VERSIE 18.02.2008
IKKB STANDAARD voor de PRIMAIRE PLANTAARDIGE PRODUCTIE
INTERPRETATIEDOCUMENT
OVPG vzw Overlegplatform voor de Verwerking van en handel in Plantaardige grondstoffen en producten Tervurenlaan182, B 4 B-1150 Brussel Tel: +32 (0)2 775 80 63 Fax: +32 (0)2 775 80 75
AGROFRONT Algemeen Boerensyndicaat
Boerenbond
Fédération Wallonne de l’Agriculture
H. Consiencestraat 53A B-8800 Roeselare Tel: +32 (0)51 26 08 20 Fax: +32 (0)51 24 25 39
Diestsevest 40 B-3000 Leuven Tel: +32 (0)16 28 61 01 Fax: +32 (0)16 28 61 09
Chaussée de Namur 47 5030 Gembloux Tel: +32 (0)81 60 00 60 Fax: +32 (0)81 60 04 46
Interpretatiedocument van de IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie bij Versie 2.2 dd 05.07.2007
1
2
Inhoudstafel Inleiding............................................................................................................... 1
Hygiënevereisten ................................................................................................. 1
1. Bedrijf en gebouwen ............................................................................... 1 2. Machines, apparatuur en gereedschappen die in contact komen met product voor oogst en na-oogst behandeling ........................................................... 18 3. Bedrijfsleider, personeel en derden ......................................................... 27 4. Teelttechniek ....................................................................................... 31 5.
Schadelijke organismen................................................................... 47
Registratie.......................................................................................................... 52
1.
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie ...................... 52
2. IKKB Standaard voor de Aannemers van Land- en Tuinbouwwerken voor de Primaire Plantaardige Productie ............................................................. 62
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Inleiding Dit interpretatiedocument is een achtergronddocument bij de IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie (versie 2.2 van 05.07.2007), en is in de eerste plaats een handleiding voor de auditoren van certificeringsinstellingen en controle centra. De IKKB Standaard bestaat uit twee grote delen, namelijk de hygiënevoorschriften en de registratievereisten. Het zijn deze hoofdstukken die hier meer in detail worden besproken. Indien een bepaalde vereiste gebaseerd is op bestaande wetgeving dan wordt hiernaar verwezen. Deze wetteksten zijn ook terug te vinden op de website van Vegaplan. De Sectorgids Autocontrole voor de Primaire Plantaardige Productie zit integraal vervat in de IKKB Standaard. De Sectorgids bevat enkel de vereisten met betrekking tot voedselveiligheid en traceerbaarheid onder de bevoegdheid van het FAVV. De IKKB Standaard bevat daarbovenop vereisten met betrekking tot voedselveiligheid, traceerbaarheid en milieu, gebaseerd op de wetgeving, maar ook in het kader van interprofessionele afspraken en goede agrarische praktijken. De vereisten uit de Sectorgids hebben geen * achteraan hun code. Voor deze punten dient eveneens de leidraad van het FAVV (PB 01 – LD 01 – REV2 – 2007) gevolgd te worden. Deze leidraad werd mee geïntegreerd in dit interpretatiedocument. Stukken uit deze leidraad van het FAVV zijn cursief weggegeven. Voor elke vereiste wordt aangeduid of deze visueel (v), via ondervraging (o) of bij wijze van registers of documentatie (r) (eventueel is een combinatie mogelijk) moet gecontroleerd worden. In het kader van de sectorgids geldt voor deze punten tevens een andere beoordelingswijze. Voor de Sectorgids worden deze punten gequoteerd met een A1, A2 of B non conformiteit of als opmerking. Meer informatie over de beoordelingswijze en erkenning van keurings- en certificeringsinstellingen in het kader van de sectorgidsen is terug te vinden op de website van het FAVV: www.favv.be onder de rubriek autocontrole bij beroepssectoren. In het kader van de IKKB Standaard, wordt als volgt beoordeeld: NIVEAU 1: 100% van de vereisten moeten in orde zijn om een certificaat te behalen NIVEAU 2: 70% van deze vereisten moeten in orde zijn om een certificaat te behalen NIVEAU 3: aanbevelingen Meer informatie over het gebruik van de IKKB Standaard is terug te vinden in hoofdstukken 1, 2 en 3 van deze IKKB Standaard.
1
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Overzicht van de productgroepen in de IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie en hun bijhorende code Productgroep
Code
Aardappelen zonder stockage
A
Aardappelen met stockage
As
Groenten – versmarkt, beschutte teelt
G vm b
Groenten – versmarkt, openluchtteelt
G vm o
Industriegroenten, akkerbouwmatig
IG a
Industriegroenten, intensief
IG i
Zachtfruit en houtig kleinfruit
ZF
Hardfruit en steenfruit
HF
Granen, olie- en proteïnehoudende gewassen
COP 1
Granen, olie- en proteïnehoudende gewassen met stockage
COP s
Suikerbieten
B
Cichorei
C
Hop
H
Ter verduidelijking: De teelt van witloofwortelen valt onder de productgroep: industriegroenten akkerbouwmatig. De opslag en forcerie van deze wortelen valt onder de productgroep groenten – versmarkt, beschutte teelt.
Ook thuisverkoop valt onder gids G-012 indien: ¾ Geen voorverpakking en ¾ Geen verwerking
1
Stockage: wanneer de exploitant de COP langer dan 6 weken op zijn bedrijf bewaart 2
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Hygiënevereisten 1. Bedrijf en gebouwen Code
PG
Omschrijving vereiste
Niv.
Interpretatie
Cont role
Wetgeving
1. Opslag van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden
1.1.2
1.1.3
Alle productgroepen
1.1.1
De bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden worden opgeslagen in een afsluitbare ruimte die uitsluitend hiervoor bestemd is (fytolokaal) of in een geschikte kast, en die voldoet aan de volgende eisen: − Op slot en niet toegankelijk voor kinderen en onbevoegden.
1
Dit impliceert dat de in gebruik zijnde producten zich niet op de percelen of in de bewerkings- of opslagruimten bevinden. Producten worden veilig opgeslagen achter slot en grendel. De sleutel wordt op een veilige plaats bewaard. Dit betekent: niet bereikbaar voor kinderen. Indien tijdens het bezoek niet op slot dan wordt gevraagd naar de reden (bv. leveren van producten, voorbereiding tot gebruik van producten). Indien niet op slot en lokaal wordt tijdens audit/controle gesloten: opmerken op bezoekrapport.
v
KB 28/02/1994 art. 77: bestrijdingsmiddelen KB
− Op elke directe toegangsdeur van een verschillende wand moeten goed zichtbaar de verplichte aanduidingen worden aangebracht: “doodshoofd”, samen met de vermelding “vergif” en (in geval van een lokaal) de vermelding “geen toegang voor onbevoegden”.
1
De pictogrammen zijn op of vlak naast de toegangsdeur aangebracht. Aanbeveling in Sectorgids, niv. 1 in IKKB.
v
− Goed verlicht: in geval van een lokaal is er aanwezigheid van elektrische verlichting. In geval van een fytokast moet er verlichting zijn in nabijheid van
1
De aanwezigheid van een zaklamp in het lokaal is onvoldoende. De aanwezigheid van een looplamp is wel voldoende. De verlichting in het fytolokaal of nabij de
v
22/05/2003: biociden
KB 14/11/2003 Bijlage I – 4h
1
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
de kast. Een degelijke verlichting laat toe dat men de etiketten kan lezen.
1.1.5
− Voor de gevaarlijkste producten (klasse A producten die voorkomen in deel 1 van bijlage 10 van het KB van 28/02/1994) geldt: gescheiden van woonplaats, stallen en voederplaatsen en bewerkingsruimten, de deur van de opslag mag niet uitgeven in deze ruimten.
Alle productgroepen
1.1.4
fytokast moet zodanig zijn dat de etiketten van de bestrijdingsmiddelen steeds leesbaar zijn. B NC in Sectorgids, niv. 1 in IKKB. 1
Indien het één ruimte betreft dan moet de afstand tussen de toegangsdeur en de woonplaats / stallen / voederplaatsen / bewerkingsruimten, minstens 4 meter zijn. Bijlage 10: Deel 1. Giftige gassen of producten die deze afgeven − Blauwzuur en stoffen die blauwzuur vrijmaken − Aluminium- of magnesiumfosfide, fosforwaterstof − Trichloornitromethaan (chloorpicrine) − Methylbromide (bromomethaan) − T gas − Ethyleendibromide Geschrapt uit leidraad FAVV
v
KB 28/02/1994 art. 77 bestrijdingsmiddelen KB 22/05/2003:
− Droog
1
Poeders mogen niet bevochtigd worden. Ze mogen niet klitten, er mag geen schimmelgroei zijn, … Aanbeveling in sectorgids, niv. 1 in IKKB.
v
1.1.6
− Doelmatig verlucht, bijvoorbeeld een specifieke opening voor verluchting.
1
Het lokaal mag tijdelijk afgesloten worden om dit lokaal vorstvrij te houden. Geen condensvorming, … Aanbeveling in Sectorgids, niv. 1 in IKKB.
v
1.1.7
− Vorstvrij (in geval van opslag van vloeibare bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden)
1
De opslagruimten is gebouwd met materialen of geplaatst op zo’n manier dat het bestand is tegen vorst. Niet van toepassing indien geen vloeibare middelen aanwezig zijn. Pasta’s zijn gevoelig voor vriesschade. Aanbeveling in Sectorgids, niv. 1 in IKKB.
v
biociden
KB 14/11/03 Bijlage I 4h
2
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
In het fytolokaal/fytokast worden uitsluitend bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden opgeslagen. Het is verplicht deze producten in hun oorspronkelijke verpakking te bewaren en vergezeld van hun oorspronkelijke etiket.
Alle productgroepen
1.1.8
1
In het fytolokaal worden uitsluitend bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden opgeslagen. Niet-erkende gebruikers mogen daar ook andere producten opslaan voor zover die producten aan de volgende voorwaarden voldoen: I. Niet bestemd voor menselijke of dierlijke voeding (alle risico’s van rechtstreekse verontreiniging vermijden) II. Geen brand- of ontploffingsgevaar inhouden (geen brandstoffen, stikstofmeststoffen, …) alle risico’s van rechtstreekse verontreiniging van voedselvoorraden als gevolg van een accident in het lokaal vermijden, III. Apart opgeborgen, op afzonderlijke rekken en zodanig dat alle risico van rechtstreeks contact met bestrijdingsmiddelen (bijvoorbeeld bij lekverliezen) wordt vermeden Die andere producten kunnen o.a. zijn: bleekwater, zaaizaden, vloeibare meststoffen, sporenelementen, … In dit lokaal mag verder ook de specifieke uitrusting voor gebruik van de producten worden opgeslagen. Let op erkende of speciaal erkende gebruikers moeten alle voorschriften uit het KB 28/02/94 voor wat betreft het bewaren van A- en Bbestrijdingsmiddelen integraal naleven (dit wil zeggen dat ze enkel deze producten mogen bewaren in hun lokaal, andere producten dan klasse A en B moeten eventueel in een ander lokaal/kast worden opgeslagen). Gemotoriseerde toestellen mogen niet in deze
v
KB 28/02/1994 art. 77 bestrijdingsmiddelen KB 22/05/2003: biociden
3
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
ruimte worden geplaatst. Alle producten worden in de originele verpakking bewaard. Ompakken mag enkel bij breuk. In dat geval moet de nieuwe verpakking alle informatie van het originele etiket bevatten. Vervallen bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden en gewasbeschermingsmiddelen voor privé gebruik worden gegroepeerd opgeslagen met de aanduiding “vervallen” of “privé”. Alle productgroepen
1.1.9
1
De volgende producten worden als vervallen beschouwd: de producten waarvan de erkenning is vervallen en waarvan de eventuele opgebruiktermijn is verstreken (zie www.fytoweb.fgov.be) of deze waarvan de uiterste gebruikdatum vervallen is. De gegroepeerde opslag van bepaalde producten wordt niet langer getolereerd. Het betreft meer bepaald de producten die 2 jaar of langer, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar van inspectie, vervallen zijn geworden. Gebruikers die niet in België erkende bestrijdingsmiddelen stockeren om ze op hun percelen gelegen in het buitenland te gebruiken, moeten hiervoor een toelating voor in- en uitvoer van bestrijdingsmiddelen landbouwkundig gebruik aanvragen bij het FAVV en moeten deze producten gegroepeerd opslaan met een bordje ‘export’.
v
ACI 30/05/96
4
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
1.1.10
1.1.11
Lege gespoelde verpakkingen (van gebruikte producten) veilig bewaren, meegeven met Phytofar Recover”ophaalsysteem.
1
Er is geschikte weeg- en/of maatapparatuur aanwezig.
1
Lege verpakkingen dienen veilig te worden bewaard op een droge plaats (in Phytofar zakken of afzonderlijk in het fytolokaal). Ze mogen zeker niet in de productie-, sorteer-, eetruimte liggen. Deelname aan Phytofar Recover kan worden aangetoond door een bewijs van de laatste ophaling of het bezit van Phytofar zakken. Ook ‘vervallen’ producten moeten meegegeven worden met Phytofar Recover. Niet mee opgenomen in checklist en leidraad van het FAVV. De opslagruimte of de mengplaats (als dit ergens anders is) is uitgerust met de meet- en mengapparatuur zoals maatbekers (Æ goed leesbaar), weegschalen (Æ maximum 10% afwijking; OCI’s gebruiken een gekalibreerd gewicht) en met gebruiksvoorwerpen zoals emmers, die gebruikt kunnen worden voor alle producten die toegepast worden. Indien meeten mengapparatuur buiten de opslagruimte worden bewaard, mogen deze na gebruik geen zichtbare resten van producten bevatten. Al naargelang de bestrijdingsmiddelen en biociden die op het bedrijf worden gebruikt, moeten een voldoende nauwkeurige weegschaal en/of recipiënten met bekende inhoud beschikbaar zijn om de bestrijdingsmiddelen en de biociden te kunnen doseren. Deze apparatuur wordt niet gebruikt voor andere doeleinden.
v
ACI 30/05/96
Phyto far: v of r
V+
KB
verifi-
14/11/2003
catie
Bijlage I 4h
van weeg appar atuur
5
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Alle productgroepen
1.1.12*
1.1.13*
Er moet beschermkledij aanwezig zijn, deze kledij wordt niet bewaard in het fytolokaal. De persoon die de bestrijdingsmiddelen en biociden gebruikt moet kunnen beschikken over de juiste beschermende kledij in overeenstemming met de instructies op het etiket van de gebruikte producten en met de risico’s voor gezondheid en veiligheid: Deze beschermende kledij wordt uitsluitend gebruikt voor het toepassen van bestrijdingsmiddelen en biociden. De landbouwer bewaart deze kledij afzonderlijk van de andere kledij. Hij kan bijvoorbeeld opteren voor een afzonderlijke kleur van overall die hij enkel gebruikt voor gewasbescherming. − Spuitkledij (overall en laarzen): bv. een katoenen overall, duurzame spuitoverall of regenkledij − Handschoenen bv. uit neopreen of nitril (chemisch resistent) − Ademhalingsbescherming bv. minstens een halfgelaatmasker, met combinatie gas- en dampfilter (bruine band) en stoffilter
1
Handschoenen (neopreen of nitril) moeilijk te controleren Masker: geen stofmasker, bruine band dient aanwezig te zijn, steeds afgesloten bewaren en houdbaarheidsdatum controleren Code van goede landbouwpraktijken: gewasbescherming Het best beschermende masker draagt de code ABP3 en heeft codekleur bruin. Het masker heeft in elk geval de bijpassende combinatiefilter, een voorfilter die stof en spuitnevels tegenhoudt en een actieve koolfilter die schadelijke gassen en dampen tegenhoudt. Er kan aangeraden worden om de datum van ingebruikname op te schrijven en de handleiding te lezen om te weten wanneer de filter moet vervangen worden.
v
Indien de bestrijdingsmiddelen en biociden gestapeld worden, moet dit ordelijk gebeuren. Poeders moeten boven vloeistoffen gestapeld worden of fysiek gescheiden worden (bv. poeders links, vloeistoffen rechts of via opvangbakken).
2
Er mogen zich geen vloeibare producten boven poeders bevinden die bij lekkage een contaminatie van de poeders kunnen veroorzaken. Alternatieven zijn een opvangbak op elke hoogte of alle vloeistoffen in een opvangbak.
v
6
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Er is opvang van lekkage mogelijk: opvangbakken plaatsen of een dorpel voorzien. Vloeibare middelen moeten ingekuipt zijn.
