Bijlage 1: Juridische impactanalyse van en opmerkingen over het concept Besluit tot wijziging van het Bor en diverse andere AMvB’s in verband met het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht In deze notitie gaan we artikelsgewijs in op de (voor gemeenten meest relevante) wijzigingen van diverse Amvb’s die verband houden met de pChw. Artikel I: Wijzigingen in het Besluit omgevingsrecht (Bor) A Titel paragraaf 2.3 wordt aangepast: technische wijziging. Geen opmerkingen. B Er wordt een artikel 2.8 toegevoegd waardoor beoordeling van luchtkwaliteit op basis van de Wm vereist is voor twee (nieuwe) ‘kruimelgevallen’ uit Bijlage II bij het Bor. Het gaat om: - Het (met het bestemmingsplan) strijdig gebruik van bouwwerken (en aansluitend terrein). - Alle strijdig gebruik met een termijn van ten hoogste 10 jaar. Logische wijziging. Geen opmerkingen. C Artikel 5.9 Bor wordt gewijzigd. Deze bepaling ging (en gaat?) over de afwijkende geldingsduur van voorschriften van een omgevingsvergunning voor een milieuactiviteit. De wijziging is een logisch gevolg van de wijziging van de pChw. Echter, de expliciete verwijzing naar de milieuactiviteit is verdwenen en vervangen door het generieke: ‘ een omgevingsvergunning’. Het lijkt op een verschrijving, uit de nota van toelichting (nvt) wordt niet duidelijk of dit de bedoeling was. Advies is om in het eerste lid de verwijzing naar ‘een omgevingsvergunning voor een activiteit in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de wet’ te noemen. D Titel van paragraaf 5.4 Bor wordt aangepast. Noodzakelijke, redactionele aanpassing. Geen opmerkingen. E Belangrijke wijziging over de tijdelijke vergunning door wijziging art. 5.16 Bor. Aan de omgevingsvergunning voor de bouw van een tijdelijk bouwwerk moet de voorwaarde (plicht) worden gesteld dat de
vergunninghouder na het verstrijken van een in de vergunning te geven termijn (van ten hoogste tien jaar) verplicht is de oude toestand te herstellen. Belangrijkste wijzigingen: - Voorheen gold het vereiste van de ‘tijdelijke behoefte’. Dit was een vaag begrip dat zich in de jurisprudentie in de loop der jaren heeft uitgekristalliseerd. In plaats van dit vereiste geldt nu de bouw van een tijdelijk bouwwerk zoals bedoeld in het Bouwbesluit. Dit is een bouwwerk dat bedoeld is om voor een termijn van ten hoogste tien jaar op een bepaalde plaats aanwezig te zijn. Voor dit soort gebouwen gelden minder strenge Bouwbesluit-eisen. De oude jurisprudentie is dus niet meer van toepassing. Voordeel is de helderheid. - De oude maximale termijn van 5 jaar is 10 jaar geworden. Dit vloeit voort uit de wijzigingen in de Wabo door de pChw. Het is nodig voor de mantelzorg en inzet van kantoorruimte voor andere doeleinden. Hier ligt een verband met de uitbreiding van de ‘kruimelgevallenlijst’, zie de opmerkingen daar. Opmerkingen: de wijziging is een vereenvoudiging ten opzichte van de oude situatie. Hij is bovendien nodig om de wensen over mantelzorgwoning en tijdelijke transformatie kantoren te realiseren. De nota van toelichting stelt terecht dat na afloop van de maximale termijn de oude toestand moet worden hersteld. Een nieuwe aanvraag omgevingsvergunning voor het betreffende bouwwerk is niet mogelijk. Wel kan na herstel oude toestand een nieuwe aanvraag omgevingsvergunning worden ingediend voor wederom een nieuw tijdelijk bouwwerk. De Bor-bepalingen over tijdelijke afwijking bestemmingsplan (kruimelgevallenlijst) zetten