1 | maart 2014 | 4e jaargang |
een uitgave van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam
in beeld|
Succes | onze toegevoegde waarde resultaten | Minder ondertoezichtstellingen, tevreden cliënten directie| Gemeenten waarderen professioneel werk
2
inleiding| Succes
3
inzicht| Sigrid van de Poel en Claire Vlug: ‘Gemeenten waarderen professioneel werk’
5
in bespreking| Casuïstiek: ‘Wat is onze toegevoegde waarde?’
8
interview| Emiënne Tilborg: ‘Als jij je open opstelt, doet het gezin dat ook’
9
aan de koffie| Mensen weten jeugdzorg straks makkelijker te vinden’
10
interview| Irma Stavenuiter: Aansluitteam is een klankbord voor professionals
12
in werking| Werken bij BJAA: ‘Je creëert hier je eigen kansen’
14
in de toekomst| Expertise centrum: ‘Professionalisering is meer dan een verzameling kunstjes’
16
in beeld| Magaly Geldor: ‘Inves teren in omgang gezinnen met complexe problematiek’
Colofon Trots is een uitgave van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Oplage > 1250 Eindredactie > Maureen Veurman/ Afdeling Communicatie Vormgeving > LandGraphics, Amsterdam Productie > Martin Gerritsen/TekstBeeld.Eu Fotografie > Lionne Hietberg en Rob van der Hout Aan- of afmelden van de mailinglist? >
[email protected]
2
trots | 1 | februari 2014
in leiding
Gedreven door een passie voor kwetsbare kin deren is de onmogelijke opgave voor ons niet onmogelijk. Ieder Kind Veilig! Dat is waar we ook in 2013 met elkaar weer voor stonden en voor gingen. De resultaten waren er naar. We gingen allemaal op een andere manier werken: het Generiek Gezins gericht Werken (GGW). Hoewel we het definitieve wetenschappelijke bewijs nog moeten leveren, durf ik op basis van ervaringskennis de stelling aan dat we met GGW de kinderen op een fors hoger niveau van veilig opgroeien hebben gebracht. En dat met substantieel minder inzet van dwang, van ondertoezichtstellingen en gedwongen uithuisplaatsingen. Die resultaten zijn er al. En daar zijn we trots op. We zien nu ook meer waardering voor onze nieuwe manier van werken, vanuit gemeenten, netwerkpartners, staatssecretarissen, Tweede Kamer en niet te vergeten onze cliënten. We scoren inmiddels circa een dikke 7 op cliënttevredenheid. Als slagroom op de taart ontvingen we eind vorig jaar als eerste Bureau Jeugdzorg het ISO certificaat. We hebben tegen de certificeerder gezegd: zo werken wij! Wij kregen een bijzondere pluim voor de wijze waarop onze visie op consistente wijze in de haarvaten van de organisatie zit. Een groot compliment voor ons allemaal, voor al die medewerkers die iedere dag weer werken aan ieder kind blijvend veilig. Dit is de laatste Trots van Bureau Jeugdzorg. Deze trots staat vol verhalen over onze nieuwe werkwijze en die past niet meer bij een “bureau Jeugdzorg”. We krijgen een naam die past bij onze nieuwe manier van werken. Geen bureau, geen bureaucratie, geen zorg, maar kundig krachtig en kwetsbaar werken aan het beschermen van kwetsbare kinderen in de knel. We krijgen een naam die bij ons past: Jeugdbescherming!
Erik Gerritsen, Claire Vlug en Sigrid van de Poel Directie
ingesprek Sigrid van de Poel en Claire Vlug
‘Gemeenten waarderen
professioneel werk’
De waardering voor onze aanpak groeit, constateren Sigrid van de Poel en Claire Vlug, beiden directeur van Bureau Jeugdzorg. “Gemeenten zien dat het een goede manier is om gezinnen met een complexe problematiek te helpen.” De resultaten zijn er naar. De instroom van gezinnen neemt af, er zijn minder ondertoezichtstellingen en de ondertoezichtstellingen die wel worden opgelegd hebben een kortere doorlooptijd. Alleen de financiering blijft achter. door Martin Gerritsen
“W
e krijgen nu minder gezinnen uit het voorveld”, vertelt Claire. “Je ziet dat gemeenten goed bezig zijn met het inrichten van lokale teams. Deze lokale teams worden nu bijgestaan door onze aansluitmedewerkers en soms door gezinsmanagers bij het maken van veiligheidsinschattingen.” Zo nodig gaan ze ook mee naar een gezin. Hierdoor weten de teams veel beter welke gezinnen wel en welke gezinnen ze niet kunnen doorverwijzen naar Bureau Jeugdzorg. Verder zitten onze gezinsmanagers nu ook in de Samen Doen Teams, waardoor ze daar beter weten om te gaan met de complexe problematiek in de gezinnen.”
FFPS is een gezinsgerichte methodiek voor casemanagers in de jeugdzorg en is oorspronkelijk ontwikkeld voor de jeugdreclassering. Maar al snel na de eerste ervaringen kwamen we er bij Bureau Jeugdzorg achter dat FFPS in meer generieke zin een uitstekende methodiek is, meer in het bijzonder voor onze gezinsmanagers. Gezinsmanagers werken gezinsgericht en combineren de taken van jeugdbescherming, jeugdreclassering en vrijwillige jeugdhulpverlening conform het principe
van één gezin, één plan, één medewerker. Onze gezinsmanagers staan met één been in het hele gezin en met het andere been in het uitvoerdersoverleg. In dit uitvoerders overleg onder voorzitterschap van de gezinsmanager participeren alle organisaties die betrokken zijn bij het gezin in kwestie. Het gaat bijvoorbeeld om vertegenwoordigers van jeugd- en opvoedhulp, woningbouwcorporaties, jeugd- en volwassenenpsychiatrie, politie, maatschappelijke dienstverlening, sociale dienst en onderwijs.
