1
Impressie van de conferentie Spiegels Dieren 10 april 2015
Veranderingen vragen vernieuwing. Met haar eigen beroepservaringen als achtergrond schetste Mevrouw Jacqueline Hofmans (Monuta) een samenleving die permanent verandert. Die veranderingen stellen ook aan ons professionals steeds nieuwe eisen. Dat geldt in hoge mate ook voor de uitvaartwereld. Waar mensen zich vroeger voegden naar bestaande rituelen, zien wij nu hoe zij, eventueel met gebruik van bestaande rituelen, zelf op zoek gaan naar manieren/rituelen om persoonlijk van hun dierbaren afscheid te nemen. Niet langer maken zij vanzelfsprekend gebruik van de standaardrituelen. De oorzaak is niet alleen dat voor velen kerkelijke rituelen vreemd en ontoegankelijk zijn geworden. Steeds vaker construeren mensen bewust of onbewust hun eigen levensovertuiging en putten zij daarbij naar eigen inzicht uit verschillende bronnen. Nabestaanden willen dat hun overledene op een respectvolle maar vooral ook op een persoonlijke en herkenbare wijze wordt herdacht. Die veranderingen vormen voor ons een uitdaging. Zij doen een beroep op onze creatieve vermogens. Innoveren is nu noodzaak geworden. Een begrafenis of crematie moet waardig en persoonlijk zijn. Steeds vaker zien wij ook dat mensen daarbij gebruik maken van de nieuwe communicatie middelen die hen ter beschikking staan. Foto’s, filmpresentaties etc. Wanneer wij merken dat het voor de betrokkenen van belang is een geestelijk begeleider bij het rouwproces te betrekken, dan zoeken wij professionals die in staat zijn aan te sluiten bij de mensen. Het is voor ons essentieel dat zij aanvoelen wie de mensen zijn, wat hun leefstijl en overtuigingen zijn. Zij moeten in kaart kunnen brengen wat hun vragen en wensen zijn. Dat veronderstelt zicht op klassieke rituelen, maar het vraagt meer nog om de creativiteit samen met de betrokkenen nieuwe, passende rituelen te ontwikkelen. Vooral verwachten wij dat zij mensen inspireren en dat zij helpen zelf op hun eigen wijze van hun dierbare afscheid te nemen.. Verhalen die zin geven en betekenis construeren Meestal zien wij dat anderen de overledene gedenken. Maar volgens mevrouw Marleen Kruithof ontwikkelt zich een nieuwe trend. Een nieuwe manier om met verlies en aanstaande rouw om te gaan. Mensen gaan meer en meer de regie nemen over het eigen levensverhaal. Zij willen anderen vertellen wie zij zijn, wat zij hebben meegemaakt en hoe zij tegen het leven aankijken. Zij willen hun dierbaren doorgeven wat voor hen van waarde is. Het zijn verhalen die verteld moeten worden en die soms het karakter van een biecht hebben. Of anders gezegd wat wij van vroeger al kenden dient zich nu aan maar in een nieuwe gedaante. Sommigen kunnen dit zelf maar via internet wil zij anderen hulp bieden bij het creëren van hun persoonlijke digitale leefdoormonument. Via sjablonen
2 worden mensen hierbij geholpen. Ook Monuta wil onderzoeken of mensen dit willen en wanneer zij dat willen. Zo ontstaan er, mede door de digitalisering van de samenleving, nieuwe mogelijkheden met rouw om te gaan. Veranderingen die ook gevolgen hebben voor het functioneren van een geestelijk verzorger. Een dynamische context: van aanbod- naar vraag gestuurd, van vrijplaats naar integraal. In de presentatie van Wil Coopmans, manager bij VieCuri, valt allereerst op hoe dynamisch het moderne ziekenhuis is geworden. Het zorglandschap is sterk veranderd, de patiëntengroep en hun omgaan met religie en zingeving is ingrijpend veranderd. De ligduur is korter geworden, de doorstroom sneller. Het ziekenhuis zelf is een medisch technisch centrum geworden. Gezien de steeds strakkere financiële kaders opteert men voor het samen duurzaam verbeteren van de procesoptimalisatie terwijl men ook integrale goede zorg wil aanbieden. Die dynamiek heeft ook gevolgen voor het functioneren van de geestelijke verzorging. In het van huis uit traditioneel katholieke ziekenhuis was er tot 2012 veel aandacht voor de rituelen, met nadruk op de zondagsvieringen. Men werkte aanbodgericht, kwam gevraagd