Impressie Rondetafel Beleidsimplementatie Decentralisaties Mariënhof, Amersfoort 10 april 2013 Het kabinet Rutte II heeft besloten een groot aantal taken op het gebied van zorg en sociale zekerheid over te hevelen naar gemeenten. Gemeenten krijgen er de komende jaren veel uitvoerende taken bij (zorg, sociale zekerheid). Voor dit extra werk krijgen gemeenten ook geld, maar wel minder dan de huidige uitvoering kost. De gedachte is dat gemeenten deze taken efficiënter kunnen uitvoeren dan nu het geval is door deze anders te organiseren. TNO en Geonovum denken dat het visualiseren van informatie een enorme impuls kan geven aan de effectiviteit en efficiency van de gemeentelijke dienstverlening. De zelfredzame burger is een belangrijk uitgangspunt: “U vraagt zelf WMO-vervoer aan. U meldt zelf u kinderen aan voor huiswerkbegeleiding.” Arre Zuurmond, academic director bij de Kafkabrigade, trapte de dag af met de vraag “Wat zijn de verwonderpunten en gevaren van geo-informatie?”. Het feitelijke gebruik van een gemeentelijke dienst kan op een kaart getoond worden. Bijvoorbeeld: Concentratie van het gebruik van diensten door burgers zijn zichtbaar door deze op elkaar te stapelen (krachtwijken?) en het gebruik van een dienst is in de tijd te volgen. Gebruik in de tijd kan verschuivingen tonen. Voorbeeld: Door de pas opgeleverde Vinex-wijk stijgt en verschuift het gebruik van huiswerkbegeleiding. Zit de huidige aanbieder wel op de goede locatie? Kaarten kunnen gemeenten helpen beleid te maken. En kaarten kunnen gemeenten ondersteunen bij hun inkoop. Moeilijk is het niet: de gegevens heeft u al. Elk GISbedrijf en wellicht zelfs u eigen Geo-afdeling kan deze voor u op een kaart plaatsen. Ter illustratie geeft hij het voorbeeld dat geo-informatie met de goede indicatoren (bijvoorbeeld CJIB-post) de kans op het vinden van ongerechtigheden met een factor 8 kan vergroten. Dit is voor gemeenten relevant, want huisbezoek kost €30,- per bezoek. Daarnaast groeit de behoefte dat ‘public value’ meegenomen wordt in de discussie bij het waarderen van de huidige registraties, zoals de GBA. De aanwezigen gemeenten en geo-partijen stelden elkaar de vragen “Wat ik zou willen als gemeente” en “Wat ik zou kunnen leveren als geo-partij?”. Jeanine Vosselman van de gemeente Groningen: “Wij hebben de behoefte om alle data bijeen te krijgen en te koppelen. Om te cumuleren en op grond van gekoppelde data te komen tot profielen; bijvoorbeeld leefstijlen. Vinden van mogelijkheden om eigen data te verrijken.” Arre Zuurmond schetst de mogelijkheden van geo-informatie en geeft aan dat het steeds makkelijker wordt om beschikbare informatie van de gemeente op kaart kan zetten en dat dit geen lange trajecten hoeven te zijn. De zoektocht is echter lastig, omdat er uitdagingen liggen in het beheren van persoonsgevoelige informatie. “We sturen de data-gebruiker de snelweg op met geblindeerde ramen”. Kennis over hoe om te gaan met privacy wordt tussen 1