Sigrid signaleert ook een verandering in het denken van de gemeenten. “De gemeenten wilden vooral inzetten op preventie. Het afgelopen jaar groeide het besef dat de jeugdzorg niet zo ‘maakbaar’ was en dat bij complexe problematiek in complexe gezinnen zwaardere zorg soms noodzakelijk is. Tegelijk nam de waardering toe voor de professionele manier waarop onze medewerkers omgaan met deze complexe problematiek. “Je ziet nu dat gemeenten ook zo snel mogelijk willen gaan werken via het Generiek Gezinsgericht Werken”, vult Claire aan. “Er blijkt een enorme waardering uit voor ons werk.” VAKER VRIJWILLIGE HULP
Deze manier van werken leidde er toe dat de instroom van gezinnen bij onze organisatie met 11 procent daalde. De gezinnen die er wel komen, worden op een andere manier benaderd. Sigrid: “Je ziet in het klanttevredenheidsonderzoek hoe anders de gezinnen tegenwoordig de bejegening ervaren. Ze vinden dat ze serieus worden genomen, dat er naar hen wordt geluisterd en dat ze meer inzicht hebben in de eigen situatie. Dat heeft als gevolg dat je veel vaker hulp in een vrijwillig kader kan bieden en dat dwang minder nodig is. Zelfs bij uithuisplaatsingen is een ots niet altijd meer nodig. Een voorbeeld. Een ouder kan zelf tot het inzicht komen dat hij of zij vanwege een verslaving niet in staat is om zelf voor een kind te zorgen en dat het beter elders kan wonen. Dat kan dus prima in een vrijwillig kader gebeutrots | 1 | februari 2014
3
Claire Vlug en Sigrid van der Poel: De hulp is efficiënter, waardoor de hulp sneller in een vrijwillig kader kan worden voortgezet.
ren.” Claire: “We willen er naar toe dat we alleen nog maar een ots aanvragen bij een gedwongen uithuisplaatsing.” Snel
Niet alleen het aantal ots-aanvragen neemt af, ook de doorlooptijd wordt minder. De hulp is efficiënter, waardoor de hulp sneller in een vrijwillig kader kan worden voortgezet. “Of we kiezen voor een verderstrekkende maatregel”, zegt Sigrid. “In het verleden was de kritiek dat Bureau Jeugdzorg te veel soebatte met de kinderen. Nu willen we zo snel mogelijk een stabiele leefomgeving bieden. Als dat niet bij de ouders kan, dan moet de voogdij komen te liggen bij een instelling of bij pleegouders. Op die manier creëer je duidelijkheid voor kinderen en voor ouders.” Claire: “We werken nu efficiënter, want we werken nu per gezin en niet per kind. Dat maakt de hulp ook duurzamer. Vroeger was je bij wijze van spreken eerst met het oudste kind bezig en als de problemen daar voorbij waren, kon je met het jongste kind beginnen. Nu werk je aan het hele systeem.” BIJNA FAILLIET
Sigrid: “Dit alles heeft ook financiële gevolgen. Het aantal gezinnen dat wij binnen krijgen, neemt af, maar niet in die mate die de gemeente had voorzien. De gemeente ging uit van een daling van 15 procent en daarop is onze financiering afgestemd. De afname is in praktijk echter 11 procent. De grote winst die Bureau Jeugdzorg boekt zit vooral in de justitiële hulp. Het aantal ots’en nam met 30 procent af en de doorlooptijd van een ots
4
trots | 1 | februari 2014
Ondertoezichtstellingen • Het aantal ondertoezichtstellingen bevindt zich op het laagste punt sinds 2005. • Het aantal ondertoezichtstellingen daalde met 32 procent na de inrol van het Generiek Gezinsgericht Werken in mei 2012. De landelijke daling bedroeg slechts 3 procent. • Het aantal voorlopige ondertoezichtstellingen daalde met 54 procent na de inrol van het Generiek Gezinsgericht Werken in mei 2012.
Wanneer wel een ondertoezichtstelling? • Als uithuisplaatsing als middel (snel) ingezet moet worden, bijvoorbeeld bij (een vermoeden van) seksueel misbruik of eergeraleerd geweld; • Bij een vechtscheiding. • Aantal cliënten op 1 juni 2012: dwang: 3564, drang: 4833 • Aantal cliënten op 1 juni 2013: dwang: 3200 (-10 %), drang: 5386 (+11%)
Uithuisplaatsingen • Het aantal uithuisplaatsingen in 2013 ligt 39 procent lager dan in 2012. • Bij slechts een kwart van de ondertoezichtstellingen is nog een uithuisplaatsing nodig. In 2012 was dit nog in een derde van de gevallen nodig.
daalde sterk. Daarmee lijkt Bureau Jeugdzorg haar eigen graf te graven. Claire. “De hulp in het vrijwillig kader daalt minder dan voorzien en de justitiële hulp daalt juist sterker dan voorzien. Het probleem is dat de vrijwillige hulp met een vast bedrag wordt gefinancierd, terwijl de justitiële hulp per kind wordt gefinancierd. Het geld dat wij besparen blijft dus bij justitie. Daar zien wij niets van. De Stadsregio onderkende dat probleem en gaf ons voor 2013 extra middelen, maar voor 2014 hebben we nog geen duidelijkheid.”
