Bijbelstudie 1: Gevonden om te vinden – roeping van de discipelen Lezen: Johannes 1: 35 - 52 Inleiding Het thema voor dit seizoen is: “Delen in overvloed”. Johannes reikt ons in dit gedeelte een geweldige volheid aan, overvloed van geestelijke zegeningen in Jezus. De contouren van Jezus worden meer en meer duidelijk! Het begon bij Johannes de Doper: “Zie het Lam van God dat de zonden van de wereld wegdraagt”. In korte tijd wordt de één na de ander gevonden. En worden we gevonden dan vinden we ook Jezus en Zijn volheid. Daar blijft het niet bij. Wie is gevonden wordt zelf ook een vinder. De overvloed bij Jezus houden we niet voor onszelf. “Saved to save” was de spreuk van William Booth, oprichter van het Leger des Heils. Met deze Bijbelstudie delen we samen de volheid van genade in Jezus. Aantekeningen vers voor vers Vers 35: De volgende dag – vergelijk de vss. 29, 35 en 44. Johannes noemt de dagen achter elkaar. Hij benoemt vier dagen achter elkaar. Klemtoon valt daarmee op: de historische werkelijkheid van deze geschiedenis. Het is te dateren. het werk van Johannes, van Jezus, staat niet stil. Johannes de Doper: neemt als voorloper van Jezus een unieke positie in. Aan de oever van de Jordaan staat hij: prekend, getuigend, dopend. (Matth. 11: 11). Twee van Zijn discipelen: Johannes heeft ondertussen leerlingen die hij onderwijst. Vers 36: Jezus loopt daar: heeft iets weg van wandelen, zelfs van: slenteren. Geen verveling van Jezus, maar bewuste keus. Zie: uitroep van verrassing, grote verbazing. “Kijk daar…” of: “Let op…”. Er is dus echt hoop! Hij is er. Het Lam van God: Let op het lidwoord. Niet “een” maar “het” Lam van God. Zie Jesaja 53: 7 en 1 Korinthe 5: 7. Jezus is het Paaslam. Lam door God gegeven. Lam dat de zonde, dat donker geheim, op Zich neemt en op die manier wegneemt (vs. 30). Zijn plaatsvervangend sterven stilt Gods toorn en verlost van dood en zonde. Zie ook: Leviticus 14: 25; 16: 15 – 22. Wat een bevrijdend woord voor mensen die bij Johannes kwamen met hun zonden. Van God: Hij Zelf geeft dit Lam! Deze gedachten over het Lam komen op een prachtige manier terug in het boek Openbaring. Daar staat het Lam, terwijl het is geslacht. Teken van Zijn triomf. Bevrijding die Hij brengt is realiteit voor wie in Zijn Naam gelooft. Vers 37: Horen en volgen: Volgen begint met horen naar het getuigenis over Jezus, Gods Lam. “… zij volgden Jezus”: Initiatief lag in Jezus Die daar wandelt, in de verkondiging van Johannes. Volgen is: discipelschap, leerling worden, horen wat Hij zegt, zien wat Hij doet,
dicht bij Hem blijven, het oude leven achter je laten. Hij gaat voor. Ze moeten nog veel leren, maar hun hart wordt gereed gemaakt, ze worden beschikbaar. Vers 38: Jezus keert Zich om: legt contact, gaat in gesprek. Hij weet/merkt dat die twee mannen Hem volgen. Vers 39: “Wat zoekt u?” Het eerste woord van Jezus, dat Johannes vermeldt! Inleiding op gevonden worden en vinden. Jezus stelt een open vraag om verder in gesprek te komen. Hij sluit aan bij waar deze twee volgelingen op dit moment zitten. Hoe pastoraal is Hij. Zijn twee volgelingen gaan niet verder dan: “… waar woont U?” Nadere kennismaking gaat het om. Rabbi: een van de zeven Hebreeuws/Aramese woorden/titels die Johannes gebruikt en vertaald. Geen vrijblijvende belijdenis: “Wie Rabbi zegt, vraagt meteen: “Mag ik Uw leerling zijn?”