa�st om Grond vV niorlpopsters, .
.
';�Vrii��:��,!s
'I
.
... . . '.' . ."
',_I,
"
'7':�f;de:'g, ;�:�p�f;���ft;r�j�\�l�:r'&;�6':;�;�;repiése' �: � , � � t ,", :W� rîtatief :';N:hp:r;;A'!ii;0;lBkfi}�M�?1/(:I8{,é �
.
.':
,
,',
,
"
,
j '\II ,'
"
1
'I
': nqq,a,êmri:)'ête�ri,a:'al::tt$:":;Y:(),qr,k.gtD'�ti:;;Äfh'a[lkelijk VBl)het, oridorzoC�!icloel' is',het i çl, 9 op,! riD LS:t, , o r �d Wqt��sp è g '
n lie; a. v · � � � �� �1 :� �: { 1 ; �! �i :�t 1� � i�� ti �� t l� t�i ... >i���Wl ' grorldwai,cl'nlonsterl
; ·,· ';':',,� 'i(SlnêoW�H"� i'§;h�;'8èr8'6nstéra:orrliiontamlhatie.:uit te · '·: -;:�· G' : �':� �··::�·� -·'I;i" :'::·'Î!')· '':''- ·';<:�···{·. 'f'.·.:\'.:·. ( ' '" "
,
.
sluiten,
';
' : l�e�o;e! p :�':(e,0::�a;(r ( i8�I(jçljtdiC,fi�\àfgE)!'iloten· gl azen ·fl ess�n ,met, kunptstof: !
;:, /" .
: :. :
" . ,- • .
'
·
.
"
"
" '!
.
,'
"
.
. ' '
:'
-,
)
.
"
'
',"
",:, !,9:,��n;(ip:o[,��t';�:ati�;�:�'Q�;R.�;)t7qi�
',"
"
pLi/sbobr. \iri,'b,et6n�;:J:�f t]ulul1 aobonf'r/ om de on'derliggende,/J'odem;té; , -1 ' ) �unri�n"b,erejkep. R,�ge)f"la,tJ:� kO nühet Voor dat losse VUI11:lrdjf)!Jsmt-llerialen zijn áapgqpr���t.;';;:i: , , "linc,t:l'iàme,pu)h); () ri1,,:qie';i':�:deh 'r)lo' ûitgev,óercHmet:'1)"fil�0.\ '" , etef1I),Oringons()rns (!Jode(�lllilijk) worden , ' " :ppinbq0�i,�,eI13sJagr:f�t,s/é,enfriiri)gutSci.f'i:len mocllalliscllo 1)()()r�,lt�lIing. i'(::\: " , .', >:" : i: , > :,;,, ) : , I',";':';,: , '.;Oe grOr;)a.rf)9.n�ters ,V).\o'rçll'Jn'Jer'l:iI,aats\:}:gckoeld bewanrd in Df (JosJutrm glazen '
•
,"
'," :,�' ,:
voldoet aan ;de :I.S039QQ'1:�en;äe.'VG;l\';<"�, ' ,"�:'"" ",�:,;' " '
.
·
,, .
..
uitgevoerd 'c0I1Tórm ee'iJ iritern 'kwaliteitssysteem ' "(
'
.
'
'
, ; ; !" " ".' i,., ,: ,: ; : .,>" ':::,�:' , ' , � déf�i)ejjl�('Î'�; çli,e :yYor:d,�n V'� f'r,icfki�if,p)iii��Y�'Url�r.g, �\ :,\,� : :,. �,,',: , , :, , e toëgèl cht. , : óntJerz, 9 , k,';n':h' e t ,älgemeelit?bescnre . v én' en ";eIHvJer � : ' D e �a' a rri�{eaé'ii , \ v'{. Ü' i:P Èl1J\::�: ;:: :c'. ". i , "t\,l� ; , ,,,�r:- ' ' �'·l)'·'.i'.( , ) .�,,\,I .!5"',t':'',:C" '-','-ft.', \ tf ,�\ \i', ', ' ' -" �'r 1 : : ',
'
" <,
;"
:
.
2001. 2002. 7.018
,
,
,
.
te.
,.
" .
, 1 "
"
•
'11 .;,
"
•
'
,' .
'
'
i,!
"
.'
'
,
2001,,;20'02,2018
.) .
'"1;,,,'
,
, � ""
'.
.,.
'
,
I,"�
'
i'
( 'I.,
,l', '
•
"
i,
/.
,,..'
"
"
, -, " '
r.
: :''2,br5f{OB �54.. ÛGR b
j4!á ob
'. ' . : '�
·
\ ..
'
2001, ?p(J7, JOl U
" ,
,
'
I"
. :O.P':��i:!'ç!ltg�Vér�:, ':QpdtaChtgëvêr, '
, .:
<��?�:�r,::' , .:, '
'
. :Pdstçöd(! en'plp,à\:s
,': : ,dp'���ç�tg�g�y:�n�:;' "Opdrachtcode"
RapPlciitnunimer
.
,
' QpdR\cht�omsè:l1r.
:
"
I . ,
'
, 20080:354W'l EÄBOS03015 'Ool)sedUk
Opdrachtgever
:Bem'onsteréJCloor,
'Mollstèrg(jgêvèns:
, ,��.
. I
. ,'1 2
,lal:mr... SA80501506
:5A,àö5dis07
Monsters,Dort iWater,'
J:1onsl:ecomschrijving
' . .
15L2:1"1 ""
'
" : ·slBd(l
' '.
':Waf�r ,
'
,;. \:\:' ,
,
.. ,HV8,
'
, 'DCI�umüèi�, 9nsfèr! r� 008\/! /" {,;, I�t�?��dR.�' �}: , ,':,:<",' ',.' ,!:,J)6'05�Î.
,
I' .',,1,
.
:v,qii,'AS. , 3,OOO·,Vf.' O.,l" ', !:" " " , ,', ,
1
.','
'
,IQ, j "/1
.
.,: .\ ,ig/I J
":1-I9(i,., ,jgJI
':, " pgil' ,
'�'�/f . .
o l
I:"
'6
,
',"
,':;0;3
":":1 "0 ,"
,,:9;5' ,0)0'6 ',<5 ��
1:1911:
pgÏ:I: :
,
.
,'95
s
s
s
, \.
Banknr. RABO nr.
BTW nr. Opdrachten word,en Ui!g�vo>erd :vo·'i!8.ns d� Atgemène voórVlaardcn van ACMAABV gedef>oneerd .biJde ,Kainè, �an K(io'pJ,�i �ni:iëlveiuwe·e,· n 'T\'lë�e. .
11.09.61.9,oÓ
.JÛlii�i3I�;t;lQistèr:OE>Ó.j5f3.29i 'E�schede
'
.
,.IEl�i:N�4:Fi�BO.q1jq961909 '.Js0jftfad ���JF,l�o;t{2� , .:, :: : ,I ,e.>::: ': , ; ",
. '> '
-,
,
I' �
,) �.
1,.,
I.,
�g�Vèïjs;., .. : 2ÖdS03 Clp,�ráplj�Q. Opdrac=htèdèlè:'
·RápRdf;tijûrT1fij�r.
,
qp):l@êQt;cilJ;l:Sçhr: Bem:onstêtçl door
Mons�e�gëg�vens; ' , " Nr:,' là,bnf.", :SÄ8oS01'sd6 .. -1 2" <sÀ8oso'iE07
I"
•
r
, (
,
\
'
•
'
11;":
, ,.. ' .;,D��W� ;�:��Îq·S�t , Star'täatum'" ,:. ), : i.i.;iatum; ra'ppoffqgè, ' .
5.4VVl
.. ' ÈÁ-g'bS 030tS '
"
0tiijsC'dijk ' (i)Pt!lrachtge�er I
'$
$
S
I
(
-�--' . E�EheicT
'lntciTi I11f:�r., GC.11S·!l1
<:0,10 <0;10
GC·HS-ol '
'r'\
GC":'�',Ol
',� GC:,:,L:61,
1
<'0,10
" ,GC:I�S:dl . , , . !
,"
,"
.
'
Water' . Water
:SI3H�i
S
'
MonsterS00Jt.
I'1b�st�rorn5ë1)rl'jving
SL2-1-1
" .
,
.,'
,
. \ ' ,:1 '•.
:
:<0;10,
,"
,
l
i
,
,'ol
,
"0par�'�l1tgever: Opärá�titgevèç ,Äanyr.���r Adres
'
.
'
.
.���rbX"Lëxri;bnd
' I
\pQstc,O�è én plàa,ts ,!' opara6htgesi�wens: �
.
I \ •
.
'757,OiA[:''O)è1,enzaà/ '
,
Opärclchtcode
. RapRprtTll,ml i\l,er
Opdracht oinschr.
'
,
;Motl'�teJ;gegeveris: .
'MO�5,t?romsc/)I:jjVing
,SL2�l�.f
, ,1$\3+1"1;' '
Hocifd'/ab .. lng! O.J,Gerrjts�n.. [p f
,
;star:tdël�'!:lrr' ,
'.' ,
:
.
r"lonstersooll Wàter ' Watèr
'
."
i�@::
.
i' ,:
" :
,
'
•
,��-'>' •
: :,� ,
,
'
,
, , _
:
,
'
Dlllopport mag nlel anders 'dti� l�li;kgl)h��ll';o��i; �,;mprodu'ceerd ,zo�det öe '�r\�lijk�':tootcmmlnQ yan hella�raiorillm,' : , ' De resultalen hébben u)iSlÛi\éq�,\iCti.�kkJóg :�1? dJ ii,�b�?têrs;'�?al�::i:lic:��iu \l9,or�Q � 'ysC�le��hlkkJI1b''II'erp.cn gesield. N�derc InrormaUe over dc,tOCg�p,il5te InCUl
., :: j,� .:'� ,'BanJ
\
,
,'-I
"1' ,
"
\
","
<
,; �hb,M,LJEUtA8()RA+ORJUM';� !NGE�6�héIËfJ
:'f��"E:� ��� �100 V�O,�R �.EBIE6E·r�:ïqALS .
',.1 ',! :"; �<�:. , ; _ .J'" .): , '" nr. 11 :09.61.900,·'HanèJèlsregister:060'S·8:291· Enschede· 81W nr. . • � ", ' :- " I, . : . ' ,., ' . �;, ': ' . ' � , . Opdrachlen wDrder)�ilgèvi:)erd vóJgen� de Algemene Voorwaarden van ACMM J
'
.
. DàlUiiJlqfJPOttage, ,
bójj��dJjk Opdrachtgever
:. ,\:'Nl;;,�."Läbnr"l'
HunBtckeninçp
:"j.
�a�u0 ppqr,tlcht
200S,0354Wl ,EA8D503'oi5
Bêh1onsterd'door
" :,� '::�!����I'���
'
:: : ,' Dhr;, :J:.Gfp'flè:l,man ,RostDus.:22l'. ,';,.
,
,
I.
:, . '
� ---
i:
'
I, "
,', !,:
(
(
,I:
,��;, r.; I" "
"
;
, '. '. Anaiyserapport
;:
.
200'8'0354 1:vàn2
Dhr�.J·, 'Gf6'óPnl:$h ' '
,
i.
.'
Ooijse\Bandijk: ,tè',Nijmegen .,': .
25':b 4�:200 8:': "
• :
1',
"
'
'
, . ,14"cÓ5-Z008
SA80:<+Ó 5 8 54 , ',I
,
"
'
. ,
S. Ji;8q4.Q5 ? � � '
,
'i �'F{
.:
" .'
.
' \
'
.
';:\ '
q NP "
'
\
.
.
' ,,'
,Wionst; ��ómsdhfij�iH �.: r��3'B;;'i' . I.
.
Su2.B
GRO,ND
,
\
.
..
I 'I, .
,Monsteromschf,ijying': 'S'L2�;. ... ,2,
..
.
' .
Sl:.3É3
·
,
.
. SJÜ3b�d5i85:6- :" GR8ND,SL413 3 . T0dnst�(Qitis,êj)rlJ�i'r)'g \,sG�:è,," ."
4:
'
,
."
,I' , ,,'"
KORRELGROOTTE
.
.
.
t '2,?9'
74.3'
Destructie
Arsoen
mg/kgds mg/kg'ds ' · ,· 1 rng{�gi;lf3
Cadmium
.
Chroom
lil :4
.
Kwik
,,
"
, , ' "rhg'/kg,ds
. .
,','
9.7
11
, '9 1
21'. 29,:
0.5
<0 .4
.'\\ " ::�HL
·23 +
-'- .', ' 1:,
1'2
Z6'
" /Ó:�'5,. �,\.',9 7 '!
- " ,;
:.i3'� '.
�
; ' ,'I
11
� 5',: 2 ,2:33
"",
) L28 1:'7'7 '
,
:
,
\
,6:47. "
:> :2 >J\ ,·� ( .
/
J.:'
\
..
,
"
:
*'* *
:
'
.,37
*
"
"
"
,-,.
.
.
5'.
.* *
.
'
.
..
-I-
.
..
Lood
9� � i
+
mg,kg,ds !t1 m'g/Rg:äs :0 '4'
Koper
i"
.'
�4.3 5:)1.
2.5
'
'% 'van 'ds
METALEN
,·f
"
'
'
I
VERDELING LutUn1 ( < 2fJIn
.
.
"
.O/� .'(�jrrt .'%v�'n:ds
. Org :St(Gloeiverlie,s)
I
\,
,'% � (i1ii/11 i· . )
Droge stbf
Zink
.
'
�". , ; ':, >.1 /, l
•
:PLiin artefacten,'
Nikkel
"
SA8bL�.b5:8:5;7\: G�'0�D 'SL'58
..'. "rYions t'erql1:i�c· \s�' 5B . NijY.ifi�h " ; , ��: ::.�, !:,:-t, ;" .
(
(
"
.
�',. '
I;::':::
\,.; ·l" I,
.
;' ; j t:'\ '
;
,",-
· : :t'· ;':');0:f,;"i/ ,1,
.
',
;',_'
",
< '
.11'
:. :
ï
Analys'ëràppórt . .
1,
'
,
,
"
.
'
,
; : , ;���:g:�:S��.�:'·I' IOrg:S,t(Glbèivêrliès')'. · .. ' . ."
"
"
""
"
. ...<,.
..
"
.
'
.,
+
:80':'5
{
'.
'
'�:àRREtG�R6:dT.TÈVERDäING, i�tur,rij: : <':2 Nrn) '
EN .. ,NiE i � TÄt η" ,1'.,' , ·· ·:Destruétie·. , }\i-se'eit :Cadmiuh'}
'i
,' . ,
mg!I,
Koper
,
Kwik
Nikkel
.
-
I
.1,'
, '
mg/kg
,
.
,
<0.4
.
ds ,
'mg/k'i:/�êiass'
.Lood
.
"
. ri19Jkg8s
Chroom
LO[Jonda:
21.3
% van ds i
,
'
;2/9
"
'
., '
t
;.<,
. I
:f\WB'.,:SIKB:ASSOOQ: , .
; .1
..
. M�hstcir6mscHdivin,g::'$Li8À'
. '��rame�ér , ':J?i'�pt�:\(rY)7m\!),
f,'
. GRö'Nb:sG'si:
,,'.�.Sp:.SO�iQ5d58
.
;
.
'
, '
"
'Ik,g,., rh q, r(ig/kg ;'ds: ,.·
!
.
'.
23 <.. 2')
240 .' 20' ··.'1·�-6· ....
. .
u
.
,
.
. -, -.���--��--����-�����--�������. : , --, ,-, :, -, , �----�����-I
,
.
"
',
I
,"
I
1'::<" 'J
_ , 'I
j' ..',',
"
��n :�ü�ef:�,Q��9�';:::�' .;d,� � tl)�s,e.r:�.��,rd.o/,;�,',:.: Resulta�t :i� gr()t,e·l:d?l!1,;�I)ter�e!iti�.V'!.Bh:rp � : flesultatjt .is·.gro,terf Re.s \.llhi at·; i,� :'gr6;tèr:
'
.
:'
.
.
llesLiI.taat f�.klèiî:liitCiari'sJr,o\3:r:yVä?(d()i\ ,
. '
.:
;
(
< ,
"
,
.
)
)
Analyserapport
. ,1,
,i, "i $A80M)5:85�:" ,q.RCQN'r) '��'o.B MOn,sterOms?hiijvinr:J::'S1l6B: , ' ,: ., : "
'
'
'
2
" SI'\�O:4p�8(3,�: '(,JflO,ND SVJB',
MonsterQmsd,'it:ijving:, SL7B.
Puin
Org,Sl(Gloeiverli;o?),
o/d (nihil) % (n,î/nl) % \lands
.
KOI1I1ELGHoq:rt:�YEI1'oEl:IN:G'
Lutum
(
<
METALEN
%
2pm)
Destructie
Arseen
Cadmium
Chroom Koper 'Kwik.
,
l',
artefacten
Droge 510f
( I'
,',!
','1
"
van ds
'
"
"
+
of:""
',5;2,':
31:4, 79.3 �; 1
" � \' i,3 . '"
4.7 +
r'ng/kg ds
rng/kgiqs ,mg/�,gds: ,riJg/kg: ds ,\
J
'
,
9;2
<'GA 1.3:
*
uy" '*� .. ,!
;.43
'
2;8:' 'S80" \'
I
IJ
18
SÄ805:è515,66,
WAtER st� 1
SA'80$O'� 507
WATER SL3� 1-1
MonsleroJnschr:iiVing: SL2 2
(1 OÖ-2ooi
c
1
'Monsterornséhrijving:,' SL3. (50-150)
, I'FÏJtefsteJilng' In-Hmv) :
,EènheiC1 .
'Pî:iram'eter '
I
(
+
,,.
JVlVB'. :Slj<É3:À�io.6'o . , :�fril\�EN 'Arsèen', ' ;6�i:ü.;\i"uir; :' , :'�h:rc/órn
' ,; 11
<1') �<:IO;3 < l;Ö
'I
;koper Kwik
' \", .
Lood Nikkel
Zihk
:
î
/19 /1 f.!gl.l ;';9/1
Ethylbenzeen
�'g/l ,,:Ugli , /l' ')1;'/g911' pg/I
P-rn,·xyleen
O .. xyleen
aromaten
Totaal xylenen
MINERALE OLlEGÇ
Olie totaal
Cl'O-046
Fractie Cl0
F'ractie
" c1�i, C12'- 'e2:2, ,
,
<.0:05'
1'
Benzeen
Naftaleon
"
di
Tolueen
Totaal
6',0
'i:'
' '
"
AROMATEN
I
. /- ,
s1:2-1-'
,
'
(
' ';1'
<6:20'
.
<'Ó�20:': 0:2 6 " ,0.20' <.'0','2'0 ,�'i , r ..;0. '<0.20'
<'0:2'0,
'
,.*'
<5
'.
',100' <:P>2Q'
<.0';'2.0
<Ö::20
.
....
I
(
2001, Z002',,20'18
.
.
.
,
"\
,
'l
'
'
.
'
,
< .
',. " ,1;1,
' ,:
"
Voor'de toepassing. van'grond in 'het káder van 'het Botiwstb'ffenbe.sluit :;s:de 'geme'ente'lièt :bevoegd g�z�g. D'eÏ,�Oeri'?ssïrig< � éjldaaro'rii i116;è'*en' �9rde't;:'ge,nl'èld"4ij de:gen�e�\�te', ,
\
,
;, ; (,. : '
•
'
.
•
"�" �
7.001, 2007., 2018
1
.
,
i
\
,
'1
'
\
'
,
.,1'
)
.-. I ,. "
, ,'
)< .
','r,
""
:�,fw:��j�tl�:i;
'
.'
,. ';..
� � W�J�k�� , ,§ \" ' :' l ;'J� ��
«�&�'bPä.m,nà<";ek,"ie;:e�l( �Y;� �nwk: ' ;H �; " •
'
,
:
. W"nne., 'an�,"n?
t � ��li�rl
rj
� '::,<; ;:r ;,�;--']i \�\,:1 '!
�.'! NieiJwe g�va'lIen van b odemv erontre i nigi ng (ve ;o o rzaa kt na l' jan,ua'ri, 198i7)',dietl'en ,dànförlT:l:-�e;'", . ';:';;;'>.'.;< zorgplicht. (artikel. ,1'3') in de Wet boder"Îibescherming·te. wb(d�n 9�S�riél�r,9; ;·É3ij.,ib��héi:èl'o. u èle: : • . . "g�yalièri{veroprza'akt Voor 198.'{) 'dienenih Pfihcipe,alle er(1stige4�vaiJ.e�;�ai) , . , .•.. •. .. ·bQ'd.e:Tl'!v�to 0treini'gih�':(d.:yY::?-:. r:ni.nirn�al.. e.en ,b,odemyolume vah 25;�r,ri�::gr9.g:d,g;HJ1?Q�rDt ' : ' ; . e,s·�·\i�,È(fiQ , grpndvv,�ter:y���ontr,ejr.iigQ')n ÉH:Jn ëp("!c,�Dtf.atie:,pbvè�:, de inteiveritie,Wä'arq�r·opf�trnjjr(,g, ' :, <': j" :t,�: wO:�cjeh Hèt:tU�${ip wfl8,r:QP:·,di,:t\ ii1d,�\ ,g'èbeu'rell :ha'n:gt.,af v:an "de';r,il'àir�i,V�J!' aptpel�';fIs'jcP�s;;'i:Jif3,.">,,j, . ,!'
,.
"
'
";"
,',
.
,,
.. ·�aQ\N�*ig :lijD.,v6;!?.r:I;u�nSer' ei;J,.éoPby�,t:e,'rren:. IJ lp mf:ld:�: çle Ne.h� pr,e.fding,sris,iPC! s;SD'èz�\rjs,iRQ,',S:/;' : :;: . . : ti::;;:.: ..
I
,
'
'·1,
·ha' Qg'éll;?a'filèf;l,n�'eti:r�t\g ,�bó!J(k\�à'l\'df�l: � eron·hOinigde· ;I,ocaÜe·'(9jjy�iW�'n�J,ii·6.f;8�,��iJf:,s rfi,,� tigl.;M > ! ::!: . ' · ' 'd)ridwat'��s't(dï:i:iin!g);:,;i 't ; ::. :" : ; :' :: ':"" ,,;; �: .rnGt iZ��'\'in'élls:'del bO,d,!;! ri'lqj;iç,o,UW; ter RI,aàts?':{I;iUv _ grol1clsö611.èl1,g .
..
(
·1
'
'
'
;,.; :;.!: :: . (' " " 'j ' '\" ' \" ,! :,'1'1:,.:.',� ; "1'''; , i ,1'" :'\', , ' ien,val1·sanerenCJ�,ini:idti:èO'ciiëri'io-Ais\' "1 . , .f.lJl1' ctiewiJiÎgi\ng' ; .! ÖiJVb' O fbèa' J ClibU \1�\ '; f· h i3 ' l b , d UW. Ei h ivarihè,t te. r t' e in: 'Obl�, k8"l':, a ó, ó r;::e�ën'i' K 'öRI3r,': : Q'r ; \ë:eh : , : ' : : ) :\L;" , :i,j:; ' ' ' .' " :\' . . tJi \,�,'.�':,: .ll: I,,'}:,, ·�·�','i :,'\ '.,\ ' ",I'\'I' {": \:',: ,IJ:,},:,:',,!,:" '::"1 , , :/', ',\�:,"::, ,; .'., :',',l, ::', :':;�:, ,.":" ".,,'!;':;,,'I' �·"Î.� .' ; , , . vElri� ke�JJ')� s\J1� ats;C,l·�:Pp.JJi:sa f;1�n�\;i . yV,Qr.��r, V!3 rl Cl ngcJ, WnJ)neer"de::,bod,811J .\nJe;t\l3,\r.�1J�}!:\,>:. :, ::::!,/:':(; :: .:::'\':: '!: : :: : :: i.'; . ol'
"
',', ' .!
' · ·t \' "" I,
..
t ,
"""',""
"
,c, , '
•
.
J',,.,',', , - ,.
'
,
,
"
,
'
,
,
·t,
'
I
"
"
"
111''':\,', ",
j.
.
/ p, ,,, , !, j
..
,
.
"
vEiroiitrejnW.iLblijk�A;kafl:'11$)f.,t6è.15;:1)ó.� dz� kelijkii)ti, de verontrejnjg�e
, . ": '
'!
.
,'
'
.
"'1\
!; ':i i1t:',[ill
boa,�h::�f:ti,s'�:ijNi:'�'1,:;,'·;>S,i':';;\ ':;,:::':,;'\i ,
'
1
'1
.i',
,
I "�,
, ': 1 { )
K O C H fl ...sfc,
BODEMTECHNIEK E
u
r
o
I
a
b
MILIEUKUNDIG BODEMONDERZOEK (na(der bo(Jemon(Jerzoek NEN 5740 en verkennen(j asbestoncderzoek op basis van NEN 5707) Ooysedijk 7 te Nijmegen RAPPORTNUMMER: 110587302
Opdrachtgever: Landwaard Postbus 205 6700 AE WAGENINGEN Contactpersoon: Mevr. L. Mak telefoon:0317-413704
Datum rapportage 10-6-2011
Kochi
B o d e m t e c h n i e k
Bo d e m V r u c hi t b a a r tl e i d - m i I i e u k u n d i g b o d e m o n d e r z o e k - D i e r g e z o n d ti e i d en r o u t i n e r e s e a r c h & o n t w i k k e l i n g
o n d e r z o e k
Postbus 21 7400 AA DEVENTER (NL) Tel. 0570 50 20 10 Fax 0570 652279 KvK. 38022558 E-mail [email protected] www.eurolab.nl BTW/VAT/ID nr.: nl 8032.19.398.B.01
RAPPORTNUMMER: 110587302
Landwaard Postbus 205 6700 AE WAGENINGEN
pag. 2/15
. , .v»^.