in bespreking casuïstiek
‘Wat is onze toegevoegde waarde?’ Het aantal ondertoezichtstellingen is fors gedaald. Gezinnen worden sneller geholpen. Maar hoe komt dat? Wat is het geheim van de nieuwe werkwijze? Dat komt nergens zo goed naar voren als tijdens de casuïstiekbespreking. We schoven aan bij de vergadering van het team Zaanstreek/ Waterland. door Martin Gerritsen
V
ijf jaar terug zou de verlenging van de ots van de zeventienjarige Patricia een hamerstuk zijn. Een weglopertje dat zich niet aan de regels houdt en op wie de moeder geen vat heeft. De vrees voor de veiligheid van het lvb-meisje lijkt reëel. Ze scoort dan ook een 3,5 op de veiligheidslijn (op een schaal van 1 tot 10), maar wel een 6 op de centrale lijn die aangeeft in hoeverre de gestelde doelen zijn gehaald. Teammanager Miriam Laan: “De vraag moet niet zijn of de ots moet worden verlengd. Evenmin of de veiligheid voldoende is gegarandeerd. De vraag moet zijn: Wat is de toegevoegde waarde van een ots?” “De veiligheid is niet gegarandeerd”, stelt een collega. “maar krijg je die veiligheid er wel met een ots?” “Ze verwacht externe sturing”, zegt Hanneke die de zaak heeft ingebracht. “Met een ots kan ik daar op inzetten. Ze is daarvoor gevoelig. Anders luistert ze niet.” Maar ja, over acht maanden is Patricia achttien. Wat kun je met een ots bereiken dat je de voorgaande 647 dagen niet hebt bereikt? Die termijn van 647 dagen is exact. Zo weten de betrokkenen precies hoe lang de ots duurt. “Kern van de problematiek is dat het om een lvb-meisje
gaat. Ze zal niet alles leren, maar heeft bescherming nodig. Ze heeft een beschermde woonomgeving nodig waar ze zichzelf kan ontwikkelen” aldus gedragsdeskundige Miriam Seegers. “Maar moet dat in een gedwongen kader?” Het team zet een nieuwe lijn in en wil Patricia hier de komende periode voor motiveren. “We moeten de komende acht maanden zorgen dat iemand de functie overneemt die de ots heeft. Is er in het netwerk iemand die deze politiepet kan overnemen? Een oma? Vriendinnen? De stiefvader?” Hier kan de ots niet af, luidt de conclusie. En Hanneke erkent dat ze haar scores heeft laten leiden door de wens en niet door de realiteit. Ze houdt de veiligheidslijn op een 3,5 en stelt de centrale lijn bij tot een 4,5. Valse start
Met een valse start begon Jane met een nieuw gezin. Degene die de zorgmelding heeft gedaan, besprak dit niet met de ouders. Het gezin was enorm boos, want wie had er nu voor gezorgd dat ze Bureau Jeugdzorg op hun dak kregen? Jane trad het gezin open tegemoet en nam de medewerker van de instantie mee die de trots | 1 | februari 2014
5
zorgmelding had gedaan. “De hulpverlener durfde in eerste instantie niet te vertellen dat zij een zorgmelding had gedaan. Ze vond het ook moeilijk om mee te gaan. ‘Dat je op huisbezoek durft te gaan’, zei ze. Zelf was ze nog nooit bij de mensen thuis geweest. Ze had ze alleen op kantoor gezien.” Jane en dit gezin zitten in de eerste FFPS-fase. Daarin zijn ‘matching’ en het vinden van aansluiting belangrijk. Jane zoekt een ‘balance-alliance’ en via erkenning wil ze de negativiteit omlaag brengen. Het eerste gesprek verliep vervelend. Veel gescheld, veel geschreeuw. Jane: “Die boosheid liet ik gaan, want die was terecht. Maar op een gegeven moment vroeg ik te kijken hoe we verder moesten.” Als gevolg van deze aanpak verliep het tweede gesprek ontspannen. “Er werd gelachen”, zei Jane. “Ze hadden nagedacht en ze vonden dat ze geen hulp meer nodig hadden.”
6
trots | 1 | februari 2014
Het team Zaan streek/Waterland komt elke woensdag ochtend bijeen voor een casuistiek bespreking.
Omdat het een nieuwe zaak is, zal Jane dit gezin de komende weken geregeld inbrengen in het casuïstiekoverleg. Ze deelt haar stappen met het team door ‘casenotes’ te schrijven. Hierdoor kan Jane op betrekkingsniveau (FFPS) aanvullingen krijgen over te nemen stappen. Ze krijgt voldoende aanbevelingen; een genogram maken, onderzoeken wat de ziekte van de moeder voor invloed op het gezin heeft en de kracht van de grootouders inzetten. Miriam: “De kern van de problematiek weten we nu nog niet. Daar zijn meer gesprekken voor nodig. Pas dan kun je de centrale lijn opstellen.” Innerlijke onrust
“Is deze gesloten instelling een gepaste hulpvorm?” Zo luidt de centrale vraag bij de derde case. Damian is voor de tweede keer in een maand weggelopen uit de instelling. Er is enig onbegrip over het handelen van de
in het kort instelling. Want waarom mocht Damian op verlof nadat hij twee weken eerder was weggelopen? En waarom werd hij bij dat verlof meegegeven aan een familielid die overduidelijk onder invloed was? Miriam zal deze kwestie bespreken, maar het casuïstiekoverleg gaat om de juiste hulp voor Damian. “Waar staat het weglopen voor?” Hier wordt gekeken naar de nobele intentie van Damian. “Damian wil het vertrouwen hebben dat hij zelfstandig kan leven. Dat kan hij ook, als hij zich goed voelt. Maar zijn gedrag kan ineens omslaan. Dan staat er een andere Damian. Er komt een enorme innerlijke onrust over hem die hij alleen kan dempen met het roken van jointjes. Hij weigert namelijk medicatie.” “Hij heeft bescherming en ruimte nodig. Thuis krijgt hij dat niet. Zij vader en moeder raken geregeld slaags, zijn opa is aan de drank. Verlof is daarom geen goed idee.” “Voor jongeren in een gesloten instelling is verlof belangrijk. Daar heb je recht op. Als de jongeren te lang binnen zijn, gaat zeker een jongen als Damian stuiteren. Dan hebben ze ruimte nodig om te ontladen.” “Die gesloten instelling is geen goede plek voor hem. Als hij daar weer komt, valt hij terug.” “Het zou mooi zijn als hij naar het Zikos kan, een soort intensive care voor gesloten instellingen. Daar kunnen ze hem drie maanden observeren en stabiliseren. Zikos kan dan adviseren wat Damian nu werkelijk nodig heeft.”
Kennis als spil in het werk Bureau Jeugdzorg/Jeugdbescherming heeft elk jaar zes tot tien BJAA Academies. Hier komen onderwerpen aan de orde die cruciaal zijn voor het uitvoeren van de functie van gezinsmanager. Zo stond in 2013 het volgende op het programma: • transitie • LVB-ouderschap • opgroeien in een gezin met schulden • opgroeien tussen twee werelden (culturele diversiteit in de praktijk) • professionele jeugdzorg zonder dwang • vechtscheidingen: OTS bij omgangsvormen De academies moeten de kennis van de gezinsmanagers vergroten, maar ook steeds meer werknemers van ketenpartners en gemeenten bezoeken de academies. Op die manier ontstaat een levendige discussie die van belang is voor alle partijen. Ook in 2014 staan weer verschillende Academies op het programma. Houd de agenda op internet en intranet goed in de gaten en geef je snel op!
