“Ik zou me buiten het verzorgingshuis geen raad meer weten” Door Antoinette Reerink Het kabinet wil ouderen met relatief lichte beperkingen buiten verzorgings- en verpleeghuizen houden. Daarbij wordt gekeken naar de hoeveelheid zorg waarop men recht heeft, wat tot uiting komt in hun zogeheten zorgzwaartepakketten (zzp). Ouderen met de zorgzwaartepakketten 1, 2, 3 en 4 zullen zich in de toekomst moeten redden in een zelfstandige woning, buiten de zorginstelling. Alleen mensen met een hoger zorgzwaartepakket kunnen straks nog naar een verzorgings- of verpleeghuis.
Wat betekenen de zorgzwaartepakketten in de praktijk en welke mensen gaan daar achter schuil? Hieronder vertellen ouderen hun verhalen over de zorg die zij nodig hebben, wat zij zelf nog kunnen en wat niet meer. Hun verzorgers en verpleegkundigen zeggen wat zij denken dat deze ouderen nodig hebben als zij zelfstandig zouden moeten wonen. Alle beschreven ouderen wonen nu in het verzorgingshuis De Koperhorst in Amersfoort en zij kunnen daar ook blijven wonen, maar mensen met vergelijkbare beperkingen die voor het eerst een indicatie zzp 1, 2, 3 of 4 krijgen, komen straks niet meer voor een zorginstelling in aanmerking. Het personeel van de Koperhorst denkt dat een groot aantal ouderen het thuis misschien nog wel zou redden, mits zij in een veilige omgeving wonen, gepaste hulp krijgen en toegang hebben tot de nodige voorzieningen. Maar mensen met zzp 4 alleen laten wonen, dat vinden medewerkers van de Koperhorst echt “een hachelijke zaak”. Meneer De Winter (89) noemt zich een “ras eigen keientrekker” als hem gevraagd wordt of hij uit Amersfoort komt. Hij deed in zijn jonge jaren een opleiding om etaleur te worden, maar na de oorlog was daar geen werk in te vinden. Daarom ging hij aan de slag als autospuiter en kelner. Dat deed hij tot zijn zevenenvijftigste met plezier. Op die leeftijd kreeg hij een hartinfarct. Het werken ging niet meer. Sindsdien moest hij zeventien operaties ondergaan: van een open hart operatie en een verwijdering van zijn blinde darm tot een oogoperatie
vanwege staar. Geestelijk is hij daardoor iets achteruit gegaan, zegt hij zelf en zijn gehoor is ook niet meer helemaal wat het was. Hij heeft nu zorgzwaartepakket 1. In 1996 kwam de heer De Winter naar de Koperhorst. Dat was eigenlijk vanwege zijn vrouw. Zij leed aan longfibrose, ze had chronisch zuurstofgebrek waarvoor ze permanent aan de zuurstoffles zat. Koken mocht ze niet meer en hij kon dat ook niet omdat hij net was geopereerd. “Daarom zijn we naar de Koperhorst gegaan”, vertelt meneer De Winter. In 1998 overleed zijn vrouw. Ook zijn zoon verloor hij, aan kanker. Zijn oudste zoon leeft nog wel. Hij komt regelmatig langs, net als zijn zeven kleinkinderen. “Ik ben langzaam achteruit gegaan”, zegt De Winter, “maar ik ben een doorzetter. Ik heb een elektrische rolstoel maar die gebruik ik zo weinig mogelijk. Je moet aan de gang blijven, anders is het gauw gebeurd. Ik probeer zoveel mogelijk zelf te doen. Douchen kan ik bijvoorbeeld gewoon nog in mijn eentje.” Hij krijgt alleen hulp bij het verschonen van zijn bed en het opmaken. Ook wordt zijn appartement door een hulp schoongehouden. “Dat kan ik allemaal niet. Het lopen gaat moeilijk en ook bukken is een foute boel. Dan krijg ik het in mijn rug.” De Winter zegt meerdere keren dat hij het “geweldig” heeft in de Koperhorst. “Ze komen hier