Implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg 20-12-2010 Cees Weeda & Marianne Berger i.s.m. schrijfgroep beroepsverenigingen, -registers, werkgevers en hbo-opleidingen
© 2010 Nederlands Jeugdinstituut Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
Auteur(s) Cees Weeda & Marianne Berger i.s.m. schrijfgroep beroepsverenigingen, -registers, werkgevers en hbo-opleidingen
Nederlands Jeugdinstituut Catharijnesingel 47 Postbus 19221 3501 DE Utrecht Telefoon 030 - 230 63 44 Website www.nji.nl E-mail
[email protected]
Inhoudsopgave Inleiding......................................................................................................................................7 1.1 Kader.................................................................................................................................7 1.2 Werkwijze.........................................................................................................................7 1.3 Opbouw.............................................................................................................................7 2. Ambitie Implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg...................................................8 2.1 Wat het implementatieplan beoogt...................................................................................8 2.2 Samenwerking tussen meerdere partijen...........................................................................9 3. Kansen en bedreigingen........................................................................................................11 3.1 Kansen en sterke punten.................................................................................................11 3.2 Bedreigingen en risico’s..................................................................................................11 4. Doelen en deelprojecten........................................................................................................14 4.1 Doelen.............................................................................................................................14 4.2 Projecten en deelprojecten..............................................................................................15 4.3 Begroting.........................................................................................................................17 5.Projectstructuur......................................................................................................................18 5.1 Samenwerkingspartners en projectinrichting..................................................................18 5.2 Begroting.........................................................................................................................19 6. Project 1: Voorbereiding beroepsregisters en -verenigingen ...................................................................................................................................................20 6.1. Doel 20 6.2 Wettelijk traject...............................................................................................................20 6.3 Fysieke opschaling van de beroepsregisters 20 6.4 Uitwerking en evaluatie van registratiecriteria BAMw 21 6.5 Verdere inrichting tuchtrechtcolleges.............................................................................22
6.6 Aanscherping beroepscode/ toelichting op de beroepscodes..........................................22 6.7Ondersteuning Platform Jeugd NVMW...........................................................................23 6.9 Indicatie van de kosten....................................................................................................25 7. Project 2: Registreren en verbinden......................................................................................26 7.1 Doel.................................................................................................................................26 7.2 Opzet...............................................................................................................................26 7.3 Uitvoering 27 7.4 Het registratietraject met indicatie van registratiekosten................................................29
7.5 Verkenning van benodigde capaciteit in mankracht 31 7.6 Professionaliseringsmonitor............................................................................................32 7.7 Indicatie van kosten........................................................................................................32 8. Project 3: in lijn brengen van scholing en opleidingen.........................................................34 8.1 Algemene doelstelling.....................................................................................................34 8.2 Uitwerking langs twee lijnen..........................................................................................34 8.4 Handreiking facilitering na- en bijscholing gedragswetenschappers..............................36 8.5. Indicatie van kosten.......................................................................................................36 9. Project 4: Verbetering entree sector......................................................................................37 9.1 Doelen.............................................................................................................................37 9.2 Deelproject Landelijke monitor uitstroomprofiel jeugdzorgwerker...............................37 9.3 Deelproject stimulering praktijkervaring hsao-docenten 37 9.4. Deelproject traineeship voor hbo-afgestudeerden..........................................................38 9.5. Indicatie van totaal geschatte kosten project 4...............................................................39 10. Communicatie en draagvlak................................................................................................40
10.1 Doel...............................................................................................................................40 10.2 Opzet.............................................................................................................................40 10.3 Rollen en verantwoordelijkheden.................................................................................41 10.4 Indicatie van kosten......................................................................................................43 Bijlage 1: Tijdpad invoeringsfase.............................................................................................44
5
6
Inleiding 1.1 Kader In juli 2010 is de eerste fase van het Actieplan Professionalisering Jeugdzorg afgesloten. Deze fase van het Actieplan heeft veel resultaten en daarnaast een aantal aanbevelingen voor het vervolg opgeleverd. De resultaten en aanbevelingen zijn beschreven in het eindrapport van het Actieplan (juli 2010). De partners in de stuurgroep zijn bereid zich in te zetten voor de realisatie van deze aanbevelingen. Door het Ministerie van VWS en het Ministerie van Veiligheid en Justitie is geld beschikbaar gesteld om deze aanbevelingen uit te werken via een implementatieplan. Voorgesteld is dat dit plan bestaat uit trajecten rond zelfregulering, onderwijs en accreditatie en na- en bijscholing. De Ministeries hebben verzocht deze trajecten uit te werken. Het kader hiervoor vormt de voorgenomen wettelijke erkenning door verplichte beroepsregistratie. Bijgaand ‘Implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg’ vormt het resultaat van deze uitwerking. Het plan is samengesteld door Cees Weeda, kwartiermaker, en Marianne Berger, programmacoördinator, in nauwe samenwerking met een schrijfgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van beroepsverenigingen, beroepsregisters, werkgevers en opleidingen.
1.2 Werkwijze Op basis van de aanbevelingen uit de eerste fase en de opdracht van het Ministerie van VWS en het Ministerie van Veiligheid en Justitie, is op basis van gesprekken en overleg met de projectpartners een analyse gemaakt van de risico’s en kansen die de implementatie van de resultaten van het Actieplan, en met name het invoeren van verplichte beroepsregistratie, de kern van het implementatieplan, met zich mee neemt. Dit heeft geleid tot het formuleren van doelen, deelresultaten en een plan van aanpak, verdeeld over vier projecten. Deze projecten zijn door de projectpartners nader vormgegeven op hoofdlijnen, waar bij elk project een indicatie van de kosten is aangegeven. In de stuurgroep is twee maal gesproken over de contouren van het implementatieplan op basis waarvan verdere aanscherping en invulling heeft plaats gevonden.
1.3 Opbouw Dit plan van aanpak is als volgt opgebouwd. Begonnen wordt met een beschrijving van risico’s en kansen die een rol spelen bij de implementatie van de resultaten van het actieplan. Hierna volgt een beschrijving van de doelen en de op basis hiervan gevormde deelprojecten. Vervolgens wordt uiteengezet hoe de programmastructuur wordt vorm gegeven. Hierna worden de deelprojecten nader uitgediept. In aansluiting hierop wordt aandacht gegeven aan de communicatie rond het gehele traject.
7
Tot slot wordt op basis van de kostenindicaties per project, de begroting van het totale implementatieplan weergegeven.
2. Ambitie Implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg
2.1 Wat het implementatieplan beoogt Het Implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg heeft de ambitie om een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de zorg en dienstverlening aan jeugdigen en hun ouders. Professionals spelen hierbij een belangrijke rol.Het actieplan richt zich daarom vooral op professionals, werkzaam in (direct en indirect) cliëntgebonden (hbo- en wo-) functies in de jeugdzorg. Beoogd wordt door de inzet van faciliteiten, ondersteuning en randvoorwaarden de professionaliteit van deze beroepsbeoefenaren verder te versterken. Het is tevens de ambitie om de branche hiermee aantrekkelijker te maken voor nieuwe en zittende medewerkers (jeugdzorgwerkers en gedragswetenschappers). Onderbouwing van deze ambitie wordt vanuit onderzoek breed gedragen. Professionaliteit van de professional is een belangrijke werkzame factor bij de uitvoering van het werk (onder meer Van der Laan, 2006; Van Yperen, 2010). Aspecten hiervan zijn: •
een goede opleiding van de professional, die aansluit bij de benodigde competenties voor het beroep en continu wordt bijgehouden met bij- en nascholing;
•
goed gestructureerde intervisie en supervisie;
•
een trotse beroepshouding.
Beroepskrachten voelen zich tevreden over hun werk als ze beschikken over een goed opleidingsniveau en goede werkomstandigheden en als ze kunnen werken volgens ethische normen en protocollen. En tevredenheid over het werk (arbeidssatisfactie) verhoogt weer de kwaliteit en effectiviteit van het werk (Van der Laan 2007). Vanuit cliёntperspectief is dit uiteraard een belangrijke focus. Als professionals beter toegerust zijn en adequaat ondersteund worden, heeft dit een positief effect op het verloop van de hulpverlening. Daarnaast vermindert dit de werkdruk en blijven deze professionals langer hun vak uitoefenen (idem). Van der Laan stelt dan ook dat een blijvende investering in professionaliteit nodig is omdat het zelfstandig bijdraagt aam de uitkomsten van de jeugdzorg, Om deze redenen worden in de implementatiefase van het actieplan faciliteiten gecreëerd waardoor beroepskrachten nog meer mogelijkheden krijgen om te investeren in hun opleiding, na- en bijscholing, supervisie en intervisie. De beroeps(her)registratie waar dit in uitmondt levert een zichtbaar bewijs van hun vakbekwaamheid en kwaliteit. De versterking van hun professionaliteit komt de kwaliteit van hun werk ten goede. Bij realisering van deze ambitie geldt als uitgangspunt dat professionals zelf verantwoordelijk zijn voor en gebruik moeten maken van de mogelijkheden om permanent te leren en zich te ontwikkelen. Een professional kenmerkt zich in dit verband door:
•
het systematisch investeren in de kwaliteit van het eigen professionele handelen en in de samenwerking met collega’s en partnerorganisaties;
•
het zelf nemen van de verantwoordelijkheid hiervoor;
8
•
het invullen van de eigen professionele autonomie binnen de organisatiekaders en
•
de bereidheid om dit handelen te laten toetsen met het oogmerk ervan (collectief) te leren.
Uiteraard ligt hier voor de werkgevers een complementaire verantwoordelijkheid om in het scholingsbeleid en het bieden van studiefaciliteiten dit ook mogelijk te maken. Professionalisering van de jeugdsector is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. In de eerste fase van het actieplan zijn de voorbereidingen voor de verdere versterking van de professionals en de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van de branche getroffen, in de implementatiefase worden de beoogde versterkingen daadwerkelijk gerealiseerd. De beoogde versterking van de positie van professionals vergt verdere investeringen in levenslang leren en beroepsregistratie. Een belangrijk aandachtspunt en randvoorwaarde hierbij is de bereidheid van medewerkers én werkgevers om deze stap te zetten en de meerwaarde ervan in te zien. De beoogde vergroting van de aantrekkelijkheid van het beroep en van de branche voor nieuwe en zittende medewerkers vergt het verder verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en werkplek en de entree in organisaties, onder meer door het verbeteren van de introductie van nieuwe jeugdzorgwerkers in aansluiting op de opleiding. Ook de nadere invulling van het post-master registratietraject voor gedragswetenschappers in de jeugdzorg past in dit kader. Het realiseren van de ambitie kost ook geld. Zonder middelen is een ambitie niet veel waard. In het kader van dit implementatieplan moet het duidelijk zijn wat er met betrekking tot de beoogde professionalisering wel en niet gefinancierd kan worden uit het beschikbare budget van € 6,5 miljoen. Het uitgangspunt hierbij is dat alles wat incidenteel is en betrekking heeft op investeringen voor en het starten van de professionaliseringscyclus komt in aanmerking voor financiering uit het implementatiebudget. En dat structurele kosten die betrekking hebben op het op gang houden van deze professionaliseringcyclus niet vanuit het implementatiebudget gefinancierd kunnen worden. Concreet betekent dit dat kosten met betrekking tot het gereed maken voor registratie in aanmerking komen, maar kosten met betrekking tot het geregistreerd blijven (de registerpunten) niet. Ook geldt dat de kosten om na te gaan wát er gedaan moet worden om geregistreerd te worden wel en kosten van die inspanningen zélf niet in aanmerking komen. De vervolgvraag is hoe deze structurele kosten met betrekking tot professionalisering dan wel gefinancierd worden In de opvatting van alle betrokkenen hoort de regeling van de financiering van deze kosten thuis op de Cao-tafel in het overleg tussen werkgever en werknemer. Waar mogelijk zijn de Cao’s leidend ter dekking van deze kosten.