ZOEKEN VAN EEN INGANG
Het gezin De Koning zit al 528 dagen in fase 2. Wat is er voor nodig om naar fase 3 te gaan? Dat is de vraag die Corien voorlegt. De moeder heeft geen vat op de kinderen en de vader trekt zich nergens wat van aan, met als gevolg dat de kinderen zijn losgeslagen. Het ging niet goed totdat een moeder van een schoolvriendje van een van de kinderen zich over het gezin ontfermde. Corien: “Dat klikte. Ze sprak de ouders aan op een duidelijke, maar respectvolle manier: ‘U brengt de kinderen zo laat naar bed. U doet de kinderen op de motor beschermende kleding aan.’ ” Dat werkte, vertelt Corien. “De moeder klaagde altijd dat ‘die hulpverleners’ vertelden wat ze niet kon doen, maar ze wilde weten wat ze wel moest doen. Die moeder van school doet dat. Ze is duidelijk, concreet. Zij is de perfecte mantelzorger.” “Maar hoe borgen we dit?”, vraagt het team zich af. “Het is fragiel, het hangt op een persoon.” “Kunnen we haar niet formaliseren als opvoedmoeder, bijvoorbeeld via Spirit?” “Maar misschien wil ze dat helemaal niet.” Het team besluit om met deze onderzoekende vragen voor het gezin naar fase 3 te gaan. Vervolgens kan men in de borging zoeken naar iemand die de schoolmoeder kan vervangen. Voor het geval dat.
Om redenen van privacy zijn de namen van de cliënten gefingeerd.
Vechtscheidingen Elk jaar zijn ongeveer 70.000 kinderen betrokken bij de echtscheiding van hun ouders. Bureau Jeugdzorg/Jeugdbescherming krijgt steeds vaker te maken met complexe echtscheidingen waarbij de ontwikkeling van de betrokken kinderen ernstig in het geding is en de ouders niet in staat zijn het belang van de kinderen ondergeschikt te maken aan hun eigen belangen. Sommige ouders blijven na een echtscheiding in conflict met elkaar. Hun kinderen worden vaak bij de strijd betrokken, ze moeten partij kiezen of zelfs belastende verklaringen afleggen. Bijna altijd zijn kinderen de dupe van zo’n heftige strijd. Steeds vaker moet Bureau Jeugdzorg/Jeugdbescherming in actie komen voor een kind dat klem zit tussen zijn vechtende ouders. De uitvoering van zo’n ondertoezichtstelling leidde af gelopen jaren nogal eens tot handelingsverlegenheid bij gezinsmanagers. Nu gaat dat anders: De ouders krijgen samen één gezinsmanager toegewezen. Deze spreekt beide ouders aan op hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het welzijn van hun kind, ook na hun scheiding. Het kind komt tijdens deze gesprekken letterlijk centraal te staan, middels een foto van het kind op tafel. In sommige gevallen krijgt het kind een eigen gezinsmanager toegewezen, met wie het kan praten en wie geen contact heeft met de ouders.
trots | 1 | februari 2014
7
interview Emiënne Tilborg
‘Als jij je open opstelt, doet het gezin dat ook’ “Gezinnen herkennen ze zich nu in de doelen, waardoor ze er ook voor werken.” Dat zegt Emiënne Tilborg. Ze startte haar carrière in 1994 als gezinsvoogd bij Humanitas en na enkele fusies, functie wijzigingen en veranderingen in de naam van de organisatie werkt ze nu als gezinsmanager bij Bureau Jeugdzorg. Ze ziet een wereld van verschil in het werken toen en nu. door Martin Gerritsen
“H
et andere zit hem vooral in de manier van werken”, vertelt Emiënne. “Vroeger ging je in eerste instantie uit van het rapport. Je las bijvoorbeeld dat een gezin boos of agressief reageerde en bedacht van te voren hoe je je in dat gezin ging positioneren. Je ging als het ware bewapend het gezin in. Eenmaal bij het gezin, vertelde je wat je deed en wat je van hen verwachtte. Je zat nog net niet op je machtspositie: ‘Als je dit niet doet, dan dat…’. Maar het scheelde niet veel.” Zonder vooroordelen
“Nu kijk je vooral naar de mensen zelf”, gaat ze verder. “Natuurlijk lees ik me nog in, maar ik ga zo onbevooroordeeld mogelijk naar het gezin. Ik geef ze ook de ruimte om boos te zijn, want vaak is daar een reden voor. Ik probeer die boosheid te begrijpen en vervolgens in te kaderen. Is dit wat u bedoelt? ‘Reframen’, noemen we dat. Vervolgens probeer ik de boosheid te vertalen in iets positiefs. ‘Ik begrijp dat u boos bent, want het is niet leuk wat er is gebeurd. Zeker niet voor het kind.’ Pas als dat begrip er is, kun je verder werken. Ik kijk samen met het gezin wat er aan de hand is. Is er een
8
trots | 1 | februari 2014
onveilige situatie? Hoe kunnen we dit oplossen. Wat is daarbij nodig? Wie kunnen daarbij helpen?” “Ik ga zover mogelijk mee met het gezin”, stelt Emiënne. “Maar er is een grens. Als het echt nodig is om in te grijpen, doe ik dat ook. Maar dan zeg ik dat ook duidelijk van te voren. ‘Het is nu vijf-voor-twaalf. We moeten nu echt iets doen.’ Het ingrijpen komt dan ook nooit als een verrassing.” Gelukkig is dat niet meer zo vaak. Dat komt omdat het doel van de hulp altijd duidelijk is. Emiënne: “Samen met het gezin bepaal je het doel van de hulp. Dat is echt anders dan vroeger. Je vertelde destijds wat er moest gebeuren en het gezin zei ‘ja’, maar deed ‘nee’. Het plan was namelijk niet van henzelf. Nu herkennen ze zich in de doelen, waardoor ze er ook voor werken.” Samen
Het werken in een gezin is ook makkelijker, omdat er nu maar één medewerker van Bureau Jeugdzorg in een gezin actief is. Het meest extreme voorbeeld is natuurlijk een gezin met vijf kinderen van wie elk kind een eigen gezinsvoogd heeft. Dat kwam zelden tot nooit voor, zegt Emiënne gelijk. “Maar”, zo voegt ze er aan toe: “Je zat vroeger soms wel met verschillende medewerkers in één gezin. Dat had te maken met de maatregelen die voor dat gezin golden. Was er een ondertoezichtstelling, dan zat een gezinsvoogd in het gezin. Was er een machtiging voor hulp en steun, dan was ook iemand van de jeugdreclassering actief. En soms wisten we dat niet eens van elkaar. Voor de gezinnen was de enorm verwarrend. En het had ook een risico in zich. De ene medewerker wachtte tot de ander wat ging doen en andersom. Het gevolg was dat er uiteindelijk niets gebeurde. Dat kan nu niet meer. Ook al omdat we werken met één gezinsmanager, één gezinsplan, duidelijke doelen, in fases met een duidelijke centrale lijn. De thema’s en patronen stellen we samen met het gezin op. Hierdoor is alles ook veel eenvoudiger uit te leggen aan het gezin.