hier een rem op. F Artikel 5.17 wordt gewijzigd. Dit artikel gaat over het herstellen van de oude toestand in het geval van aanlegactiviteiten (bij een voorlopige bestemming). Dit gaat ten dele om dezelfde materie als de wijziging bij E. Daarnaast betreft het een kleine vereenvoudiging. Geen opmerkingen. G Artikel 5.18 Bor wordt gewijzigd. Dit is een logisch gevolg van de wijziging van de Wabo door de pChw. Deze wijziging is nodig om de wensen over mantelzorgwoningen en tijdelijke transformatie van kantoorgebouwen mogelijk te maken. Een planologische omgevingsvergunning kan zowel voor een permanent planologisch strijdig gebruik als voor een tijdelijk planologisch strijdig gebruik kan worden verleend. Een omgevingsvergunning voor tijdelijk planologisch strijdig gebruik heeft een beperkte werkingsduur. Het kan daarbij gaan om allerlei varianten in tijdsduur. Er kan in de vergunning een concrete termijn worden gesteld van bijvoorbeeld twee dagen of vijf, tien, vijftien jaar en langer. Ook kan een termijn worden opgenomen die afhankelijk wordt gesteld van een bepaalde omstandigheid of het zich voordoen van een bepaald voorval of een bepaalde gebeurtenis. Bij het tijdelijk toestaan van een mantelzorgvoorziening is het denkbaar dat de geldigheid van de vergunning wordt gekoppeld aan de termijn waarin een bepaalde persoon in die voorziening woonachtig is en afhankelijk is van de ontvangst van mantelzorg. Ook hiervoor geldt dat het begrip ‘tijdelijke behoefte’ en de daaraan gekoppelde jurisprudentie niet meer van toepassing is. Geen opmerkingen.
02/10
H Dit is een wijziging van artikel 6.11 Bor. Dit regelt dat defensie in kennis moet worden gesteld van bepaalde vormen van gebruik van terrein in de buurt van bepaalde defensie-installaties. Omdat de ‘kruimelgevallenlijst’ wordt uitgebreid, wordt ook deze notificatiebepaling verruimd. Logisch gevolg, geen opmerkingen. I Hier worden diverse artikelen in bijlage II bij het Bor aangepast. Deze gaan over vergunningvrij bouwen en de zgn. kruimelgevallenlijst waarmee het college van het bestemmingsplan kan afwijken. Artikel 1: definities - Wijziging omschrijving voor begrip ‘Achtererfgebied’ die nu ook rekening houdt met situaties op hoekpercelen en percelen waarop hoofdgebouw tov het openbaar toegankelijk gebied schuin zijn geprojecteerd. Wens uit de praktijk en logisch, geen opmerkingen. - Toevoeging begrip ‘mantelzorg’ is dezelfde omschrijving als in Wmo. Eenduidig begrippenkader is gewenst. Destijds ook door VNG om verzocht. Geen opmerkingen. - Toevoeging nieuw vierde lid om te regelen dat een bijbehorende bouwwerk bij een woning, onder voorwaarden, omgevingsvergunningvrij kan worden gebouwd en gebruikt ten dienste van mantelzorg. Dit is om te voorkomen dat een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning wordt aangemerkt wanneer een persoon die mantelzorg verleend daarin woont en een eigen huishouding voert (in planologische zin is dan geen sprake van aan het hoofdgebouw gerelateerd gebruik en daarmee geen functionele verbondenheid). Handhaving van dergelijk afwijking gebruik kan o.g.v. art. 2.23 Wabo door aan de vergunning een beperkte werkingsduur te geven gekoppeld aan de termijn waarin een bepaald persoon in die voorziening woonachtig is en afhankelijk is van mantelzorg. Daarna mag het betreffende bijbehorend bouwwerk alleen worden gebruikt zonder de op bewoning aangebrachte voorzieningen; deze moeten worden verwijderd. Logisch