3
Vloeistoffen zijn opgeslagen in een opvangbak of er is een voldoende grote opvangbak onderaan (de opvangbak heeft minstens de inhoud van de grootste aanwezige verpakking), zodat er geen lekkage of vervuiling mogelijk is buiten de opslagruimte. Tevens mag een drempel voorzien zijn aan de toegangsdeur. Niet van toepassing indien geen vloeibare middelen aanwezig zijn.
v
Vlarem
1.1.15*
De ondergrond is verhard (bijvoorbeeld: stenen vloer, beton, tegels).
2
Niet van toepassing bij een fytokast, enkel bij lokaal.
v
Vlarem
1.1.16*
Bij morsen moet men meteen kunnen opruimen. Daartoe wordt in het lokaal een emmer met absorberend materiaal (zand, zaagsel), een borstel, een handborsteltje en een vuilbik geplaatst. De absorberende stof wordt over de gemorste vloeistof gestrooid, absorbeert en kan vervolgens gemakkelijk worden opgeruimd.
2
Aanwezig in de nabijheid van het fytolokaal of fytokast.
v
Vlarem
De opslagruimte (lokaal of kast) bestaat uit brandveilige materialen. Elektrische leiding is in goede staat. Er is brandremmend materiaal, brandveilige isolatie, gyproc etc. aanwezig. Eventueel kan brandwerende verf gebruikt worden.
2
De opslagruimte en deur zijn vervaardigd uit materialen die vuurbestendig zijn (beton, steen, bekistingplaat, duplex, triplex, multiplex, metaal, hout behandeld met brandwerende verf, …). Een massief houten deur is toegestaan.
v
Vlarem
1.1.18*
De planken bestaan uit niet absorberend materiaal.
2
De opslagruimte voor bestrijdingsmiddelen is uitgerust met niet-absorberende planken zoals metaal, hard plastiek, geplastificeerd of massief hout, …
v
1.1.19*
Er is een oogdouche of stromend water in de buurt van het fytolokaal/fytokast aanwezig.
2
De plaats van opslag of vaste mengplaats zijn voorzien van een oogdouche of een kraan met schoon en stromend water (op een max. afstand van 10 m).
v
1.1.17*
Alle productgroepen
1.1.14*
7
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
1.2 Bewerkings- en opslagruimten (niet van toepassing indien geen stockage of bewerking)
1.2.2
Alle productgroepen, indien stockage en/of bewerking
1.2.1
De gebouwen waar plantaardige producten bewerkt en/of opgeslagen worden zijn proper en in goede staat. De muren ramen, deuren en plafond zijn intact en gemakkelijk reinigbaar.
1
De vloer en wanden van de opslagruimte zijn geschikt voor de specifieke bewaring van het geteelde product (bv. bij aardappelen en knolgewassen hoeft dit geen verharde ondergrond te zijn). In de ruimten waar producten worden opgeslagen of bewerkt, moeten muren, plafonds en vloeren geregeld worden schoongemaakt (bv. met borstel, stofzuiger, hogedrukreiniger, …). Er mag geen grote hoeveelheid opgehoopte grond of stof, noch aanzienlijke bevuiling voorkomen. Onder plafond wordt het onderplafond verstaan of bij gebrek hieraan, het dak. Het plafond moet minder vaak gereinigd worden dan de muren en de vloeren.
v
In alle gebouwen moet er voldoende verlichting zijn. Indien de vaste verlichting zich boven de geoogste producten bevindt gebruik dan breukveilige, breukveilig gemaakte lampen (met hoes) of lampen met een breukveilige afschermkap.
1
Breukveilige lampen: te controleren via de blauwe/ zwarte lijn. Deze ruimten moeten zodanig verlicht zijn dat men in de ruimte makkelijk en veilig kan werken en machines kan gebruiken. De verlichting moet het mogelijk maken de staat van de ruimte en de inhoud ervan vlot te controleren en moet het, wanneer producten worden bewerkt, mogelijk maken voor consumptie ongeschikte, bevuilde of verontreinigde producten te herkennen.
v
KB 14/11/2003 Bijlage I 4b
8
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
1.2.4
Alle productgroepen, indien stockage en/of bewerking
1.2.3
De aanwezigheid van ongedierte moet bestreden voorkomen of bestreden worden in productie-, opslag en bewerkingsruimtes. Indien een product gebruikt wordt ter bestrijding van ongedierte, moet dat een biocide zijn dat toegelaten is voor gebruik tijdens stockage. Het gebruik van het product mag geen enkele vorm van besmetting van het opgeslagen product toelaten.
1
Geen glasbreuk in de gebouwen. Kapotte (gebroken, gebarsten) ruiten, lampen, spiegels etc. moeten worden opgeruimd volgens de glasbreukprocedure (zie bijlage 2, p 69).
1
De landbouwer zorgt voor een goede preventieve en permanente ongediertebestrijding door bijvoorbeeld afgeschermde lokazen en/of vallen in de nabijheid van de verpakking en geoogst product. Zowel korrels als blokjes kunnen als lokaas gebruikt worden indien ze goed afgeschermd worden. Lokaas moet zodanig worden opgesteld dat productcontaminatie voorkomen wordt. Tijdens de audit gaat de auditor na of er geen sporen zijn van ongedierte. Als wel een bestrijding wordt uitgevoerd en de auditor stelt vast dat er sporen van ongedierte aanwezig zijn, gaat hij na het bestrijdingsprogramma geschikt is. De gebruikte biociden moeten erkend zijn + registratie (zie 6.3.1). Afhankelijk van product (indien scherven nog verwijderd worden door de volgende schakels van de keten, bv. bij COP, suikerbieten, cichorei) en afhankelijk van de ernst. → Er is een onderscheid tussen gebarsten en gebroken glas: Gebarsten: het glas is kapot, maar er ontbreken geen stukken → Gebroken: het glas is kapot en er ontbreken stukken Gebarsten glas kan door de landbouwer worden dichtgemaakt met silicone of folie, de barsten blijven wel zichtbaar, maar zijn dichtgemaakt. Gebroken glas moet opgeruimd worden. Bij vaststellen van glasbreuk: − Ofwel onmiddellijk het product in een veiligheidszone vernietigen en alle scherven
V en/of r
KB 14/11/2003, bijlage I KB van 22/05/03 (KB van 28/02/94)
v en
KB
indien van
14/11/2003
toepas-
Bijlage I 4b
sing r en/of o
9
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
1.2.5
1.2.6
1.2.7
1.2.8
Alle productgroepen, indien stockage en/of bewerking
zorgvuldig opruimen − Ofwel een veiligheidszone (bv. via gebruik van gekleurd lint) afbakenen en mogelijk gecontamineerd product in deze zone oogsten en vernietigen. Als bij de audit wordt vastgesteld dat gebroken glas aanwezig is, stelt de auditor aan de operator vragen om na te gaan of eventueel verontreinigde producten op gepaste wijze werden behandeld (bv. uit de markt genomen). Er mogen geen onafgeschermde kwikthermometers worden gebruikt. Er wordt aangeraden – indien mogelijk – om andere dan kwikthermometers te gebruiken.
1
In de bewerking-, verpakking- en opslagruimte geldt het verbod op roken, eten en drinken.
1
De landbouwer voorziet de volgende pictogrammen in de loods, verpakking/bewerkingsruimtes: − Pictogram ‘verbod op roken’ − Pictogram ‘verbod op eten en drinken’ (met uitzondering van water) ¾ Pictogram: ‘verboden voor huisdieren’
2
Gevaarlijke stoffen en hun afval (olie, brandstof, meststoffen) worden derwijze opgeslagen en gehanteerd zodat verontreiniging voorkomen wordt. Er is
1
Bij opslag van aardappelen, geen kwikthermometers.
v
KB 14/11/2003 Bijlage I 4b
Een uitzondering geldt voor drank in plastiek flessen. Niet van toepassing indien het bezoek plaatsvindt buiten de activiteiten. Het rook-, eeten drinkverbod in de ruimten waar goederen worden bewerkt, verpakt en opgeslagen moet strikt nageleefd worden (geen sigarettenpeuken, geen asbak, …)
v
De pictogrammen hangen op in deze ruimtes op een goed zichtbare plaats. In de Sectorgids maximaal een B NC bij eerste bezoek.
v
Voedingsoplossingen worden niet beschouwd als meststoffen. Indien een fytokast min. 4 m van vers product. De ruimten waar deze gevaarlijke stoffen en
v
KB 14/11/2003 Bijlage I 4b
KB 14/11/2003 Bijlage I 4b
KB 14/11/2003 Bijlage I 4b
10
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
afval worden opgeslagen en gehanteerd moeten van de ruimten waar plantaardige producten worden bewerkt en opgeslagen gescheiden zijn door middel van volle en voldoende hoge wanden. Dit geldt tevens indien er zich machines in het opslaglokaal bevinden. Melding aan het FAVV verplicht indien duidelijk risico van verontreiniging van plantaardige producten met bestrijdingmiddelen of biociden of met stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid van de consument.
een behoorlijke afscheiding tussen de plaatsen waar plantaardig materiaal gehanteerd of opgeslagen wordt en ander materiaal of dieren (zoals meststoffen, olie, brandstof, aanwezigheid van vee, …).
Gezelschapsdieren mogen niet verblijven in de bewerkings- en opslagruimtes van producten.
1
Zichtbaar bedorven product en afval worden regelmatige verwijderd uit de productie, bewerking- en opslagruimtes.
1
1
As
Aardappelen worden opgeslagen in het donker om de vorming van solanine te vermijden. De aardappelloods moet volledig kunnen afgeschermd worden van het daglicht. Bij aanwezigheid van meerdere rassen op het bedrijf, moeten deze rassen op de spieker (= bewaarzolder) te allen tijde
1
H
1.2.9
1.2.10
1.2.11
1.2.12
Er mogen geen uitwerpselen van dieren in deze ruimtes voorkomen. Huisdieren en gezelschapsdieren mogen zeker niet aanwezig zijn tijdens oogsten en/of marktklaar maken van product of wanneer verpakkingsmaterialen in deze loods staan. Er moet een afdoende materiële scheiding bestaan tussen plantaardige en dierlijke producten om verontreiniging van de producten te vermijden.
v
Enkel oogstresten van aan de gang zijnde (of pas uitgevoerde) oogst-, sorteer- of verpakkingswerkzaamheden) mogen zich hier bevinden.
v
Aanbeveling in sectorgids, vereiste van niv. 1 in IKKB Standaard. Solanine is groenverkleuring.
v
KB 14/11/2003 Bijlage I 4b
KB 14/11/2003 Bijlage I 4f KB 14/11/2003 Bijlage I, 4b
Als in een bedrijf meerdere hoprassen voorkomen, moeten die altijd apart worden opgeslagen. Er moeten passende ruimten en
v
KB 21/12/2001 KB
11
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
strikt gescheiden worden gehouden.
materiële middelen voorhanden zijn om die scheiding mogelijk te maken. Aanbeveling in de Sectorgids, niv. 1 in IKKB.
Bijlage I 4b
Het oogstafval geproduceerd door de oogstmachine en de stengelreiniger, wordt tijdens de oogst automatisch en rechtstreeks afgevoerd naar een zone buiten de bewerkings- en stockageruimten. Accidentele vermenging mag niet mogelijk zijn.
1
Lokaas gebruikt bij ongediertebestrijding wordt regelmatig gecontroleerd (min. 4 maal per jaar). De data van controle, de bevindingen en ondernomen acties worden geregistreerd. De plaats van de lokazen wordt aangeduid op de bedrijfssituatieschets.
2
1.2.15*
Meststoffen in bulk worden fysiek gescheiden van geoogst product.
2
1.2.16*
Vermijd zoveel mogelijk uitlaatgassen in de loods. Indien het vervoermiddel in de loods staat, dient dit zo te gebeuren dat bij het vertrekken of aankomen zo weinig mogelijk uitlaatgassen in de productieloods terechtkomen.
2
1.2.17*
Er is een schoonmaakplan aanwezig, waarop de frequentie van het onderhoud wordt aangegeven.
2
r
1.2.18*
Het wordt aanbevolen om dit schoonmaakplan te verbinden aan een bedrijfssituatieschets
3
r
1.2.13
1.2.14*
As COP s IG i G vm o/b HF ZF H
Aanbeveling in de Sectorgids, niv. 1 in IKKB.
14/11/2003
v
KB 21/12/2001
Bedrijfssituatieschets: plan van het bedrijf met verschillende zones aanduiding stockage, zones met geoogst materiaal, bewerkingsruimte, fytolokaal.
r
v Enkel van toepassing wanneer in de loods geoogst product, inpakmaterialen en/of verpakkingsmaterialen aanwezig zijn.
v
12
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
1.2.19*
Wanneer zich bovengrondse brandstoftanks in deze ruimten bevinden dan moet voldoende afstand bewaard worden tussen de brandstoftank en de primaire producten (min 4 m of een fysieke scheiding).
2
De fysieke scheiding hoeft niet noodzakelijk een vaste wand of muur te zijn. Niet van toepassing bij dubbelwandige brandstoftanks.
V
1.2.20*
Wanneer zich verwarmingstoestellen in deze ruimten bevinden, wordt het volgende vereist: − De leidingen moeten in goede staat zijn
2
De aanvoerleidingen van verwarmingstoestellen in de productieruimte (bv. heteluchtkachels of CO2- branders in de serre) en in bewerkings-, opslag- of bewaarplaatsen zijn in goede staat.
V
1.2.21*
− Regelmatige controleren op lekkages tussen leidingen en aansluitingen
3
V
1.2.22*
− De leidingen bestaan uit duurzaam materiaal
3
V
− De verwarmingstoestellen moeten veilig en beschermd tegen vocht zijn opgesteld
3
V
As IG i G 1.2.23* vm o/b HF ZF 1.2.24* H
Opslag van marktklare producten gebeurt op een verharde (productgeschikte) en zuivere bodem.
2
Zuivere bodem: beton, paletten, …
V
1.2.25*
Laden en lossen gebeurt bij een nietdraaiende motor van het vervoermiddel.
3
De motor van het vervoermiddel ligt stil bij laden en lossen, voor zover mogelijk.
V en/of o
1.2.26*
In koelcellen en andere opslagruimtes dient temperatuursbeheersing en ventilatie toegepast te worden. De temperatuur wordt gemeten en geregistreerd.
3
De koelcel dient voorzien te zijn van een optimale temperatuursinstelling. Temperaturen worden regelmatig gecontroleerd en ook geregistreerd in geval van lange bewaring (dit is meer dan 24 h).
r, v en/of o
1.2.27*
Geoogste plantaardige producten worden bij opslag steeds beschermd tegen zonen/of daglicht.
3
Uitgezonderd aardappelen = niv. 1
V
13
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Voor de opslag moet de ruimte leeg en proper zijn.
1
V en/of o
1.2.29*
In geval van lange termijn bewaring (> 6 weken) moet het lokaal afgesloten worden. In het geval van tijdelijke opslag (< 6 weken) in een niet afgesloten gebouw moeten maatregelen ter bescherming getroffen worden (dekzeilen).
2
v
In geval van lange termijn bewaring moet de temperatuur van het gestockeerde lot gemeten en geregistreerd worden. Wanner het graan koud (< 10 °C) en droog (< 14% vochtgehalte) is, moet de temperatuur 1x per week bepaald worden. Bij een hogere temperatuur, moet de temperatuur elke 24h geregistreerd worden. Deze registratie wordt bewaard.
2
r
Droger en ventilator: na elk gebruik moet deze schoongemaakt en gecontroleerd worden. Er vindt jaarlijks een onderhoud plaats. De lucht moet genomen worden van een plaats waar deze gezond is.
2
1.2.30*
In geval van opslag van COP
1.2.28*
1.2.31*
Onderhoud mag door uitgevoerd worden.
de
landbouwer
zelf
v en/of o en/of r
1.3 Hygiëne: enkel van toepassing voor industriegroenten intensief en alle teelten met bestemming versmarkt Bij het hanteren van primaire plantaardige producten voor de versmarkt moet de land- en tuinbouwer de mogelijkheid hebben om zijn handen te wassen na toiletgebruik.
1
G vm o/b HF ZF IG i G vm o/b
Indien er personeel in dienst is en indien er een bewerking op het bedrijf gebeurt, moet er een toilet aanwezig zijn in de
1
1.3.1
1.3.2*
Naast de toiletten moet zeep en een schone handdoek (of een ander droogsysteem) aanwezig zijn die door iedereen kunnen worden gebruikt.
v
In de loods of in de nabijheid van de serre zijn schone toiletten die toegankelijk zijn voor alle werknemers.
v
KB 22/12/2005 Bijlage I, H1
KB 22/12/2005
14
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
HF ZF
Idem als 1.3.1 in sectorgids maar in IKKB ook voor IG i
omgeving van de bewerkingsruimte en moet het pictogram “verplicht wassen na toiletgebruik” aangebracht worden. Voor gezinsbedrijven volstaat een toilet in de woning.