aan de
koffie
Saskia Luitjes, Robert Thijssen en Tessa Groenevelt
‘Mensen weten jeugdzorg straks makkelijker te vinden’ De nieuwe werkwijze werpt zijn vruchten af. De instroom van gezinnen neemt af, er worden minder ots’en uitgesproken en de doorlooptijd van de ots’en neemt flink af. Bestaat Bureau Jeugdzorg/Jeugdbescherming over tien jaar nog wel? Aan de koffie met Saskia Luitjes, teammanager aansluitteam, Robert Thijssen, adviseur en Tessa Groenevelt, gezins manager Noord. door Martin Gerritsen
Saskia: “Misschien is het utopistisch, maar ik geloof wel in ‘community care’. De tijd kent golfbewegingen. Na de individualisering krijgen we misschien nu weer een tijd waar mensen meer naar elkaar om kijken.” Robert: “Dat is toch de participatiesamenleving?” Saskia: “Je ziet mensen in de buurten weer naar elkaar toe trekken. Neem zoiets als het ‘Huis van de Buurt’. Dat heeft ook gevolgen voor onze werkwijze. We zitten niet meer in een kantoor, maar in de buurt. Wij zijn straks de specialisten die mensen ondersteunen op het moment dat ze dat nodig hebben. Neem ‘Tante Truus’ die het gezin van een familielid ondersteunt. Als zij tegen problemen aanloopt, kunnen wij haar daarbij helpen.” Tessa: “In de buurt zijn we ook makkelijker aanspreekbaar. Nu zie ik nog veel schroom bij mensen. Ze durven niet uit zichzelf naar ons te komen. Maar pas was ik bij een gezin waar de moeder vroeg of de buurvrouw de volgende keer ook even bij het gesprek mocht zitten,
Robert, Tessa en Saskia: “Natuurlijk worden ook in de toekomst kinderen mishandeld. Daarom blijft professionele hulp nodig.”
want die buurvrouw wilde ons wat vragen.” Geen taboe
Saskia: “Natuurlijk worden ook in de toekomst kinderen mishandeld. Daarom blijft professionele hulp nodig. Maar ik denk dat we er in de toekomst eerder hulp kunnen bieden. Juist omdat er straks geen taboe meer rust op het inschakelen van jeugdzorg.” Robert: “We weten elkaar straks ook makkelijker te vinden. Dat komt mede doordat de jeugdzorg per gemeente wordt georganiseerd. Als straks een kind wordt aangemeld, kun je via de GBA direct zien wie nog meer bij het kind zijn betrokken. Je zit vervolgens direct met de juis-
te gesprekspartners aan tafel, want scholen en woningcorporaties zijn niet provinciaal georganiseerd. Ook wat betreft preventie is dat van belang. In de Kolenkitbuurt en de Diamantbuurt is de publieke ruimte maar 5 procent van de totale ruimte. Dat heeft gevolgen voor hoe kinderen opgroeien. Op gemeentelijk niveau kun je hier direct iets aan doen. De provincie zit daar veel te ver van af.”
trots | 1 | februari 2014
9
ingesprek Irma Stavenuiter
Aansluitteam is een klankbord voor professionals Een voorbeeld voor heel Nederland. Zo betitelde de Inspectie voor de Jeugdzorg het Amsterdamse Advies- en meldpunt Kindermishandeling (AMK). Een mijlpaal waar Irma Stavenuiter trots op is. Ze was bureaumedewerker AMK en gebruikt de expertise van het AMK nu in het aansluitteam dat de meldingen vanuit het voorveld stroomlijnt. “Wij zijn er voor iedereen die zich zorgen maakt over het welbevinden van een kind.” door Tamara Franke
“A
lles is gericht op de veiligheid van kinderen”, zegt Irma over het aansluitteam. Dat team stroomlijnt de meldingen voor het AMK en BJAA. “We nemen meldingen aan, geven advies en consult, maar zetten ook uit naar het voorveld. We zijn er voor particulieren en professionals en wij zijn in principe de eerste persoon die de beller aan de telefoon krijgt.” Dat betekent een enorme vooruitgang. Irma: “Bij het AMK kreeg een beller eerst het secretariaat aan de lijn voor de eerste check of het gezin in onze regio hoorde en verbond vervolgens door naar de bureaudienst. Nu krijg je direct een specialist aan de telefoon die meteen
10
trots | 1 | februari 2014
helpt. De specialist zet de hulp in gang of verwijst de beller door naar de juiste plek of persoon. Korte lijnen.” 100 Procent
Het effect is dat gezinnen sneller op de juiste plaats komen. Zo nam dankzij het aansluitteam de instroom van gezinnen bij BJAA dit jaar met 11 procent af. Hun problematiek bleek zodanig dat het voorveld hen uitstekend kan helpen. Dit succes is mede te danken aan de expertise van het aansluitteam. Deze borduurt voort op de werkwijze van het AMK waarover de Inspectie voor de Jeugdzorg al in 2011 lovend oordeelde. Irma: “Het klinkt misschien gek, maar wij waren er toen al van overtuigd dat we het goed
bieden. Een belangrijke taak van ons is klankbord zijn voor professionals. Soms zit je als hulpverlener te dicht op een gezin. Iemand met enige afstand kan met een heldere kijk soms verder helpen.” HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING
De toekomstige samenwerking met het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) is een volgende stap in bijeen brengen van expertise. “Aan de ene kant zie je steeds meer generalisten in de jeugdzorg, de gezinsmanagers en Ouder Kind Adviseurs zijn daarvan een goed voorbeeld. Daarnaast leeft het besef dat we nog beter moeten samenwerken met andere organisaties, zoals de GGZ en het SHG. We moeten onze expertise bundelen in het belang van een integrale aanpak voor kind en gezin.” Tot nu toe werkten GGZ en BJAA vaak langs elkaar heen, of in ieder geval naast elkaar. De dader van huiselijk geweld kwam bij de GGZ en de kinderen, eventueel, bij BJAA. “Eigenlijk een gekke situatie omdat huiselijk geweld en kindermishandeling niet los van elkaar kunnen worden gezien. Evenmin als partnergeweld, ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld en huwelijkse dwang. Het heeft allemaal met elkaar te maken.” Lichamelijk en psychische gevolgen van huiselijk geweld zijn voor kinderen zo ernstig dat dit onder kindermishandeling valt. Daarnaast is het zo dat kinderen die zijn mishandeld als volwassenen ook vaak weer mishandelen of geweld plegen. Integrale aanpak
Irma Stavenuiter: “Ik heb een zware verantwoordelijkheid, maar ook het gevoel dat ik waardevol werk verricht in de strijd voor de veiligheid van kinderen.”