gevolg mantelzorgoplossing, geen opmerkingen. Artikel 2: bouw en planologisch vergunningvrij - Aanpassing onderdeel 1 (Gewoon onderhoud). Wijziging leidt tot tekst zoals die tot 1-1-2012 heeft geluid: gewoon onderhoud is vergunningvrij. Geen opmerkingen. - De aanpassing van onderdeel 3 (bijbehorend bouwwerk) is ingrijpend. a. Nieuwe berekeningssystematiek oppervlakte vergunningvrij bouwen. I&M stelt dat het doel vooral is de praktische toepasbaarheid van de regeling te vereenvoudigen en problemen uit de praktijk bij de oppervlakteberekening van vergunningvrij bouwen weg te nemen. Die vereenvoudiging krijgt vorm in een planologische totaalbenadering: alle al aanwezige bijbehorende bouwwerken bij het oorspronkelijk hoofdgebouw, ongeacht of deze met of zonder vergunning zijn gebouwd, bepalen in hoeverre nog kan worden bijgebouwd tot een maximum van 50% van het achtererfgebied én in absolute zin 100m2. In de praktijk zal deze nieuwe berekeningssystematiek voor vergunningvrije erfbebouwing in situaties van grote achtererfgebieden
03/10
(> 100 m2) en beperkte bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken in het bestemmingsplan (< 50 m2) tot uitbreiding van vergunningsvrije bouwmogelijkheden; in geval van grote achtererfgebieden (> 100 m2) en ruime bouwmogelijkheden voor bouwwerken in het bestemmingsplan leidt dit tot een beperking van vergunningvrije bouwmogelijkheden. In principe hoeft bij deze totaalbenadering géén bebouwingsregeling voor bijbehorende bouwwerken meer in het bestemmingsplan worden opgenomen tenzij ruimere bebouwingsmogelijkheden zijn gewenst. Beperking van bouwmogelijkheden kan ook/nog steeds door inperking van gronden met ‘erf’bestemming in bestemmingsplannen. Oordeel: leidt tot uniformering, kan leiden tot verregaande deregulering in bestemmingsplannen, bestaande sturingsmogelijkheden gemeenteraad blijven behouden ( beperking/verruiming ten opzichte van Bor). b. Verruiming mogelijkheid tot vergroten van hoofdgebouw. Nu is het mogelijk tot 2,5 meter afstand van het hoofdgebouw op achtererf vergunningvrij uit te bouwen in één bouwlaag tot maximaal 4 meter hoog en daarmee dat hoofdgebouw te vergroten voor vergroting van b.v. woonkamer, (bij)keuken of serre. Vanaf 2,5 meter afstand dient thans het gebruik functioneel ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en kan het bijbehorend bouwwerk alleen als garage, berging, plantenkas o.i.d. worden gebruikt. De wijziging leidt ertoe dat de grens tussen vergroten hoofdgebouw en functioneel ondergeschikt gebruik bij het hoofdgebouw wordt gelegd op 4 meter afstand van het hoofdgebouw op het achtererf. Ook zijn de maximaal toegestane hoogtebepalingen iets vergroot en kan een schuine kap worden aangebracht op het bouwwerk gelegen op meer dan 4 meter afstand. De redactie van de hoogtebepalingen in onderdeel 3 is te gecompliceerd en verdient aanpassing. Dit betekent niet dat het totale oppervlakte aan vergunningvrije bouwmogelijkheden wordt vergroot (dat blijft max. 50% en 100 m2), maar dat binnen die mogelijkheden een ruimer aandeel bij het hoofdgebouw kan worden getrokken. Oordeel: Totale vergunningvrije mogelijkheden wijzigen niet, maar hiermee wordt opnieuw een deel aan gemeentelijke invloedssfeer (via bestemmingsplan) onttrokken. Lijkt niet gewenst (zie onder algemeen in relatie tot motie Boelhouwer-Wiegman). Verlegging 2,5 m naar 4 meter grens niet voor iedereen mogelijk maken, maar slechts als uitzondering