1.3.3*
In de nabijheid van het toilet is een propere wastafel aanwezig.
1
Deze wastafels zijn voorzien van stromend water en toegankelijk voor alle werknemers.
v
1.3.4*
Bij de wastafel is er vloeibare zeep aanwezig om handen te wassen.
2
Enkel vloeibare zeep is toegelaten.
v
1.3.5*
Er is een éénmalig droogsysteem aanwezig om handen te wassen.
3
Eenmalig droogsysteem: rolhanddoek, papier of handdroger
v
1.3.6*
De toiletdeur mag niet uitgeven op het productlokaal
3
Niet van toepassing bij een zelfsluitende deur en indien verder geen geurhinder mogelijk is.
v
Meststoffen worden bewaard in hun oorspronkelijke verpakking of daartoe specifiek voorziene verpakkingen (plastic zak, bidon of tank).
2
Resten van meststoffen die in bulk werden aangeleverd mogen in plastic zakken worden opgeslagen, mits vermelding van inhoud en samenstelling van het aanwezige product op de verpakking.
v
Vaste kunstmest in bulk wordt bewaard in een propere en droge ruimte. Deze ruimte heeft een verharde ondergrond (er mag in geen geval gevaar op vervuiling van waterbronnen zijn).
2
Vaste kunstmeststoffen (los gestort) worden opgeslagen in een schone (vrij van afval, broedplaatsen van knaagdieren, gemorste meststoffen, …) droge (= vrij van regenwater of plaatsen met grote condensatie dat schimmelvorming kan veroorzaken) en afgeschermde (beschermd tegen regen) ruimte op een verharde ondergrond. Doorsijpeling naar waterbronnen of grondwater is onmogelijk.
v
Geconcentreerde vloeibare kunstmest wordt opgeslagen in een afgesloten en lekvrije tank, voorzien van een opvangbak. De tank en uitrusting moeten
2
Controle van tank op lekkage.
v
1.4 Opslag van minerale meststoffen
1.4.2*
1.4.3*
Alle productgroepen
1.4.1*
15
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
beschermd worden tegen elke accidentele opening. Deze vereiste is niet van toepassing voor verdunde meststoffen (Aen B-bakken) in hydroteelt. 1.4.4*
Bij opslag van bijtende, geconcentreerde vloeibare meststoffen moeten gevarentekens aangebracht worden die de aandacht vestigen op gevaar- en risicogebieden.
3
Gevarentekens of vermelding gevaar!, moeten duidelijk, permanent, begrijpelijk en zichtbaar opgehangen worden. Niet van toepassing voor vaste meststoffen of vloeibare N-meststoffen.
v
1.4.5*
Meststoffen worden niet opgeslagen nabij water of uitgangsmateriaal zoals zaaizaden, pootgoed, plantgoed.
3
Meststoffen worden niet opgeslagen in de buurt van uitgangsmateriaal of watergangen (minimum 4 m afstand of fysisch afgescheiden). Gesloten verpakkingen vormen een fysische afscheiding.
v
Er moet een brandblusser aanwezig zijn op het bedrijf. Dit brandblusapparaat bevindt zich op een gemakkelijk te bereiken plaats.
3
Het brandblusapparaat bevindt zich op een makkelijk bereikbare plaats en de vervaldatum is niet verstreken (min 3 kg). Bij types die bijgevuld kunnen worden is een knipkaart of andere registratie van het onderhoud noodzakelijk. Indien type ‘levenslang’ moet dit aantoonbaar zijn vanuit de leverancier.
v
Er heerst een algemene netheid op het bedrijf.
3
Er worden geen rondslingerende voorwerpen en ophoping van voedselresten en ander afval vastgesteld. De omgeving rond de gebouwen oogt net. Kuismateriaal en werkgereedschap, nodig voor het schoonmaken, zijn in goede staat en worden op een vaste plaats bewaard.
v
1.5 Algemeen
1.5.2
Alle productgroepen
1.5.1
16
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Alle productgroepen
1.5.3
Bezoekers en personeel worden geïnformeerd over de hygiënemaatregelen op het bedrijf of in de sector.
3
Bezoekers worden op de hoogte gebracht van de hygiënemaatregelen aan de hand van opgehangen richtlijnen (bv. Bedrijfshygiëne is onze grote zorg! Werkt U mee? Of andere relevante pictogrammen. Er is bewijs dat personeel begrijpelijke instructies hebben ontvangen over de belangrijkste aspecten van het omgaan met verse producten (ondertekende hygiëne-instructies of duidelijk zichtbaar opgehangen en verstaanbaar voor alle werknemers).
V en/of r
Aanbeveling tot composteren.
V en/of o
1.6 Afvalbeheer 1.6.1*
1.6.2*
A As IG i/a G vm o/b HF ZF
1.6.3* G vm o/b HF ZF 1.6.4* 1.6.5*
3
Substraten en landbouwfolies worden gerecycleerd.
3
Bewijzen (certificaten, facturen) kunnen voorgelegd worden. NVT voor bio-afbreekbare materialen.
3
Dit punt kan opgenomen worden in een actieplan om afval en vervuiling te beperken of te verminderen. Er kan worden aangetoond dat dit daadwerkelijk op het bedrijf wordt uitgevoerd.
Het verpakkingsmateriaal wordt gesorteerd per soort en indien mogelijk gerecycleerd. Meermalige verpakkingen hebben de voorkeur op éénmalige verpakkingen. De landbouwer heeft een actieplan voor de reductie van het niet-organisch afval. Snoeihout wordt bij voorkeur verhakseld en niet verbrand.
1.6.6* HF 1.6.7*
Afval van aardappelen, groenten en fruit wordt uitgesorteerd en kan tijdelijk opgeslagen worden op het bedrijf.
Kanker- en bacterievuursnoeisel moet wel verbrand worden. Er worden bij voorkeur papieren pakbladen gebruikt.
2 Dit snoeisel kan lokaal verzameld worden en eventueel afgevoerd worden, of ter plekke verbrand worden. Bacterievuur zie ook hfst. 5. 3
V en/of r
r
3
1
R
V en/of o V en/of o V en/of o
17
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
2. Machines, apparatuur en gereedschappen die in contact komen met product voor oogst en na-oogst behandeling Code
Act.
Omschrijving vereiste
Niv.
Interpretatie
Wetgeving
2.1 Algemene voorschriften van toepassing voor alle machines (tractoren, spuittoestel, oogstmachines, transportmiddelen, …) De machines, apparatuur en gereedschappen die in contact komen met het product voor, tijdens en na de oogst zijn proper en in goede staat.
1
Geen glasbreuk voor machines. Kapotte (gebroken, gebarsten) ruiten, lampen, spiegels etc. moeten worden opgeruimd volgens de glasbreukprocedure (zie bijlage 2, p 69).
1
Alle productgroepen
2.1.1
2.1.2
Er is een algemene netheid: de machines zijn proper. De machines moeten voor het starten van elke oogstbeurt proper zijn (= vrij van vreemde materialen). Let ook op kapotte elementen (bv. reflectoren) of loszittende elementen zoals bouten, vijzen, moeren e.d. (zeker bij tijdelijke defecten en herstellingen) + aandacht voor olielekken, vetten, … bv. via onderhoudsboekje De verschillende machines en in het bijzonder de onderdelen die met producten in contact komen, moeten geregeld schoongemaakt worden (bv. met borstel, stofzuiger of hogedrukreiniger, …). Er mag geen grote hoeveelheid opgehoopte grond of stof noch aanzienlijke bevuiling voorkomen. Zij moeten in goede staat verkeren, wat betekent dat de staat geen mogelijke bron van verontreiniging mag zijn. De naleving van deze eis kan visueel worden nagegaan en/of door de inspectieverslagen in te kijken en/of door de operator en/of diens medewerkers te ondervragen. Glasbreuk of gebroken glas = bij aanwezigheid van scherven; bij gebarsten glas zijn geen scherven aanwezig. Bij gebarsten glas volstaan corrigerende maatregelen – zoals het dichten met silicone of het gebruik van folie. Indien bij de gebruikte
V en/of r en/of o
V, indien van toepas-
KB 14/11/2003 Bijlage I, 4a
KB 14/11/2003 Bijlage I 4a
18
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
machines glasbreuk voorkomt, welke een gevaar kan betekenen voor productcontaminatie, dient dit onmiddellijk opgeruimd en/of hersteld te worden volgens de glasbreukprocedure. Als bij de audit wordt vastgesteld dat gebroken glas aanwezig is, stelt de auditor aan de operator vragen om na te gaan of eventueel verontreinigde producten op gepaste wijze werden behandeld (bv. uit de markt genomen).
Alle productgroepen
2.1.3
Gebruik steeds voedingsgeschikt en biodegradeerbaar smeervet voor nieuwe machines op plaatsen waar er contact met het geoogst product mogelijk is. Er kan enkel van deze regel afgeweken worden, op voorwaarde dat voor elke betrokken machine, er een document van de fabrikant of van zijn officiële vertegenwoordiger kan voorgelegd worden, dat vaststelt dat dit soort smeervet niet geschikt is voor het betrokken gebruik. Deze vereiste is een aanbeveling voor oude machines die in gebruik zijn.
2
Aankoopfactuur en/of het product is aanwezig. B non conformiteit bij eerste bezoek in het kader van de Sectorgids. Als er contact tussen smeermiddelen en geoogste, bewerkte op opgeslagen producten mogelijk is, dan moeten die “voor levensmiddelen geschikte” smeermiddelen voldoen aan één van de volgende criteria: het Europese milieulabel (bloem) dragen of een vermelding dat ze voldoen aan de norm NFS-H1 (“voor levensmiddelen geschikte” smeermiddelen) of geen enkele vermelding bevatten omtrent een mogelijk gevaar voor het milieu of voor de volksgezondheid (informatie die op de veiligheidsfiche van het smeermiddel voorkomt). Wanneer nieuwe machines worden aangekocht, moet met dit voorschrift rekening worden gehouden, behalve indien een document van de fabrikant of de officiële vertegenwoordiger kan voorgelegd worden, dat vaststelt dat dit soort smeervet niet geschikt is voor het betrokken gebruik (bv. op onderhoudsboekje van de betrokken machine).
sing r en/of o
V
KB
en/of
14/11/2003
r
Bijlage I 4b
19
2.1.4*
Alle productgroe pen
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Er mag geen lekkage zijn van olie en/of mazout.
2
Lekkende olie of brandstof is verboden. Indien lekkende olie of brandstof wordt vastgesteld, mag er geen enkel risico op contaminatie door contact met de plantaardige producten ontstaan (zie 2.4.2). Ook van toepassing voor voedingsgeschikt smeervet.
v
Alle spuittoestellen waarmee in vloeibare vorm bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik toegediend worden op Belgisch grondgebied, moeten goedgekeurd zijn volgens de wettelijke bepalingen. Deze vereiste is niet van toepassing voor kleine toestellen waarin de spuitvloeistof manueel of met behulp van een samengedrukt gas (lucht inbegrepen) onder druk wordt gebracht of waarbij de spuitvloeistof wordt uitgestoten onder invloed van de zwaartekracht en voor rugspuit- en lansspuittoestellen. Elke eigenaar van een spuittoestel dient om de drie jaar een verplichte keuring van ieder aan keuring onderworpen spuittoestel uit te voeren en dit op de datum, tijd en plaats van de oproeping, zelfs als het materieel pas verworven werd (nieuw of tweedehands). Indien hij niet opgeroepen wordt dient hij dit binnen de maand voor het einde van de normale geldigheidstermijn te melden aan de keuringsdienst.
1
Niet van toepassing indien alle spuitwerkzaamheden door derden worden uitgevoerd. Verplichte melding door OCI/CC aan het FAVV indien het spuittoestel niet werd gekeurd. Minor NC indien het toestel werd gekeurd maar de zelfklever niet zichtbaar is op het toestel.
V en/of r
2.2 Spuittoestel
Alle productgroepen
2.2.1
MB 25/08/04 Art. 2, 4-5 en 9
Bij aankoop van een nieuw spuittoestel in België is de verkoper verplicht een dit te melden aan het ILVO, die daarna de koper zal oproepen voor de controle van zijn nieuw materieel.
20
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Alle spuittoestellen moeten goedgekeurd worden door: − Het Departement voor Landbouwtechniek van het Waals Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek (CRA-W) van Gembloux voor de provincies Waals-Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen; − Het Departement Mechanisatie, Arbeid, Gebouwen, Dierenwelzijn en Milieubeveiliging van het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek (CLO-DVL) van Gent voor de provincies WestVlaanderen, Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Vlaams-Brabant, Limburg en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Alle toestellen die gebruikt worden om vloeibare bestrijdingsmiddelen toe te passen moeten gekeurd worden, met uitzondering van : 1) spuittoestellen die op de rug gedragen worden en/of waarbij de spuitvloeistof naar buiten gestoten wordt met behulp van samengeperste lucht of onder invloed van de zwaartekracht; 2) lansspuiten = spuitmachines met één of meerdere lansen, allen individueel te bedienen en voorzien van maximaal 1 spuitdophouder. De vrijstelling van keuring geldt ook voor spuittoestellen gebruikt in de witloofteelt. Voor de spuitbomen gebruikt in de glastuinbouw is een bewijs van aanmelding voldoende tot eind 2010.
Alleen met gunstig gevolg gekeurde spuittoestellen mogen worden gebruikt in de periode die vermeld is op de door de controledienst aangebrachte zelfklever. 2.2.2
2.2.3*
Rechtstreeks in het buitenland aangekochte toestellen moeten door de koper gemeld worden aan de keuringsdienst binnen de 30 dagen.
1
De landbouwer voert (minstens) een jaarlijkse controle uit en noteert zijn bevindingen. Hij houdt het spuittoestel in goede staat.
3
r
MB 25/08/2004 art. 6
Er zijn registraties (datum en soort onderhoud) of facturen van uitgevoerd onderhoud beschikbaar waaruit blijkt dat de spuitapparatuur jaarlijks wordt nagekeken. De spuitapparatuur vertoont visueel geen gebreken. NVT indien alle spuitwerkzaamheden door derden.
R en v
21
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
2.3 Kisten, containers, verpakkingsmateriaal en palloxen De kisten, containers, verpakkingsmateriaal en palloxen moeten proper en goed onderhouden zijn (geen loszittende delen). Alle productgroepen, indien van toepassing
2.3.1
1
Aandacht voor de algemene netheid en specifieke bevuiling van de kisten/containers: het geoogst product dient in een propere container te worden verzameld. Indien noodzakelijk moet de container gereinigd worden om productvreemde materialen of oud product te verwijderen die schadelijk kunnen zijn voor het product of de volksgezondheid. De eindverpakkingen zijn proper en intact. Herbruikbare plastiek verpakking (bv. EPS, IFCO, …) die een routinematig reinigingsprocédé volgen – eventueel bij derden – voldoen aan deze bepaling van onderhoud en netheid. De gebruikte verpakkingen worden enkel voor geoogste producten en niet voor andere doeleinden gebruikt. Kisten die gebruikt worden voor andere doeleinden moeten gelabeld worden. Kisten, containers, verpakkingsmateriaal en palloxen moeten regelmatig worden schoongemaakt (bv. met borstel, stofzuiger, hogedrukreiniger, …). Er mag geen grote hoeveelheid opgehoopte grond of stof noch aanzienlijke bevuiling voorkomen. Zij moeten bovendien in goede staat verkeren, wat betekent dat er geen loszittende delen mogen zijn, geen roestvlekken die in contact komen met de producten, …
V en/of r en/of o
KB 14/11/2003 Bijlage I, 4 a
22
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
2.3.2
Ontsmet de materialen gebruikt voor de verpakking voor en na contact met risicoproducten (vb. pootgoed).
3
Er worden bij voorkeur nieuwe of anders heel propere al gebruikte verpakkingen gebruikt. Op de verpakking mag geen enkel opschrift aanwezig zijn dat verwarring kan stichten met betrekking tot de inhoud van de verpakking (= hopbaal).
1
2.3.4*
De verpakkingen van bereide hop worden voorzien van de certificeringetiketten.
1
2.3.5*
De kisten of containers moeten op een vaste ondergrond staan: de bodembedekking waar kisten of containers gestapeld worden, mag niet uit kiezel of ander mogelijk gecontamineerd materiaal bestaan. NVT: tijdens oogsten, wanneer de kisten op het veld worden geplaatst. Echter: kisten NOOIT op kiezels plaatsen.