2.2 Samenwerking tussen meerdere partijen In het Implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg werkt, net als tijdens het Actieplan, een groot aantal veldpartijen – werkgevers (MOgroep Jeugdzorg/Jeugdzorg Nederland, HALT, JJI, Raad voor de Kinderbescherming), beroepsverenigingen (NIP, NVO, NVMW), beroepsregisters (NIP- kinder- en jeugdpsycholoog, NVO-orthopedagoog-generalist, BAMw), opleidingen (HBO-raad, MBO Raad) en cliënten (LCFJ)– nauw met elkaar samen. Het implementatieplan met gezamenlijke programmadoelstellingen wordt uitgevoerd onder één centrale regie en aansturing van de stuurgroep. Deze partijen hebben gezamenlijk het commitment om de beoogde professionaliseringsslag te realiseren. Doordat de betrokken partijen voor hun besluitvorming ruggespraak houden met hun eigen achterban, is de intentie dat breed draagvlak ontstaat voor te nemen besluiten. Daarnaast zorgen de
9
diverse partijen gezamenlijk voor de inbreng van de benodigde expertise. Hiermee komt een goede bodem tot stand voor het bereiken van de beoogde veranderingen. Bij deze samenwerking wordt opgemerkt dat NIP, NVO en NVMW beroepsverenigingen zijn en BAMw, NIP en NVO registerhouders.
10
3. Kansen en bedreigingen Het Implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg is een veelomvattend project in een complexe context met kansen, maar zeker ook bedreigingen. Voorafgaand aan de invoeringsfase is bezinning op deze kansen en bedreigingen noodzakelijk. De kansen moeten benut worden en zijn meegenomen bij de vormgeving van het implementatieplan. De bedreigingen moeten worden onderkend en hierop is in het implementatieplan zoveel mogelijk geanticipeerd. Hieronder volgt een overzicht, waarbij aangetekend dat kansen en bedreigingen altijd aan veranderingen onderhevig zijn.
3.1 Kansen en sterke punten Voorafgaand aan de invoering zijn de volgende kansen en sterke punten te onderkennen: •
Het implementatieplan wordt breed gedragen door veel partijen, die een traditie van goede samenwerking opgebouwd hebben in het de ontwikkelfase van het Actieplan. In de invoeringsfase wordt voortgebouwd op deze bewezen samenwerking met soortgelijke structuur.
•
De ontwikkelfase is op de meeste punten succesvol afgerond. Er zijn veel ingrediënten voor een goede start van de invoering aanwezig. Er is een goede basis en onderlinge samenhang in de ontwikkelde producten. Dit kan benut worden door in de vervolgfase deze boodschap uit te stralen, te communiceren en te vertalen in het handelen.
•
Bij organisaties in de brede jeugdzorg is op stafniveau, ondanks kanttekeningen, instemming voor de beoogde professionaliseringsslag. Op deze positieve ervaringen kan verder worden voortgebouwd. Daarnaast kan dit gebruikt worden om stevig draagvlak bij medewerkers te verkrijgen.
•
Het potentieel van het actieplan is heel groot. Er kan een grote stap gezet worden in de hele brede jeugdsector. Deze kans dient benut te worden in de communicatiecampagne.
•
Er zijn financiën beschikbaar. Dit maakt in elk geval de start van de invoering goed mogelijk. Ook dit kan worden gebruikt in de communicatiecampagne.
3.2 Bedreigingen en risico’s Bedreigingen en risico’s zijn er ook. Hieronder volgen er een aantal, waarbij ook is aangegeven hoe deze aangepakt kunnen worden:
•
De invoering van onderdelen van het actieplan kan stuk lopen op weerstand of blokkades van niet betrokken vakbonden of ondernemingsraden. De positie van de drie vakbonden en vele ondernemingsraden is voor bepaalde onderdelen van de invoeringsfase cruciaal.
11
Neutralisering kan plaatsvinden door helderheid en overeenstemming vooraf over de onderdelen van de invoeringsfase die betrokkenheid van vakbond of ondernemingsraad vergen, waarna deze betrokkenheid gerealiseerd dient te worden. Dit wordt meegenomen in de betreffende deelprojecten.
•
•
Ambities, beelden en verwachtingen rond de professionaliseringsslag en de invoering bij deelnemende partijen kunnen uiteenlopen met als gevolg een stagnerende uitvoering. Door voorafgaand aan de start ambities, na te streven doelen en na te streven resultaten scherp vast te stellen en heldere beslissingen te nemen en keuzes te maken, wordt dit zoveel mogelijk voorkomen. Er zijnvanuit het implementatiebudget niet voldoende financiën beschikbaar om de hele professionaliseringsslag te maken. Hierdoor zijn de financiële consequenties voor individuele werknemers en werkgevers nog niet duidelijk. In het implementatieplan wordt dit aangepakt door ambities, doelen en beschikbare middelen in kaart te brengen en te baseren op feitelijke inventarisaties van aantallen, kostensoorten en kosten en gezamenlijk een plan van aanpak te maken. Daarbij moet een koppeling plaats vinden met structurele financiering. Ook moeten de prioriteiten duidelijk worden benoemd en moet aangegeven worden wat (nog) niet binnen het implementatieplan kan worden gerealiseerd.
•
De communicatie rond dit complexe project in de zeer gevarieerde brede jeugdsector met circa 110 organisaties en 22.000 werknemers kan tekort schieten, waardoor de operatie niet landt. Dit wordt aangepakt door expliciete aandacht te besteden aan de communicatie, uitbesteding ervan aan experts en goede en centrale afstemming met communicatieafdelingen van al de participerende organisaties.
•
Een bedreiging is dat de hele operatie volstrekt langs de betrokken medewerkers heenloopt en een top down operatie wordt. Een verwant afbreukrisico is dat werknemers uiteindelijk zelf (denken te) moeten betalen voor datgene wat wettelijk verplicht wordt. Om dit te voorkomen wordt geïnvesteerd in het winnen van ‘the heartsandminds’ van de betrokken medewerkers, waarbij dit geconcretiseerd wordt in deelresultaten. In een vroegtijdig stadium zal bovendien kenbaar moeten zijn op welke wijze verplichte beroepsregistratie in de wet verankerd wordt.
•
Er bestaat onduidelijkheid over de manier waarop de mbo-aanbevelingen een passende plek kunnen krijgen in het implementatieplan. Dit kan leiden tot onbegrip bij werkgevers en werkers in mbo-functies.Overleg met de FCB is gaande om enkele aanbevelingen vanuit het project aansluiting mbo-hbo-werkveld onder te brengen bij het project Jeugdzorg: Goed Werk. Dit verdient verdere aandacht. Daarnaast dient aandacht besteed te worden aan de positie van mboers in de jeugdzorg, vanuit de optiek dat voor deze groep beroepsbeoefenaren (vooralsnog) geen sprake is van verplichte beroepsregistratie.
•
Het wetgevingstraject kan in de knel komen onder druk van nieuwe politieke constellaties. Om dit te voorkomen moet in elk geval de contextloosheid van de hele operatie worden benadrukt. Onder alle omstandigheden in elke constellatie vormt de verplichte beroepsregistratie een noodzakelijke stap in het professionaliseringsproces.
12
•
De opheffing van Phorzakan ertoe leiden ertoe dat een beroepsgroep (de sociaal-agogen) komt te zweven.Dit kan worden voorkomen als de NVMW zich open stelt voor de Phorza leden. In het implementatieplan wordt hieraan aandacht te besteed door de ondersteuning van de NVMW bij het inrichten van het platform jeugd.
13
4. Doelen en deelprojecten 4.1 Doelen In het verlengde van de geformuleerde ambitie, voortbouwend op de kansen en rekening houdend met de bedreigingen, kent de invoeringsfase van het actieplan professionalisering jeugdzorg zes doelen. Deze doelen worden hieronder op hoofdlijnen weergegeven en worden in de nader uit te werken projectplannen van de deelprojecten verder geconcretiseerd. 1.
Het creëren van operationele beroepsregisters met beroepscodes en bijpassend tuchtrecht voor medewerkers in de brede jeugdzorg met functies en beroepen waarvoor een hbo dan wel universitaire opleiding vereist is. De drie betreffende beroepsregisters (BAMw, NVO-OG en NIP-K&J) worden hiertoe (verder) ingericht en opengesteld. Toelichting Randvoorwaarde voor de invoeringsfase is dat het bereik van het actieplan vastgelegd dient te worden. Dit is tevens nodig voor het wetgevingstraject. Hiertoe dient een lijst met organisaties opgesteld te worden, die onder de noemer ‘brede jeugdzorg’ vallen. Voorafgaand inventariserend onderzoek heeft hier inmiddels uitsluitsel over geboden. De drie genoemde beroepsregisters zijn bij aanvang van de invoeringsfase reeds operationeel. Ze dienen, elk op een eigen wijze, echter verder ingericht en opengesteld te worden.
2.
De NVMW wordt ondersteund, zodat alle hbo-beroepsbeoefenaren in de jeugdzorg zich hierbij kunnen aansluiten. Het addendum voor jeugdzorgwerkers bij de beroepscode van de NVMW wordt geëvalueerd en er wordt een jeugdzorgspecifieke toelichting geschreven op de beroepscodes van NIP en NVO. Toelichting Vanwege de opheffing van Phorza is het van belang dat alle hbo-professionals, dus ook de sociaal agogen, lid worden van de NVMW. Ook is het van belang dat de NVMW een platform inricht waarin de jeugdzorgwerkers zich kunnen herkennen.Ook voor NIP en NVO geldt dat versterking van de beroepsverenigingen/organisatiegraad van gedragswetenschappers in de jeugdzorg verhoogd moet worden.
3.
De registratie in deze beroepsregisters van medewerkers in de brede jeugdzorg met cliëntgebonden functies waarvoor een hbo dan wel universitaire opleiding vereist is, die voldoen aan de registratievereisten van de betreffende registers. Toelichting Randvoorwaarde is dat voor de start van de registratie vastgesteld is welke functies en beroepen bij de geduide organisaties onder het bereik vallen van de (uiteindelijk wettelijk te verplichten) registratie. Hierbij gaat het om functies, waarvoor een hbo dan wel wo-opleiding
14
is vereist die (zo is de verwachting) ‘cliëntgebonden’ dienen te zijn. Voorafgaand inventariserend onderzoek biedt hier en tevens over de aantallen, handvatten voor. 4.
Het verkrijgen van draagvlak bij en het winnen van “the heartsandminds” van alle betreffende medewerkers en werkgevers in de brede jeugdzorg voor deze professionalisering. Toelichting Een belangrijk risico van de hele professionaliseringsslag is dat ze teveel top down georganiseerd blijft en dat ze in onvoldoende mate landt in de organisaties en in de hoofden en handen van de medewerkers op de werkvloer. Er is een expliciete en gezamenlijk gedragen strategie bij de participerende partijen nodig om dit risico te neutraliseren en draagvlak te verwerven.
5.