voor mantelzorg toestaan. Zie hierna. c. Mantelzorgoplossing. Bijbehorende bouwwerken op meer dan 4 meter afstand van hoofdgebouw op achtererf mogen alleen functioneel ondergeschikt worden gebruikt, dus niet om in te wonen. Indien er sprake is van het verlenen van mantelzorg zoals gedefinieerd in Bor (conform definitie Wmo), geldt het vereiste van functionele ondergeschiktheid niet. Bovendien geldt de beperking dat het aantal woningen niet mag vergroot niet in geval van een mantelzorgsituatie. Dit maakt het mogelijk om een woongelegenheid voor een mantelzorger te creëren in een bijbehorend bouwwerk. Oordeel: Logische oplossing om mantelzorg mogelijk te maken, maar kan ook met behoud van 2,5 m als grens vergroten hoofdgebouw/functioneel ondergeschikt gebruik. Algemeen wijziging onderdeel 3: De hierboven onder a-c opgenomen wijzigingen waren aanvankelijk opgenomen in ontwerp- Bor dat in april 2009 aan VNG-commissie R&W is voorgelegd. Cie R&W was
04/10
destijds tegen deze thans opnieuw voorgestelde wijzigingen, in verband met de impact op het stedenbouwkundig concept van groene binnenruimten in stedelijke aaneengesloten bouwblokken. Het ontwerp-Bor is in 2009 in voorhang aan parlement toegezonden, maar door aanvaarding van de motie Boelhouwer-Wiegman (voorgestelde verruiming, voor zover het betreft de oppervlakte en maatvoering, is aanvaardbaar voor zover het bestemmingsplan de verruiming toestaat) niet in Bor opgenomen. In de brief naar de Eerste Kamer heeft de minister van VROM destijds aangegeven de motie uit te voeren. “Hetgeen ertoe zal leiden dat de randvoorwaarden ter zake van oppervlakten en maatvoeringen in artikel 2 worden aangepast. Op hoofdlijnen zal er dan sprake zijn van vergelijkbare vergunningvrije bouwmogelijkheden als die nu worden geboden door het Bblb. Ruimere mogelijkheden om vergunningvrij te bouwen worden geboden door artikel 3, echter alleen als het bestemmingsplan dit bouwen toelaat. Zodra het beoogde bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan, is een omgevingsvergunning nodig waarmee wordt toegestaan om in strijd met het bestemmingsplan te bouwen. Het voorgaande betekent dat de gemeente, anders dan het geval is bij artikel 2, de toepassing van artikel 3 via het bestemmingsplan kan “sturen”. -
-
-
-
Onderdeel 4: Dakkapel achterdakvlak: opheffing inconsistentie t.o.v. eisen aan vergunningvrije dakkapellen in voordakvlak. In toelichting ontbreekt een verklaring voor vervallen van woonwagen waarop dakkapel niet is toegestaan, terwijl vervallen overige uitzonderingen wel zijn toegelicht. Oordeel: Verzoek om aanvullen toelichting op dit punt. Onderdeel 5: Dakramen: verduidelijking voorwaarden. Beoogd was regime Bblb ongewijzigd over te nemen. Gebruik overkoepelend begrip ‘zijkant’ leidde in praktijk tot misverstanden. Geen opmerkingen. Onderdeel 7: Gevelopeningen wijzigingen. Beperking tot achtergevel i.v.m. welstand n.a.v. praktijk. Geen opmerkingen. Onderdeel 17: Andere antenne-installaties. Wijziging op verzoek praktijk dat voorgevelrooilijn ook vóór voorgevel kan liggen en daardoor toch plaatsing andere antenne-installatie (schotelantenne) aan voorgevel mogelijk was terwijl dit niet was beoogd. Geen opmerkingen. Onderdeel 18, onder b: bouwwerken voor beveiliging en regulering van diverse vormen van verkeer. Wijziging moet buiten twijfel stellen dat flitspalen en trajectcontrolesystemen, alsmede OV-chippoortjes vergunningvrij zijn. Geen opmerkingen.