elke dag langs om te vragen wat ze voor me kunnen doen. Dan brengen ze bijvoorbeeld mijn flessen weg. Je krijgt goed te eten en drinken, geen diepvriesgedoe. Ik hoef maar te piepen en ze komen. Het is hier grandioos.” Zelf koken en boodschappen doen? De Winter denkt dat hij het echt niet meer zou kunnen. Een bevriend echtpaar doet nu boodschappen voor hem als hij iets nodig heeft. Wel heeft hij nog een auto, daar kan hij eindjes mee rijden. “Met de rollator loop ik ook nog kleine stukjes, binnenshuis. Naar het toilet bijvoorbeeld, maar als de afstand te groot wordt, durf ik niet meer. Een paar weken geleden lag ik hier plots in de gang, gewoon in elkaar gezakt. Nee, ik had niet graag thuis gewoond. Hier voel ik me veel veiliger.” Meneer De Winter is een van de betere bewoners van de Koperhorst. Hij zou volgens het personeel nog wel in staat zijn zelfstandig te wonen. Maar thuis zou hij wel sociale contacten missen en zich minder veilig voelen. Als in zijn buurt een winkeltje zou zijn, zou hij zich waarschijnlijk nog goed kunnen redden thuis. De Winter wil er liever niet aan denken en is blij dat hij tijdig naar het verzorgingshuis is gegaan. “Ik leef hier als een God in Frankrijk.” Mevrouw Noll-Van Stokkom (82) komt over als een opgewekte vrouw die zich niet gauw laat kisten. Dat lijkt ze te hebben geleerd door de vele tegenslagen in haar leven. Ze ontvangt haar bezoek in haar rolstoel en valt meteen met de deur in huis. “Ik kan nog heel veel doen. Daar ben ik erg dankbaar voor. God zegene mij dat mijn geheugen nog goed is.” Mevrouw Noll heeft
zorgzwaartepakket (zzp) 1, maar er is voor haar zzp 2 aangevraagd. Haar probleem zit in haar beide voeten. Als kleuter onderging ze in haar geboorteland Indonesië een operatie aan haar voeten, om de gevolgen van polio te verhelpen, maar die ingreep mislukte. Haar hele verdere leven bleef zij slecht ter been, maar fietsen kon ze wel. In 1950 kwam mevrouw Noll met haar familie en man naar Nederland. Haar echtgenoot stierf een paar jaar daarna en liet haar alleen achter met vier zoons en een dochter. Inmiddels heeft zij vele klein- en achterkleinkinderen, maar heel vaak ziet zij die niet. Ondanks haar handicap heeft mevrouw Noll nog best lang zelfstandig kunnen wonen. Voor haar verhuizing naar het verzorgingshuis, in 2003, woonde ze vlak bij de Koperhorst, in een woning op de begane grond. Ze had alleen iemand die haar af en toe in het huishouden hielp. Haar eten kookte ze zelf. “Totdat mijn knieën het begaven en ik niet meer kon lopen”, vertelt zij. “Ik had altijd gezegd: als ik in een rolstoel verder moet, ga ik naar de Koperhorst.” Nu krijgt ze een keer per week hulp bij het schoonmaken van haar kamers in het verzorgingshuis. Ze heeft geen hulp nodig bij het uit bed komen en erin gaan, maar eens in de week komt er wel iemand om haar te douchen. “Wassen kan ik zelf”, zegt ze er snel bij. “Even kan ik op mijn benen staan, maar niet lang. Naar de wc gaan, kan ik ook zelf.” Veel geeft mevrouw Noll niet om de activiteiten die de Koperhorst organiseert. De dagelijkse warme maaltijd van het huis eet ze boven op haar kamer. Wel heeft ze veel contact met haar buurvrouw die bij haar op de gang woont. Door haar is ze niet eenzaam. Drie keer per dag krijgen de bewoners thee of koffie aan huis, en soms drinkt mevrouw Noll die met haar buurvrouw op. “Dan lachen we veel.” Sinds vorig jaar stapt