Het initiëren en stimuleren van geaccrediteerde bij- en nascholing bij werkgevers in de brede jeugdzorg met het oog op het synchroon laten lopen van opleidingsbeleid van werkgevers met scholingsactiviteiten voor de registerpunten van professionals. Toelichting De organisatie van bij- en nascholing, in het kader van periodiek vast te stellen opleidingsplannen, is een verantwoordelijkheid van werkgevers. Afspraken hierover lopen doorgaans via de CAO tafel. De in het kader van herregistratie benodigde registerpunten hebben o.a. betrekking op geaccrediteerd aanbod dat om inhoudelijke, maar ook om efficiency redenen 6uiteindelijk zijn plek moet hebben binnen het kader van de opleidingsplannen. Daarmee zijn de uit CAO-oogpunt verplichte inspanningen van werkgevers ook gerelateerd aan de professionaliseringsgang van werknemers.
6.
Verbetering en stroomlijning van de entree in de sector voor nieuwe medewerkers op hbofuncties onder andere door invoering van het landelijk uitstroomprofiel jeugdzorgwerker door hogescholen en ontwikkeling en introductie van op de opleiding aansluitende vormen van traineeship in het eerste jaar van het dienstverband. Voor gedragswetenschappers wordt dit gerealiseerd door het stimuleren en faciliteren van registratietrajecten op postmasterniveau waar werken onder werkbegeleiding onderdeel van uitmaakt. Toelichting Een hiervan afgeleid doel is het beter binden van nieuwe medewerkers (door goede, op de opleiding aansluitende introductieperiode) en het mede daardoor terugdringen van uitval.
4.2 Projecten en deelprojecten Bovenstaande doelen worden uitgewerkt aan de hand van de volgende vier projecten: Project 1: Voorbereiding beroepsregistersen beroepsverenigingen
15
In dit project wordt gewerkt aan het tijdig (verder) inrichten van de beroepsregisters en de tuchtrechtcolleges, zodanig dat de (aanmelding voor) registratie kan starten op 1 juli 2011. Ook wordt onder de vlag van dit project het addendum bij de beroepscode voor jeugdzorgwerkers geëvalueerd. Voor de gedragswetenschappers wordt een toelichting op de beroepscodes NIP/NVO geschreven voor de jeugdzorg.Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan de ondersteuning van het platform jeugd bij de NVMW, met specifieke aandacht voor jeugdzorgwerkers. Tot slot worden de tuchtcolleges van de beroepsverenigingen verder ingericht voor jeugdzorgwerkers, zodat een voor hen passend tuchtrecht beschikbaar komt. Tot slot wordt, in overleg met de werkgevers, een postmaster registratietraject voor gedragswetenschappers in de jeugdzorg ingericht. Dit project wordt belegd bij de betreffende beroepsverenigingen NVMW, NIP en NVO, waarbij elke beroepsvereniging verantwoordelijk is voor haar eigen onderdeel. Project 2: Registreren en verbinden. Doel van dit project is de feitelijke registratie in de beroepsregisters van alle hbo-jeugdzorgwerkers en alle gedragswetenschappers in de jeugdzorg. Daarnaast gaat het om het laten landen van de beoogde professionaliseringsslag bij de diverse groeperingen. Centraal staat hierbij het uitvoeren van een viertal clustercampagnes voor respectievelijk de bureaus jeugdzorg, de justitiële jeugdzorgorganisaties, de bureaus jeugd- en opvoedhulp noord en jeugd- en opvoedhulp zuid. In de aanloopperiode worden de noodzakelijke randvoorwaarden gerealiseerd. Trekker van dit deelproject is de MOgroep Jeugdzorg (vanaf januari 2011 Jeugdzorg Nederland). Samengewerkt wordt met NVO,NIP, NVMW en BAMw. Project 3: In lijn brengen van scholing en opleidingen Doel van dit project is het in lijn brengen van het door werkgevers gehanteerde opleidingsaanbod met de scholings- en opleidingsactiviteiten die beroepsbeoefenaren dienen te volgen voor het behalen van de voor (her)registratie benodigde registerpunten. Specifiek gaat het om de ontwikkeling van een sectorkeurmerk voor interne na- en bijscholing voor de hbo-beroepsgroep), de ontwikkeling van een stappenplan en handreiking voor certificeren/accrediteren, het certificeren en accrediteren van 150 interne bij- en nascholingstrajecten en het onderbrengen van relevante geaccrediteerde na- en bijscholing in de DANS-Jeugdzorg. Het aanbod van scholing voor de gedragswetenschappers zal via de accreditatie van NIP en NVO in de DANS terecht komen Dit project wordt eveneens belegd bij MOgroep Jeugdzorg (vanaf januari 2011 Jeugdzorg Nederland). Project 4: Verbetering entree sector. Dit project beoogt verbetering en stroomlijning van de entree in de sector voor beginnend beroepsbeoefenaren. Het betreft het monitoren van de invoering van het landelijk uitstroomprofiel jeugdzorgwerker (trekker HBO-raad), de stimulering van praktijkervaring van hsao-docenten jeugdzorg (trekker HBO-raad), de ontwikkeling van een traineeship voor hbo-afgestudeerden (trekker MOgroep i.s.m. de HBO-raad). Programmamanagement Coördinatie van de deelprojecten vindt plaats vanuit het programmamanagement, belegd bij het Nederlands Jeugdinstituut. Zie voor een verdere omschrijving van de taken het onderdeel projectstructuur. Communicatie en draagvlak
16
De communicatie heeft als doel het verkrijgen van breed draagvlak bij werkgevers, werknemers en andere te benoemen doelgroepen voor datgene waar het actieplan professionalisering voor staat: de beoogde professionaliseringsslag en het wetstraject rond de verplichte beroepsregistratie, als middel om de kwaliteit van de jeugdzorg te verbeteren. De communicatie wordt inhoudelijk begeleid door en afgestemd met het Ministerie van VWS in samenwerking met het Ministerie voor Veiligheid en Justitie. Voor de uitvoering van de draagvlakcampagne wordt een extern bureau ingehuurd. De projecten vormen samen de implementatiefase van het Actieplan. De totale looptijd van de implementatiefase is drie jaar: medio 2010 tot medio 2013.
4.3 Begroting Voor het totale implementatieplan is de volgende begroting opgesteld. Project 1 Voorbereiding beroepsregisters en –verenigingen Project 2 Registreren en verbinden Project 3 In lijn brengen scholing en opleidingen Project 4 Verbetering entree sector Communicatie Programmamanagement
Totaal
€ 502.000 € 4.495.000 € 373.000 € 330.000 € 500.000 € 300.000 €6.500.000
In de volgende hoofdstukken worden deze projecten en de projectstructuur verder uitgewerkt en de begroting nader gepreciseerd.
17
5.Projectstructuur
5.1 Samenwerkingspartners en projectinrichting Het Implementatieplan bestaat uit meerdere programmaonderdelen waarbij meerdere partijen betrokken zijn. Voor het welslagen van de implementatiefase is het van belang dat een slagvaardige programmaorganisatie wordt ingericht. Hieronder wordt uiteengezet hoe het programma georganiseerd is. Kernpartners Kernpartners in het Implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg zijn: •
Werkgevers/uitvoeringsorganisaties Jeugdzorg: MOgroep Jeugdzorg (vanaf 1 jan. 2011 Jeugdzorg Nederland), Raad voor de Kinderbescherming, Justitiële Jeugdinrichtingen en HALT
•
Beroepsverenigingen/beroepsregisters: NIP, NVO, NVMW en BAMw
• Opleidingen: HBO-raad en MBO Raad. Zij dienen gezamenlijk de resultaten van het Implementatieplan te realiseren. Stuurgroep Aan de stuurgroep nemen de hiervoor genoemde kernpartners deel. Daarnaast maken het Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg (LCFJ), de Belangenvereniging Medewerkers Bureau Jeugdzorg (BMJ), het IPO (Interprovinciaal Overleg) en de Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling (VVAK) deel uit van de stuurgroep. Ook het Ministerie van VWS en het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn vertegenwoordigd in de stuurgroep. Voorzitter is Ella Kalsbeek, op persoonlijke titel. Het NJi vormt het secretariaat van de stuurgroep. De leden hebben zitting namens hun achterban en leggen besluiten voor aan en koppelen besluiten terug naar hun besturen resp. organisaties. De stuurgroep heeft de centrale regie over het Actieplan, binnen de in het plan aangegeven kaders en stuurt het programma en de deelprojecten in het programma aan op basis van consensus tussen de samenwerkingspartners, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheden van organisaties. De stuurgroep besluit over de projectplannen die projectpartners indienen voor het uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van de implementatie. De stuurgroep toetst of de deelprojecten volgens planning verlopen en stuurt hierop zonodig bij. De stuurgroep draagt zorg voor de samenhang tussen de programmaonderdelen en daarmee voor de efficiënte realisatie van het programma als geheel. Deelprojecten Het implementatieplan bestaat uit een meerdere projecten en deelprojecten. Elk deelproject wordt aangestuurd door een projectleider, aangesteld door de organisatie die trekker is van het deelproject. De projectleider heeft de dagelijkse leiding over het deelproject en is binnen de gegeven randvoorwaarden van de eigen organisatie verantwoordelijk voor het behalen van de resultaten binnen het deelproject. De deelprojecten worden begeleid door een begeleidingscommissie, waarin in elk geval afgevaardigden van de kernpartners zitting hebben. Ook is in deze commissies een vertegenwoordiging vanuit het LCFJ. De begeleidingscommissies hebben een onafhankelijk voorzitter.
18
Projectgroep De projectgroep bestaat uit de projectleiders van de deelprojecten.De projectgroep heeft tot taak om de hoofdlijnen van de programmaopzet uit te werken naar inhoudelijk en operationeel niveau. Hierbij zijn de projectleiders van de deelprojecten verantwoordelijk voor de uitwerking en uitvoering van hun eigen deelproject. De projectgroep draagt op operationeel niveau zorg voor de samenhang en afstemming tussen de verschillende programmaonderdelen. De projectgroep rapporteert aan de stuurgroep, op basis van rapportages van de deelprojecten, over de voortgang. De projectleiders worden op basis van de agenda uitgenodigd voor de stuurgroep. Programmamanagement Het programmamanagement wordt uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut. Het NJi is aanvrager van de subsidie en beheert het budget dat door het Ministerie voor de implementatie van het actieplan professionalisering beschikbaar is gesteld en waarover de stuurgroep zeggenschap heeft. Het NJi gaat na acceptatie over tot finale financiële afrekening van de betreffende opdracht met de opdrachtnemer. Voor wat het financieel beheer betreft voert het NJi de opdrachten van de stuurgroep uit en draagt het geen verantwoordelijkheid voor de keuzes die worden gemaakt bij het aanwenden van de middelen. Wel heeft het NJi een wakende en alarmerende functie als het gaat om (dreigende) budgetoverschrijdingen. Andere taken van het programmamanagement zijn: •
secretariaat van de stuurgroep (afstemming met voorzitter, voorbereiding en verslaglegging vergadering, bespreken van tussentijdse ontwikkelingen);
•
samenstellen rapportage voor de stuurgroep, op basis van de rapportages uit de deelprojecten;
•
organiseren en begeleiden van het projectgroepoverleg gericht op uitwisseling tussen de deelprojecten zodat samenwerking en afstemming plaats vindt;
•
afstemming met het Ministerie voor VWS en het Ministerie voor Justitie en Veiligheid.
Communicatie Over de communicatie en de draagvlakcampagne wordt advies uitgebracht door communicatieadviseurs van het Ministerie van VWS en Veiligheid en Justitie. Voorstellen worden ingebracht in de projectgroep en vastgesteld door de stuurgroep.