Artikel 3: bouwvergunningvrij - Onderdeel 1: Bijbehorend bouwwerk i.s.m. bestemmingsplan. Wijzigingen leiden tot consistentie t.o.v. artikel 2, onderdeel 1 m.b.t. afstand tot openbaar gebied (i.v.m. preventieve welstandtoetsing) en dakterras, balkon e.d. niet toegestaan (i.v.m. noodzaak toets constructieve veiligheid). Geen opmerkingen. - Onderdeel 6: In praktijk nodeloos beperkende eis tot bepaalde soorten silo’s wordt gewijzigd in silo (algemeen). Geen opmerkingen.
05/10
Artikel 3a: bouw en planologisch vergunningvrij beschermd monument. - Onderdeel 1: Gewoon onderhoud. Wijziging leidt tot tekst zoals die tot 1-1-2012 heeft geluid: gewoon onderhoud is vergunningvrij. Zie boven onder artikel 2, onderdeel 1. Geen opmerkingen. Artikel 4: ‘kruimelgevallen’ - De aanhef wordt verduidelijkt. Geen opmerkingen. - Aanpassing onderdeel 1 (bijbehorende bouwwerken). De ingewikkelde 50%-regeling is komen te vervallen. I&M acht de regeling daarmee werkbaarder. Excessen worden voorkomen doordat het maximum van 150 m 2 (buiten de bebouwde kom) blijft gelden. Oordeel: eens, regeling wordt bruikbaarder. - Onderdeel 8 over evenementen vervalt. Dit soort gevallen kan nu worden geregeld via onderdeel 11 (alle andere strijdig gebruik met een maximum van 10 jaar) en zou daarmee overbodig zijn geworden. De wijziging is echter niet handig; bij een evenement is er geen tijdelijke behoefte in de zin van objectief en concreet zicht op het einde van de behoefte aan een evenementenlocatie. Daarmee loop je de kans dat afwijkingsbesluiten die nu wel de toets der rechtelijke kritiek kunnen doorstaan straks sneuvelen. Voorstel is om dit onderdeel te handhaven. - Aanpassing onderdeel 9 ( (strijdig) gebruiken van bouwwerken). De 1500 m2-grens wordt losgelaten en ook buiten de bebouwde kom mag worden afgeweken, als dat is ten behoeve van logiesfunctie voor werknemers. Deze wijziging is nodig in verband met de wens kantoorruimte te transformeren en het onderbrengen van seizoenarbeiders. De mogelijkheden zijn echter vergaand: door middel van dit onderdeel kunnen enorme hoeveelheden m2 – gebouw permanent strijdig gebruikt gaan worden. Oordeel: wijziging is nodig en noodzaakt tot goed doordacht gemeentelijk beleid. - Nieuw onderdeel 11. Met dit onderdeel wordt alle niet in de eerdere onderdelen genoemd strijdig gebruik van gronden en gebouwen mogelijk gemaakt, met een maximum termijn van 10 jaar. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk om ook buiten de bebouwde kom gronden en gebouwen strijdig te gebruiken voor andere zaken dan het onderbrengen van werknemers (voor max. 10 jaar). Oordeel: nodig voor mantelzorg en voor nieuwe regeling tijdelijk vergunnen en het sneller vergunnen. Zeer vergaand: beleid nodig. Wij sluiten ons niet aan bij de door sommigen gewenste toevoeging aan artikel 4 van een bepaling voor het gebruik van open terrein, anders dan bij een gebouw of tijdelijk voor 10 jaar (bijvoorbeeld t.b.v. infra en openbare voorzieningen). Dit is een te vergaande uitbreiding van de ‘kruimelgevallenlijst’, temeer omdat dit straks met onderdeel 11 voor 10 jaar heel snel via kruimellijst met reguliere procedure kan worden gerealiseerd. Binnen die 10 jaar moet het bestemmingsplan toch worden herzien en kan de wijziging permanent worden gemaakt.