ze niet meer zo makkelijk in een auto, maar als het mooi weer is, gaat ze nog wel eens naar de winkels in haar “wagentje”. Dan maakt ze met haar buurvrouw ook nog wel een wandelingetje in de rolstoel. “Gelukkig kan mijn buurvrouw wel nog lopen. Ja, het is best wel zuur dat ik niet méér kan doen. Ik was altijd heel ondernemend. Maar stuntjes durf ik niet langer uit te halen. Ook al kan ik af en toe nog best ondeugend zijn.” Hoofdzuster Ada van de Veen zegt dat mevrouw Noll vergeten is te vertellen dat ze ook nog artrose heeft en in het verleden een herseninfarct heeft gehad. Daar heeft ze geheugenproblemen aan overgehouden. Soms kan ze erg onzeker zijn. Mevrouw Noll zou volgens het personeel angstig worden als zij alleen zou wonen. Haar medicijnen bijvoorbeeld moet iemand voor haar beheren. Als dingen anders lopen dan zij gewend is, raakt mevrouw Noll
van slag en kan zelfs boos worden. Dan helpt een praatje op de gang of bij de receptie. Ze heeft structuur en bevestiging nodig en dat kan de Koperhost haar bieden. Thuis zou ze begeleiding nodig hebben, bijvoorbeeld bij het koken. Een magnetron zou ze niet meer zelf kunnen bedienen. Mevrouw Epskamp (80) heeft alle soorten dokters wel gehad, zegt ze. Drie jaar geleden verhuisde ze van een ‘bejaardenwoning’ naar de Koperhorst omdat het lopen heel slecht ging, zegt ze zelf. Ze heeft zorgzwaartepakket 2. Ze lijdt aan diabetes mellitus 2, heeft in het verleden meerdere tia’s en bypasses gehad en is geregeld gedotterd. “Oh, ik heb zoveel gehad. En vrijdag was ik weer in het ziekenhuis voor mijn nieren. Ja, van mijn lichaam klopt niets meer. Als je eenmaal in het ziekenhuis bent, komen ze van alles tegen.” Ondanks alle gezondheidsproblemen is haar verlangen naar sigaretten niet verminderd. De eerste man van mevrouw Epskamp stierf toen ze 34 was, haar tweede man overleed zeven jaar geleden. Toen moest ze alles zelf doen, van boodschappen tot het vuilnis wegbrengen. Dat lukte haast niet meer, vanwege haar benen. Ze vond het destijds heel erg dat ze haar “huisje” uit moest, maar nu is ze blij in het verzorgingshuis. “Ik zou me in mijn vorige huis geen raad meer weten”, zegt ze eerst resoluut, maar dan begint ze toch te twijfelen. “Als ze daar alles voor me hadden willen doen, had ik daar natuurlijk best graag willen blijven. Maar dan had men het hele huishouden en alle boodschappen voor mij moeten doen.” Mevrouw Epskamp vertelt dat ze altijd “erg op zichzelf is geweest”. Ze eet alleen op haar kamer. Van de zes kinderen die ze heeft, komen slechts de twee jongsten regelmatig. Dat vindt ze jammer. “Mijn kinderen denken: ‘ze heeft het wel best in het verzorgingshuis. Ze hoeft maar op een knopje te drukken en er komt iemand helpen.’ Gelukkig ben ik niet afhankelijk van ze. Ik ben blij dat ik hier woon en mijn kinderen zullen ook wel tevreden zijn. Nu zijn ze overal van af.” Mevrouw Epskamp heeft geen rolstoel, alleen een “onmisbare” rollator. Ze heeft geen lichamelijke verzorging nodig, wel begeleiding voor haar diabetes. “De laatste tijd ben ik wel wat angstig omdat ik niet lang geleden een beroerte heb gehad. Toen was ik helemaal weg. Ik ben een tijd bang geweest dat die beroerte terug zou komen en dorstte niet alleen te douchen, maar het personeel heeft me toen twee keer geholpen en nu doe ik het weer alleen. Ik probeer zoveel mogelijk zelf te doen. Ach, ik kan me redelijk redden.”
