Actieplan Professionalisering in de Jeugdzorg Voortgangsrapportage zomer 2007 – najaar 2008
© 2008 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
Deze rapportage is opgesteld door: HBO-raad, MBO Raad, MOVISIE, NIP/NVO, NJi en NVMW/Phorza. Samenstelling en redactie: NJi
Utrecht, november 2008 Contact: Marianne Berger, NJi (programmacoördinatie) Postbus 19221, 3501 DE Utrecht Telefoon: (030) 230 6532, e-mail:
[email protected] Dit voortgangsverslag is te downloaden van www.nji.nl/professionaliseringjeugdzorg. Hier kunt u ook meer informatie over het actieplan vinden.
2
Inhoudsopgave
1.
Inleiding ................................................................................................................................5
2.
Activiteiten en voortgang Actieplan breed ..........................................................................7
3.
Deelproject 1 Ontwikkeling beroepenstructuur .................................................................9
4.
Deelproject 2a: Versterking van de beroepsverenigingen................................................ 13
5.
Deelproject 2b: Beroepsregister en beroepsregistratie .................................................... 17
6.
Deelproject 3 Tuchtrecht en beroepscode ........................................................................ 21
7.
Deelproject 4a Actualisering HBO-opleidingen...............................................................27
8.
Deelproject 4 spoor 2a: Versterking opleidingscontinuüm ............................................. 31
9.
Deelproject 4 spoor 2b: De positie van de gedragswetenschapper ................................ 33
10. Deelproject 4b: Databank na- en bijscholing ....................................................................35 Bijlage 1: Samenstelling stuurgroep .......................................................................................... 39 Bijlage 2: Samenstelling projectgroep ....................................................................................... 40
3
4
Inleiding Professionals in de Jeugdzorg doen belangrijk werk en dragen hierbij grote verantwoordelijkheden. De sector besteedt de komende jaren veel aandacht aan het beter professioneel toerusten en faciliteren van al diegenen die direct betrokken zijn bij de hulpverlening aan jeugdigen en hun ouders. Het gaat hierbij om het versterken van hun professionaliteit en van hun professionele autonomie. Dit is in het belang van goede hulp aan de cliënt en het leidt tot vakmanschap en beroepstrots. Iedereen die werkt in de Jeugdzorg krijgt hier mee te maken. Hiermee zet de sector Jeugdzorg een volgende stap in haar verdere ontwikkeling richting volwassenheid. Vanuit deze inzet is het actieplan Professionalisering Jeugdzorg in juli 2007 van start gegaan met een presentatie van de plannen aan minister Rouvoet. In het actieplan werken een aantal partijen (werkgevers, beroepsverenigingen, opleidingen en cliënten) met elkaar samen. Het actieplan werkt vanuit gezamenlijke programmadoelstellingen onder één centrale regie van de stuurgroep. Alle deelprojecten bouwen voort op elkaars resultaten. Door deze gezamenlijke investering en het feit dan er binnen een afgebakende periode veel moet gebeuren ontstaat een soort snelkookpaneffect: er is snelheid, dynamiek en energie. Al deze zaken vormen een goede bodem voor het bereiken van de beoogde veranderingen. In deze voortgangsrapportage treft u een beschrijving aan van de voortgang van het actieplan. De rapportage start met een beschrijving van de overkoepelende activiteiten die actieplan breed hebben plaats gevonden. Hierna volgt een beschrijving van de voortgang per deelproject.
5
6
Activiteiten en voortgang actieplan breed De activiteiten die actieplan breed worden ontplooid, zijn bedoeld om de samenhang tussen de deelprojecten te versterken en daarmee de kracht van het actieplan te vergroten. Deze activiteiten vinden plaats vanuit de stuurgroep, de projectgroep en vanuit de programmacoördinatie. Stuurgroep De stuurgroep bestaat uit de samenwerkingspartners te weten: Werkgevers/uitvoeringsorganisaties Jeugdzorg: MOgroep Jeugdzorg Beroepsverenigingen: NIP, NVO, NVMW, Phorza Opleidingen: HBO-raad, MBO Raad Cliënten: Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg Ook zijn het programmaministerie voor Jeugd en Gezin, de subsidiegever voor de vier projecten, en het Ministerie van Justitie, dat aanvullende subsidie verstrekt, vertegenwoordigd. Verder zijn (waarnemende) leden vertegenwoordigd met een adviserende rol op basis van deskundigheid. Voorzitter van de stuurgroep is Ella Kalsbeek, op persoonlijke titel. Het NJi vormt het secretariaat. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de volledige samenstelling van de stuurgroep. De stuurgroep heeft de centrale regie over het actieplan, binnen de in het plan aangegeven kaders en stuurt het programma op hoofdlijnen aan op basis van consensus tussen de samenwerkingspartners. De stuurgroep draagt zorg voor de samenhang tussen de programmaonderdelen en daarmee voor de efficiënte realisatie van het programma als geheel. Sinds de start van het actieplan heeft de stuurgroep zeven keer vergaderd. Per vergadering zijn twee deelprojecten besproken en is aandacht besteed aan deelprojectoverstijgende onderwerpen, zoals de communicatie over het actieplan, de aandacht voor het thema diversiteit, de voortgang van het convenant tussen werkgevers en beroepsverenigingen (zie rapportage deelproject 2a/b), de afstemming tussen de diverse deelprojecten en de uitbreiding van het actieplan naar de justitiële jeugdzorgorganisaties (HALT, JJI’s en Raad voor de Kinderbescherming). Wettelijke erkenning en verplichting tot beroepsregistratie Volgens planning is in de stuurgroep speciale aandacht uitgegaan naar het thema wettelijke erkenning. Op basis van discussienotities voorbereid door de projectleider van deelproject 2b en inbreng van expertise door een jurist van het Ministerie van Justitie, is hierover meerdere malen gediscussieerd. De stuurgroep heeft na een uitgebreide afweging van vooren tegenargumenten, inmiddels een principe-uitspraak gedaan voor een wettelijke erkenning en verplichting tot beroepsregistratie. Dit standpunt heeft geleid tot een brief aan minister Rouvoet, verstuurd dd. 16 oktober 2008 waarin hij gevraagd is de verplichting tot registratie wettelijk te regelen. Over de nadere uitwerking van de wettelijke verplichting van beroepsregistratie wordt momenteel intensief overlegd door de stuurgroep.
7
Projectgroep De projectgroep bestaat uit de projectleiders van de deelprojecten en een bureauvertegenwoordiger van de MOgroep Jeugdzorg. De projectgroep wordt voorgezeten door het NJi, dat als ondersteuningspartner van het actieplan ook het secretariaat van de projectgroep voert. De projectgroep werkt de hoofdlijnen van de programmaopzet uit naar inhoudelijk en operationeel niveau. Hierbij zijn de projectleiders van de deelprojecten verantwoordelijk voor de uitwerking en uitvoering van hun eigen deelproject. De projectgroep draagt op operationeel niveau zorg voor de samenhang en afstemming tussen de verschillende programmaonderdelen. De projectgroep rapporteert aan de stuurgroep (op basis van rapportages uit de deelprojecten en overall rapportage). De projectleiders worden op basis van de agenda uitgenodigd voor de stuurgroep. De samenstelling van de projectgroep is opgenomen in bijlage 2. Sinds de start van het actieplan is de projectgroep negen keer bij elkaar geweest. Per vergadering staat de voortgang van een deelproject op de agenda en wordt gekeken naar afstemmingsmogelijkheden met andere deelprojecten. Aanvullende onderwerpen die in de projectgroep aan de orde zijn geweest, betreffen onder meer: inbreng vanuit het actieplan in de beleidsbrief diversiteit, samenstelling van het communicatieplan, bijdrage aan congressen, invulling van een website over het actieplan, logovoering en samenwerking en afstemming met justitiële jeugdzorgorganisaties. Programmacoördinatie De coördinatie van de activiteiten in het actieplan is belegd bij het NJi. Naast het voorbereiden en verslagleggen van stuurgroepvergaderingen en het voorbereiden, leiden en verslagleggen van de projectgroepvergaderingen, is vanuit de programmacoördinatie onder meer aan de volgende zaken aandacht besteed: samenstellen communicatieplan, afstemmen onderlinge communicatie, afstemming met het Programmaministerie voor Jeugd en Gezin en het Ministerie van Justitie, organiseren en samenstellen externe verslaglegging (factsheets, voortgangsrapportage), afstemming met deelprojectleiders over operationele zaken, afstemming met stuurgroepleden over organisatorische zaken, maken van een logo voor het actieplan, samenstelling van een kennisdossier over professionalisering in de jeugdzorg, waarvan het actieplan onderdeel uitmaakt (www.nji.nl/professionaliseringjeugdzorg), en coördineren van extra werkzaamheden rond diversiteit.