5.2 Begroting Voor het organiseren van de projectstructuur en het programmamanagement is de volgende begroting opgesteld: Projectleider Projectmedewerker Controller Algemene kosten Vacatiegeld voorzitter en stuurgroepleden
€ 141.790 € 73.680 € 9.960 € 26.570 € 48.000
Totaal
€ 300.000
19
6. Project 1: Voorbereiding beroepsregisters en -verenigingen
6.1. Doel Het Implementatieplan richt zich op twee beroepsgroepen, de jeugdzorgwerkers (hbo) en de gedragswetenschappers (WO). Voor deze beroepsgroepen acteren drie beroepsverenigingen (NVMW, NIP en NVO) en drie beroepsregisters of registerhouders (BAMw, K&J-NIP en OG-NVO). Het doel van dit project is het tijdig (verder) inrichten van deze beroepsregisters en onderdelen van de beroepsvereniging (waaronder de tuchtrechtcolleges), zodanig dat de registratie kan starten op 1 juli 2011. Daarnaast wordt verdere versterking van de NVMW, NIP en NVO beoogd. Er zijn zeven onderdelen: •
Bijdragen aan het wettelijk traject verplichte beroepsregistratie
•
Fysieke opschaling van de beroepsregisters
•
Uitwerking en evaluatie van registratiecriteriaBAMw
•
Verdere inrichting tuchtrecht colleges
•
Aanscherping beroepscode NVMW en toelichting beroepscodes NIP en NVO
•
Ondersteuning beroepsvereniging
•
Opstellen plan van aanpak voor registratie gedragswetenschappers
6.2 Wettelijk traject Door het Ministerie van VWS wordt in samenwerking met het Ministerie voor Veiligheid en Justitie een wettelijke regeling ontworpen voor de wettelijke verplichting tot beroepsregistratie. De beroepsverenigingen en werkgevers zijn hier nauw bij betrokken. De beroepsverenigingen en beroepsregisters hebben aangegeven eventueel juridisch advies te willen inzetten. Hiervoor is een bedrag van € 10.000 gereserveerd.
6.3 Fysieke opschaling van de beroepsregisters Het beroepsregister BAMw voor jeugdzorgwerkers heeft een plan gemaakt voor de opschaling van het register(apparaat) naar 20.000 geregistreerden.
20
De uitgewerkte plannen voorzien in de volgende investeringen: Projectleiding Personeel ICT systemen Huisvesting Kantoorinrichting PR Ontwikkeling EVS-uitstroomprofiel
€ 52.000 € 35.000 € 80.000 € 25.000 € 15.000 € 22.000 P.M.
Totaal (excl. PM)
€ 229.000
De beroepsregisters van NVO en NIP hebben een plan gemaakt voor de opschaling van de beroepsregisters naar 2000 geregistreerden (1500 gedragswetenschappers 1000 NVO en 500 NIP nog te registreren, 500 al geregistreerd). Na aanmelding bestaat dit uit de opstelling van een individueel studieadvies en vormgeving van individuele registratietrajecten die leiden tot het registerniveau van vakbekwaamheid. Dit is een voorwaarde om samen met de werkgevers een nader plan van aanpak te kunnen maken waarin komt te staan wat nodig is om alle gedragswetenschappers op registerniveau te brengen. Voor opname van 1.500 gedragswetenschappers in dit traject is een aantal investeringen benodigd in beide beroepsregisters. Personele inzet ontwikkeling tijdelijk registratietraject jeugdzorg Aanpassing registratiesysteem / ICT Aanschaf ICT module voor digitalisering traject Koppeling ledenbestand aan registeradministratie Uitleg registratieregeling en eisen (maken voorlichtingsmateriaal)
2 x € 15.000 2 x € 2.500 2 x € 2.500 2 x € 5.000
Totaal
€ 30.000 € 5.000 € 5.000 € 10.000 € 23.000 € 73.000
6.4 Uitwerking en evaluatie van registratiecriteria BAMw De criteria voor (her)registratie in de kamer jeugdzorgwerker van het BAMw gelden als startpunt voor het implementatietraject. Aangezien het om een nieuwe kamer binnen het register gaat, dient een aantal criteria verder uitgewerkt te worden en daarnaast getoetst te worden op de haalbaarheid. Het betreft de volgende criteria: •
Uitwerking verklaring functiescholing
•
Uitwerking EVC uitstroomprofiel voor de definitieve situatie welke van toepassing is vanaf vier
jaar na de inwerkingtreding van de AMVB. Overeengekomen is dat wordt afgezien van een uitwerking van EVC trajecten behorend bij de regeling voor de huidige bezetting jeugdzorgwerkers. Gedurende het tweede kwartaal van 2011 test het BAMw of de automatisering van het registratietraject naar wens verloopt. Hiervoor wordt de medewerking gevraagd van reeds geregistreerden en een selecte groep jeugdzorgwerkers. Deze testfase wordt aangegrepen om gelijktijdig in kaart te brengen over welke diploma’s de betrokken jeugdzorgwerkers beschikken.
21
Mocht op basis van deze testgroep blijken dat bepaalde jeugdzorgwerkers niet in het bezit zijn van een HSAO-diploma, maar wel allemaal beschikken over eenzelfde hbo-diploma kan aan hogescholen worden gevraagd in kaart te brengen wat de verschillen zijn tussen dit hbo-diploma en het gewenste HSAO-diploma. Op deze manier kan groepsgewijs en kortdurend worden bijgeschoold. Het kan zijn dat er daarnaast jeugdzorgwerkers zijn die als enige (of met een paar anderen) over een andersoortig niet-HSAO-diploma beschikken, zodat er geen groepen kunnen worden gevormd voor gezamenlijke bijscholing. In dat geval zullen zij op individuele basis een bestaand EVC-traject moeten doorlopen bij een EVC-aanbieder naar keuze. Als alternatief voor een individueel EVC-traject kunnen werkgevers overwegen om beargumenteerd ontheffing aan te vragen bij de minister van VWS of de minister van Veiligheid en Justitie. Binnen project 2 is een stelpost opgenomen voor de kosten van organisatie van eventuele individuele EVC-trajecten.
6.5 Verdere inrichting tuchtrechtcolleges Voor alle drie beroepsverenigingen geldt dat het aantal tuchtrechtzaken naar verwachting toe zal nemen als gevolg van de toevloed aan geregistreerden. Met de komst van de verplichte beroepsregistratie gekoppeld aan private registers is het de vraag hoe de instandhouding van de tuchtrechtcolleges ook in de toekomst bekostigd moet worden. Tot nu toe worden de exploitatiekosten van de tuchtrechtcolleges (vacatiegelden en organisatiekosten) bekostigd uit de contributies van de leden. Nu er een scheiding is tussen lidmaatschap en verplichte registratie is het de vraag hoe dat in de toekomst geregeld moet gaan worden. Dit punt vergt verdere aandacht. NIP en NVO hebben uitgaande van 10 extra tuchtrechtzaken per jaar beide een post van €23.000 (per jaar) opgevoerd. Dit betreft een stelpost omdat niet goed in te schatten valt wat extra beroepsregistraties aan extra tuchtrechtzaken zal betekenen. Binnen het implementatiebudget is hiertoe € 46.000 gereserveerd. De NVMW heeft een plan van aanpak gemaakt voor de verdere opzet en inrichting van het tuchtcollege. Dit plan loopt tot 1 juli 2011. Voor de uitvoering van dit plan is € 15.000 gereserveerd. Voor de NVMW geldt daarnaast dat het tuchtcollege uitgebreid dient te worden met twee leden met een jeugdzorgachtergrond. Naast wervingskosten, brengt dit ook extra vacatiegelden met zich mee. Hiervoor wordt een stelpost van € 39.000 opgevoerd. Voor de drie beroepsverenigingen samen wordt hiermee voor de verdere inrichting van de tuchtcolleges € 100.000 gereserveerd.
6.6 Aanscherping beroepscode/ toelichting op de beroepscodes Voor de beroepsvereniging NVMW is geconstateerd dat het inmiddels vastgestelde addendum bij de beroepscode, gezien het nieuwe karakter ervan, voor invoering van de wettelijke verplichting tot registratie gedurende de implementatiefase geëvalueerd en zo nodig bijgesteld dient te worden. De NVMW heeft hiertoe een voorstel uitgewerkt. Dit voorstel bevat zowel de implementatie als de evaluatie. De implementatie is geïntegreerd met het verbindingstraject (project 2). Het projectonderdeel ‘evaluatie’ wordt aan de hand hiervan vormgegeven. De NVMW heeft hiervoor een projectopzet gemaakt. Voor deze activiteiten is een bedrag begroot van € 25.000.
22
Voor de beroepsverenigingen NVO en NIP is voorlichting voorzien aan professionals over de betekenis van de beroepscode. Hiertoe dient een toelichting op de beroepscodes van NVO en NIP geformuleerd te worden, die gericht is op de jeugdzorg. Voor het schrijven en de publicatie ervan hebben NIP en NVO elk € 15.000, dus gezamenlijk € 30.000 begroot. Voor de implementatie daarna is nog geen post opgenomen.
6.7Ondersteuning Platform Jeugd NVMW Versterking van de beroepsvereniging voor hbo-ers is nog steeds een actueel punt, ook in de implementatiefase van het actieplan. Een verhoging van de organisatiegraad is van belang voor versterking van de professionaliteit van hbo-professionals. Daarnaast vergroot dit het draagvlak voor het addendum bij de beroepscode en de inrichting van het tuchtrecht. Met de opheffing van Phorza heeft de NVMW aangegeven bereid te zijn onderdak te bieden aan de Phorza-leden (sociaal agogisch werkers). Dit betekent een uitbreiding van de NVMW. De NVMW wil een Platform Jeugdzorg oprichten om aan te sluiten bij de behoeften, vragen en ambities van de professional zelf. Dit Platform zal bijdragen aan een goede strategische belangenbehartiging voor jeugdzorgwerkers vanuit de NVMW. Leden van Phorza worden uitgenodigd lid te worden van de NVMW en deel te nemen aan het Platform Jeugdzorg NVMW. Aan leden van Phorza die zich bij de NVMW aanmelden als nieuw lid wordt als overgang een aantrekkelijke contributie van 116 euro aangeboden voor het eerste jaar. Vanaf 2012 wordt voor het lidmaatschap het volledige bedrag van 186 euro per jaar berekend. NVMW/BMJ-leden worden uitdrukkelijk uitgenodigd te participeren in het Platform Jeugdzorg NVMW. Kosten van het platform bedragen € 56.000 op jaarbasis. Voor de ondersteuning van de opstart is vanuit het implementatiebudget een bedrag van € 35.000 gereserveerd. Ook NIP en NVO zetten zich in op blijvende versterking van hun verenigingen. Hiervoor zijn geen extra middelen vanuit het implementatiebudget gereserveerd.
6.8 Plan van aanpak registratie van gedragswetenschappers Binnen de generieke beroepsregisters van NIP en NVO is de ontwikkeling gestart van een registratietraject voor gedragswetenschappers in de jeugdzorg om het registerniveau te bereiken van basisvakbekwaamheid voor het zelfstandig werken met cliënten en cliëntsystemen. Met betrekking tot deze registratie van gedragswetenschappers in de jeugdzorg is inmiddels bestuurlijk overleg gaande tussen de werkgevers en de beroepsverenigingen NVO en NIP over de aanpak. In het overleg van 14 oktober 2010 zijn de MO-groep en de beroepsverenigingen NIP en NVO hiertoe gezamenlijk het volgende overeengekomen: •
Het is wenselijk dat alle gedragswetenschappers werkzaam in de jeugdzorg het vakbekwaamheidsniveau van Kinder- en jeugdpsycholoog NIP of orthopedagoog-generalist NVO of gezondheidszorgpsycholoog BIG bereiken, zodat zij zich kunnen inschrijven in één van de registers (K&J-NIP, OG-NVO of BIG-gz). Daartoe zal een meerjarenplan opgezet worden.
