> Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag
ARK Natuurontwikkeling P. Souwerbren Molenveldlaan 43 6523 RJ NIJMEGEN
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 F 070 378 61 39
[email protected]
Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2014/049
Datum 27 januari 2015 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet
Bijlagen 2
Geachte mevrouw Souwerbren, Op 1 oktober 2014 heb ik uw aanvraag voor een ontheffing voor het experimenteel uitzetting van Europese steuren in de Rijn ontvangen. In deze brief stel ik u op de hoogte van mijn beslissing. Beslissing Ik heb besloten uw aanvraag goed te keuren. Hierbij verleen ik u de ontheffing die u heeft aangevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in: • artikel 9 van de Flora- en faunawet voor het vangen, bemachtigen en met het oog daarop opsporen van levende exemplaren van de Europese steur (Acipenser sturio); • artikel 14 van de Flora- en faunawet voor het uitzetten in de vrije natuur van maximaal 800 exemplaren van de Europese steur. • artikel 15, lid 2, 15b en 72, lid 5, voor zover dit betreft het gebruik van vangmiddelen voor het vangen van de Europese steur. Ik verleen u deze ontheffing voor de periode van 27 januari 2015 tot en met 26 januari 2020. Hieronder vindt u de redenen voor mijn besluit. Aanvraag U vraagt, namens Stichting ARK Natuurontwikkeling, ontheffing voor het uitzetten van circa 800 steuren in het Rijn-systeem, ten behoeve van onderzoek. Dit onderzoek is gericht op het verkennen van de mogelijkheden van een meeromvattend herintroductieprogramma voor de Europese steur in Nederland. Voordat middels een herintroductieprogramma gewerkt kan worden aan een duurzame populatie van de steur in Nederland, is eerst aanvullende informatie nodig. Eerder is in dit kader een ontheffing verleend met kenmerk FF/75A/2011/066 voor het uitzetten van circa 50 volwassen exemplaren van de Europese steur. De resultaten van dit onderzoek geven aanleiding tot een vervolgonderzoek met juveniele exemplaren van de steur, te weten exemplaren tussen de nul en twee jaar. Deze vissen zijn meer riviergebonden en door het
Pagina 1 van 7
onderzoek te herhalen met deze leeftijdsklasse is de verwachting dat er meer kennis over dit gedrag in het rivierhabitat beschikbaar komt. De doelstelling van dit onderzoek is daarom als volgt omschreven: “Het in het Rijn-systeem loslaten en via telemetrie en vangstwaarnemingen volgen van circa 800 juveniele exemplaren van de Acipenser sturio, afkomstig van het Franse kweekprogramma, om informatie te krijgen over het gedrag van deze soort in dit systeem en de geschiktheid van het Rijn-systeem voor een mogelijke terugkeer van de steur.” Daarbij formuleert u de volgende onderzoeksvragen: Is er voldoende geschikt habitat aanwezig voor juveniele exemplaren van de Europese steur in het Rijn-systeem, inclusief de delta, de Noordzee, de Waddenzee en het IJsselmeer? Wat is het migratiepatroon van juveniele exemplaren van de Europese steur binnen dit gebied? Wat is het effect van bijvangst en hoe kan dit effect, indien nodig, effectief worden verminderd?