8
Deelproject 1: Ontwikkeling beroepenstructuur De vakbekwame professional
Projectleider: Harry Hens (MOVISIE) Projectmedewerkers: Judith van de Haterd (MOVISIE), Martijn Anthonio (MOVISIE), Niels Zwikker (NJi), Anne Uyttenbogaard (MOVISIE, tot 1-11-2008) Organisatie Partners in dit deeltraject zijn het Nederlands Jeugdinstituut en MOVISIE. Daarnaast wordt het project begeleid door een commissie bestaande uit: •
MOgroep Jeugdzorg (dhr. Dresen, mw. G. Bouman)
•
NIP en NVO (mw. Y. Meijer, gezamenlijke vertegenwoordiger)
•
NVMW en Phorza (dhr. R. van Zundert, gezamenlijke vertegenwoordiger)
•
CNV Publieke Zaken (mw. J. Pannekoek)
•
ABVAKABO FNV (dhr. B. Hoogendam)
•
Het HBO (dhr. F. Philippart)
•
Justitiële jeugdzorg (dhr. G. Fornaro, gezamenlijke vertegenwoordiger)
• Het Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg (mw. H. Jumelet) Voorzitter van deze begeleidingscommissie is dhr. H. van Ewijk (lector Sociaal Beleid, Innovatie en Beroepsontwikkeling aan de Hogeschool van Utrecht en buitengewoon hoogleraar International Social Policy and Social Work aan Tartu University in Estland). Doel van het deelproject Het, door het opstellen van een specifieke beroepenstructuur voor de sector creëren van duidelijkheid over welke taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en rollen vakvolwassen beroepskrachten in de jeugdzorg moeten beschikken om het werk adequaat te kunnen uitoefenen. Beoogde resultaten en producten Na aanpassing van de oorspronkelijke opzet1 beoogt het project de volgende resultaten en producten op te leveren: 1. Een gevalideerd en gelegitimeerd profiel voor jeugdzorgwerkers (HBO/MBO niveau). Het profiel is van toepassing op alle vormen van sociaalagogische beroepsuitoefening binnen de preventieve en curatieve jeugdzorg, zowel voor de “vrijwillige” als justitiële jeugdzorg. 2. Een gevalideerd en gelegitimeerd profiel voor gedragswetenschappers in de jeugdzorg (WO niveau)
N
Zie http://www.nji.nl/nji/dossierDownloads/Beroepenstructuurfase2.pdf
9
Concreet richten de profielen zich op professionals werkzaam in de volgende voorzieningen: Centra voor Jeugd en Gezin, Bureaus Jeugdzorg, provinciale zorgaanbieders (inclusief gesloten jeugdzorg), justitiële jeugdzorgvoorzieningen (Halt, de Raad en JJI’s). Operationele doelen 2007/2008 1. Verkenning en afbakening van de reikwijdte van de beroepenstructuur in de jeugdzorg 2. Opstellen van conceptprofielen 3. Toetsing van de conceptprofielen door middel van werkgroepen en werkconferenties 4. Vaststellen definitief conceptprofiel 5. Validering en legitimering van de profielen Voortgang Verkenning en afbakening van de reikwijdte van de beroepenstructuur in de jeugdzorg In 2007 is middels een documentanalyse en de consultatie van relevante partijen een verkenning gehouden over het veld van preventieve en curatieve jeugdzorg. Op basis van deze verkenning is er in een klankbordgroep bestaande uit een breed palet van relevante partijen uit het veld2 de reikwijdte van het project bepaald. De verkenning is uitgewerkt tot de publicatie Jeugdzorg in kaart die inmiddels door het NJi is uitgegeven. Opstellen van conceptprofielen Op basis van documentanalyse en interviews zijn er begin 2008 twee competentieprofielen opgesteld: de systeemgerichte jeugdzorgwerker en de pedagogisch gerichte jeugdzorgwerker. Naar aanleiding van besprekingen in de begeleidingscommissie zijn deze twee profielen samengevoegd tot één profiel voor de jeugdzorgwerker met accenten op systeemgerichte en pedagogisch gerichte beroepsuitoefening. Gelijktijdig is er, vanuit de wens van NIP/NVO tot een apart profiel voor de gedragswetenschapper, begonnen met het schrijven van een conceptprofiel voor de gedragswetenschapper in de jeugdzorg. Toetsing van de conceptprofielen door middel van werkgroepen en werkconferenties De conceptprofielen zijn voorgelegd aan een aantal werkgroepen die één of meerdere keren zijn benaderd. Dit betrof: •
Eén werkgroep bestaande uit beroepskrachten. Deelnemers waren afkomstig uit de bureaus jeugdzorg, provinciale zorgaanbieders als ook justitiële jeugdzorg. Deze groep is twee maal bijeengekomen (maanden mei en juni) en eenmaal gevraagd om een digitale reactie in de maand september.
O
In deze klankbordgroep namen vertegenwoordigers zitting vanuit: overheid (programmaministerie voor Jeugd en Gezin, ministerie van Justitie, IPO en VNG), brancheorganisaties (MOgroep, GGZ Nederland, GGD, VGN, Actiz, Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Halt), beroepsverenigingen (NVMW, Phorza, NIP, NVO, BMJ en V&VN), vakbonden (AbvaKabo, CNV publieke zaak), cliëntorganisaties (landelijk cliëntenforum jeugdzorg), het onderwijs (HBO-raad, Calibris)
10
•
Eén werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van staf en management van uitvoerende instellingen, vertegenwoordigers van opleidingen en onderzoekers/andere experts. De werkgroep is driemaal bijeengekomen tussen mei en september.
•
Eén werkgroep bestaande uit gedragswetenschappers bijeengekomen en digitaal geconsulteerd tussen juni en september.
•
Eén bijeenkomst waarbij concepten zijn voorgelegd aan (vertegenwoordigers van) cliënten (juni).
Naar aanleiding van de werkgroepen zijn de conceptprofielen verder aangescherpt. In de maand oktober en het begin van november zijn er, ten behoeve van verdere toetsing van de profielen, een viertal werkconferenties georganiseerd. De conferenties zijn tevens gebruikt om een breder draagvlak voor de profielen te creëren. Het gaat om de volgende conferenties: •
Werkconferentie voor beroepskrachten, (vertegenwoordigers van) cliënten en vertegenwoordigers van opleidingen op 16 oktober. Gastspreker: Peter van der Laan (bijzonder hoogleraar Sociaal Pedagogische Hulpverlening en bijzonder hoogleraar Reclassering). Het aantal deelnemers bedroeg ongeveer 35 personen.
•
Werkconferentie voor management, wetenschap, aanpalende projecten, organisatieadviseurs etc. op 22 oktober. Gastspreker: Jo Hermanns (deeltijdhoogleraar 'Opvoedkunde' aan de Universiteit van Amsterdam, lector 'hulpverlening in een gedwongen kader' aan de Hogeschool Utrecht). Het aantal deelnemers bedroeg ongeveer 30 personen.
•
Werkconferentie voor ‘ aanpalende gebieden’ (zoals JGZ, Jeugd-GGZ en Jeugdgehandicaptenzorg) was voorbereid op 27 oktober. Deze conferentie is helaas geannuleerd vanwege een te lage opkomst. Opzet van de conferentie was om te achterhalen in hoeverre de profielen overeenkomen met het beeld en de verwachtingen die beroepskrachten in deze ‘aanpalende gebieden’ hebben van de professional in de Jeugdzorg. Ter compensatie van de werkconferentie zijn er in de maand november bilaterale gesprekken met relevante partijen gehouden.
•
Werkconferentie specifiek voor justitiële en gesloten jeugdzorg op 4 november. De deelnemers aan deze conferentie was de vraag voorgelegd of de profielen voldoende aansluiten bij de specifieke beroepsuitoefening in de justitiële en gesloten jeugdzorg. De conferentie was kleiner van opzet en kende in die zin ook geen gastspreker. Het aantal deelnemers bleef beperkt tot ongeveer 10 personen.
In aanloop naar de conferenties zijn de deelnemers gevraagd om de profielen te beoordelen aan de hand van een (digitale) vragenlijst. Tijdens de conferenties zijn de uitkomsten van deze digitale consultatieronden besproken en verdere verbeterpunten aangewezen. Zowel tijdens de consultatie als in de werkconferenties zei men in het algemeen erg tevreden te zijn over de huidige stand van de profielen. De beschreven zaken vond men relevant en herkenbaar voor de beroepsuitoefening in de jeugdzorg. Verbeterpunten voor de profielen hadden hoofdzakelijk betrekking op extra aanvullingen en het verbeteren van de overzichtelijkheid van het geheel.