Medewerkers van de Koperhorst vertellen dat mevrouw Epskamp snel zenuwachtig kan zijn en een inprentingsstoornis heeft. Wat haar wordt verteld, blijft niet altijd hangen. Ze leed vroeger zelfs aan straatvrees en was thuis zo angstig dat ze naar het verzorgingshuis moest. In de Koperhorst is zij opgeknapt omdat ze de straat niet meer op hoeft. Als ze zelfstandig zou wonen, is de kans groot dat haar fobie weer terugkomt. Van Mevrouw Van Essen (97) zou je niet zeggen dat ze al bijna honderd is. In een legging en op sokken hupt ze door haar appartement. Ze is ook rap van tong. Wel is ze bijna blind. Door haar oogaandoening (macula) moest ze zes jaar geleden van een seniorenflat verhuizen naar het verzorgingshuis. De slijtage van haar ogen begon een jaar of tien geleden en werd geleidelijk erger. Nu kan mevrouw Van Essen niet meer lezen, geen tv meer kijken en ook geen gezichten meer onderscheiden. Verder is ze “redelijk goed”. Ze heeft zorgzwaartepakket 3. Het besluit om naar het verzorgingshuis te gaan vond ze niet moeilijk. “Ik zie het allemaal niet zo zwaar in. Ik kon me zelf nog wel redden, maar ik verhuisde uit voorzorg. Mijn kinderen waarschuwden dat als ik zou wachten tot ik helemaal blind was, ik naar het blindeninstituut moest. Dat wilde ik echt niet.” Haar man, van wie ze een zoon en een dochter kreeg, is 27 jaar geleden overleden. Mevrouw Van Essen heeft geluk met haar zoon. Die woont in Nijkerk en is gepensioneerd. Elke ochtend komt hij langs om zijn moeder te wassen. “Ik vond dat eerst wel gênant, maar toen zei hij: je hebt mij toch ook onder de douche gezet tot mijn veertiende? Nu vind ik het wel fijn. Zonder hem zou ik maar twee keer in de week een douchebeurt krijgen.” De Koperhorst is blij met de hulp van buiten. Dat is overigens niet altijd zo. Als familieleden willen helpen omdat ze ontevreden zijn over het personeel, wordt de hulp niet op prijs gesteld. Maar in dit geval wil de zoon van mevrouw Van Essen helpen omdat hij haar thuis ook altijd hielp. Een voortzetting van oude gebruiken wordt in De Koperhorst graag gefaciliteerd. Deze week is de zoon van mevrouw Van Essen op vakantie. Ze merkt dat ze nu soms geen zin heeft haar bed uit te komen, maar dan vermand ze zich. “Ik kan nog heel veel zelf. Vandaag heb ik me helemaal alleen gewassen en aangekleed. Ook boodschapjes doe ik af en toe nog zelf. Wel krijg ik hulp in het huishouden.” Ze vertelt dat ze onlangs is overgegaan van zzp2 naar zzp 3, maar dat ze nog geen extra hulp heeft gekregen.