en ongevraagd bij patiënten op bezoek. Men richtte zich primair op de patiënt en zijn/haar familie. Voor zover er al sprake was van vernieuwing was die gericht op het in stand houden van het eigen bestaansrecht. Wat betreft de veranderingen was men afwachtend en als dienst naar binnen gericht. Men was eerder volgend dan proactief. Analyse door het management liet zien dat deze werkwijze niet langer aansloot bij de sterk veranderde werkelijkheid van het moderne ziekenhuis. Duidelijk werd ook dat de geestelijke verzorging daardoor haar draagvlak binnen de organisatie dreigde te verliezen. Voor een toekomstbestendige geestelijke verzorging was een ingrijpende heroriëntatie noodzakelijk. Vanuit het bestuur kwam zo de opdracht: Komen tot een toekomstbestendige vorm van geestelijke verzorging die aansluit bij in- en externe ontwikkelingen. Men formuleerde de volgende uitgangspunten: • • • • • • •
Voldoen aan kwaliteitswet, passende geestelijke verzorging moet beschikbaar zijn. Ziekenhuis is interventie- en diagnostiekcentrum Vraag gestuurd Aansluiten bij behoeften zorgvragers en zorgverleners Breed aanbod aan religie Inhoud van zorg Integraal onderdeel van zorgproces
Er volgde een intensieve overlegprocedure waarbij men , naast de eigen geestelijke verzorgers, ook andere geledingen van het ziekenhuis en deskundigen van buiten betrok. Niet alle geestelijk verzorgers konden met dit veranderingsproces uit de voeten. Uiteindelijk bleek een aantal van hen niet instaat of bereid actief en creatief met dit proces mee te werken. Er werd een profiel samengesteld van wat men een spirituele zorgverlener noemde: • •
Kernactiviteiten ontwikkeling, organiseren en uitvoering geven aan wetenschappelijk onderzoek naar hoogwaardige geïntegreerde spirituele zorg
3 • •
inhoudelijke bijdrage leveren aan permanent overleg in multidisciplinair teams, in de medische omgeving/afdeling waardoor er een bijdrage geleverd kan worden aan zorg-, verpleeg- en/of behandelplannen. aanbieden/leveren hoogwaardige vraaggestuurde specialistische spirituele zorg (multidisciplinair, multicultureel, multireligieus) aan patiënten en hun begeleiders.
Welk doel streeft de spirituele zorgverlener na? INNOVATIE • Het doel van de functie is innovatie van de spirituele zorg door ontwikkeling, organisatie en uitvoering wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot vraag gestuurde multidisciplinaire spirituele zorg verbonden aan afdeling/zorgpad, uitmondend in een promotie. • ONDERWIJS • Daarnaast is het geven van onderwijs, voorlichting en toerusting inzake innovatieve en geïntegreerde spirituele zorg, zowel intern (artsen, verpleegkundigen) als extern (congressen, postdoctorale opleidingen) onderdeel van het doel van deze functie. • SPIRITUELE VERZORGING • Het bieden van geïntegreerde spirituele verzorging van patiënten en diens begeleiders behoort tot het doel van deze functie Hoe vult men dit voorlopig concreet in? • • • • • • •
Integrale geestelijke verzorging voor afdelingen IC/Moeder & Kind (36 uur per week), binnen deze uren de mogelijkheid tot het doen van wetenschappelijk onderzoek. Integrale geestelijke verzorging voor Oncologie/Palliatief Team (36 uur per week), binnen deze uren de mogelijkheid tot het doen van wetenschappelijk onderzoek. Algemene geestelijke verzorging voor patiënten van VieCuri (16 uur per week). Budgetruimte voor inkoop ontbrekende specifieke geestelijke verzorging (verschillende geestelijke stromingen, religies, zingevingsystemen en overtuigingen). Budgetruimte voor inkoop 24-uurs bereikbaarheid ten behoeve van Roomskatholieke ritualiteit (sacrament der zieken) Budgetruimte voor inkoop hooggekwalificeerde specialistische kennis zorgethiek en behoeve van kennisvermeerdering, inhoudelijke discussie en beleidsontwikkeling. Ruimte binnen formatie voor organiseren vieringen/herdenkingsbijeenkomsten waar behoefte aan is. Zondag is er gratis televisie voor alle patiënten van VieCuri, zodat vanuit bed kerkdiensten, vieringen en religieuze programma’s gevolgd kunnen worden.