11
Naast de inhoudelijke bespreking van de profielen was er ruimte gereserveerd om een discussie te voeren over waar en wanneer (initieel, post-initieel en/of on-the-job) de competenties verworven dienen te worden. De uitkomst van deze discussie wordt in de vorm van een advies meegegeven aan werkgevers, beroepsverenigingen en de relevante (beroeps-) opleidingen. Vaststellen definitief conceptprofiel Na de toetsing van de conceptprofielen tijdens de werkconferenties worden in november de profielen nogmaals herzien en herschreven tot hun uiteindelijke vorm. Validering en legitimering van de profielen Na het verwerken van laatste aanpassingen worden de profielen voorgelegd aan de betrokken deelnemers en de sociale partners binnen de jeugdzorg (branches/werkgeversorganisaties en vakorganisaties). Zij komen daarbij – al dan niet - tot een formele erkenning van de profielen, waarmee de resultaten een bestuurlijk draagvlak krijgen en officieel worden vastgesteld. Afstemming met andere deelprojecten In het deelproject ligt de focus op afstemming met deelproject 2 “Beroepsregister en beroepsregistratie” en deelproject 4 “Actualisering opleidingen”. Na legitimering worden de profielen ingezet om in deelproject 2b het beroepsregister en beroepsregistratie verder in te richten. De profielen bieden een toetsingskader voor het scholingsaanbod in het beroepsregister. De afstemming met deelproject 4 is een regelmatig terugkerend onderdeel van de projectuitvoering. Tijdens de voortgang en ontwikkeling van de profielen is de projectgroep van deelproject 4 verschillende malen geconsulteerd en geïnformeerd. Mede daardoor wordt de inhoud van de (concept-) profielen in een continu proces vergeleken met de inhoud van de initiële opleidingen die voor de jeugdzorg opleiden. Vervolgplanning De planning voor het project loopt tot 30 december 2008. De profielen zijn dan gereed. Aansluitend worden de profielen aangeboden aan sociale partners zodat deze de profielen kunnen voorleggen aan hun achterbannen ten behoeve van de validering en legitimering. De verwachting is dat deze validering- en legitimering tot eind januari/ begin februari 2009 plaats vinden. Daarnaast zal er in 2009 sprake zijn van werkzaamheden rond de implementatie van de beroepenstructuur in werkveld en onderwijs (in samenwerking met het Platform Kwalificatiebeleid Zorg en Welzijn). Dit omvat: - Uitgave van de beroepscompetentieprofielen als boekje; - Opname van de beroepscompetentieprofielen in competentieweb (www.competentieweb.nl); - Aanbieden van de beroepscompetentieprofielen aan het HBO, WO en Calibris (kennisinstituut voor MBO) ten behoeve van de ontwikkeling van Kwalificatiedossiers en onderwijs.
12
Deelproject 2a: Versterking van de beroepsverenigingen De georganiseerde professional
Projectleider overall: Iris Leene (NVMW) Projectleider ledenwerving: Ton Claessen (NVMW) Organisatie Partners in dit deeltraject zijn de vier beroepsverenigingen die deelnemen aan de ledenwervingscampagne: NIP; Nederlands instituut voor psychologen; NVO; Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen; NVMW; Nederlandse Verenigingen voor Maatschappelijk Werkers; Phorza; beroepsorganisatie van werkers in sociale en/of (ortho)pedagogische functies. De MOgroep Jeugdzorg is samenwerkingspartner. De praktische organisatie van de ledenwervingscampagne ligt in handen van de NVMW. De Belangenorganisatie voor Medewerkers in de Jeugdzorg is bij dit deeltraject betrokken. Doel van het deelproject Toename van de organisatiegraad van professionals in de jeugdzorg door groei van het ledenaantal van beroepsverenigingen die belangrijk zijn voor de jeugdzorg en in het bijzonder de groei van de beroepsverenigingen voor de agogische beroepsgroepen. Beoogde resultaten en producten 1. 25% van de sociaal agogisch werkers in de jeugdzorg is aangesloten zij een beroepsvereniging in 2010; 2. 80 % van de gedragswetenschappers in de jeugdzorg is aangesloten bij een beroepsvereniging in 2010; 3. Vastgelegde afspraken tussen werkgevers en beroepsverenigingen gericht op versterking van beroepsverenigingen in een convenant; 4. Artikelen in landelijke bladen en een afsluitend congres; 5. Quick scan naar condities voor goede beroepsuitoefening; 6. Nauwe en duurzame samenwerking tussen de beroepsverenigingen in de jeugdzorg. Operationele doelen 2007/2008 1. Startbijeenkomst 2. Convenant 3. Quick scan 4. Draaiboek ledenwervingscampagne 5. Campagne materiaal 6. Voorlichtingsbijeenkomst per provincie en afsluitende bijeenkomst 7. Links op intranet instellingen jeugdzorg 8. Artikelen
13
Voortgang Het deelproject ligt goed op schema. Een groot aantal van de operationele doelen is gerealiseerd. Een aantal doelen vragen meer tijd of bleken te ambitieus. De startbijeenkomst vond plaats in november 2007. Hier is de basis gelegd voor de samenwerking tussen de beroepsverenigingen NIP, NVO, NVMW en Phorza. Ook de Belangenorganisatie voor Medewerkers in de Jeugdzorg was hierbij aanwezig. Kennismaking en afstemming stonden centraal. Convenant In de daarop volgende periode is met bestuurders van de MOgroep Jeugdzorg overlegd over de wederzijdse verwachtingen, wensen en eisen. Dit proces vroeg de nodige tijd. Doel was te komen tot een gedragen convenant. Voor de zomer lag er een principeconvenant waarmee de beroepsverenigingen hebben ingestemd. De betrokken beroepsregisters zijn geconsulteerd en konden zich vinden in het principeconvenant. De leden van de MOgroep Jeugdzorg wilden voor de zomer nog geen akkoord geven. In het najaar 2008 volgt het definitieve besluit. De MOgroep Jeugdzorg heeft haar leden wel een brief gestuurd met de oproep het lidmaatschap van de beroepsvereniging en de administratiekosten voor beroepsregistratie tot 2010 te vergoeden voor jeugdzorgwerkers. Opleidingskosten vallen hierbuiten. In het voorjaar is de quick scan naar condities voor goede beroepsuitoefening uitgezet onder alle organisaties die zijn aangesloten bij de MOgroep Jeugdzorg. Collegio heeft het onderzoek uitgevoerd. De respons (n = 247) bleef achter bij de verwachtingen en de uitkomsten waren daardoor niet algemeen generaliseerbaar. Ledenwerving Vanaf februari 2008 is gewerkt aan het logo en aan materiaalontwikkeling voor de ledenwerfcampagne van de beroepsverenigingen en de voorlichting over beroepsregistratie. Het motto voor de campagne en de voorlichtingsbijeenkomsten is: “De sterkste schakel” . Er is een website ontwikkeld www.benjijdesterksteschakel.nl die tot nu toe rond de 200 bezoekers per maand trekt. De NVMW en het Beroepsregister voor Agogen en Maatschappelijk werkers hebben een aparte doorlink op hun website aangebracht naar De sterkste schakel. Hierop komen maandelijks rond de 500 mensen. Ook Phorza besteedt aandacht aan de campagne op haar website. NIP en de NVO hebben dat bij de start van het traject gedaan. Er is een draaiboek opgesteld en een programma ontwikkeld voor de voorlichtingsbijeenkomsten. Daarbij is een verbinding gelegd met het deelproject 3 waarin beroepscode en tuchtrecht centraal staan. Er is een uitnodigingsbrief opgesteld voor en verzonden naar medewerkers in de jeugdzorg. Van de MOgroep branche jeugdzorg zijn adressen ontvangen en gecombineerd met eigen adressenlijsten voor zo volledig mogelijk overzicht van organisaties in de jeugdzorg met hun contactpersonen. Er zijn afspraken gemaakt met MOgroep Jeugdzorg dat de contacten met de medewerkers in de jeugdzorg via de afdeling P&O van de organisatie in de jeugdzorg verlopen. In mei is een presentatie over voorlichtingscampagne verzorgd bij de MOgroep branche jeugdzorg voor P&O medewerkers uit de sector jeugdzorg. In het februarinummer en in het augustusnummer van Jeugd en Co is een artikel verschenen over de voorlichtingsbijeenkomsten.