" * ^
Betreft: uitgevoerd verkennend bodemonderzoek Deventer, 10-6-2011, Geachte mevr. Mak, In uw opdracht is door Koch Bodemtechniek een milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Ooysedijk 7 te Nijmegen. Bij deze ontvangt u de rapportage van dit onderzoek. Dit onderzoek is bestemd om de actuele bodemkwaliteit ter plaatse vast te Ieggen, op verzoek van bevoegd gezag. S a m e n v a t t i n g van het rapport: Er is in de proefputjes die in de schapenweide zijn gemaakt geen asbestverdachte materialen aangetroffen, in het asbest laborathet bevatte het uitgezeefde 10 kilo monster in het geheei geen asbest. De randen van de moestuinen zijn bemonsterd op specifiek PAK's. Er zijn alieen lichte verontreinigingen gevonden. Er is 1 boring die, hoewel geklasseerd als lichte verontreiniging, voor moestuin wel een ruim gehalte bevat. Gezien de waarden van de andere analyses en het doel als schooltuinen, zijn de gemiddelde waarden goed. Eventueel kan overwogen worden om de grens van de tuinen rond een van de boorpunten iets te verieggen. Zie verder het hoofdstuk 7 "Eindoordeel en aanbevelingen" en hoofdstuk 6 "Resultaten en conclusies" waar de afzonderlijke deelbemonsteringen worden toegeiicht. Mochten er van uw kant nog vragen en/of opmerkingen zijn, dan vernemen wij dat graag. Langs deze weg willen wij u bedanken voor het in ons gestelde vertrouwen. Hoogachtend en met vriendelijke groeten, C.P.M. Koch, directeur KOCH BODEMTECHNIEK Koch Bodemtechniek is een onafhankelijk laboratorium en adviesbureau dat gespeclaliseerd is op de volgende terreinen; - Uitgekiende advisering op gebied van bodembewerking en bemesting. - Opsporen van problemen met groei in groenvoorziening, tuinbouw en tuinaanleg. - Milieukundig bodemonderzoek. - Technische productbegeleiding agrarische toeleveringsbedrijven. - Analyses m.b.t. diergezondheid van landbouwhuisdieren (voeder, bloed, feces, melk) - Vrijwel alle voorkomende agrarische analyses, bodem, mest, compost, voeder, water.
( RAPPORTNUMMER: 110587302
pag. 3/15
INHOUDSOPGAVE
Biz.
INHOUDSOPGAVE
3
IINLEIDING
4
5 Laboratoriumonderzoek
5
6. RESULTATEN EN CONCLUSIES Bijlage 1 Bijlage 2
: :
I
5
Boorstaten Kaartmateriaal
Bijlage 3: ANALYSELIJSTEN
14
K o c h
B o d e m t e c h n i e
B o d e m v r u c h t b o a rh e i d - m i l i e u k u n d i g b o d e m o n d e r z o e k D i e r g e z o n d h e i d r e s e a r c h & o n t w i k k e l i n g en r o u t i n e
o n d e r z o e l
Postbus 21 7400 AA DEVENTER (NL) Tel. 0570 50 20 10 Fax 0570 652279 KvK. 38022558 E-mail [email protected] www.eurolab.nl BTW/VAT/ID nr.: nl 8032.19.398.B.0
pag. 4/15
RAPPORTNUMMER: 110587302
1. INLEIDING Door de mevrouw Mak te Wageningen is op 4-5-2011 opdracht verleend voor het uitvoeren van een milieukundig bodemonderzoek. Koch Bodemtechniek is een erkend ingenieursbureau voor wat betreft milieukundig bodemonderzoek volgens de NEN 5725 + 5740 en de NEN 5707, onder de protocollen van BRL SIKB 2001, 2002 en 2018. Verder beschikt Koch Bodemtechniek over het algemene kwaliteitscertificaat, de ISO 9001 (2000). Standaard gegevens met betrekking tot de onderzoekslocatie: Soort bodemonderzoek Reden van het onderzoek is Onderzoekslocatie (zie kaartjes) Totale oppervlakte binnen eigenaarsverband Oppervlakte onderzoekslocatie Gemeente Sectie + Nummer(s) Datum (data) veldwerk Monsternemer Projectleider Eerder verricht openbaar en relevant bodemonderzoek?
Nader Bodemonderzoek Weiden van schapen en aanleg van moestuinen op deze grond Ooysedijk 7 / Nijmegen 8300 m' +/- 4000 m' Nijmegen 1 G13, 25 27-5-2011 G.J. Fens, geregistreerd gekwalificeerd veldwerker BRL 2001, 2002 en 2018 (asbest). C.P.M. Koch Koch Bodemtechniek, rapport: 100277919
Doel en aanpak: Voor het historisch onderzoek wordt verwezen naar het vorige rapport. Daarin werd PAK's aangetoond, in lichte mate. In de geprojecteerde schapenweide is ooit puin gestort. Op verzoek van en in overleg met de gemeente Nijmegen is een nader onderzoek afgesproken waarbij voor de schapenweide is afgesproken dat hier een asbestonderzoek op basis van proefputjes van de relevante laag met betrekking tot weiden van schapen zou plaatsvinden. Verder was het de bedoeling om de piek waar de moestuinen zijn en worden aangelegd goed op de randen nog eens goed op f^AK's te onderzoeken. Er is vooraf een boorplan ingestuurd met een laboratoriumverrichtingen plan. Hierna is in tweede instantie, in overleg met landwaard en de gemeente Nijmegen een aangepast, iets beperkter bemonsterings- en analyseplan vastgesteld. Bij de monsterneming was iemand van de gemeente Nijmegen aanwezig die desgewenst de door ons aangegeven boringen aan de rand van de moestuinzone kon verplaatsen.
RAPPORTNUMMER: 110587302
pag. 5/15
Voor een grafische weergave van het patroon van monsterneming wordt verwezen naar het meest gedetailleerde kaartje (bijlage 2) waarin de situering van de schouwvakken en plaatsen van de 30x30 gaten zijn weergegeven.
I
5 Laboratoriumonderzoek Per bemonsteringseenheid (RE) wordt een mengmonster van de fijne fractie ( kleiner dan 16 mm) samengesteld, veelal is dit een verzamelmonster van 10 kilo dat in zijn geheei wordt onderzocht. Indien zintuiglijk asbestverdachte materialen worden waargenomen zal per gat een apart materiaal verzamelmonster worden samengesteld. Op basis van deze monsters kan het gemiddelde gehalte asbest in de bodem worden bepaald. De resultaten van deze chemische analyses worden getoetst aan de wetgeving inzake asbest in bodem en puin welke door de ministeries van SZW en VROM is vastgesteld. In het beleid is voor asbest een restconcentratie norm en een interventiewaarde opgenomen. De restconcentratie norm beschrijft de concentratie asbest waaronder hergebruik nog is toegestaan. De interventiewaarde beschrijft de concentratie asbest in de bodem waarboven in principe dient te worden gesaneerd. Voor asbest is de restconcentratie norm gelijk aan de interventiewaarde en deze bedraagt 100 mg/kg "gewogen" asbest. Niet eIke soort asbest weegt even zwaar in deze berekening. Hechtgebonden serpentijnasbest wordt met een factor 1 vermenigvuldlgd, ten/vijl amfiboolasbest met een factor 10 wordt vermenigvuldlgd. Voor de fijne fractie wordt dit uitgewerkt in het analyse overzicht, waarbij bij van eike fractie van het onderzochte materiaal wordt aangegeven welk type asbest is aangetoond en of het hechtgebonden is of niet. Hechtgebonden betekent dat het asbest is ingesloten. Eternitplaten bijvoorbeeld bestaan uit hechtgebonden asbest. Het asbest is hier ingesloten in het cement. Deze vorm van asbest is minder gevaarlijk dan soorten die niet hechtgebonden zijn. Bij een materiaalverzamemonster wordt van eike soort aangetroffen asbest apart bepaald welke soort asbest het bevat en de concentratie asbest Verder is het gewicht bepaald.
6. RESULTATEN EN CONCLUSIES
Asbestonderzoek: Feitelijke omstandigheden veldwerk: Neerslag geen (<10 mm p.d.) Tijdstip 7.00-13.00 Zicht Onbelemmerd In bijlage 3 zijn de analyseresultaten weergeven. Indien er materiaalverzamelmonsters zijn samengesteld zijn deze ook in bijlage 3 op een aparte lijst verwerkt. Er is echter geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Van terreininspectie is afgezien vanwege dat het een weide is, en derhalve niet (goed) te schouwen. In de asbestemmer van 10 kilo gezeefde, dan wel uitgeknepen grond is in het laboratorium geen asbest aangetroffen. (zie het asbest certificaat bijlage 3)
K o c h
B o d e m t e c h n i e l
D i e r g e z o n d h e i d Bode m v r u c h t b a a r h e id - m i l i e u k u n d i g b o d e m o n d e r z o e k r e s e a r c h * o n t w i k k e l i n g en r o u t i n e
o n d e r z o e l
Postbus 21 7400 AA DEVENTER (NL) Tel. 0570 50 20 10 Fax 0570 652279 KvK. 38022558 E-mail [email protected] www.eurolab.nl BTW/VAT/ID nr.: nl 8032.19.398.B.0
pag. 6/15
RAPPORTNUMMER: 110587302
1 Bovengrond mengmonster
BM41 BM42 BM43 BM44 BM45 BM46 BM47 BM54 BM57
Bodemlaag (m) 0-0,5 0-0,5 0-0,5 0-0,5 0-0,5 0-0,5 0-0,5 0-0,5
deellocatie
Rand moestuin Rand moestuin Rand moestuin Rand moestuin Rand moestuin Rand moestuin Rand moestuin Rand moestuin Rand moestuin
Zeer licht verontreinigd
Licht verontreinigd
Matig verontreinigd
-
PAK's PAK's PAK's -
-
Sterk
1
verontreinigd
-
_ -
0-0,5 Zeer licht verontreinigd betekent minder dan 2 x de streefwaarde, licht verontreinigd is boven de streefwaarde, maar onder de tussenwaarde, matig vervuiid is lager dan de interventiewaarde, maar hoger dan de tussenwaarde, sterk vervuiid betekent een waarde hoger dan de interventiewaarde Zeer sterk vervuiid betekent een waarde boven 10 x de interventiewaarde Vanaf een tussenwaarde overschrijding is m de regel nader onderzoek nodig, daaronder in de regel met
De randen van de moestuinen zijn bemonsterd op specifiek PAK's. Er zijn alieen lichte verontreinigingen gevonden. Er is 1 boring die, hoewel geklasseerd als lichte verontreiniging, voor moestuin wel een ruim gehalte benzo(a)pyreen bevat. Gezien de waarden van de andere analyses en het doel als schooltuinen, (niet zijnde wonen met moestuin waar de strengere normen voor gelden) zijn de gemiddelcie waarden goed. Eventueel kan overwogen worden om de grens van de tuinen rond een van de boorpunten iets te verieggen zodat de meeste vervullde boorpunten er buiten liggen, maar ons inziens niet noodzakelijk. Tenslotte Voor de betekenis van de bodemkundige en milieukundige termen verwijzen wij de pagina met het bodemwoordenboek op onze website: vwwv.eurolab nl Het uitgevoerde onderzoek geeft een globale indruk van de bodemkwaliteit op de betreffende (deel)locatie op basis van steekproefsgewijze aanpak en is beperkt tot het onderzoek naar asbest en is derhalve niet een "complete schone grond verklaring".
Met vriendelijke groet, Koch Bodemtechniek / Eurolab C.P.M. Koch, directeur
1 1 1
pag 8/15
RAPPORTNUMMER 110587302
Boorpunt(en) 43 Diepte (m-mv)
Omschrijving
0,3
klei
Zintuiglijke waarneming Geen bijzonderheden
Kleur
1
Grijs-bruin
1
Zintuiglijke waarneming Geen bijzonderheden
Kleur
1
Zintuiglijke waarneming Geen bijzonderheden
Kleur
Boorpunt(en) 46 Diepte (m-mv)
Omschrijving
03
klei
Gnjs-bruin
Boorpunt(en) 51 Diepte (m-mv)
Omschrijving
03
klei
,<./^^\ c /
Grijs-bruin
1
RAPPORTNUMMER: 110587302
Bijlage 2a:
pag. 9/15
OVERZICHTSKAART
/
css^^
Ooyso Schependoni
/y
---iv^ Hj^' bevinden z cn de "iderzoekendeer
VX,
t N Ooysedijk 7 + Nijmegen
1
KOCH
BODEM rF.CIINIEK
K o c h B o d e m v r u c h t b a o r h e i d - mi I l e u k u n d i g
B o d e m t e c h n i e l i
bodemonderzoekD i e r g e z o n d h e i d r e s e a r c h & o n t w i k k e l i n g en r o u t i n e
o n d e r z o e l i
Postbus 21 7400 AA DEVENTER (NL) Tel. 0570 50 20 10 Fax 0570 652279 KvK. 38022558 E-mail [email protected] www.eurolab.nl BTW/VAT/ID nr.: nl 8032.19.398.B.01
RAPPORTNUMMER 110587302
Bijlage 2b:SITUATIEKAART
pag 10/15
pag. 11/15
RAPPORTNUMMER: 110587302
I
Bijlage 2c: BEMONSTERINGSPATROON 10 X10 m. = 1 blokje 0
10
20
30
40
50
60
110587302 Ooysedijk 7 NIJMEGEN 70
80
90 100
110 120 130 140 150 160 170 180 190 200
210 220
10 20
ii
30 40 50
NoordpiJI
60 70 80 90
100 110 120 130 140 150 160 170 180 190 200 210 Ondfrzoeksiocatis
220
Mieuw te bouwen Verharding
230 240
A
(alieen) Boring bovengrond (0 • 0,5 m-mvl
250
(alieen) Oude boring bo'jengrond (0-0,5 m-mv)
260
asbest proelputje 0,3 m K 0,3 m K 0,3 m
270
o
(alieen) Boring bovengrond (0-0,5 m-mv) * arbest proefputje 0,3 m * 0,3 m «0,3 m
K o c h Bodemvruchtboarheid
- milieukundig
B o d e m t e c h n i e l
bodemonderzoek - D I e r g e z o n d h e i d r e s e a r c h * o n t w i k k e l i n g en r o u t i n e
o n d e r z o e l
Postbus 21 7400 AA DEVENTER (NL) Tel. 0570 50 20 10 Fax 0570 652279 KvK. 38022558 E-mail [email protected] www.eurolab.nl BTW/VAT/ID nr.: nl 8032.19.398.B.0'
RAPPORTNUMMER: 110587302
2 x2 m. ^1 blokje 0
2
4
6
8
10
pag. 12/15
110587302 Ooysedijk 7 NIJIVIEGEN 12
»
16
18
£0
22
21
26
28
30
32
34
36
38
40
42
2 4 6
20 22 24 26 28 30 32 3+ 3S 38 40 42 44
Ondsrjoekslocatie
I\]ieu"j te bou''jen
40
Uityergrote deel
•'erharding
43
fallPenl Boring bo'jengrond f 0 - 0.5 m-mvl
50
falleenl Oude bonnq bouenqrond f 0 - 0,5 m-mv1
52
asbest proefputje 0,3 m 0.3 m ^ 0,3 m
54
falleenl Bonnq bovengrond f 0 - 0.5 m-mvl * asbest proefputie 0.3 m - 0,3 m * 0.3 m
44
46
48
50
52
54
56
58
50
62
64
66
68
TO
72
U
76
78
80
82
88
30
32
34
36
36 100 102 104 106 108
110
112
114 116
RAPPORTNUMMER: 110587302
2 X 2 m. = 1 blokje 0
2
*
6
8
10
12
pag. 13/15
110587302 Ooysedijk 7 NIJMEGEN 14
1$
18
20
22
24
26
28
30
32
34
36
38
40
42
14
46
48
SO
52
54
56
58
60
62
64
66
68
70
73
80
82
81
86
Noordpiji
\^
A
55"
'h
48 50 52 54 58
— •
•
-
Onderzoekslocatie
Nieuw te bouwen
Ultuergrote dc-e-I
Verharding
58
A
falle?nl Eorinq bovengrond f 0 - 0.5 m-mvl
60
— .
f-alleen) Oude borina bovenqrond f 0 - 0.5 m-mvl
82 84
o o
dsbest proefputje 0,3 m«0,3 m y. 0.3 m falleenl Eorinq bovengrond f 0 - 0.5 m-mvl * asbest proefputje 0.3 m * 0.3 m • 0.3 m
86
K o c h B o d e m v r u c h t b a a r h e i d - mi l i e u k u n d i g
bodemonderzoek-
D i e r g e z o n d h e i d r e s e a r c h & o n t w i k k e l i n g
en
B o d e m t e c h n i e k
r o u t i n e
o n d e r z o e k
Postbus 21 7400/kA DEVENTER (NL) Tel. 0570 50 20 10 Fax 0570 652279 KvK. 38022558 E-mail infoKieuralab.nl www.eiirnlnh nl BTW/VAT/ID nr • nl fin.19 10 .'KOS B ni
RAPPORTNUMMER 110587302
pag. 14/15
Bijlage 3: ANALYSELIJSTEN M110600266 IV1110600267 M110600268
1 2 3
Grond Grond Grond
1 Parameter Diepte (m-mv) Mvb SIKB AS3000
BIV141 (0-0.5) BIV142 (0-0.5) BM43 (0-0.5) 1-/-
•1-
BM42 0-0 5 -1-
% (m/m) 86 2
% (m/m) 81 1
% (m/m) 82 0
mg/kg ds
mg/kg ds
mg/kg ds
<0 05 <0 05 <0 05 0 09 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 0 42
0 26 28 0 55 38 12 14 0 68 17 1 5 14 15
019 1.7 0 32 19 0 60 0 70 0 29 0 77 0 66 0 65 78
BM41 0-0 5
Droge stof Poiycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROIVl) Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)antliraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryieen indeno(1,2,3 cd)pyreen Totaai PAK 10 VROM
+1-
BM43 005
+
+1-
A
T
i
1
-1-
1 5
21
40
1
Toetsingswaarden zijn berekend voigens de Circulaire bodemsanenng 2009 (genenek beleid, Staatscourant begin apnl 2009) Gebruikte waarden voor toetsing bij monster BM41 (0-0 5) Lutum 18 4% van droge stof en organische stof 3 9% van droge stof
4 5 6
M110600269 IV1110600270 IV1110600271
Parameter 1 Diepte (m-mv) Mvb SIKBAS3000 Droge stof Poiycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROM) Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen lndeno(1 2 3-c d)pyreen Totaai PAK 10 VROM
Grond Grond Grond
BM44 (0-0.5) BIV145 (0-0 5) BIVI46 (0-0.5) BM44 005
M-
BM45 0-0 5
+1-
BM46 005
•4-
-1-
-1-
% (m/m) 81 6
% (m/m) 81 0
% (m/m) 83 3
mg/kg ds
mg/kg ds
mg/kg ds
<0 05 23 0 59 24 0 72 11 0 29 0 72 0 57 0 62 94
<0 05 013 <0 05 0 17 0 06 0 07 <0 05 0 07 0 06 0 07 0 74
<0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 0 35
-1-
+1-
A
T
1
1
1 5
21
40
1
Toetsingswaarden zijn berekend volgens de Circulaire bodemsanenng 2009 (genenek beleid, Staatscourant begin apnl 2009) Gebruikte waarden voor toetsing bij monster BM44 (0 0 5) Lutum 18 4% van droge stof en organische stof 3 9% van droge stof
7 8 9
IV1110600272 IVI110600273 IVI110600274
1 Parameter 1 Diepte (m-mv) Mvb SIKBAS3000 Droge stof Poiycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROM) Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(g h,i)peryleen indeno(1,2,3 c,d)pyreen Totaai PAK 10 VROM
Grond Grond Grond
I
pag. 15/15
RAPPORTNUMMER- 110587302
BIVI47 (0-0.5) BM54 (0-0.5) BIV157 (0-0.5) BM47 0-0 5 +
+1
BM54 0-0 5 +
+1-
BM57 005 +
% (m/m) 80 7
% (m/m) 80 0
% (m/m) 85 9
mg/kg ds
mg/kg ds
mg/kg ds
<0 05 <0 05 <0 05 0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 0 37
<0 05 <0 05 <0 05 0 08 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 0 40
<0 05 <0 05 <0 05 0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 <0 05 0 37
+1
A
T
1
1 5
21
40
J
Toetsingswaarden zijn berekend volgens de Circulaire bodemsanenng 2009 (genenek beleid, Staatscourant begin apnl 2009) Gebruikte waarden voor toetsing bij monster BM47 (0-0 5) Lutum 18 4% van droge stof en organische stof 3 9% van droge stof
Koch
B o d e m t e c h n i e l
Bodemvruchtbaorheid -milieukundig bodemonderzoek- D i e r g e z o n d h e i d r e s e a r c h * o n t w i k k e l i n g en r o u t i n e
onderzoet
Postbus21 7400 AA DEVENTER (NL) Tel 0570 502010 Fox 0570652279 KvK 38022558 E-mail info@eurolab nl www eurolab nl BTWA/AT/ID nr nl 8032 19 398 B 01
ACMAA ACMM ALMELO B V LABORATORIUM VOOR VEZELONDERZOEK Krommendijk 20A • 7603 NK Almelo • Telefoon 0546 - 873702 • Fax 0546 - 873745 E-mail infoigacmaa-almelo nl • internet www acmaa nl
Analysecertificaat asbest Opdracht Opdrachtgever Contactpersoon Adres Postcode en plaats Projectcode Project omschriiving
Koch Bodemtechniek Dhr Koch Kamille 18 7422 SR Deventer 110587302 Landwaard Nijmegen
Naam Monstersoort Monstername door Analyse methode
Mengmonster SI 43,46,51,64/65,67 Datum monstername 27-05-2011 Grond Datum analyse 08-06-2011 AM595174, AM701248,AM Opdrachtgever Barcode Asbest in bodem m b v pojansatiemicroscopie - conform AS 3000, SG6 en NEN 5707 (Q)
Resultaten Parameter
Droge stof Massa monster (veidnat) ChrySOtiel (serpenHjn) AmOSiet (amtibool) CrOCldoliet (amlibooll
Totaal serpentijn Totaal amfibool Totaal asbest
Opdrachtcode Datum opdracht Datum ontvangst Datum rapportage Pagina
Concentratie Gemeten 83,8 9,4 na na na na na <2
V110600127 03-06-2011 30-05-2011 10-06-2011 1 van 1
95% betrouwbaarheidsinterval Bovengrens Ondergrens Gemeten Gewogen Gemeten Gewogen
Gewogen
1
Eenheid
% -
na na na na na na
-
8,0
8,0
-
-
8,0
8,0
-
-
8,0
8,0
kg mg/kg ds mg/kg ds ma/ka ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
Aanvullende analyseresultaten volgen hieronder
Analyse Zeven (q) Afgezochte deel fractie (%)
Fractie > 16 mm 0 100
Fractie 8 16 mm 980 100
Fractie 4 - 8 mm 2069 100
Fractie 2 - 4 mm 1219 50
Fractie 1 -2 mm 1147 20
Fractie Fractie 0,5 1 mm < 0 5 mm 851 1595 5 **
Fractie Totaai 7861
** = Van de zeeffractie <0 5 mm is maximaal 10 gram k\/alitatief beoordeeld en deze bevat geen asbestverdachte vezels NHG = Niet hecfitgebonden HG = Hecfitgebonden
Conclusie en/of opmerkingen: Het aangeboden monster bevat geen asbest Directeur Dhr mg L Knikhuis
Dft rapport mag met anders dan in z n geheei worden gereproduceerd zonder de schnflelijke toestemming van het laboratorium Nadere mformatie over de toegepaste methodes en prestatiekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag worden verkregen Resultaten hebben alieen betrekking op het aangeboden monster
^eVtsivs.
^
^fi AS 3000 HET L J ^ B O R A T O R UM IS INGESCHREVEN IN HET RvA REG STER VOOR TESTLABORATORIA ONDER NR L376 VOOR GEBIEDEN ZOALS NADER OMSCHREVEN IN DE ACCREDITAT E
Banknr RABO nr 39 75 64 953 • Handelsregister 080 93 457 Enschede • BTW nr 8127 98 958 801 • IBAN NL69 RABO 0397564953 • Swift adres RABO NL 2U Opdrachten worden uitgevoerd volgens de "regeling van de verhouding tussen opdrachtgever en adv serend ingenieur (r v o i) gedeponeerd bij de arrond ssennentsrechtbank te s Gravenhage
ACMAA B.V. ANALYTiSCH CHEIVIISCH MILIEU ADVIESBUREAU ALMELO Laboratorium/Adviesbureau industneterrein Westermaat • Hazenweg 30 7556 BIVl Hengelo • telefoon 074 - 2560600 • fax 074 - 2508402 E-maii- info@acinaa ni • Internet www acmaa ni
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
Koch Bodemtechniek dhr. C. Koch Postbus 21 7400 AA Deventer
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
110587302 Pl 10600094 (vl) Landwaard NIJMEGEN Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
1105001KO 05-06-2011 06-06-2011 09-06-2011
Monsteromschrijving BM41 (0-0.5) BM42 (0-0.5) BM43 (0-0.5) BM44 (0-0.5)
Monstersoort Grond Grond Grond Grond
27-05-2011 27-05-2011 27-05-2011 27-05-2011
Monstergegevens: Nr. Labnr.
