‘Ik spaar geen geld, ik spaar herinneringen’
1
2
‘Ik spaar geen geld, ik spaar herinneringen’ De biografie van Ina Zwartveld
Redactie en samenstelling: Marianne Emmelot
3
4
Copyright © 2013 Uitgeverij Mens en taal Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Uitgeverij Mens en taal, Laan van Meerdervoort 194, 2517 BJ Den Haag. www. Mens-en-taal.nl 5
6
Inhoudsopgave
Inleiding 9 Jeugd en familie 13 Opleiding 22 Werk 28 Huwelijk 33 Wonen 38 Kinderen 47 Opvoeding 50 Vriendschap 67 Conflicten 74 Zelfbeeld 76 Verlies van naasten 78 Huisdieren 82 Hobby´s en vrijwilligerswerk 83 Geloof 90 7
Bezit 99 Herinneringen 114 Vakantie 119 Ziekte en vervelende gebeurtenissen 122 Zorg(en) voor anderen 125 Veranderingen 128 Normen en waarden 130 Voor- en tegenspoed 132 Ouder worden 134 Denken aan het einde 137 Levenslessen 142 Epiloog 145
8
Inleiding
Het is woensdagmiddag 17 juli 2013. Buiten klinkt het carillon. De thee staat klaar op het aanrecht, maar wordt nog niet ingeschonken. Ina vindt dat er eerst ‘gewerkt’ moet worden. Dat is typerend voor de kleine, kordate, goedlachse vrouw die ze is. Altijd vriendelijk in het contact, maar als het nodig is kan ze stevig van repliek dienen. Vanmiddag vertelt ze mij het begin van haar levensverhaal. Klagen doet Ina niet graag. Wat het leven haar ook brengt, ze laat zich niet uit het veld slaan. Haar verhalen doorspekt ze met humor en kwinkslagen. Een verhaal over tegenslag wordt steevast gevolgd door een relativerende opmerking. Ina vertelt, ze heeft weinig aanmoediging nodig. De woorden rollen gemakkelijk van haar lippen. Soms vervalt ze in herhaling, vooral wanneer het zaken betreft die haar raken of waaraan ze zich ergert. Dan raakt ze de rode draad even kwijt of verliest ze zich in details.
9
Ina heeft duidelijke meningen en daar windt ze geen doekjes om. Ze is echter ook snel weer bereid een pittige uitspraak te verzachten. Als het bijvoorbeeld over haar tweede vader gaat. Of over een werkgever die minder goed beviel. Ze vindt het zichtbaar leuk om te vertellen en daardoor haar hele leven als het ware aan haar geestesoog voorbij te zien trekken. Dingen waaraan ze lange tijd niet meer bewust heeft gedacht, komen weer in haar herinnering terug. Vrolijk glinsteren haar ogen bij het vertellen van een ‘schelmenstreek’ uit haar jeugd. Alsof ze zich weer verheugt over het pittige kind dat ze toen was. Haar leven lang heeft Ina mensen geholpen. Ze praat daarover alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Alsof iedereen dat doet. Opvallend zijn haar positieve levensinstelling en haar optimisme. Altijd lijkt ze bereid om het goede in een mens of een situatie te zien. Tussendoor maakt Ina graag zo nu en dan een grapje: ‘Krijn die ken ik al sinds ik 15 jaar was. En hij gaat maar niet weg, hij is er nog steeds. Laatst kregen we een nieuw bankstel, toen heb ik nog voorgesteld dat hij op zichzelf zou gaan wonen met het oude bankstel. Maar ja, hij wil niet.’
10
‘Dirk-Jan wou altijd graag dj worden. Zijn naam klopte al.’ Onverwacht ontpopt Ina zich als een autoliefhebber. Met groot enthousiasme vertelt ze over de vele merken auto’s die ze in de loop der jaren hebben gehad. Doorgaans stelt ze zich vergevingsgezind op. Maar als iets echt niet met haar normen en waarden strookt, is ze niet te vermurwen. Onrecht dat haar of haar dierbaren wordt aangedaan raakt Ina sterk. Toch is ze overwegend tevreden met haar leven. Lachend zegt ze: ‘Wat ben ik toch een saai tevreden mens!’ Dit boek is het resultaat van vier lange interviews met Ina Zwartveld, een bijzonder mens.