gemeenten gedeeld door/via de vereniging Statistiek en Onderzoek. Er ontstaat een dilemma omdat de vraag blijft wie wat mag inzien en wanneer niet. De gezinsvoogd bijvoorbeeld, maar dat is in veel gevallen mosterd na de maaltijd. We willen dit eerder weten opdat er nog wat aan te doen is. Enerzijds heeft de gemeente een algemene regietaak, anderzijds moet er op persoonsniveau effectief worden ingegrepen. En eigenlijk wil je ook nog voorspellen welke kant het op gaat. Binnen de sociale zekerheid is privacyvraagstuk opgelost via inzage in het (virtuel) Suwi-dossier. Samenvattend kan geoinformatie worden gebruikt 1) op beleidsmatig groepsniveau, 2) op operationeel niveau in de planning en control-cyclus en 3) om te prognosticeren. Leo Platschorre (Prisma) - Prisma Case Het programma werd vervolgd met een Enkele kengetallen van Prisma: Gevestigd op 163 locaties met 20 voorgerecht verzorgd door Leo Platschorre van oudereninitiatieven/PGB. de zorginstelling Prisma. Prisma is de Sinds 2009: zorgzwaartepakketten (8 stuks) voor V&V en gedragstoornissen. Bij Prisma samenwerking aangegaan met Geodan om zorglogistiek opgezet langs 3 lijnen: antwoord te krijgen op verschillende vragen: Regulier (=alleen VG): 25% 1. Is Prima wel goed georganiseerd en Specifiek(=VG + meer; maar behandelingen bekend): 50% voorbereid op de gevolgen van het Specialistisch (=ingewikkeld en behandeling nog lenteakkoord; met 50% reductie van tarieven uit te vinden): 25% Huidig beeld is dat specialistische zorg gaat over voor vervoer van cliënten. in specifieke zorg 2. Met de vervolgvraag: is onze spreiding wel Omzet van €30 miljoen in relatief kort tijd gegroeid naar €100 miljoen (wonen, logisch. dagbesteding, extramuraal). 3. Hoe kunnen we kosten voor thuiswonende cliënten die bezocht worden door medewerkers naar beneden brengen. 4. Hoe bewegen onze medewerkers zich? En hoe reizen onze clienten? 5. Is er een extra (centra al in Biezenmortel en Raamsdonkveer) centrum voor specialistische zorg nodig in Zuidwest Brabant. Reden voor die vraag is onder andere de verzekeringseis over tijd/afstand tussen arts/begeleider en cliënt. Maar uit ruimtelijke analyse door Geodan blijkt een 3e centrum is niet nodig. 6. En nieuwe vragen die zijn ontstaan door de inzichten verkregen uit de geo-informatie. “Hoe gaan wij om met ons vastgoed en welke gebouwen voldoen nog aan onze eisen?” Momenteel zijn er twee transities gaande waar Prisma met te maken heeft: De eerste is de overheveling van AWBZ naar WMO. Dat betekent dat Prisma zaken moet doen met 30 gemeenten, waar dat momenteel met 3 zorgkantoren wordt gedaan. En die gemeenten hebben allemaal eigen ideeën en doen het allemaal anders. En tot slot gaan instellingen meer met elkaar concurreren. Dus meer onderzoek: wat hebben we zelf aan aanbod? Wat is de vraag. Prisma heeft haar werkzaamheden ingedeeld in regulier (alleen verstandelijk gehandicapt), specialistisch (met aanvullende problematiek en bekende behandeling) en specifiek (complexe behandeling). Die indeling is anders dan de zorgzwaartepakketten die het CIZ hanteert. En tot slot: wat voor diensten bieden onze conculega's. Op basis daarvan heeft Prisma gemeenten ingedeeld in drie categorieën. In de A-gemeenten probeert Prisma marktaandeel te vergroten; in B-gemeenten het marktaandeel te behouden en in C-gemeenten de dienstverlening af te stoten. Die kennis gaat mee met accountmanagers die dus per gemeenten met een specifieke boodschap komen. Zo zorg
2