1 2 3
M110600265 M110600267 Ml 10500268
4 M110600269 Resultaten:
Intern ref nr
S Mvb. SIKB AS3000 S Droge stof S S S S S S S S S S S
Pagina: 1 van 5
Eenheid
1
n V B VBH AS3000 GOl D W DS GOl
% (m/m)
Poiycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROM) HPLC PAK 02 Naftaleen mg/kg ds HPLC PAK 02 Fenanthreen mg/kg ds HPLC PAK 02 Anthraceen mg/kg ds HPLC PAK 02 Fluorantheen mg/kg ds HPLC PAK 02 mg/kg ds Ben2o(a)anthraceen HPLC PAK 02 Chryseen mg/kg ds HPLC PAK 02 Benzo(k)fiuorantheen mg/kg ds HPLC PAK 02 Benzo(a)pyreen mg/kg ds HPLC PAK 02 mg/kg ds Benzo(g,h,i)peryleen HPLC PAK 02 Indeno(l,2,3-c,d)pyreen mg/kg ds HPLC PAK 02 Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds
Datum bemonstering
2
3
4
+
+
+
+
86,2(1)
81,1(1)
82,0(1)
81,6(1)
0,26 2,8 0,55 3,8
0,19 1,7 0,32
<0,05 <0,05 <0,05 0,09 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,42
1,2 1,4 0,68 1,7 1,5 1,4 15
1,9 0,60 0,70 0,29 0,77 0,66 0,65 7,8
<0,05 2,3 0,59 2,4 0,72 1,1 0,29 0,72 0,57 0,62 9,4
S = door RvA geaccrediteerd conform SIKB AS3000. Opmerkingen: 1 = De opdracht is te laat aangeleverd, De conservenngstermijn is overschreden. De betrouwbaarheid van het resultaat kan zijn beinvloed. Verpakklngen blj monster: M110600266 ( BM41 (0-0.5) )
41-1
0
0.5
AM692196
Verpakkingen blj monster: M110600267 ( BM42 (0-0.5) )
42-1
0
0.5
AM692182
Verpakklngen blj monster: M110600268 ( BM43 (0-0.5) )
43-1
0
0.5
AM692186
Verpakkingen blj monster: M110600269 ( BM44 (0-0.5) ) 44-1 0 0.5 AM692204
®. HiiAiiig
AS 3000
HET MILIEULABOR-ATORIUM IS I N G E S C H R E V E N IN HET RvA REGISTER V O O R T E S T l i i B O R A T O R I A O N D E R NR L 00 V O O R G E B I E D E N ZOALS NADER O M S C H R E V E N IN DE A C C R E D I T A T I E
Banknr RABO nr 11.09.61.900 • Handelsregister 060.58.291 Enschede • BTW nr NL801877118B01 • IBAN NL24 RABO 0110961900-Swiftadres RAB0NL2U Opdrachten worden uitgevoerd volgens de Algemene Voorwaaiden van ACMAA BV gedeponeerd bij de Kamervan Koophandel Oosl Nederiand
1
ACMAA B.V. ANALYTISCH CH EMI SCH MILIEU ADVIESBUREAU ALMELO Laboratorium/Adviesbureau Industrieterrein Westermaat • Hazenweg 30 7556 BM Hengelo • telefoon 074 - 2560600 • fax 074 - 2508402 E-mail: [email protected] • Internet www.acmaa.nl
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
Koch Bodemtechniek dhr. C, Koch Postbus 21 7400 AA Deventer
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
110587302 P110600094 (vl) Landwaard NIJMEGEN Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
1106001KO 06-06-2011 06-06-2011 09-06-2011
Monstergegevens: Nr. Labnr. 1 Ml 10600266 2 Ml 10600267 Ml 10500268 3 M110600269 4
Monsteromschrijving BM41 (0-0.5) BM42 (0-0.5) BM43 (0-0,5) BM44 (0-0,5)
Monstersoort Grond Grond Grond Grond
Datum bemc 27-05-2011 27-05-2011 27-05-2011 27-05-2011
Pagina: 2 van 5
Hoofd lab. ing. BJ. Gerritsen Handtekening: Dit rapport mag met aniders dan in z'n geheei v/orden gereproduceerd zonder de schnflelijke toestemming van het laboratorium De resultaten hebben uitsluitend ttetrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Nadere mformatie over de toegepaste methodes en prestatiekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag vvorden verkregen. Tevens is de mformatiegids te raadplegen op de website www.acmaa.nl.
r). ikV
BvUIll
I® AS 3000
HET MILIEULABORATORIUM IS INGESCHREVEN IN HET RvA REGISTER VOOR TESTLABORATORIA ONDER NR LlOO VOOR GEBIEDEN ZOALS NADER OMSCHREVEN IN DE ACCREDITATIE
Banknr. RABO nr, 11.09,61,900 • Handelsregister 060.58,291 Enschede • BTW nr NL801877118B01 • IBAN' NL24 RABO 0110961900 • Swift adres- RABO NL 2U Opdrachten worden uitgevoerd volgens de Algemene Voonwaaiden van ACMAA BV gedeponeerd by de Kamer van Koopliandel Oost Nederiand
ACMAA B.v. ANALYTISCH CHEIVIISCH MILIEU ADVIESBUREAU ALIVIELO Laboratorium/Adviesbureau Industrieterrein: Westermaat • Hazenweg 30 7556 BM Hengelo • telefoon 074 - 2560600 • fax 074 - 2508402 E-maii: [email protected] • internet: www.acmaa.ni
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
Koch Bodemtechniek dhr. C, Koch Postbus 21 7400 AA Deventer
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
110587302 P110600094 (vl) Landwaard NIJMEGEN Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
1106001KO 06-06-2011 06-06-2011 09-05-2011
Monstergegevens: Nr. Labnr. 5 Ml 10600270 6 M110600271 7 Ml 10500272 8 Ml 10600273
Monsteromschrijving BM45 (0-0,5) BM46 (0-0.5) BM47 (0-0,5) BM54 (0-0,5)
Monstersoort Grond Grond Grond Grond
Datum bem 27-05-2011 27-05-2011 27-05-2011 27-05-2011
Pagina: 3 van 5
Resultaten: Parameter
Intern ref.nr.
S Mvb, SIKB AS3000 S Droge stof S S S S S S S S S S S
8
5
+
-1-
+
+
% (m/m)
81,0W
83,3(1)
80,7(1)
80,0(1)
t.lVB-VBH-AS3000 GOl DIV-DS-GOl
7
6
Eenheid
Poiycyclische aromatische l
<0,05 0,13
<0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,35
<0,05 <0,05 <0,05 0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,37
<0,05 <0,05 <0,05 0,08 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,40
S = door RvA geaccrediteerd conform SIKB AS3000, Opmerl
^ 1^ USUI
huiig
AS 3000
HET MILIEULABORATORIUM IS INGESCHREVEN IN HET RvA REGISTER VOOR TESTLABORATORIA ONDER NR LlOO VOOR GEBIEI3EN ZOALS NADER OMSCHREVEN IN DE ACCREDITATIE
Banknr, RABO nr, 11.09,61,900 • Handelsregister 060.58.291 Enschede • BTW nr. NL801877118B01 • IBAN: NL24 RABO 0110961900 • Swift adres: FV\BO NL 2U Opdrachten vvorden uitgevoerd volgens de Algemene Voorwaarden van ACMAA BV gedeponeerd blj de Kamer van Koophandel Oost Nederiand
1
ACMAA ACIV1AAB,V. ANALYTISCH CHEMISCH MILIEU ADVIESBUREAU ALMELO Laboratorium/Adviesbureau Industrieterrein Westermaat • Hazenweg 30 7556 BM Hengelo • telefoon 074 - 2560600 • fax 074 - 2508402 E-maii: info@acmaa nl • internet www acmaa ni
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
Koch Bodemtechniek dhr, C, Koch Postbus 21 7400 AA Deventer
Opdraclitgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr, Bemonsterd door
110587302 P110600094 (vl) Landwaard NUMEGEN Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
1105001KO 05-05-2011 05-05-2011 09-05-2011
Monstergegevens: Nr. Labnr. 5 M110600270 6 M110600271 7 M110600272 8 Ml10600273
Monsteromschrijving BM45 (0-0,5) BM46 (0-0,5) BM47 (0-0.5) BM54 (0-0,5)
Monstersoort Grond Grond Grond Grond
Datum heme 27-05-2011 27-05-2011 27-05-2011 27-05-2011
Pagina: 4 van 5
Hoofd lab. ing, B,J, Gerritsen Handtekening: Dit rapport mag met anders dan in z'n geheei worden gereproduceerd zonder de schnflelijke toestemming van het laboratonum, De resultaten hebben uitsluitend tKtrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld, Nadere mformatie over de toegepaste methodes en prestahekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag worden verkregen, Tevens is de mformatiegids te raadplegen op de website www acmaa,nl.
a JlMIIO
0
AS 3000
HET MILIEULABORATORIUM IS INGESCHREVEN IN HET RvA REGISTER VOOR TESTLABORATORIA ONDER NR L'OIJ VOOR GEBIEDEN ZOALS NADER OMSCHREVEN IN DE ACCREDITATIE
Banknr, RABO nr, 11.09,61 900 • Handelsregister 060,58,291 Enschede • BTW nr NL801877118B01 • IBAN: NL24 RABO 0110961900 • Swift adres- RABO NL 2U Opdrachten worden uitgevoerd volgens de Algemene Voorwaaiden van ACMAA BV gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel Oost Nederiand
ACMAA B,V. ANALYTISCH CHEMISCH IVIILIEU ADVIESBUREAU ALMELO Laboratorium/Adviesbureau Industneterrein Westermaat • Hazenweg 30 7556 BIVl Hengelo • telefoon 074 - 2560600 • fax 074 - 2508402 E-mail info@acmaa ni • Internet www acmaa ni
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en piaats
Koch Bodemtechniek dhr, C, Koch Postbus 21 7400 AA Deventer
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Bemonsterd door
110587302 P110500094 (vl) Landwaard NIJMEGEN Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
1106001KO 06-06-2011 06-06-2011 09-06-2011
Monstergegevens: Nr. Labnr. 9 IV1110600274
Monsteromschrijving BM57 (0-0.5)
Monstersoort Grond
Datum bemonstenng 27-05-2011
Resultaten: Parameter
Intern ref nr.
S Mvb. SIKB AS3000 S Droge stof S S S S S S S S S S S
Pagina: 5 van 5
Eenheid
9
% (m/m)
85,9(1)
+
t l V B VBH A S 3 0 0 0 G 0 1 DIV DS GOl
Poiycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROM) HPLC PAK 02 Naftaleen mg/kg ds HPLC PAK 02 Fenanthreen mg/kg ds HPLC PAK 02 Anthraceen mg/kg ds HPLC PAK 02 Fluorantheen mg/kg ds HPLC PAK 02 Benzo(a)anthraceen mg/kg ds HPLC PAK 02 Chryseen mg/kg ds HPLC PAK 02 Benzo(k)fiuorantheen mg/kg ds HPLC PAK 02 Benzo(a)pyreen mg/kg ds HPLC PAK 02 Benzo(g,h,i)peryleen mg/kg ds HPLC PAK 02 Indeno(l,2,3-c,d)pyreen mg/kg ds HPLC PAK 02 Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds
<0,05 <0,05 <0,05 0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,37
S = door RvA geaccrediteerd conform SIKB AS3000. Opmerkingen: 1 = De opdracht is te laat aangeleverd, De conserveringstermijn is overschreden, De betrouwbaarheid van het resultaat kan zijn beinvloed, Verpakkingen bij monster: M110600274 { BM57 (0-0.5) ) 57-1 0 0,5 AM692211 Hoofd lab. mg, B,J, Gerritsen Handtekening:
Dit rapport mag met anders dan in z n geheei worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van het laboratonum De resultaten hebben uitsluitend betrekkmg op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld Nadere mformatie over de toegepaste methodes en prestahekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag worden verkregen Tevens is de mformatiegids te raadplegen op de website www acmaa nl
USUI »«J[I
AS 30O0
HET MILIEULABORATORIUM IS INGESCHREVEN IN HET RvA REGISTER VOOR TESTLABORATORIA ONDER NR L-00 VOOR GEBIEDEN ZOALS NADER OMSCHREVEN IN DE ACCREDITATIE
Banknr. RABO nr. 11.09 61 900- Handelsregister 060 58.291 Enschede • BTW nr NL801877118B01 -IBAN NL24 RABO 0110961900-Swift adres RAB0NL2U Opdrachten worden uitgevoerd volgens de Algemene Voorwaarden van ACMAA BV gedeponeerd by de Kamer van Koophandel Oosl Nederiand
1
VERKENNEND BODEMONDERZOEK DIJKGRAAF VAN WIJCKWEG (ONG.) TE NIJMEGEN GEMEENTE NIJMEGEN
Verkennend bodemonderzoek Dijkgraaf van Wijckweg (ong.) te Nijmegen in de gemeente Nijmegen
Opdrachtgever
BSO Struin Ooysedijk 61 6522 KV Nijmegen
Project Rapportnummer
NIJ.STR.NEN 11103750
Status
Eindrapportage
Datum
7 december 2011
Vestiging
Boxmeer
Opsteller
Ing. B. Grootswagers
Paraaf
Kwaliteitscontrole
Ir. F.F.J.M. Top
Paraaf
Kwaliteitszorg Econsultancy is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodembeheer (VKB). De VKB is een vereniging van bodemadviesen -onderzoeksbureaus en heeft als doel kwaliteitsborging en continue verbetering van de dienstverlening van haar leden op het gebied van bodembeheer. Het VKB keurmerk geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de VKB aan haar leden stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen. Econsultancy werkt volgens een dynamisch kwaliteitssysteem, zoals beschreven in het kwaliteitshandboek. Ons kwaliteitssysteem is gecertificeerd volgens de kwaliteitsborgingsnormen van de NEN-EN-ISO 9001:2008. Betrouwbaarheid Dit bodemonderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een bodemonderzoek wordt in zijn algemeenheid echter uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een bodemonderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Daarnaast betreft het bodemonderzoek een momentopname. Econsultancy accepteert derhalve op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Econsultancy uitgevoerde bodemonderzoek neemt. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsultancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie.
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2.
VOORONDERZOEK................................................................................................................... 1 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11
Geraadpleegde bronnen ................................................................................................... 1 Afbakening onderzoekslocatie vooronderzoek ................................................................. 2 Historisch en huidig gebruik onderzoekslocatie ............................................................... 2 Calamiteiten ...................................................................................................................... 2 Uitgevoerd(e) bodemonderzoek(en) op de onderzoekslocatie ........................................ 2 Belendende percelen/terreindelen.................................................................................... 3 Terreininspectie ................................................................................................................ 3 Toekomstige situatie ......................................................................................................... 3 Informatie lokale of regionale achtergrondgehalten ......................................................... 3 Bodemopbouw .................................................................................................................. 3 Geohydrologie .................................................................................................................. 4
3.
CONCLUSIES VOORONDERZOEK (ONDERZOEKSOPZET) ................................................. 4
4.
VELDWERK ................................................................................................................................ 4 4.1 4.2
4.3
5.
LABORATORIUMONDERZOEK ................................................................................................ 6 5.1 5.2 5.3
6.
Algemeen.......................................................................................................................... 4 Grondonderzoek ............................................................................................................... 4 4.2.1 Uitvoering veldwerk ............................................................................................ 4 4.2.2 Zintuiglijke waarnemingen .................................................................................. 5 Grondwateronderzoek ...................................................................................................... 5 4.3.1 Uitvoering veldwerk ............................................................................................ 5 4.3.2 Bemonstering ..................................................................................................... 5
Uitvoering analyses .......................................................................................................... 6 Toetsingskader ................................................................................................................. 7 Resultaten grond- en grondwatermonsters ...................................................................... 8
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN ADVIES .......................................................................... 9
BIJLAGEN: 1. 2a. 2b. 2c. 3. 4a. 4b. 5. 6. 7. 8.
- Topografische ligging van de locatie - Locatieschets - Foto's onderzoekslocatie - Kadastrale gegevens - Boorprofielen - Analyserapporten - Getoetste analyseresultaten - Toetsingskader analyseresultaten - Rapportagegrenzen laboratorium - Geraadpleegde bronnen - Achtergrondgehalten
11103750 NIJ.STR.NEN
1.
INLEIDING
Econsultancy heeft van BSO Struin opdracht gekregen voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek aan de Dijkgraaf van Wijckweg (ong.) te Nijmegen in de gemeente Nijmegen. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging, om de onderzoekslocatie in te richten als een natuurspeeltuin, alsmede het realiseren van nieuwbouw. Het verkennend bodemonderzoek heeft tot doel met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of op de onderzoekslocatie een grond- en/of grondwaterverontreiniging aanwezig is, teneinde te bepalen of er milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Het vooronderzoek is verricht conform de NEN 5725:2009 "Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek". Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740:2009 "Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond". Het veldwerk en de bemonstering zijn verricht onder certificaat op grond van de BRL SIKB 2000 "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek", protocollen 2001 en 2002. De analyseresultaten zijn getoetst aan het toetsingskader van VROM (Circulaire bodemsanering 2009) en aan de achtergrondwaarden voor grond uit de Regeling bodemkwaliteit (bijlage B, tabel 1), VROM, 2007. Tevens is rekening gehouden met de achtergrondgehalten in de grond, zoals deze door de gemeente Nijmegen zijn vastgesteld. Econsultancy is onder andere gecertificeerd voor de protocollen 2001 en 2002 van de BRL SIKB 2000. In dat kader verklaart Econsultancy geen eigenaar van de onderzoekslocatie te zijn of te worden. 2.
VOORONDERZOEK
2.1
Geraadpleegde bronnen
De informatie over de onderzoekslocatie is gebaseerd op de door de gemeente Nijmegen beschikbaar gestelde gegevens via de digitale balie (https://www.nijmegen.nl/digitalebalie/), informatie verkregen uit de milieuatlas Nijmegen (http://www.nijmegen.nl/imap/milieu-atlas.html), informatie verkregen van de opdrachtgever (contactpersoon de heer M. de Gruijter) en informatie verkregen uit de op 14 november 2011 uitgevoerde terreininspectie. Van de locatie en de directe omgeving zijn uit verschillende informatiebronnen gegevens verzameld over:
het historische, huidige en toekomstige gebruik; eventuele calamiteiten; eventueel eerder uitgevoerde bodemonderzoeken; de bodemopbouw en geohydrologie; verhardingen, kabels en leidingen.
Bijlage 7 geeft een overzicht van de geraadpleegde bronnen.
11103750 NIJ.STR.NEN
Pagina 1 van 9
2.2
Afbakening onderzoekslocatie vooronderzoek
Het vooronderzoek omvat de onderzoekslocatie en de direct hieraan grenzende percelen. De onderzoekslocatie (± 2,1 ha) ligt aan de Dijkgraaf van Wijckweg (ong.) op circa 150 meter afstand van de bebouwde kom van Nijmegen. De onderzoekslocatie deel is kadastraal bekend gemeente Nijmegen, sectie G, nummer 36 (zie bijlage 2c). Volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (www.ahn.nl) bevindt het maaiveld zich op een hoogte van circa 10,5 m +NAP en zijn de coördinaten van de onderzoekslocatie X = 188.950, Y = 428.760. 2.3
Historisch en huidig gebruik onderzoekslocatie
De onderzoekslocatie was omstreeks 1811 in gebruik als weiland en heeft sindsdien altijd een agrarische bestemming gehad. Op de onderzoekslocatie zijn op dit moment twee gronddepots aanwezig. De grond zijn zintuiglijk verontreinigd met puin. Deze gronddepots zijn afkomstig uit de Lindestraat in Beek van de gemeente Ubbergen. Voor deze partijen grond geeft de opdrachtgever te kennen dat hij in het bezit is van een certificaat. Het certificaat kan ten tijde van het onderzoek door de opdrachtgever niet beschikbaar worden gesteld. Op het oostelijk deel van de onderzoekslocatie is reeds gestart met het herinrichten (aanleg wadi en “scaduwstrijken”). Hiervoor is gebruik gemaakt van locatie-eigen grond. Op het zuidwestelijk deel van de onderzoekslocatie is een hogedruk gasleiding aanwezig die op enkele meters in het perceel parallel loopt aan de Dijkgraaf van Wijckweg. Verder blijkt uit de geraadpleegde bronnen geen aanwezigheid van ophogingen, dempingen of stortingen. De onderzoekslocatie is geheel onbebouwd en onverhard. Voor zover bekend is de onderzoekslocatie nimmer bebouwd geweest. In bijlage 2a is de huidige situatie op een locatieschets weergegeven. Bijlage 2b bevat enkele foto's van de onderzoekslocatie. Voor zover bij de opdrachtgever en de gemeente Nijmegen bekend, heeft er op de onderzoekslocatie nimmer opslag van oliehoudende producten in ondergrondse of bovengrondse tanks plaatsgevonden. Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. 2.4
Calamiteiten
Voor zover bij de opdrachtgever bekend hebben zich op de onderzoekslocatie in het verleden geen calamiteiten met een bodembedreigend karakter voorgedaan. Ook uit verdere informatie van de gemeente Nijmegen blijkt niet dat er zich in het verleden bodembedreigende calamiteiten hebben voorgedaan. 2.5
Uitgevoerd(e) bodemonderzoek(en) op de onderzoekslocatie
Op de onderzoekslocatie zijn, voor zover bekend, geen bodemonderzoeken uitgevoerd.
11103750 NIJ.STR.NEN
Pagina 2 van 9
2.6
Belendende percelen/terreindelen
De onderzoekslocatie is gelegen in het buitengebied van Nijmegen. In bijlage 7 zijn de geraadpleegde informatiebronnen voor de belendende percelen opgenomen. Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt:
aan de noordoostzijde bevindt zich een akker; aan de zuidoostzijde bevindt zich een duurzame moestuin; aan de zuidwestzijde bevindt zich een kanaal („t Meertje); aan de noodwestzijde bevindt zich een gemaal (Hollands-Duits gemaal 1933).
De huidige eigenaar van de onderzoekslocatie is niets bekend omtrent potentieel bodembedreigende activiteiten op aangrenzende percelen. Er vinden geen industriële activiteiten in de directe omgeving van de onderzoekslocatie plaats. Uit de verzamelde informatie blijkt dat er op de aangrenzende percelen geen bodemverontreinigingen zijn te verwachten. 2.7
Terreininspectie
Voorafgaand aan het bodemonderzoek is er een terreininspectie uitgevoerd. Deze is gericht op de identificatie van bronnen, die mogelijk hebben geleid of kunnen leiden tot een grond- en/of grondwaterverontreiniging. De tijdens de terreininspectie aangetroffen situatie komt overeen met de locatiegegevens, zoals deze zijn opgenomen in paragraaf 2.3. Op de onderzoekslocatie zijn geen mogelijke bronnen voor een grond- en/of grondwaterverontreiniging aangetroffen. Tijdens de terreininspectie zijn op het maaiveld geen asbestverdachte materialen waargenomen. Hierbij wordt opgemerkt dat gelet op de doelstelling van het onderzoek de maaiveldinspectie niet conform de NEN 5707 ("Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond") is uitgevoerd. 2.8
Toekomstige situatie 2
De initiatiefnemer is voornemens een natuurspeeltuin te realiseren en nieuwbouw (± 100 m ). 2.9
Informatie lokale of regionale achtergrondgehalten
De onderzoekslocatie is gelegen binnen de regio "Waalsprong", waarvoor de gemeente Nijmegen een bodemkwaliteitskaart heeft opgesteld. Binnen deze regio komen verhoogde gehalten aan koper, lood, nikkel, zink, PAK, DDT en drins in de bovengrond en DDT en drins in de ondergrond voor (zie bijlage 9). Gelet het historische gebruik van de onderzoekslocatie zijn er geen aanwijzingen gevonden om DDT en/of drins op de onderzoekslocatie te verwachten. 2.10
Bodemopbouw
De originele bodem bestaat volgens de bodemkaart van Nederland, kaartblad 40 West, 1975 (schaal 1:50.000), uit een kalkhoudende poldervaaggrond, welke volgens de Stichting voor Bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit zware zavel en lichte klei. De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot diverse gestuwde Pleistocene formaties, veelal rivierzand en -grind.
11103750 NIJ.STR.NEN
Pagina 3 van 9
2.11
Geohydrologie
De gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt ± 9 m +NAP, waardoor het grondwater zich op ± 1,5 m -mv zou bevinden. Het water van het eerste watervoerend pakket stroomt volgens gegevens van de provincie Gelderland (http://ags.prvgld.nl/Mijnleefomgeving), in noordwestelijke richting. Er liggen geen pompstations in de buurt van de onderzoekslocatie die van invloed zouden kunnen zijn op de grondwaterstroming ter plaatse van de onderzoekslocatie. De onderzoekslocatie ligt in een grondwaterbeschermingsgebied voor (niet-) freatisch grondwater. 3.
CONCLUSIES VOORONDERZOEK (ONDERZOEKSOPZET)
Uit het vooronderzoek blijkt dat er geen sprake is van bodembelasting, anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting in de grond en het grondwater. Op de locatie worden geen verontreinigende stoffen verwacht in gehalten boven de landelijk of regionaal geldende achtergrondwaarde voor grond en/of de streefwaarde voor grondwater. Dit geldt zowel voor natuurlijke achtergrondgehalten als voor "antropogene" achtergrondgehalten, waarvan de oorzaak niet eenduidig is aan te wijzen. Verspreid over de hele locatie is altijd sprake geweest van een gelijksoortig en extensief gebruik (eenduidig geringe antropogene beïnvloeding) en weinig tot geen bebouwing. Het oppervlak is groter dan 1,0 ha. Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "grootschalig onverdacht" (ONV-GR). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is. 4.