14
Begin juni is een eerste voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd in Flevoland. Hier werd het programma proefgedraaid. De belangstelling bleef sterk achter bij de verwachting. De inhoudelijke evaluatie daarentegen was goed tot zeer goed. In de periode van september tot november zijn bijeenkomsten georganiseerd in de overige provincies. Zichtbaar is dat de belangstelling voor de voorlichtingsbijeenkomsten sterk verschilde per provincie, maar overal erg achterblijft bij de ambities. De initiële verwachtingen van 100 bezoekers per bijeenkomst was te optimistisch. Een aantal bijeenkomsten zijn geclusterd. De tegenvallende belangstelling lijkt verschillende oorzaken te hebben. Op 18 november wordt hierover met de betrokken partijen gesproken en wordt bezien welke acties nog mogelijk en zinvol zijn. De campagne wordt later afgesloten dan oorspronkelijk gepland. In plaats van eind 2008, wordt ingezet op het voorjaar 2009. Na afloop van de campagne kunnen we de totale deelnemersaantallen pas definitief evalueren. Na afloop van de voorlichtingscampagne hebben we ook pas een compleet beeld van het aantal nieuwe leden dat de actie heeft opgeleverd en het aantal nieuwe geregistreerden. Vooralsnog lijken de in het projectplan geformuleerde ambities ambitieus, er is een beperkt aantal nieuwe aanmeldingen. Wettelijke erkenning en verplichte registratie zouden bij kunnen dragen aan het realiseren van de beoogde resultaten. Afstemming met andere deelprojecten In het kader van de ledenwerfcampagne is afstemming gezocht met deelproject 3: beroepscode en tuchtrecht. Een inhoudelijke workshop over beroepsethiek, code en tuchtrecht is toegevoegd aan de algemene informatie over beroepsverenigingen en registratie. Planning 2009 /2010 1. Afsluitende bijeenkomst ledenwervings- en voorlichtingscampagne (voorjaar 2009). De website www.benjijdesterksteschakel.nl blijft openstaan tot het einde van de projectperiode. 2. Evaluatie en het volgen van de ledengroei beroepsverenigingen in de sector jeugdzorg per kwartaal (2009/2010) 3. Evaluatie en het volgen van het aantal geregistreerden in de sector jeugdzorg per beroepsregister (2009/2010) 4. Eindverslag (2010)
15
16
Deelproject 2b: Beroepsregister en beroepsregistratie De erkende professional
Projectleider overall: Iris Leene (NVMW) Projectleider specialisatie: Hetty Vos (BRMW / BAMw) Organisatie Partners in dit deeltraject zijn de beroepsverenigingen: NIP; Nederlands instituut voor psychologen; NVO; Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen; NVMW; Nederlandse Verenigingen voor Maatschappelijk Werkers; Phorza; beroepsorganisatie van werkers in sociale en/of (ortho)pedagogische functies. De MOgroep Jeugdzorg is samenwerkingspartner evenals MOVISIE, het NJi, het cliëntenplatform en de Belangenorganisatie voor Medewerkers in de Jeugdzorg. De rol van de verschillende partners verschilt in de verschillende fasen van het project. Doel van het deelproject Ingezet wordt op een toename van het aantal geregistreerde professionals in het kader van kwaliteitsborging en kwaliteitsbewaking. Hoewel de verantwoordelijkheid van jeugdzorgmedewerkers groot is en de kwaliteit van de jeugdzorgwerker cruciaal is voor de kwaliteit van de hulpverlening, is de (sociaal agogische) jeugdzorgwerker tot nu toe niet wettelijk erkend en is beroepsregistratie niet vereist. Daarnaast gaat het om de ontwikkeling van een specialisatie of kamer binnen het register voor de agogische professionals binnen de jeugdzorg en wordt de discussie gevoerd over wettelijke erkenning en verplichte registratie. De twee laatste doelstellingen zijn feitelijk operationele doelstellingen. Beoogde resultaten en producten 1. Kwalitatief hoogwaardige registers waar medewerkers in de jeugdzorg zich kunnen laten registreren in herkenbare kamers en specialisaties. 2. Expertconferentie en positiedocument wettelijk erkenning en verplichte beroepsregistratie 3. 70% van de gedragswetenschappers in de jeugdzorg is ingeschreven bij het beroepsregister in 2010; 4. 25% van de sociaal agogische professionals in de jeugdzorg is ingeschreven in het beroepsregister in 2010; 5. Tenminste 60% van de werkgevers in de jeugdzorg faciliteert zijn werknemers wanneer zij zich laten registreren in een beroepsregister. Operationele doelen 2007/2008 1. Onderzoek naar de mogelijkheid tot samenvoeging van het beroepsregister voor agogen (60 geregistreerden) en het beroepsregister voor maatschappelijk werkers (1800 geregistreerden);
17
2. Operationele specialisatie bij het register / de registers voor sociaal agogen voor medewerkers in de jeugdzorg; 3. Vastgelegde afspraken tussen werkgevers en beroepsverenigingen gericht op versterking van beroepsregisters en toename van beroepsregistratie (zie 2a); 4. Positiedocument en expertconferentie wettelijke erkenning en verplichte beroepsregistratie. Voortgang Het deelproject ligt grotendeels op schema. Vijftig procent van de operationele doelen is gerealiseerd. Registers Mede gestimuleerd door het actieplan zijn de beroepsregisters van maatschappelijk werkers ( het BRMW) en van agogen (het BRvA) samengegaan. De onderhandelingen hierover begonnen in het najaar 2007 en zijn afgerond begin van 2008. Om de beroepsregisters te kunnen samenvoegen moesten structuren en statuten worden aangepast. De naam van het nieuwe beroepsregister voor agogen en maatschappelijk werkers is BAMw. Het (nieuwe) beroepsregister BAMw heeft in tegenstelling tot de oude registers een eigen bestuur en maakt geen onderdeel meer uit van de statuten van de beroepsverenigingen. Er is een nieuwsbericht uitgegaan over de start van het BAMw. De MOgroep heeft hier in haar blad aandacht aan besteed. Vanaf oktober 2008 wordt gestart met de inrichting van de specialisatie in het BAMw voor medewerkers in de jeugdzorg. Ook wordt gestart met de beoordeling van opleidingen. Dit is later dan gepland. Dit heeft te maken met het gegeven dat de stuurgroep heeft aangegeven dat het zinvol is de competentieprofielen die voortkomen uit deelproject 1 als uitgangspunt te nemen voor de inrichting van de specialisatie. Deze competentieprofielen zijn naar verwachting eind 2008 gereed. Of de inrichting van de specialisatie binnen het BAMw uiteindelijk zinvol en nodig is hangt af van de uitkomsten over de discussie over de uitwerking van de verplichte beroepsregistratie. Vooralsnog houden we de kaders van het Actieplan Professionalisering in de Jeugdzorg aan. Convenant Sinds het najaar van 2007 is in het kader van het deelproject 2a overleg gevoerd tussen beroepsverenigingen en bestuurders van de MOgroep Jeugdzorg. Dit proces vroeg de nodige tijd. Voor de zomer lag er een principeconvenant waarmee ook het BAMw akkoord was. De leden van de MOgroep Jeugdzorg wilden voor de zomer nog geen akkoord geven. In het najaar 2008 volgt het definitieve besluit. De MOgroep Jeugdzorg heeft haar leden wel een brief gestuurd onder meer met de oproep de administratiekosten voor beroepsregistratie tot 2010 te vergoeden voor jeugdzorgwerkers. Opleidingskosten vallen hierbuiten. Ledenwerving Vanaf februari 2008 is gewerkt aan het logo en aan materiaalontwikkeling voor de ledenwerfcampagne van de beroepsverenigingen en de voorlichting over beroepsregistratie. Informatie hierover kunt u teruglezen bij de verslaglegging van deelproject 2a.
18
Wettelijke erkenning De discussie over wettelijke erkenning en verplichte registratie zijn onderdeel van dit deelproject. In een positiedocument zijn de voor- en nadelen van wettelijke erkenning door wettelijke verankering van (verenigingsgebonden) beroepsregisters in kaart gebracht. Daarvoor zijn in februari, maart en april gesprekken gevoerd met deskundigen en direct betrokken partners (beroepsorganisaties en werkgeversorganisaties). In april en in september is aan de hand van het positiedocument de discussie gevoerd over het nut en de noodzaak van wettelijke erkenning en verplichte beroepsregistratie voor professionals. Naast belanghebbende partijen was daarbij was ook een wetgevingsjurist aanwezig. Onlosmakelijk verbonden aan de discussie over wettelijke erkenning en verplichte registratie is de discussie over tuchtrecht en de reikwijdte van het tuchtrecht van beroepsorganisaties; kwaliteitsborging en toetsing gaan hand in hand. Vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie, het programmaministerie van Jeugd en Gezin, de opleidingen, de werkgevers, de beroepsverenigingen en de belangenorganisaties zijn het er gezamenlijk over eens dat wettelijke erkenning en verplichte beroepsregistratie nodig zal zijn in het kader van kwaliteitsborging en toetsing in algemene zin en om de doelstellingen van het projectplan te halen in het bijzonder. Beroepsregistratie op vrijwillige basis lijkt vooralsnog een utopie. In het najaar 2008 is er een brief vanuit de stuurgroep naar minister Rouvoet van Jeugd en Gezin gegaan waarin dit standpunt is verwoord. Samenwerking met justitiële jeugdzorgorganisaties In het kader van de discussie over het nut en de noodzaak van wettelijke erkenning en verplichte registratie heeft regelmatig en constructief contact en afstemming plaats gevonden met de vertegenwoordiger van het Ministerie van Justitie. Een vertegenwoordiging van de justitiële partners wordt uitgenodigd zitting te nemen in de groep die de inrichting van de specialisatie Jeugdzorg binnen het beroepsregister van agogisch en maatschappelijk werkers verzorgt. Afstemming met andere deelprojecten Voor de inrichting van de specialisatie jeugdzorg die onderdeel uitmaakt van deelproject 2b wordt afgestemd met deelproject 1: de ontwikkeling van een beroepenstructuur en deelproject 4: de opleidingen. De uitkomsten van deze deelprojecten vormen de input voor de in te richten specialisatie jeugdzorg binnen het register van agogisch en maatschappelijk werkers. Planning 2009 /2010 1. Operationele specialisatie bij het register / de registers voor sociaal agogen voor medewerkers in de jeugdzorg (eerste helft 2009); 2. Afsluitende bijeenkomst voorlichtingscampagne (voorjaar 2009). De website www.benjijdesterksteschakel.nl blijft openstaan tot het einde van de projectperiode; 3. Evaluatie en het volgen van het aantal geregistreerden in de sector jeugdzorg per beroepsregister (2009/2010); 4. Eindverslag (2010)
19
20
Deelproject 3: Tuchtrecht en beroepscode De beschermde professional
Projectleider: Annematt Collot d’Escury-Koenigs; Juridische ondersteuning: Rosalinde Visser; Organisatorische projectondersteuning: Marijke Dinnissen. Doel van het deelproject Kennisontwikkeling op het gebied van beroepscodes en tuchtrecht en de ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardig verenigingstuchtrecht toegespitst op medewerkers voor die beroepen in de Jeugdzorg waar dat nog niet voor gerealiseerd is (sociaal agogen). Om dit doel te realiseren worden drie fasen doorlopen: •
Vergelijking en kadering van de beroepscodes voor gebruik in de Jeugdzorg / invoering tuchtrecht bij Phorza;
•
Kennisopbouw en kennisontwikkeling rond beroepsethiek en tuchtrecht, gebaseerd op bestaande en (onafhankelijke) beroepscodes en toetsingscommissies;
•
Advies over de structurele instelling van een Landelijk Kwaliteitscollege Tuchtrecht.