je voor een strategie op maat. Je redeneert van intuïtie naar logica. Daarnaast is er een tweede transitie gaande naar extramuralisering. Dit heeft voor Prisma de volgende gevolgen: 1. Reduceer onnodige vervoerbewegingen van je medewerkers 2. Analyseer of je nog vestigingen nodig hebt 3. Maak een analyse van je concurrenten Uit de samenwerking tussen Prisma en Geodan kan worden geconcludeerd dat dit allemaal kan met gegevens die er zijn. Dit soort ontwikkelingen zijn ook te volgen in de tijd door te zorgen dat er regelmatig updates voorhanden zijn. Soms heb je maandelijks nieuwe gegevens nodig. Soms volstaat één keer per jaar. Maar er zijn ook zaken die worden gemist of die niet gelukt zijn. John Joosten legt uit dat van het denken naar cijfers naar denken in plaatjes tijd kost. Hij vervolgt dat men soms eerst de plaatjes niet gelooft en vraagt of de cijfers daarin wel kloppen met de tabel. In de toekomst wil Prisma graag meer willen inzoomen op wijkniveau, één gezin/één plan en alle info koppelen van achter de brievenbus. Er zijn ideeën om een verschillende social enterprises op te richten die al het werk zouden doen; maar het verkrijgen van alle gegevens (van UWV, de sociale dienst etc.) blijkt een groot probleem. Tot slot is gekeken naar reistijden in combinatie tot de te leveren zorg. Leo Platschorre geeft aan dat halvering van het vervoerbudget geleid heeft tot een 10km range waarbinnen de zorg geleverd wordt. Er zijn veel tools/methodieken uit andere sectoren te halen; bijvoorbeeld een vestigingsanalyse. Supermarkten kijken al lang op die manier naar hun omgeving. Bert Vermeij (ESRI) – De rol van geo-informatie Bert Vermij van Esri trapt af tijdens het ‘hoofdgerecht’ en gaat in op de vraag hoe geoinformatie andere beleidsvelden kan helpen? De geo-sector zal haar blik moeten verruimen en moeten gaan kijken over de horizon. Het gaat niet om techniek, maar om de bijdrage van geografie aan de maatschappij. Doordat er minder geld en minder mensen voorhanden zijn is het van groot belang om de grote (en alsmaar groeiende) hoeveelheid aan data te gebruiken om slim en efficiënt te werken. Big Data en small maps faciliteren slimme besluiten binnen het kader van minder geld, minder mensen en meer informatie. Kaarten laten zien waar wat gebeurt, maken patronen zichtbaar (ook in tijd) en kunnen veel informatie (layers) eenvoudig inzichtelijk maken. Er is veel data voorhanden, van bestaande organisaties, als open data en van de markt. Alles heeft een plaats, gebruik die data. Voor de decentralisatie biedt dit de volgende voordelen, namelijk inzicht in: 1. Locatie van voorzieningen – helpt om wijkgericht te werken; door te kijken naar de wijk en naar de samenhang van voorzieningen. De wijk kan inzichtelijk gemaakt worden tot op woningniveau. 2. Crowdsourcing – Gebruik de kennis van de crowd om te bepalen of gebouwen rolstoeltoegankelijk zijn en zorg voor voorlichting en publieksinformatie. Burgers zijn sensoren, zij kunnen zelf informatie leveren. Een voorbeeld is wheelmap.org
3
3. Maatregelen en investeringen – Een voorbeeld hier van zijn verzekerdenclaims. In Eindhoven blijken deze geclusterd naar omvang van de schade een zekere concentratie te hebben. Wat is daar aan de hand? 4. Accomodatiebeleid (welzijn) – Wat zijn de consequenties van sluiten, stichten en/of samenvoegen van voorzieningen. Welke betekenis heeft dit voor reizen? Het gaat hier niet alleen om kosten, ook om bereik/effectiviteit. Privacy versus stigmatisering Wanneer je informatie ‘achter de deur’ gebruikt ligt het privacy-vraagstuk op tafel. Voor tactische besluitvorming kun je meestal volstaan met data op een meer geaggregeerde schaal. Bij operationele uitvoering/individuele cases gebruik je het tactisch