3
Hardfruit palloxen worden ordelijk op een harde waterdoorlatende ondergrond (kiezel, gravier, steenslag, dolomiet) opgeslagen.
2
2.3.3*
H
IG i/a
2.3.6*
HF
Risico m.b.t. fytosanitaire problemen. Producten met risico: onverpakt pootgoed, doorgesneden of van kiemen ontdane pootaardappelen, pootaardappelen met zachtrot, … De auditor controleert het ontsmetten van de voertuigen visueel en/of door de operator en/of diens medewerkers te ondervragen. Er mogen enkel erkende producten worden gebruikt + registratie (zie 6.3.1). Niet-naleving leidt tot een +*. Aanbeveling in Sectorgids, niv. 1 in IKKB.
V en/of o
v
KB 14/11/2003 Bijlage I 4a
KB 14/11/2003 Bijlage I 4a
v Æ
Æ
Eis met oog op vermijden van productcontaminatie met aarde of vreemde deeltjes Vb. beton, op paletten,…
Dit mag buiten,
KB 21/12/01
v
v
23
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
2.3.7*
Geen zware beschadiging van kisten/containers. Zwaar beschadigde kisten/containers worden niet gebruikt voor de oogst.
2
Beschadigde kisten worden hersteld vóór gebruik van de kisten.
v
2.3.8*
Het geoogste product dient in een propere en intacte groeperingverpakking te worden verpakt. Alle opslag van marktklaar product, van houten en kartonnen verpakkingen en van alle inpakmaterialen gebeurt in een afgesloten, winddichte ruimte, telkens afgescheiden van huisdieren.
3
In pallox geoogst product kan overnacht buiten bewaard worden. Marktklaar product dient steeds overdekt bewaard te worden.
v
2.3.9*
Plastiek verpakkingen en palloxen kunnen buiten worden opgeslagen (mits gegroepeerd) op een verharde ondergrond en beschermd tegen wind.
3
Marktverpakkingen worden steeds op een harde ondergrond onder dak bewaard. Oogstverpakkingen mogen vrij staan. Voor palloxen: zie ook 2.3.6.
v
Er moeten valbrekers aanwezig zijn bij een valhoogte van meer dan 1 m.
2
Deze eis kadert in het voorkomen van stootblauw bij aardappelen.
v
2.3.10*
A
2.4 Landbouwtransport uitgevoerd door de landbouwers of voor rekening van de landbouwer
2.4.2
Alle productgroepen
2.4.1
De landbouwer treft de nodige voorzieningen om alle uitrustingen, recipiënten, kratten, voertuigen, laadbakken etc. (die worden gebruikt voor plantaardige producten) schoon te houden. Na gebruik voor andere doeleinden wordt het vervoermiddel gereinigd.
1
Er mag geen transport plaatsvinden indien olie- of mazoutleidingen lekken, indien er een kans bestaat op contaminatie van de plantaardige producten.
1
De vervoermiddelen en in het bijzonder de onderdelen die met producten in contact komen moeten geregeld worden schoongemaakt (bv. borstel, stofzuiger, hogedrukreiniger, …). Er mag geen grote hoeveelheid opgehoopte grond of stof noch aanzienlijke bevuiling voorkomen. Zij moeten daarnaast in goede staat verkeren.
v en/of r (scho onmaak plan) en/of o v
KB 14/11/2003 Bijlage I 4a
KB 14/11/2003 Bijlage I
24
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
2.4.4*
Alle productgroepen
2.4.3
2.4.5*
COP
3
Er wordt aangeraden om vervoermiddelen te ontsmetten voor en na vervoer van risicoproducten (zoals vervoer in vrac van pootgoed). Ingeval transport door derden gebeurt, kan de landbouwer een bewijs van ontsmetting vragen. De landbouwer treft de nodige voorzieningen om het product met bestemming versmarkt of bewerkt product tijdens transport te beschermen tegen mogelijke bevuiling: bijvoorbeeld afschermen van transport tegen opspattend vuil van de weg.
2
Producten met risico: onverpakt pootgoed, doorgesneden of van kiemen ontdane pootaardappelen, pootaardappelen met zachtrot, …
v en/of r
Op het vervoermiddel zijn voorzieningen aanwezig om het product te beschermen tegen bevuiling door de wielen. Aan de voorzijde van de wagen dienst minstens een plaat aanwezig te zijn tot op de hoogte waarop geladen wordt of er is een zeil aanwezig.
v
1
De aansprakelijkheid bij een ‘niet IKKB’ transport door derden kan op contractuele basis geëist worden.
Bijlage I 4a
v en/of r (scho onmaak plan) en/of o
Een grondige reiniging is verplicht wanneer transport van het primair product plaatsvindt na het transport van organische meststoffen
2.4.6*
KB 14/11/2003
1
Het gaat onder andere over transporteurs die GMP gecertificeerd moeten zijn.
r
Er zijn registraties (datum en soort onderhoud) of ijkapparatuur of facturen van reserveonderdelen of uitgevoerd onderhoud of een onderhoudscontract beschikbaar waaruit blijkt dat bemestingsapparatuur (ook voedingsunit bij substraatteelten) jaarlijks wordt nagekeken.
r
2.5.1*
Alle productgroe pen
2.5 Meststofstrooier De meststofstrooier wordt afgesteld en onderhouden. Het jaarlijks uitvoeren en registreren van een afdraaiproef is aanbevolen. Dit kan uitgevoerd worden door de landbouwer zelf of door een derde.
3
25
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
2.6.1*
Alle productgroepen
2.6 Thermometer Indien een thermometer wordt gebruikt, wordt er aangeraden om jaarlijks de correcte werking van de thermometer na te gaan.
3
Van toepassing voor thermometers en sondes. Controle gebeurt t.o.v. geijkte thermometer en wordt geregistreerd, eventueel kan een controleattest geleverd worden. Landbouwers kunnen de goede werking van de thermometer tevens controleren t.o.v. smeltend ijs. De controle proef wordt geregistreerd (enkel van toepassing voor bewaarloodsen en/of koelcellen).
3
De hulpmiddelen gebruikt bij de oogst (bv. messen, scharen, …) worden telkens na de oogst verzameld op een vaste plaats. Er kan worden aangetoond dat er controle is op het aantal hulpmiddelen dat bij het oogsten gebruikt wordt. Dit kan bv. door een nummering of een kleurencode van de hulpmiddelen op een vaste verzamelplaats. De gebruikte hulpmiddelen zijn in goede staat.
r
2.7 Hulpwerktuigen (mesjes etc.) 2.7.1*
IG i G vm o/b HF ZF
Alle hulpwerktuigen moeten in goede staat verkeren. De teler registreert tevens hoeveel stuks hij bezit en controleert dit aantal telkens na gebruik.
v en/of r
26
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
3. Bedrijfsleider, personeel en derden Code
Act.
Omschrijving vereiste
Niv.
Interpretatie
De landbouwer mag bij een derde geen bestrijdingsmiddelen van klasse A toedienen, behalve indien hij een door de Federale Overheidsdienst ‘erkend gebruiker’ is. Bovendien moet hij ook een ‘speciaal erkend gebruiker’ zijn wanneer hij producten van klasse A vermeld in bijlage 10 (KB van 28/02/94) wil toedienen op zijn eigen bedrijf. Landbouwers mogen wel bestrijdingsmiddelen van klasse A gebruiken die niet vermeld zijn in bijlage 10 op hun eigen bedrijf in het kader van hun beroep.
1
Opmerking in Sectorgids.
Na elke toegepaste fytobehandeling: − Handen wassen met vloeibare zeep − Kledij vervangen (Uitgezonderd in geval van speciale spuitcabine met actieve koolfilter).
1
De landbouwer die zelf de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden toepast, moet kennis van de toepassing van gewasbescherming hebben: ¾ Via een certificaat of een diploma (bvb: diploma van de landbouwschool) OF ¾ Landbouwer heeft minimum 5 jaar ervaring
1
Wetgeving
3.1 Fytobehandeling
3.1.2
3.1.3*
Alle productgroepen
3.1.1
r
KB 28/02/1994 art. 77
Actieve koolfilter dient net zoals bij een masker gesloten te zijn bij niet gebruik.
Indien de gewasbescherming uitgevoerd wordt door één van de werknemers, dient dit te gebeuren onder supervisie van een persoon met de nodige bekwaamheid en kennis.
V en/of 0
KB 14/11/2003 Bijlage I 4d
r
27
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Indien de loonsproeier de fytobehandeling uitvoert: ¾ De loonsproeier moet een 'erkend gebruiker' zijn (hij heeft een erkend registratienummer) 3.2 Hygiëne 3.2.1
3.2.3*
Alle productgroepen
3.2.2
De landbouwer ziet erop toe dat het personeel dat plantaardige producten hanteert geen besmettelijke ziekte heeft waardoor er een risico ontstaat voor de volksgezondheid.
1
De landbouwer ziet erop toe dat het personeel dat plantaardige producten hanteert op de hoogte wordt gebracht van de gezondheidsrisico’s.
2
De landbouwer en zijn personeel kennen de hygiënemaatregelen en respecteren de algemene bedrijfshygiëne.
3
Voornamelijk van toepassing bij het doormaken van Salmonella, braken, diarree, virale infectie via voedsel overdraagbaar zoals hepatitis, … Het respecteren van de vereisten kan aangetoond worden door middel van affiches, instructies, doktersattesten, …
v en/of r
14/11/2003
Maximaal B bij eerste audit Sectorgids. De landbouwer kan aantonen dat hij door zijn personeel geïnformeerd wordt, wanneer deze omwille van gezondheidstoestand niet in staat zijn om te werken met plantaardige producten (bv. opgenomen in de hygiënevoorschriften). Het respecteren van de vereisten kan aangetoond worden door middel van affiches, instructies, doktersattesten, …
v en/of r
14/11/2003
Er is bewijs dat de werknemers begrijpelijke instructies hebben ontvangen over de belangrijkste aspecten van het omgaan met verse producten (ondergetekende hygiëneinstructies of duidelijk zichtbaar opgehangen en verstaanbaar voor alle werknemers. Ook pictogrammen kaderen in deze vereiste (bv. “Bedrijfshygiëne is onze grote zorg! Werkt u mee?)
KB Bijlage I 4d
KB Bijlage I 4d
v en/of r
28
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Er is een EHBO-kist aanwezig op het bedrijf. Deze kist is steeds aanwezig in de onmiddellijke omgeving van de werkzaamheden op het veld, in de serre of op de permanente werkplaats. De EHBO kist bevat een schaartje, ontsmettingsmiddel, een verband en pleisters (in een productafwijkende kleur).
2
3.2.5*
Eventuele wonden moeten gewassen en gedesinfecteerd worden. Er moeten pleisters in productafwijkende kleur gebruikt worden. Bij grote, open wonden aan de hand – al dan niet bedekt met een verband – dient een handschoen gedragen te worden.
2
De personen die op moment van inspectie handelen met geoogst product vertonen geen open wonden. Wonden zijn verzorgd (gedesinfecteerd en afgedekt).
v
3.2.6*
Handen wassen met vloeibare zeep: − Telkens na ieder toiletbezoek − Telkens voor aanvang van de oogst en bewerking, na een activiteit die contaminatie kan veroorzaken
2
In de bewerkingsruimte of in de onmiddellijk omgeving zijn faciliteiten aanwezig om handen te wassen. NVT indien geen personeel tewerkgesteld
v
3.2.4*
IG i G vm o/b HF ZF H
v
Eisen enkel van toepassing tijdens bewerking of oogsten van het product Werkkledij en handschoenen dienen zindelijk te zijn: de werkkledij wordt regelmatig gewassen en vervangen. Gebruik aparte werkkledij en vooral aparte handschoenen voor het toepassen van bestrijdingsmiddelen en biociden.
2
De beschikbare werkkledij en handschoenen zijn proper (in functie van de uitgevoerde werkzaamheden op het moment van inspectie)
v
3.2.8*
Nagels zijn kort en verzorgd, geen kunstnagels, of nagellak.
2
Indien wel nagellak of kunstnagels: handschoenen
v
3.2.9*
Verzorgde haren en lange haren bijeenhouden.
2
Ofwel hoofddeksel
v
3.2.7*
IG i G vm o/b HF ZF H
29
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Er mogen geen loshangende sieraden tijdens de oogst of bewerking gedragen worden.
2
Kleine oorbellen, trouwringen en polshorloges worden niet als loshangend beschouwd.
v
Vermijd alle gevaren op fysische contaminatie van losse voorwerpen: zorg er steeds voor dat geen voorwerpen uit de kledij in het geoogste product terechtkomen.
2
Loshangende voorwerpen zijn verboden
v
3.2.12*
Eten en drinken tijdens oogst en bewerken is verboden.
2
Een uitzondering wordt gemaakt voor plastiek flessen. Niv.1 zie 1.2.6
v
3.2.13*
Roken tijdens oogst en bewerken is verboden.
2
Niv. 1 zie 1.2.6
v
De landbouwer moet beschikken over een erkenning bij het FAVV voor het bereiden en verpakken van consumptie-aardappelen (uitz. levering industrie, sorteerbedrijven, verpakte aardappelen van eigen oogst rechtstreeks aan de verbruiker).
1
Er zijn ook uitzonderingen voor primeuraardappelen en de lange aardappelvariëteit.
R
De landbouwer doet beroep op een loonwerker aangesloten bij Vegaplan voor de IKKB Standaard voor de Aannemers van Land- en Tuinbouwwerken voor de Primaire Plantaardige Productie. De landbouwer kan via de website www.vegaplan.be de status van de loonwerker nagaan. Indien de loonwerker niet aangesloten is bij Vegaplan.be dient de landbouwer zelf na te gaan of de werken uitgevoerd door de loonwerker voldoen aan de voorschriften van de IKKB Standaard.
2
3.2.10*
3.2.11*
IG i G vm o/b HF ZF H
3.3 Erkenningen 3.3.1
A, As
KB 30/11/99 art 3, 4, 5
3.4 Loonwerk
Alle productgroepen
3.4.1*
r
30
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
4. Teelttechniek en naoogstbehandeling 4.1 Uitgangsmateriaal
4.1.2
4.1.3
Alle productgroepen
4.1.1
A, A s
De producent moet erop toezien dat plantgoed of zaaigoed dat paspoortplichtig is, voorzien is van een plantenpaspoort. Deze lijst wordt weergegeven in bijlage 3, p 70. Dit plantenpaspoort moet minstens 1 jaar bewaard worden. , Merk op: plantenpaspoorten dienen één jaar te worden bewaard op het bedrijf. Indien plantenpaspoorten bewaard worden voor het registreren van de inkomende producten (dossier IN, zie p 45) dienen ze 5 jaar bewaard te worden!
1
De producent voert een visuele controle uit van de gezondheidstoestand van het geleverde uitgangsmateriaal.
2
Om de insleep van ziekten en plagen te voorkomen is het verplicht gecertificeerd pootgoed of geregistreerd hoevepootgoed te gebruiken. Een producent die voor de teelt van zijn aardappelen zelf geproduceerd niet-gecertificeerd materiaal (hoevepootgoed) gebruikt, moet hiervan voor 1 maart schriftelijk aangifte doen bij het hoofd van de PCE van de betrokken provincie. Het officiële certificeringsetiket dat de
1
Verplichte melding van OCI/CC aan het FAVV indien de landbouwer vermeerderingsmateriaal gebruikt zonder plantenpaspoort, ofschoon dat verplicht is.
r
M.b.t. quarantaine organismen bv. Xanthomonas op plantgoed van aardbeien. Maximaal B non conformiteit bij eerste audit mbt Sectorgids. De naleving van dit voorschrift wordt visueel nagegaan en/of door de operator en/of diens medewerkers te ondervragen.
v en/of o
De landbouwer moet de etiketten kunnen voorleggen (indien gebruikt voor dossier IN, tevens 5 jaar te bewaren) of de aangifte van het hoevepootgoed. Verplichte melding van OCI/CC aan het FAVV indien de operator niet aangegeven hoevepootgoed gebruikt.
r
KB 10/08/2005 Art. 15 § 2
KB 14/11/2003 Bijlage I 4e
KB 10/08/2005 Art. 15 § 2 MB 30/08/1999 art. 10 KB 14/11/2003 art. 11
31
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
vermelding “EG-plantenpaspoort” draagt mag gebruikt worden in plaats van het plantenpaspoort. De landbouwer moet het plantenpaspoort (officiële certificeringsetiket) (zie bijlage 3, p 70) verplicht één jaar bewaren. Op dit etiket staat tevens de vermelding van de pootgoedontsmetting.