•
Aan het eind van de implementatiefase moeten zoveel mogelijk gedragswetenschappers ingeschreven staan in één van de registers of bezig zijn met het traject daar naar toe.
23
•
De boodschap aan de professionals is dat ze een uitdagend vak hebben binnen de jeugdzorg, dat een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt o.a. om via bij- en nascholing up to date te blijven. Werkgevers en beroepsverenigingen willen hen ondersteunen de benodigde vakbekwaamheid te verwerven. Het gaat daarbij niet om eisen stellen, maar om faciliteren.
•
Het ondersteunen van de verdere professionalisering moet leiden tot een grotere professionale autonomie voor de werkers. De MO-groep zal het initiatief nemen tot een debat over de grotere professionele autonomie binnen de organisatiekaders.
•
In het kader van het implementatietraject van het Actieplan professionalisering jeugdzorg zullen beroepsvereniging en werkgevers optimaal samenwerken om in deze overgangsfase in kaart te brengen wat het huidige opleidingsniveau is van de in de jeugdzorg werkzame gedragwetenschappers.
•
De beroepsverenigingen zullen een handreiking ontwikkelen voor werkgevers waarin zij aangeven wat er nodig is om gedragswetenschappers te faciliteren bij het verwerven van het gewenste vakbekwaamheidniveau (bijvoorbeeld op het gebied van werkbegeleiding en supervisie). In die handreiking worden 'tips & tricks' en 'best practices' aangeleverd over hoe dit zo efficient mogelijk kan gebeuren, bijvoorbeeld via samenwerking tussen instellingen.
•
De beroepsverenigingen zullen een voorstel doen over de manier waarop van individuele professionals zo efficient mogelijk in kaart kan worden gebracht wat hun huidige niveau van vakbekwaamheid is, zodat zij via aanvullende studieadviezen op het gewenste niveau gebracht kunnen worden. Met vertegenwoordigers van de justitiële werkgevers is eveneens overleg gestart. Het op registerniveau brengen van de gedragswetenschappers in de jeugdzorg vergt een inhoudelijke opleidingsinspanning en een financiële inspanning. Toekomstig overleg zal uitsluitsel opleveren over de volgende vraag: “In welke omvang, via welke fasering en onder welke financiële randvoorwaarden de gedragswetenschappers in de jeugdzorg de registratietrajecten bij de beroepsregisters NVO-OG en K&J NIP zullen doorlopen ” De uitkomst van deze vraag levert een plan van aanpak voor registratie van de gedragswetenschappers in de jeugdzorg. Met betrekking tot dit overleg wordt door NVO en NIP onderzocht of de binding aan de beroepscode ook mogelijk is bij aanvang van het registratietraject in plaats van pas bij registratie. NIP en NVO hebben uitgaande van een volledig registratietraject voor 500 resp. 1000 personen de volgende calculatie gemaakt:
begeleiden van 500 personen gedurende het registratietraject tijdelijke uitbreiding registratiecommissie(vacatiegelden voorbereiding/ bijwonen/ administratie vergaderingen registratiecomm. digitaliseringsupervisorenbestand Opleiding extra supervisoren ontwikkelen speciaal supervisietraject aanbieden gestructureerd supervisietraject aan 500 p.
NIP € 45.000 € 93.750 € 15.000 € 2.500 € 37.500 € 3.000 PM
NVO € 90.000 € 200.000 € 12.000 € 2.500 PM € 3.000 PM
Deze kosten zijn gereserveerd binnen het budget voor registratie (zie project 2)
24
6.9 Indicatie van de kosten De geschatte kosten voor de verschillende onderdelen van project 1 zijn samengevat als volgt: Fysieke opschaling beroepsregisters ( BAMw, NVO en NIP) Verdere inrichting tuchtcolleges Aanscherping beroepscodes Ondersteuning Platform Jeugd NVMW Juridische ondersteuning wettelijk traject Totaal
€ 302.000 € 100.000 € 55.000 € 35.000 € 10.000 € 502.000
25
7. Project 2: Registreren en verbinden 7.1 Doel Het doel van dit project is tweeledig. Ten eerste staat de feitelijke registratie van alle 20.000 hbojeugdzorgwerkers en 1.700 gedragswetenschappers in één van de drie beroepsregisters voor de jeugdzorg centraal. Daarnaast gaat het om het laten landen van de essentie en betekenis van de beoogde professionaliseringsslag bij de directies, het middenmanagement, de ondernemingsraden en last butnotleast bij alle betreffende beroepsbeoefenaren in de 110 organisaties waarop het invoeringstraject betrekking heeft. NB. De genoemde aantallen van te registreren beroepsbeoefenaren (20.000 HBO-ers en 1.700 gedragswetenschappers) zijn nader vastgesteld aan de hand van een inventarisatie uitgevoerd door de Human Capital Group. De kosten hiervan bedragen € 15.000, ten laste van dit project.
7.2 Opzet Beide doelen worden uitgewerkt binnen een tweejarige, gefaseerde registratiecampagne, die vier kenmerken heeft:
•
Een warme aanpak.
•
Een aanpak op maat.
•
Goede facilitering.
•
Sturing onder centrale regie in een gefaseerde aanpak.
Toelichting: •
De warme aanpak beoogt de verschillende doelgroepen binnen de organisatie te winnen voor en te verbinden met de kernboodschap van het professionaliseringsproces. Dit betekent dat de doelgroepen in presentaties, workshops en gezamenlijke bijeenkomsten persoonlijk en in direct contact uitgenodigd en gestimuleerd worden zich te verbinden met deze kernboodschap en hier als beroepsbeoefenaar, ondernemingsraad, middenmanagement of directie ook de benodigde consequenties uit te trekken en acties aan te verbinden. Deze aanpak is een plan van actie, ze beoogt verandering in houding en de bereidheid tot het ondernemen van actie. Bij de warme aanpak wordt naast externe inzet van projectmedewerkers voor de presentatie en workshops, binnen de organisatie gebruik gemaakt van ambassadeurs. Elke organisatie heeft een ambassadeur, naar verwachting een medewerker P&O of opleidingscoördinator, die het proces intern draagt, enthousiasmeert en faciliteert.
26
•
De aanpak op maat ligt in het verlengde van de warme benadering. Om de kernboodschap te laten landen in de organisatie, moet de benadering gericht en precies passend zijn. Dit geldt zowel voor het registratieproces als voor het aanspreken van de onderscheiden doelgroepen. Hiertoe wordt per organisatie, via een nader te ontwikkelen format een passend plan van aanpak geformuleerd. Dit plan van aanpak wordt bij de introductiebijeenkomsten
•
gepresenteerd en toegelicht.
•
Een goede facilitering van het registratieproces is een belangrijke factor voor het welslagen van de operatie. Er gelden verschillende criteria voor registratie waaraan voldaan moet worden. Met betrekking tot deze criteria moet in randvoorwaardelijke zin veel geregeld worden. Ook zullen er veel vragen opgeworpen worden rond uitzonderingssituaties. Om hieraan te voorzien wordt aan het plan van aanpak een zogenaamde “toolkit” verbonden Deze toolkit bevat instrumenten, aanwijzingen, instructies, hulpmiddelen die het registratieproces soepel, zorgvuldig en zonder problemen laten verlopen.
•
De centrale regie op de campagne ziet er op toe dat het registratie proces én het proces om doelgroepen te verbinden aan de kernboodschap gefaseerd, geordend en omvattend verloopt. Alhoewel versterking van professionalisering bij organisaties en beroepsbeoefenaren in de tijd een cyclisch karakter heeft, heeft de invoeringsfase van het actieplan een kop en een staart. Het aangeven van grenzen wat het actieplan wel en niet biedt is daarbij belangrijk.
7.3 Uitvoering De registratiecampagne met haar dubbele doelstelling vindt plaats door middel van een gefaseerd verloop van vier clustercampagnes. Deze fasering is benodigd met het oog op dosering van de beschikbare capaciteit bij beroepsregisters en ook bij de projectleiding van dit deelproject. De clusters bouwen voort op een logische ordening binnen de 110 deelnemende organisaties:
•
Bureaus jeugdzorg.
•
Justitiële jeugdorganisaties.
•
Jeugd & Opvoedhulp sectie noord.
•
Jeugd &Opvoedhulp sectie zuid.
Elk van deze clusters omvat 4 tot 5.000 beroepsbeoefenaren. De clustercampagnes starten na elkaar, zijn gedeeltelijk overlappend en hebben elk een doorlooptijd van 6 maanden. De totale registratiecampagne omvat een periode van anderhalf jaar. De campagne start medio 2011 en wordt eind 2012 afgerond. Voorafgaand aan de registratiecampagne vinden in een aanloopperiode van een half jaar alle noodzakelijke voorbereidingen plaats.
Aanloopperiode In de aanloop naar de registratie wordt een aantal randvoorwaarden gerealiseerd of georganiseerd:
27
•
Vaststelling functies, aantallen en opleidingsachtergrond.
•
Verkenning van facilitering van EVC trajecten.
•
Organisatie van verklaring inzake functiescholing.
•
Facilitering verkrijging Verklaringen Omtrent Gedrag.
•
Vaststelling van de planning van registratietrajecten gedragswetenschappers.
•
Formulering van plannen van aanpak op maat per organisatie.
•
Ontwikkeling toolkit.
•
Selectie en groepsgewijze instructie 110 ambassadeurs.
•
Vormgeving workshops en trainingen
•
Ontwikkeling presentaties en toespitsing informatiemateriaal.
Opzet en uitvoering van de registratiecampagne met vier clustercampagnes In de registratiecampagne gaan vier clustercampagnes gefaseerd en gedeeltelijk overlappend van start. Deze clustercampagnes hebben een standaardopzet. Aangezien het om een programma van verandering gaat zijn ze gemoduleerd aan de hand de PDCA cyclus (Plan, Do, Control en Act). Voorafgaand aan de start van de clustercampagnes vindt een kennismakingsronde plaats langs alle deelnemende organisaties om betrokkenen op de hoogte te stellen en te informeren over alle voornemens, te plannen in het tweede kwartaal 2011. Deze kennismakingsronde levert tevens input voor de plannen van aanpak op maat. De uitvoering van de vier clustercampagnes is in handen van de projectbemanning. Assistentie daarbij wordt verleend door een per organisatie te selecteren en door de organisatie vrij te stellen ambassadeur (bijvoorkeur een medewerker P&O) én door de beroepsverenigingen/ -registers. De inbreng van de beroepsverenigingen / -registers omvat de inbreng van kennis en knowhow voor introducties/workshops en trainingen met betrekking tot de werking van beroepscode, tuchtrecht en de beroepsregisters. Zij voeren workshops en/of trainingen dus niet uit maar leveren inbreng. De clustercampagne heeft de volgende opzet: Maand 1
Maand 2,3,4,5
Maand 6
Maand x
Introductietraject
Registratietraject Verbindingstraject
Afsluiting
Follow up
•
In het introductietraject vindt presentatie en toelichting van de plannen plaats voor vier doelgroepen, te weten de directies, de beroepsbeoefenaren, het middenmanagement en de ondernemingsraden. Deze presentaties geven het startschot met uitleg over professionalisering, permanent leren, registratie, beroepscode en tuchtrecht. Daarnaast wordt het plan van aanpak voor de betreffende organisatie gepresenteerd en toegelicht. Elke organisatie krijgt een op maat gesneden presentatie in een bijeenkomst van één dagdeel. De presentatie voor ondernemingsraden vindt geclusterd plaats.