Via een advertentie ging men op zoek naar geschikte kandidaten. Maar tevens betekende het een pijnlijk afscheid van de medewerkers die in dit veranderingsproces uiteindelijk niet mee konden. Inmiddels zijn er twee spirituele zorgverleners aangesteld. Het proces is daarmee niet afgelopen maar gaat verder want het is ook: pionieren, de boer op gaan, leren met vallen en opstaan evalueren en evolueren en bijstellen. Kortom:
4 het ligt niet allemaal vast; de professionals gaan hun nieuwe functieprofiel zelf mee vorm geven en bij stellen. Ten slotte is het advies van Wil Coopmans aan ons: “PAK DIE KANS VOORDAT IEMAND ANDERS VOOR JE KIEST! Ik wens jullie veel lef en inspiratie in jullie zoektocht en daag jullie uit, om vooral in de spiegel te blijven kijken! Want een spiegel symboliseert ook de ziel of de levenskracht van de persoon die erin kijkt.” Werken aan motivatie: sluit aan bij wat er leeft! Denk strategisch! Pieter Kruit van de TU Delft schetste als een van de problemen waar hij als onderwijsdirecteur mee werd geconfronteerd dat van de beginnende studenten ruim een derde al na het eerste jaar afvalt. Allerlei zaken spelen daarbij een rol, maar het centrale probleem is motivatie. De universiteit heeft maatregelen genomen om die uitval tegen te gaan. Maar tot nu toe is dat weinig effectief. Probleem blijft dat er aan het begin van de studie te weinig ruimte is om na te denken vragen als: Wil ik dit wel? Is dit het voor mij? Dit maakt deel uit van een breder probleem. Wij zijn er als universiteit niet wanneer wij ons uitsluitend concentreren op een analytische en intellectuele vorming. Er is een bredere vorming nodig met aandacht voor sociale vaardigheden, verantwoordelijkheid nemen, leren samenwerken. In het kader van de bredere vorming wordt weliswaar een vak als ethiek aangeboden, maar nog maar mondjesmaat. MoTiV dat vanuit het ‘klassieke studentenpastoraat’ al een ingrijpende verandering heeft doorgemaakt, werkt al langer niet aanbodgericht maar vraag gestuurd, maar is vooral in de latere jaren van de opleiding actief. Het is duidelijk dat Pieter Kruit voor hen ook een mogelijkheid ziet om met de eerstejaars studenten te werken aan hun motivatie. Zijn uitnodiging/uitdaging aan ons is: aan te sluiten bij en in te springen op de vragen/mogelijkheden die de universiteit/de werksituatie biedt. Je vak wint aan draagvlak wanneer je zaken aan de orde stelt/problemen oppakt die voor een organisatie relevant zijn. Onderzoek waar je kansen en mogelijkheden liggen en spring daar op in. Wat MoTiV betreft was deze uitdaging niet aan dovemansoren gericht. Zij hebben die uitdaging inmiddels aangenomen. Vanuit de zaal kwam de vraag of men daar niet net zo goed een psycholoog voor kan vragen? MoTiV antwoordt dat zij vooral focussen op de kracht van de personen zelf en dat zij die willen ontwikkelen. Volgens Pieter Kruit kun je natuurlijk kun je vanzelfsprekend voor dit soort klussen psychologen inhuren, maar zij er op de eerste plaats voor de probleemgevallen. Hier gaat het om iets anders: om ‘Bildung’ in de algemene zin van het woord. Voor de vorming van de studenten is dit een noodzaak. Maar binnen het officiële curriculum van de universiteit is daarvoor te weinig ruimte. Het klassieke pastoraat past niet meer binnen het huidige kader van een technische universiteit. Wil je zichtbaar worden, sluit dan aan bij wat er leeft binnen de universiteit. Laat bijvoorbeeld zien dat er door jou interventie minder studenten afvallen en dat studenten sneller af studeren. Wil je iets bereiken, dan moet je strategisch denken en dat hoeft niet ten koste te gaan van de identiteit van je vak. Wees niet te veel naar binnengericht! Vergeet niet dat je binnen een breder krachtenveld functioneert! Peter Middelkoop is directeur van de Stichting Epafras. Geestelijk verzorgers bezoeken via deze stichting Nederlandse gedetineerden in buitenlandse detentie. Het is een oecumenische stichting. De geestelijk verzorgers die voor Epafras de gedetineerden bezoeken doen dit allemaal op vrijwillige basis. Het is goed te bedenken dat wij hier, in vergelijking tot de rest van Nederland, met een aspecifieke groep te maken hebben. Veel