kader dan als basis. Het punt is dat inzichten die kaarten bieden ook op tactisch niveau een stigmatiserend effect kunnen hebben. Het hebben en delen van deze informatie moet daarom zorgvuldig plaatsvinden. Anderzijds: door deze informatie niet te maken verdwijnt zij niet. Bert Gerlofs (Geon) en Marleen Schulte (Gemeente Borger-Odoorn) “Zorg in Kaart” Marleen Schulte van de gemeente Borger-Odoorn is met Bert Gerlofs van Geon betrokken bij het pilot project “Zorg-in-Kaart” dat nu drie weken loopt. Ontschotting is een belangrijk thema en de gemeente zal efficiënt moeten omgaan met het inzetten van zorggelden. Borger-Odoorn is een grote, dun bevolkte (1inw/ha) gemeente, bestaande uit 26 dorpen. Er is sprake van krimp en ontgroening. In de communicatie tussen een gemeente en een geo-leveranciers is het belangrijk om te spreken over kaartjes en niet over geo-informatie. Probeer in samenwerking complementair te zijn aan elkaars competenties: werken in cocreatie. Geon heeft kennis van geo, basisregistraties etc. en de gemeente van de business. De methodiek die achter de analyse zit is simpel en geeft inzicht in wie wat heeft. In een raster van 300*300 meter wordt het gebruik van een aantal gemeentelijke diensten getoond. De vraag aan burgers was: “Hoe behouden we de leefbaarheid? Waar wonen jullie en waar ontmoeten jullie?” Wat blijkt: burgers leven elders en ontmoeten elkaar in de gemeente. Met dat resultaat is Borger-Odoorn gestopt met het denken in kernen. Een van de focuspunten is hierdoor het vervoer binnen de gemeente geworden. Hoe is het vervoer geregeld? Met achtereenvolgens WMO-vervoer, leerlingenvervoer, vervoer naar zorginstellingen en AWBZ-vervoer. Er blijken patronen te zijn die men eerder niet kende (niet alleen ritten naar Emmen; maar ook naar gemeenten als Assen en Stadkanaal). Er blijkt zelfs onrechtmatig gebruik te worden gemaakt van WMO-vervoer (met WMO-ritjes naar het ziekenhuis in Assen). En het blijkt dat er de hele dag (en tot diep in de nacht) busjes van hot naar haar te rijden met een gemiddelde bezetting van slechts anderhalf persoon. Hoe heeft dit de Gemeente Borger-Odoorn geholpen? Er kan nu gericht gekeken worden naar wat er gedaan moet worden en waar. Het voeren van regie op het beleid is nu velen malen gemakkelijker. De gemeente wil vervoer over de verschillende vragers regelen. En dat bij voorkeur samen met de buurgemeenten. Dus niet allerlei dure kavels aanbesteden. Gedacht wordt ook aan inzetten vrijwilligers en WSW-ers voor dit werk. Provincies steunen dit voorstel van de gemeente Borger-Odoorn en het Rijk (BZK) is geïnteresseerd. Er is dus een positief antwoord te geven op de vraag wat 4
basisregistraties als WOZ en BAG opleveren voor de gemeente. En zichtbaar is dat de WBP belemmerend is. Ook valt op dat de gegevenskwaliteit divers is en de koppelbaarheid op adres beperkt. Op postcodeniveau lukken die koppelingen overigens wel. Presentatie Floor Guikers – Gebruik van andere (openbare) bronnen Van de wijken Abstede, Tolsteeg, Rubenslaan in Utrecht is op basis van BAG en met extra bronnen een analyse gemaakt van de mogelijk zorgvraag en voorzieningen. Bridgis heeft 15 bestanden (open data, eigen data en eventueel data van een overheidsorganisatie) aan elkaar gekoppeld op adresniveau. De vier getoonde indicatoren (autobezit, inkomen, koop-/huurwoningen en opleidingsniveau) zijn slechts een