VELDWERK
4.1
Algemeen
Tijdens het opstellen van het boorplan is rekening gehouden met de doelstellingen en de richtlijnen, welke geformuleerd zijn in de inleiding. Daarnaast is rekening gehouden met de gegevens voortvloeiend uit het vooronderzoek en de ligging van kabels en leidingen. Bijlage 2a bevat de locatieschets met daarop aangegeven de situering van de boorpunten en de peilbuizen. In bijlage 3 zijn de boorprofielen opgenomen. 4.2
Grondonderzoek
4.2.1
Uitvoering veldwerk
Het veldwerk is op 21 november 2011 uitgevoerd onder kwaliteitsverantwoordelijkheid van mevrouw C.B. de Weerd. Deze medewerkster van Econsultancy in Boxmeer is geregistreerd als ervaren veldwerkster voor het protocol 2001 van de SIKB BRL 2000 "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek". In het totaal zijn er met behulp van een edelmanboor 25 boringen geplaatst; 18 boringen tot 0,5 m mv, 4 boringen tot 2,0 m -mv en 3 boringen tot maximaal 3,65 m -mv. Deze diepe boringen zijn afgewerkt als peilbuis, teneinde de milieuhygiënische kwaliteit van het grondwater te kunnen bepalen. Van het opgeboorde materiaal is een boorbeschrijving conform de NEN 5104 gemaakt en zijn er grondmonsters genomen over trajecten van ten hoogste 0,5 m, waarbij bodemlagen met verontreinigingskenmerken of een afwijkende textuur separaat bemonsterd zijn.
11103750 NIJ.STR.NEN
Pagina 4 van 9
4.2.2
Zintuiglijke waarnemingen
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk zandige, zwak humeuze klei. De bovengrond is bovendien plaatselijk zwak grindig. De ondergrond is plaatselijk zwak schelphoudend, zwak tot matig roesthoudend. Daarnaast zijn er plaatselijk sporen veen aangetroffen. De ondergrond ter plaatse van boring 01 (traject 1,80-3,50 m -mv) bestaat uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Ter plaatse van boring 19 (traject 0,5-1,6 m -mv) is de bodem zwak baksteenhoudend. Verder zijn er geen zintuiglijke verontreinigingen waargenomen. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Hierbij wordt opgemerkt dat gelet op de doelstelling van het onderzoek de veldwerkzaamheden niet conform de NEN 5707 zijn uitgevoerd. 4.3
Grondwateronderzoek
4.3.1
Uitvoering veldwerk
Op het midden van de onderzoekslocatie, op het westen en oosten van de onderzoekslocatie zijn 3 peilbuizen geplaatst. De filterstelling is bepaald op basis van de grondwaterstand, zoals deze tijdens de veldwerkzaamheden op 21 november 2011 is ingeschat. Het onderste gedeelte van de peilbuizen (het peilfilter) is geperforeerd en de ruimte tussen de wand van het boorgat en het peilfilter is opgevuld met filtergrind. Boven het filtergrind is een laag zwelklei aangebracht, zodat er géén verontreinigingen van bovenaf in de peilbuis kunnen migreren. De peilbuizen zijn direct na plaatsing afgepompt en na een wachttijd van minimaal een week is het grondwater bemonsterd. 4.3.2
Bemonstering
De grondwaterbemonstering is op 28 november 2011 uitgevoerd door mevrouw C.B. de Weerd. Deze medewerkster van Econsultancy in Boxmeer is geregistreerd als ervaren veldwerkster voor het protocol 2002 van de SIKB BRL 2000 "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek". Tabel I geeft een overzicht van de verdeling van de peilbuizen over de onderzoekslocatie en de grondwaterstanden die op 28 november 2011 zijn waargenomen. Tijdens de grondwaterbemonstering zijn er zintuiglijk géén verontreinigingen aangetroffen. De pH en het geleidingsvermogen vertonen geen afwijkingen ten opzichte van regionaal bekende waarden. Tabel I. Peilbuisnummer
Overzicht grondwaterstand, pH en geleidingsvermogen van het grondwater Situering peilbuis
Filterstelling (m -mv)
Grondwaterstand 28 november 2011 (m -mv)
pH (-)
EGV (μS/cm)
PB01
op het westen van de onderzoekslocatie
2,5-3,5
2,43
7,1
1.145
PB24
op het oosten van de onderzoekslocatie
2,6-3,6
1,54
6,9
1.500
PB25
centraal op de onderzoekslocatie
2,55-3,55
2,97
7,0
1.085
11103750 NIJ.STR.NEN
Pagina 5 van 9
5.
LABORATORIUMONDERZOEK
5.1
Uitvoering analyses
Alle grond- en grondwatermonsters zijn aangeboden aan een laboratorium dat is erkend door de Raad voor Accreditatie en AS3000-geaccrediteerd is voor milieuhygiënisch bodemonderzoek. In het laboratorium zijn in totaal 4 grondmengmonsters samengesteld (2 grondmengmonsters van de zintuiglijk schone bovengrond, 1 grondmengmonster van de zintuiglijk schone ondergrond en 1 grondmengmonster van de baksteenhoudende ondergrond). De 4 grondmengmonsters en de grondwatermonsters zijn geanalyseerd op de volgende pakketten: - standaardpakket grond: droge stof, metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), polychloorbifenylen (PCB), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en minerale olie; - standaardpakket grondwater: metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), vluchtige aromaten (BTEX), styreen, naftaleen, gehalogeneerde koolwaterstoffen (VOX) en minerale olie. Tevens is van een grondmengmonster van de bovengrond en een grondmengmonster van de ondergrond het organische stof- en lutumgehalte bepaald. In afwijking op de NEN 5740 is afgezien van het bepalen van het organische stof- en lutumgehalte van ieder grondmengmonster. Dit aangezien uit het veldwerk bleek, dat er geen noemenswaardige verschillen in de samenstelling van de bodem bestaan. Tabel II geeft een overzicht van de samenstelling van de grondmengmonsters en de analysepakketten. Tabel II.
Overzicht van de samenstelling van de grondmengmonsters en de analysepakketten
Grondmengmonster
Traject (cm -mv)
MM01
01 (0-50) 02 (0-50) 04 (0-50) 05 (0-50) 07 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50)
standaardpakket + lutum en organische stof
bovengrond westelijk terreindeel (zintuiglijk schoon)
MM02
12 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 16 (0-50) 17 (0-50) 18 (0-50) 21 (0-50) 23 (0-50)
standaardpakket
bovengrond oostelijk terreindeel (zintuiglijk schoon)
MM03
01 (100-150) 06 (50-100) 06 (150-200) 15 (150-200) 17 (50-100) 24 (50-100) 25 (100-150)
standaardpakket + lutum en organische stof
ondergrond (zintuiglijk schoon)
MM04
19 (50-100) 19 (100-150) 19 (150-160)
standaardpakket
ondergrond (zwak baksteenhoudend)
11103750 NIJ.STR.NEN
Analysepakket
Bijzonderheden
Pagina 6 van 9
5.2
Toetsingskader
De analyseresultaten zijn getoetst aan het toetsingskader van VROM (Circulaire bodemsanering 2009) en aan de achtergrondwaarden voor grond uit de Regeling bodemkwaliteit (bijlage B, tabel 1), VROM, 2007. Het toetsingskader voor de beoordeling van de gehalten en/of concentraties van verontreinigingen is gegeven in de toetsingstabel en bevat voor grond en grondwater drie te onderscheiden waarden met de verschillende niveaus: - achtergrondwaarde: deze waarde ("AW") geeft de gehalten aan zoals die op dit moment voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden, waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lokale verontreinigingsbronnen; - streefwaarde: deze waarde ("S") geeft het milieukwaliteitsniveau aan voor grondwater, waarbij als nadelig te waarderen effecten verwaarloosbaar worden geacht; - tussenwaarde: deze waarde ("T") is de helft van de som van de achtergrondwaarde (of in het geval van grondwater de streefwaarde) en de interventiewaarde. De tussenwaarde is de concentratiegrens waarboven in beginsel nader onderzoek moet worden uitgevoerd, omdat het vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bestaat; - interventiewaarde: deze waarde ("I") geeft het niveau voor verontreinigingen in grond en grondwater aan waarboven ernstige vermindering of dreigende vermindering optreedt van de functionele eigenschappen, die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Bij gehalten en/of concentraties boven de interventiewaarde is er sprake van een sterke verontreiniging. Bij overschrijding van de interventiewaarde wordt vaak een nader onderzoek uitgevoerd om de ernst van de verontreiniging en de spoedeisendheid van de sanering te bepalen. Wanneer het boven de tussenwaarde of interventiewaarde gelegen gehalte een natuurlijke oorsprong heeft, is uitvoering van vervolgonderzoek meestal niet noodzakelijk. In bijlage 5 is de toetsingstabel opgenomen uit de eerder genoemde circulaires. Deze bijlage bevat de achtergrondwaarden en de interventiewaarden, alsmede de berekeningswijze die moet worden gevolgd om deze waarden naar grondsoort te differentiëren. De achtergrondwaarden en de interventiewaarden voor de grond zijn berekend met behulp van de door het laboratorium bepaalde waarden voor het organische stof- en lutumgehalte. Bijlage 6 geeft een overzicht van de rapportagegrenzen van de uitgevoerde analyses. De gebruikte analysetechnieken zijn weergegeven op de certificaten in bijlage 4a. Om de mate van verontreiniging aan te geven wordt de volgende terminologie gebruikt: Grond: - niet verontreinigd: - licht verontreinigd: - matig verontreinigd: - sterk verontreinigd:
gehalte < achtergrondwaarde en/of detectielimiet; gehalte > achtergrondwaarde en < tussenwaarde; gehalte > tussenwaarde < interventiewaarde; gehalte > interventiewaarde.
Grondwater: - niet verontreinigd: - licht verontreinigd: - matig verontreinigd: - sterk verontreinigd:
concentratie < streefwaarde en/of detectielimiet; concentratie > streefwaarde en < tussenwaarde; concentratie > tussenwaarde < interventiewaarde; concentratie > interventiewaarde.
11103750 NIJ.STR.NEN
Pagina 7 van 9
5.3
Resultaten grond- en grondwatermonsters
Tabel III geeft een overzicht van de parameters in de grond die de geldende toetsingskaders overschrijden. Tabel III.
Overschrijdingen toetsingskaders grond
Grondmengmonster
Traject (cm -mv)
MM01
01 (0-50) 02 (0-50) 04 (0-50) 05 (0-50) 07 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50)
-
-
-
-
MM02
12 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 16 (0-50) 17 (0-50) 18 (0-50) 21 (0-50) 23 (0-50)
-
-
-
-
MM03
01 (100-150) 06 (50-100) 06 (150-200) 15 (150-200) 17 (50-100) 24 (50-100) 25 (100-150)
nikkel (*A)
-
-
-
MM04
19 (50-100) 19 (100-150) 19 (150-160)
nikkel (*A)
-
-
-
(*A)
Gehalte > AW
(licht verontreinigd)
Gehalte > AW en achtergrondwaarde
Gehalte > T
Gehalte > I
(matig verontreinigd)
(sterk verontreinigd)
In het bodembeheersplan van de gemeente Nijmegen wordt over nikkel het volgende gemeld: “omdat in de gebieden met de verhoogde achtergrondwaarde voor nikkel geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging met nikkel wordt verwacht is voor deze stof de achtergrondwaarde in traject 2 gelijk gesteld aan de streefwaarde.”. Econsultancy gaat er, gelet op de geringe overschrijding van de AW2000-waarden en het ontbreken van verontreinigingsbronnen op en in de directe omgeving van de onderzoekslocatie, derhalve vanuit dat de aangetoonde nikkelverontreiniging te relateren is aan de in het gebied geldende achtergrondwaarden.
Tabel IV geeft een overzicht van de parameters in het grondwater die de geldende toetsingskaders overschrijden. Tabel IV.
Overschrijdingen toetsingskader grondwater
Grondwatermonster
Situering peilbuis
Concentratie > S
Concentratie > T
PB01
op het westen van de onderzoekslocatie
barium naftaleen
-
-
PB24
op het oosten van de onderzoekslocatie
barium xylenen naftaleen
-
-
PB25
centraal op de onderzoekslocatie
barium
-
-
(licht verontreinigd)
Concentratie > I
(matig verontreinigd)
(sterk verontreinigd)
Bijlage 4a bevat de door het laboratorium aangeleverde analyserapport(en). Bijlage 4b bevat de getoetste analyseresultaten.
11103750 NIJ.STR.NEN
Pagina 8 van 9
6.
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN ADVIES
Econsultancy heeft in opdracht van BSO Struin een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd aan de Dijkgraaf van Wijckweg (ong.) te Nijmegen in de gemeente Nijmegen. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging, om de onderzoekslocatie in te richten als een natuurspeeltuin, alsmede het realiseren van de nieuwbouw. Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "grootschalig onverdacht" (ONV-GR). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is. De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk zandige, zwak humeuze klei. De bovengrond is bovendien plaatselijk zwak grindig. De ondergrond is plaatselijk zwak schelphoudend, zwak tot matig roesthoudend. Daarnaast zijn er plaatselijk sporen veen aangetroffen. De ondergrond ter plaatse van boring 01 (traject 1,80-3,50 m -mv) bestaat uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Ter plaatse van boring 19 (traject 0,5-1,6 m -mv) is de bodem zwak baksteenhoudend. Verder zijn er geen zintuiglijke verontreinigingen waargenomen. Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Hierbij wordt opgemerkt dat gelet op de doelstelling van het onderzoek de veldwerkzaamheden niet conform de NEN 5707 zijn uitgevoerd. In de bovengrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. In de ondergrond is een lichte verontreiniging aangetroffen met nikkel. In het bodembeheersplan van de gemeente Nijmegen wordt over nikkel het volgende gemeld: “omdat in de gebieden met de verhoogde achtergrondwaarde voor nikkel geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging met nikkel wordt verwacht is voor deze stof de achtergrondwaarde in traject 2 gelijk gesteld aan de streefwaarde.”. Econsultancy gaat er, gelet op de geringe overschrijding van de AW2000-waarden en het ontbreken van verontreinigingsbronnen op en in de directe omgeving van de onderzoekslocatie, derhalve vanuit dat de aangetoonde nikkelverontreiniging te relateren is aan de in het gebied geldende achtergrondwaarden. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en plaatselijk licht verontreinigd met naftaleen en xylenen. De bariumverontreiniging is mogelijk te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater. Voor de naftaleen- en xylenenverontreiniging heeft Econsultancy, mede gelet op het ontbreken van een verontreinigingsbron op en in de directe omgeving van de onderzoekslocatie en het ontbreken van een naftaleen- en xylenenverontreiniging in de boven- en ondergrond, vooralsnog geen verklaring. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de realisatie van een natuurspeelplaats en de nieuwbouw. Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Econsultancy Boxmeer, 7 december 2011
11103750 NIJ.STR.NEN
Pagina 9 van 9
Titel:
topografische ligging locatie PROJECT: NIJ.STR.NEN
NUMMER: 11103750
SCHAAL: 1:25.000
DATUM: 17 november 2011
KAARTBLAD: 40C
BIJLAGE: 1
akker
foto 5
grondwaterstromingsrichting
foto 6
ge m (n aa r.9 l )
dicht begroeide bomen 12
zand met puin
foto 3 6
foto 4
19
za
2
nd
hek
we
g
16 9 3
slo
ot
20 13
1
22
4 7
bramen
25
24 5
zand met puin
ho
ge
dr
uk
ga s
le
id
23
17 10
locatiegrens
in
g
8
14
“schaduwstruiken” 21
18 11
dassenhek
foto 2 foto 1
Di jk
fv an
Ub
be rg
moestuin
gr aa
se w
eg
aanleg wadi
W
15
i jc kw
eg
‘t M
ee rtj
e
LEGENDA: boring tot 0,5 m -mv
boring tot 2,0 m -mv peilbuis gras
braakliggend
asfalt struiken 0m
50 m
talud TITEL:
locatieschets
A3
water bebouwing
standplaats + richting fotoname
PROJECT: NIJ.STR.NEN
NUMMER: 11103750
SCHAAL: 1:1000
DATUM: 28-11-2011
GETEKEND: RNa
BIJLAGE: 2a
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 1.
Foto 2. 11103750 NIJ.STR.NEN
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 3.
Foto 4.
11103750 NIJ.STR.NEN
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 5.
Foto 6.
11103750 NIJ.STR.NEN
Bijlage 2c Kadastrale gegevens
Uittreksel Kadastrale Kaart 279
320 321 1 28
2 4 37 35 53 3 4 35 5 35 6 35
29
77
71
65
8 35 9 35 0 36 1 36 2 36 3 36
289
67
55
2
318
413 414
350
282
5
319
288
29-31
4
Ooyse Sluispad
287
256
37
349
dijk
yse
Oo
357
Ooysedijk 39
40 15
9
10
14
36
17 5984 59885987 6075 6077 5985 6079 6081 59 6076 6083 86 6085 6078 6080 6087 6082 6084 6088 6086
38 16 Di
jkg
37
raa
fv
an
W
ijc
kw
eg
6140
Ub
be
61
rg
43
5970
se
we
g
614
1
0m
12345 25
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer Kadastrale grens Voorlopige grens Bebouwing Overige topografie
Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 14 november 2011 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
20 m
100 m
Schaal 1:2000 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
NIJMEGEN G 36
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Bijlage 3
Boorprofielen
Pagina 1 van 6
Boorprofielen
01
02 0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
0
0
1
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
1
50
50
50
2
100
3
150 4 180
Zand, zeer fijn, matig siltig, bruingrijs
5 200
230
Zand, zeer fijn, zwak siltig, bruinbeige 250
300
320
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs
350
350
03
04 0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, zwak grindig, lichtbruin
1
50
0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
1
50
50
50
Projectcode: 11103750
Opdrachtgever: BSO Struin
Boormeester:
Projectnaam: NIJ.STR.NEN
Locatie: Dijkgraaf van Wijckweg (ong) te Nijmegen
Getekend volgens NEN 5104
Mevr. C.B. De Weerd
Pagina 2 van 6
Boorprofielen
05
06 0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
0
0
1
1
50
50
gras Klei, zwak zandig, zwak grindig, lichtbruin
50
50
Klei, sterk zandig, lichtbruin
2
100
3
150
4
200
200
07
08 0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
0
0
1
1
50
50
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
50
50
09
10 0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
1
50
0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
1
50
50
50
Projectcode: 11103750
Opdrachtgever: BSO Struin
Boormeester:
Projectnaam: NIJ.STR.NEN
Locatie: Dijkgraaf van Wijckweg (ong) te Nijmegen
Getekend volgens NEN 5104
Mevr. C.B. De Weerd
Pagina 3 van 6
Boorprofielen
11
12 0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
0
0
1
1
50
50
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
50
50
13
14 0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
0
0
1
1
50
50
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
50
50
15
16 0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
1
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
1
50
50
0
0
Klei, sterk zandig, zwak humeus, lichtbruin
50
50
2
100
100
Klei, zwak zandig, zwak humeus, lichtbruin 3
150
4
200
200
Projectcode: 11103750
Opdrachtgever: BSO Struin
Boormeester:
Projectnaam: NIJ.STR.NEN
Locatie: Dijkgraaf van Wijckweg (ong) te Nijmegen
Getekend volgens NEN 5104
Mevr. C.B. De Weerd
Pagina 4 van 6
Boorprofielen
17
18 0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
0
0
1
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
1
50
50
50
2
100
3
150
4
200
200
19
20 0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
1
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
1
50
50
0
0
Klei, sterk zandig, zwak humeus, zwak grindig, zwak baksteenhoudend, matig roesthoudend, lichtbruin
50
50
2
100
3
150 4
160
Klei, zwak zandig, zwak humeus, resten veen, bruingrijs 5
200
200
Projectcode: 11103750
Opdrachtgever: BSO Struin
Boormeester:
Projectnaam: NIJ.STR.NEN
Locatie: Dijkgraaf van Wijckweg (ong) te Nijmegen
Getekend volgens NEN 5104
Mevr. C.B. De Weerd
Pagina 5 van 6
Boorprofielen
21
22 0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
0
0
1
1
50
50
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
50
50
23
24 0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
1
50
0
0
gras Klei, matig zandig, zwak humeus, lichtbruin
1
50
50
2
100
100
Klei, zwak zandig, zwak humeus, zwak roesthoudend, lichtbruin 3
150
150
Klei, zwak zandig, zwak humeus, matig roesthoudend, zwak schelphoudend, lichtbruin 4
200 210
Klei, zwak zandig, donkergrijs
250
300
350 360
Projectcode: 11103750
Opdrachtgever: BSO Struin
Boormeester:
Projectnaam: NIJ.STR.NEN
Locatie: Dijkgraaf van Wijckweg (ong) te Nijmegen
Getekend volgens NEN 5104
Mevr. C.B. De Weerd
Pagina 6 van 6
Boorprofielen
25 0
0
gras Klei, sterk zandig, zwak humeus, lichtbruin
1
50
2
100
100
Klei, zwak zandig, zwak humeus, matig roesthoudend, lichtbruin 3
150
4
200
250
200
Klei, zwak zandig, zwak humeus, matig roesthoudend, zwak schelphoudend, lichtbruin
250
Klei, zwak zandig, donkergrijs
300
350 365
Projectcode: 11103750
Opdrachtgever: BSO Struin
Boormeester:
Projectnaam: NIJ.STR.NEN
Locatie: Dijkgraaf van Wijckweg (ong) te Nijmegen
Getekend volgens NEN 5104
Mevr. C.B. De Weerd
Bijlage 4a Analyserapporten
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
Econsultancy Ing. B. Grootswagers Rapenstraat 2 5831 GJ BOXMEER
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer
Blad 1 van 6
: NIJ.STR.NEN : 11103750 : 11732425, versie nummer: 1
Rotterdam, 30-11-2011
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 11103750. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 6 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy Ing. B. Grootswagers Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 6
Analyserapport NIJ.STR.NEN
Orderdatum 22-11-2011 Startdatum 23-11-2011 Rapportagedatum 30-11-2011
11103750 - 1
11732425
Analyse
Eenheid
Q
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-% g g
S S S
79.0 <1 geen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
3.9
3.0
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem) % vd DS
S
27
20
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
S S S S S S S S S
110 <0.35 11 23 0.12 45 <1.5 31 100
110 <0.35 11 22 0.10 40 <1.5 31 100
120 <0.35 12 19 <0.10 30 <1.5 32 78
140 <0.35 12 23 0.11 41 <1.5 33 100
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN <0.01 naftaleen mg/kgds S 0.02 fenantreen mg/kgds S <0.01 antraceen mg/kgds S 0.04 fluoranteen mg/kgds S 0.03 benzo(a)antraceen mg/kgds S 0.02 chryseen mg/kgds S 0.02 benzo(k)fluoranteen mg/kgds S 0.02 benzo(a)pyreen mg/kgds S 0.02 benzo(ghi)peryleen mg/kgds S 0.02 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kgds S 0.21 pak-totaal (10 van VROM) mg/kgds S (0.7 factor)
<0.01 0.02 <0.01 0.03 0.02 0.02 0.01 0.02 0.02 0.02 0.18
<0.01 0.01 <0.01 0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.08
<0.01 0.03 <0.01 0.06 0.04 0.04 0.03 0.04 0.04 0.04 0.33
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 µg/kgds PCB 52 µg/kgds PCB 101 µg/kgds PCB 118 µg/kgds
001
S S S S
<1 <1 <1 <1
002
79.0 <1 geen
1)
003
81.4 <1 geen
1)
<1 <1 <1 <1
004
77.6 <1 geen
1)
<1 <1 <1 <1
1)
<1 <1 <1 <1
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
MM01 01 (0-50) 02 (0-50) 04 (0-50) 05 (0-50) 07 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50)
002
Grond (AS3000)
MM02 12 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 16 (0-50) 17 (0-50) 18 (0-50) 21 (0-50) 23 (0-50)
003
Grond (AS3000)
MM03 01 (100-150) 06 (50-100) 06 (150-200) 15 (150-200) 17 (50-100) 24 (50-100) 25 (100-150)
004
Grond (AS3000)
MM04 19 (50-100) 19 (100-150) 19 (150-160)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy Ing. B. Grootswagers Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 6
Analyserapport NIJ.STR.NEN
Orderdatum 22-11-2011 Startdatum 23-11-2011 Rapportagedatum 30-11-2011
11103750 - 1
11732425
Analyse
Eenheid
Q
001
PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor)
µg/kgds µg/kgds µg/kgds µg/kgds
S S S S
<1 <1 <1 4.9
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
S
<5 <5 <5 <5 <20
1)
002 <1 <1 <1 4.9
1)
<5 <5 <5 <5 <20
003 <1 <1 <1 4.9
<5 <5 <5 <5 <20
1)
004 <1 <1 <1 4.9
1)
<5 <5 <5 <5 <20
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
MM01 01 (0-50) 02 (0-50) 04 (0-50) 05 (0-50) 07 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50)
002
Grond (AS3000)
MM02 12 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 16 (0-50) 17 (0-50) 18 (0-50) 21 (0-50) 23 (0-50)
003
Grond (AS3000)
MM03 01 (100-150) 06 (50-100) 06 (150-200) 15 (150-200) 17 (50-100) 24 (50-100) 25 (100-150)
004
Grond (AS3000)
MM04 19 (50-100) 19 (100-150) 19 (150-160)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy Ing. B. Grootswagers Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 6
Analyserapport NIJ.STR.NEN 11103750 11732425
- 1
Orderdatum 22-11-2011 Startdatum 23-11-2011 Rapportagedatum 30-11-2011
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
003
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
004
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy Ing. B. Grootswagers Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 6
Analyserapport NIJ.STR.NEN
Orderdatum 22-11-2011 Startdatum 23-11-2011 Rapportagedatum 30-11-2011
11103750 11732425
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
droge stof
Grond (AS3000)
gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies) lutum (bodem) barium
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
lood
Grond (AS3000)
molybdeen nikkel zink naftaleen fenantreen antraceen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(k)fluoranteen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen indeno(1,2,3-cd)pyreen pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor) totaal olie C10 - C40