•
In het registratietraject registreren de hbo-beroepsbeoefenaren zich over een periode van vier maanden, via een web based procedure op eigen kracht, in het beroepsregister BAMw (voor
28
gedragswetenschappers geldt een andere, nader te bepalen aanpak, zie project 1). De ambassadeur van de organisatie assisteert en begeleidt. Uitgangspunt is de eigen verantwoordelijkheid voor registratie van de beroepsbeoefenaar.
•
Het verbindingstraject geeft een verdieping aan de kernboodschap van professionalisering. Het trekt consequenties voor het handelen van achtereenvolgens de beroepsbeoefenaar zelf, het middenmanagement en de directie. Focus ligt onder andere op de eigen verantwoordelijkheid van de professional, de rol van beroepscode in de organisatie, de werking van tuchtrecht, de consequenties voor de stijl van leidinggeven en de noodzaak van herijking opleidingsbeleid. Dit traject verdient veel uitwerking, het bestaat naar verwachting uit de uitvoering van workshopsvan één dagdeel voor drie doelgroepen, die geclusterd aangeboden worden.
Workshop beroepsbeoefenaren “Wat betekent het om professional te zijn?”
Workshop middenmanagement “Wat betekent het om leiding te geven aan professionals?”
Workshop directies “Wat betekent het om professionals te faciliteren?”
De organisatie en uitvoering van de workshops ligt in het handen van het deelproject. Voor de workshop voor beroepsbeoefenaren wordt nader te bepalen input geleverd door de beroepsverenigingen. De ambassadeurs assisteren. In een afsluitende bijeenkomst van één dagdeel bij elke organisatie wordt de “volledige” registratie gevierd en vindt bespreking plaats van een eveneens op maat gesneden plan van aanpak rond verdere verbinding en consequenties voor het handelen. Wat staat er voor een ieder te doen en hoe vindt dat plaats? Resultante is een actieplan dat op vast te stellen termijn in een, door de organisatie zelf te organiseren follow up bijeenkomst, geëvalueerd en bijgesteld wordt, waarmee de PDCA cyclus rond is.
7.4 Het registratietraject met indicatie van registratiekosten Registratietraject voor hbo-professionals In dit traject vindt registratie van de naar verwachting 20.000 hbo-beroepsbeoefenaren plaats in het beroepsregister BAMw. Dit register hanteert een eigen web based registratieprocedure die het de beroepsbeoefenaren in staat stelt op eigen kracht zorg te dragen voor inschrijving. De website van BAMw is toegankelijk en biedt alle verdere informatie. Aangezien dit beroepsregister een nieuwe kamer voor de jeugdzorgwerker creëert wordt vanuit het actieplan (project 2) nader vast te stellen assistentie georganiseerd rond:
•
Het faciliteren van EVC gerelateerde activiteiten
•
Het verkrijgen van de verklaring functiescholing
•
Het verkrijgen van de Verklaring Omtrent Gedrag VOG
Registratietraject voor gedragswetenschappers Gedragswetenschappers werkzaam in de jeugdzorg volgen een ander registratietraject na hun initiële opleiding dan de hbo-beroepsbeoefenaren. Pas na het volgen van een postmastertraject kan de
29
gedragswetenschapper ingeschreven worden in de beroepsregisters van NVO-OG of NIP-K&J op het basisniveau van vakbekwaamheid. Dit postmastertraject bestaat uit verschillende onderdelen: werkervaring met werkbegeleiding, supervisie, literatuurstudie, volgen van geaccrediteerd onderwijs/scholingen, casusverslagen m.b.t.diagnostiek, behandeling en reflectie. Het traject kan ingevuld worden door het volgen van een gestructureerde postmaster-opleiding of door het volgen van een individueel registratietraject. Wanneer registratie plaatsvindt op basis van een gestructureerde postmasteropleiding dan kan de registratiecommissie snel besluiten of voldaan is aan de vereisten voor inschrijving in het NIP of NVO register. In het geval van een individueel registratietraject, moet het dossier op maat gewogen worden en wordt na opstelling van een studieadvies een individueel traject gevolgd en door de commissie beoordeeld. Voor de registratiecommissie is dit een arbeidsintensieve aanpak. Indicatie van registratiekosten De registratiekosten voor hbo-beroepsbeoefenaren bij het BAMw bestaan uit jaarlijkse kosten van circa € 100. Daarnaast zijn er voor een klein aantal beroepsbeoefenaren die niet aanstonds aan de vooropleidingseis voldoen kosten met betrekking tot EVC beoordelingen en hierop volgende opleidingskosten. Voor alle beroepsbeoefenaren zijn er kosten met betrekking het verkrijgen van verklaringen omtrent gedrag VOG’s. De registratiekosten voor gedragswetenschappers bij het NVO en NIP bestaan uit administratieve kosten volgens een gedifferentieerde tariefstelling (zie noot bij project 2) die grossomodo eveneens uitkomen op € 100 per jaar. Daarnaast zijn er kosten voor alle gedragswetenschappers die samenhangen met het beoordelen en wegen van de opleidingsplannen uitmondend in een individueel studieadvies en tenslotte zijn er de opleidingskosten zelf (kosten van begeleiding, scholing en supervisie). De bijdrage van het actieplan aan de registratie alle betreffende beroepsbeoefenaren voorziet in de bekostiging van de registratie kosten gedurende het eerste jaar en in de financiering van enkele belangrijke randvoorwaarden hiervoor. Deze randvoorwaarden hebben betrekking op kosten die samenhangen met registratie, niet zijnde de kosten van scholing die nodig is om geregistreerd te geraken. De directe administratieve registratiekosten in de registers bedragen gemiddeld € 100 per jaar. Voor 20.000 beroepsbeoefenaren geeft dit een stelpost van € 2.000.000. Gezien de grote omvang van het aantal te registreren beroepsbeoefenaren wordt gestreefd naar ‘efficiencykorting’, met name bij het BAMw. Hier wordt de komende tijd in een pilot mee geëxperimenteerd. Dit maakt het wellicht mogelijk om de registratiekosten ook voor het tweede jaar uit het implementatiebudget te financieren. In randvoorwaardelijke zin zijn de kosten voor EVC beoordelingen voor hbo- beroepsbeoefenaren begroot op € 400.000. In randvoorwaardelijke zin zijn de kosten voor verkrijging VOG’s (€ 30 per stuk, voor alle 20.000 beroepsbeoefenaren als PM-post begroot op €600.000 (er wordt vanuit gegaan dat de beroepsbeoefenaren hierover beschikken). In randvoorwaardelijke zin zijn de kosten voor incheck, beoordelingen en opstelling van studieadviezen voor gedragswetenschappers begroot op € 135.000. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de kosten voor uitbreiding van de registratiecommissie en het faciliteren van
30
supervisie voor gedragswetenschappers. Over de vormgeving van het traject dat na aanmelding gevolgd moet worden om op het registratieniveau te komen is overleg gaande tussen NIP/NVO en werkgevers. Voorlopig wordt hiervoor het door NIP en NVO opgevoerde bedrag van € 370.000 gereserveerd.
Een indicatie van bijdrage aan registratiekosten is daarmee als volgt: Administratieve registratiekosten 20.0001 beroepsbeoefenaren Kosten EVC trajecten (niet zijnde opleidingskosten) PM Kosten verkrijging VOG’s jeugdzorgwerkers Check in en beoordeling gedragswetenschappers Beoordeling casusverslagen en faciliteren supervisie gedragsw. Totaal
€ 2.000.000 € 400.000 € 600.000 € 135.000 € 370.000 € 3.505.000
7.5 Verkenning van benodigde capaciteit in mankracht •
Capaciteit voorbereiding campagne In de voorbereidingsperiode van een half jaar is inzet van het deelproject benodigd voor de organisatie van de randvoorwaarden voor de campagne. Deze inzet is benodigd voor de ontwikkeling van instrumenten, regeling van randvoorwaarden, selectie en instructie ambassadeurs (zie 4) en de organisatorische voorbereiding van de campagne.
•
Capaciteit uitvoering introductietraject De volledige campagne heeft een doorlooptijd van anderhalf jaar. Voor het introductietraject worden (in house) 100 startbijeenkomsten georganiseerd van één dagdeel en (extern) 10 geclusterde startbijeenkomsten van één dagdeel voor ondernemingsraden. Dit vergt 110 dagdelen voor de projectbemanning (netto) met een tijdsbeslag van 220 dagdelen bruto.
•
Capaciteit verbindingstraject Allereerst dient het aantal te clusteren workshops voor de drie doelgroepen vastgesteld te worden.
Workshop beroepsbeoefenaren 20 stuks 1
Workshop middenmanagement 10 stuks
Workshop directies 10 stuks
De exacte aantallen beroepsbeoefenaren zijn inmiddels bekend (afgerond 20.000 HBO-ers en 1.700 gedragswetenschappers),
maar er zijn al een nog onbekend aantal beroepsbeoefenaren geregistreerd, zodat het netto aantal nog te registreren berioepsbeoefenaren hier geschat wordt op 20.000
31
Inzet deelproject bruto 40 dagdelen
•
Inzet deelproject bruto 20 dagdelen
Inzet deelproject bruto 20 dagdelen
Capaciteit afsluitingstraject Voor dit traject worden (inhouse) 100 afsluitingsbijeenkomsten van één dagdeel en 10 geclusterde (externe) bijeenkomsten voor ondernemingsraden van één dagdeel Dit vergt 110 dagdelen voor het deelproject (netto) met een tijdsbeslag van 220 dagdelen bruto.
Voor het deelproject tezamen zijn voor de uitvoering van de campagne in deze opzet in totaal 520 dagdelen bruto benodigd ofwel 2080 bruto uur. Dit is het equivalent van circa 2 fte projectbemanning voor anderhalf jaar. Voor de ontwikkelperiode, aanloop en afronding is naar schatting eveneens 2 fte voor twee maal een half jaar benodigd.
7.6 Professionaliseringsmonitor Gedurende het proces van verplichte beroepsregistratie en de ‘warme aanpak’ die dit proces ondersteunt, is het van belang om niet alleen de focus te leggen op het middel: de beroepsregistratie maar vooral op het doel: het versterken van vakmanschap, autonomie en beroepstrots.Een monitor kan deze focus ondersteunen en de aandacht voor deze aspecten stimuleren. Daarnaast kan met behulp een monitor in kaart gebracht worden of er ten aanzien van deze aspecten veranderingen optreden. De monitor kan worden gekoppeld aan de ‘aanpak op maat’ en op meerdere momenten afgenomen: bij het introductietraject (de start van het ondersteuningstraject), bij de afsluiting van het traject en bij de follow-up. Om de medewerkers zo min mogelijk te belasten dient de vragenlijst zeer beknopt te zijn. De gegevens kunnen digitaal worden verzameld, gekoppeld aan een uitnodiging voor de introductiebijeenkomst. Tijdens deze bijeenkomst worden de gegevens teruggekoppeld naar de deelnemers en bieden de resultaten input aan de agenda van de bijeenkomst. Dit proces wordt herhaald tijdens de tweede en derde meting. Voorgesteld wordt eerst een nadere verkenning uit te voeren om de haalbaarheid van de monitor na te gaan. Als eerste stap hiertoe wordt een denktank bij elkaar geroepen. Kostenindicatie: de kosten van de professionaliseringsmonitor worden geschat op €150.000.