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 27 januari 2015 Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2014/049
Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek, kan herintroductie van de Europese steur in de Nederlandse wateren overwogen worden. U geeft aan dat het, aanvullend op het gebruik van telemetrie, nodig kan zijn om steuren terug te vangen om te weten te komen waar de dieren zich op dat moment bevinden. Hierbij wilt u gebruikmaken van een schepnet, zegen of electrovissen. Een andere mogelijkheid is dat er wordt samengewerkt met de plaatselijke visrechthebbende of beroepsvisser. Bij alle methoden worden dieren levend gevangen en weer losgelaten, zodat de negatieve effecten op de steuren en andere soorten te verwaarlozen zijn. Toelichting Relevante wet- en regelgeving In de bijlage kunt u de relevante wet- en regelgeving lezen. Ontheffing Uit de relevante wet- en regelgeving blijkt dat de aangevraagde ontheffing alleen kan worden verleend als: • De gunstige staat van instandhouding van de soort niet in het geding is; • Er geen andere bevredigende oplossing bestaat; • De ontheffing aangevraagd wordt ten behoeve van onderzoek en onderwijs, repopulatie en herintroductie. Dit project heeft tot doel om te onderzoeken of het Rijn-systeem geschikt is voor een herintroductie van de Europese steur in Nederland. Hiervoor worden steuren gebruikt die afkomstig zijn uit een kweekprogramma. De gunstige staat van instandhouding van de steur is daarom niet in het geding, maar wordt mogelijk op termijn juist bevorderd. Ook de effecten op andere soorten zijn naar verwachting beperkt, gelet op het relatief kleine aantal steuren dat uitgezet wordt en de leeftijd van de uitgezette exemplaren. Het vangen van eerder losgelaten
Pagina 2 van 7
exemplaren vindt plaats als onderdeel van het onderzoek. Wanneer dit zorgvuldig plaatsvindt, zijn de effecten op de steuren en andere soorten gering. Dit onderzoek kan naar mijn mening bijdragen aan vergroting van de kennis van de steur, alsmede de relatie tussen de steur en het rivierensysteem in Nederland. Op termijn streeft u een herintroductie van de uitgestorven steur in Nederland na. Hiervoor is, zoals hierboven opgemerkt, aanvullende informatie nodig. Deze aanvullende informatie kan, in ieder geval voor een deel, slechts verkregen worden uit het betreffende experiment. Er is daarom geen andere bevredigende oplossing voor het verkrijgen van de benodigde informatie. Het uitzetten van de circa 800 juveniele steuren ten behoeve van vooromschreven onderzoek moet daarom gezien worden als de juiste oplossing.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 27 januari 2015 Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2014/049
Aanbeveling In uw activiteitenplan geeft u aan dat u tot en met 2021 juveniele exemplaren wilt uitzetten. U vraagt een ontheffing aan tot en met 31 december 2020. Een ontheffing kan voor maximaal vijf jaar worden verleend. Ik ben van mening dat een periode van meer dan vijf jaar nodig is om voldoende waardevolle onderzoeksgegevens te verzamelen. Ik wil u dan ook adviseren om maximaal acht weken voor de einddatum van deze ontheffing, een aanvraag voor een nieuwe ontheffing in te dienen. Hierbij wil ik u verzoeken de voorlopige resultaten van het onderzoek mee te sturen. Conclusie Gelet op het bovenstaande verleen ik u ontheffing voor de experimentele uitzetting van achthonderd juveniele exemplaren van de Europese steur. Bezwaar Als u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u binnen zes weken na verzending van deze brief digitaal of schriftelijk een bezwaarschrift indienen. Een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via mijn.rvo.nl. Om in te loggen heeft u uw gebruikerscode en wachtwoord nodig, voor de ondertekening een TAN-code. Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, afdeling Juridische Zaken, Postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Bij het indienen van een digitaal bezwaarschrift vragen wij u naar een aantal gegevens uit deze brief. Maakt u schriftelijk bezwaar, vermeld in uw bezwaarschrift dan in ieder geval onze referentie en de datum van de beslissing waartegen u bezwaar maakt. U vindt dit nummer in de rechter kantlijn in deze brief. Op mijn.rvo.nl vindt u meer belangrijke informatie over het digitaal en schriftelijk indienen van een bezwaarschrift. Meer informatie? Heeft u nog vragen, kijk dan op onze website mijn.rvo.nl. Of bel ons: 088 042 42 42 (lokaal tarief).