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, conform OVAM-methode CMA 2/II/ A.1 Grond (AS3000): conform AS3010-2 Conform AS3000, NEN 5709 Idem Grond/Puin: gelijkwaardig aan NEN 5754. Grond (AS3000): conform AS3010 Conform AS3010-4 Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS 3010-5 en conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN-ISO 16772) Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS3010-6 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Conform AS3010-8 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3010-7
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001 001 001 001 001
A9076415 A9076614 A9076953 A9076961 A9076966 A9077291 A9077294
23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011
21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy Ing. B. Grootswagers Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 6 van 6
Analyserapport NIJ.STR.NEN
Orderdatum 22-11-2011 Startdatum 23-11-2011 Rapportagedatum 30-11-2011
11103750 11732425
- 1
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 002 002 002 002 002 002 002 002 003 003 003 003 003 003 003 004 004 004
A9077621 A9076612 A9076619 A9076947 A9076951 A9076956 A9076959 A9076971 A9077295 A9076946 A9076963 A9077292 A9077299 A9077658 A9077659 A9077674 A9076949 A9076958 A9076960
23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011 23-11-2011
21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011 21-11-2011
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
Econsultancy Ing. B. Grootswagers Rapenstraat 2 5831 GJ BOXMEER
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer
Blad 1 van 6
: NIJ.STR.NEN : 11103750 : 11734901, versie nummer: 1
Rotterdam, 06-12-2011
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 11103750. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 6 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy Ing. B. Grootswagers Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 6
Analyserapport NIJ.STR.NEN
Orderdatum 29-11-2011 Startdatum 29-11-2011 Rapportagedatum 06-12-2011
11103750 11734901
- 1
Analyse
Eenheid
Q
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S S
90 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
75 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
140 <0.8 10 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S
<0.2 <0.2 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2 0.08
<0.2 <0.2 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2 <0.05
<0.2 <0.2 <0.2 0.23 0.22 0.45 <0.2 0.07
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14
<0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53
<0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53
<0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S cis-1,2-dichlooretheen µg/l S trans-1,2-dichlooretheen µg/l S som (cis,trans) 1,2µg/l S dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S som dichloorpropanen (0.7 µg/l S factor) tetrachlooretheen µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S trichlooretheen µg/l S
001
002
003
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
PB01 01 (250-350)
002 003
PB25 25 (265-365) PB24 24 (260-360)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy Ing. B. Grootswagers Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 6
Analyserapport NIJ.STR.NEN
Orderdatum 29-11-2011 Startdatum 29-11-2011 Rapportagedatum 06-12-2011
11103750 11734901
- 1
Analyse
Eenheid
Q
001
002
003
chloroform vinylchloride tribroommethaan
µg/l µg/l µg/l
S S S
<0.6 <0.1 <0.2
<0.6 <0.1 <0.2
<0.6 <0.1 <0.2
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S
<25 <25 <25 <25 <100
<25 <25 <25 <25 <100
<25 <25 <25 <25 <100
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
PB01 01 (250-350)
002 003
PB25 25 (265-365) PB24 24 (260-360)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy Ing. B. Grootswagers Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 6
Analyserapport NIJ.STR.NEN 11103750 11734901
- 1
Orderdatum 29-11-2011 Startdatum 29-11-2011 Rapportagedatum 06-12-2011
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
003
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy Ing. B. Grootswagers Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 6
Analyserapport NIJ.STR.NEN
Orderdatum 29-11-2011 Startdatum 29-11-2011 Rapportagedatum 06-12-2011
11103750 11734901
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
barium
Grondwater (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik lood
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
molybdeen nikkel zink benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 factor) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan totaal olie C10 - C40
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3110-3 en conform NEN-EN-ISO 17852 Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3110-5
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001 002 002 002 003 003
B1090541 G8220431 G8262669 B1075791 G8220420 G8278513 B1090542 G8262639
30-11-2011 30-11-2011 30-11-2011 30-11-2011 30-11-2011 30-11-2011 30-11-2011 30-11-2011
28-11-2011 28-11-2011 28-11-2011 28-11-2011 28-11-2011 28-11-2011 28-11-2011 28-11-2011
ALC204 ALC236 ALC236 ALC204 ALC236 ALC236 ALC204 ALC236
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy Ing. B. Grootswagers Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 6 van 6
Analyserapport NIJ.STR.NEN
Orderdatum 29-11-2011 Startdatum 29-11-2011 Rapportagedatum 06-12-2011
11103750 11734901
- 1
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
003
G8278525
30-11-2011
28-11-2011
ALC236
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Bijlage 4b Getoetste analyseresultaten
Projectnaam Projectcode
NIJ.STR.NEN 11103750
Analyseresultaten grond(meng)monster(s) (gehalten in mg/kg d.s. tenzij anders vermeld) Monstercode
MM01
droge stof(gew.-%) gewicht artefacten(g) aard van de artefacten(g)
organische stof (% vd DS) lutum (bodem)(% vd DS) METALEN + barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
MM02
79.0 <1 geen
----
79.0 <1 geen
3.9 27
---
-
110 <0.35 11 23 0.12 45 <1.5 31 100
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) PCB 52(µg/kgds) PCB 101(µg/kgds) PCB 118(µg/kgds) PCB 138(µg/kgds) PCB 153(µg/kgds) PCB 180(µg/kgds) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
--------
<5 <5 <5 <5 <20
-----
T
I
AS3000
0.51 16 37 0.15 48 1.5 37 137
5.8 109 107 18 276 96 71 420
979 11 202 177 36 504 190 106 704
202 0.51 16 37 0.15 48 1.5 37 137
1.5
21
40
1.0
7.8
199
390
19
74
1012
1950
74
----
110 <0.35 11 22 0.10 40 <1.5 31 100
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0.01 -fenantreen 0.02 -antraceen <0.01 -fluoranteen 0.04 -benzo(a)antraceen 0.03 -chryseen 0.02 -benzo(k)fluoranteen 0.02 -benzo(a)pyreen 0.02 -benzo(ghi)peryleen 0.02 -indeno(1.2.3-cd)pyreen 0.02 -PAK-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0.21
AW2000
<0.01 0.02 <0.01 0.03 0.02 0.02 0.01 0.02 0.02 0.02 0.18
-----------
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
--------
<5 <5 <5 <5 <20
-----
Monstercode en monstertraject 11732425-001 MM01 01 (0-50) 02 (0-50) 04 (0-50) 05 (0-50) 07 (0-50) 09 (0-50) 10 (0-50) 11 (0-50) 11732425-002 MM02 12 (0-50) 14 (0-50) 15 (0-50) 16 (0-50) 17 (0-50) 18 (0-50) 21 (0-50) 23 (0-50)
1 2
De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering 2009. Staatscourant 67. 7 april 2009 en voor de achtergrondwaarden aan het Besluit Bodemkwaliteit. Staatscourant 20 december 2007. Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB (per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009. De gehalten die de betreffende toetsingswaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: -# AS3000 a b +
het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan tussenwaarde het gehalte is groter dan tussenwaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde het gehalte is groter dan de interventiewaarde geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd verhoogde rapportagegrens. voor meer informatie zie analysecertificaat laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondprotocollen 3010 t/m 3090 versie 4.25 juni 2008. gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen AW2000 voor opgesteld) en kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis. Verondersteld wordt dat de waarde kleiner is dan de AW2000. gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen AW2000 voor opgesteld) en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis. de interventiewaarde voor barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging.
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing is gebruik gemaakt van de volgende samenstelling: lutum 27%; humus 3.9%.
Projectnaam Projectcode
NIJ.STR.NEN 11103750
Analyseresultaten grond(meng)monster(s) (gehalten in mg/kg d.s. tenzij anders vermeld) Monstercode
MM03
droge stof(gew.-%) gewicht artefacten(g) aard van de artefacten(g) organische stof (% vd DS) lutum (bodem)(% vd DS) METALEN + barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
81.4 <1 geen 3.0 20
120 <0.35 12 19 <0.10 30 <1.5 32 78
MM04 ------
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0.01 -fenantreen 0.01 -antraceen <0.01 -fluoranteen 0.01 -benzo(a)antraceen <0.01 -chryseen <0.01 -benzo(k)fluoranteen <0.01 -benzo(a)pyreen <0.01 -benzo(ghi)peryleen <0.01 -indeno(1.2.3-cd)pyreen <0.01 -PAK-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0.08 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) PCB 52(µg/kgds) PCB 101(µg/kgds) PCB 118(µg/kgds) PCB 138(µg/kgds) PCB 153(µg/kgds) PCB 180(µg/kgds) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
--------
<5 <5 <5 <5 <20
-----
77.6 <1 geen -
140 <0.35 12 23 0.11 41 <1.5 33 100
AW2000
T
I
AS3000
0.46 13 32 0.14 43 1.5 30 114
5.2 87 92 16 249 96 58 352
772 10.0 160 152 33 455 190 86 589
159 0.46 13 32 0.14 43 1.5 30 114
1.5
21
40
1.0
6.0
153
300
15
57
778
1500
57
----
<0.01 0.03 <0.01 0.06 0.04 0.04 0.03 0.04 0.04 0.04 0.33
-----------
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
--------
<5 <5 <5 <5 <20
-----
Monstercode en monstertraject 11732425-003 MM03 01 (100-150) 06 (50-100) 06 (150-200) 15 (150-200) 17 (50-100) 24 (50-100) 25 (100-150) 11732425-004 MM04 19 (50-100) 19 (100-150) 19 (150-160)
1 2
De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering 2009. Staatscourant 67. 7 april 2009 en voor de achtergrondwaarden aan het Besluit Bodemkwaliteit. Staatscourant 20 december 2007. Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB (per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009. De gehalten die de betreffende toetsingswaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: -# AS3000 a b +
het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan tussenwaarde het gehalte is groter dan tussenwaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde het gehalte is groter dan de interventiewaarde geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd verhoogde rapportagegrens. voor meer informatie zie analysecertificaat laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondprotocollen 3010 t/m 3090 versie 4.25 juni 2008. gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen AW2000 voor opgesteld) en kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis. Verondersteld wordt dat de waarde kleiner is dan de AW2000. gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen AW2000 voor opgesteld) en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis. de interventiewaarde voor barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging.
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing is gebruik gemaakt van de volgende samenstelling: lutum 20%; humus 3%.
Projectnaam Projectcode
NIJ.STR.NEN 11103750
Analyseresultaten grondwatermonster(s) (concentraties in µg/l tenzij anders vermeld) Monstercode
PB01
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
90 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
<0.2 <0.2 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2 0.08
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1.1-dichloorethaan <0.6 1.2-dichloorethaan <0.6 1.1-dichlooretheen <0.1 cis-1.2-dichlooretheen <0.1 trans-1.2-dichlooretheen <0.1 som (cis.trans) 1.2- dichloorethenen (0.7 0.14 factor) dichloormethaan <0.2 1.1-dichloorpropaan <0.25 1.2-dichloorpropaan <0.25 1.3-dichloorpropaan <0.25 som dichloorpropanen (0.7 factor) 0.53 tetrachlooretheen <0.1 tetrachloormethaan <0.1 1.1.1-trichloorethaan <0.1 1.1.2-trichloorethaan <0.1 trichlooretheen <0.6 chloroform <0.6 vinylchloride <0.1 tribroommethaan <0.2 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40 Monstercode 11734901-001 11734901-002 3 11734901-003 1 2
<25 <25 <25 <25 <100
PB25 a
---
a
a
---
a
a
---a a a a
a
-----
a
75 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
<0.2 <0.2 <0.2 <0.1 <0.2 0.21 <0.2 <0.05
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14 <0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6 <0.6 <0.1 <0.2
<25 <25 <25 <25 <100
PB24 a
---
a
a
a
---
a
a
---a a a a
a
-----
a
140 <0.8 10 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
<0.2 <0.2 <0.2 0.23 0.22 0.45 <0.2 0.07
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14 <0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6 <0.6 <0.1 <0.2
<25 <25 <25 <25 <100
S
T
I
AS3000
50 0.40 20 15 0.050 15 5.0 15 65
338 3.2 60 45 0.18 45 152 45 432
625 6.0 100 75 0.30 75 300 75 800
50 0.80 20 15 0.050 15 5.0 15 65
0.20 7.0 4.0
15 504 77
30 1000 150
0.20 7.0 4.0
0.20 6.0 0.01
35 153 35
70 300 70
0.21 6.0 0.050
7.0 7.0 0.01
454 204 5.0
900 400 10
7.0 7.0 0.10
a
0.01
10
20
0.20
a
0.01
500
1000
0.20
0.80 0.01 0.01 0.01 0.01 24 6.0 0.01
40 20 5.0 150 65 262 203 2.5
80 40 10 300 130 500 400 5.0 630
0.52 0.10 0.10 0.10 0.10 24 6.0 0.20 2.0
50
325
600
100
a
--
a
---
---a a a a
a
-----
a
PB01 01 (250-350) PB25 25 (265-365) PB24 24 (260-360)
De resultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld Circulaire Bodemsanering 2009. Staatscourant 67. 7 april 2009. De concentraties die de betreffende toetsingswaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: -# AS3000 a b
de concentratie is groter dan de streefwaarde en kleiner dan of gelijk aan tussenwaarde de concentratie is groter dan tussenwaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde de concentratie is groter dan de interventiewaarde geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd verhoogde rapportagegrens. voor meer informatie zie analysecertificaat laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondwaterprotocollen 3110 t/m 3190 versie 3.25 juni 2008 gecorrigeerde concentratie is groter dan of gelijk aan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld) en kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis. Verondersteld wordt dat de concentratie kleiner is dan de streefwaarde. gecorrigeerde concentratie is groter dan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld) en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis.
Bijlage 5
Toetsingskader analyseresultaten AW = achtergrondwaarde 2000 S = streefwaarde I = interventiewaarde t.b.v. sanering(-sonderzoek)
voorkomen in:
Grondwater (µg/l opgelost, tenzij anders vermeld)
Grond/sediment (mg/kg droge stof)
Stof/niveau AW2000
I
S
I
I.
Metalen antimoon (Sb) arseen (As) barium (Ba) cadmium (Cd) chroom (Cr) chroom III chroom VI cobalt (Co) koper (Cu kwik (Hg) kwik (anorganisch) kwik (organisch) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) tin (Sn) vanadium (V) zink (Zn)
4,0 20 0,60 55 15 40 0,15 50 1,5 35 6,5 80 140
22 76 920* 13 180 78 190 190 36 4 530 190 100 720
10 50 0,4 1 20 15 0,05 15 5 15 65
II.
Anorganische verbindingen chloride cyaniden-vrij cyaniden-complex thiocyanaat
3 5,5 6,0
20 50 20
100 (Cl/l) 5 10 -
1500 1500 1500
III.
Aromatische verbindingen benzeen ethylbenzeen tolueen xylenen styreen (vinylbenzeen) fenol cresolen (som) dodecylbenzeen aromatische oplosmiddelen (som)
0,20 0,20 0,20 0,45 0,25 0,25 0,30 0,35 2,5
1,1 110 32 17 86 14 13 -
0,2 4 7 0,2 6 0,2 0,2 -
30 150 1000 70 300 2000 200 -
IV.
Polycyclische aromatische waterstoffen (PAK's) naftaleen antraceen fenantreen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen benzo(k)fluoranteen indeno(1,2,3cd)pyreen PAK (som 10)
1,5
40
0,01 0,0007 0,003 0,003 0,0001 0,003 0,0005 0,0003 0,0004 0,0004 -
70 5 5 1 0,5 0,2 0,05 0,05 0,05 0,05
Gechloreerde koolwaterstoffen vinylchloride dichloormethaan 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen 1,2-dichlooretheen (cis- en trans-) dichloorpropanen trichloormethaan (chloroform) 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen (Tri) tetrachloormethaan (Tetra) tetrachlooretheen (Per)
0,10 0,10 0,20 0,20 0,30 0,30 0,80 0,25 0,25 0,3 0,25 0,30 0,15
0,1 3,9 15 6,4 0,3 1 2 5,6 15 10 2,5 0,7 8,8
0,01 0,01 7 7 0,01 0,01 0,8 6 0,01 0,01 24 0,01 0,01
5 1000 900 400 10 20 80 400 300 130 500 10 40
monochloorbenzeen dichloorbenzenen trichloorbenzenen tetrachloorbenzenen pentachloorbenzeen hexachloorbenzeen
0,20 2,0 0,015 0,0090 0,0025 0,0085
15 19 11 2,2 6,7 2,0
7 3 0,01 0,01 0,003 0,0009
180 50 10 2,5 1 0,5
monochloorfenolen(som) dichloorfenolen (som) trichloorfenolen (som) tetrachloorfenolen (som) pentachloorfenol
0,045 0,20 0,0030 0,015 0,0030
54 22 22 21 12
0,3 0,2 0,03 0,01 0,04
100 30 10 10 3
PCB's (som 7) chloornaftaleen (som) monochlooranilinen (som) dioxine (som I-TEQ)
0,020 0,070 0,20
1 23 50 0,00018
0,01 -
0,01 6 30 -
V.
pentachlooraniline
20 60 625 6 30 100 75 0,3 75 300 75 800
kool-
0,000055 0,15
-
-
-
-
* De norm voor barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene bodemverontreiniging. Voor overige situaties is de norm voor barium tijdelijk buiten werking gesteld.
Bijlage 5
Toetsingskader analyseresultaten
voorkomen in:
Grondwater (µg/l opgelost, tenzij anders vermeld)
Grond/sediment (mg/kg droge stof)
Stof/niveau AW2000 VI.
VII.
Bestrijdingsmiddelen chloordaan DDT (som) DDE (som) DDD (som) DDT/DDE/DDD (som) aldrin dieldrin endrin drins (som) α-endosulfan α-HCH β-HCH χ-HCH (lindaan) HCH-verbindingen (som) heptachloor heptachloorepoxide (som) hexachloorbutadieen organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen(som landbodem) azinfos-methyl organotin verbindingen (som) tributyltin (TBT) MCPA atracine carburyl carbofuran 4-chloormethylfenolen (som) niet-chloorhoudende bestr.mid. (som)
Overige verontreinigingen asbest cyclohexanon dimethyl ftalaat diethyl ftalaat di-isobutylftalaat dibutyl ftalaat butyl benzylftalaat dihexyl ftalaat di(2-ethylhexyl)ftalaat ftalaten (som) minerale olie pyridine tetrahydrofuran tetrahydrothiofeen tribroommethaan ethyleenglycol diethyleenglycol acrylonitril formaldehyde isopropanol (2-propanol) methanol butanol (1-butanol) butylacetaat ethylacetaat methyl-tert-butyl ether (MTBE) methylethylketon
I
S
I
0,0200 0,20 0,10 0,020 0,015 0,00090 0,0010 0,0020 0,0030 0,00070 0,0020 0,003 0,40
4 1,7 2,3 34 0,32 4 4 17 1,6 1,2 4 4 -
0,02 ng/l 0,004 ng/l 0,009 ng/l 0,1 ng/l 0,04 ng/l 0,2 ng/l 33 ng/l 8 ng/l 9 ng/l 0,05 0,005 ng/l 0,005 ng/l -
0,2
0,0075 0,15 0,065 0,55 0,035 0,15 0,017 0,60 0,090
2,5 4 0,71 0,45 0,017 -
0,05-16 ng/l 0,02 29 ng/l 2 ng/l 9 ng/l -
0,7 50 150 50 100 -
2,0 0,045 0,045 0,045 0,070 0,070 0,070 0,045 190 0,15 0,45 1,5 0,20 5,0 8,0 2,0 2,5 0,75 3,0 2,0 2,0 2,0 0,20 2,0
100 150 82 53 17 36 48 220 60 5000 11 7 8,8 75 -
0,5 0,5 50 0,5 0,5 0,5 -
15000 5 600 30 300 5000 630 -
0,01 0,1 5 1 0,3 3 -
Bodemtypecorrectie Anorganische verbindingen
Lb = Lst *
a + b * % lut.+ c * % org.st. a + b * 25 + c * 10
Lb is interventiewaarden geldend voor de te beoordelen bodem (mg/kg); Lst is interventiewaarde voor de standaardbodem (mg/kg);% lut. is gemeten percentage lutum in de te beoordelen bodem; % org. st. is gemeten percentage organisch stof in de te beoordelen bodem; A, B en C zijn constantenafhankelijk van de stof; Voor toepassing van de bodemtypecorrectie bij streefwaarden wordt in de bovenstaande formule de interventiewaarde vervangen door streefwaarde.
Bijlage 5
Toetsingskader analyseresultaten
STOF arseen barium beryllium cadmium chroom cobalt koper kwik lood nikkel tin vanadium zink
a 15 30 8 0,4 50 2 15 0,2 50 10 4 12 50
b 0,4 5 0,9 0,007 2 0,28 0,6 0,0034 1 1 0,6 1,2 3
c 0,4 0 0 0,021 0 0 0,6 0,0017 1 0 0 0 1,5
Organische verbindingen
Lb = Lst *
% org.st. 10
Lb is interventiewaarden geldend voor de te beoordelen bodem (mg/kg); Lst is interventiewaarde voor de standaardbodem (mg/kg); % org. st. is gemeten percentage organisch stof in de te beoordelen bodem; Voor bodems met gemeten organisch stofgehalten van meer dan 30% respectievelijk minder dan 2%, worden gehalten van respectievelijk 30% en 2% aangehouden. Voor toepassing van de bodemtypecorrectie bij streefwaarden wordt in de bovenstaande formule de interventiewaarde vervangen door streefwaarde.
Nader onderzoek
De tussenwaarde (T) is het toetsingscriterium ten behoeve van een nader onderzoek. Wordt de tussenwaarde overschreden, dan is een nader onderzoek, op korte termijn, noodzakelijk
T is de tussenwaarde; S is de streefwaarde en I is de interventiewaarde.
T = 0,5 * (S + I)
Bijlage 6
Rapportagegrenzen laboratorium
METALEN Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 5 mg/kgds 20 3 1.5 0.35 mg/kgds 15 mg/kgds 10 mg/kgds 0.1 mg/kgds 13 mg/kgds 5 mg/kgds 20 mg/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 10 ug/l 45 5 3.6 0.8 ug/l 1 ug/l 15 ug/l 0.05 ug/l 15 ug/l 15 ug/l 60 ug/l
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 0.05 mg/kgds 0.1 mg/kgds 0.05 mg/kgds 0.2 mg/kgds 0.1 mg/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 0.2 ug/l 0.3 ug/l 0.3 ug/l 0.3 ug/l 0.05 ug/l
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN Grond/Slib (waterbodem) Component Rap.grens Eenheid Naftaleen 0.01 mg/kgds Antraceen 0.01 mg/kgds Fenantreen 0.01 mg/kgds Fluoranteen 0.01 mg/kgds Benzo(a)antraceen 0.01 mg/kgds Chryseen 0.01 mg/kgds Benzo(a)pyreen 0.01 mg/kgds Benzo(ghi)peryleen 0.01 mg/kgds Benzo(k)fluoranteen 0.01 mg/kgds Indeno(1,2,3-cd)pyreen 0.01 mg/kgds Acenaftyleen 0.02 mg/kgds Acenafteen 0.02 mg/kgds Fluoreen 0.02 mg/kgds Pyreen 0.02 mg/kgds Benzo(b)fluoranteen 0.02 mg/kgds Dibenz(ah)antraceen 0.02 mg/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 0.2 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.02 ug/l 0.02 ug/l 0.02 ug/l 0.02 ug/l 0.05 ug/l 0.01 ug/l 0.02 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.05 ug/l 0.02 ug/l 0.02 ug/l 0.02 ug/l
Component Arseen Barium Kobalt Molybdeen Cadmium Chroom Koper Kwik Lood Nikkel Zink
VLUCHTIGE AROMATEN Component Benzeen Tolueen Ethylbenzeen Xylenen Naftaleen
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN EN EOX Component 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen Dichloormethaan 1,1-dichloopropaan 1,2-dichloopropaan 1,3-dichloopropaan Cis1,2-dichlooretheen Trans 1,2-dichlooretheen Chloroform 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan Trichlooretheen Tetrachloormethaan Bromoform Monochloorbenzeen Dichloorbenzeen Vinylchloride EOX
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 0.5 mg/kgds 0.05 0.5 0.3 0.3 0.3 0.5 mg/kgds 0.5 0.5 mg/kgds 0.05 mg/kgds 0.05 mg/kgds 0.05 mg/kgds 0.01 mg/kgds 0.05 0.05 mg/kgds 0.3 mg/kgds
0.3
mg/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 0.06 ug/l 0.1 0.2 0.3 0.3 0.3 0.1 ug/l 0.1 0.6 ug/l 0.1 ug/l 0.1 ug/l 0.6 ug/l 0.1 ug/l 0.2 0.6 ug/l 0.6 ug/l 0,1 1
ug/l
Bijlage 6
Rapportagegrenzen laboratorium
MINERALE OLIE Component Fractie C10-C12 Fractie C12-C22 Fractie C22-C30 Fractie C30-C40 Totaal olie C10-C40
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 5 mg/kgds 5 mg/kgds 5 mg/kgds 5 mg/kgds 20 mg/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 10 ug/l 25 ug/l 25 ug/l 25 ug/l 100 ug/l
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 2 ug/kgds 2 ug/kgds 2 ug/kgds 2 ug/kgds 2 ug/kgds 2 ug/kgds 2 ug/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 4 ug/kgds 2 ug/kgds 2 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 0.02 ug/l 0.02 ug/l 0.02 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.03 ug/l 0.03 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.02 ug/l 0.01 ug/l 0.005 ug/l
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 0.5 %vdDS 0.5 %vdDS 0.5 %vdDS 0.5 %vdDS 0.5 %vdDS
Grondwater Rap.grens Eenheid Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 20 mgN/kgds 10 mgP/kgds 150 mg/kgds 50 mg/kgds 0.1 mg/kgds 0.2 %vdDS 0.5 %vdDS
Grondwater Rap.grens Eenheid 0.15 mgN/l 0.05 mgP/l 15 mg/l 15 mg/l 5 ug/l Nvt Nvt Nvt Nvt
POLYCHLOORBIFENYLEN(PCB) Component PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 CHLOORBESTRIJDINGSMIDDELEN Component DDT (totaal) DDD (totaal) DDE (totaal) Aldrin Dieldrin Endrin Telodrin Isodrin Alfa-HCH Beta-HCH Gamma-HCH Heptachloor Heptachloorepoxide Alfa-endosulfan Hexachloorbenzeen KORRELGROOTTEVERDELING Component Min.delen 2um Min.delen 16um Min.delen 50um Min.delen 63um Min.delen 210um OVERIGE VERBINDINGEN Component Ammonium Fosfaat (tot.) Chloride Sulfaat Fenol (index) Calciet Organische stof (gloeiverlies)
Bijlage 7 Geraadpleegde bronnen
Informatiebron
Geraadpleegd (ja/nee)
Toelichting Datum kaartmateriaal
Informatie uit kaartmateriaal etc.