Beoogde resultaten en producten 1. Desktop vergelijking van de beroepscodes 2. Klachtenreglement/verenigingstuchtrecht Phorza 3. Kennisopbouw aan de hand van gebundelde uitspraken over 40 casussen 4. Instelling Tijdelijk Kwaliteitscollege Tuchtrecht in de Jeugdzorg 5. Advies over structurele instelling Landelijk Kwaliteitscollege Tuchtrecht in de Jeugdzorg. Uitgangspunten Bij de uitwerking van Deelproject 3 is het van belang op te merken dat tuchtrecht wordt gezien als het sluitstuk van kwaliteit van beroepsmatig handelen en professionalisering. Het toetsingskader voor tuchtrecht is de beroepscode, de gedragslijn voor het (ethisch) handelen van beroepsbeoefenaren. Voor het onderdeel beroepscode en tuchtrecht wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht bij het verenigingstuchtrecht van de respectievelijke beroepsverenigingen. Het uitgangspunt van Deelproject 3 is dan ook ernaar te streven dat alle beroepsbeoefenaren die werkzaam zijn in de jeugdzorg zich verbinden aan een voor hun beroep relevante beroepsethische code en daarmee vallen onder tuchtrecht dat op hun beroep van toepassing is. Aangezien de werkingssfeer van het verenigingstuchtrecht zich beperkt zich tot de leden en/of geregistreerden van beroepsverenigingen, is de samenhang met deelproject 2 - de versterking van de beroepsverenigingen en de versterking van beroepsregistratie - van groot belang.
21
Operationele doelen 2007/2008 1. Desktop vergelijking van de beroepscodes 2. Verkrijgen van casuïstiek •
Opstellen van criteria ten aanzien van casuïstiek
•
Opstellen van een format voor het aanleveren van casuïstiek
•
Zorg ten aanzien van anonimisering
•
Overleg Inspectie Jeugdzorg en Ministerie
• Aanleveren van casuïstiek aan het Tijdelijk Kwaliteitscollege 3. Instelling Tijdelijk Kwaliteitscollege Tuchtrecht in de Jeugdzorg Voortgang Vergelijking van de beroepscodes Een eerste matching van de bestaande beroepscodes heeft geleerd dat de verschillende beroepscodes van de NVMW, Phorza (vooralsnog drie stuks), NIP en NVO zich op dezelfde fundamentele uitgangspunten baseren. Alle beroepsverenigingen baseren hun codes op de leidende principes van integriteit, zorgvuldigheid, deskundigheid en respect. Een vergelijking, gemaakt in het kader van het afstuderen HBO SJD, bevestigt deze conclusie. Hoewel de onderliggende principes gelijk zijn, liggen er op uitvoeringsniveau wel degelijk verschillen. Verschillen die gerelateerd zijn aan bijvoorbeeld opleidingsniveau en het beroepsprofiel. Denk bijvoorbeeld aan dossiervorming afschrift en inzage, blokkeringrecht en de definitie van de cliënt. Op dit moment stelt het projectteam een nieuwe onderzoeksopdracht op, mogelijk uit te voeren door een samenwerkingsverband van expertise op het gebied van de gezondheidszorg, vanuit een meer juridisch oogpunt en een zorg perspectief. Voorlopige samenstelling: de heer Ebskamp (vertegenwoordiging Phorza, oud docent filosofie en ethiek aan de HBO/Hogeschool in Holland), Rosalinde Visser (jurist, stafmedewerker juridische zaken en ethiek NIP), Hans Bosman (jurist en directeur NVO, tevens voorzitter herziening beroepscode NVO), vertegenwoordiging NVMW en Annematt Collot d’Escury (projectleider DP3). De eerste bijeenkomst vindt plaats in november 2008. Er wordt naar gestreefd de analyse parallel en mogelijk deels gelijktijdig met de harmonisatie van de beroepscodes vigerend binnen Phorza uit te voeren. De herziening van de beroepscode van de NVO dd. 25 oktober is goedgekeurd door de Ledenraad. Ook de NVMW heeft een revisie van de code onderhanden. De resultaten worden medio 2009 in een expertmeeting voorgelegd aan vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties, actieve beroepsbeoefenaren en vertegenwoordigers uit onderzoek en wetenschap. Beroepscode / Klachtenreglement Phorza Aanvankelijk bestond de overweging dat Phorza en de NVMW tot een vergaande samenwerking dan wel fusie zouden overgaan. In dat geval zou Phorza kunnen aanleunen bij een bestaand Tuchtrecht en bestaande Colleges van Toezicht en Beroep. Beide beroepsverenigingen hebben echter eind 2007 besloten een zelfstandige ontwikkeling op dit moment te prefereren. Phorza is druk doende om op basis van de bestaande drie codes tot één beroepscode te
22
komen. Vanuit deelproject 3 wordt assistentie geboden bij dit proces. Tevens is Phorza zich aan het oriënteren op het vormen van een Verenigingstuchtrecht inclusief een college van Toezicht en een college van Beroep. De Stuurgroep van het Actieplan stuurt aan op tuchtrecht via een wettelijk verplichting tot beroepsregistratie. Koppeling van de beroepsregistratie aan het relevante verenigingstuchtrecht, bijvoorbeeld door onderschrijving van de beroepscode te koppelen aan de registratie, biedt een uitgelezen mogelijkheid tot een door de eigenberoepsgroep en de eigen deskundigheid gedragen tuchtrecht. Ook in dit scenario is het voor Phorza van groot belang dat er binnen afzienbare tijd één beroepscode is. De beroepsgroep in casu, de werkers in sociale en/of (ortho)pedagogische functies, is zelf verantwoordelijk voor haar beroepscode. De beroepsgroep heeft de heer Ebskamp aangesteld om tot een harmonisatie van de beroepscode te komen. Vanuit Deelproject 3 is overleg met het bestuur van Phorza als ook met de heer Ebskamp. Kennisopbouw aan de hand van gebundelde uitspraken over 40 casussen Ten behoeve van het verzamelen van casuïstiek zijn de volgende stappen ondernomen: • Er is een checklist met selectiecriteria opgesteld. Deze checklist vormt een handreiking voor instellingen bij het selecteren van casussen die geschikt zijn voor behandeling door het Tijdelijk Kwaliteitscollege. Het streven is naar een zo groot mogelijke diversiteit in de casuïstiek. • Er is een format opgesteld ten aanzien van het aanleveren en verwerken van de casuïstiek. Het format behelst ondermeer de procedure ten aanzien van herleidbaarheid en terugkoppeling. • Casuïstiek. Naast de direct bij het Actieplan betrokken partijen in de Jeugdzorg zijn verzoeken neergelegd bij de Inspectie jeugdzorg en het Ministerie van Justitie. In 2008 zijn de eerste casussen ter behandeling in het TKC ontvangen. NIP en NVO hebben rapporten beschikbaar gesteld, tevens heeft een grote organisatie binnen de Jeugdzorg rapporten beschikbaar gesteld. Het vergt de nodige inspanning om aan casussen te komen die voldoende informatie bevatten om op een realistische wijze de beroepscodes en eventueel tuchtrecht en hoe dit toe te passen, te toetsen. Vanzelfsprekend werkt het college met anonimisering. Dit neemt echter niet weg dat veel instellingen en professionals enigszins huiverig zijn om een blik in de keuken te gunnen. Immers een casus wordt slechts zelden besproken omdat zij zo goed is gegaan. Terecht zijn diverse instellingen zeer zorgvuldig in het bewaken van de privacy van de betrokkenen als ook de instelling. Zorg voor de privacy en geheimhouding vormen de pijlers van zorgvuldige zorg. Instelling Tijdelijk kwaliteitscollege Tuchtrecht in de Jeugdzorg In het kader van dit doel hebben de volgende activiteiten plaats gevonden: •
Overleg met de besturen van de betrokken beroepsverenigingen en de bijbehorende colleges
•
Samenstellen van het Tijdelijk Kwaliteitscollege
•
Inwerking treden van het Tijdelijk Kwaliteitscollege
23