deden. De inspectie bevestigde dat. Daar ben ik trots op. Meestal krijg je te horen wat er allemaal mis is. Jeugdzorg komt voornamelijk negatief in het nieuws. Maar toen niet. Het AMK kenmerkte zich door een goed en hecht team dat goed op elkaar was ingespeeld. En scoorde mede daardoor 100 procent tevredenheid bij de adviesen consultvragers! Dat is bijzonder. Dat wil zeggen dat iedere professional die ons belde tevreden was met de afhandeling van het telefoongesprek. Of het nu een huisarts, een leerkracht of een medewerker van BJAA was.” Dat commitment, die professionaliteit en die goede samenwerking wil het aansluitteam ook bieden. “Voordeel van het aansluitteam boven het AMK is dat hier meer specialisme aanwezig is waardoor we maatwerk kunnen
Huiselijk geweld is een complexe problematiek, waarbij het geweld soms zichtbaar is aan de oppervlakte, maar er veel meer aan de hand is. “Daarom is een integrale aanpak noodzakelijk bij huiselijk geweld. Niet alleen de pleger moet worden behandeld, ook de onderliggende problemen moeten worden aangepakt. En dat vraagt vaak om een langere begeleiding dan nu soms gebeurt. Nu verdwijnt de hulpverlener als de agressie stopt, maar de zorg moet ook worden afgestemd op de zorg voor het kind.” De toekomstige samenwerking tussen aansluitteam en SHG in het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Huiselijk Geweld (AMHK) maakt een integrale aanpak mogelijk. Ook omdat de verantwoordelijkheid voor de aanpak van zowel kindermishandeling als huiselijk geweld straks bij de gemeente ligt. “Ik ben blij met deze ontwikkelingen”, zegt Irma. “Ons werk wordt er beter door. Daar ben ik trots op. Iedere dag is anders. Ik word nog steeds verrast door wat ik dagelijks tegenkom, ook in positieve zin. Ik heb een zware verantwoordelijkheid, maar ook het gevoel dat ik waardevol werk verricht in de strijd voor de veiligheid van kinderen. We doen er toe.” trots | 1 | februari 2014
11
in werking
Aike Lansink en Minke Stein: “Als je iets nieuws wilt leren, kan dat binnen Bureau Jeugdzorg.”
A
Zowel Minke als Aike kregen een voortrekkersrol. Minke: ike en Minke startten hun carrière bij Bureau Jeugdzorg vanuit de detachering. “Ik vind het mooie aan Bureau Jeugdzorg/Jeugdbescherming dat we altijd bezig zijn met groei en ontwikkeling. Minke rondde een studie Maatschappelijke Werk en Dienstverlening af en werk- Het is een lerende organisatie: hoe kunnen we het beter doen? Alle nieuwe methodieken zoals GGW en FFPS te vanaf 2000 in het vrijwillig kader. Aike zijn een kwaliteitsslag.” Aike kan dit beamen: “Ik vind werkte in het verleden in de jeugdzorg en het maatGGW fantastisch. Wat we doen is ‘waardewerk’, er is schappelijk werk maar verliet die branche voor een veel minder verspilling.” commerciële recruitmentfunctie: “Daar werkte ik bijna acht jaar. Ik ging weg omdat ik de sector te soft en te traag vond. In mijn commerciële werk merkte ik dat het Moeilijke momenten resultaatgericht werken bij mij past, dus toen ik in 2012 Toch kenden beide senior gezinsmanagers hun moeibesloot terug te keren naar de jeugdzorg, werd ik daar lijke momenten. Ze waren daar ook binnen de organiop aangenomen. Mijn profiel sluit goed aan bij Generiek satie open over. Minke nam in 2010 een ‘sabbatical’ Gezinsgericht Werken: denken in krachten, resultaat- en van een half jaar. “Ik had tien jaar keihard en met liefde doelgericht zijn, problemen durven te benoemen en gewerkt, maar ik was op. Ik ben van alles gaan doen: met zijn allen aan de slag.” een cursus coaching, workshops en ik ben getrouwd.