Opmerkingen
Historische topografische kaart
ja
1811-1995
www.watwaswaar.nl
Luchtfoto
ja
divers
Milieuatlas Nijmegen
Datum bron/ kaartmateriaal
Informatie uit themakaarten Bodemkaart Nederland
ja
1975
Grondwaterkaart Nederland
ja
-
Bodemloket.nl
ja
Informatie van eigenaar / terreingebruiker / opdrachtgever
Wateratlas Gelderland Milieuatlas Nijmegen Datum uitgevoerd
Historisch gebruik locatie
ja
Huidig gebruik locatie
ja
Huidig gebruik belendende percelen (vanuit onderzoekslocatie)
ja
Toekomstig gebruik locatie
ja
Calamiteiten/resultaten voorgaande bodemonderzoeken
ja
Verhardingen/kabels en leidingen locatie
ja
20 oktober 2011
Datum uitgevoerd
Informatie van gemeente Archief Bouw- en woningtoezicht
ja
Archief Wet milieubeheer en Hinderwet
ja
Archief ondergrondse tanks
ja
Archief bodemonderzoeken
ja
Gemeenteambtenaar milieuzaken
ja
14 november 2011
Historisch gebruik locatie
ja
Huidig gebruik locatie
ja
Huidig gebruik belendende percelen (vanuit onderzoekslocatie)
ja
Verhardingen
ja
Contactpersoon
Opmerkingen
Dhr. de Gruijter
Contactpersoon
Opmerkingen
Milieuatlas Nijmegen Digitale balie Nijmegen
Datum uitgevoerd
Informatie uit terreininspectie
Opmerkingen
14 november 2011
Opmerkingen
Bijlage 8
Achtergrondgehalten
Over Econsultancy.. Econsultancy is een onafhankelijk adviesbureau. Wij bieden realistisch advies en concrete oplossingen voor milieuvraagstukken en willen daarmee een bijdrage leveren aan een duurzaam en verantwoord gebruik van onze leefomgeving. werkwijze Inzet en professionele betrokkenheid kenmerken onze diensten. De verantwoordelijke projectleider is het eenduidige aanspreekpunt voor de klant en is verantwoordelijk voor alle aspecten van het project: kwaliteit, tijd, geld, communicatie en organisatie. De kernwaarden deskundig, vertrouwd, betrokken, flexibel, zorgvuldig en vernieuwend zijn een belangrijke leidraad in ons handelen. Kenmerkend voor onze werkwijze is dat we altijd in dialoog met de opdrachtgever tot concrete en direct toepasbare oplossingen komen. In onze manier van werken willen wij graag vier kernkwaliteiten centraal stellen: kennis, creativiteit, pro-actief handelen en partnerschap. kennis Het deskundig begeleiden van onze opdrachtgevers vraagt om betrokkenheid bij en kennis van de bedoelingen van de opdrachtgever. Het vereist ook gedegen en actuele vakinhoudelijke kennis. Kenmerkend voor Econsultancy vinden wij dat wij alle beschikbare kennis snel en effectief inzetten. Onze medewerkers vormen ons belangrijkste kapitaal. Ook persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling staat centraal want ons werk vraagt steeds om nieuwe kennis en nieuwe verantwoordelijkheden. creativiteit Medewerkers van Econsultancy zijn in staat om buiten de geijkte kaders een oplossing te zoeken met in achtneming van de geldende wet- en regelgeving. Oplossingen die bedoeld zijn om snel en efficiënt het doel van de opdrachtgever te bereiken. Dit vraagt om flexibiliteit en betrokkenheid. kwaliteit Continue wordt door ons gestreefd naar het verhogen van de professionaliteit van de dienstverlening. Het leveren van diensten wordt intern op een dusdanige wijze georganiseerd dat het gevraagde resultaat daadwerkelijk op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze wordt voortgebracht. Hierbij staat de klanttevredenheid centraal. Het kwaliteitssysteem van Econsultancy voldoet aan de NEN-EN-ISO 9001: 2000. Tevens is Econsultancy gecertificeerd voor diverse protocollen en beoordelingsrichtlijnen. opdrachtgevers Econsultancy heeft sinds haar oprichting in 1996 al meer dan tienduizend projecten uitgevoerd. Dat kan in bijvoorbeeld het werkveld bodem gaan van een klein (verkennend bodemonderzoek voor een woonhuis) tot groot (het in kaart brengen van de bodemvervuiling van een geheel vliegveld) project. Projecten in opdracht van de rijksoverheid tot de particulier, van het bedrijfsleven tot non-profit organisaties. De projecten kennen een grote diversiteit en hebben in sommige gevallen uitsluitend een onderzoekend karakter en zijn in andere gevallen meer adviserend. Steeds vaker wordt ook onderzoek binnen meerdere disciplines door onze opdrachtgevers verlangt. Onze medewerkers zijn in staat dit voor de opdrachtgever te coördineren en zelf (deel)onderzoeken uit te voeren. Ter illustratie van de veelvoud en veelzijdigheid van de projecten kan, indien gewenst, een uitgebreide referentielijst worden verschaft.
Vestiging Limburg Rijksweg Noord 39 6071 KS Swalmen Tel. 0475 - 504961 [email protected]
Vestiging Gelderland Fabrieksstraat 19c 7005 AP Doetinchem Tel. 0314 - 365150 [email protected]
Vestiging Brabant Rapenstraat 2 5831 GJ Boxmeer Tel. 0485 - 581818 [email protected]
QUICKSCAN FLORA & FAUNA DIJKGRAAF VAN WIJCKWEG (ONG.) TE NIJMEGEN GEMEENTE NIJMEGEN
QUICKSCAN FLORA & FAUNA Dijkgraaf van Wijckweg (ong.) te Nijmegen in de gemeente Nijmegen Opdrachtgever
BSO Struin Ooysedijk 61 6522 KV Nijmegen
Project Rapportnummer
NIJ.STR.ECO1 11103751
Status
Eindrapportage
Datum
20 december 2011
Vestiging
Boxmeer
Opsteller
Ing. A.A. van Grinsven
Paraaf
Kwaliteitscontrole
Drs. B.G.W. Aarts
Paraaf
Kwaliteitszorg Econsultancy is lid van het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Het NGB is een vereniging van ecologische advies- en onderzoeksbureaus die werkt aan de kwaliteit van advisering gericht op natuur, landschap, water, milieu en ruimte en die de belangen behartigt van groene adviesbureaus. Het Netwerk hanteert een gedragscode die opdrachtgevers en andere belanghebbenden een basis biedt om de leden aan te spreken op de kwaliteit van hun werk. Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving ten aanzien van natuurwetgeving. Het onderzoek betreft een momentopname en geeft een inschatting van de geschiktheid van de onderzoekslocatie voor beschermde soorten. Het incidenteel voorkomen van beschermde soorten is echter nooit met zekerheid te voorspellen. Econsultancy accepteert derhalve op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Econsultancy uitgevoerde onderzoek neemt.
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2.
GEBIEDSBESCHRIJVING ......................................................................................................... 1 2.1 2.2 2.3
Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving ............................................................... 1 Ligging ten opzichte van beschermde gebieden .............................................................. 2 Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en voorgenomen ingrepen ..................... 2
3.
ONDERZOEKSMETHODIEK ..................................................................................................... 2
4.
TOEPASSING VAN DE NATIONALE NATUURWETGEVING .................................................. 3 4.1 4.2 4.3 4.4
5.
ONDERZOEKSRESULTATEN ................................................................................................... 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
6.
Inleiding ............................................................................................................................ 3 Flora- en faunawet ............................................................................................................ 3 Algemene zorgplicht ......................................................................................................... 4 Gebiedsbescherming ........................................................................................................ 4
Vogels ............................................................................................................................... 5 Vleermuizen ...................................................................................................................... 5 Overige Zoogdieren .......................................................................................................... 6 Reptielen, Amfibieën en Vissen........................................................................................ 6 Libellen en Dagvlinders .................................................................................................... 7 Vaatplanten....................................................................................................................... 7 Gebiedsbescherming ........................................................................................................ 7
SAMENVATTING EN CONCLUSIES ......................................................................................... 8
BIJLAGEN: 1. 2a. 2b. 3. 4.
- Topografische ligging van de locatie - Locatieschets/luchtfoto - Foto's onderzoekslocatie - Geraadpleegde bronnen - Natuurwetgeving en beleid
11103751 NIJ.STR.ECO1
1.
INLEIDING
Econsultancy heeft van BSO Struin opdracht gekregen voor het uitvoeren van een quickscan flora & fauna aan de Dijkgraaf van Wijckweg (ong.) te Nijmegen in de gemeente Nijmegen. De quickscan flora & fauna is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. De quickscan flora & fauna heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens overige natuurwetgeving zijn beschermd, of deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het onderzoek is uitgevoerd middels het verrichten van een veldbezoek en een bureauonderzoek. Op deze wijze is inzicht verkregen in de aanwezigheid van geschikt habitat en de daarbij te verwachten beschermde soorten, gesitueerd op of nabij de onderzoekslocatie. De quickscan flora en fauna is een toets van de ecologische potenties van de onderzoekslocatie en betreft geen volwaardig soort(en) specifiek onderzoek. Er zijn in het onderhavige onderzoek geen inventarisaties uitgevoerd van soorten en soortgroepen. Een ecologische inventarisatie beslaat meerdere veldbezoeken gedurende de voor de soortgroep meest gunstige periode van het jaar. Econsultancy is lid van de branchevereniging "Netwerk Groene Bureaus" en werkt volgens de door het Netwerk opgestelde gedragscode en protocollen. In dat kader verklaart Econsultancy ten behoeve van de onderzoekslocatie niet eerder betrokken te zijn geweest voor ecologische advisering of ecologisch onderzoek.
2.
GEBIEDSBESCHRIJVING
2.1
Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving
De onderzoekslocatie (± 2,1 ha) is gelegen aan de Dijkgraaf van Wijckweg (ong.), ten noordoosten van Nijmegen in de gemeente Nijmegen. De onderzoekslocatie is gelegen in het buitengebied op circa 150 meter afstand van de bebouwde kom van Nijmegen. Volgens de topografische kaart van Nederland, kaartblad 40 C, (schaal 1:25.000) zijn de coördinaten van het midden van de onderzoekslocatie X = 188.950, Y = 428.760. De onderzoekslocatie betreft een onbebouwd agrarisch bouwland. Ten tijde van het veldbezoek ten behoeve van onderhavige quickscan was het oostelijke deel van de onderzoekslocatie al deels ingericht met een beek en een wadi. Het overige terreindeel betreft momenteel braakliggend bouwland met diverse algemene ruigtevegetaties. Aan de oostzijde grenst de onderzoekslocatie aan een recent gerealiseerde moestuinencomplex. De noord(oost)zijde van het terrein wordt begrensd door een met riet begroeide droogstaande sloot. Langs de (noord)westzijde van het terrein bevindt zich een struweelstrook met daarachter enkele ondiepe poelen die in de zomermaanden droogvallen. Verder is langs de zuidzijde de Dijkgraaf van Wijkweg gelegen. Tussen de onderzoekslocatie en deze weg bevinden zich een greppel en een rij essen. In bijlage 2a is de onderzoekslocatie en de directe omgeving op een luchtfoto weergegeven. Bijlage 2b bevat enkele foto's van de onderzoekslocatie.
11103751 NIJ.STR.ECO1
Pagina 1 van 9
2.2
Ligging ten opzichte van beschermde gebieden
Natura 2000 De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. De grenzen van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied bevindt zich op circa 100 meter afstand ten noordwesten van de onderzoekslocatie. Het betreft het gebied de Gelderse Poort direct ten noorden van de Ooysedijk. Ecologische Hoofdstructuur De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van de EHS. Het gebied de Gelderse Poort betreft tevens het meest nabijgelegen gebied dat deel uitmaakt van de EHS. 2.3
Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en voorgenomen ingrepen
De initiatiefnemer is voornemens op het terrein een agrarisch bouwland met als nevenfunctie een natuurspeelterrein te ontwikkelen. Daarnaast zal op de onderzoekslocatie één gebouw van circa 100 m² worden gerealiseerd.
3.
ONDERZOEKSMETHODIEK
Het veldbezoek is afgelegd op 9 november 2011. Tijdens dit veldbezoek is de gehele onderzoekslocatie, alsmede de directe omgeving onderzocht. Gedurende het veldbezoek is gelet op de mogelijke aanwezigheid van beschermde en bedreigde soorten op basis van het aanwezige habitat. Verder is aan de hand van verspreidingsatlassen en andere standaardwerken nagegaan welke bijzondere planten- en diersoorten er voor kunnen komen op de onderzoekslocatie. Verder zijn toegankelijke gegevens van natuur- en soortbescherming organisaties gebruikt en zijn gegevens van de provincie Gelderland geraadpleegd. Een overzicht van de geraadpleegde bronnen is weergegeven in bijlage 3. Verspreidingsgegevens van soorten zijn veelal weergegeven op kilometerhokniveau (1 x 1 kilometer) of op uurhokniveau (5 x 5 kilometer). Aangezien met de schaal van kilometerhokken of uurhokken een groter gebied wordt beschouwd dan alleen de onderzoekslocatie, betekent dit niet dat de kritische soorten ook daadwerkelijk voorkomen binnen de begrenzing van de onderzoekslocatie. Verder zijn sommige verspreidingsgegevens niet erg actueel. Dit betekent dat de meest recente verspreidingsgegevens reeds verouderd kunnen zijn. De meeste te gebruiken gegevens vormen daarom geen uitsluitsel over het aantal soorten en type waarneming van een soort in het betreffende gebied, maar enkel een indicatie over het voorkomen.
11103751 NIJ.STR.ECO1
Pagina 2 van 9
4.
TOEPASSING VAN DE NATIONALE NATUURWETGEVING
4.1
Inleiding
Zorg voor alle inheemse planten- en diersoorten en voor de natuurlijke rijkdommen van gebieden wordt gegarandeerd door de naleving van de wet- en regelgeving ten aanzien van natuur en milieu. De instrumenten die deze bescherming mogelijk maken, zijn op Europees niveau vertaald in Natura 2000. De Europese wetgeving ten aanzien van de soortbescherming is in Nederland vertaald in de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming is vastgelegd in de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. Hiermee heeft Nederland de Europese wetgeving in de nationale wetgeving verankerd. Door in de planfase van een (bouw)project of ruimtelijke ontwikkeling rekening te houden met het eventueel voorkomen van beschermde planten- en diersoorten kan effectief worden omgegaan met de aanwezigheid van een beschermde soort. Een dreigende overtreding van de Flora- en faunawet kan zo snel gesignaleerd en in veel situaties voorkomen worden. Vervolgens kan er accuraat actie ondernomen worden om zodoende de overlevingskansen en migratiemogelijkheden van een beschermde soort in het betreffende gebied geen blijvende schade toe te brengen. Om alle gebieden met elkaar te verbinden en om uitwisseling en verspreiding van soorten mogelijk te maken, wordt er in Nederland gewerkt aan de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Verder worden diverse Rode lijsten van bedreigde soorten gehanteerd bij beoordelingen voor de aanwijzing van bescherming en compensatie. In dit hoofdstuk wordt een korte toelichting gegeven ten aanzien van potentiële overtredingen van de Flora- en faunawet bij de meest voorkomende soorten en soortgroepen. In bijlage 4 wordt een nadere toelichting gegeven omtrent de wet- en regelgeving ten aanzien van natuur. 4.2
Flora- en faunawet
Voor de Flora- en faunawet geldt dat vaste rust- en verblijfplaatsen van bepaalde soorten zijn beschermd. De Flora- en faunawet maakt onderscheid in drie beschermingscategorieën. Iedere categorie heeft zijn eigen ontheffingsmogelijkheden en toetsingscriteria. Bij een quickscan flora en fauna wordt in beeld gebracht of er vaste rust- of verblijfplaatsen aanwezig zijn van de soorten uit de verschillende beschermingscategorieën. Vervolgens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep verstorend werkt. Broedvogels en vleermuizen zijn soortgroepen uit de strengste beschermingscategorie. Voor de overige soortgroepen is de beschermingsstatus afhankelijk van de soort. Broedvogels Alle broedende inheemse vogels en hun nesten zijn wettelijk beschermd en vallen onder de strikt beschermde klasse (soorten tabel 3). De Flora- en faunawet regelt onder meer de bescherming van vogels in het broedseizoen: het verstoren van broedende vogels en jongen, of het vernielen van nesten en eieren is verboden. In de meeste gevallen is een overtreding gemakkelijk te voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of de broedgelegenheid buiten het broedseizoen te verwijderen. Nesten van huismus, steenuil, sperwer, ransuil, kerkuil, boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, ooievaar, oehoe, roek, slechtvalk, wespendief en zwarte wouw zijn het gehele jaar beschermd. Het betreffen soorten uit de beschermingscategorieën 1 t/m 4 van de aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen (bron: Dienst Regelingen, 25 augustus 2009). De nestplaats, bomengroep of boomholte van een deel van deze soorten worden ook buiten het broedseizoen gebruikt. Een ander deel van deze soorten maken enkel gebruik van door andere vogelsoorten gemaakte nestgelegenheid, of maken ieder jaar gebruik van hetzelfde nest (of dezelfde nestlocatie).
11103751 NIJ.STR.ECO1
Pagina 3 van 9
Daarnaast is er een aantal soorten waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn, ondanks dat de soort ieder jaar op dezelfde plek terugkeert om te broeden (beschermingscategorie 5). Van deze soorten wordt verondersteld dat ze over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Voorwaarde hierbij is dat er in de directe omgeving wel geschikt habitat aanwezig is. Voorbeelden hiervan zijn spechtensoorten, huiszwaluw, boerenzwaluw, ekster, bosuil, torenvalk en holenbroeders als boomkruiper, koolmees en bonte vliegenvanger. Nestlocaties van soorten uit de beschermingscategorie 5 zijn in uitzonderlijke gevallen ook buiten het broedseizoen beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. Vleermuizen Alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten genieten zowel binnen de Flora- en faunawet als binnen de Natuurbeschermingswet een strikte bescherming. Alle vleermuissoorten staan vermeld in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn. Dit betekent dat ze beschermd zijn tegen verstoring van vaste rust- en verblijfplaatsen. Onder deze vaste rust- en verblijfplaatsen wordt verstaan: "het gehele systeem waarvan een populatie gebruik maakt tijdens de jaarcyclus van de soort". Dit houdt in dat niet alleen alle verblijfplaatsen maar ook de verbindingen hiertussen (vliegroutes) en de foerageergebieden bescherming genieten. Vleermuizen zijn streng beschermd omdat ze erg kwetsbaar zijn. De afgelopen vijftig jaar zijn sommige soorten erg zeldzaam geworden of geheel verdwenen. Wanneer overwinterende dieren worden verstoord, is de kans groot dat ze sterven omdat ze dan teveel van hun vetreserve gebruiken. Maar al te vaak worden bomen gekapt en oude gebouwen gerenoveerd of gesloopt. Als zich hierin een vleermuiskolonie bevindt, heeft dat grote gevolgen voor de vleermuisstand in de wijde omgeving. Omdat ze meestal maar één jong per jaar krijgen, kan herstel erg lang duren. Vleermuizen kunnen zelf geen verblijfplaatsen maken en zijn dus afhankelijk van bestaande verblijfplaatsen. Daarnaast hebben ingrepen in het landschap ook negatieve gevolgen doordat foerageergebieden en vliegroutes, waar vleermuizen jaren achtereen gebruik van maken, verdwijnen. De impact die een ingreep kan hebben verschilt sterk per situatie en per soort waardoor meestal gedetailleerde gegevens nodig zijn om een passend advies te geven. 4.3
Algemene zorgplicht
De algemene zorgplicht houdt in dat een ieder die redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen nadelige gevolgen voor de flora en fauna kunnen ontstaan, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten of maatregelen te nemen om de nadelige gevolgen te voorkomen. Zo kan er bijvoorbeeld rekening worden gehouden met amfibieën en kleine zoogdieren worden wanneer materialen en houtstapels, waaronder de dieren verblijven, worden verwijderd. De algemene zorgplicht is in de meeste gevallen voornamelijk van toepassing op beschermde soorten die staan vermeld in Tabel 1 van de Flora- en faunawet. Dit betreffen algemeen voorkomende soorten, waarvoor bij ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling geldt. Indien er aanleiding is maatregelen te nemen ten aanzien van de zorgplicht, zal dat voor de betreffende soortgroep worden aangegeven. 4.4
Gebiedsbescherming
De quickscan flora en fauna toetst voornamelijk aan de Flora- en faunawet. Indien een plangebied in of nabij een gebied is gelegen dat tot de EHS behoort of onder de Natuurbeschermingswet valt, dient te worden bepaald of er een effect valt te verwachten. Bij een toetsing aan de Natuurbeschermingswet spelen vaak andere facetten mee, zoals de aanwezige doelsoorten en kernwaarden van het betreffende beschermde gebied.
11103751 NIJ.STR.ECO1
Pagina 4 van 9
5.
ONDERZOEKSRESULTATEN
5.1
Vogels
Broedvogels (nest jaarrond beschermd, volgens beschermingscategorie 1 t/m 4) Op de onderzoekslocatie zijn geen nestmogelijkheden aanwezig voor vogelsoorten waarvan het nest jaarrond is beschermd. Ook de struweelstrook langs de (noord)westgrens van de onderzoekslocatie is niet geschikt als nestlocatie voor een soort als sperwer. Verder is de onderzoekslocatie ook niet geschikt als foerageerhabitat voor steenuil. Na de herinrichting vormt de onderzoekslocatie wel geschikt foerageer habitat voor steenuil. Indien hier tevens een nestkast voor steenuil wordt geplaatst kan de onderzoekslocatie deel uit gaan maken van het broedbiotoop van steenuil. Met betrekking tot de voorgenomen plannen zijn overtredingen ten aanzien van vogelsoorten waarvan het nest jaarrond is beschermd niet aan de orde. Broedvogels (nest in bepaalde gevallen jaarrond beschermd, volgens beschermingscategorie 5) Op de onderzoekslocatie zijn ook geen nestmogelijkheden aanwezig voor vogelsoorten, die vallen onder de beschermingscategorie 5. In een van de essen langs de Dijkgraaf van Wijkweg bevindt zich wel een eksternest. De essen vallen buiten de onderzoekslocatie en blijven gehandhaafd. Met betrekking tot de voorgenomen plannen zijn overtredingen ten aanzien van vogelsoorten die vallen onder de beschermingscategorie 5 niet aan de orde. Broedvogels (nest niet jaarrond beschermd, bescherming alleen gedurende broedseizoen) Het struweel rondom de onderzoekslocatie biedt broedmogelijkheden voor algemene soorten als merel, heggenmus, winterkoning, roodborst en houtduif. Daarnaast kan ook een zeldzamere soort als patrijs van de onderlaag van het struweel gebruik maken om in te broeden. Verder kan het open terrein in het voorjaar woorden gebruikt door een grondbroeder als kievit, scholekster, graspieper of gele kwikstaart om te broeden. Voor dergelijke soorten geldt dat, indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden gestart, er naar verwachting geen overtredingen plaats zullen vinden met betrekking tot broedvogels. Daarnaast dient tijdens buitenactiviteiten, onderdeel van de BSO, eveneens rekening te worden gehouden met het broedseizoen. In de Flora- en faunawet wordt geen vaste periode gehanteerd voor het broedseizoen. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden. Geldend is echter de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen. Het (laten) uitvoeren van een controle op de aanwezigheid van een broedgeval voor aanvang van de werkzaamheden, is in dit geval ook voldoende om te voorkomen, dat er verstoring van broedvogels plaatsvindt. Bij afwezigheid van broedende vogels kunnen de werkzaamheden, ten aanzien van broedvogels, ook binnen het broedseizoen plaatsvinden/worden gestart. Slaapplaatsen Sommige vogelsoorten zoals houtduif, kauw en huismus, maar ook ransuilen, maken vooral buiten het broedseizoen gebruik van gemeenschappelijke slaapplaatsen. Meestal wordt hierbij beschutting gezocht in de vorm van dichte begroeiing, hoge bomen, of de veiligheid van open water. Er zijn geen indicaties dat op de onderzoekslocatie een gemeenschappelijke slaapplaats aanwezig is. 5.2
Vleermuizen
Volgens het cursusdictaat "Vleermuizen en Planologie" (Limpens et al., 2010) is de onderzoekslocatie gelegen in een gebied waar de volgende vleermuissoorten potentieel kunnen voorkomen: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, gewone grootoorvleermuis, franjestaart, meervleermuis en watervleermuis.