Het TKC is ruim van samenstelling om ervoor te zorgen dat het hele veld van de jeugdzorg, inclusief de justitiële jeugdzorg goed vertegenwoordigd is. Leden van het TKC komen uit de volgende organisaties: BMJ, Cliëntenplatform, MOgroep, NIP, NVMW, NVO en Phorza. Het Tijdelijk Kwaliteitscollege verkeert hiermee in de unieke positie kennisopbouw te mogen bezien vanuit verschillende beroepsperspectieven. Het TKC ziet zich als een adviescollege dat geen uitspraken, be- of veroordelingen doet, een college dat niet geïnstalleerd wordt door besturen van diverse verenigingen, een college dat in die zin ook niets doet naar individuele beroepsbeoefenaars. Het doel van het College is primair: ontwikkelen van kennis op het terrein van beroepscode en beroepsethisch handelen in de jeugdzorg. Met tot slot een operationeel doel: een advies aangaande een eventueel in te stellen landelijk kwaliteitscollege tuchtrecht en beroepsethiek in de jeugdzorg. Vele instellingen hebben een eigen klachtencommissie, beroepsverenigingen hebben een eigen raad van advies in beroepsethische zaken en of een tuchtcollege. Top op heden is er echter nog nooit vanuit verschillende beroepsperspectieven naar het beroepsethisch handelen gekeken. Met de toenemende specialisaties, de toenemende complexiteit in procedures, wet en regelgeving en de toenemende betrokkenheid van diverse disciplines in de jeugdzorg, lijkt een multidisciplinair college essentieel om goede Jeugdzorg te waarborgen. Tijdens de eerste bijeenkomsten is gekeken naar de beroepscodes en casuïstiek waarbij thema’s naar voren zijn gekomen die verder uitgediept zullen worden: de rol van de organisatie/instelling (o.a. workload, interne toetsing/protocollen), ketenzorg, bevoegdheid, beroepsverantwoordelijkheid en het functioneren van de colleges. Het Tijdelijk Kwaliteitscollege behandelt de casussen langs twee invalshoeken. Ze worden getoetst aan de bestaande beroepscodes waarbij wordt gekeken naar eventuele overeenkomsten en vooral naar mogelijke hiaten in de beroepscodes. Daarnaast genereert de bespreking van de casussen algemene vraagstukken rondom beroepscodes en tuchtrecht in de Jeugdzorg die nader uitgediept worden door het TKC. Congresbijdragen Vanuit deelproject 3 is een bijdrage geleverd aan de volgende congressen: • “Professionalisering en tuchtrecht in de jeugdzorg - de jeugdzorg wordt volwassen!” Medilex, 10 juni 2008 • Beroepscode en interculturalisatie, 19 september 2008 • Jeugdzorg Zo, NJI-MOgroep, 27 september 2007 Afstemming met andere deelprojecten Vanuit het deelproject is een bijdrage geleverd aan de startbijeenkomst samenwerking (“kick-off” bijeenkomst met alle beroepsverenigingen). Deelproject 2 richt zich op het vergroten van bekendheid van de vier beroepsverenigingen, met als uiteindelijke resultaat dat meer medewerkers uit de sector jeugdzorg lid worden van een beroepsvereniging. Een sterke beroepscode en een ervaren tuchtrecht zijn belangrijke kwaliteitsverhogende eigenschappen voor een beroepsgroep. Deelproject 3 bouwt hier op voort. Deelproject 3 levert een intensieve bijdrage aan de voorlichtingsbijeenkomsten, de zogenaamde Roadshows (zie onder meer het februarinummer en het augustusnummer van Jeugd en Co en de Nieuwsbrief van de sector Jeugd van het NIP).
24
Planning 2009/2010 In 2009 zal worden gewerkt aan een verdiepende vergelijking van de beroepscodes op twee niveaus. Daartoe zijn de volgende operationele doelen gesteld: •
In beeld brengen algemene beginselen van de verschillende codes
•
Concrete uitwerking van de verschillende codes
Presentatie van de bevindingen van de vergelijking van de codes in een expertmeeting aan vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties, actieve beroepsbeoefenaren en vertegenwoordigers uit onderzoek en wetenschap. Het Tijdelijk Kwaliteitscollege zal zich in de loop van 2009 tijdens haar bijeenkomsten een beeld kunnen vormen over de wenselijkheid en contouren van een Landelijk Kwaliteitscollege. Op grond daarvan zal in 2010 een advies hieromtrent worden geformuleerd. Het Tijdelijk Kwaliteitscollege staat positief tegenover een wettelijke verplichting tot beroepsregistratie en zal indien dit aan de orde komt graag vanuit de beroepscode en tuchtrechtelijke aspecten betrokken zijn bij de uitwerking. Verdere doelen voor 2009 zijn het opdoen van kennis en ervaring met de verschillende codes en het terugkoppelen van ethische aspecten naar de verschillende beroepsverenigingen en beroepsbeoefenaars. Tot slot wordt in 2009 ingezet op kennisbundeling in de vorm van publicaties (Jeugd en Co Kennis, de Psycholoog en verenigingsgremia, nieuwsbrief en website) en studiedagen rondom ethiek.
•
25
26
Deelproject 4a: Actualisering HBO-opleidingen De lerende professional
Projectleider: Anneke Nijenhuis Projectsecretaris: Laura Nijssen Organisatie De organisatie van dit project ligt bij de HBO-raad. Het project wordt begeleid door een begeleidingscommissie. De voorzitter van de commissie is de heer K. Putters, voorzitter Programmacommissie Zorg voor Jeugd van ZonMw. De leden van de commissie zijn: •
Dhr. H. de Ruiter ( Dean Academie Sociale Studies van de Hanzehogeschool Groningen en voorzitter Landelijk Overleg Toegepaste Psychologieopleidingen)
•
Dhr. N. van Tol ( Hoofd Afdeling Social Work van de Hogeschool Leiden)
•
Dhr. P. Kleinbergen (Hoofd Opleiding Pedagogiek aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en voorzitter Landelijk Overleg Pedagogiekopleidingen)
•
Dhr. P. van der Laan (Senior onderzoeker Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR))
•
Mevr. I. Leene (Directeur Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW))
•
Mevr. G. Bouman (Directeur/bestuurder BJZ Flevoland (MOgroep))
•
Dhr. C. Dresen (Directeur/bestuurder RvB Tender (MOgroep))
•
Mevr. B. Groot (Vicevoorzitter van het Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg (LCFJ))
•
Mevr. H. Jumelet (namens het Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg (LCFJ))
•
Dhr. J. Dekkers (namens de Raad voor de Kinderbescherming/ Justitiële Jeugd Inrichtingen/ Halt)
Doelen van het deelproject De algemene doelstelling van het project is: het optimaliseren van de inzet van de onderwijssector bij de professionalisering van de Jeugdzorg en het verbeteren van de aansluiting van het onderwijs op de laatste ontwikkelingen binnen het werkveld van de Jeugdzorg (i.c. actualisering onderwijs). Beoogde resultaten en producten A. Professionalisering Jeugdzorg door actualisering van de curricula binnen het Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs 1. Body of knowledge over en van de Jeugdzorg. t.b.v. de inrichting van een op de jeugdzorg gerichte context binnen het beroepsonderwijs 2. Onderzoeksrapportage over bestaande portfolio van HBO-opleidingen en de wijze waarop daarbinnen aandacht gegeven wordt voor de Jeugdzorg.
27
3. Draagvlak binnen de sector voor de onderzoeksresultaten en het gebruik ervan. 4. Beschrijving good practices. Ten behoeve van de onder A1.1 en A1.2 genoemde monitoring wordt een onderzoeksopzet gemaakt waarin enerzijds dominante thema’s, dilemma’s en vraagstukken zoals die binnen de kennisontwikkeling in het HBO zelf worden geformuleerd en anderzijds de competentieprofielen zoals die ontwikkeld worden in het deelproject beroepenstructuur input vormen voor een aantal criteria aan de hand waarvan de monitoring zal plaatsvinden. De onderzoeksopzet is tot stand gekomen via input vanuit een tweetal werkconferenties bij de aanvang van het traject waarin opleiders en lectoren de dominante trends en dilemma’s hebben benoemd. Daarnaast is de onderzoeksopzet begeleid door een werkgroep waarin kennis van de jeugdzorg, kennis van de sector HSAO, en onderzoekskennis verankerd waren. B. Advies versterking curricula binnen het HSAO die toeleiden naar de jeugdzorg Resultaten: 1. Adviesrapport over de actualisering van HBO-opleidingen en aandacht daarbinnen voor Jeugdzorg. Daarin zullen op basis van de input van het onderzoek, de beroepsprofielen en de bespreking in het HBO en met het werkveld een aantal inhoudelijke adviezen voor de inrichting van het onderwijs worden gegeven. 2. Kaderstelling ten behoeve van het maken van een plan van aanpak voor de implementatie van het adviesrapport over de actualisering van HBO-opleidingen. Operationele doelen 2007/2008 - Onderzoeksrapportage over bestaande portfolio van HBO-opleidingen en aandacht daarbinnen voor de Jeugdzorg. - Draagvlak binnen de sector voor de onderzoeksresultaten en het gebruik ervan. Voortgang De looptijd van het onderzoek onder HSAO-opleidingen is langer geworden dan vooraf gepland. De deadline voor het invullen van de vragenlijsten is uitgesteld omdat we zoveel mogelijk opleidingen de kans wilden geven om deel te nemen aan het onderzoek, niet in de laatste plaats om het draagvlak voor het uiteindelijke onderzoeksrapport te vergroten. De extra inspanning die is geleverd om zoveel mogelijk respons te krijgen heeft geresulteerd in een goede respons (73%) van het onderzoek. Dit uitstel heeft ook geleid tot een latere oplevering van de onderzoeksrapportage door de onderzoekster. Op basis van een aantal bevindingen uit het onderzoek is op 26 september een werkconferentie georganiseerd met afgevaardigden van hogescholen. Deze werkconferentie werd bezocht door 80 deelnemers. Deze conferentie bood verdieping, interpretatie en input voor de invulling van het uiteindelijke advies aan hogescholen. De vragen ‘Herkent men zich in de resultaten van het onderzoek?’en ‘Welke gevolgen hebben deze resultaten voor de verschillende opleidingen?’ stonden centraal tijdens deze conferentie.