06/10
Artikel 5: Aantal woningen De eis dat het aantal woningen gelijk moet blijven bij strijdig gebruik, wordt voor een aantal gevallen losgelaten. Deze wijziging is nodig voor mantelzorgwoningen en transformatie kantoorruimte. Oordeel: logisch gevolg van aanpassing pChw en de wensen m.b.t. mantelzorg en transformatie. Beoordeling Mer-plicht Er wordt een lid toegevoegd waardoor mogelijke strijdigheden met Europese regelgeving moet worden voorkomen. Kruimelgeval is niet toepasbaar indien de activiteit mer-plichtig is (artikel 5 lid 6). Het college moet bij ontvangst van een aanvraag ‘kruimelgevalafwijking’ voor onderdelen 9 (gebruiken bouwwerken) of 11 (tijdelijk gebruiken gronden of bouwwerken) eerst doen alsof het een aanvraag Wabo-projectafwijkingsbesluit is en nagaan of er dan een verplichting bestaat om een milieueffectrapport te maken. Wanneer dat het geval is, mag de kruimelgevallenafwijking niet worden gebruikt. Oordeel: Strijdigheid met Europese regelgeving moet worden voorkomen. Deze regeling is echter te ingewikkeld gelet op de beschikbare tijd. Een dergelijke controle vergt tijd, die niet beschikbaar is vanwege de korte termijnen die voortvloeien uit de reguliere Wabo-procedure (die op deze kruimelgevallen van toepassing is). Bovendien wringt hier de LSP helemaal. Aandachts- en vraagpunten voor IenM: - Hoe zit het met de mer-beoordelingsplichtig, dat lijkt wel te kunnen. Klopt dat? - Zou het niet duidelijk zijn om op dit punt ook het Besluit mer aan te passen? - Hoe zit het met de passende beoordeling en artikel 7.2a Wm? - Wij vragen ons af hoe de wijziging van artikel 5 van bijlage II zich verhoudt tot artikel 6.2.1 van het Bro (dat niet wordt gewijzigd). Bij bijvoorbeeld een transformatie van kantoor naar woningen zal de motivering nog steeds uitgebreid moeten zijn, maar hebben gemeenten nu niet langer de mogelijkheid om de kosten die daar mee gemoeid zijn te verhalen? Algemene conclusie aanpassing kruimelgevallen De term kruimelgevallenlijst kan nu definitief overboord. Met behulp van deze lijst kan straks worden bepaald voor welke gevallen definitief of voor langer dan 10 jaar kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Daarnaast geldt een ‘open einde regeling’ voor alle afwijkingen van 10 jaar en korter. Open einde in de zin dat het om alle niet nader genoemde gevallen gaat. De regeling wordt dus alleen in tijd beperkt (max 10 jaar). Dit betekent een grote uitbreiding van de bevoegdheden van het college ten opzichte van de raad. De raad stelt bestemmingsplannen vast, het college kan daarvan voor de duur van 10 jaar (de looptijd van een bestemmingsplan) afwijken (en langer voor veel andere gevallen). Het gaat echter wel om een bevoegdheid van het college (en geen verplichting). Voor dit type omgevingsvergunning is de reguliere Wabo-procedure van toepassing. Deze procedure duurt acht weken (met de mogelijkheid om deze met zes weken te verlengen). Ook geldt de lex silencio positivo: het van rechtswege goedkeuren van een aanvraag na overschrijding van de daarvoor geldende beslistermijn. Het kan dus voorkomen dat omvangrijk en langdurig strijdig gebruik van
07/10