12
trots | 1 | februari 2014
WERKEN BIJ Bureau Jeugdzorg
‘Je creëert hier je eigen kansen’ ‘Ik had een nieuwe uitdaging nodig.’ Niet altijd hadden senior gezinsmanagers Minke Stein en Aike Lansink een goed gevoel bij BJAA. Maar dat veranderde met de invoering van de nieuwe werkwijze. Daarin vonden ze hun nieuwe uitdaging. ‘Het mooie aan onze organisatie is dat we altijd bezig zijn met groei en ontwikkeling.” door Door Florence Tonk
Toen het moment naderde om terug te gaan, dacht ik: ik ga helemaal voor FFPS. De eerste dag was er een training risicomanagement. Ik zag ook de FPPS-trainingen en vond die echt interessant. Dat wilde ik ook! Door de ‘sabbatical’ moest ik een inhaalslag maken.” Aike had in 2012, in haar eerste maanden bij Bureau Jeugdzorg/Jeugdbescherming, een pittige taak: “Ik werd in feite ingehuurd om de wachtlijst weg te werken. Meteen kreeg ik complexe gezinnen met heel veel ots’en. Het voelde alsof het vuur me aan de schenen werd gelegd, maar het was erg leerzaam. Ik kreeg steun van ervaren collega’s en mede hierdoor kon ik mijn grenzen beter bewaken.” Minke valt haar bij: “Je wordt hier in het diepe gegooid, maar dan kun je ook laten zien wat je in huis hebt.” Superenthousiast
Aike moest wennen aan de werkstijl van sommige collega’s en die moesten op hun beurt aan haar wennen. “Mensen vonden me erg kordaat. Ik was heel resultaatgericht door mijn vorige baan in de recruitment. Sommige collega’s werden misschien een beetje overrompeld door mijn enthousiasme. Ik had zin in de inrol van GGW, maar dat gold niet voor iedereen.” Minke herkent dit: “De ene collega went wat sneller aan deze veranderingen dan de andere.” Aike: “Ik vind cijfers en transparantie fijn. Maak ons werk inzichtelijk, dan kunnen we zaken als kindveiligheid beter inschatten. Maar voor sommigen kan de focus op resultaten en cijfers bedreigend zijn.” Dat geldt niet voor Minke: “Ik vind GGW
juist prettig: de efficiëntie, de transparantie. Mensen kunnen dóór. Ook zijn we daarmee af van het ‘pappen en nathouden.’ ” De nieuwe methodiek bevalt beide senior gezinsmanagers goed. Minke: “Ik voel me in dit afgelopen jaar meer gezien dan voorheen. Ik had ook een nieuwe uitdaging nodig en zie groei binnen de organisatie.” Aike: “Een proactieve houding is nu een must. Je moet naar anderen toegaan, collega’s om advies vragen. Een gezin laten ‘sudderen’ kán niet meer. Je moet in zo’n geval bij collega’s en jezelf te rade gaan; reflecteren op je werk door je collega’s te vragen te stellen of je FFPS Casenotes te bespreken. Dit zijn mooie instrumenten!” Ambassadeurs
Wat zijn hun ambities voor de toekomst? Minke is ambassadeur van de nieuwe manier van werken, zowel binnen de eigen organisatie als daarbuiten: “Intern junioren coachen en juist ook de mensen die al langer in dit vak zitten. Die laatsten hebben veel expertise in huis. Om die expertise samen naar boven te halen en te behouden voor deze organisatie, lijkt me heel waardevol. Daarom vind ik de mix van oude en nieuwe medewerkers ook zo goed.” Aike deelt deze mening. Aike is graag ambassadeur voor GGW en FFPS. Bovendien heeft ze haar draai helemaal gevonden bij Bureau Jeugdzorg/Jeugdbescherming: “Ik kijk uit naar de kansen die ik hier nog ga krijgen. Ik wil me zo door blijven ontwikkelen. Als je iets nieuws wilt leren kan dat binnen BJAA, maar je moet er zelf achteraan; je creëert hier je eigen kansen.” trots | 1 | februari 2014
13
in de toekomst Expertisecentrum
‘Professionalisering
is meer dan een verzameling kunstjes’ Met een expertisecentrum wil BJAA de kennis en ervaring op het gebied van GGW en FFPS verbeteren, borgen en vooral delen. Want rust roest. Programmamanager Marc Dinkgreve: “We willen het denken stimuleren. Binnen én buiten onze organisatie.” door Anja Geldermans
N
a vijf jaar van transformatie belanden we naar de gehele organisatie van Bureau Jeugdzorg? Proin een volgende fase, zegt Programma- fessionalisering is meer dan een verzameling kunstjes, manager en Kennisambassadeur Marc het vereist constante reflectie op je handelen.” Dinkgreve. “We gingen de afgelopen Reflectie geeft medewerkers inzicht in het eigen handejaren van kindgericht werken naar gelen en daarmee in mogelijke blinde vlekken. Dinkgreve: zins- en systeemgericht werken en de bureaucreatie ver- “Soms zie je medewerkers teruggrijpen op oude methominderde. We verbeterden onze werkwijze stapsgewijs den of een ratjetoe maken van verschillende werkwijzen. door te kijken naar goede en slechte ervaringen. We Hoe zorg je voor programmatrouw? Een sterk punt van leveren nu bij ieder gezin maatwerk en dat vereist soms GGW en FFPS is de intensieve aandacht voor intervisie, veel van de gezinswerkers. We merken dat er op dit mo- supervisie en actieleren. Maar dat betekent wel dat alle ment behoefte bestaat aan om datgene wat we hebben medewerkers getraind zijn en scherp blijven.” Wij willen geleerd te behouden en te verbeteren. Je moet ervoor dan ook alle professionals zo hoog mogelijk opleiden. waken dat je terugvalt naar hoe het was.” Een van de vereisten is dat de interne opleidingen van hoge kwaliteit zijn. Integratie praktijk en wetenschap Vanuit de behoefte aan reflectie ontstond het idee voor Broedplaats een expertisecentrum. Dinkgreve ontwikkelt op dit mo- De kerntaak van het toekomstige Expertisecentrum ment samen met Otto Asselbergs, Coördinator Opleidin- Jeugdzorg Amsterdam wordt het faciliteren van het progen, een visie voor het expertisecentrum. We beschikces, waarin kennis en vaardigheden continu worden verken als BJAA over veel kennis, zegt Dinkgreve. “Maar die beterd en geborgd. Asselbergs en Dinkgreve willen dit kennis en ervaringen zijn versnipperd over de organisabereiken door een plaats binnen de organisatie neer te tie. Zo bestaat er bij het AMK veel kennis over kindermis- zetten waar praktijkervaring, kennis en wetenschap bij handeling en het vergroten van veiligheid van kinderen. elkaar komen en elkaar continu voeden. Asselbergs: “De Kennis waar mensen binnen en buiten de eigen organi- kern wordt daarbij gevormd door het expertisecentrum, satie veel aan hebben. De vraag is hoe verspreid je dat waarin de deskundigheidsbevorderaars zitten. Zij treffen
14
trots | 1 | februari 2014
Afdeling Opleidingen behaalt CEDEOcertificering Eind november heeft de afdeling Opleidingen het CEDEO kwaliteitskeurmerk ontvangen. Een keurmerk dat tot stand komt na een klanttevredenheidsonderzoek dat in de afgelopen maanden onder een grote groep medewerkers is gehouden. Met dit certificaat mag BJAA zich profileren als erkend opleider en onderscheidt het zich van andere opleiders. Alle opleidingen die intern verzorgd worden, leveren hierdoor ook meer accreditatiepunten op en hiermee voldoet BJAA aan de strenge eisen om alle activiteiten die nodig zijn voor de herregistratie en de professionalisering in de jeugdzorg intern te verzorgen. Met dit keurmerk kan BJAA zich ook naar buiten toe profileren als gecertificeerde opleider, wat voor grote waarde is voor het toekomstige Expertisecentrum.