11103751 NIJ.STR.ECO1
Pagina 5 van 9
Verblijfplaatsen op de onderzoekslocatie De onderzoekslocatie is geheel onbebouwd en er zijn geen bomen met holtes aanwezig. Hierdoor kan worden uitgesloten dat er verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van het verstoren van een vaste rust- en verblijfplaats van vleermuizen is niet aan de orde. In de beoogde situatie kunnen bijvoorbeeld in de bebouwing wel diverse verblijfsmogelijkheden voor vleermuizen worden gecreëerd. Hierbij kan worden gedacht aan het plaatsen van (inbouw)vleermuiskasten of het creëren van een geschikte spouwmuur. Verblijfplaatsen buiten de onderzoekslocatie Het is door de onderlinge afstand tot de bebouwing in de omgeving niet aannemelijk dat er in de directe invloedssfeer van de onderzoekslocatie potentiële verblijfplaatsen aanwezig zijn die negatieve invloed kunnen ondervinden van de werkzaamheden. Foeragerende vleermuizen Met name de randen van de onderzoekslocatie zullen, gelet op het aanwezige groen, gebruikt kunnen worden door in de omgeving verblijvende vleermuizen als gewone dwergvleermuis en laatvlieger om te foerageren. Daarnaast kan boven het meer open gedeelte ook een soort als rosse vleermuis foerageren. De plannen zullen echter geen aantasting van belangrijk foerageerhabitat vormen. Door de voorgenomen plannen zal het aanbod van foerageermogelijkheden juist toenemen, mits het terrein niet wordt verlicht met felle lampen. Vliegroutes Vleermuizen maken veelal gebruik van lijnvormige (donkere) landschapselementen als houtsingels, beken en lanen om zich te verplaatsen tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden. Dergelijke lijnvormige elementen zijn op de onderzoekslocatie zelf niet aanwezig. De bomenrij en de watergang langs de Dijkgraaf van Wijkweg vormen wel potentiële vliegroutes voor diverse soorten vleermuizen. De voorgenomen plannen op de onderzoekslocatie hebben echter geen betrekking op deze lijnvormige elementen. 5.3
Overige Zoogdieren
De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor enkele soorten grondgebonden zoogdieren voorkomen. Het gaat hierbij om algemene soorten als mol, egel, haas en konijn. Tijdens het veldbezoek zijn grote aantallen holletjes van veldmuizen aangetroffen. Voor dergelijke algemeen voorkomende soorten geldt in het kader van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling, waardoor een ontheffing bij verstoring niet noodzakelijk is. Het is echter in het kader van de algemene zorgplicht wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen en al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen. Ondanks dat de beoogde situatie geschikt blijft voor grondgebonden zoogdieren, dient tijdens de werkzaamheden wel rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van individuele dieren. Aanwezige dieren moeten het te bewerken terrein veilig kunnen verlaten. Indien noodzakelijk dient een soort als egel zorgvuldig te worden verplaatst naar een geschikte locatie buiten de ingreep. Het voorkomen van grondgebonden zoogdieren waarvoor geen vrijstelling geldt, zoals das, is tijdens het veldbezoek niet vastgesteld. 5.4
Reptielen, Amfibieën en Vissen
Reptielen Volgens verspreidingsgegevens van RAVON zijn in de directe omgeving van de onderzoekslocatie geen reptielensoorten waargenomen. Daarbij is op de onderzoekslocatie is geen geschikt habitat voor reptielen aanwezig.
11103751 NIJ.STR.ECO1
Pagina 6 van 9
Amfibieën Volgens gegevens van RAVON zijn in de directe omgeving van de onderzoekslocatie de volgende soorten waargenomen: kamsalamander, kleine watersalamander, rugstreeppad, gewone pad, bastaardkikker en bruine kikker. De onderzoekslocatie zelf vormt weinig geschikt landhabitat voor amfibieën. De struweelranden vormen wel geschikt landhabitat voor amfibieën. Dit geldt zowel voor de algemene soorten kleine watersalamander, gewone pad, bastaardkikker en bruine kikker als de minder algemene soorten als kamsalamander en rugstreeppad. De struweelranden blijven echter gehandhaafd, daarnaast wordt er op de onderzoekslocatie meer struweel gerealiseerd waar amfibieën vervolgens gebruik van kunnen maken. De te realiseren oppervlakte wateren binnen de onderzoekslocatie kunnen als voortplantingswater dienen voor met name de algemene soorten. Dit zelfde geldt voor de te handhaven sloot en poeltjes direct langs de onderzoekslocatie, mits hier in het voorjaar water aanwezig is. Ondanks dat de beoogde situatie geschikter wordt voor amfibieën dan het voormalige agrarische bouwland, dient tijdens de werkzaamheden wel de zorgplicht in acht te worden genomen. Ook al geldt er voor de algemene soorten een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij het aantreffen van amfibieën tijdens de werkzaamheden dienen deze zorgvuldig te worde verplaatst naar een geschikte locatie buiten de ingreep. Vissen Het huidige aanwezige water droogt, zover bekend, in de zomer op. Hierdoor zullen er naar verwachting geen vissen in het betreffende oppervlaktewater aanwezig zijn. Daarnaast wordt dit water door de ingreep op de onderzoekslocatie niet aangetast. 5.5
Libellen en Dagvlinders
Voor libellen geldt dat aanwezigheid van water nodig is ter voortplanting. Gezien het ontbreken hiervan kan gesteld worden dat deze soortgroep niet in staat is zich in de voormalige situatie te vestigen. De nieuw te realiseren wateren binnen de onderzoekslocatie kunnen wel als voortplantingswater gaan dienen voor libellen. Beschermde dagvlinders stellen specifieke eisen aan het voortplantingshabitat met waard- en nectarplanten. Het is uitgesloten dat er binnen de onderzoekslocatie geschikt habitat aanwezig is voor een (deel)populatie van een beschermde dagvlindersoort. 5.6
Vaatplanten
Aangezien de locatie geheel bestaat uit een voormalig agrarisch bouwland, is het niet te verwachten dat er beschermde of zeldzame plantensoorten op de locatie te vinden zijn. Tijdens het veldbezoek zijn in de struweelstrook tientallen exemplaren van brede wespenorchis aangetroffen. Voor deze tabel 1 soort geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling van de Flora- en faunawet. Daarbij blijft de betreffende struweelstrook gehandhaafd. Met betrekking tot de toekomstige buitenactiviteiten geldt voor een soort als brede wespenorchis wel de algemene zorgplicht. Groeiplaatsen dienen dan ook bij activiteiten als het bouwen van hutten te worden ontzien. 5.7
Gebiedsbescherming
De onderzoekslocatie niet is gelegen in een gebied dat behoort tot de EHS of Natura 2000. Externe werking op beschermde natuurgebieden, zoals het Natura 2000-gebied Gelderse Poort, is gelet op de afstand tot de onderzoekslocatie en de aard van de ingreep niet aan de orde.
11103751 NIJ.STR.ECO1
Pagina 7 van 9
6.
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
Econsultancy heeft in opdracht van BSO Struin een quickscan flora & fauna uitgevoerd aan de Dijkgraaf van Wijckweg (ong.) te Nijmegen in de gemeente Nijmegen. De quickscan flora & fauna is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. Voorgenomen ingreep De initiatiefnemer is voornemens op het terrein een agrarisch bouwland met als nevenfunctie een natuurspeelterrein te ontwikkelen. Daarnaast zal op de onderzoekslocatie één gebouw van circa 100 m² worden gerealiseerd. Waarnemingen en te verwachten soorten Het struweel rondom de onderzoekslocatie biedt broedmogelijkheden voor algemene soorten als merel, heggenmus, winterkoning, roodborst en houtduif. Daarnaast kan ook een zeldzamere soort als patrijs van de onderlaag van het struweel gebruik maken om in te broeden. Verder kan het open terrein in het voorjaar woorden gebruikt door een grondbroeder als kievit, scholekster, graspieper of gele kwikstaart om te broeden. Met name de randen van de onderzoekslocatie zullen, gelet op het aanwezige groen, gebruikt kunnen worden door in de omgeving verblijvende vleermuizen als gewone dwergvleermuis en laatvlieger om te foerageren. Daarnaast kan boven het meer open gedeelte ook een soort als rosse vleermuis foerageren. Verder vormt de onderzoekslocatie geschikt habitat voor grondgebonden zoogdieren als mol, egel, haas en konijn. Tijdens het veldbezoek zijn grote aantallen holletjes van veldmuizen aangetroffen. De struweelranden vormen geschikt landhabitat voor amfibieën. Dit geldt zowel voor de algemene soorten kleine watersalamander, gewone pad, bastaardkikker en bruine kikker als de minder algemene soorten als kamsalamander en rugstreeppad. De te handhaven sloot en poeltjes direct langs de onderzoekslocatie kunnen als voortplantingswater dienen voor met name algemene amfibieën, mits hier in het voorjaar water aanwezig is. Tijdens het veldbezoek zijn in de struweelstrook tientallen exemplaren van brede wespenorchis aangetroffen. Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van sporen niet te verwachten. Maatregelen ter voorkoming van overtredingen van de Flora- en faunawet Voor broedvogels geldt in dit geval dat, indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden gestart, er naar verwachting geen overtredingen plaats zullen vinden met betrekking tot broedvogels. Daarnaast dient tijdens buitenactiviteiten, onderdeel van de BSO, eveneens rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Het (laten) uitvoeren van een controle op de aanwezigheid van een broedgeval voor aanvang van de werkzaamheden, is in dit geval ook voldoende om te voorkomen, dat er verstoring van broedvogels plaatsvindt. Bij afwezigheid van broedende vogels kunnen de werkzaamheden, ten aanzien van broedvogels, ook binnen het broedseizoen plaatsvinden/worden gestart. Algemene zorgplicht Met betrekking tot de voorgenomen werkzaamheden dient er rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van soorten als konijn, haas, egel, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Aanwezige dieren dienen de gelegenheid te krijgen om veilig weg te komen. Indien dieren niet zelfstandig het werkterrein verlaten dienen deze zorgvuldig te worden verplaats naar een geschkte locatie buiten de ingreep.
11103751 NIJ.STR.ECO1
Pagina 8 van 9
Gebiedsbescherming De EHS zal niet worden aangetast door de herbestemming van de onderzoekslocatie. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden (Natura 2000) is niet aan de orde. Noodzaak tot nader onderzoek Nader onderzoek naar het voorkomen van verschillende soortgroepen wordt niet noodzakelijk geacht. Noodzaak aanvraag ontheffing Flora- en faunawet artikel 75c Ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet ten aanzien van het verstoren van vaste rust- en verblijfplaatsen is niet aan de orde. Tabel I geeft een samenvatting van de te verwachten verstoring en de te nemen vervolgstappen. Tabel I.
Overzicht te verwachten verstoring en te nemen vervolgstappen Soortgroep
Broedvogels
Vleermuizen
Ingreep verstorend
Nader onderzoek
Ontheffingsaanvraag (*)
Bijzonderheden / opmerkingen
algemeen
ja
nee
nee
werkzaamheden buiten het broedseizoen starten of controle aan/afwezigheid broedgeval voorafgaand aan de werkzaamheden en daarnaast bij buitenactiviteiten rekening houden met het broedseizoen.
jaarrond beschermd
nee
nee
nee
-
verblijfplaatsen
nee
nee
nee
-
foerageergebied
nee
nee
nee
mits het terrein niet wordt verlicht met felle lampen
vliegroutes
nee
nee
nee
Grondgebonden zoogdieren
mogelijk
nee
nee
aandacht voor zorgplicht
Amfibieën
mogelijk
nee
nee
aandacht voor zorgplicht
Reptielen
nee
nee
nee
-
Vissen
nee
nee
nee
-
Libellen
nee
nee
nee
-
Dagvlinders
nee
nee
nee
-
Vaatplanten
nee
nee
nee
aandacht voor zorgplicht
* Ontheffingen van verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen of broedvogels worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. De maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan kunnen vooraf door Dienst Regelingen ter goedkeuring worden voorgelegd, middels een ontheffingsaanvraag.
Aanbevelingen Vogelbescherming Nederland heeft samen met BAM Utiliteitsbouw een checklist ontwikkeld, waarmee een bouwonderneming zijn projecten en de directe omgeving natuurvriendelijker kan maken. Door middel van het beantwoorden van enkele ja/nee vragen, kunnen eenvoudige maatregelen worden toegepast die goed zijn voor de stadsnatuur en speciaal voor vogels. U vindt deze checklist op de site van de vogelbescherming (www.vogelbescherming.nl). De beoogde inrichting vormt geschikt leefgebied voor steenuil. Met een geringe inspanning, bijvoorbeeld door het plaatsen van een steenuilnestkast, kan de onderzoekslocatie deel gaan uitmaken van het broedbiotoop van deze soort. Gelet op het steeds verder verdwijnen van leefgebied en broedgelegenheid voor deze soort zal deze relatief eenvoudige maatregel een positief effect op de soort in de omgeving kunnen hebben.
Econsultancy Boxmeer, 20 december 2011
11103751 NIJ.STR.ECO1
Pagina 9 van 9
TITEL:
topogra fische ligging van de onderzoekslocatie PROJEC T: NIJ.ST R.ECO1
NUMMER: 11103751
SCH AAL: 1:25.000
DATUM: 1-12-2011
KAARTBLAD: 40 C
BIJLAGE: 1
Bre
etse
Pee
yse Oo
dijk
lwe
g
foto 4 foto 2
foto 1
foto 3
deellocatie 2
Di jk
gr aa
fv an
Wi
jkw
eg
LEGENDA: TITEL:
begrenzing onderzoekslocatie globale begrenzing bouwlocatie standplaats + richting fotoname
luchtfoto onderzoekslocatie (bron: Bing Maps)
A4
PROJECT: NIJ.STR.ECO1
NUMMER: 11103751
SCHAAL: nvt
DATUM: 30-11-2011
GETEKEND: MKo
BIJLAGE: 2a
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 1.
Onderzoekslocatie gezien van Dijkgraaf van Wijkweg met op achtergrond struweel.
Foto 2.
Onderzoekslocatie met op achtergrond essen land Dijkgraaf van Wijkweg. 11103751 NIJ.STR.ECO1
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 3.
Onderdeel van de recent gerealiseerde beek op het oostelijk deel van de locatie.
Foto 4.
Een van de brede wespenorchissen in het struweel langs de westzijde van locatie. 11103751 NIJ.STR.ECO1
Bijlage 3
Geraadpleegde bronnen
LITERATUUR
Beersma, P. & W. en A. van den Burg, Steenuilen, Roodbont BV, november 2007.
Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON)(redactie) 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. - Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.
Dienst Regelingen, aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet, augustus 2009.
Dietz C., O. von Helversen & D. Nill, 2011. Vleermuizen ‘Alle soorten van Europa en Noordwest-Afrika. Vertaling en bewerking P.H.C. Lina. De Fontein/Tirion Uitgevers B.V., Utrecht.
Dirkse G.M., S.M.H. Hochstenbach & A.I. Reijerse, 2007. Flora van Nijmegen en Kleef 1800 2006. Catalogus van soorten met historische vindplaatsen en recente verspreiding. In opdracht van KNNV afdeling Nijmegen uitgegeven door het zevendal, Mook.
Heusden, W.R.M. van & Vreugdenhil, S.J., 2008. Handreiking Flora- en faunawet. Dienst Landelijk Gebied.
Limpens, H., Regelink, J. & Koelman, R. (2010). Vleermuizen en planologie. Zoogdiervereniging, Nijmegen.
Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertibrate Survey-Nederland, Leiden.
SOVON Broedvogelonderzoek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. Nederlandse fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertibrate Survey-Nederland, Leiden.
Spitzen - van der Sluijs, A.M., G.W. Willink, R. Cremers, F.G.W.A. Ottburg, R.J. de Boer, P.M.L.. Pfaff, W.W. de Wild, D.J. Stronks, R.J.H. Schröder, M.T. de Vos, D. M. Soes, P. Frigge & P.J.H. Struijk, 2007. Atlas reptielen en amfibieën in Gelderland. 1985 - 2005. Stichting RAVON, Nijmegen.
INTERNET
www.atlasgroengelderland.nl (beschermde gebieden in Gelderland) www.ravon.nl (soort- en verspreidingsgegevens amfibieën, reptielen en vissen) www.rijksoverheid.nl (natuurwetgeving) www.vlinderstichting.nl (soort- en verspreidingsgegevens vlinders en libellen) www.waarneming.nl(waarnemingen van vrijwilligers) www.zoogdiervereniging.nl (soortgegevens zoogdieren) www.zoogdieratlas.nl (verspreidingsgegevens zoogdieren)
Bijlage 4
Natuurwetgeving en beleid
Flora- en faunawet De Europese natuurwetgeving is in Nederland, op het gebied van de soortbescherming, uitgewerkt in de Flora- en faunawet. Deze wet heeft tot doel alle in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten te beschermen en in stand te houden. Om dit doel te bereiken, bevat de wet een aantal verbodsbepalingen (zie tabel I). Hierbij wordt het zogenaamde “nee, tenzij…” principe gehanteerd. Dit wil zeggen dat activiteiten met een (potentieel) schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn (“nee”). Van dit verbod kan echter onder voorwaarden (“tenzij”) afgeweken worden door ontheffingen of vrijstellingen. Onder “activiteiten” worden alle activiteiten in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik verstaan. Voorbeelden hiervan zijn de sloop van gebouwen, de ontwikkeling van woonwijken en bedrijventerreinen, dempen van wateren, maar ook natuurontwikkelingsprojecten. Alle activiteiten moeten getoetst worden op hun effecten op aanwezige en mogelijk aanwezige beschermde planten- diersoorten. Tabel I.
Verbodsbepalingen Flora- en faunawet
Artikel 8
Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.
Artikel 9
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.
Artikel 10
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.
Artikel 11
Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
De Flora- en faunawet maakt onderscheid in een drietal beschermingscategorieën. Iedere categorie heeft zijn eigen ontheffingsmogelijkheden en toetsingscriteria. Voor vogels is een aparte categorie. Tabel II.
Soortbeschermingscategorieën Flora- en faunawet
Tabel 1 algemeen beschermde soorten Voor de soorten in Tabel 1 van de Flora- en faunawet geldt, bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik, een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing in het kader van artikel 75 aangevraagd te worden. Voorbeelden zijn: ree, haas konijn, egel, bruine kikker, gewone pad, wijngaardslak, brede wespenorchis, grote kaardenbol
Tabel 2 overige beschermde soorten Voor de soorten in Tabel 2 van de Flora- en faunawet dient bij overtreding van de verbodsbepalingen een ontheffing aangevraagd te worden. Echter indien er volgens een door het ministerie van EL&I (voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode gewerkt wordt, geldt er bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik, een vrijstelling van de verbodsbepalingen en hoeft er geen ontheffing aangevraagd te worden. De ontheffingaanvraag wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (‘lichte toets’). Voorbeelden zijn: eekhoorn, steenmarter, kleine modderkruiper, gele helmbloem, steenbreekvaren, tongvaren
Tabel 3 strikt beschermde soorten Voor de soorten van Tabel 3 van de Flora- en faunawet dient bij overtreding van de verbodsbepalingen bij alle activiteiten (waaronder ruimtelijke ontwikkeling en inrichting) een ontheffing aangevraagd te worden. In een zeer beperkt aantal gevallen kan er op basis van een door het ministerie van EL&I (voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode een vrijstelling verleend worden voor de ontheffingsverplichting bij een zeer beperkt aantal activiteiten. De ontheffingaanvraag wordt getoetst aan een drietal criteria (uitgebreide toets). Bij de uitgebreide toets dient aan alle afzonderlijke criteria te worden voldaan.De criteria zijn als volgt: de activiteiten of werkzaamheden doen geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort, er is geen andere bevredigende oplossing (alternatief) voor de geplande activiteiten of werkzaamheden, die minder schade oplevert voor de betreffende soort en er moet sprake zijn van een bij de wet genoemd belang. Voorbeelden zijn: das, waterspitsmuis, alle vleermuissoorten, rugstreeppad, boomkikker, kamsalamander
Tabel II (vervolg). Soortbeschermingscategorieën Flora- en faunawet
Vogels Voor vogels geldt dat er altijd een ontheffing aangevraagd dient te worden. Indien activiteiten plaatsvinden waarbij verbodsbepalingen worden overtreden ten aanzien van (broed)vogels dient er een uitgebreide toets, zoals beschreven bij Tabel 3 Flora- en faunawet toegepast te worden. Indien er gewerkt wordt volgens een door het ministerie van EL&I (voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode is het mogelijk dat er geen ontheffing aangevraagd hoeft te worden bij bestendig gebruik en onderhoud, bestendig beheer en ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Bij broedvogels kan een overtreding in de meeste gevallen gemakkelijk voorkomen worden door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Tabel III.
Algemene Zorgplicht
Algemene Zorgplicht (artikel 2) Een belangrijk uitgangspunt binnen de Flora- en faunawet is dat op elke burger de plicht rust om voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren en hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat iedereen zich dient in te spannen om de nadelige gevolgen voor een soort te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. De zorgplicht is ten alle tijden van toepassing, ook al vindt er geen overtreding van een verbodsbepaling plaats.
Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet 2005 heeft tot doel bijzondere natuurgebieden in Nederland te beschermen en in stand te houden. De wet omvat onder andere de richtlijnen van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn ten aanzien van gebiedsbescherming. Doordat de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn beide zijn opgenomen in de Natura 2000 wetgeving, zullen de termen “habitatrichtlijngebied” en “vogelrichtlijngebied” komen te vervallen. De betreffende gebieden worden momenteel opgenomen en aangewezen als Natura 2000 gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Europese Unie. Handelingen die een negatieve invloed hebben op gebieden die binnen dit netwerk vallen, worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Een vergunning is vereist. Door middel van het Nederlandse vergunningsstelsel wordt een zorgvuldige afweging gewaarborgd. De vergunningen zullen beoordeeld en afgegeven worden door het ministerie van EL&I (voorheen LNV) (via Dienst Regelingen) of door de provincie. In de aankomende jaren zullen voor alle gebieden beheerplannen opgesteld worden. Tot die tijd zal er echter per project beoordeeld moeten worden of er nadelige effecten te verwachten zijn voor een beschermd gebied. Ecologische hoofdstructuur (EHS) De Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van gebieden dat planten- en diersoorten in staat stelt zich door en tussen verschillende natuurgebieden te verplaatsen. Het netwerk moet voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat gebieden hun ecologische waarde verliezen. De EHS is onderdeel van een Europees ecologisch netwerk en bestaat uit kerngebieden (in Nederland de Natura-2000 gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en de Wetlands) of verweven gebieden (gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur) die onderling verbonden worden door ecologische verbindingszones. Ecologische verbindingszones zijn stroken en stukjes natuur die de verspreid liggende natuurgebieden met elkaar verbinden. Op deze manier kunnen dieren en planten zich van het ene naar het andere leefgebied verplaatsen. Met name de kleine populaties die met uitsterven worden bedreigd, blijven hierdoor levensvatbaar. Negatieve invloed op de werking van een verbinding of aantasting van een verbinding dient vermeden en gecompenseerd te worden zodat het netwerk niet verslechtert. Rode Lijsten In opdracht van het ministerie van EL&I (voorheen LNV) zijn voor diverse soortgroepen zogenaamde Rode Lijsten samengesteld. Deze Rode Lijsten vermelden van welke soorten het voortbestaan in Nederland bedreigd wordt. Op deze manier geven de lijsten een indicatie van het belang van aanwezige planten en dieren in een gebied voor het behoud van de hele populatie. In door het ministerie van EL&I (voorheen LNV) opgestelde soortbeschermingsplannen wordt aangegeven welke maatregelen genomen moeten worden om het voortbestaan van deze soorten te waarborgen. Deze soortbeschermingsplannen worden door diverse provincies gehanteerd voor het opstellen van compensatieverplichtingen.