Als het aan mevrouw Van Essen ligt, wordt zij zeker honderd. “ Ik beleef nog plezier aan van alles”, zegt ze. “Ik was drie jaar geleden nog de koningin van het dansen. Al die oude mannen vonden mij wel leuk. Ik heb een vlot praatje, ben ad rem en hou van moppen. Nu durf ik helaas niet meer te dansen, maar ik moet je zeggen dat mijn benen nog jeuken.” Hoofdzuster Ada van de Veen vertelt dat mevrouw Van Essen zeker niet meer thuis zou kunnen koken, boodschappen doen gaat door haar blindheid ook haast niet meer Als ze zelfstandig zou wonen, zou ze daar begeleiding bij nodig hebben. Misschien dat haar zoon die taak ook nog op zich zou kunnen nemen, maar dat dan blijft er voor hem weinig ruimte voor andere activiteiten. En of het plezierig is voor mevrouw Van Essen is de vraag. Ze is heel sociaal en gaat nu geregeld beneden met andere mensen koffie drinken. Die contacten zou ze dan waarschijnlijk moeten missen. Mevrouw Berghorst (96) zit met plastic schort in een grote bruine leren fauteuil aan de middaglunch. Voor haar stoel heeft het zorgpersoneel een plateau gezet waar haar warme maaltijd op staat. Behoedzaam brengt mevrouw Berghorst een lepel naar haar mond en als die leeg is, begint ze geanimeerd over haar komst naar het verzorgingshuis te vertellen. Ze weet nog precies wanneer ze naar de Koperhorst ging; het was 23 augustus 2003. Niet lang daarvoor was ze gevallen, ze had een gebroken pols en “alles deed zeer”. Ze kon een poos niet goed meer lopen. Haar man, die zijn hele leven als verpleger had gewerkt, was niet in staat om voor haar zorgen. Hij wilde ook niet met haar naar het verzorgingshuis. Zo scheidde het leven van het echtpaar zich. Na haar val tien jaar geleden, herstelde mevrouw Berghorst wel enigszins. Door oefeningen kon ze weer lopen met een rollator. Dat kan ze nu nog steeds, zij het erg moeizaam. Onlangs liep ze een zware longontsteking op en lag ze dagen verzwakt in bed. Inmiddels heeft ze zorgzwaartepakket 4 en draagt ze onder haar kleding een alarmsysteempje. “Ik heb een hele tijd alles nog zelf gedaan, maar nu krijg ik hulp om uit bed te komen en er in te gaan. Ook moet ik naar de wc worden gebracht. Als ik zou willen, zou ik nog wel zelf uit bed kunnen komen, maar er is altijd hulp voor me.” Ze benadrukt een paar keer hoe tevreden ze is. “Ik zou me schamen als ik ontevreden was.” Mevrouw Berghorst heeft één kind, een dochter die vaak langs komt, soms met haar man en de kleinkinderen. “Ze helpen me veel. Het gaat allemaal pico bello”, zegt ze monter. Ze is blij dat haar “hersenen altijd goed zijn gebleven”.
In haar kamer hangen een paar zelf gemaakte schilderijtjes. Tekenen doet mevrouw Berghorst naar eigen zeggen nog graag. Maar buiten komt ze niet meer zo vaak. “ Ik zou wat meer naar buiten moeten gaan, maar soms heb je er geen zin in. Als het mooi weer is, gaat er wel weer iemand met me mee.” Haar lusteloosheid weet ze maar gedeeltelijk te verbergen. Ze zegt dat ze elke dag nog plezier beleeft, maar laat zich ook ontvallen dat ze het liefste in bed ligt. “Ik slaap heel veel nu, te veel.” Het personeel zegt dat ze sinds haar longontsteking moeilijk te motiveren is. Mevrouw Berghorst lijdt al langere tijd aan depressiviteit en heeft geregeld geheugenproblemen. Ze zou niet zelfstandig kunnen wonen, meent hoofdzuster Ada van de Veen. Ze heeft bij praktisch alles hulp nodig, behalve met eten. Maar als dat niet vlak voor haar neer wordt gezet, pakt ze het niet. Thuis zou ze in bed blijven liggen en mogelijk niet meer eten en drinken. Antoinette Reerink, 29 januari 2013
Het gezicht van extramuralisering De overheid zet flink de vaart achter een al eerder ingezette trend, het zogeheten extramuraliseren: ouderen langer zelfstandig laten wonen en niet zo snel als vroeger naar een verzorgings- of verpleeghuis laten verhuizen. Sinds dit jaar komen mensen met een lichte zorgvraag niet meer in aanmerking voor een verblijf in een zorginstelling. De komende jaren zullen ook mensen met een zwaardere zorgvraag thuis moeten blijven wonen. Het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg is op zoek gegaan naar de uitwerking van dit beleid in de praktijk. Hoe kijken zorgaanbieders, woningcorporaties, wetenschappers en gemeenten aan tegen deze maatregelen en wie zijn eigenlijk de hulpbehoevende mensen die dit raakt? Journaliste Antoinette Reerink reisde het land door en sprak zowel met ouderen als met bestuurders en medewerkers in de sectoren wonen en zorg. Volg haar in de artikelenserie ‘Het gezicht van extramuralisering’