rechtswege wordt goedgekeurd. De Wabo biedt overigens wel mogelijkheden om zo’n vergunning in extreme gevallen in te trekken of te wijzigen (art. 2.33 Wabo). Het wordt nu zeer belangrijk dat het college (een door de raad gesteund) ‘kruimelgevallenbeleid’ opstelt. Op die manier kan afstemming tussen college en raad worden bereikt. Daarnaast geeft dat beleid een handvat om snel te kunnen besluiten op aanvragen voor dit type omgevingsvergunning. Daarmee wordt voorkomen dat deze van rechtswege moet worden verleend. Overige opmerkingen over de verruiming van de kruimelgevallenregeling: - Schade: combinatie met samenloop milieuregeling: het kan voorkomen dat een met een Europese richtlijn strijdige situatie ontstaat (er is bijvoorbeeld ten onrechte geen Mer-rapportage gemaakt). Vanuit milieuoogpunt ongewenst (vaak zijn er geen andere belanghebbenden die aan de bel zullen trekken). De gemeente is daarvoor o.b.v. Wet NErpe aansprakelijk. Bovendien zal het een in voorkomende gevallen de vergunning moeten intrekken (art. 2.33 Wabo) met alle mogelijke schadevergoedingen vandien. - Uitgangspunt is om bestemmingsplannen actueel en (digitaal) inzichtelijk te houden. Omvangrijke en langedurige kruimelgevalafwijkingen zijn echter (in tegenstelling tot Wabo-projectafwijkingsbesluiten) niet zichtbaar via ro-online. Om actueel te blijven is het nodig dat niet alleen projectafwijkingsbesluiten maar ook de verruimde kruimelafwijking uit onderdeel 11 daaronder gaat vallen. Vraag voor IenM: Voor een tijdelijk bouwwerk geldt volgens de definitie in het Bouwbesluit een maximumtermijn van 10 jaar. Wanneer een tijdelijk bouwwerk (langer dan 10 jaar) o.g.v. artikel 4, leden 1 t/m 10 wordt vergund, valt deze wegens overschrijding termijn niet onder definitie Bb; is daarmee dan ook nivo nieuwbouw ipv lagere niveau tijdelijk bouwwerk uit Bb van toepassing? Artikel 6: Verduidelijking en gevolg uitbreiding van het vergunningvrij bouwen.
Artikel II: Wijzigingen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Reserveringsgebieden Een van deze wijzigingen heeft tot gevolg dat het niet meer mogelijk is om een tijdelijk bouwwerk te realiseren in een reserveringsgebied ten behoeve van de uitbreiding of aanleg van infrastructuur (als daarvoor van het bestemmingsplan moet worden afgeweken). Reden hiervoor is dat de verhoging van de maximumtermijn van 5 naar 10 jaar. Oordeel: hiermee vervallen veel locaties waar tijdelijk iets kan worden mogelijk gemaakt. Dat vermindert de speelruimte van partijen. Het is zou wenselijk zijn om hier vast te houden een de voorheen geldende termijn van maximaal vijf jaar. Voor een langere termijn zou voorafgaande overleg en overeenstemming met betreffende de ‘infrastructuurverantwoordelijke’ verplicht moeten worden gesteld.
08/10
Regels in provinciale verordeningen Verder wordt via het Barro aan provincies de bevoegdheid gegeven om in de verordening regels te stellen met betrekking tot de kruimelgevallenafwijking voor gebieden behorende tot de ecologische hoofdstructuur of voor erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Dit is een flinke uitbreiding van de invloed van de provincie op het gemeentelijk beleid. Reden hiervoor is het vergrote toepassingsbereik van de kruimelgevallenlijst en het feit dat de reguliere in plaats van de uitgebreide procedure van toepassing is. Oordeel: De motivering van I&M overtuigt v.w.b. de uitbreiding van de reikwijdte van de kruimelgevallen ten dele. Advies: beperk de zeggenschap van de provincie tot de onderdelen 9 en 11 van de kruimelgevallenregeling. Die zijn nieuw, daar zit de uitbreiding. Door alle kruimelgevallen te noemen, ontstaat provinciale invloed waar dat eerder niet het geval was, zonder dat er sprake is van een uitbreiding van de regeling. Dit voorkomt verder bijvoorbeeld problemen met betrekking tot de problematiek van de (handhaving van) permanente bewoning van recreatiewoningen. Op dat punt heeft de VNG in nauwe samenwerking met I&M de persoonsgebonden kruimelafwijking gebruikt om (ongewenste) wetgeving op dit punt te voorkomen. Een provinciale rol hierbij was en is ook in de nieuwe situatie onnodig en ongewenst.