voorbeeld van de manier waarop je tegen de vraag kunt aankijken. Overlap in deze indicatoren bieden zicht op hot-spots en witte vlekken. Met informatie over en beïnvloeding van welke voorzieningen beschikbaar zijn in een wijk, kan de gemeente invloed uitoefenen op de vraag naar gemeentelijke diensten. Als gemeente kun je ervoor kiezen om de huisarts in het gebied met de grote vraag te vestigen. Maar je kunt ook trapveldjes aanleggen om daarmee de vraag naar zorg te verminderen. Met soortgelijke gegevens heeft gemeente Zwolle een gerichte voorlichtingscampagne tegen binnenbrandjes georganiseerd. Presentatie Martin van der Beek – Woon, Zorg en Welzijn-Verkenner De decentralisatie heeft ertoe geleid dat inzicht op de locatie van wonen, zorg en welzijn van groot belang is. Dit heeft geleid tot de WoonZorgWelzijn-Verkenner (WZW). Objectvision werkt vanuit het concept Woonservicewijk; dat al door meerder gemeenten wordt toegepast om een wijk levensloop geschikt te maken. Een wijk waar ouderen zelfstandig kunnen wonen, in een normale buurt maar met een juiste afstemming van de zorgvraag. Dat is een concept én een kaartje. Kern is de vraag: “Kun je in je eigen wijk blijven wonen en zo ja wat is daar dan voor nodig” Dit vraagstuk kun je dan bespreken met de woningbouwverenigingen, de zorgverleners en de welzijn instellingen, om samen het concept invulling te geven. Het idee dat het bij elkaar halen en presenteren van deze informatie lang duurt klopt niet. Objectvision maakte deze presentatie binnen 6 weken voor de gemeente Haarlem/Heemstede op basis van twee vragen van de wethouder: “Waar zitten diverse groepen bewoners nu en straks en welke voorzieningen zijn nu en straks waar nodig.” Met de juiste indicatoren (o.a. sociale klasse, autobezit, ontmoetingsplekken, nabijheid voorzieningen) en gegevens is een prognoseplaatje te maken. En je kunt laten zien waar
5
huidige voorzieningen zitten in relatie tot de toekomstige te verwachten vraag. Objectvision heeft dit gedaan van nu tot 2025. Van alleenstaanden mag je een grotere hulpvraag verwachten dan van mensen die samenleven. Inkomen is ook een indicator. Op basis van beschikbare voorzieningen (supermarkten, ov, huisarts) is 'voorzieningen op peil' gemaakt. Huidig aanbod en toekomstige vraag kun je tegen elkaar plaatsen. Op basis daarvan ontstaan 'aandachtsgebieden' voor de gemeenten. Objectvision is geen voorstander van redeneren vanuit buurten of wijken met vaste grenzen. Men kijkt vanuit het gedrag en de leefomgeving van individuele bewoners. Tactische beleidsbesluiten zijn te nemen op basis van op kaarten geaggregeerde informatie. Bij de feitelijke operatie kan vervolgens worden afgedaald naar individueel niveau. In reactie stelt gemeente Zwolle dat “de ze de bomen al hebben, maar nu het bos nog.” Het denken in concepten kan dit mogelijk een stap verder brengen. Zorglogistiek is een concept van Prisma, het Woonserviceconcept is een concept van Objectvision. De vraag is of deze concepten nodig zijn, echter bleek het woonserviceconcept wel de doorbraak voor Objectvison. Er worden ook kanttekeningen gemaakt. In Borger-Odoorn is een ander concept nodig; want dit gebied is heel dun bevolkt. Er zijn veel dimensies mee te nemen door een veranderende wereld. Het is moeilijk als gemeente door te redeneren op veranderingen en daar scenario’s op in te passen. Er zijn veel factoren die invloed