5 gedetineerden stellen de gesprekken zeer op prijs maar hebben ook grote behoefte aan rituelen. Wat betreft de onkosten die de stichting maakt (vooral reis/verblijfkosten), is men onder andere afhankelijk van de subsidie die men ontvangt van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Buitenlandse zaken wil in het kader van de bezuinigingen deze subsidie terugdraaien. Ook de organisatorische inbedding van geestelijke verzorging heeft consequenties. Zo valt de stichting organisatorisch onder consulaire zorg. Buitenlandse Zaken, de belangrijkste subsidieverstrekker, is vooral gericht op de diplomatieke dienst. Duidelijk een andere tak van sport met andere interessen en belangen. Het werk van de stichting en met name de betekenis ervan, is bij Buitenlandse Zaken bovendien minder bekend. Ook heeft een Stichting als Epafras te maken met het politieke klimaat en de veranderingen die daar plaatsvinden. Toen vanuit de politiek nog het verwijt kwam dat BZ de buitenlandse gedetineerden verwaarloosde, werd de subsidie aan de Stichting telkens verhoogd. Het was voor BZ toen van belang te laten zien dat men wel degelijk iets deed. Nu het politieke klimaat veranderd is, is men bij BZ niet langer geïnteresseerd in zorg, maar wil men nog slechts een vorm van begeleiding aanbieden. Dat kan ook via het bureau voor Reclassering dat werkt met mensen ter plaatse wat uiteraard goedkoper is. Er is ook nog een inhoudelijk probleem: BZ vindt Epafras niet alleen te duur maar is van mening dat de gesprekken die zij voeren ook door ieder vrijwilliger wel gevoerd kunnen worden. ‘Luisteren kan iedereen, wat voegt zo’n geestelijk verzorger nu toe?’ Is de Stichting zich voldoende bewust geweest van de veranderingen in het politieke klimaat? Men is en was er vooral gericht op het werken met de gedetineerden zelf. Men vond zelf dat men goed en belangrijk werk deed. Dat werd ook ondersteund door onderzoek waaruit een tevredenheidscore bleek van 85%. Bovendien beriep men zich op het ambtsgeheim en wilde men daarom naar BZ geen inhoudelijke verslagen schrijven. Anders gezegd men hield vast aan de klassieke vrijplaats functie. Maar overtuigd van de eigen goede werken hield men zich nauwelijks bezig met het imago dat men bij BZ had. Die kregen wel de verslagen van de Reclassering waarin voor hen veel meer relevante informatie stond. Kortom wat men achteraf en met de wijsheid van vandaag heeft nagelaten is: men heeft onvoldoende oog gehad voor het belang en het effect van een goede rapportage, men heeft zich te weinig de vraag gesteld welke beelden vooral op ambtelijk niveau de ronde deden, men was te zeer overtuigd van het belang van het eigen werk en heeft het nagelaten het belang daarvan bij de subsidieverstrekker onder de aandacht te brengen, men heeft te weinig aandacht gehad voor de belangen van BZ en hoe men daarop in zou kunnen spelen, men heeft te laat geanticipeerd op de veranderingen in het politieke klimaat. Wellicht heeft men ook kansen te weinig benut. Zo zijn er vragen geweest vanuit de TV wereld om een serie te maken over gedetineerden in het buitenland. Maar omdat men bang was dat dit lang niet altijd in het belang van de gedetineerden zou zijn, heeft men daar niet aan meegewerkt. Anderzijds liet men zo een mogelijkheid passeren om het werk van de Stichting en vooral het belang ervan zichtbaar te maken. Vragen die dit oproept: zijn wij ons voldoende bewust van de noodzaak om ons/ons vak te profileren? Zijn wij ons bewust van de beelden die over ons/ons vak de ronde doen? Hoe ga je om met wat tegenwoordig ‘framing’ wordt genoemd? Zijn wij ons bewust van de belangen van een organisatie en zijn wij flexibel genoeg daar op in te spelen? Eigen overtuigingen zoals: goede wijn behoeft geen krans, kunnen daarbij belemmerend werken. En wanneer men lobbyen een vies woord vindt, wordt het lastig daar zelf aan te werken. In de discussie kwam hier een thema naar voren dat ook bij de andere bijdragen al aan de orde kwam. Wanneer er in de bijdragen voor gepleit werd dat men oog dient te hebben voor de vragen en belangen van de organisatie waar binnen men werkt, en gesteld werd dat het belangrijk is daar op in te spelen, riep dit telkens de vraag op of dat
