IK HOU VAN DE GEMEENTE – WERKPLAATS OM DISCIPELEN TE MAKEN 1 Jan Pool (senior voorganger van Shelter Haarlem) Zondag 8 maart 2009 ‘U verdient het om de boekrol te ontvangen en zijn zegels te verbreken. Want u bent geslacht en met uw bloed hebt u voor God mensen gekocht uit alle landen en volken, van elke stam en taal. U hebt voor onze God uit hen een koninkrijk gevormd en hen tot priesters gemaakt. Zij zullen als koningen heersen op aarde.’ Openbaring 5:9 Hier staan een aantal prachtige dingen. In de eerste plaats laat het ons opnieuw de plaats van Jezus zien. Ik heb daar vorige week aandacht aan besteed. Dit boek, de Bijbel, draait in de eerste plaats om Jezus Christus. De Bijbel zegt dat Jezus Koning is. Die koning heerst over zijn koninkrijk. Dat doet Hij niet alleen, nee, er staat dat wij, samen met Jezus, als koningen zullen heersen. Wat is eigenlijk een koninkrijk? Het woordenboek zegt het volgende: Een koninkrijk is een regeringsvorm met aan het hoofd een koning. Daar worden we niet veel wijzer van. Ik heb een tijdje terug in een preek een andere definitie geïntroduceerd, die goed weergeeft wat oorspronkelijk bedoeld werd met een koninkrijk. De regerende invloed van een koning over zijn territorium,die hij beïnvloedt met zijn persoonlijke wil, bedoeling, en bestemming,waardoor er een cultuur, waarden, moraal en levensstijl ontwikkeld wordt die de verlangens van de koning voor zijn onderdanen weerspiegelen. Eigenlijk heeft iedereen een koninkrijk! Het is dat gebied waar jij zeggenschap over hebt. Het is dat gebied waar jij bepaalt wat er gebeurt. In haar boek ‘Ik geef me over God!’ schrijft Kay Warren het volgende over ‘haar’ koninkrijk: ‘Net als veel volwassenen steek ik behoorlijk veel tijd, energie en geld in het besturen, het bijschaven, het beschermen en het verdedigen van mijn eigen privé-koninkrijkje, het Kay-koninkrijk. Natuurlijk zeg ik dat nooit hardop en ben ik verontwaardigd als iemand ook maar suggereert dat ik zo ben, maar in werkelijkheid is het een strijd die ik elke dag ervaar. En u ook. Ik regeer over mijn koninkrijk met ijzeren hand en bescherm mijn territorium, mijn bezittingen, mijn reputatie, mijn imago, mijn waardigheid en mijn rechten als koningin. Ik heb alles onder controle.’ Wat is nu het koninkrijk van God? Het Koninkrijk van God is dus dat gebied waarover God regeert. Het is datgene waar Gods heerschappij over is. God wil graag bepalen wat er op aarde gebeurt. Het was Gods plan in Genesis om de aarde te bevolken met mensen die naar Zijn evenbeeld geschapen waren en die vanuit Zijn natuur, Zijn wezen de aarde zouden regeren. Op die manier zou Zijn koninkrijk op aarde gevestigd worden. Doordat Adam en Eva echter ongehoorzaam waren en dus niet onder Gods gezag wandelden, kwam de heerschappij over deze aarde in de handen van satan. Vanaf dat moment had hij zeggenschap over de hele wereld. Jezus noemt hem dan ook ‘de overste van deze wereld.’ De duivel begon vervolgens zijn koninkrijk te vestigen. Zijn invloed is duidelijk te merken. Hij heeft zijn cultuur en zijn waarden op aarde gebracht: leugen, liefdeloosheid, ruzie, haat, jaloezie, bedrog, onderdrukking, uitbuiting, mishandeling, misbruik, moord. Hij maakt mensen kapot met geestelijke, emotionele en fysieke ziekten. Jezus kwam naar deze aarde om Gods koninkrijk opnieuw te vestigen en het terug te geven aan de mens. Zoals de ‘eerste adam’ de opdracht kreeg om het paradijs uit te bouwen totdat het de hele aarde zou bedekken, zo hebben wij nu de opdracht gekregen om op heel de aarde het koninkrijk van God te vestigen. Hoe kan dat koninkrijk van God nu groter worden? Hoe kan de invloedsfeer van Koning Jezus groter worden? Dat kan maar op één manier, n.l door een toename van het aantal onderdanen. Want Gods koninkrijk bestaat niet uit land. Gods koninkrijk is niet een geografisch gebied en kan dus ook niet worden uitgebreid door ‘land te veroveren’. Jezus zegt zelf: ‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld.’ Gods koninkrijk bestaat uit mensen. En het Koninkrijk van God groeit dus door in de eerste plaats het aantal onderdanen te laten toenemen. Wij moeten onszelf vermenigvuldigen. Zie daar het belang van ‘winnen’. In de tweede plaats groeit het koninkrijk van God doordat de onderdanen meer en meer onder de heerschappij van de Koning leren te leven. De wil, bedoeling en bestemming van de Koning zal
1
steeds meer zichtbaar worden in hun leven. Die onderdanen zullen dus radicale toegewijde volgelingen van de Koning moeten zijn. De Bijbel noemt dat soort onderdanen ook wel discipelen. Wanneer iemand sterft of voor langere tijd afscheid neemt zijn zijn laatste woorden meestal belangrijk. Jezus verliet Zijn discipelen met deze laatste instructies: ‘maakt al de volken tot mijn discipelen….’ Matteüs 28:19 (NBG) Jezus zei niet ‘Verover nieuw gebied.’ of ‘Voer oorlog en vergroot het land Israël.’ Hij zei ook niet ‘Ga evangeliseren’, ‘sticht een kerk’, ‘houdt elke zondagochtend een kerkdienst’ of ‘zorg ervoor dat je ‘gezalfde samenkomsten houdt’. Hij zei ‘maak discipelen…’ Stelling Discipelen maken is de enige manier om Gods koninkrijk uit te breiden. Het woord discipel komt zo’n 250x voor in het Nieuw Testament. Als we het begrip discipelschap noemen, hebben we daar dan onmiddellijk hetzelfde beeld van? Wat is een discipel? De kern van discipelschap is dat Jezus Christus het middelpunt en Heer en Koning is van je leven. En als Jezus het middelpunt van je leven is, dan vindt er een verandering in je hart plaats, die uiteindelijk zichtbaar wordt in alle aspecten van je leven. Het heeft invloed op je waarden, houding, beweegredenen, handelen, spreken en gedrag. Je zult steeds meer op Jezus gaan lijken. Een discipel van Jezus wordt gekenmerkt doordat hij geeft en vergeeft, bidt en aanbidt, Gods Woord hoort en toepast, actief lid is van het Lichaam van Christus en betrokken is bij het maken van nieuwe discipelen. En wat is hét kenmerk van iemand die op Jezus lijkt? Jezus geeft zelf het antwoord: ‘Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen (discipelen) zijn.’ Johannes 13:35 Ik denk niet, dat iemand van ons kan zeggen dat hij een volmaakte discipel is. We blijven daarin groeien. Toch? Hoe worden mensen discipelen? Mensen worden niet vanzelf een discipel. Zo van, ga maar naar de kerk en kom maar onder het woord van God en dan komt het vanzelf wel goed. Nee, discipelen worden gemaakt. Vandaar dat Jezus zei: ‘maakt al de volken tot mijn discipelen.’ Wat gebeurde er allemaal nadat Jezus de discipelen achtergelaten heeft met de opdracht van discipelschap? Er gebeuren 2 belangrijke dingen. In de eerste plaats wordt de Heilige Geest uitgestort. De Heilige Geest deed een aantal heel belangrijke dingen. Hij rustte de gelovigen toe met bekwaamheid om de opdracht van Jezus ‘maakt alle volken tot mijn discipelen’ te kunnen te volbrengen. Daar kom ik straks nog op terug. Maar er gebeurde nog meer. Op Pinksterdag ontstond de Gemeente. Paulus schrijft: ‘Wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden.’ En de Gemeente is de werkplaats waar volgelingen van Jezus worden gemaakt tot discipelen. Nu wordt er de laatste jaren steeds meer gesproken over nieuwe vormen van kerk-zijn. Wanneer vormt een groep mensen die bij elkaar komen een kerk? Sommigen zeggen dat als twee of drie gelovigen bij elkaar komen, dat een kerk is. Maar is dat ook zo? Anderen zeggen dat het allemaal draait om het vormen van een gemeenschap. Nu geloof ik dat dit het kloppend hart van de gemeente is. Wie van jullie kan er zonder hart? Niemand! Als je hart stopt met kloppen ben je dood. Je hart is dus van essentieel belang. Maar alleen een hart dat klopt, maakt me nog geen lichaam. Ik heb ook een lever, gal, darmen, longen, armen en benen nodig. Ik geloof dat gemeenschap wel het belangrijkste is, maar we zullen zien dat er meer voor nodig is om gemeente te zijn dan alleen het vormen van een gemeenschap. Wat maakt een gemeente nu een gemeente? Natuurlijk verandert de gemeente voortdurend. Door de eeuwen heen is de kerk door allerlei veranderingsprocessen heengegaan. Waarom? Omdat de wereld om ons heen verandert. De Kerk zal relevant moeten zijn voor de tijd waarin we leven. Maar in hoeverre moet of mag de Kerk mee veranderen? Staan er in de Bijbel geen z.g tijdloze waarden of
2
principes die de fundamentele basis moeten vormen voor een gemeente, in welke tijd of cultuur ze ook leeft? Moet een gemeente niet voldoen aan een aantal minimale eigenschappen om gemeente te kunnen zijn? Er verschijnen heel veel boeken over allerlei vormen van Kerk zijn en er wordt door allerlei mensen van alles geroepen en beweerd, maar is het niet belangrijk om te kijken of Gods Woord hier iets over te zeggen heeft? De afgelopen maanden heb ik met name veel gelezen in het boek Handelingen en in de brieven van Paulus. Welke basale waarden of aspecten vinden we terug in de eerste gemeenten die tijdloos zijn en ook nu te zien zouden moeten zijn in een gemeente? Ik heb een aantal essentiële aspecten gevonden. Deze aspecten zullen we, naar mijn mening, terugkomen moeten zien komen in een volwassen gemeente. En al deze aspecten dragen bij tot het maken van discipelen. 1. In een gemeente is de Tegenwoordigheid van God. 2. Een gemeente komt samen. 3. In een gemeente is ‘apostolisch’ onderwijs. 4. In een gemeente is gemeenschap. 5. In een gemeente zijn specifieke discipelschapsrelaties. 6. In een gemeente is de invloed en inbreng van de vijfvoudige bediening. 7. In een gemeente is leiderschapsstructuur. In een gemeente is de Tegenwoordigheid van God. Dat lijkt logisch, maar is het helaas niet. De tegenwoordigheid van God maakt het verschil. Wij zullen diep doordrongen moeten zijn van het feit dat Gods tegenwoordigheid het verschil maakt in de gemeente, maar ook in ons persoonlijk leven. Ik denk dat de discipelen dat als geen ander beseften. Meer dan drie jaar zijn de discipelen met Jezus opgetrokken. Wat zal het een voorrecht geweest zijn om tot de 12 te behoren. Zij kregen meer drie jaar lang intensieve training van Jezus zelf. Wat een geweldige jaren moeten dat geweest zijn! Zij waren getuigen geweest van al die geweldige wonderen die Jezus deed. Maar dat niet alleen, ze hadden ook zelf wonderen verricht. Ze hadden demonen uitgedreven en zieken genezen. Wat zullen zij zich geweldig hebben gevoeld. Zij zijn vast trots geweest en hebben misschien wel opgeschept over de wonderen die onder hun handen gebeurd waren. De discipelen voelden zich waarschijnlijk best wel belangrijk. Zij hadden nog behoorlijke grote ego’s en waren vol van zichzelf. Als Jezus tegen hen zegt: ‘Deze nacht zullen jullie mij allemaal in de steek laten’. dan zegt Petrus stoer: ‘Al zou ik moeten sterven, verloochenen zal ik u nooit.’ ‘Alle andere leerlingen vielen hem daarin bij.’ Matteüs 26:31,35 GNB Wij weten hoe het afloopt. Nog voor de nacht ten einde is laten ze Hem allemaal in de steek en vluchten weg. De helden maakten dat ze wegkwamen. Ze gingen er als een haas vandoor. Toen de grond te heet onder hun voeten werd, haakten zij af. Waar was al hun bravoure gebleven? Opeens voelden zij zich niet meer zo belangrijk. Wat was er over van die geweldige ego’s? Weinig denk ik. Uit vrees voor de Joden hadden zij de deuren van hun verblijfplaats stevig vergrendeld. En nu zegt Jezus tegen de discipelen: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen…’ Wat denk je dat de discipelen gedacht hebben bij deze woorden? Ik denk dat ze geslikt hebben. Er was niets meer van hun grote ego over. Daar stonden geen 11 zelfbewuste mannen die dachten ‘deze klus gaan we even met elkaar klaren.’ Nee, hun trots was gebroken. Ik denk dat ze zich realiseerden dat Jezus iets van hen vroeg wat onmogelijk was. Jezus weet wat zij denken, daarom eindigt hij met de woorden: ‘En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen tot aan de voltooiing van deze wereld.’ Matteüs 28:20b Jezus zegt eigenlijk: Mijn tegenwoordigheid maakt het verschil. Hij maakt hun duidelijk: Het gaat niet om jullie, maar om Mij. Het gaat er niet om wat jullie kunnen, maar wat Ik kan. Hij zegt: ‘Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde…’ Met grote nadruk zegt Hij: ‘Houd dit voor ogen: ik ben met jullie…’ Klinken deze woorden niet door de hele Bijbel heen? Is dat niet wat God steeds weer opnieuw duidelijk wil maken, dat Zijn aanwezigheid het verschil maakt! Hij zegt het tegen Jakob: ‘Ik zelf zal je terzijde staan, waar je ook heengaat.’ Genesis 28:15
3
Hij zegt het tegen Jozua die voor de onmogelijke taak staat om het beloofde land in te nemen: ‘Zoals ik Mozes heb bijgestaan, zo zal ik ook jou bijstaan. Ik zal niet van je zijde wijken.’ Jozua 1:5 God zegt Jesaja: ‘Wees niet bang, want ik ben bij je.’ Jesaja 43:5 Wanneer het volk Israël in de macht van de Midjanieten is, roept God Gideon als rechter. Gideon: een angsthaas, en ook nog eens één met een slecht zelfbeeld. Gideon blaakt nu niet bepaald van zelfvertrouwen. Hij verweert zich met de woorden: ‘Och Here, wie ben ik dat ik Israël uit de macht van de Midjanieten zou kunnen verlossen?’ Het antwoord van God is prachtig: ‘Ik zal met u zijn.’ Rechters 6:15-16 God zegt eigenlijk, Gideon jongen, het gaat niet om jou, het gaat om Mij. De hele Bijbel ademt het uit. God zegt steeds het gaat niet om jou, maar om Mij! God prent ons dus steeds weer in: Ik ben met je… dat maakt het verschil! Jezus wil dat wij het goed in onze oren knopen. Hij zegt: ‘Houd dit voor ogen: ik ben met jullie…’ God maakt het verschil! Als wij als gemeente in Gods bestemming willen wandelen, als wij als gemeente de Grote Opdracht van God willen vervullen, als wij als gemeente discipelen willen maken, dan zullen wij doordrongen moeten zijn van het feit dat we daarvoor Gods tegenwoordigheid nodig hebben. Mozes besefte als geen ander dat God het verschil uitmaakte in zijn leven. Als God in Exodus 33 aan hem vraagt of Hij wil dat God met hem meegaat, antwoordt Mozes: ‘Als uw tegenwoordigheid niet met ons meegaat, laat ons dan niet optrekken!’ Mozes begreep als geen ander dat Gods tegenwoordigheid in zijn leven het verschil maakte. Hij was eigenlijk door hetzelfde proces heen gegaan als de discipelen. Hij had net als de discipelen een groot ego. Hij was een trots man geweest. Vervolgens heeft God hem naar de W.O Estijn universiteit gestuurd. Wat was er ten slotte over van de trotse, zelfbewuste Mozes? Mozes was niets, Mozes kon niets, Mozes was niet bekwaam, Mozes was vol twijfel, angst en ongeloof. Toen God hem riep zei Mozes: ‘Wie ben ik?’ En wat zegt God? Nou Mozes, je bent best een goeie kerel, en je hebt toch een goede opleiding gehad in Egypte? Je hebt best wel leiderschapscapaciteiten. Je moet niet zo min over jezelf denken…. Nee, niets van dat alles. God geeft een heel apart antwoord op de vraag van Mozes: ‘Wie ben ik?’ God zegt: ‘Ik ben immers met u’. God maakt Mozes daar duidelijk: Het gaat niet om jou, het gaat om Mij!!! Mozes had gezien wat er gebeurt als Gods tegenwoordigheid met je is! Mozes neemt geen genoegen meer met minder, omdat hij weet: Alleen God maakt het verschil! Dat is ook wat hij zegt tegen God in de tekst die we gelezen hebben. Lees maar in vers 16… ‘Want als U niet meegaat, zal niemand ooit weten dat ik en mijn volk genade hebben gevonden in Uw ogen en verschillend zijn van andere volken op aarde.’ Het Boek ‘How else will they know we are special and distinct from all other people on the earth?’ NLT Mozes zegt hier: U maakt het verschil! Uw tegenwoordigheid in ons midden maakt ons anders dan de andere volken. Dit geldt ook voor ons leven: We kunnen ons maar op één manier onderscheiden van de wereld, doordat Gods tegenwoordigheid met ons is. Dat geldt voor ons persoonlijk, maar ook voor ons als kerk. Als wij een Handelingen 2 gemeente willen zijn, dan zal er een schreeuw moeten komen om Gods tegenwoordigheid. Wij kunnen het niet zonder God! God wil dat wij net als Mozes en net als de discipelen beseffen dat het niet om ons gaat, maar om Hem. Jij moet je bewust worden dat je niets zonder God kunt. Jij bent niet in staat om een goede moeder/vader te zijn. Jij bent niet in staat om een evenwichtige tiener te zijn. Jij bent niet in staat om een goede celleider te zijn. Jij kunt geen christen zijn uit jezelf. Jij bent niet uit jezelf in staat om Zijn wil te doen. Jij kunt geen nieuwe discipelen maken. Stop er dan ook mee om het bij je zelf te zoeken! Jij schiet te kort! Jij kunt
4
het niet! Maar dat is niet belangrijk. Jezus roept vanochtend tegen jou: Ik ben met je! Het gaat om Mijn tegenwoordigheid! Besef je wel wie het is die tegen jou zegt: Ik ben met je…! Die IK is niet zomaar iemand. Die IK is God zelf. Die Ik is de Schepper van Hemel en aarde! Die IK is Alomtegenwoordig, Almachtig en Alwetend. Die IK opende de Rode Zee voor Mozes. Die IK liet water uit een rots komen. Die Ik liet raven eten brengen aan Elia. Die Ik liet de muren van Jericho vallen. Die Ik liet voor Jozua de zon stilstaan. Die Ik word niet moe. Hij vraagt nooit aan de engelen om voor Hem in te vallen terwijl Hij een dutje doet. Hij sluimert nog slaapt zegt Jesaja. Wij hoeven ons niet druk te maken over wat we wel of niet kunnen. God is met ons. Hij geeft ons alles wat wij nodig hebben. Wij hoeven dus maar één ding te doen: er voor te zorgen dat God met ons is! Hij maakt het verschil. Hoe is God met ons? Hoe staat God ons ter zijde? Jezus beloofde aan zijn discipelen het volgende: ‘Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid. De wereld kan hem niet ontvangen, want ze ziet hem niet en kent hem niet. Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven. Ik laat je niet als wezen achter, ik kom bij jullie terug.’ Johannes 14:15-18 Het woord ‘pleitbezorger’ komt van het Griekse woord paraklètos. Dat betekent letterlijk: opgeroepen om iemand die hulp nodig heeft, met raad en daad terzijde te staan. Ik vind persoonlijk de naam Helper daarom veel mooier dan pleitbezorger. Jezus zegt dat er een andere Helper zal komen. Dit impliceert dat Jezus zichzelf ook aanduidt als Helper. Maar omdat hij naar de Vader zal gaan hebben de discipelen een andere Helper nodig. Het Griekse woord voor ander betekent niet ‘anders’, maar ‘een ander van dezelfde soort’. Jezus zegt dus dat degene die Hij zenden zal net zo is als hijzelf. En diegene, de Heilige Geest, zal altijd bij hen zijn. Die Heilige Geest, belooft Hij te geven. Op die belofte moeten zij wachten. Die Heilige Geest werd op Pinksterdag uitgestort. En wat zien we? We zien een enorm verschil tussen de discipelen voor de uitstorting van de Heilige Geest en na de uitstorting. Waarom? De Heilige Geest bracht hun de tegenwoordigheid van God. En die tegenwoordigheid van God maakte het verschil. Toen de apostelen mannen moesten selecteren om een aantal praktische taken van hen over te nemen, keken zij niet in de eerste plaats naar natuurlijke bekwaamheid of talenten. Waar keken zij dan naar? Zij zeiden: ‘Kies uit uw midden zeven wijze mannen die goed bekend staan en vervuld zijn van de heilige Geest.’ Handelingen 6:4 Waarom? Zij wisten dat dát deze mannen bijzonder maakte. De Heilige Geest in hun leven maakte het verschil in hun leven. Zij hadden de boodschap van Jezus goed begrepen. Zij wisten wat het belangrijkste was! De eerste christenen hadden geen managementcursus of cursus coaching gevolgd. Zij hadden niet zo’n geweldige grote boekenkast als Jan Pool, zij hadden geen DISC test gedaan en geen talentenworkshop. Nee, zij waren in de eerste plaats vol van de Geest. Zij vertrouwden niet op hun eigen bekwaamheden, maar vertrouwden op de aanwezigheid van God. De discipelen van Jezus wachtten 10 dagen lang in de bovenzaal. En toen op Pinksterdag gebeurde het. Zij voelden plotseling een stroom van kracht die in hun innerlijk binnenkwam, zji werden overweldigd door een Aanwezigheid, die eigenlijk heel vertrouwd was. Het was net alsof Jezus zelf bij hen was. Hij had Zijn belofte waar gemaakt: Ik ben met je… Hoe? Door de persoon van de Heilige Geest. En onder de kracht en de leiding van de Heilige Geest begon de kerk te groeien in aantal. Hun samenkomsten waren vol vreugde en enthousiasme. Zij aanbaden de Heer en dienden elkaar, en de echtheid van hun liefde voor elkaar wekte de jaloezie van de wereld. En dan waren er nog de tekenen, wonderen en bovennatuurlijke manifestaties die deze jonge gemeente karakteriseerden. De eerste gemeente bleef voortgaan in de kracht van de Heilige Geest.
5
Alles wat de gemeente deed werd geleid en geïnitieerd door de beweging van de Heilige Geest in hun midden. De vroege christenen waren totaal afhankelijk van de Geest zowel voor hun persoonlijk als hun gezamenlijk leven. Al in de tweede eeuw sloeg de Kerk een andere weg in. Het werk van Gods Geest leek af te zwakken. Christenen leken groter vertrouwen te stellen in menselijk kunnen, dan in geduldig wachten op de Heilige Geest. De orde van de Geest werd vervangen door de orde van de mens. En de aanwezigheid van Gods Geest en Zijn werk verdween meer en meer uit de kerk. Gelukkig zijn er altijd weer momenten in de kerkgeschiedenis geweest waar christenen zich weer bewust werden dat zij de Heilige Geest nodig hadden en vanuit dat verlangen ontstonden er opwekkingen. Aan het einde van de negentiende eeuw was er in een klein dorpje in Mottlingen in Duitsland een bijzondere opwekking. Deze beweging van Gods Geest ging gepaard met tekenen en wonderen en veroorzaakte een schokgolf door het hele land. Vele duizenden reisden naar het dorpje speciaal om God te ontmoeten, hun zonden te belijden, persoonlijke geestelijke vernieuwing, genezing en bevrijding te vinden. Deze opwekking ontstond door een ontevredenheid in het hart van ds. Blumhardt over de status quo van de spiritualiteit van hemzelf en de kerk en zijn aanhoudend gebed naar meer van God. Hij zei: ‘Ik verlang naar een nieuwe uitstorting van de Heilige Geest, een nieuw pinksterfeest. Die moet komen voordat er iets kan veranderen in de christenheid, want het kan in deze miserabele toestand niet langer voortgaan. De gaven en krachten van de vroegchristelijke tijd – O, hoe verlang ik ernaar dat die wederkeren. En ik geloof dat de Verlosser gewoon staat te wachten tot we Hem erom vragen. Als ik kijk naar wat we hebben, moet ik vanzelf zuchten… O Here Jezus, is dat de beloofde Geest waarvoor U aan het hout hing? Waar is de geest die natie na natie doordringt met dezelfde vaart als in de tijd van de apostelen?’ Verlang jij ook zo naar Gods Geest? Verlang jij ook zo naar Gods tegenwoordigheid in jouw persoonlijk leven en in de gemeente? Beseffen wij echt dat we zonder Zijn tegenwoordigheid niets wezenlijks tot stand kunnen brengen? Is er een schreeuw in jouw hart naar meer van God in jouw leven? Is er een roep in jouw hart naar meer van Gods tegenwoordigheid in de gemeente?
6