4.1.5*
4.1.6*
Alle productgroepen
4.1.4*
GGO’s in België enkel nog maar toegelaten voor enkele maïsrassen op de Europese lijst. Plantaardige producten van proefvelden met GGO’s mogen niet op de markt gebracht worden (valt buiten IKKB).
O en
Het gebruik van GGO’s is in overeenstemming met de nationale, regionale en Europese wetgeving. Bij zaai van GGO gewassen moet ten laatste 15 dagen na de zaaidatum via een aangetekend schrijven of via de internetsite aan de FOD Volksgezondheid het volgende meegedeeld worden: − Adres en kadastrale coördinaten van de gezaaide percelen − Naam van de uitgezaaide variëteiten
1
De landbouwer beschikt over informatie omtrent de ziektegevoeligheid en de resistentie van de gebruikte variëteiten.
3
Controle via ondervraging of abonnement landbouwtijdschrift, folder zaaizaadfirma, etc.
o en/of r
Als belangrijke preventieve maatregel tegen ziekten en plagen wordt vruchtafwisseling geadviseerd. De landbouwer past dit toe indien dit praktisch mogelijk is. Indien geen vruchtafwisseling wordt toegepast, moet dit verantwoord worden.
3
Vruchtafwisseling (bv. gebaseerd op 1:3 of 1:4 of met baakperiode) kan worden aangetoond (bv. aan de hand van registraties van voorgaande jaren). Meerjarige gewassen of substraatteelten kunnen worden uitgesloten van gewasrotatie. Voor aardappelen verplichting zie: 5.2.1
o en/of r
KB 21/02/05
indien van toepa ssing
r
32
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
G vm
Wanneer plantgoed als uitgangsmateriaal wordt gebruikt, dient de landbouwer de plantenopkweekfiche te bewaren. Daarbij beschikt hij ook over de gegevens van het gebruik van bestrijdingsmiddelen tijdens de opkweek.
2
4.1.8*
COP
Voor hoevezaaizaad, wanneer de triage uitgevoerd wordt door een derde, moet deze hiervoor erkend zijn (er wordt aangeraden om een identificatie te voorzien van het lot die van het bedrijf naar de installatie van de trieerder gaat).
1
Indien gecertificeerd zaaizaad wordt gebruikt, wordt één etiket pet lot zaaizaad bewaard.
2
Indien etiketten gebruikt worden voor dossier IN: niv. 1 en 5 jaar bewaren. In andere gevallen 1 jaar bewaren.
r
De landbouwer gebruikt variëteiten opgenomen in de catalogus van erkende variëteiten, behalve de variëteiten die op nationaal vlak op de negatieve lijst voorkomen. De zaden moeten gecertificeerd worden. Het gebruik van GGO rassen is verboden. Een negatieve lijst (lijst met uitgesloten variëteiten) mag door de interprofessionele sector op nationaal vlak uitgewerkt worden.
1
Certificaten moeten bijgehouden worden (minimum 1 jaar) tenzij ze gebruikt worden voor dossier IN. Op deze website kan nagegaan worden welke rassen erkend zijn : http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw /plant/rassen.html. http://agriculture.wallonie.be/apps/spip_wolwin/ article.php3?id_article=68
r
4.1.9*
4.1.10*
B
Ook van toepassing voor fruit Indien de opkweek van de planten door de teler zelf gebeurt, is er een registratie van de uitgevoerde gewasbescherming beschikbaar. Indien de opkweek van planten wordt uitbesteed (bv. plantenopkweker, akkerbouwer, …) is er een registratie beschikbaar van de opkweek (meegeleverd met het plant- of uitgangsmateriaal)) of is er een overeenkomst met de plantenopkweker beschikbaar. In geval van een overeenkomt met de plantenopkweker dient deze minimaal 1x jaar per plantenopkweker te worden afgesloten.
r
4.1.7*
r en/of o
KB 12/06/97 Vlaanderen Besluit 19/05/06
33
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
4.1.11*
H
Om de insleep van ziekten te voorkomen is het verplicht gecertificeerd (virus- en verwelkingsvrij) plantenmateriaal met plantenpaspoort of zelf vermeerderd plantenmateriaal met fytosanitair attest te gebruiken.
1
Certificaten of fytosanitair attest moet voorgelegd kunnen worden.
r
4.1.12*
C
De cichoreiplanter gebruikt gecertificeerd zaaizaad van variëteiten die voorkomen op de erkende variëteitenlijst. Het gebruik van GGO rassen is verboden.
1
Idem als voor suikerbieten.
r
Buiten meststoffen en bodemverbeterende middelen van natuurlijke oorsprong van het eigen landbouwbedrijf of van het landbouwbedrijf van een derde, worden enkel toegelaten meststoffen en bodemverbeterende middelen gebruikt.
1
Zie bijlage I bij het Koninklijk Besluit van 07/01/1998 + bijlage I bij Verordening 2003/2003 + lijsten met uitzonderingen en toelatingen op website van de FOD Volksgezondheid: http://portal.health.fgov.be/ > milieu > chemische stoffen > meststoffen > ontheffingen of toelatingen > lijst van ontheffingen of lijst van toelatingen. Verplichte melding van OCI/CC aan het FAVV indien de landbouwer niet toegelaten meststoffen gebruikt.
o en/of r
KB 07/01/98
ALLE toegelaten meststoffen en bodemverbeterende middelen dienen voorzien te zijn van een etiket of begeleidend document dat voor de niet verpakte producten door de leverancier aan de landbouwer dient te worden overgemaakt.
1
Deze etiketten of begeleidende documenten dienen te worden bewaard (indien gebruikt voor dossier IN, min. 5 jaar).
r
KB 07/01/98
De toegelaten meststoffen en bodemverbeterende middelen afkomstig van afvalstoffen (bv. zuiveringsslib,
1
Idem. Verplichte melding van OCI/CC aan het FAVV indien niet-toegelaten zuiveringsslib wordt gebruikt. Ter info, in Vlaanderen, is het
r
4.2 Bemesting
4.2.2
4.2.3
Alle productgroepen
4.2.1
Art. 3, 8, 9
Art. 3, 8, 9, 11, Bijl. I
KB 07/01/98 Art. 3, 8, 9, 11, Bijl. I
34
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
slijpkalk, compost, enkelvoudige organische meststoffen, …) moeten: Voor Wallonië: steeds vergezeld zijn van het begeleidend document (volgens OWDmodel). Voor Vlaanderen: in de gevallen bepaald door OVAM vergezeld zijn van het gebruikscertificaat (bv. voor zuiveringsslib). Indien analyseresultaten aanwezig zijn moeten deze gedurende 5 jaar bijgehouden te worden.
Alle productgroepen
4.2.4
4.2.5*
AGFH
Het gebruik van zuiveringsslib dat officieel toegelaten is door de FOD is bovendien verboden op: - Weiden en voedergewassen indien een wachttijd van 6 weken tussen het gebruik en de beweiding of de oogst niet in acht genomen wordt; - Gronden waarop groenten en fruit geteeld worden, met uitzondering van die van fruitbomen en voor zover in dit laatste geval het gebruik gebeurt na de oogst en voor de volgende bloei; Bodems welke bestemd zijn voor de teelt van groenten of vruchten die normaliter in rechtstreeks contact staan met de bodem en die normaliter rauw geconsumeerd worden, gedurende een periode van 10 maanden voorafgaand aan de oogst en tijdens de oogst zelf.
1
Verboden meststoffen: rioolslib en waterzuiveringsslib afkomstig van openbare waterzuiveringstations.
1
gebruik van slib van rioolwaterzuiveringsstations op landbouwgrond verboden (Decreet van 22.12.2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen). Voor 4.2.1 t.e.m. 4.2.4: wordt de naleving van de voorschriften gecontroleerd door aan de operator vragen te stellen zodat kan worden nagegaan of hij de voorschriften inzake het gebruik van de door hem toegediende producten kent. Eventueel wordt ook een documentencontrole uitgevoerd (etiketten, analyseresultaten, … Verplichte melding van OCI/CC aan het FAVV indien toegelaten zuiveringsslib wordt gebruikt op grasland of in voedergewassen zonder dat de termijn van 6 weken voor beweiding of oogst wordt nageleefd. Verplichte melding aan het FAVV indien zuiveringsslib wordt gebruikt in groente- of in andere fruitteelten dan fruitbomen. Verplichte melding van OCI/CC aan het FAVV indien zuiveringsslib wordt gebruikt op gronden die bestemd zijn groente- of fruitteelten die normaliter rechtstreeks in contact komen met de grond en gewoonlijk rauw gegeten worden, tijdens een periode van 10 maand voor de oogst en tijdens de oogst. Deze vereiste is sterker dan 4.2.4 in sectorgids. Gebruik maximaal toegelaten tot het jaar voor de oogst van AGF producten.
o even tueel r
KB 07/01/98 Art. 9.9°
Vlaams decreet 22.12.2006
o event ueel r
35
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
4.2.6*
4.2.7*
C
B
Alle productgroepen
4.2.8*
4.2.9*
Het gebruik van waterzuiveringsslib afkomstig van openbare waterzuiveringsstations is verboden in de cichoreiteelt.
1
Waterzuiveringsslib afkomstig van openbare waterzuiveringsstations mag enkel gebruikt worden indien er bovenop de wettelijke voorschriften, een productfiche is die bevestigt dat het product beantwoordt aan het doel om gevaren in de landbouw te beheersen. Het gebruik van dit soort slib kan verboden worden op contractuele basis.
1
Bemest steeds binnen de normen van de wet, stem de bemesting af op eventuele adviezen. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië is de bemesting bij wet geregeld. Bemestingsnormen en een uitrijregel voor organische mest vormen de pijlers. In het Vlaamse mestbeleid (MAP IIter) heeft elke landbouwer de keuze tussen twee bemestingsstelsels: het forfaitaire stelsel of het nutriëntenbalansstelsel. In beide gevallen moeten de algemene normen nageleefd worden. Het stikstofbemestingsbeleid in Wallonië is onderdeel van het “Waals Programma voor Duurzaam Stikstofbeheer in de Landbouw” en wordt in goede banen geleid door “Nitrawal asbl”.
3
De landbouwer beschikt over informatie (samenstelling) van de gebruikte meststoffen.
3
Idem
o event ueel r
Idem
o event ueel r
De bemesting (van zowel minerale als organische meststoffen) wordt afgestemd op de adviezen. Hierbij wordt rekening gehouden met de behoefte van de gewassen en het groeimedium. De adviezen worden verstrekt door de bevoegde instellingen (bv. Bodemkundige Dienst, Biocontrole, proefstations, …). Indien niet, dan dient de persoon die de adviezen verstrekt zijn vakbekwaamheid aantonen door middel van een diploma of soortgelijke kwalificaties.
o event ueel r
r
36
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
4.3 Bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden
Alle productgroepen
4.3.1
4.3.2
Gebruik enkel in België erkende bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden, voor op het etiket vermelde toepassingen vóór en tijdens de teelt en bij opslag.
1
Wie een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik aanwendt dient de nodige maatregelen te treffen om te vermijden dat schade wordt berokkend aan de gezondheid van de mens en van nuttige dieren en dat schade wordt toegebracht aan naburige teelten. Hij moet er zorg voor dragen dat elk werktuig, voorwerp of voertuig dat gediend heeft bij het gebruik van het product, zorgvuldig en onmiddellijk wordt gereinigd.
1
De teler mag enkel in België erkende/toegelaten bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en toegelaten biociden gebruiken en moet de gebruiksvoorwaarden vermeld op het etiket respecteren. Indien percelen in het buitenland zie 1.1.9. Verplichte melding van OCI/CC aan het FAVV indien de landbouwer bestrijdingsmiddelen / biociden gebruikt niet erkend zijn voor het gebruik dat hij ervan maakt.
V en/of r en/of o
Dit houdt in: rekening houden met instructies op het etiket (dosis, veiligheidstermijn, etc.) en vermijden van drift Het spuittoestel moet uitgespoeld worden.
v en/of r en/of o
KB 28/02/1994 art. 77
KB 14/11/2003 Bijlage I
4.3.3
G vm b
Zijn de wettelijk verplicht analyses uitgevoerd
1
De wettelijk verplichte analyses in het kader van de vooroogstcontrole moeten uitgevoerd zijn.
r
MB
4.3.4*
C
Bij de teelt van cichorei mogen geen bestrijdingsmiddelen gebruikt worden die niet toegelaten zijn voor landbouwproducties bestemd voor zuigelingen, dit wil zeggen producten vermeld in Bijlage IX van Richtlijn 2003/14/EG.
1
Volgende bestrijdingsmiddelen mogen niet gebruikt worden (scheikundige naam): disulfoton, fensulfoton, fentin, haloxyfop, heptochloor, hexachloorbenzeen, nitrofeen, omethoaat, terbufos, aldrin en dieldrin, endrin.
r
Bijlage IX van
22.12.2005 Richtlijn 2003/14/EG.
37
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Alle productgroepen
4.3.5*
4.3.6*
De teler beschikt over een lijst met erkende bestrijdingsmiddelen en bewaart deze als documentatie. De erkende bestrijdingsmiddelen per teelt zijn eveneens terug te vinden op www.fytoweb.fgov.be. Aanbeveling voor de teelt van COP, suikerbieten en cichorei
2 (3)
De teler heeft een ongevallenprocedure. Op deze procedure staan minstens de telefoonnummers voor noodgevallen vermeld.
2
Indien aansluiting op internet en landbouwer kan bewijzen dat hij fytoweb kent, dan is geen hard copy noodzakelijk. Specifiek voor industriegroenten, groenten verse markt en fruit: de producent beschikt over de meest recente advieskaarten (DRC of nationale). De advieskaarten vormen de basis van de uitgevoerde gewasbescherming. De landbouwer is in het bezit van de laatste versie van deze advieskaart. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die niet op de advieskaart vermeld staan is mogelijk.
R en/of o en/of v
r
4.4 Irrigatie 1
Alle productgroepen
4.4.1
Voor irrigatie wordt enkel gebruik gemaakt van beekwater, water van open put, boorput, stadswater of regenwater.
De herkomst wordt eveneens geregistreerd (zie perceels-/teeltfiche), elke andere registratie m.b.t. irrigatie is facultatief. Gebruik van onbehandeld rioolwater is verboden. Irrigatie is eveneens toegelaten met water afkomstig van: - Het wassen van groenten en fruit (met uitzondering van waswater van wortelgroenten of knollen) - Processen om producten vrij van verontreiniging te maken (water afkomstig van het blancheren / steriliseren) - Processen die plaatsvinden na alle bewerkingen die de producten vrij van verontreiniging maken (water afkomstig van
r
KB 14/11/2003 Bijlage I 4c
38
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
het afkoelen na blancheren / steriliseren, water afkomstig van snel invriezen), - Het reinigen van de blancheer-/ steriliseerlijnen en het reinigen en ontdooien van de koellijnen. 4.4.2*
Er wordt aangeraden watergift uit te voeren in functie van de behoefte van de plant, in functie van de bodemvochtbalans, de buffercapaciteit en de weersvoorspellingen. Druppelirrigatie is aangewezen. Er wordt aangeraden advies in te winnen betreffende de irrigatie.
3
o en/of r
4.5 Laatste spoel-, was- en/of transportwater 4.5.1
G vm HF
1. Fruit en groenten klaar voor consumptie (met name tomaten en fruit (appelen, peren, …) ¾ Indien een laatste spoeling op niveau van de primaire productie wordt uitgevoerd: gebruik steeds drinkbaar water; voorgaand spoelen mag uitgevoerd worden met niet drinkbaar water ¾ Transportwater van appelen en peren: gebruik steeds drinkbaar water 2. Andere groenten: aardappelen, rapen, wortelen, schorseneren, prei, salade, spinazie, … ¾ Waswater met als doel verwijderen van aarde: er mag niet-drinkbaar water gebruikt worden, op voorwaarde dat dit niet leidt tot een
r en o
KB 14/01/2002
Voor het transport van appelen, peren en tomaten drinkwaterkwaliteit (uitgangswater).
39
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
verhoging van de microbiologische en chemische besmettingen. ¾ Laatste spoelwater: gebruik minimaal proper water, d.w.z. water dat bijvoorbeeld afkomstig kan zijn van een put, en waarvan minstens jaarlijks een microbiologische analyse wordt uitgevoerd waarbij aan het volgende criterium moet voldaan worden: E. coli maximum 10.000 kve/100 ml. Indien dit criterium niet gerespecteerd wordt, moet drinkbaar water gebruikt worden.
De resultaten van de jaarlijkse wateranalyses moeten worden bewaard.