Pagina 3 van 7
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Met vriendelijke groet,
Datum 27 januari 2015
De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze:
Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2014/049
Marco Klaassen Teammanager Vergunningen
Pagina 4 van 7
Relevante wet- en regelgeving Flora- en faunawet Artikel 2 1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 27 januari 2015 Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2014/049
Artikel 4 1. Als beschermde inheemse diersoort worden aangemerkt: (…) d. alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is. (…) Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 14 1. Het is verboden dieren of eieren van dieren in de vrije natuur uit te zetten. (…) Artikel 15 1. (…) 2. Het is verboden zich buiten gebouwen te bevinden met bij algemene maatregel van bestuur aangewezen middelen die geschikt zijn voor het doden of vangen van dieren, of met materialen ter onmiddellijke vervaardiging van die middelen of van de krachtens het eerste lid aangewezen middelen, indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat die middelen of materialen voor het doden of vangen van dieren zullen worden gebruikt. 3. Bij een aanwijzing als bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt mede rekening gehouden met het belang te voorkomen dat een onnodig grote inbreuk op het welzijn van het te doden of te vangen dier wordt gemaakt. Artikel 15a 1. (…) Artikel 15b 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 15 en 72 is het, ingeval op grond van Hoofdstuk V, titel III, een afwijking van artikel 9 wordt toegepast, verboden om dieren die behoren tot de soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, of bijlage V, onderdeel a, van richtlijn 92/43/EEG, te bemachtigen, te vangen of te doden met gebruikmaking
Pagina 5 van 7
van niet-selectieve middelen die de plaatselijke verdwijning of ernstige verstoring van de rust van de populaties van deze soorten tot gevolg kunnen hebben. 2. Tot de middelen, bedoeld in het eerste lid, behoren in in ieder geval: a. de middelen, bedoeld in bijlage VI, onderdeel a, van richtlijn 92/43/EEG; en b. elke vorm van vangen en doden, vanuit de vervoersmiddelen, bedoeld in bijlage VI, onderdeel b, van richtlijn 92/43/EEG. Artikel 72 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden, voorzover noodzakelijk in afwijking van artikel 15, de middelen aangewezen waarmee, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 65 tot en met 70, dieren mogen worden gevangen of gedood. Als middelen worden slechts aangewezen middelen die geen onnodig lijden van dieren veroorzaken. (…) 3. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, worden regels gesteld met betrekking tot het gebruik van de in het eerste en tweede lid bedoelde middelen. Deze regels betreffen in ieder geval: a. de soorten waarop de middelen betrekking hebben; b. de afmetingen van de gronden waarop de middelen gebruikt mogen worden en c. de vaardigheden waarover bij het gebruik van de middelen beschikt moet worden. (…) 5. Het is verboden dieren te vangen of te doden met andere dan de in het eerste of tweede lid bedoelde middelen of in strijd met de toestemming, bedoeld in het vierde lid of de regels die op grond van het derde lid worden gesteld. (…)
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 27 januari 2015 Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2014/049
Artikel 75 (…) 3. Onze Minister kan, voorzover niet overeenkomstig artikel 68 van deze wet door gedeputeerde staten ontheffing is of kan worden verleend, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8 tot en met 15a, 15b, tweede lid in samenhang met het eerste lid, 16, 17, 18, 50, 51, 52, 53, 58, 59, tweede lid, 64, tweede lid, en 72, vijfde lid. (…) 5. Vrijstellingen en ontheffingen worden tenzij uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties noodzaakt tot het verlenen van vrijstelling of ontheffing om andere redenen, slechts verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. 6. Onverminderd het vijfde lid, worden voor soorten genoemd in bijlage IV van richtlijn 92/43/EEG, voor soorten vogels als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, en voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen beschermde inheemse dier- of plantensoorten vrijstelling of ontheffing slechts verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat: a. ten behoeve van onderzoek en onderwijs, repopulatie en herintroductie, alsmede voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten; Besluit beheer en schadebestrijding Artikel 5
Pagina 6 van 7
1.
3.
Onverminderd artikel 50 van de wet, zijn als middelen als bedoeld in artikel 72, eerste lid, van de wet waarmee dieren mogen worden gevangen of gedood aangewezen: a. geweren; b. honden, niet zijnde lange honden; c. jachtvogels; d. fretten; e. kastvallen; f. vangkooien; g. klemmen, niet zijnde pootklemmen; h. buidels; i. lokvogels, mits niet blind of verminkt; j. kunstmatige lichtbronnen; k. middelen die krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn toegelaten of vrijgesteld, en l. rodenators. De middelen, genoemd in het eerste lid, onderdelen e, f en j, mogen niet worden gebruikt voor het doden of vangen van: (…) b. dieren die behoren tot de soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, of in bijlage V, onderdeel a, bij richtlijn 92/43/EEG.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 27 januari 2015 Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2014/049
Artikel 11 1. (…). 2. Als middelen bedoeld in artikel 15, tweede lid van de wet, zijn aangewezen: a. hagelpatronen die metallisch lood bevatten; b. klemmen, met uitzondering van klemmen uitsluitend geschikt en bestemd voor het vangen en doden van mollen, zwarte ratten, bruine ratten of huismuizen; c. vallen, met uitzondering van kastvallen; d. strikken; e. vangkooien; f. lijm en g. netten geschikt en bestemd om te worden gebruikt voor het vangen van vogels. (…)
Pagina 7 van 7
ONTHEFFING Naar aanleiding van het verzoek van mevrouw P. Souwerbren op 1 oktober 2014, namens ARK Natuurontwikkeling gelet op artikel 75, lid 3, 5 en 6, onderdeel a van de Flora- en faunawet Verleent de Staatssecretaris van Economische Zaken hierbij aan: Naam: ARK Natuurontwikkeling (hierna: ontheffinghouder) Adres: Molenveldlaan 43 Postcode en woonplaats: 6523 RJ NIJMEGEN Ontheffing FF/75A/2014/049 voor het tijdvak van: 27 januari 2015 tot en met 26 januari 2020. Van de verbodsbepalingen genoemd in: • artikel 9 van de Flora- en faunawet voor het vangen, bemachtigen en met het oog daarop opsporen van levende exemplaren van de Europese steur (Acipenser sturio); • artikel 14 van de Flora- en faunawet voor het uitzetten in de vrije natuur van maximaal 800 exemplaren van de Europese steur, • artikel 15, lid 2, 15b en 72, lid 5, voor zover dit betreft het gebruik van vangmiddelen voor het vangen van de Europese steur, ten behoeve van onderzoek. De ontheffing geldt voor het gehele stroomgebied van de Rijn in Nederland. Aan deze ontheffing zijn de volgende voorwaarden verbonden: 1.