28
In een aantal workshops werden de bevindingen verder geduid en uitgediept. De thema’s van de workshops waren: • Trends in de loopbaanplanning Hoe brengen we studenten een zo goed mogelijk beroepsbeeld bij en reflecteren we op de hoge uitval in de eerste twee jaren van de beroepsuitoefening in de jeugdzorg. • Ontwikkeling van minoren en lectoraten • De inrichting van het op de jeugdzorg gerichte HSAO-onderwijs Hoe komen we tot een landelijk transparante inrichting • Veiligheid en ondernemerschap • Diversiteit • Preventie en gemeentelijk jeugdbeleid Ten behoeve van het Ministerie van Justitie is een klein aanvullend project geformuleerd voor een afzonderlijk onderzoek naar de portfolio van de HBO-opleidingen op het justitiële deel van de curricula, uitmondend in een meer specifiek op dit onderdeel gericht advies. Dit alles op basis van het specifiek justitiële deel zoals dat in de beroepsprofielen is geformuleerd. Afstemming met andere deelprojecten In het deelproject is vanaf het begin van de looptijd vooral intensief samengewerkt met het deelproject beroepenstructuur. Er vindt regelmatig afstemming plaats over de voortgang van beide projecten en over de wijze waarop resultaten zoals ontwikkeld in de nieuwe beroepsprofielen gebruikt kunnen worden in de procesgang van het deelproject opleidingen. Op die wijze beïnvloeden beide projecten elkaar niet alleen inhoudelijk, maar vindt voor het deelproject opleidingen ook versnelling in de tijd plaats omdat niet strikt gekozen is voor een volgtijdelijke werkwijze. Ook met de andere deelprojecten vindt afstemming plaats. Planning komend jaar Te ondernemen activiteiten in de komende maanden 1. Tijdens gesprekken met het werkveld zullen zowel de resultaten van het onderzoek als de reactie van het onderwijs op het onderzoek worden besproken. We zullen zowel met werkgevers, met werknemers, met cliënten alsook met ex-werknemers van verschillende organisaties (ook justitiële organisaties) in gesprek treden. Ex-werknemers worden bevraagd om te achterhalen waarom ze zijn weggegaan uit de jeugdzorg/geswitcht zijn naar een andere organisatie. Hadden ze een verkeerd verwachtingspatroon? 2. Matching beroepsprofielen met de resultaten van het onderzoek (en eventueel andere ijkpunten). Dit zal in overleg met de voorzitter van deelproject 1 en in overleg met de begeleidingscommissie van deelproject Opleidingen gebeuren. 3. Schrijven van het advies met het implementatiekader. Het beoogde advies zal gereed zijn in het voorjaar van 2009.
29
30
Deelproject 4 spoor 2a: Versterking opleidingscontinuüm, onderdeel aansluiting werkveld - MBO - HBO
Projectleider: Joke van Alten Organisatie Dit deelproject wordt uitgevoerd in opdracht van de MBO Raad, commissie Welzijn. Doel van het deelproject Komen tot een advies aan het MBO, Calibris, het HBO en de werkgevers over welke activiteiten zij kunnen ondernemen (landelijk en/of regionaal) ter invulling van het opleidingscontinuüm werkveld – MBO – HBO. Beoogde resultaten en producten Maken van een beschrijving van “ the state of the art”: op welke wijze krijgen binnen het MBO de opleiding(en) voor jeugdzorg een plaats aan de hand van de volgende stappen: 1. Een beschrijving van de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte uit het werkveld: aan wat voor werknemers, met welke opleiding en welk opleidingsniveau is behoefte op korte en lange termijn? 2. Een beschrijving van the state of the art aan de hand van goede voorbeelden uit het MBO op basis van onderzoeksvragen gericht op de aansluiting werkveld – MBO en gericht op de doorstroom MBO – HBO: 3. Een beschrijving van producten die door Calibris ontwikkeld worden t.a.v. de inhoudelijke component: o Aansluiting MBO kwalificatiedossier pedagogisch werk – jeugdzorg op de relevante HBO opleidingsprofielen: Pedagogiek, SPH, MWD. o Overeenkomsten en verschillen tussen de MBO kwalificatiedossiers Pedagogisch werker-4 kinderopvang en jeugdzorg, Onderwijsassistent, Medewerker Maatschappelijke zorg – gehandicaptenzorg en sociaal-cultureel werk met aanbevelingen voor Roc’s hoe zij hiermee hun opleidingen kunnen vormgeven. 4. Aanbevelingen voor werkveld, MBO en HBO om goede voorbeelden te kunnen realiseren: o Wat is er nodig om meer goede voorbeelden te realiseren binnen het MBO? o Wat is er nodig om de doorstroom naar het HBO te optimaliseren? o Hoe is dat te organiseren? Wie zijn daarvoor nodig / aan zet? o Wat zijn aanbevelingen voor het MBO, HBO, Calibris en het werkveld? Voortgang en planning Het deelproject is gestart in september 2008 en wordt afgerond in december 2008. In februari wordt het advies besproken in de stuurgroep.
31
Afstemming met andere deelprojecten De projectleider van deelproject 4a Actualisering HBO-opleidingen, Anneke Nijenhuis, neemt deel aan de adviescommissie om daarmee de afstemming tussen beide sporen te borgen.
32
Deelproject 4 spoor 2b: De positie van de gedragswetenschapper in de Jeugdzorg
Projectleider: Quirien van der Zijden (Partners in Jeugdbeleid)
Organisatie De verantwoordelijkheid voor dit deelproject berust bij NIP en NVO. Doel van het deelproject Dit deelproject beoogt zicht te krijgen hebben de toegevoegde waarde van een WO-opgeleide beroepsbeoefenaar en het onderscheid met de Hbo-opgeleide professionals binnen de jeugdzorg. Daarnaast wordt nagegaan hoe de rol, positie en expertise van de gedragswetenschapper in de jeugdzorg optimaal kan worden benut. Beoogde resultaten en producten Een beschrijving van de optimale positie van de gedragswetenschapper binnen zowel de bureaus jeugdzorg als de zorgaanbieders. De beschrijving maakt duidelijk: •
Wat de toegevoegde waarde is van een W0-opgeleide beroepsbeoefenaar en wat het onderscheid is met de Hbo-opgeleide professionals binnen de jeugdzorg.
In welke rol en positie de expertise van de gedragswetenschapper in de jeugdzorg optimaal kan worden benut. Vanuit deze beschrijving worden voorstellen gedaan aan aanbieders van (post)academische opleidingstrajecten incl. de doorstroommogelijkheden vanuit het (post)HBO. •
Om de optimale positie van de gedragswetenschapper binnen de jeugdzorg te bepalen worden de volgende activiteiten uitgevoerd: •
Gesprekken met experts op het gebied van professionalisering, jeugdzorg, en scholing (HBO en WO). Wat zijn hun opvattingen over de optimale inzet van de expertise van gedragswetenschappers?
•
Afstemming met werkgevers: wat is vanuit het perspectief van werkgevers de optimale positie van gedragswetenschappers? Hoe kijken zij aan tegen de opvattingen van de geraadpleegde experts en van de gedragswetenschappers zelf?
Raadpleging van ca. 10-15 gedragswetenschappers werkzaam binnen bureaus jeugdzorg en zorgaanbieders (jeugdzorg, jeugd-GGZ, JJI’s) in een bijeenkomst waarin de opgedane ideeën worden voorgelegd. Op basis van de gevoerde gesprekken en de bijeenkomst met gedragswetenschappers volgt een beschrijving van de meest optimale positie(s). Met NVO en NIP wordt vervolgens in kaart gebracht welke consequenties dit heeft voor de opleidingstrajecten en registratie-eisen. Dit leidt tot voorstellen richting de aanbieders van de opleidingstrajecten. •
33
Planning Het deelproject start december 2008. Het eindproduct is op 1 mei 2009 gereed.