7.7 Indicatie van kosten Met alle slagen om de arm, in de context van deze benadering en in lijn met de gehanteerde rekenvoorbeelden van aantallen zijn de volgende kosten gecalculeerd: Bijdrage in registratiekosten 20.000 beroepsbeoefenaren Projectbemanning 2 fte 2,5 jaar Organisatiekosten 15.000 per fte/jaar Projectsecretariaat 0,5 fte 2,5 jaar Ontwikkelkosten in voorbereidingsperiode Organisatiekosten intro en afsluiting 220 bijeenkomsten Organisatiekosten 40 workshops
€3.505.000 € 500.000 € 75.000 € 66.000 € 100.000 € 44.000 € 40.000
32
Inventarisatie HCG Professionaliseringsmonitor Totaal
€ 15.000 € 150.000 € 4.495.o00
33
8. Project 3: in lijn brengen van scholing en opleidingen 8.1 Algemene doelstelling Het algemene doel van dit project is het in lijn brengen van het door werkgevers gehanteerde opleidingsbeleid met de scholings- en opleidingsactiviteiten die beroepsbeoefenaren dienen te volgen voor het behalen van de voor (her)registratie benodigde registerpunten. De achtergrond van deze doelstelling is als volgt. Werkgevers investeren in goed opgeleid personeel. Na het initiële opleidingstraject, vereist voor het vervullen van functie of uitoefening van beroep, is het van belang dat beroepsbeoefenaren via aanvullende opleidingen en na- en bijscholing zich verder ontwikkelen en kunnen aansluiten bij de veranderde eisen van de beroepspraktijk. In het kader van CAO afspraken stellen werkgevers hiertoe voor het hele werknemersbestand ten Minste 0,8% van de loonsom per jaar beschikbaar voor opleidings- en loopbaanbeleid. Het hieruit volgende bij- en nascholingsaanbod, vaak in de vorm van functiescholing, wordt op verschillende wijzen vorm gegeven met: •
intern ontwikkeld scholingsaanbod
•
commercieel ingekocht scholingsaanbod
•
aanbod van onderwijsinstellingen
De notie van permanent leren (lerende professionals binnen lerende organisaties) is een belangrijk uitgangspunt bij het verder opgang brengen van het proces van professionalisering dat het huidige actieplan voorstaat. Deze notie krijgt voor de professional vorm in de registratievereisten binnen de beroepsregisters, waaronder die van het (verplicht) periodiek behalen van studiepunten, reflectiepunten en vrije punten. Met het oog op het efficiënt inzetten van opleidingstijd dient het huidige opleidings- en scholingsaanbod van werkgevers synchroon te gaan lopen met de ontwikkelactiviteiten die benodigd zijn om de registerpunten te behalen. Dit betekent een herijking van het opleidingsbeleid van werkgevers en accreditatie. De doelstelling van dit deelproject ziet op het realiseren van een aantal randvoorwaarden hiertoe.
8.2 Uitwerking langs twee lijnen Het gegeven van één beroepsregister voor hbo-jeugdzorgwerkers en twee voor gedragswetenschappers met elk eigen karakteristieken stelt twee ontwikkellijnen binnen dit deelproject noodzakelijk. Voor de hbo- jeugdzorgwerker stelt het beroepsregister BAMw als voorwaarde dat het scholingsaanbod geaccrediteerd moet zijn. Onderdeel van deze eis is dat de betreffende opleiding (of de organisatie die de opleiding geeft) gecertificeerd moet zijn. Om hieraan tegemoet te komen is voor het intern ontwikkeld scholingsaanbod besloten tot de ontwikkeling van een sectorkeurmerk voor na- en bijscholingscursussen. De ontwikkellijn voor hbo- jeugdzorgwerkers loopt derhalve langs vormgeving
34
van een sectorkeurmerk, certificering intern scholingsaanbod en vervolgens accreditatie door het BAMw. Voor de gedragswetenschappers zijn de beroepsverenigingen NVO en NIP en de werkgevers vertegenwoordigd in MO-groep Jeugdzorg op dit moment in gesprek over het organiseren van het registratietraject voor gedragswetenschappers in de jeugdzorg. Ook met de beleidsmedewerkers van de justitiële werkgevers is een eerste gesprek gevoerd. Hiervoor wordt verwezen naar project 1: Inrichting beroepsregisters en – verenigingen. NIP en NVO hebben voorgesteld een handreiking samen te stellen ter facilitering van de registratietrajecten van thans in de jeugdzorg werkzame maar nog niet geregistreerde gedragswetenschappers.
8.3 Accreditatie na- en bijscholing jeugdzorgwerkers Doelen In het kader van de accreditatie van na- en bijscholing van hbo-jeugdzorgwerkers zijn de volgende onderdelen voorzien: •
Ontwikkeling sectorkeurmerk voor interne bij- en nascholing.
•
Ontwikkeling stappenplan en handreiking certificeren/accrediteren
•
Ontwikkeling handreiking voor onderbrenging bij- en nascholing in DANS
•
Vastleggen van afspraken over positionering, eigenaarschap en beheer DANS
•
Ontwikkeling workshop herijking opleidingsbeleid voor werkgevers
•
Uitvoering promotiecampagne certificering/accreditatie en herijking beleid.
Het geheel moet leiden tot: •
Certificering en accreditatie van 150 interne bij- en nascholingstrajecten
•
Aanmelding van genoemde bij- en nascholingstrajecten bij de databank DANS
Opzet en werkwijze Het deelproject wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van werkgevers in drie fasen, een ontwikkelfase, een promotiefase en een uitvoeringsfase. In de ontwikkelfase (eerste helft 2011) vindt onder aansturing van de projectleider ontwikkeling plaats van het instrumentarium met betrekking tot de eerste vijf doelstellingen (het sectorkeurmerk, het stappenplan, de handreiking, de afspraken DANS en de workshop). Deze instrumenten worden ondergebracht in de toolkit die aan organisaties ter beschikking wordt gesteld in het kader van de registratiecampagne (zie project 2). In de promotiefase wordt het voorstel om het opleidingsbeleid te herijken aan de man gebracht. Deze promotiefase is onderdeel van de registratiecampagne. Het thema komt aan de orde bij de presentaties (introductietraject) en in de workshops (in het verbindingstraject). Het tempo van deze fase ligt in lijn met het tempo en fasering van de registratiecampagne. In de uitvoeringsfase realiseren de organisaties in samenwerking met de beroepsvereniging, c.q. het beroepsregister de certificering en accreditatie van het eigen aanbod en in samenwerking met het NJI de aanmelding en onderbrenging ervan in de databank DANS. Hiertoe wordt een ondersteuningsaanbod ingericht. De herijking van het opleidingsbeleid en budgetteringstools staat
35
daarbij centraal opdat de budgetneutraliteit van de structurele kosten van dit opleidingsbeleid (dat nu in lijn gebracht is met de structurele kosten van professionalisering) gewaarborgd is.
Projectorganisatie Het deelproject wordt uitgevoerd door een projectleider (0,5 fte eerste jaar, 0,3 fte hierna) onder te brengen bij MOgroepJeugdzorg met een begeleidingscommissie bestaande uit vertegenwoordiger werkgevers, beroepsregisters en NJi. Een werkgroep bestaande uit bureaumedewerkers van MOgroep Jeugdzorg, beroepsregisters en NJi assisteert de projectleider.
8.4 Handreiking facilitering na- en bijscholing gedragswetenschappers Voor de gedragswetenschappers bestaat reeds een scholingsagenda waarin geaccrediteerd aanbod is opgenomen. Daarvoor hebben NIP en NVO een gezamenlijk accreditatiesysteem. Door NIP/NVO geaccrediteerd aanbod dat relevant is voor de jeugdzorg wordt tevens in de DANS vermeld. Voorlichting aan werkgevers over de eisen die gesteld worden voor accreditatie kan bekostigd worden uit de accreditatiegelden. Daarnaast doen NIP en NVO het voorstel een handreiking samen te stellen voor werkgevers, waarin naast aandacht voor het registratietraject, ook aandacht besteed wordt aan de mogelijkheid intern scholingsaanbod te laten accrediteren, zodat dit kan meetellen voor (her)registratie. Voor dit onderdeel is in het kader van dit deelproject € 15.000 opgenomen.
8.5. Indicatie van kosten Het project omvat twee deelprojecten:
•
het in lijn brengen van scholing/opleiding voor de hbo-populatie
•
het faciliteren registratietrajecten voor de populatie gedragswetenschappers.
Hiervoor zijn de volgende kosten begroot: Na en bijscholing jeugdzorgwerkers Projectleider (0,4 fte) voor periode van 1 jaar Projectleider (0.2 fte) voor periode van 1.5 jaar Projectsecretariaat 2.5 jaar (0.1 a 0.2 fte) Materiële kosten Ontwikkelkosten Stimuleringspremie certificeren/accrediteren 166 x intern aanbod x 600 Totale begrote kosten Na- en bijscholing gedragswetenschappers Handreiking deel facilitering registratietrajecten GW Totale geschatte kosten project 3
€ 80.000 € 60.000 € 73.000 € 20.000 € 25.000 € 100.000 € 358.000 € 15.000 € 373.000
36
9.
Project 4: Verbetering entree sector
9.1 Doelen Dit project beoogt verbetering en stroomlijning van de entree in de sector voor beginnend beroepsbeoefenaren. Hiertoe zijn in de ontwikkelfase van het actieplan twee competentieprofielen ontwikkeld: één voor jeugdzorgwerkers en één voor gedragswetenschappers. Tevens is een landelijk uitstroomprofiel jeugdzorgwerker ontwikkeld en vastgesteld, dat in het hsaoingevoerd gaat worden. De beoogde verbetering en stroomlijning van de entree in de sector wordt binnen het kader van het implementatieplan via vier doelen nagestreefd: •
Uitvoering van een landelijke monitor uitstroomprofiel jeugdzorgwerker. Het landelijk monitoren van de invoering van het uitstroomprofiel jeugdzorgwerker in het hsao.
•
Stimulering van praktijkervaring van hsao-docenten jeugdzorg. Het verkennen van mogelijkheden om meer hsao-docenten actuele praktijkervaring op te laten doen in de jeugdzorg.
•
Ontwikkeling van traineeship voor hbo- afgestudeerden.
•
Ontwikkeling van een registratietraject voor gedragswetenschappers.
In het navolgende volgt per onderdeel een uitwerking van de aanpak van het bijbehorend deelproject met een schatting van personele inzet en kosten. De registratieregeling voor gedragswetenschappers specifiek voor thans in de jeugdzorg werkzame, maar nog niet geregistreerde gedragswetenschappers is toegelicht onder project 1.
9.2 Deelproject Landelijke monitor uitstroomprofiel jeugdzorgwerker Dit deelproject wordt door en onder verantwoordelijkheid van de HBO-raad uitgevoerd. De resultaten van deze landelijke monitor uitstroomprofiel jeugdzorgwerker (in termen van aanbod en studentdeelname) worden periodiek ingebracht in de Stuurgroepen zullen via een nieuwsbrief en de websites landelijk beschikbaar worden gesteld. De kosten van benodigde personele inzet en andere kosten van uitvoering van dit deelproject worden geheel gedragen door HBO-raad en de betrokken opleidingen/hogescholen. Begrote kosten: nihil
9.3 Deelproject stimulering praktijkervaring hsao-docenten Dit deelproject geeft uitwerking aan de aanbeveling uit het advies “Opleiden voor de jeugdzorg” (eerste fase actieplan) om meer hsao-docenten actuele praktijkervaring op te laten doen in de jeugdzorg, zodat deze doorstroomt in het curriculum van de hsao-bacheloropleidingen die toeleiden naar de jeugdzorg.