Marianne Emmelot, oktober 2013
11
12
Jeugd en familie
Ina heeft veel en heldere herinneringen aan haar jeugd. In vlot tempo passeren haar familieleden de revue. Ze schetst een positief beeld van haar dierbaren en vertelt op een liefdevolle manier over hen. Waar nodig schuwt ze een pittige noot niet. Want niet altijd was het rozengeur en maneschijn. Maar ze kan goed relativeren, de dingen zijn zoals ze zijn. Ouders Mijn moeder werd geboren in Den Haag. Mijn opa had daar een groentewinkel. Op zijn 48e overleed hij. Toen heeft mijn oma de winkel van de hand gedaan en zijn ze in ’sGravenzande gaan wonen. Ze kon daar werk als huishoudster krijgen. ’s-Gravenzande was nog een klein dorpje in die tijd en mijn moeder viel een beetje uit de toon. Ze droeg bijvoorbeeld lakschoentjes, terwijl iedereen daar op klompen liep. Gewerkt heeft mijn moeder eigenlijk nooit. Ze was een nakomertje en hartstikke verwend. Ze was klein: 1,46 meter. Altijd liep ze op hoge hakken, om maar wat groter te lijken. Haar karakter was opgewekt, 13
vrolijk. Ik denk dat dat haar ook door het leven heeft geholpen. Want ze heeft veel ziektes gehad, is vaak geopereerd. Maar ze heeft nooit geklaagd. Het was een lieve vrouw, de kleinkinderen noemden haar oma Snoepie. Een beetje naïef was ze wel. Ze geloofde altijd alles. Daardoor werd ze nog weleens in het ootje genomen. Want je had haar zo op de kast. Toen ze eens in het ziekenhuis lag voor een operatie, was haar hoofd aan één kant kaal geschoren. Maar ze hadden de verkeerde kant gedaan. Dus moest de andere kant er ook nog af. In het midden bleef een randje haar over. Krijn kwam op bezoek en zei: ‘Zo moeder, dat is modern die hanenkam.’ Ze riep meteen een zuster om het restant van haar haar weg te laten scheren. Dat soort dingen. Mijn vader was een heer. Gedistingeerd, bedoel ik. Hij was heel charmant tegen andere vrouwen. Hij stond bijvoorbeeld in de bus op voor een zwangere vrouw. Dan werd mijn moeder jaloers. Mijn vader kwam uit een tuindersgezin. Maar hij had geen zin in de tuin en daarom is hij beroepsmilitair geworden. Dat is hij ook lange tijd gebleven. De laatste jaren voor zijn pensioen heeft hij in Utrecht op een kantoor gewerkt, als chef. Hij is vervroegd met pensioen gegaan omdat hij er moeite mee had dat hij 14
ondergeschikt was aan mensen die jonger waren dan hij. Dat kon hij niet. Ik lijk het meest op mijn vader. Zowel qua uiterlijk als karakter. Mijn vader was heel erg netjes, dat ben ik ook. Ik heb natuurlijk ook wel wat van mijn moeder. Scheiding Mijn vader en moeder zijn gescheiden toen ik tien maanden oud was. Mijn vader heb ik daardoor pas leren kennen toen ik elf jaar was. Later heb ik nog wel een band met hem opgebouwd. Maar dat was niet gemakkelijk, want mijn moeder was nog steeds boos op hem. Dat is altijd zo gebleven. Dus ik kon nooit tegen haar over hem praten. Er is nog heel veel wat ik graag had willen weten over mijn vader. Dat heb ik eigenlijk nooit gevraagd, omdat het allemaal zo moeilijk ging. Het is niet goed als mensen die gaan scheiden de kinderen in hun strijd betrekken. Een kind heeft daar veel last van. Mijn moeder vertelde ook veel onwaarheden over m’n vader. Daardoor had ik een antipathie tegen hem opgebouwd die helemaal niet terecht bleek. Later heb ik hem nog wel beter leren kennen gelukkig. Hij was toen al hertrouwd. Hij woonde in Utrecht, dus niet naast de deur. Ik heb ook nog een tijdje naast zijn moeder gewoond, daar zag ik hem dan wel regelmatig. Dat moest stiekem, zodat mijn moeder het niet merkte. Want die bleef heel negatief over hem. Op een gegeven moment 15
is er toch weer wat ruzie gekomen en hadden we geen contact meer. Dat vond hij ook heel erg. Eigenlijk is dat pas vlak voor zijn dood weer goed gekomen. Achteraf zei mijn moeder dat ze altijd van hem is blijven houden en mijn vader zei dat ook over haar. Dan denk ik: jammer! In die tijd was het nog heel ongebruikelijk dat mensen scheidden. Je kreeg ook helemaal geen uitkering of zo. Ja, we kregen een gulden van de kerk, maar als we er dan te netjes uitzagen kregen we die gulden niet. Mijn oma is na de scheiding bij ons in huis komen wonen om voor ons te zorgen. We moesten rondkomen van een klein pensioentje en de AOW van mijn oma. Mijn tweede vader Toen ik zes jaar was is mijn moeder hertrouwd met Willem. Een dominante man van achtendertig jaar. Hij was vrijgezel, nooit kinderen gewend geweest. Opeens had hij een gezin met vijf dochters. Dat was moeilijk voor hem. Hij vond dat alles in huis van hem was, hij was erg streng voor ons. Dat waren we niet gewend, want mijn moeder was altijd ‘kind met de kinderen.’ Willem had iets van ‘ik begin meteen met harde hand, dan hou ik ze onder de duim.’ Voor ze getrouwd waren noemden wij hem ome Willem. 16
Op hun trouwdag noemde mijn zusje hem per ongeluk nog een keer zo. Gelijk kreeg ze een pets om haar oren, want zo mochten we hem toen niet meer noemen. We moesten ‘papa’ zeggen. Ik heb er niet onder geleden hoor, maar de gezelligheid was weg toen hij erbij kwam. Hij vond het snel te druk. Als hij thuis was mochten we geen vriendinnetjes mee naar huis nemen. Maar er was ook een andere kant. We hadden het in materieel opzicht een stuk beter dan voor hij er was. Want in dat opzicht heeft hij altijd voor ons gezorgd. We mochten mee op schoolreisje en we konden betere kleding kopen. Toen mijn moeder alleen was kon ze zulke dingen niet betalen. Hij nam mij en mijn zusje ook weleens mee op de fiets naar Hoek van Holland. Dan gingen we een ijsje eten. Al met al was het achteraf toch nog niet zo slecht. Alleen zijn handen zaten heel erg los. Dat wel. Verleden jaar is hij overleden. De zusjes We waren met vijf meisjes, ik was de jongste. Mijn oudste zus is nu zevenenzeventig jaar. Ze is vijftien jaar ouder dan ik ben. Officieel heet ze Alida Petronella, ze is naar mijn moeder vernoemd. Maar dat vond ze geen leuke naam en daarom heeft ze zichzelf de naam Cuuk gegeven. Iemand zei ooit zoiets als ‘het lijkt wel een aliekruukie’ en toen heeft zij daar Cukie van gemaakt. Ze heeft die naam haar hele leven gehouden. 17
18
19