34
Deelproject 4b: Databank na- en bijscholing De doorlerende professional
Projectleider: Marianne Berger (Nederlands Jeugdinstituut / NJi) Projectmedewerker: Niels Zwikker (NJi) Organisatie In het kader van het project DANS werken drie partijen met elkaar samen: de MOgroep, de beroepsverenigingen NVMW, Phorza, NVO en NIP, en het NJi. Het NJi heeft in dit project de projectleiding. Het project wordt begeleid door een commissie bestaande uit: •
MOgroep (Dhr. W. Spierings, mevr. C. Verkerk)
•
NVO (dhr. D. Koets)
•
NVMW (mevr. I. Leene)
• Spirit (mevr. T. Walstra) De begeleidingscommissie wordt, na de uitbreiding van het project met Justitiële Jeugdzorgorganisaties, uitgebreid met afgevaardigden uit dit werkveld. Doelen van het deelproject Het project DANS beoogt het bieden van een overzicht over na- en bijscholing dat voor de jeugdzorg relevant is. Hiermee hebben werkers in de jeugdzorg de mogelijkheid om relevant en kwalitatief goed scholingsaanbod te volgen dat zowel een bijdrage levert aan de uitoefening van hun functie als aan hun beroepsvorming. Beoogde resultaten en producten 1. Het op kwaliteit beoordeelde scholingsaanbod is voor het veld toegankelijk gemaakt middels een digitale Databank Na- en bijScholing (DANS) 2. Interne ontwikkelaars van scholing gebruiken kwaliteitscriteria om de kwaliteit van hun scholingen te verhogen; 3. Het scholingsaanbod is te sorteren aan de hand van belangrijke problemen en opvoedingsvragen; 4. Het scholingsaanbod kan worden gerelateerd aan competenties. Operationele doelen 2007 / 2008 1. Er is overzicht over scholingsaanbod dat voor de Jeugdzorg relevant is; 2. Er is duidelijkheid over de vraag waar op kwaliteit beoordeeld scholingsaanbod ondergebracht kan worden; 3. De toegankelijkheid van het op kwaliteit beoordeeld scholingsaanbod wordt voorbereid.
35
Voortgang Overzicht relevant scholingsaanbod Het NJi heeft een overzicht gemaakt van scholingen die de Bureaus Jeugdzorg en de zorgaanbieders voor hun medewerkers inzetten. Dit overzicht bestaat uit een top drie van zelf ontwikkeld en een top drie van bij derden ingekocht aanbod. Uit deze inventarisatie blijkt dat het eerder veronderstelde onderscheid tussen beroeps- en functiegericht scholingsaanbod niet echt te maken is. Bovendien werd duidelijk dat veel scholingen op het eerste gezicht in potentie door het BAMw geaccrediteerd kunnen worden. Voor een versterking van de beroepsregistratie voor sociaalagogisch medewerkers in de jeugdzorg, die in de praktijk veel functiescholingen volgen, is deze conclusie van belang. Het verslag van deze inventarisatie is te vinden op www.nji.nl/professionaliseringjeugdzorg. De inventarisatie heeft geen inzicht geboden in veel gebruikt scholingsaanbod door gedragswetenschappers aangezien de vraagstelling zich richtte op het meest ingezette scholingsaanbod. De gedragswetenschappers zijn minder in getal en zoeken vaak individueel hun aanbod. Het NJi voert momenteel in samenwerking met NVO/NIP een aanvullende inventarisatie uit naar veelgebruikt scholingsaanbod door gedragswetenschappers en gaat na hoe het zit met de accreditatiemogelijkheden. Duidelijkheid over waar op kwaliteit beoordeeld scholingsaanbod ondergebracht wordt De MOgroep Jeugdzorg heeft aangegeven ervoor open te staan op kwaliteit beoordeeld scholingsaanbod onder te (laten) brengen te brengen bij de beroepsregisters. Om inzicht te geven in de criteria en procedure hebben NVO/NIP en het BAMw hun criteria en procedure verduidelijkt. In de stuurgroep is besloten dat deze criteria en procedure werkbaar zijn. Dit impliceert dat de MOgroep haar leden stimuleert om het scholingsaanbod ter accreditatie voor te leggen aan beroepsverenigingen of -registers. De betreffende beroepsverenigingen en –registers werken dit verder in onderling overleg met de MOgroep Jeugdzorg uit. Toegankelijkheid geaccrediteerd aanbod Zowel NVMW en Phorza (via het BAMw) als NVO en NIP hebben hun criteria en accreditatieprocedure op hun websites weergegeven. NIP en NVO bieden via hun website ook een overzicht van geaccrediteerde scholingen. De werkers in de Jeugdzorg zijn hier nog onvoldoende mee bekend. Om de bekendheid te vergroten richt het NJi een databank c.q. portal in van waaruit (toekomstige) gebruikers worden toegeleid naar het geaccrediteerde aanbod voor de Jeugdzorg van het BAMw en NVO/NIP. Het NJi overlegt momenteel met de beroepsverenigingen hoe de databank in te richten is en treft hiertoe voorbereidingen. De databank biedt ook informatie over accreditaties, kwaliteitscriteria voor scholingen e.d. Hiermee kunnen opleiders ook nagaan wat de kwaliteit van hun eigen aanbod is. Ook kunnen ze de criteria gebruiken bij de ontwikkeling van nieuw aanbod. Dit kan leiden tot kwaliteitsverbetering van het aanbod. Afstemming met andere deelprojecten De besluiten in het kader van de DANS worden zoveel mogelijk gerelateerd aan de bredere doelstelling rond het bevorderen van beroepsregistratie van werkers in de Jeugdzorg (deelproject 2b). Als de DANS een overzicht biedt van geaccrediteerd scholingsaanbod voor
36
de Jeugdzorg is dit stimulerend voor niet geaccrediteerde opleidingen om hun aanbod te laten accrediteren. Dit geeft weer een stimulans voor beroepsregistratie. Het deelproject DANS heeft ook relaties met deelproject 1: ontwerpen van een beroepenstructuur voor de Jeugdzorg. Na- en bijscholing worden in relatie gebracht met deze competenties. De competenties vormen ook de basis voor een actualisatie van de initiële opleidingen. Deze actualisatie heeft mogelijk ook consequenties voor de in te zetten na- en bijscholing. Bijvoorbeeld omdat sommige onderdelen worden aangeboden in de initiële opleiding. Ontwikkelingen hierin vormen een punt van aandacht binnen het project DANS. Planning 2009/2010 De projectperiode zullen de activiteiten van het project DANS zich richten op de volgende activiteiten: 1. Verdere uitwerking en inrichting van de DANS (databank en portal). In het kader van dit doel wordt voortgebouwd op de activiteiten uit de vorige projectperiode. 2. Overbrengen van de kwaliteitscriteria voor scholingsaanbod aan interne ontwikkelaars van scholingen. 3. Relateren van het op kwaliteit beoordeelde scholingsaanbod aan veel voorkomende problemen en opvoedingsvragen. Het betreft hier het aanbrengen van een koppeling met de themadossiers die het NJi momenteel inricht. Door deze aan te vullen met relevant en kwalitatief goed scholingsaanbod worden deze dossiers gecompleteerd. 4. Relateren van het scholingsaanbod aan competenties. Op basis van de resultaten van deelproject 1 wordt nagegaan of het mogelijk is om de geformuleerde competenties voor sociaal agogen en gedragswetenschappers uit de specialisaties binnen het beroepsregister te koppelen aan na- en bijscholing, zodat het voor gebruikers duidelijk is welk aanbod zij voor deze competenties kunnen volgen. 5. Wegens de uitbreiding van het actieplan met de Justitiële Jeugdzorgorganisaties (HALT, JJI’s en Raad voor de Kinderbescherming) vindt ook een inventarisatie plaats van veel gebruikt scholingsaanbod door uitvoerend werkers en gedragswetenschappers bij deze organisaties. 6. De opleidingen die Justitieorganisaties volgen worden, mits geaccrediteerd, opgenomen in de DANS.
37
38
Bijlage 1: Samenstelling stuurgroep
Mw. E. Kalsbeek voorzitter Mw. M. Berger secretaris
n.v.t.
Dhr. P. Bonke Dhr. B. van Bruxvoort Mw. E. Deijkers / Mw. A. Ribberink Dhr. F. Dronkers Mw. A. Groen Mw. K. Grootemaat Mw. B. Groot Dhr. R. van Herk Dhr. J. Hoekstra Mw. H. Jumelet Dhr. W. Kuiper
Interprovinciaal Overleg / IPO MOgroep Jeugdzorg Ministerie van Justitie Ned. Instituut van Psychologen / NIP Phorza HBO-raad Landelijk Cliënten Forum Jeugdzorg / LCFJ Programmaministerie voor Jeugd en Gezin MBO Raad Landelijk Cliënten Forum Jeugdzorg / LCFJ Belangenvereniging voor medewerkers in de bureaus Jeugdzorg / BMJ Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers / NVMW Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling / VVAK Belangenvereniging voor medewerkers in de bureaus Jeugdzorg / BMJ Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen / NVO HBO-raad Halt Nederland / Dienst Justitiële Inrichtingen / Raad voor de Kinderbescherming MOgroep Jeugdzorg
Mw. I. Leene Mw. J. Meulmeester Dhr. T. Moolenaar Dhr. X. Moonen Dhr. J. Schaap Dhr. C. Weeda Dhr. C. Wierda
Nederlands Jeugdinstituut / NJi
39
Bijlage 2: Samenstelling projectgroep Dhr. H. Hens
projectleider Beroepenstructuur Jeugdzorg (MOVISIE)
Mevr. I. Leene
projectleider Versterking Beroepsverenigingen en vergroting beroepsregistratie ( NVMW/Phorza)
Mw. A. Collot d’Escury projectleider Beroepscode en tuchtrecht ( NIP/NVO) Mw. A. Nijenhuis
projectleider Actualisering HBO (HBO-raad)
Mw. C. Verkerk
vertegenwoordiger MOgroep
Mw. M. Berger
projectleider DANS (NJi) voorzitter en ondersteuning
Dhr. N. Zwikker
ondersteuning (NJi)
40
41