Drinkwater: voor de voorschriften met betrekking tot drinkwater wordt verwezen naar het koninklijk besluit van 14 januari 2002 en de nota van het FAVV betreffende de kwaliteit van het water in de voedingssector, die beschikbaar zijn op de website van het FAVV Proper water: het gaat om bodemwater, opgevangen regenwater, putwater. In geen enkel geval mag het gaan om water van een vijver, beek of kanaal. In het geval van open putten dient aangetoond te worden dat het aangevoerde water enkel regenwater is. In geen geval mag afval- of beekwater aangevoerd worden. Alle proper water moet jaarlijks onderworpen worden aan een microbiologische analyse en voldoen aan het volgende criterium: E. coli maximum
40
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
10.000 kve/100 ml. Indien dit criterium niet gerespecteerd wordt, moet drinkwater gebruikt worden. Niet drinkbaar water: het gaat om bodemwater, opgevangen regenwater, putwater. In geen enkel geval mag het gaan om water van een vijver, beek of kanaal. In het geval van open putten dient aangetoond te worden dat het aangevoerde water enkel regenwater is. In geen geval mag afval- of beekwater aangevoerd worden. 4.6 Staat van de productielocatie
Alle productgroepen
4.6.1
Bij volledig machinaal oogsten en bij teelten waar er gevaar is voor fysische verontreiniging (bv. aanwezigheid van glas in serre), wordt bij voorkeur twee maal gecontroleerd op de aanwezigheid van glas, blikjes, plastiek, hout, etc. Hierbij wordt vooral gelet op de randen van het perceel en er wordt minstens één keer vlak voor de oogst gecontroleerd. De bevindingen worden geregistreerd op de teelt-/perceelsfiche. NIET VAN TOEPASSING voor manuele oogst en/of bij manueel marktklaar maken van product. Voor de teelten van suikerbieten, COP, cichorei is dit een aanbeveling
2 (3)
r
41
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
4.7 Nieuwe productievelden Specifiek voor grondgebonden teelten (niet van toepassing voor substraatteelt)
4.7.2*
Alle productgroepen
4.7.1*
Indien nieuwe percelen (= nieuw voor landbouwdoeleinden) in gebruik worden genomen, moet men een gevarenanalyse uitvoeren. Deze gevarenanalyse moet bewaard worden als documentatie en moet voorgelegd worden indien de inspecteur dit vraagt.
1
Documenten, analyses, geschreven verantwoording, milieuvergunningen of bodemattesten zijn beschikbaar.
r
Normaal is landbouwgrond van onbesproken aard, indien het over een perceel gaat waaraan gevaren verbonden zijn, moet een bodemanalyse (vervuiling) uitsluitsel geven over de geschiktheid voor landbouwproductie.
1
2
Per perceel dient minimaal 1 totale bouwvooranalyse aanwezig te zijn die niet ouder is dan 5 jaar. Niet van toepassing indien geen AGF producten op dit perceel gedurende deze 5 jaar. Bij meerjarige teelten (bv. pitfruit) gebeurt een totale bouwvooranalyse vóór aanplanting. NVT: champignons en oesterzwammen
r
2
Groenten versmarkt: De minerale N-analyses dienen per teelt en per perceel te zijn genomen (NVT champignons, oesterzwammen en substraatteelten). Industriegroenten: Verplicht voor bladgewassen + wanneer de afnemer dit vereist Aardappelen: NVT Hardfruit en houtig kleinfruit: NVT
r
4.8 Bodem- en/of substraatanalyse van de productielocatie Enkel van toepassing voor grondgebonden teelten 4.8.1* De landbouwer voert een standaard analyse uit (N, P, K, pH, C-gehalte, calcium en magnesium, humus) van de bouwvoor elke 4 à 5 jaar en hij houdt de resultaten bij. 4.8.2* Indien de teelt dit vraagt om een N profielanalyse uit te voeren (0-60 cm) moet de landbouwer deze analyse uitvoeren. Hij noteert de datum van de analyse op de fiche of hij houdt de resultaten bij.
42
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Enkel van toepassing bij substraatteelten 4.8.3*
Bij substraatteelt dient een ontleding van de voedingsoplossingen te gebeuren. Frequentie: maandelijks, tot het wegnemen van de groeipunt. Indien uit de analyse blijkt dat geen variatie in de gemeten waarde vast te stellen is, mag de frequentie verlaagd worden. De data van analyse wordt genoteerd. De resultaten worden bijgehouden.
2
Voor de substraatteelt van aardbeien en hydroteelt van witloof, waar gewerkt wordt met vaste bemestingsschema’s in de verschillende teeltfasen, dienen geen analyses uitgevoerd te worden.
r
3
Er is een zichtbaar bewijs van kruislijntechniek op hellingen, gezaaid gras, groenbemesters, … Enkel van toepassing bij sterk hellende percelen (10%).
V en/of o
3
De landbouwer is op de hoogte van deze technieken en past deze toe indien economisch verantwoord en teelttechnisch haalbaar. Voorbeelden zijn: - Inzet van biologische bestrijdingsmiddelen - Gebruik maken van vangplaten en/of feromoonvallen - Geleide bestrijding op basis van waarnemingen en waarschuwingsberichten Reductie van het gebruik van herbiciden door aanwenden van mechanische en fysische onkruidbestrijding - Bodem afdekken - Inzaaien van groenstroken - Andere …
V en/of o en/of r
4.9 Bodembeheer en geïntegreerde teelttechniek 4.9.1*
Alle Er worden teelttechnieken gebruikt die als doel hebben bodemerosie te beperken.
4.9.2*
De landbouwer past waar mogelijk ICM (Integrated Crop Management) technieken toe. Daardoor kan bijvoorbeeld het gebruik van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden gereduceerd worden. De landbouwer registreert deze gegevens (indien hij ze toepast).
43
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
3
Er is een beleidsplan opgesteld om de natuur op het bedrijf te beheren. De teler neemt minimaal drie beheersmaatregelen voor milieuvriendelijke maatregelen en natuurbeheer. Er zijn zichtbare acties, maatregelen of documenten aanwezig die bewijzen dat het beleidsplan wordt aangewend.
r
Bij de teelt van peren worden roofwantsen ingezet tegen de perenbladvlo. De teler registreert dit op de fiche.
1
R en/of o
Bij de teelt van appelen worden roofmijten ingezet tegen spint. De teler registreert dit op de fiche.
1
Indien nuttige insecten worden uitgezet dan wordt dit geregistreerd. Gunstig gelegen percelen kunnen op natuurlijke weg een instroom van nuttige insecten krijgen. De aanwezigheid ervan is belangrijker dan de manier waarop.
2
De landbouwer kan door kloppingen of loupe inspectie de aanwezigheid opvolgen en registreren, hij kan zich hiervoor ook laten begeleiden.
R en/of o
2
De landbouwer respecteert de restricties van de lijsten met bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik.
r
Een volledig onbegroeide bodem is niet toegelaten.
1
Grasstroken moeten ingezaaid worden in productiepercelen.
V en /of o
4.10.2*
De zwartstrook meet maximaal 75 cm aan weerszijden van de boom.
1
4.10.3*
Er worden maximaal 4 behandelingen per jaar uitgevoerd.
1
De landbouwer respecteert de restricties op gebruik van herbiciden.
r
2
Alternerend maaien bevordert de diversiteit van de boomgaardfauna en flora.
V en/of o
4.9.3* De landbouwer maakt gebruik van een aantal milieuvriendelijke maatregelen in het landbouwbedrijf en onderhoudt het landschap en de omgeving van het bedrijf. 4.9.4*
HF
4.9.5*
4.9.6*
4.9.7*
De evolutie van nuttige en schadelijke insecten wordt opgevolgd en geregistreerd. HF ZF
Er worden tijdens de bloei geen bestrijdingsmiddelen gebruikt die schadelijk zijn voor bestuivende insecten.
4.10 Onkruidbestrijding 4.10.1*
4.10.4*
HF
Begroeide stroken worden regelmatig gemaaid.
v
44
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
4.11 Dunning en zetting 4.11.1*
HF
Ingeval te grote fruitproductie, dient de teler een dunning toe te passen.
1
Dunning met erkende middelen is toegestaan.
R en/of o
4.11.2*
Bij het gebruik van chemische dunningsmiddelen; respecteer dosis en tijdstip (veiligheidstermijn). Registreer alle behandelingen op de fiche.
1
Elk toepassing van een chemisch middel wordt geregistreerd.
r
4.11.3*
Indien de omstandigheden voor bestuiving en bevruchting ongunstig zijn, kunnen zettingsmiddelen gebruik worden. De teler gebruikt uitsluitend erkende zettingsmiddelen en registreert de behandelingen op de fiche.
1
Idem
r
3
Als correctie op een chemische behandeling.
R en/of o
1
Als bestuivers kan men andere cultivars of siermalus gebruiken.
V en/of o en/of r
2
De aanwezigheid is belangrijker dan de plantwijze.
V en/of o
4.11.4*
Er wordt bij voorkeur aanbevolen een manuele dunning toe te passen.
4.12 Bestuivers 4.12.1*
HF Het aanplanten van bestuivers voor de teelt van appelen is verplicht (binnen 7 m: volle rij / 10 m: kruisverband).
4.12.2*
Er worden voldoende bestuivers aangeplant.
4.12.3*
Voor perenteelt wordt het aanplanten van bestuivers aanbevolen.
3
V en/of o
1
V en/of
4.13 Plantsysteem 4.13.1*
HF
Het plantsysteem is in functie van de groeikracht zodanig dat er een minimale
45
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
inzet nodig is voor groeiremmende maatregelen. 4.13.2*
o
Het plantsysteem is loodrecht op de overheersende windrichting teneinde drift tegen te gaan.
2
Enkel van toepassing bij beschutte teelt. De properheid van het kasdek wordt op regelmatige tijdstippen gecontroleerd. De teler reinigt het kasdek regelmatig, bij voorkeur voor aanvang van de herfst. Plastiek kappen worden vervangen bij grote vervuiling.
1
V en/of o
4.14 Lichtinval 4.14.1
G vm b ZF
Het kasdek (binnen- en buitenzijde) is visueel proper. De kasdek reiniging kan worden aangetoond door: - Een factuur van de uitgevoerde kasdek reiniging (door derden) - Een aankoopfactuur van reinigingsmiddelen Registratie van de uitvoering van de reiniging (indien zelf uitgevoerd) De uitvoering mag maximaal anderhalf jaar geleden zijn. Bij plastiek kappen dient de plastiek visueel proper te zijn. - NVT kweekserres of indien geen serre aanwezig.
V en/of r
46
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
5.
Schadelijke organismen
5.1 Algemene maatregelen ter bestrijding van voor planten of voor plantaardige producten schadelijke organismen De controleur moet nagaan of het van 1 5.1.1 besmettingvrij maken van machines, apparatuur, gereedschappen, vervoermiddelen, kisten, containers, verpakkingsmateriaal en palloxen gebeurt volgend de specifieke De landbouwer is verplicht over te gaan voorschriften van het FAVV als de aanwezigheid tot de bestrijding van schadelijke van gereglementeerde schadelijke organismen (quarantaine) organismen zodra hij de (vb. met bruin- of ringrot besmette aardappelen, aanwezigheid hiervan vaststelt of deze takken van door bacterievuur aangetaste hem door een vertegenwoordiger van de planten, met Verticillium besmette hopplanten, overheid wordt gemeld. Hij dient de met Xanthomonas fragariae besmette onderrichtingen van het FAVV te volgen aardbeiplanten, grond afkomstig van besmet met betrekking tot de bestrijding van verklaarde percelen, … is vastgesteld. schadelijke organismen (zoals Om de naleving van deze voorschriften na te knolcyperus, aaltjes, maïswortelboorder, gaan, worden de operator en/of diens bruinrot, ringrot, …). Zoals de ontsmetting Alle medewerkers ondervraagd en/of worden de van machines, apparatuur, inspectieverslagen ingekeken en/of worden gereedschappen, vervoermiddelen, visuele controles uitgevoerd. Als het FAVV containers, verpakkingsmateriaal na optreedt als gevolg van de aanwezigheid van bewerking van gecontamineerde ziekteverwekkers, stelt het de operator producten. Bovendien moet hij met schriftelijk in kennis van de maatregelen die schadelijke organismen besmette moeten worden toegepast. De naleving moet producten adequaat vernietigen eventueel tijdens de audit worden gecontroleerd (bacterievuur, verticiliumplanten, op basis van het door het (de) door het FAVV Xanthomonas fragariae, …). De lijst met toegezonden document(en). Verplichte quarantaine organismen is weergegeven in melding van de OCI/CC aan het FAVV indien Tabel 7, p 64 van de sectorgids. de voorzieningen niet worden ontsmet wanneer verontreinigde plantaardige producten met gereglementeerde schadelijke organismen worden bewerkt. Verplichte melding van de OCI/CC aan het
O en/of r en/of v
KB 10/08/2005 art. 2, 5, bijlagen I, II, IV MB 22/03/04 art. 2, 3 bijlage I MB 10/09/2004 art. 2 MB 14/04/2005 art. 3, 4, 5, 6 KB 19/11/1987 art. 9, 10, 11, 12, 15, 16, 17, 19, 20, 21, 23, 24, 25, 32, 33, 34, 35, 43, 76, 79, 80, 81, 82, 83, 84
47
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
FAVV indien de landbouwer de voorschriften in verband de bestrijding van gereglementeerde schadelijke organismen niet naleeft. Voor 2007 zijn er geen bijkomende bepalingen met betrekking tot de bestrijding van de maïswortelboorder. Indien dit wel terug het geval wordt, moet deze wetgeving via dit punt gecontroleerd worden. 5.1.2
Alle
De landbouwer is verplicht de bloei evenals de zaadvorming en de uitzaaiing van schadelijke distels met alle middelen te beletten. Als schadelijke distels worden beschouwd: akkerdistel, speerdistel, kale jonker en kruldistel.
1
Indien van toepassing kan de landbouwer het nakomen van deze verplichting illustreren. Om de naleving van deze voorschriften na te gaan, worden de operator en/of diens medewerkers ondervraagd en/of worden de inspectieverslagen ingekeken en/of worden visuele controles uitgevoerd.
o en/of r en/of v
KB 10/08/2005 art. 5 KB 19/11/1987 art. 43
5.2 Maatregelen ter bestrijding van nematoden 5.2.1
A, A s
De landbouwer is verplicht een teeltrotatie van één op drie te respecteren voor de teelt van consumptieaardappelen. Een uitzondering is voorzien voor primeuraardappelen die vóór 20 juni geoogst worden. Voor pootaardappelen is dit één op vier jaar.
1
Teeltrotatie kan bv. worden aangetoond aan de hand van registraties van de voorgaande jaren (perceelsfiches). Het in acht nemen van de teeltopvolging kan eventueel worden nagegaan aan de hand van teeltplannen, teeltfiches, documenten in verband met jaarlijkse premies (orthofotoplan), het register over het gebruik van biociden en gewasbeschermingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, …
r
Indien van toepassing kan de landbouwer het nodige bewijsmateriaal leveren (bewijs van melding aan de PCE van het FAVV). Om de periode te berekenen wordt alleen de tijd tussen 8 en 18 uur in aanmerking genomen.
r
MB 14/02/2000
5.3 Maatregelen ter bestrijding van ringrot en bruinrot 5.3.1
A, A s
Voor operatoren die meer dan 5 ton pootaardappelen in een etmaal binnenbrengen met het oog op productie van consumptieaardappelen uit de volgende landen: Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Nederland, Portugal, Finland en Zweden, de Tsjechische
1
MB 22/03/2004 art. 2, 3, bijlage I
48
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Republiek, Estland, Letland, Hongarije, Polen, Slowakije, geldt de verplichting dit te melden bij de PCE van het FAVV en deze pootaardappelen gedurende 10 uur na aankomst ter beschikking te houden voor eventuele staalname. 5.3.2
5.3.3
A, A s
A, A s
Voor bruinrot moeten de volgende maatregelen nageleefd worden indien aardappelen geteeld worden in het beschermingsgebied: Arendonk, Balen, Beerse, Berlaar, Brecht, Dessel, Dilsen, Geel, Grobbendonk, Ham, Heist-op-denberg, Herentals, Herenthout, Herselt, Hulshout, Kasterlee, Leopoldsburg, Lier, Lille, Lommel, Maaseik, Malle, Meerhout, Merksplas, Mol, Neerpelt, Nijlen, Olen, Oud-Turnhout, Overpelt, Ranst, Ravels, Retie, Rijkevorsel, Schilde, Schoten, Turnhout, Vorselaar, Vosselaar, Westerlo, Zandhoven en Zoersel: − Jaarlijks, voor 30 april, door middel van een door het FAVV vastgesteld formulier, aangifte te doen van al zijn met aardappelen beteelde of te betelen percelen met een oppervlakte van meer dan 10are. Deze aangifte moet vergezeld zijn van (een) liggingsplan(nen) op schaal 1/10.000 waarop aardappelpercelen aangeduid worden. − Alvorens over te gaan tot de beregening van een perceel
1
1
Om de naleving van deze voorschriften na te gaan, worden de operator en/of diens medewerkers ondervraagd en/of worden de inspectieverslagen ingekeken en/of worden visuele controles uitgevoerd.