kunnen hebben zoals de techniek en domotica. Wel goed om zo de discussie 2025 in kaart te brengen. Het gaat de kern om manieren van beleid maken in een gemeente. Dat moet vooral een cyclisch proces zijn. Dus niet eenmalig. De vorige decentralisatie was een ramp. Nu zegt BZK dat de gegevens om in 2015 te decentraliseren er halverwege 2014 zijn. Er is veel data, waaronder ook operationele data. Sommige instanties hebben echter een achterstand, zoals het CAK. Daarnaast wordt er onvoldoende data gedeeld, waardoor bijvoorbeeld CIZ-data uit pdf-jes is gehaald. Er is behoefte aan regievoering; dus sturen vanuit een bepaald concept. Marianne Linde (TNO) - Smart Cities Het concept Smart Cities gaat over: Over wat je wilt weten om te kunnen sturen. Over modellen waarmee je kunt werken. Over standaardisatie van data/gegevens. Over de beweging van punten/lijnen/vlakken naar stromen en netwerken. Over vraag en aanbod-profielen. TNO is die kennis aan het opbouwen en die samenhang aan het ontwikkelen. De gemeenten spelen daar een cruciale rol in. Bijvoorbeeld in Noord-Nederland met het initiatief ‘Healthy Ageing’. Een gemeenschappelijke taal is nodig. En standaardisatie binnen en over niet aansluitende blokken (modellering) en in ketens. In verschillende gemeenten lijkt de behoefte er ook te zijn, zoals in Rotterdam-Zuid. Om te komen tot dit Smart Cities Concept
6
moeten we initiatieven naar elkaar ontsluiten (ook vanuit TNO) en van elkaar leren. En er komt nog veel meer data aan (sensoren). Er komt een heel andere samenleving aan. Vraag is wat je mee neemt en wat je gaat doen. Wat willen wij morgen? Uit deze rondetafel blijkt het volgende: Samenhangend framework: Er is een samenhangend framework nodig. Dat bestaat al in het duurzaamheidsdomein. Moet er nu ook komen voor het sociale domein om te kunnen omgaan met ‘wicked problems’. Geo als verbindende schakel: Er is verbinding nodig tussen de harde en zachte wereld. Geo met mensen is lastiger dan geo met stenen. Geo-informatie kan een rol spelen in deze verbinding. Standaardisatie: Er moet op informatieniveau gestandaardiseerd worden om op dienstniveau te kunnen differentiëren. Er zijn nu wel 4-5 indicerende instanties, dus teveel schotten die weg moeten. Wijs domeinen aan voor standaardisatie; elke regeling kent zijn eigen cirkels. Niet-up-to-date info gegevens mogen echter niet hinderen, we komen nu al heel ver. Helicopterview: Er is behoefte om boven de materie uit te kunnen kijken. Tegelijk is er maatwerk op de grond (aan de keukentafel) nodig. Het weergeven op de kaart helpt zichtbaar maken zonder het individu aan te tasten en je maakt het inzichtelijk met patronen. Gemeenten hebben dit nodig om maatschappelijke effecten te monitoren. Dit kan door het een onderdeel te maken van de P&C-cyclus. Aanwezigen Rondetafel Persoon Arre Zuurmond Bert Gerlofs Bert Vermeij Ernst Koperdraat Ferdi du Chatinier Floor Guikers Herriet Heersink Jaap Pleeging Jan Roodzand Jeanine Vosselman John Joosten Kees Dignum
Organisatie Dagvoorzitter Geon Esri KING Geonovum Bridgis M&I Zwolle Geobusiness Groningen Geodan Amsterdam
Persoon Leo Platschorre Marianne Linde Marleen Schulte Martin van der Beek Nicky Pasché Rien Stor Rob van der Velde Ron Konijn Roos van der Laan Theo Thewessen Willeke van Staalduinen
7
Organisatie Prisma TNO Borger-Odoorn Objectvision Assen Geonovum Geonovum Haarlem Groningen Geodan TNO