Artikel III: Wijziging Besluit externe veiligheid buisleidingen Redactionele aanpassing. Geen opmerking.
Artikel IV: Wijziging Bevi Redactionele aanpassing. Geen opmerking.
Artikel V: Wijziging bijlage bij Besluit Mer Redactionele aanpassing en logisch gevolg pChw. Geen opmerkingen.
Artikel VI: Wijziging Besluit ruimtelijke ordening (Bro) - Gebruik onderzoeksgegevens niet ouder dan twee jaar. Logisch en in lijn met wetstekst. - Voorwaardelijke verplichting; De voorwaardelijke verplichting kan onder meer worden ingezet voor een goede ruimtelijke inpassing van bepaald planologisch gebruik, zoals parkeren (inclusief stallingsruimten voor fietsen), laden en lossen, voorzieningen om blijvend een goede geluidsituatie te garanderen, zoals een geluidswal of een dove gevel. Met de Wro was beoogd dat de stedenbouwkundige voorschriften uit de bouwverordening, inclusief de regeling betreffende het parkeren, geleidelijk zijn werkingskracht zouden verliezen. Vanwege onvolkomenheden in het overgangsrecht van de Wro is besloten enkele onderdelen van de Invoeringswet Wro niet in werking te laten treden. Dat betreft ondermeer het voorgenomen schrappen van de regeling in artikel 8 Wonw betreffende de stedenbouwkundige voor-
09/10
schriften van de bouwverordening (art. 8.17 onder b Invoeringswet Wro). Hoewel nu al de mogelijkheid bestaat om parkeernormen in bestemmingsplannen op te nemen, bestaan er echter nog wel nodige vragen over de precieze wijze waarop dit mogelijk is. Daarom is deze wijziging in het Bro doorgevoerd om expliciet in de mogelijkheid te voorzien dat een algemene parkeerbepaling in het bestemmingsplan kan worden opgenomen. Door deze ‘voorwaardelijke verplichting’ wordt duidelijkheid gegeven. Daarnaast wordt tegemoet gekomen aan de wens uit de praktijk om de in een bestemmingsplan op te nemen parkeernorm, gelijk aan de regeling in de bouwverordening, via beleidsregels verder uit te werken en om te kunnen (blijven) werken met een parkeerfonds. Met de voorgestelde wijziging wordt ook bewerkstelligd dat de stedenbouwkundige voorschriften uit de bouwverordening, net als andere delen van de bouwverordening, geleidelijk via overgangsrecht zullen ‘uitsterven’. Daarmee zal de bouwverordening als instrument op termijn verdwijnen. Vraag voor IenM: Voorwaardelijke verplichting in Bro: betekent dit, dat het artikel in de IWro m.b.t. het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de MBV in werking zou kunnen treden?
Artikel VII: Wijzigingen Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet Geen opmerkingen, logische wijziging als gevolg van aanpassing Wabo door pChw.
Artikel VIII: Wijzigingen Bouwbesluit 2012 Nuttige wijziging Bouwbesluit. Definitie tijdelijk bouwwerk wordt toegevoegd (zie opmerkingen bij artikel 5.16 Bor). Daarnaast wordt straatpeil gedefinieerd die hetzelfde is als die opgenomen in de Mor, artikel 1.1. Vraag voor IenM: Art. 2.2.2 Wet pChw wijzigt de Wgh zodat sneller een besluit hogere grenswaarde ten behoeve van een omgevingsvergunning afwijken met art. 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo kan worden verleend. Daarmee wordt de toegestane geluidsbelasting op de gevel verhoogd. Regelt het Bouwbesluit 2012 dan voor een bouwwerk dat (tijdelijk) anders wordt gebruikt ook een lagere geluidnorm in dat bouwwerk?
10/10