Verplichte melding van de OCI/CC aan het
o en/of r en/of v
MB 14/02/2000
MB
49
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
aardappelen, gelegen in het beschermingsgebied (zie 5.3.2), met ander dan oppervlaktewater, de daartoe gebruikte installatie volledig en grondig te spoelen met ander dan oppervlaktewater − Bij het beregenen van andere dan 5.3.4 A, A s 1 aardappelpercelen, gelegen in het beschermingsgebied (zie 5.3.2), met oppervlaktewater steeds alle nodige voorzorgen te nemen om te beletten dat aardappelpercelen met dat oppervlaktewater in aanraking komen 5.3.5 A, A s Voor de teelt van aardappelen, aubergines 1 en tomaten geldt in het beschermingsgebied (zie 5.3.2) een verbod op het gebruik van oppervlaktewater (o.a. kanalen, beken, vijvers) voor beregening. 5.4 Maatregelen met betrekking tot bacterievuur bij appel en peer De landbouwer die in zijn boomgaarden 5.4.1 HF 1 bacterievuur op appel- of perenbomen vaststelt, moet de besmette planten vernietigen of, wanneer dit mogelijk is, de besmette delen wegsnoeien. Indien de besmetting door het FAVV vastgesteld wordt moet hij de onderrichtingen van het FAVV opvolgen. 5.6 Maatregelen met betrekking tot verwelkingsziekte bij hop De producent die bij zijn hopplanten een 5.6.1 H aantasting van Verticilium albo-atrum of V. dahlia vaststelt, moet de aangetaste planten vernietigen, indien de besmetting door het FAVV vastgesteld wordt moet hij
1
FAVV indien de landbouwer de voorschriften met betrekking tot irrigatie in het beschermingsgebied niet naleeft.
14/02/2000
MB 14/02/2000
De aangifte voor het beregenen (en druppelen) met oppervlaktewater van tomaten of aubergines in de 42 gemeentes is enkel verplicht indien het watercircuit in contact staat met waterlopen.
Om de naleving van deze voorschriften na te gaan, worden de operator en/of diens medewerkers ondervraagd en/of worden de inspectieverslagen ingekeken en/of worden visuele controles uitgevoerd.
MB 14/02/2000
o en/of r en/of v
KB 10/08/2005 art. 5 MB 10/09/2004 art. 2
Om de naleving van deze voorschriften na te gaan, worden de operator en/of diens medewerkers ondervraagd en/of worden de inspectieverslagen ingekeken en/of worden
o en/of r en/of
KB 19/11/1987 art. 32, 33, 34
50
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
de onderrichtingen van het FAVV opvolgen.
visuele controles uitgevoerd.
v
5.7 Maatregelen met betrekking tot moederkoren en fusarium bij granen 5.7.1
2
COP De landbouwer bewaakt de gezondheidstoestand van de granen gedurende de teelt en van de oogst op de aanwezigheid van moederkoren. Indien dit wordt vastgesteld wordt de 1ste koper hiervan op de hoogte gebracht.
5.7.2
COP
De landbouwer bewaakt de gezondheidstoestand van de granen gedurende de teelt en van de oogst op de aanwezigheid van fusarium. Indien dit wordt vastgesteld wordt de 1ste koper hiervan op de hoogte gebracht.
3
B NC in het kader van de sectorgids. De landbouwer moet kunnen aantonen dat hij de 1ste koper hiervan op de hoogte heeft gebracht (bv. door middel van een kopie van de fax of de mail of door middel van een leveringsbon waarop de aanwezigheid van moederkoren wordt vermeld. De informatie zal zich bevinden op de leveringsbon die geleverd wordt door de eerste afnemer.
r
De landbouwer moet kunnen aantonen dat hij de 1ste koper hiervan op de hoogte heeft gebracht (bv. door middel van een kopie van de fax of de mail of door middel van een leveringsbon waarop de aanwezigheid van fusarium wordt vermeld. Niet-naleving van dit voorschrift leidt tot een toekenning van een +*.
r
KB 14/11/2006 art. 3 § 4
KB 14/11/2006 art. 3 § 4
51
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Registratie 1. IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie 6.1 Algemeen 6.1.1
De registers zijn ingevuld.
6.1.2
1
Tijdens de bedrijfscontrole moeten alle registers op een overzichtelijke en ordelijke manier voorgelegd worden.
1
Alle registraties moeten beschikbaar zijn op het landbouwbedrijf (op papier of op elektronische wijze). Bij een nieuwe aanvraag moeten alle registers bijgehouden worden vanaf datum van inschrijving en/of start van de teelt. Ook de registraties van de vorige seizoenen moeten beoordeeld worden.
1
Minimaal: ondernemingsnummer2, indien meer dan één vestiging: vestigingseenheidsnummer, adres, telefoonnummer, liefst ook e-mail adres (bv. via visitekaartje, gegevens op aanmeldingsformulier). Bij wijziging van de gegevens worden deze gegevens ook aangepast in de databank van Vegaplan.be. Elke landbouwer moet bij het FAVV geregistreerd zijn. De factuur voor het betalen van de heffing geldt als registratiebewijs. Opgelet de operatoren van de sector primaire plantaardige productie die voldoen aan de hieronder vermelde voorwaarden, betalen geen jaarlijkse bijdrage en ontvangen dus geen factuur: a. De activiteit wordt niet uitgevoerd ten titel van hoofdof bijberoep. b. Deze activiteit brengt niet meer op dan 2500 € netto
De registers worden minimaal 5 jaar bewaard.
6.1.3
Alle
Identificatie van de producent en het bedrijf.
KB 16/01/06 art. 2 KB 10/11/2005 art.1 bis
2
Indien geen ondernemingsnummer (bv. Nederlandse telers etc.) zal Vegaplan.be een uniek nummer toekennen aan deze landbouwer (in dat geval dient u contact op te nemen met Vegaplan.be)
52
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
per jaar (gemiddelde te berekenen over een periode van 3 jaar) c. De operator is eigenaar van de bewerkte grond d. De opbrengst wordt voortgebracht door een oppervlakte van maximaal 50 are voor aardappelen en hoogstamfruit, of van maximaal 25 are voor laagstamfruit, of van maximaal 10 are voor andere plantaardige producten. Verplichte melding aan het FAVV indien de operator niet geregistreerd is. 6.1.4*
Alle
1
Identificatie percelen
Ook in checklist en leidraad sectorgids! Niet in sectorgids zelf. Elke landbouwer moet grondplannen kunnen voorleggen of moet een nummering (of elk ander document waarmee eenduidige identificatie mogelijk is) van percelen, kassen, … voorzien aan de hand van waarvan de productieplaatsen of –eenheden waar een behandeling met gewasbeschermingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik of biociden werden toegepast duidelijk geïdentificeerd kunnen worden. Ingeval op een perceel of in een kas meerdere partijen planten of plantaardige producten voorkomen, worden zij in de registers door middel van een partijnummer onderscheiden. Op het bedrijf is een plan aanwezig met een referentie naar iedere locatie waar een gewas geteeld wordt. Bijvoorbeeld: plan van de mestbank, plan m.b.t. premies, GBCS, de EPR (eenmalige perceelsregistratie) in Vlaanderen, eigen plan. Bij serre- of cellenteelt (bv. champignons, witloof) is een nummering van de afdelingen aanwezig. Deze identificatie wordt gebruikt in alle registers die refereren naar deze locatie.
KB 14/11/2003 art. 3 § 4, Bijlage II, 3
53
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
6.1.5*
Alle
1 Identificatie productielocatie, opslag- en bewerkingsruimte
Enkel van toepassing indien bewerking of opslag. Productielocatie zie 6.1.4*. Voor de identificatie van
de opslagruimte kan men gebruik maken van de bedrijfssituatieschets.
6.2 Dossier IN & OUT 6.2.1
6.2.2
Alle
Alle
Dossier IN: Voor de inkomende producten: Plantaardig vermeerderingsmateriaal Gewasbeschermingsmiddelen en biociden Meststoffen moeten de volgende gegevens kunnen voorgelegd worden: de aard, de identificatie en de hoeveelheid van het product, de ontvangstdatum; de identificatie van de vestigingseenheid die het product levert. Een ordelijk klassement wordt aanbevolen. Daar waar gegevens ontbreken, moeten deze aangevuld worden op de documenten.
1
Dossier OUT: Voor de uitgaande producten: Plantaardig vermeerderingsmateriaal Plantaardige producten moeten de volgende gegevens kunnen voorgelegd worden: de aard, de identificatie en de hoeveelheid van het product, de ontvangstdatum; de identificatie van de vestigingseenheid die het product afneemt. Een ordelijk
1
Van elk van de inkomende en uitgaande producten moeten de volgende gegevens op elk moment kunnen voorgelegd worden: ¾ De aard en identificatie van het product (bv. aard = plantaardappelen van het ras ‘bintje’, identificatie = het nummer op het certificeringetiket); ¾ De hoeveelheid van het product (bv. aantal kg aangekocht product); ¾ De ontvangst- of leveringsdatum ¾ De identificatie van de vestigingseenheid die het product levert of afneemt (bv. firma “Landbouwbenodigdheden NV, aardappelstraat 17 te Wortel. Hiermee wordt niet het administratief adres bedoeld maar wel de plaats van waar de producten komen of waarheen de producten gaan). In geval van levering via een handelaar/transporteur of een andere tussenpersoon zal deze geïdentificeerd en genoteerd moeten worden. Deze gegevens zijn dan vaak terug te vinden op andere documenten zoals: facturen, etiketten, plantenpaspoorten of certificaten, leveringsbonnen, aankoopborderel, mestbankaangifte, premieaanvragen, weegbonnen, … Major non conformiteit indien de landbouwer de aangevoerde en/of afgevoerde producten niet inschrijft
KB 14/11/2003 art. 6 § 1, art. 11
KB 14/11/2003 art. 6 § 2, art. 11
54
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
klassement wordt aanbevolen. Daar waar gegevens ontbreken, moeten deze aangevuld worden op de documenten.
of op een zeer onvolledige wijze (systematisch ontbreken van meerdere gegevens, geen inschrijvingen voor een categorie van producten, bijvoorbeeld meststoffen). Minor non conformiteit indien de landbouwer op onvolledige wijze de aan- en/of afgevoerde producten inschrijft (systematisch ontbreken van een gegeven). Minor non conformiteit indien in de registers de gewenste gegevens niet meteen worden teruggevonden (geen systematische rangschikking van de leveringsbonnen die als register geldt).
6.3 Registratie 6.3.1
1
Alle
Het gebruik gewasbeschermingsmiddelen en biociden moet geregistreerd worden. De landbouwer kan enerzijds gebruik maken van bestaande documenten (bv. spuitdagboek, …) of anderzijds een perceels/teeltfiche invullen. De behandeling van opgeslagen producten dient tevens geregistreerd te worden.
Indien een fiche wordt gebruikt per teelt/perceel en/of voor opslag, ga dan naar 6.3.4*. Ook gegevens m.b.t. biociden (rodenticiden, aviciden, insectwerende producten en lokstoffen, producten voor de bestrijding van ongedierte, … zie Bijl. V, KB 22/05/03) moeten voorgelegd kunnen worden. De vermeldingen moeten binnen de 7 dagen na de behandeling worden ingeschreven. Deze vereiste geldt ook wanneer behandelingen door derden worden uitgevoerd. De gegevens die in dat verband moeten ingeschreven zijn de volgende: − Kas, perceel nr (de percelen waarop, of de kassen waarin de teelten aanwezig zijn, moeten door middel van een nummer geïdentificeerd worden) − Partij nr. (niet noodzakelijk indien een perceel slechts één partij planten omvat) − Teelt − Plantdatum − Datum behandeling − Naam bestrijdingsmiddel (volledig)
KB 22/12/2005 art. 7 KB 22/05/03 Bijl. V
55
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
− Dosis/ha − Behandelde oppervlakte − Oogstdatum (voor een bepaald perceel of een bepaalde serre moet de exacte datum van begin van oogst die onmiddellijk volgt op de laatste behandeling aangeduid worden. Het is bijgevolg mogelijk dat er voor eenzelfde perceel meerdere oogstdata geregistreerd zullen moeten worden) − Datum van monstername (alleen in samenhang met het bemonsteringsplan) − Niet conforme analyseresultaten (overschrijdingen van toegelaten maximumgehalten voor de betrokken producten). Major non conformiteit indien de landbouwer geen register bijhoudt voor bestrijdingsmiddelen / biociden of dat op een zeer onvolledige wijze doet (systematisch ontbreken van meerdere gegevens, geen inschrijvingen). Minor non conformiteit indien de landbouwer op onvolledige wijze het register bijhoudt (systematisch ontbreken van een gegeven). 6.3.2
6.3.3
Alle
Alle
De aanwezigheid van schadelijke quarantaine organismen of ziekten Vastgestelde quarantaine organismen en plantenziekten met gevaar voor de veiligheid en gezondheid van mens, dier en plant worden geregistreerd. De kopieën van het formulier voor verplichte meldingen (indien van toepassing) worden bewaard.
1
Resultaten van analyses Indien van toepassing wordt een ordelijk
1
Wanneer de landbouwer in zijn teelten de aanwezigheid vaststelt van gereglementeerde schadelijke organismen (zie Tabel 7, p 42-45) moet hij hiervan melding maken in een register (de kopie van de meldingsformulieren kan dienen als register). Daarnaast moet hij, als de meldingsplicht geldt, een kopie bewaren van het meldingsformulier.
Het gaat hier bijvoorbeeld om de resultaten van de analyses die zijn uitgevoerd in samenhang met de
KB 14/11/2003 art. 3 § 4 bijlage II
KB 14/11/2003
56
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
klassement van analysebulletins bijgehouden 6.3.4*
vooroogstcontrole of de analyses die zijn uitgevoerd door een telersvereniging. 1
Perceels/teeltfiche correct ingevuld: 6.3.4.1 *
Alle
6.3.4.2 *
Alle
6.3.4.3 *
AGF H
6.3.4.4 *
HF
6.3.4.5 *
G vm
1
De landbouwer registreert de zaai- of plantdatum.
1
De teler noteert de plantafstand en het aantal rijen. Indien de landbouwer plantenmateriaal zelf opkweekt, dient hij een plantenopkweekfiche aan te leggen, inclusief de registratie van toegepaste bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik.
bijlage II
Volgende gegevens moeten op de perceels-/teeltfiche teruggevonden worden, of er kan een ander document verwezen worden, dat eveneens voorgelegd kan worden (op papier of elektronisch) Gebruik enkel erkende producten (hoort bij 4.3.1)
Bij het toepassen van grondontsmetting worden de volgende gegevens geregistreerd: ¾ Datum van toepassing ¾ Handelsnaam of actieve stof van het product ¾ Plaats van ontsmetting ¾ Toegepaste methode ¾ Uitvoerder (indien verschillend van bedrijfsleider)
De landbouwer registreert tevens variëteit/ras. Wanneer zaaien of planten in onderaanneming gebeuren, wordt de naam van de loonwerker genoteerd. Aanbeveling voor suikerbieten, COP en cichorei.
art. 3 § 4
Variëteit/ras kan eventueel via facturen of andere documenten aangetoond worden (cfr. dossier IN) 1 (3)
1
1
Bij plantenopkweek dienen minimaal de volgende gegevens geregistreerd te worden: datum zaai, datum behandeling, handelsnaam en dosis/ha, oppervlakte Ook voor zachtfruit.
57
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
6.3.4.6 *
HF
Registratie van onderstam, entmateriaal, moedermateriaal én toegepaste bestrijdingsmiddelen tijdens de opkweek.
6.3.4.7 *
HF
De landbouwer registreert het aantal en de aard van de bestuivers.
1
6.3.4.8 *
Alle
De landbouwer registreert (indien van toepassing) de niet chemische onkruidbestrijding op de fiche.