6 niet bedreigend is voor de eigen identiteit van het vak. De verandering in werken van aanbodgestuurd naar vraaggericht roept kennelijk toch steeds de angst op dat daarmee de eigen identiteit van de geestelijk verzorger verloren dreigt te gaan. Een terechte zorg of een defensieve reactie? Inspelen op veranderingen of je aanpassen aan wat de organisatie vraagt? Het bovenstaande probleem kwam in de middaggroep geleid door Gidie Ritzerveld ook weer aan de orde. Daar waar er sprake is van strategisch denken, inspelen op wat de organisatie vraagt, vraaggestuurd werken, deel uitmaken van een multidisciplinair team, onderzoek doen, je profileren en presenteren in een taal die voor anderen ‘verstaanbaar’ is, het werd door sommigen gezien als een uitdaging en door anderen als bedreigend voor de eigen identiteit van de geestelijke verzorging. Het werd niet verstaan als een manier je in veranderde omstandigheden opnieuw te profileren, maar als druk vanuit de organisatie om je aan te passen aan wat zij van je verwachten. Daarbij kwam het beeld naar voren van de geestelijk verzorger als de hoeder bij uitstek van goede zorg, menselijkheid, belangeloze aandacht. Dat impliceert ook een claim: wij geestelijk verzorgers staan voor wat anderen nalaten. De vraag is echter of geestelijk verzorgers de ‘goede’ zorg en de menselijkheid kunnen en mogen claimen. Een dergelijk opstelling werkt bovendien sterk antithetisch en belast het gesprek met andere disciplines. Het liet ook een spanning zien met onder andere de bijdrage van Wil Coopmans. In zijn bijdrage is het leveren van goede geïntegreerde zorg met aandacht voor geestelijk en lichamelijk welzijn een zaak van het hele ziekenhuis en al zijn werknemers. In die visie is de individuele zorg aan patiënten niet meer de eerste taak van de spirituele zorgverlener, maar is het diens taak bij te dragen aan het gevoelig maken en houden van de andere collega’s voor de vragen rond zorg en zin van de patiënt. Een coachende functie waarin er van uitgegaan wordt dat omgaan met zorg en zinvragen tot ieders competentie dient te behoren. Zien wij dit nu als identiteitsverlies of liggen hier nieuwe mogelijkheden juist omdat wij zo kennelijk een bijdrage kunnen leveren aan wat de organisatie ziet als haar core business? Gaan hier waarden verloren of is dit een mogelijkheid met elkaar aan waarden te werken? Nagesprek In de afsluitende sessie werden een aantal reacties op de dag verzameld. Benadrukt werd nog eens hoe belangrijk het is als geestelijk verzorger ‘je verhaal te vertellen’, laat niet na anderen duidelijk te maken waar je mee bezig bent. Wees je bewust van het frame dat de anderen hanteren wanneer zij naar je werk kijken. Vraag je af welke belangen er voor de ander op het spel staan en welke uitdaging dat voor jou inhoudt. Zoek naar de gemeenschappelijke belangen. Wees je bewust van de context waarin je werkt en welke belangen daar op het spel staan. Zoek medestanders binnen de organisatie. Denk strategisch en speel in op de mogelijkheden die er liggen. Wees oprecht nieuwsgierig: wie is die ander, wat beweegt de ander, wat kan ik van hem of haar leren, wat kan ik voor hem of haar betekenen. Maak een goede analyse van je werksituatie. Stel je niet op als slachtoffer. Wees extravert, niet introvert (alleen met onszelf bezig zijn). Redeneer vanuit je kracht: als je het goede frame vindt gaan er poorten open. Pitch Tenslotte gaven een viertal geestelijk verzorgers een Pitch waarin zij een korte typering van hun werk geven :
7
‘Als
geestelijk verzorger kom ik bij bewoners in het verpleeghuis die in een existentiële crisis zitten, zoals bij opname, ernstige achteruitgang en in de terminale fase maar ook bij mensen die de uitzichtloosheid van hun situatie ervaren. Door mijn individuele gesprekken met hen, in gespreksgroepen en vieringen, met een gedicht of tekst of muziek verbindt ik deze bewoners met elkaar en met zichzelf, met hun pijn en onmacht, met de eeuwigheid, met hun eigen levensverhaal, met hun lichamelijke aftakeling, met hun betekenis.’