Over Econsultancy.. Econsultancy is een onafhankelijk adviesbureau. Wij bieden realistisch advies en concrete oplossingen voor milieuvraagstukken en willen daarmee een bijdrage leveren aan een duurzaam en verantwoord gebruik van onze leefomgeving. werkwijze Inzet en professionele betrokkenheid kenmerken onze diensten. De verantwoordelijke projectleider is het eenduidige aanspreekpunt voor de klant en is verantwoordelijk voor alle aspecten van het project: kwaliteit, tijd, geld, communicatie en organisatie. De kernwaarden deskundig, vertrouwd, betrokken, flexibel, zorgvuldig en vernieuwend zijn een belangrijke leidraad in ons handelen. Kenmerkend voor onze werkwijze is dat we altijd in dialoog met de opdrachtgever tot concrete en direct toepasbare oplossingen komen. In onze manier van werken willen wij graag vier kernkwaliteiten centraal stellen: kennis, creativiteit, pro-actief handelen en partnerschap. kennis Het deskundig begeleiden van onze opdrachtgevers vraagt om betrokkenheid bij en kennis van de bedoelingen van de opdrachtgever. Het vereist ook gedegen en actuele vakinhoudelijke kennis. Kenmerkend voor Econsultancy vinden wij dat wij alle beschikbare kennis snel en effectief inzetten. Onze medewerkers vormen ons belangrijkste kapitaal. Ook persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling staat centraal want ons werk vraagt steeds om nieuwe kennis en nieuwe verantwoordelijkheden. creativiteit Medewerkers van Econsultancy zijn in staat om buiten de geijkte kaders een oplossing te zoeken met in achtneming van de geldende wet- en regelgeving. Oplossingen die bedoeld zijn om snel en efficiënt het doel van de opdrachtgever te bereiken. Dit vraagt om flexibiliteit en betrokkenheid. kwaliteit Continue wordt door ons gestreefd naar het verhogen van de professionaliteit van de dienstverlening. Het leveren van diensten wordt intern op een dusdanige wijze georganiseerd dat het gevraagde resultaat daadwerkelijk op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze wordt voortgebracht. Hierbij staat de klanttevredenheid centraal. Het kwaliteitssysteem van Econsultancy voldoet aan de NEN-EN-ISO 9001: 2000. Tevens is Econsultancy gecertificeerd voor diverse protocollen en beoordelingsrichtlijnen. opdrachtgevers Econsultancy heeft sinds haar oprichting in 1996 al meer dan tienduizend projecten uitgevoerd. Dat kan in bijvoorbeeld het werkveld bodem gaan van een klein (verkennend bodemonderzoek voor een woonhuis) tot groot (het in kaart brengen van de bodemvervuiling van een geheel vliegveld) project. Projecten in opdracht van de rijksoverheid tot de particulier, van het bedrijfsleven tot non-profit organisaties. De projecten kennen een grote diversiteit en hebben in sommige gevallen uitsluitend een onderzoekend karakter en zijn in andere gevallen meer adviserend. Steeds vaker wordt ook onderzoek binnen meerdere disciplines door onze opdrachtgevers verlangt. Onze medewerkers zijn in staat dit voor de opdrachtgever te coördineren en zelf (deel)onderzoeken uit te voeren. Ter illustratie van de veelvoud en veelzijdigheid van de projecten kan, indien gewenst, een uitgebreide referentielijst worden verschaft.
Vestiging Limburg Rijksweg Noord 39 6071 KS Swalmen Tel. 0475 - 504961 [email protected]
Vestiging Gelderland Fabrieksstraat 19c 7005 AP Doetinchem Tel. 0314 - 365150 [email protected]
Vestiging Brabant Rapenstraat 2 5831 GJ Boxmeer Tel. 0485 - 581818 [email protected]
Gemeente Nijmegen College van burgemeester en wethouders D.t.v. de heer J. Groeneweg Afdeling Bedrijven G660 Postbus 9105 6500 HG NIJMEGEN
Sector Brandweer Groenewoudseweg 275 6524 TV Nijmegen Postbus 1120 6501 BC Nijmegen
Datum: 29-11-2011 Betreft: Advies bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom Bijlage: Analyse van bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom
Contactpersoon Hans de Harder T (024) 327 15 16 E [email protected]
Briefnr: VR/BRW/11/3192/HH
Geacht college, Op donderdag 18 augustus 2011 hebben wij, door tussenkomst van de afdeling Bedrijven, uw 1 verzoek om advies ontvangen over het bestemmingsplan 'Nijmegen Ooyse Schependom'. Dit bestemmingsplan beoogt de actualisering van meerdere bestaande bestemmingsplannen. Nabij en door het plangebied vindt transport van aardgas door een hogedruk aardgastransportleiding plaats. Vanwege de aanwezigheid van deze leiding dient het bestemmingsplan te worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In het Bevb staan twee risicomaten centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico gelden grens- en richtwaarden. Voor het groepsrisico is een verantwoordingsplicht van toepassing. Binnen deze verantwoordingsplicht is het bestuur van de veiligheidsregio aangewezen als adviseur betreffende de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers. Conclusies over het bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom Uit onze analyse (zie bijlage) blijkt dat, als gevolg van de aanwezigheid van een hogedruk aardgastransportleiding, calamiteiten denkbaar zijn met grote effecten binnen het plangebied. De kans op dergelijke calamiteiten is echter zeer klein. Daarnaast blijkt uit onze analyse dat bestrijding van een gasbrand die ontstaat bij een breuk van de leiding niet door de hulpdiensten kunnen worden bestreden. De bestrijding zal zich derhalve richten op het bestrijden en voorkomen van secundaire effecten. Hiervoor zijn voldoende randvoorwaarden aanwezig. Op het gebied van zelfredzaamheid zijn de mogelijke vestiging van verminderd zelfredzamen (in dit plangebied: kinderopvang binnen de bestemming 'gemengd') binnen het effectgebied van een calamiteit en risicocommunicatie aandachtspunten.
1
Bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom, zoals gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl d.d. 26-9-2011.
Ter optimalisering van de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid van burgers, zijn in de analyse in de bijlage twee mogelijke maatregelen benoemd. Wij wijzen u er daarbij wel op dat, hoewel deze maatregelen bijdragen aan het terugdringen van de risico's, de risico's niet tot nul kunnen worden gereduceerd. Ook na het treffen van de benoemde maatregelen kan zich een calamiteit voordoen waarbij slachtoffers zullen vallen. Het is aan het bevoegd gezag dit risico expliciet te accepteren en in het ruimtelijk besluit te verantwoorden binnen de verantwoordingsplicht groepsrisico. Wij verwachten u met dit advies van dienst te zijn geweest. Indien u nog vragen hebt naar aanleiding van dit schrijven, kunt u altijd contact opnemen met ondergetekende. Wij ontvangen graag een afschrift van het door u genomen besluit. Met vriendelijke groet,
J.A. de Harder Adviseur risicobeheersing
CC:
- de heer J.T. van de Bos, Brandweer Nijmegen
Pagina 2 van 5
BIJLAGE - ANALYSE VAN BESTEMMINGSPLAN NIJMEGEN OOYSE SCHEPENDOM 1. Ontvangen documenten en voortraject Bij uw verzoek om advies hebben wij een uittreksel van het bestemmingsplan Ooyse Schependom 2 ontvangen en de verbeelding ontvangen. Over dit bestemmingsplan hebben wij met u voorafgaand aan dit advies geen overleg gevoerd. 2. Doelstelling van het advies Dit advies heeft als doel inzicht te verschaffen in de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid, zodat deze onderwerpen door het bevoegd gezag kunnen worden betrokken bij de afweging of het groepsrisico te verantwoorden is. Daarnaast bevat dit advies een aantal maatregelen die bij kunnen dragen aan het verlagen van het groepsrisico en het verbeteren van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid. 3. Selectie van het maatscenario Hoewel de kans op een grootschalige calamiteit bij het transport van aardgas door hogedruk transportleidingen zeer klein is, wordt voor het toetsen van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid een maatscenario gehanteerd. Dit is een scenario waarbij de effecten zeer groot zijn, maar waarvan het nog denkbaar is dat deze zich voor kan doen. De risico's van hogedruk aardgastransportleidingen worden geheel bepaald door de kans op een 3 breuk van de leiding, waarna vrijkomend gas wordt ontstoken en een fakkelbrand vormt. Dit scenario is om die reden gekozen als maatscenario. 4. Beschouwing van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid Onderstaand worden de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid voor het maatscenario beschouwd. Deze beschouwing is in overleg met Brandweer Nijmegen en de sector GHOR van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid opgesteld. Voor de slachtofferbepaling is gebruik gemaakt van de slachtoffermodule uit de handreiking Verantwoorde brandweeradvisering externe 4 veiligheid. Rampenbestrijding Materieel
De bestrijding van dit scenario zal zich richten op het bestrijden en voorkómen van secundaire branden, aangezien de fakkelbrand zelf niet geblust kan worden. Voor het bestrijden en voorkomen van secundaire branden is naar 5 verwachting de inzet van één brandweercompagnie vereist. Conform de landelijke richtlijn staat voor het formeren van een compagnie binnen de regio een formatietijd van 45 minuten. Wij verwachten geen specifieke problemen waardoor deze formatietijd
2
Ongenummerd en ongedateerd uittrekstel en verbeelding d.d. 3-3-2011. Risicoanalyse aardgastransportleidingen, N.V. Nederlandse Gasunie, d.d. 18-12-2008. Verantwoorde brandweeradvisering externe veiligheid, een samenspel tussen veiligheid, ruimtelijke ordening en milieu, eerste uitgave, maart 2010. 5 Een compagnie bestaat uit de inzet van ongeveer 100 man brandweerpersoneel met bijbehorend materieel. 3 4
Pagina 3 van 5
Bereikbaarheid
Blus-/koelwater
Tijd
Slachtoffers
Zelfredzaamheid Schuilen/vluchten
Aanwezige populatie
Alarmering
Gevaarsinschatting
niet zou kunnen worden gehaald. De buisleiding loopt hoofdzakelijk door agrarisch gebied. Hierbinnen zijn nauwelijks toegangswegen. De bereikbaarheid van eventueel te realiseren objecten binnen het effectgebied van de leiding is om die reden een aandachtspunt. Voor het bestrijden van het maatscenario is veel blus-/koelwater noodzakelijk. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van het kanaal dat parallel aan de leiding loopt. Indien de hogedruk aardgastransportleiding breekt doet het maatscenario zich direct voor. De hulpverleningsdiensten zullen niet in staat zijn dit te voorkomen. Bij optreden van dit scenario past het aantal te verwachten slachtoffers binnen de mogelijkheden voor de rampenbestrijding. Wij verwachten namelijk geen of nauwelijks slachtoffers die binnen één uur medische hulp behoeven. Aanwezige personen moeten zowel in de gelegenheid zijn om te voet te vluchten als om te schuilen voor de warmtestraling. Wij verwachten op deze punten geen specifieke problemen. Binnen de bestemming 'gemengd' is het mogelijk om (onder voorwaarden) functies voor kinderopvang te realiseren. Deze bestemming ligt op de grens van het effectgebied (135 meter) indien het incident zich voor zou doen ter hoogte van het gasdrukregel- en meetstation. Het landelijk sirenenetwerk is aangelegd om op grote schaal burgers te alarmeren. De verwachting is dat waarschuwing via dit sirenenetwerk slechts beperkt hoorbaar zal zijn voor personen in het 6 plangebied die buiten verblijven. Vanaf eind 2011 is echter alarmering van burgers via mobiele telefoons mogelijk door het 7 operationeel worden van NL-alert. Een breuk van de hogedruk aardgastransportleiding zal leiden tot een krater ter plaatse van de breuk en zeer waarschijnlijk tot ontsteking van het gas. Het gevaar van een dergelijke calamiteit zal goed kunnen worden ingeschat. De gemeente Nijmegen communiceert niet actief over de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen en over hoe te handelen in geval van een calamiteit. Actieve risicocommunicatie draagt naar verwachting bij aan de mate waarin aanwezige personen in staat moeten worden geacht om het gevaar te onderkennen en juist te handelen in geval van een incident.
6
Bron: Meetpunten- en sirenekaarten, regio Gelderland-Zuid. NL-alert biedt de mogelijkheid om tekstberichten te versturen naar mobiele telefoons binnen een bepaald geografisch gebied. Deze techniek werkt op basis van Cell Broadcast en bereikt daarom alle mobiele telefoons die op dat moment zijn ingeschakeld (in tegenstelling tot bijvoorbeeld sms-alerts, waarbij berichten naar aangemelde individuele telefoons worden verstuurd via SMS). 7
Pagina 4 van 5
5. Mogelijke maatregelen ter verbetering van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers Onderstaand worden twee mogelijke maatregelen gegeven ter verbetering van de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid van burgers. Dit betreft een niet-limitatieve opsomming. Indien u overweegt onderstaande maatregelen te treffen, verzoeken wij u contact met ons op te nemen over de exacte uitvoering. 1. Binnen het effectgebied van de hogedruk aardgastransportleiding functies voor verblijf door verminderd of niet-zelfredzame personen uitsluiten Geconstateerd is dat binnen de bestemming 'gemengd' functies voor kinderopvang zijn toegelaten. Deze bestemming is voor een klein deel binnen het effectgebied (135 meter) van de hogedruk aardgastransportleiding gelegen. Wij adviseren u functies voor verminderd of nietzelfredzame personen (zoals kinderopvang) uit te sluiten binnen het effectgebied van de hogedruk aardgastransportleiding. 2. Burgers voorlichten over de risico's van gevaarlijke stoffen (actieve risicocommunicatie) Actieve risicocommunicatie kan een positieve bijdrage leveren aan een juiste gevaarsinschatting door burgers bij calamiteiten. Een juiste gevaarsinschatting draagt bij aan de zelfredzaamheid van burgers. Om die reden adviseren wij u bewoners en gebruikers van het plangebied voor te lichten over de risico's en hen een handelingsperspectief te bieden in geval van een calamiteit.
Pagina 5 van 5
Gemeente Nijmegen College van burgemeester en wethouders D.t.v. de heer H. Gernaat Afdeling Stadsontwikkeling Postbus 9105 6500 HG NIJMEGEN
Sector Brandweer Groenewoudseweg 275 6524 TV Nijmegen Postbus 1120 6501 BC Nijmegen
Datum: 25-10-2011 Betreft: Bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom Bijlage: -
Contactpersoon Hans de Harder T (024) 327 15 16 E [email protected]
Briefnr: VR/BRW/11/3217/HH
Geacht college, Op donderdag 18 augustus 2011 hebben wij, door tussenkomst van de afdeling Bedrijven, uw 1 verzoek om advies ontvangen over het bestemmingsplan 'Nijmegen Ooyse Schependom'. Op 29 september 2011 (abusievelijk gedateerd op 29-11-2011) hebben wij een advies uitgebracht 2 over dit bestemmingsplan. Naar aanleiding van dit advies is door de heer Gernaat van de afdeling Stadsontwikkeling contact met ons opgenomen. Hij wees op een onvolkomenheid in de beoordeling van de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid in het advies van 29 september. Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap 1' worden namelijk onder meer de functies 'natuurspeelterrein, natuureducatie, schooltuin met bijbehorende voorzieningen' mogelijk gemaakt. De heer Gernaat gaf aan dat deze functies bedoeld zijn voor buitenschoolse opvang. Hiermee wordt de aanwezigheid van kinderen, die als verminderd tot niet-zelfredzaam worden beschouwd, expliciet mogelijk gemaakt. Om die reden verzoeken wij u, waar in ons advies van 29 september gesproken wordt over de aanwezigheid van verminderd tot niet-zelfredzame personen binnen de bestemming 'Gemengd', tevens de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap 1' te lezen. Daarnaast verzoeken wij u om bij de tekst bij de tweede geadviseerde maatregel (hoofdstuk 5 van de bijlage van ons advies van 29 september) de tekst aan te vullen met de volgende tekst: "Betreffende de buitenschoolse opvang binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap 1', kan ervoor worden gekozen om de aanwezige begeleiders specifiek voor te lichten over de risico's van de hogedruk aardgastransportleiding en hen te (laten) informeren over hoe te handelen in geval van een incident bij de gasleiding".
1
Bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom, zoals gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl d.d. 26-9-2011. Advies met onderwerp 'Advies bestemmingsplan Nijmegen Ooyse Schependom, met briefnummer 'VR/BRW/11/3192/HH', d.d. 29-11-2011.
2
Wij verwachten u met dit schrijven van dienst te zijn geweest. Indien u nog vragen heeft naar aanleiding van deze brief, kunt u altijd contact opnemen met ondergetekende. Met vriendelijke groet,
J.A. de Harder Adviseur risicobeheersing
CC:
- de heer J.T. van den Bos, Brandweer Nijmegen
Kwantitatieve Risicoanalyse Nijmegen Struin Door: Mark Geurts, MARN
Inhoud 1 Inleiding ................................................................................................................. 3 2 Invoergegevens ....................................................................................................... 4 2.1 Interessegebied ................................................................................................ 4 2.2 Relevante leidingen ........................................................................................... 5 2.3 Populatie.......................................................................................................... 6 3 Plaatsgebonden risico ............................................................................................... 8 3.1 Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor N-578-04 van N.V. Nederlandse Gasunie........ 8 4 Groepsrisico screening .............................................................................................. 9 4.1 Figuur 4.1 Groepsrisico screening voor N-578-04 van N.V. Nederlandse Gasunie....... 9 5 FN curves.............................................................................................................. 11 5.1 Figuur 5.1 FN curve voor N-578-04 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 11900.00 en stationing 12900.00 .................................................. 11 6 Conclusies ............................................................................................................. 12 7 Referenties............................................................................................................ 13
Pagina 2 van 13
1 Inleiding De risicostudie in dit rapport is uitgevoerd conform de door de overheid gestelde richtlijnen voor het uitvoeren van risicoanalyses aan ondergrondse gelegen hogedruk aardgastransportleidingen [1, 2, 3, 4]. De analyse is uitgevoerd met het pakket CAROLA. CAROLA is een software pakket dat in opdracht van de Nederlandse overheid is ontwikkeld, specifiek ter bepaling van het plaatsgebonden risico en groepsrisico van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar dat een onbeschermd persoon die onafgebroken op dezelfde plaats verblijft, komt te overlijden als gevolg van een ongeval met een potentieel gevaarlijke bron. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door middel van contouren met een gelijke risicowaarde op een kaart. Het groepsrisico voor buisleidingen is gedefinieerd als de frequentie per jaar per kilometer leiding dat een groep van tenminste tien personen komt te overlijden als gevolg van een ongeval met die buisleiding, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een FN-curve, een dubbel logaritmische grafiek waarbij op de horizontale as het aantal doden (N) wordt gegeven en op de verticale as de cumulatieve frequentie (F) van tenminste N doden. Om te bepalen of de berekende risico’s acceptabel zijn wordt getoetst aan de normen zoals die worden vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Voor het plaatsgebonden risico geldt dat er zich geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten mogen bevinden binnen de plaatsgebonden risico contour van 10-6 per jaar. Voor (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten geldt het 10-6 per jaar PR criterium als richtwaarde. Het groepsrisico is voorzien van een oriëntatiewaarde, die voor buisleidingen gesteld is op F·N2 < 10-2 per jaar per km leiding, waarin F de frequentie per jaar is met N of meer dodelijke slachtoffers. Daarnaast geldt een verantwoordingsplicht, waarbij het bevoegd gezag verplicht wordt gesteld om advies in te winnen bij hulpverleningsdiensten omtrent aspecten als hulpverlening en zelfredzaamheid. Laatstgenoemde aspecten, en daarmee de verantwoordingsplicht, worden in dit rapport niet geadresseerd.
Pagina 3 van 13
2 Invoergegevens De risicoberekeningen die in dit rapport zijn beschreven zijn uitgevoerd met CAROLA versie 1.0.0.51. De gehanteerde parameterfile heeft versienummer 1.2. De berekeningen zijn uitgevoerd op 16-01-2012. Dit project is opgeslagen onder de naam
C:\Carola MG\Nijmegen\Struin nieuw.crp en is
laatstelijk bijgewerkt op 12-01-2012. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de meteorologische gegevens van het weerstation Deelen. In dit hoofdstuk worden de verschillende invoergegevens nader gespecificeerd in de navolgende secties. 2.1 Interessegebied Het interessegebied is weergegeven in figuur 2.1 Figuur 2.1 Interessegebied voor de uitgevoerde risicoberekeningen
Pagina 4 van 13
2.2 Relevante leidingen Op basis van het gespecificeerde interessegebied zijn de volgende aardgastransportleidingen meegenomen in de risicostudie. Eigenaar
Leidingnaa m
Diameter [mm]
Druk [bar]
Datum aanleveren gegevens
N.V.
N-578-04
323.90
40.00
16-01-2012
Nederlandse Gasunie Er zijn alleen leidingen aanwezig waarvan de vervaldatum voor het gebruik van de gegevens is overschreden. Voor deze leidingen kunnen geen risicoberekeningen worden uitgevoerd. De leidingen zijn gevisualiseerd in figuur 2.2. Figuur 2.2 Buisleidingen aanwezig in de omgeving van het interessegebied
Leidingen meegenomen in de risicoberekeningen Leidingen waarvoor de houdbaarheidsdatum van de gegevens verstreken is Pagina 5 van 13
Voor
de
in bovenstaande
tabel
opgenomen leidingen zijn geen risico mitigerende
maatregelen verdisconteerd in de bijbehorende risicoberekeningen. 2.3 Populatie Voor de bepaling van het groepsrisico is het van belang dat de populatie rondom de aardgastransportleidingen wordt geïnventariseerd. De relevante populatie is weergegeven in figuur 2.3. Figuur 2.3 Bevolking meegenomen in de risicoberekeningen
Populatietype
Polygoonpunten
Populatiepolygoon
Wonen Werken Evenement
Pagina 6 van 13
Populatiepolygonen Label
Type
Aantal
65 Extra
Werken
0.0
Dichtheid
Vervangmod us
Percentage Personen
Toevoegen
mensen Struin
Nieuwe Populatie
Populatiebestanden Pad
Type
Aantal
bedrijven struin.txt
Werken
27204
Bevolking Struin.txt
Wonen
45230
scholen struin.txt
Werken
267
scholen voortgezet.txt
Werken
6950
Percentage Personen
Pagina 7 van 13
3 Plaatsgebonden risico Voor de in voorgaande hoofdstuk genoemde leidingen is het plaatsgebonden risico bepaald. Voor elk van de leidingen wordt het plaatsgebonden risico weergegeven als isorisicocontouren op een achtergrondkaart. 3.1 Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor N-578-04 van N.V. Nederlandse Gasunie
1E-4 1E-5 1E-6 1E-7 1E-8
Pagina 8 van 13
4 Groepsrisico screening Om in één oogopslag een indruk te krijgen van het groepsrisico wordt het groepsrisico gescreend alvorens voor specifieke segmenten FN-curves te visualiseren. Voor elk van de leidingen wordt per stationing de overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico weergegeven. Deze is berekend door rondom elk punt op de leiding één kilometer segment te kiezen die gecentreerd ligt ten opzichte van dit punt. Voor deze kilometer leiding is een FN-curve berekend en voor deze FN-curve de overschrijdingsfactor. De overschrijdingsfactor is de verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan 1 geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van 1 zal de FN-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan 1 wordt de oriëntatiewaarde overschreden. 4.1 Figuur 4.1 Groepsrisico screening voor N-578-04 van N.V. Nederlandse Gasunie
De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 0 slachtoffers en een frequentie van 0.00E+000. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 0.000E+000 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 11900.00 en stationing 12900.00. Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.1.
Pagina 9 van 13
Figuur 4.1 Kilometer leiding behorende bij de maximale overschrijding van de FNcurve voor N-578-04 van N.V. Nederlandse Gasunie
Pagina 10 van 13
5 FN curves Voor elk van de eerder genoemde leidingen is het groepsrisico berekend. Een samenvatting van de resultaten hiervan is gegeven in het voorgaande hoofdstuk; in dit hoofdstuk wordt voor elk van de leidingen de daadwerkelijke FN-curve gegeven van de (in termen van groepsrisico) “slechtste” kilometer van het betreffende tracé. 5.1 Figuur 5.1 FN curve voor N-578-04 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 11900.00 en stationing 12900.00
Pagina 11 van 13
6 Conclusies Plaatsgebonden risico Hoofdstuk 4 toont aan dat er geen sprake is van een plaatsgebondenrisiconiveau hoger dan 1 per 10 miljoen jaar. Het plaatsgebonden risico is een eigenschap van de buisleiding en onafhankelijk van de ontwikkelingen in de populatie rond de buisleiding en derhalve onafhankelijk van de ontwikkeling van ‘Struin’. Wettelijk is er dus geen belemmering voor de voorgenomen activiteit vanuit de plaatsgebondenrisico-normering. Groepsrisico De activiteit “Struin” ligt binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgastransportleiding leiding N-578-04. Deze leiding met een diameter van 32 cm en 40 bar heeft een invloedsgebied van ongeveer 140 meter. De populatie binnen deze strook is meegenomen in de berekening van het groepsrisico. In de nieuwe situatie blijft het groepsrisiconiveau 0,000. Er is dus sprake van een niet niveau van het groepsrisico.
Pagina 12 van 13
7 Referenties [1]
Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Brief 390/06 CEV Lah/pbz-1191. 6 november 2006.
[2]
Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Ministerie van VROM. Brief 2006.334302. 7 december 2006.
[3]
Laheij GMH, Vliet AAC van, Kooi ES. Achtergronden bij de vervanging van zoneringafstanden hogedruk aardgastransportleidingen van de N.V. Nederlandse Gasunie. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. RIVM-rapport 620121001/2008. 2008.
[4]
M. Gielisse, M.T. Dröge, G.R. Kuik. Risicoanalyse aardgastransportleidingen. N.V. Nederlandse Gasunie. DEI 2008.R.0939. 2008.
Pagina 13 van 13