3
Voorbeelden: bodem afdekken, schoffelen, eggen, frezen, …
6.3.4.9 *
Alle
De landbouwer registreert alle toegepaste bestrijdingsmiddelen (herbiciden, fungiciden en insecticiden): voor, tijdens en na de teelt (na-oogst behandeling) op de teelt- of perceelsfiche of fiche opslag/bewerking (indien van toepassing). Daarbij worden volgende gegevens geregistreerd: − Datum van toepassing − Plaats van toepassing − De naam van het gebruikte product − De gebruikte dosis − Uitvoerder (indien verschillend van bedrijfsleider) (Aanbeveling voor de teelt van COP, suikerbieten en cichorei)
1
De registratie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik is verplicht voor alle teelten. Het gebruik hiervoor van een teelt-/perceelsfiche is enkel verplicht voor AGF H. Het gebruik van een perceels- of teeltfiche is een aanbeveling bij de teelt van suikerbieten, COP en cichorei.
1
58
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
6.3.4.1 0*
6.3.4.1 1*
6.3.4.1 2*
6.3.4.1 3*
Alle
Alle
HF
HF
De toegepaste bemesting wordt geregistreerd op de teelt- of perceelsfiche: noteer alle gebruikte meststoffen: - Datum van toepassing - Plaats van toepassing (indien teeltfiche: aangeven op welk perceel / indien perceelsfiche: niet noodzakelijk aangeven). - De soort meststof - De gebruikte dosis - Uitvoerder (indien verschillend van bedrijfsleider) Aanbeveling voor de teelt van COP, suikerbieten en cichorei.
1 (3)
De landbouwer registreert de toegepaste irrigatie (indien deze werd toegepast). De herkomst van het water (beek, stadswater, regenwater, open put) wordt weergegeven.
1
Geïntegreerde teelttechniek: Registratie van roofwantsen ingezet tegen de perenbladvlo bij de teelt van peren en registratie van roofmijten ingezet tegen spint bij de teelt van appelen.
1
Dunning en zetting: registratie van chemische dunningsmiddelen en zettingsmiddelen − Tijdstip behandeling − Naam toegepast product − Dosis − Perceel − Toepasser
1
Specifiek voor substraatteelt of hydrocultuur wanneer de voedingsoplossing via plaatselijke toediening (druppelaars, T-tape, …) gebeurt, is er een registratie van de datum van aanmaak van de voedingsoplossing met verwijzing naar het betreffende voedingsschema beschikbaar (unit met A en B bak); bij het gebruik van injectie unit dient men het verbruik te noteren telkens wanneer het voedingsschema wordt aangepast. NVT bij de teelt van oesterzwammen en champignons
59
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
6.3.4.1 4*
Alle
De oogstdatum of oogstperiode wordt genoteerd.
6.3.5*
Fiche stockage en / of bewerking correct ingevuld
1
Bij COP s: ook bijhouden registratie van temperatuur (niv. 2). Indien van toepassing
6.3.6*
Fiche transport (door derden) correct ingevuld (AGF H)
1
Bijhouden CMR, link met dossier OUT, … Indien van toepassing
De landbouwer voert minstens één keer per jaar, aan de hand van de checklist (zie bijlage 4, p 71), zelf een controle uit van zijn activiteiten. Deze ingevulde checklisten moeten aan de auditor voorgelegd worden bij een bedrijfscontrole.
1
De laatst ingevulde checklist is niet ouder dan 12 maand. Indien de ingevulde checklist niet aanwezig is wordt de audit afgebroken. De meest recente versie van de IKKB checklist is steeds terug te vinden op de website van Vegaplan.be.
A
Elke exploitant moet het FAVV onmiddellijk inlichten wanneer hij van oordeel is of redenen heeft om te denken dat een product dat hij ingevoerd, geteeld, gekweekt, bewerkt, gefabriceerd of verhandeld heeft schadelijk kan zijn voor de gezondheid van mens, dier of plant. Die melding dient te gebeuren door middel van de formulieren die voorkomen in het ministerieel besluit van 22-1-2004. Om de naleving van dit voorschrift te controleren worden aan de operator vragen gesteld zodat kan worden nagegaan of hij zijn plichten dienaangaande kent en in staat is deze na te komen en worden de registers ingekeken. De bewijzen van eventuele meldingen (kopieën van meldingsformulieren) moeten worden bewaard. Verplichte melding van de OCI/CC aan het FAVV indien de landbouwer niets heeft gemeld terwijl hij dat wel had moeten doen.
6.5 Checklist 6.5.1*
7. Meldingsplicht 7.1..1
Alle
De landbouwer is op de hoogte van de meldingsplicht en past deze toe indien nodig.
MB 22/01/2004 KB 10/08/2005 art. 4
60
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
Minor non conformiteit indien de landbouwer de procedures met betrekking tot de meldingsplicht niet kent.
61
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
2. IKKB Standaard voor de Aannemers van Land- en Tuinbouwwerken voor de Primaire Plantaardige Productie Voor de vereisten 6.1.1, 6.1.2, 6.1.3, 6.1.5*, 6.5.1* zie Primaire Plantaardige Productie, 6.1.4* niet van toepassing.
6.2 Dossier IN & OUT 6.2.1
6.2.2
Registers IN/OUT: Voor de inkomende en uitgaande producten: Plantaardig vermeerderingsmateriaal Bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden Meststoffen moeten de volgende gegevens kunnen voorgelegd worden: de aard, de identificatie en de hoeveelheid van het product, de ontvangst/leveringsdatum; de identificatie van de vestigingseenheid die het product levert/afneemt. Een ordelijk klassement wordt aanbevolen. Daar waar gegevens ontbreken, moeten deze aangevuld worden op de documenten.
1
Indien de loonwerker instaat voor het transport van plantaardige producten, dan dient hij de volgende gegevens ter beschikking te stellen aan de landbouwer voor zijn Dossier OUT. Voor de uitgaande producten: Plantaardig vermeerderingsmateriaal
1
Ook de loonwerker dient dus over deze gegevens te beschikken en de nodige informatie doorgeven aan de landbouwer. Indien de loonwerker de plantaardige grondstof levert aan een afnemer, dan moet dit bewijs van levering (bv. aankoopborderel, factuur, weegbon, …) aan de landbouwer met de nodige gegevens voor het dossier OUT worden overhandigd. Bovendien moet hij voor de geleverde producten = OUT (meststoffen, bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, plantaardig uitgangsmateriaal) aan de landbouwers ook de nodige gegevens bijhouden. In de registers IN/OUT uit het lastenboek zijn een leidraad om de nodige gegevens voor de inkomende en uitgaande producten bij te houden. Uiteraard mogen ook andere vormen van registratie worden bijgehouden of mag de loonwerker een persoonlijk uitgewerkte registratie aanleggen. De loonwerker kan eveneens refereren naar bestaande documenten, zoals facturatie, etc. Omdat de nodige informatie op een aanvaardbare tijd aan het FAVV moet kunnen verstrekt worden en eenvoudig moet kunnen gecontroleerd worden tijdens de audit, strekt een ordelijk klassement van al de documenten tot aanbeveling. Indien de noodzakelijke gegevens (aard, hoeveelheid, datum, identificatie) op
62
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
deze documenten ontbreken, dient de loonwerker de ontbrekende gegevens aan te vullen.
Plantaardige producten moeten de volgende gegevens kunnen voorgelegd worden: de aard, de identificatie en de hoeveelheid van het product, de leveringsdatum; de identificatie van de vestigingseenheid die het product afneemt. Een ordelijk klassement wordt aanbevolen. Daar waar gegevens ontbreken, moeten deze aangevuld worden op de documenten.
Deze registers moeten enkel aanwezig zijn op het bedrijf voor het uitgangsmateriaal, bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden en meststoffen die de loonwerker zelf inkoopt, opslaat en levert aan de landbouwer.
6.3 Registratie 6.3.1
Het gebruik bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden moet geregistreerd worden. Indien de loonwerker verantwoordelijk is voor de toepassing dan worden volgende gegevens ter beschikking gesteld aan de landbouwer: - Datum zaaien/planten - Datum behandeling - Volledige naam bestrijdingsmiddel - Dosis/ha - Oogstdatum/oogstperiode Deze informatie kan de landbouwer altijd opvragen bij de loonwerker, en deze info wordt ten laatste 7 dagen na de uitvoering schriftelijk of elektronisch overgemaakt.
1
Er is evidentie dat de landbouwer binnen de 7 dagen na de uitvoering de nodige gegevens krijgt (bv. via werkbonnen etc.)
KB 22/12/2005
6.4 Bijkomende registratievereisten 6.4.1*
Alle gegevens voor de perceels/teeltfiche worden aan de landbouwer overhandigd.
Per landbouwer waarvoor de loonwerker een opdracht uitvoert dient een overzicht beschikbaar te zijn van de
63
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
De loonwerker houdt zelf per landbouwer een register bij van de uitgevoerde landen tuinbouwwerken.
uitgevoerde land- en tuinbouwwerken. Dit register moet door de loonwerker zelf bijgehouden te worden. Dit register kan gevormd worden door klassering van de werkbonnen of andere documenten per landbouwer. De volgende gegevens moeten bijgehouden worden: - Aard van de werkzaamheden (bv. zaaien, planten, bemesten, gewasbescherming, irrigatie, oogst, naoogstbehandeling, maar ook grondontsmetting, reiniging van serre, …) - Datum van de werkzaamheden - Perceel3: identificatie zoals aangegeven door de landbouwer (vb. perceelsnaam) + oppervlakte - Identificatie van het gebruikte product voor uitgangsmateriaal: variëteit, ras, lotnummer, certificeringsetiket (+ eventueel kopie van plantenpaspoort indien noodzakelijk), naam fytoproduct, soort meststof, … - Hoeveelheid gebruikt product (dosis/ha, dosis/ton, …) - Specifieke gegevens en/of opmerkingen, hier wordt aangeraden om aan te duiden met welk materieel (via een nummer) de teelt- of oogstbehandeling werd uitgevoerd - Naam uitvoerder en handtekening
6.4.2*
De fiche opslag en/of bewerking is correct ingevuld, indien van toepassing.
Enkel indien bewerking of opslag op het loonwerkbedrijf.
6.4.3*
De fiche transport (door derden) is correct ingevuld, indien van toepassing.
6.4.4*
De rittenstaat is correct ingevuld, indien van toepassing.
In het kader van transport als secundaire bedrijvigheid bij de oogst-werkzaamheden in opdracht van de
3
De registratie van de percelen van de landbouwer valt onder de IKKB Standaard Primaire Plantaardige Productie, de landbouwer houdt dus de registratie van zijn verschillende percelen bij op zijn bedrijf.
64
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
landbouwer naar een GMP gecertificeerde onderneming moet een rittenstaat bijgehouden te worden. Er wordt aanbevolen om voor alle transportactiviteiten in het kader van het loonwerk deze rittenstaat bij te houden. Secundair transport, dit wil zeggen het transport onmiddellijk en rechtstreeks na de oogst, gekoppeld aan het loonwerk, in opdracht van de landbouwer. Bijvoorbeeld het transport onmiddellijk na de graanoogst van dit graan door de loonwerker naar de eerste afnemer. Indien het graan nog wordt opgeslagen op het landbouwbedrijf, valt het transport na de opslag van dit graan naar de 1ste losplaats niet meer onder secundair transport.Wanneer de opdrachtgever de industrie is dan valt het vervoer steeds onder ‘transport’, naar een GMP bedrijf moet de transporteur dan GMP gecertificeerd zijn. De rittenstaat moet het transport begeleiden. Eventueel kan de rittenstaat elektronisch bijgehouden worden. Ten minste de 3 laatste ritten moeten op de rittenstaat vermeld staan.
65
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
BIJLAGE I. Giftigheidsklassen bestrijdingsmiddelen Erkende bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik zijn ingedeeld in klasse A, klasse B of niet ingedeeld. Op basis van deze indeling wordt het verkopen, gebruiken en bewaren gereglementeerd. Klasse A: bevat de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik die zijn ondergebracht in één van de volgende gevarencategorieën: categorie (kenletter)
symbool mogelijke aanduidingen van de bijzondere aard van de gevaren en veiligheidsaanbevelingen
Zeer giftig (T+)
R26: zeer giftig bij inademing R27: zeer giftig bij aanraking met de huid R28: zeer giftig bij opneming door de mond S45: bij een ongeval of indien men zich onwel voelt, onmiddellijk een arts raadplegen (indien mogelijk hem dit etiket tonen)
Giftig (T)
R23: giftig bij inademing R24: giftig bij aanraking met de huid R25: giftig bij opneming door de mond S45: bij een ongeval of indien men zich onwel voelt, onmiddellijk een arts raadplegen (indien mogelijk hem dit etiket tonen)
Corrosief (C)
R34: veroorzaakt brandwonden R35: veroorzaakt ernstige brandwonden S28: na aanraking met de huid onmiddellijk wassen met veel ... (aan te geven door de fabrikant) S37: draag geschikte handschoenen S39: een bescherming voor de ogen/voor het gezicht dragen
Deze mogen enkel verkocht worden door erkende verkopers en toegepast worden door professionele of erkende gebruikers. Klasse B: bevat bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik die ondergebracht zijn in de volgende gevarencategorieën: categorie (kenletter)
symbool mogelijke aanduidingen van de bijzondere aard van de gevaren en veiligheidsaanbevelingen
Schadelijk (Xn)
R20: schadelijk bij inademing R21: schadelijk bij aanraking met de huid R22: schadelijk bij opneming door de mond S45 : bij een ongeval of indien men zich onwel voelt, onmiddellijk een arts raadplegen (indien mogelijk hem dit etiket tonen)
Irriterend (Xi)
R36: R37: R38: R41:
Sensibiliserend (Xi)
R42: kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing > R43: kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid
irriterend voor de ogen irriterend voor de ademhalingswegen irriterend voor de huid gevaar voor ernstig oogletsel
Deze producten mogen enkel verkocht worden door erkende verkopers, het gebruik ervan is vrij. Middelen die niet ingedeeld moeten worden in de klassen A of B zijn niet ingedeeld. Ze mogen vrij verkocht en gebruikt worden. Bron: http://www.fytoweb.fgov.be/indexNL.asp, http://www.fytoweb.fgov.be/indexNL.asp 66
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
BIJLAGE 2. WETGEVING SECTORGIDS ●
KB 19/11/1987 Betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen.
●
MB 01/03/1990 betreffende de toekenning van een steun voor structuurmaatregelen in de sector hop.
●
KB 28/02/1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik.
●
MB 03/11/1994 betreffende de bestrijding van aardappelringrot Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et L. spp. sepedonicus (Spieckerman et Kottkoff) Davis et al.
●
Samenwerkingsakkoord 30/05/1996 betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval.
●
KB 07/01/1998 betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten.
●
MB 30/08/1999 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.
●
KB 30/11/1999 betreffende de handel in primeur- en bewaaraardappelen
●
MB 14/02/2000 tot vaststelling van maatregelen om te beletten dat Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. zich verspreidt.
●
KB 21/12/2001 betreffende de certificering in de sector hop.
●
KB 14/01/2002 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water dat in voedingsmiddelen inrichtingen verpakt wordt of dat voor de fabricage en/of in de handel brengen van voedingsmiddelen wordt gebruikt.
●
KB 22/05/2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden.
●
KB 14/11/2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen.
●
MB 22/01/2004 betreffende de modaliteiten voor de meldingsplicht in de voedselketen.
●
MB 22/03/2004 houdende instelling van een aangifte- en registratieplicht bij het binnenbrengen van aardappelen en van een traceringssysteem bij de verhandeling van pootaardappelen.
●
KB 10/08/2004 betreffende de uitvoering van de verplichte keuringen op spuittoestellen en de betaling ervan.
●
KB 25/08/2004 betreffende de verplichte keuring op spuittoestellen.
●
MB 10/09/2004 betreffende tijdelijke maatregelen om het inbrengen en het verspreiden van bacterievuur (Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al.) te voorkomen.
●
MB 14/04/2005 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van maïswortelboorder, Diabrotica virgifera Le Conte.
●
KB 10/08/2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen.
67
IKKB Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie - Interpretatiedocument Versie 2.2 van 05.07.2007
●
KB 10/11/2005 betreffende heffingen bepaald bij artikel 4 van de wet van 9 december 2004 betreffende de financiering van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
●
KB 22/12/2005 betreffende levensmiddelenhygiëne
●
MB 22/12/2005 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de aanvullende maatregelen die getroffen worden in het kader van de controle op de aanwezigheid van nitraten en van residuen van gewasbeschermingsmiddelen in en op sommige groente- en fruitsoorten
●
KB 16/01/2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
●
Decreet 22/12/2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen
●
MB van 27.02.2007 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen
WETGEVING IKKB STANDAARD ●
KB 12/06/1997 betreffende het trieëren tegen loon van zaden van bepaalde soorten van landbouwgewassen bestemd om te worden gezaaid
●
Richtlijn 2003/14 van de Commissie van 10 februari 2003 tot wijziging van richtlijn 91/321/EEG inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding
●
KB 21/02/2005 tot reglementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten
68