elkaar nu al elke twee weken in het expertisecentrumoverleg, maar daarmee zijn de kennis van de gedragsdeskundigen en de ervaring van de gezinsmanagers nog niet structureel verbonden met de werkvloer. Dat moet natuurlijk wel gebeuren, want de werkvloer is immers de plaats waar kwesties opkomen en is daarmee de broedplaats van vernieuwing.” Deze vernieuwing moet worden gelinkt aan het expertisecentrum voor de continue verbetering van het opleidingsproduct, zegt Dinkgreve. Tekentafel
De organisatie van het expertisecentrum ligt nog op de tekentafel, aldus Asselbergs. “Maar het eerste beeld is dat er een kernteam komt van onder andere mensen uit de afdeling Opleidingen en AMK. Daaromheen komt een schil van experts, adviseurs en trainers. Allemaal met een eigen rol. De experts voeden het centrum met hun kennis. De adviseurs vormen de oren en ogen van het expertisecentrum. Zij spreken met regiomanagers over de ontwikkelingen binnen de gemeentes, spreken de teammanagers over wat er in de teams gebeurt, zitten bij projectvergaderingen en kijken op de werkvloer. Zij signaleren dus trends en ontwikkelingen van buiten en binnen de organisatie.”
Verder zijn er adviseurs die verbonden zijn aan universiteiten, hogescholen en onderzoekscentra. Dinkgreve: “Door deze verbinding kunnen we wetenschappelijke ontOtto Asselbergs en wikkelingen volgen, maar ook onze bevindingen laten toetsen. En daaraan moeten ook de opleidingen worden Marc Dinkgreve: aangepast. Een voorbeeld van onze samenwerking is “De vraag is hoe dat we het uitstroomprofiel van de hbo-opleiding pedaverspreid je onze gogiek in overleg met docenten van de Hogeschool van kennis naar de Amsterdam hebben aangepast. Zij werkten namelijk nog gehele organisaniet met evidence based methoden.” Tenslotte zijn er tie van Bureau trainers, zegt Asselbergs, “die zowel intern als extern Jeugdzorg?” ‘best practices’ uitdragen en zorgen voor een continu verbeteringsproces.” Transitie
Hoewel het expertisecentrum nog niet officieel is gestart, doen onder andere gemeentes al regelmatig een beroep op de kennis en ervaring van BJAA. Asselbergs: “Omdat de transitie dichterbij komt en alle gemeentes zich voorbereiden op hun nieuwe taak, krijgen we vaak vragen over onze nieuwe werkwijze. Dat betekent dus dat we presentaties verzorgen en trainingen en voorlichting geven. In november zijn we begonnen met het trainen van Samen Doenteams en Ouder Kind Teams over veiligheid voor kinderen. Geweldig dat we daarvoor zijn gevraagd. En een mooie manier om ons voorveld te informeren over onze werkwijze.” Ambitie
Met hoeveel mensen het expertisecentrum wordt ingericht en hoe de planning eruit ziet, is nog onduidelijk. Asselbergs: “We zijn hard bezig met de opbouw. We willen vanaf 2014 dé plaats zijn waar iedereen, zowel binnen als buiten BJAA, terecht kan voor professionalisering in de jeugdzorg. We hebben de ambitie om een hoofdrol te spelen in de landelijke omvorming van het stelsel naar GGW en FFPS.”
trots | 1 | februari 2014
15
Magaly Geldorp in drieën
Magaly Geldorp: ‘Het is nog wel een beetje wennen voor de teams in het voorveld.’
HET IS nOG EEn BEETJE WEnnEn, BEKEnT JEUGDZORGSPECIALIST MAGALY GELDORP. ZE WERKT nU OP HET STADSDEELKAnTOOR VAn AMSTERDAM-OOST En DAT IS EEn AnDERE OMGEVInG DAn BUREAU JEUGDZORG.
‘InVESTErEn In oMGAnG GEzInnEn MET CoMPlExE ProBlEMATIEk’
AFSCHALEn
“Je bent hier niet inhoudelijk met de gezinnen bezig, maar vooral organisatorisch. Mijn belangrijkste taak is zorgdragen voor een goede overdracht naar het voorveld voor gezinnen bij wie de hulpverlening nog loopt.” “Het zijn redelijk veel zaken die ik voor Amsterdam-Oost heb. Ongeveer 120. Het gaat om gezinnen waar de kinderen nu veilig zijn en die we kunnen overdragen naar het voorveld. We kunnen die zaken afschalen, zoals dat heet. Dat wil zeggen dat BJAA de indicatie, verwijzing of regievoering overdraagt aan de Ouder- en Kindteams, de Ouderen Kindcentra of Samen Doenteams. Het betreft vooral zij-instroomzaken. Dit zijn zaken waarbij BJAA enkel administratief bij betrokken is door het afgeven van de indicatie of verwijzing en waar de hulpverlening nog loopt. Drang en dwang is hier niet (meer) nodig. In-
16
trots | 1 | februari 2014
middels moet ik nog zestig gezinnen afschalen en ik vermoed dat ik de meeste gezinnen voor de jaarwisseling wel heb overgedragen.”
“Het is nog wel een beetje wennen voor de teams in het voorveld. ‘Wat overkomt ons nu?’ Dat is vaak hun eerste reactie. Ze denken dat ze heel veel voor die gezinnen moeten regelen. BJAA is er immers voor complexe problemen in complexe gezinnen. Maar het gaat hier juist om gezinnen waar de hulpverlening goed loopt. Het belangrijkste wat ze moeten doen is monitoren of de hulp goed blijft lopen. En op het moment dat dat niet het geval is, moeten ze beoordelen welke hulp er verder ingezet kan worden.”
ker van Bureau Jeugdzorg gedetacheerd bij Stadsdeel Oost. Niet alleen om gezinnen over te dragen, maar ook om de teams in het voorveld de gelegenheid te geven gebruik te maken van de expertise van BJAA. Zo heb ik overleg gehad met de teammanagers van de proeftuin, de jeugdgezondheidszorg en Samen Doen. De expertise van Bureau Jeugdzorg is belangrijk omdat de lokale teams nu allemaal vorm krijgen. Je ziet dat verschillende partijen in de teams samen moeten werken. Zij moeten investeren in die samenwerking, maar ook in de omgang met gezinnen met complexe problematiek. En dat is nu bij uitstek het gebied waar de kennis en ervaring van Bureau Jeugdzorg zit.”
EXPERTISE
door Martin Gerritsen
MOnITOREn
“Oorspronkelijk werkte ik als Jeugdreclasseerder bij Bureau Jeugdzorg. Nu ben ik als medewer-