37
In de eerste fase staat centraal hoe hogescholen hier tot nog toe vorm aan geven en welke ervaringen daarmee zijn opgedaan. Hierbij wordt ook het draagvlak getoetst bij hogescholen en werkgevers voor het creëren van stageplaatsen voor docenten bij jeugdzorginstellingen. Op geleide van de uitkomsten van deze verkenningsfase worden één of meer opties uitgewerkt die als doel hebben te bewerkstelligen dat meer hsao-docenten jeugdzorg gaan beschikken over actuele praktijkervaring. Daarbij zal aansluiting gezocht worden bij bestaande en in het kader van het plan van aanpak arbeidsmarkt jeugdzorg te ontwikkelen regionale netwerken van hogescholen en werkveld. Het deelproject is daarmee gericht op het verder versterken van de kwaliteit van de opleidingen en van de afstemming van de opleidingen en de praktijk. De uitvoering ervan geschiedt onder de verantwoordelijkheid van de HBO-raad in samenwerking met werkgevers. Voor de projectorganisatie, die ondergebracht wordt bij de HBO-raad is een parttime projectleider en projectsecretaris benodigd. Januari 2011 t/m April 2011 Onderzoeks- en verkenningsfase
Mei 2011 t/m Juni 2011 Tussenrapportage en aanbeveling voor vervolg
Juli 2011 t/m Oktober 2012 Uitwerkingsfase
November t/m December 2012 Eindrapportage
Kosten van personele en materiële inzet worden vooralsnog geschat op € 110.000 (€ 58.500 in 2011 en € 51.500 in 2012).
9.4. Deelproject traineeship voor hbo-afgestudeerden. De organisatie van een vorm van traineeship in het eerste jaar van het dienstverband draagt bij aan de verbetering van de entree in de organisatie en de sector. Naar verwachting zal het tevens resulteren in een daling van vroegtijdige uitstroom. De ontwikkeling van een vorm ervan zal naar verwachting één jaar duren. Onderdeel ervan is de regeling van het benodigde mentorschap. Hierna zal deze vorm beproefd worden in een aantal pilots. Vervolgens zal de beproefde en geëvalueerde vorm van traineeship met een set aanbevelingen aangeboden worden aan werkgevers. De uitvoering geschiedt onder verantwoordelijkheid van werkgevers in samenwerking met de HBOraad. Voor de projectorganisatie is een parttime projectleider (0,3 fte benodigd, die ondergebracht wordt bij MOgroep Jeugdzorg. Een begeleidingscommissie bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers, vakbond en HBO-raad. Tijdens de uitvoering wordt aangesloten bij reeds beschikbare kennis over mentorschappen e.d. 2011 Ontwikkeling vorm van traineeship
2012 Beproeving in pilots
2013 Oplevering en aanbieding aan werkgevers
38
De kosten zijn als volgt begroot: Projectleiding o,3 fte 2,5 jaar Projectsecretariaato,1 fte 2,5 jaar Materiele kosten Kosten beproeving in pilots Totaal
€ 152.000 € 33.000 € 10.000 € 25.000 € 220.000
9.5. Indicatie van totaal geschatte kosten project 4 De in totaal begrootte kosten van project 4 zijn als volgt: Stimulering praktijkervaring hsao docenten Ontwikkeling traineeshiphboafgestudeerden Totaal
€ 110.000 € 220.000 € 330.000
39
10. Communicatie en draagvlak 10.1 Doel Doel van de communicatie vanuit het implementatieplan is het verkrijgen van breed draagvlak onder werkgevers, werknemers en andere te benoemen doelgroepen voor datgene waar het implementatieplan professionalisering voor staat. Waarom is professionalisering noodzakelijk, wat houdt het in, wat betekent het, wat moet er gedaan worden en wat levert het op? Ook wordt via communicatie aandacht besteed aan het wetstraject rond verplichte beroepsregistratie. Met een gerichte communicatiestrategie wordt beoogd de kernboodschap bij de doelgroepen te laten landen en de ambities van het implementatieplan en de gevolgen van de wettelijke verankering onder de aandacht te brengen. Alles vanuit de gedachte dat dit niet vanzelf landt in de hoofden en harten van beroepsbeoefenaars en evenmin in die van het management. Ook de opleidingen worden in de communicatie meegenomen. Onderdeel van de communicatiestrategie is dan ook de ontwikkeling van een draagvlakcampagne, die van essentieel belang is om de andere projecten tot een succes te maken. De communicatie is het cement dat de andere projecten in het plan van aanpak aan elkaar verbindt. Wil de feitelijke registratie van alle 20.000 hbo- jeugdzorgwerkers en 1.500 gedragswetenschappers in één van de drie beroepsverenigingen slagen, dan is daar draagvlak voor nodig van management, maar ook van de medewerkers zelf. Dit project schept hiermee de voorwaarde voor de andere projecten.
10.2 Opzet Om optimale aansluiting te bereiken tussen het wetstraject en de activiteiten van de invoeringsfase van het implementatieplan stelt de Rijksoverheid (ministeries van VWS en Veiligheid en Justitie) twee communicatieadviseurs aan, van elk departement één. Deze adviseurs stellen een strategisch communicatieplan voor externe doelgroepen op. Dit plan geeft de communicatiestrategie van de Rijksoverheid (ministeries van VWS en Veiligheid en Justitie) weer. Het plan wordt geschreven in nauwe samenwerking met de partners van het implementatieplan. Immers: de communicatie vanuit het rijk dient naadloos aan te sluiten bij de communicatie vanuit de projecten van het implementatieplan en vice versa. De communicatieboodschap bevat alle elementen van de deelprojecten. Rode draad in de communicatie kan zijn: vakmanschap, autonomie en beroepstrots (nader vast te stellen). De verschillende deelprojecten worden hierbij niet als losstaande trajecten beschouwd; de verbinding zorgt ervoor dat de ontvanger een beeld krijgt van het gehele pakket aan professionaliseringselementen. Deze verbinding zal terugkomen in de communicatie naar buiten.
40
Het strategisch communicatieplan wordt geschreven op basis van een SWOT- analyse. Hierna worden de verschillende communicatiedoelgroepen gedefinieerd. Naast een centrale kernboodschap, wordt voor een aantal hoofddoelgroepen een aparte kernboodschap geformuleerd. Die hoofddoelgroepen zijn de koepelorganisaties, de werkgevers, de opleidingsfunctionarissen, de medewerkers in de jeugdzorg en de opleidingen. Met behulp van de boodschap wordt een speciale draagvlakcampagne onder de doelgroepen uitgevoerd. Een extern (communicatie/reclame)bureau wordt gevraagd het creatieve concept voor deze campagne te ontwikkelen. Dit bureau vertaalt de communicatiestrategie in een strategische uitwerking, een overkoepelende communicatiecampagne die per deelproject verschillende communicatiemiddelen maakt, maar die wel de samenhang vertoont tussen de verschillende deelprojecten. De communicatiecampagne ondersteunt de registratiecampagne (zie project 2). Ze start begin 2011 en loopt door tot halverwege 2013, de verwachte afronding van de registratiecampagne.
10.3 Rollen en verantwoordelijkheden Opdrachtgever van het implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg zijn de ministeries van Veiligheid en Justitie en VWS. De communicatieadviseurs van het ministerie van Veiligheid en Justitie en van VWS maken deel uit van de projectgroep, met als doelstelling om de deelprojecten binnen het implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg strategisch met elkaar te verbinden, af te stemmen en de invoering van deze deelprojecten communicatief te vertalen richting de doelgroepen. De verantwoordelijke adviseurs geven strategisch communicatieadvies over de deelprojecten en bespreken dit binnen de projectgroep, waarna het advies vertaald wordt in een strategisch communicatieplan voor implementatie van het Actieplan Professionalisering Jeugdzorg. Dit strategisch communicatieplan wordt voorgelegd aan en vastgesteld in de stuurgroep. Het communicatiebureau dat een draagvlakcampagne ontwikkelt, wordt aangestuurd door de communicatieadviseurs van Veiligheid en Justitie en VWS. Het NJI sluit het contract af met het bureau. De uitvoeringscontacten met het bureau verlopen echter via de adviseurs van beide ministeries. De creatieve uitingen van de campagne worden eerst voorgelegd aan de Projectgroep. De stuurgroep geeft een ‘go or no-go’ op de uitwerking. Taken senior communicatieadviseurs Bij de implementatie van het Implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg zijn veel partijen betrokken, daarom is het maken van duidelijke afspraken met de communicatieadviseurs van groot belang. Alleen op die manier is het mogelijk om de regie te houden. De communicatieadviseurs zorgen voor een eenduidige boodschap en adviseren wanneer en door wie er gecommuniceerd wordt richting de verschillende actoren over het implementatieplan. Duidelijke afspraken over de plaats en de rol van communicatie in het traject en de organisatorische inbedding zijn een voorwaarde om het project adequaat te kunnen uitrollen. De senior communicatieadviseurs zetten een lijn voor de strategische en tactische communicatie uit, bewaken hierin, in afstemming met de programma coördinator, de voortgang en leveren een bijdrage aan afstemming met de verschillende partijen. De communicatieadviseurs houden de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten en vertalen deze in een voorstel tot communicatieactiviteiten. Zij stellen de actieplannen c.q. werkplannen op voor de communicatie en coördineren de uitvoering van communicatieactiviteiten, in afstemming met programmacoördinator en Project 2.
41
42
Voorstel verankering communicatie De senior communicatieadviseurs zijn lid van de projectgroep en op afroep aanwezig bij de stuurgroep en hebben een adviserende rol richting de voorzitter en de projectcoördinator. Gezien de complexiteit van het project en de communicatieve inspanning die gedaan moet worden om dit traject op een goede manier voor het voetlicht te brengen, is het advies om de senior communicatieadviseurs voor tenminste één dag per week vrij te maken en de taak als projectleider op het gebied van communicatie te geven. De senior communicatieadviseurs zijn trekker van de inhoudelijke werkgroep communicatie Professionalisering die speciaal voor dit project wordt ingesteld. Deze werkgroep komt op regelmatige basis bij elkaar en stemt de communicatie over de Professionalisering onderling af. Daarnaast wordt de werkgroep gebruikt als een denktank om onderling communicatievraagstukken met elkaar te bespreken. De communicatiewerkgroep brengt de resultaten in bij de projectgroep. Voor de werkgroep communicatie worden communicatieafgevaardigden uitgenodigd van NJi, HBO-raad, MOgroep Jeugdzorg, NIP, BAMw, NVO, NVMW, Halt, JJI en Raad voor de Kinderbescherming. Hetgeen in de communicatiewerkgroep wordt besproken, wordt door de communicatieafgevaardigden teruggekoppeld richting de eigen organisatie, met als doelstelling het creëren van draagvlak over de uit te voeren communicatieactiviteiten. Het LCFJ wordt benut als adviseur.
10.4 Indicatie van kosten Voor de uitvoering van de draagvlakcampagne is een bedrag van € 500.000 gereserveerd. De kosten van de communicatieadviseurs worden gedragen door het Ministerie.
43
Bijlage 1: Tijdpad invoeringsfase
2010 PROJECT 1 OVERALL PROJECT 2 PROJECT 3 PROJECT 4 WETGEVINGSTRAJECT
VERSTERKING REGIST. / BV COMMUNICATIE DRAAGVLAK UITVOERING REGISTRATIE UPGRADING SCHOLING VERBETERING ENTREE
2011
2012
I
Ontwikkeling
II
III
Beproeving
2013
IV
Aanbieding regio regio’s
VOLLEDIGE REGISTRATIE
WETTELIJKE VERPLICHTING
44