Het bestuur van de ontheffinghouder dient toe te zien op de strikte naleving van deze ontheffing met de daarin vermelde voorwaarden.
2.
De ontheffinghouder dient alle door of namens de Staatssecretaris van Economische Zaken verstrekte of nog te verstrekken aanwijzingen in verband met de uitvoering van deze ontheffing nauwkeurig op te volgen.
3.
Voor het verrichten van de in deze ontheffing genoemde handelingen, voor wat betreft bovengenoemde artikelen van de Flora- en faunawet, mogen vaste medewerkers van de ontheffinghouder middels een machtiging gebruik maken van deze ontheffing. Indien de ontheffinghouder een ander dan een vaste medewerker machtigt, dan dient de ontheffinghouder een kopie van de verleende machtiging aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Postbus 19530, 2500 CM Den Haag te zenden. De machtiging vermeldt in ieder geval de volgende gegevens: a) volledige naam, adres, woonplaats en geboortedatum van degene aan wie de machtiging is verleend; b) soort(en) en eventuele aantallen waarvoor de machtiging geldt; c) kwalificaties met betrekking tot deskundigheid op het gebied van beschermde soorten; d) de handelingen die mogen worden verricht; e) plaats(en) waar de handelingen mogen worden verricht; f) periode waarvoor de machtiging geldt; g) naam en handtekening ontheffinghouder; h) het nummer van de ontheffing die aan de ontheffinghouder is verleend.
FF/75A/2014/049 1 van 2
4.
Gemachtigden dragen bij het verrichten van de handelingen waarvoor de ontheffing verleend is de machtiging bij zich. Deze machtiging dient te zijn gehecht aan een kopie van deze ontheffing. Gemachtigden dienen de machtiging op eerste vordering te tonen aan een bevoegd controleur of opsporingsambtenaar.
5.
De aangegeven handelingen mogen uitsluitend worden verricht voor onderzoek naar de geschiktheid van het Rijn-systeem voor de Europese steur, volgens het bij de aanvraag gevoegde activiteitenplan “Experimentele uitzettingen Europese steur in de Rijn”.
6.
De ontheffinghouder is verplicht elk gevangen exemplaar van de steur in vrijheid te stellen op de plaats waar het is gevangen.
7.
Soorten waarvoor geen ontheffing is verleend, dienen gelijk los gelaten te worden.
8.
De dieren moeten verkregen zijn in overeenstemming met de bepalingen van Verordening (EG) 338/97, Verordening (EG) 865/2006 en de toepasselijke bepalingen van de Flora- en faunawet.
9.
De houder moet tenminste acht weken voor het verlopen van deze ontheffing een verlenging van deze ontheffing aanvragen bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Postbus 19530, 2500 CM Den Haag.
10.
Bij de aanvraag voor een verlenging van de ontheffing dient de houder Rijksdienst voor Ondernemend Nederland te informeren over de resultaten van het onderzoek. De ontheffinghouder geeft daarbij in het algemeen aan wat de effecten en de mate van ongerief van de werkwijze in de praktijk zijn.
11.
Deze ontheffing kan bij het niet of niet voldoende naleven van de voorwaarden worden ingetrokken.
Den Haag, 27 januari 2015
De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze:
Marco Klaassen Teammanager Vergunningen
FF/75A/2014/049 2 van 2