. Vers 40: “Kom en zie”: een open uitnodiging. “… kom en zie! Zij kwamen en zagen…”. Prachtige formulering. “… en bleven die dag bij Hem”. Komen, zien, blijven: het contact verdiept in deze 3 werkwoorden. Het tiende uur: Dat moment van ontmoeting heeft een onuitwisbare herinnering achtergelaten. Het was dus: vier uur in de middag. Vs. 41: De 1ste van die leerlingen is: Andreas (vs. 41). “… de broer van Simon Petrus”: de oude, oorspronkelijk naam, en de nieuwe naam, die Jezus hem geeft: rots. Johannes gebruikt die naam hier. Die naam klinkt zijn lezers bekend in de oren. Van de ander wordt aangenomen dat het Johannes zelf is, die zijn broer Jacobus bij Jezus heeft gebracht. Johannes verzwijgt in dit evangelie zijn naam zoveel mogelijk. Vs. 42: Vond: Vinden is grondwoord in dit gedeelte. In vs. 42 komt het twee keer voor, in vs. 44 één keer, in vs. 46 weer twee keer. “zijn eigen broer”: getuigen in de kring van de familie. “Wij hebben de Messias gevonden…”: let op het meervoud. Let op het enthousiasme (zie ook vs. 46). Rond Jezus ontstaat een gemeenschap van gevonden mensen. De Messias: lett.: de Gezalfde! De Beloofde Verlosser: Profeet, Priester Koning. Zie de uitleg van zondag 12 van de Heidelberger. Christus: Griekse vertaling van Messias. Vs. 43: “En hij leidde hem tot Jezus”: Andreas legt niet uit waar Simon moet zijn. Nee, hij neemt hem mee, brengt hem bij Jezus. Jezus kijkt hem aan: Hij heeft persoonlijke aandacht voor Petrus. Jezus kent hem. “De Heere heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren”. Meteen krijgt Simon een nieuwe naam. Naam geef zijn nieuwe identiteit en dus ook zijn roeping aan. Vss. 44, 45: “De volgende dag”: alsof er een zekere haast in deze fase zit. De zaak van Jezus heeft haast. “… wilde Jezus weggaan naar Galilea”: “Haast bij toeval wordt Filippus gevonden, op de valreep…” Galilea: Hij trekt verder het noordelijke deel van het land in. Ook in dat donker gebied, brengt Jezus Zijn boodschap. Hij deelt overvloed van licht, genade, waarheid uit.
“… Hij vond Filippus en zei tegen hem: Volg Mij”, anders dan bij de anderen. De anderen in dit gedeelte komen in aanraking via getuigenissen, aanwijzingen, van anderen. Filippus wordt zonder “enige bemiddeling” geroepen. Jezus vond Filippus: de spil waar alles hier om draait. Filippus: zie ook 12: 22; 14: 8. Hij is een stadsgenoot van Andreas en Petrus: Bethsaïda. Vs. 46: Nathanaël: komt uit Kana. “Godsgeschenk” betekent zijn naam. Mozes en de profeten: het O.T. is vol van Hem. Nu hebben wij Hem gevonden. De wet en de profeten getuigen van Hem. (Lukas 24: 44) Jezus: Zaligmaker, Hij Die redt, verlost, bevrijdt. “… de zoon van Jozef…”: Filippus staat nog maar aan het begin, weet lang nog niet alles over Jezus hoge afkomst, en toch al geloof en getuigenis. Zijn geloof, kennis zal echt worden verdiept. “… uit Nazareth”: Jezus, geboren in Bethlehem, is in Nazareth opgegroeid. Vs. 47: Nathanaël spreekt zijn twijfel uit, moet eerst overtuigd worden. Hij heeft niet over Nazareth gelezen in de Schriften. Nazareth roept weerstand op. Filippus gaat niet in discussie, maar nodigt Nathanaël, met de woorden van Jezus (vs. 40) uit om mee te gaan. Getuigen: Jezus naspreken, Zijn woorden doorgeven, de ander meenemen naar Hem. Vs. 48: Eerste verrassing: Nathanaël gaat mee. Tweede verrassing: Jezus ziet Hem tot Zich komen. Weer één gevonden. Derde verrassing: Jezus laat weten dat Hij hem kent. “Zie, werkelijk…”: let op, bijzonder moment, daar is zowaar een “Israëliet in wie geen bedrog is”. Jezus verwijst naar de geschiedenis van Jakob bij Pniël. Jakob wordt Israël. Nathanaël is eerlijk geworden voor God. (Ps. 32: 2) Vs. 49: “Vanwaar kent U mij?” : Alsof Nathanaël verlegen wordt onder de woorden van Jezus. Dat is tegelijk teken van zijn oprechtheid. Hij had zijn bedenkingen tegen Jezus, en Jezus kent hem, begroet hem op deze manier. “Voordat Filippus u riep zag Ik u”: Jezus spreekt open over Zijn alwetendheid. “Gij kent mij”. “De vijgenboom”: boom met brede bladeren, waaronder men graag zijn persoonlijk gebed uitsprak. Jezus wist van zijn gebed(sleven). Vs. 50: Jezus woorden overwinnen Nathanaël. Hij belijdt Jezus als”de Zoon van God, de Koning van Israël”. Zijn belijdenis is een antwoord. Misschien heeft hij dat van “de Zoon van God” van/via Johannes gehoord (vs. 34). In ieder geval hij raakt de kern. Jezus is de beloofde Messias. “… de Koning van Israël”: David en Salomo wezen naar Hem heen, meer niet. Deze Koning had God beloofd: de Messias! U bent het! Vs. 51: Jezus dingt niets af van het geloof van Nathanaël. Hij geeft ook de basis van zijn geloof aan: “Omdat Ik tegen u gezegd heb…”. Tot geloof komen is leven van die woorden. “U zult grotere dingen zien dan deze”: Jezus denkt aan Zijn woorden, Zijn wonderen, Zijn kruis, Zijn opstanding. Op die manier zal Jezus het geloof van Nathanaël verdiepen. Jezus zal Hem verder “inwijden”.
Vs. 52: Een dubbel “voorwaar”. In het Grieks staat er “amen”. Johannes heeft wel 25 keer zo’n dubbel “amen”. Een sterke bevestiging. Jezus is “de Amen”, vol van waarheid (vs. 14). “de Zoon des mensen”: Nathanaël zei: “de Zoon van God”. Jezus: “de Zoon des mensen”. Waarschuwt Jezus Nathanaël voor verkeerde voorstellingen? Zoon des mensen is: Echt, werkelijk mens (Ezechiël: mensenkind) Messiaanse titel. Daniël 7: 13 – 14. Deze Naam geeft Jezus heerlijkheid aan. Vergelijk Johannes 5: 27, 6: 27, Matth. 26: 64. De hemelen geopend en de engelen die op- en neerdalen: Jezus verwijst opnieuw naar Jakob, de droom in Beth-El. (Genesis 28: 12vv) Op die plaats heeft Jakob God ontmoet. Nu is Jezus de plaats om God te ontmoeten. Boven Hem is de hemel geopend. Wie Hem ziet/ontmoet, ziet/ontmoet de Vader (Joh. 14: 9) In Jezus is de ladder van God uit de hemel neergelaten. De engelen: dienen Jezus ( Markus 2: 13; Lukas 22: 43). Overzicht van de stof De volheid/overvloed van Jezus wordt in dit gedeelte zichtbaar in de titels voor Hem: “Lam van God”, Rabbi, de Messias, Hem over Wie Mozes in de Wet heeft geschreven, en ook de profeten, Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth, de Zoon van God, de Koning van Israël, de Zoon des mensen”. Deze namen geven samen de heerlijkheid van Jezus aan. Wie wordt gevonden noemt één of meer van die namen. Verscheidenheid komt aan het licht. En toch: éénheid in Jezus Christus. Een 2de lijn van overvloed is: “zoeken, gevonden worden, zien, vinden, ontdekken, getuigen” en dan als laatste, overtreffende trap: “Nog grotere dingen”. Het gaat er bij de Heere niet mondjesmaat aan toe. Het begint klein, maar eindigt in een vergezicht. Over overvloed gesproken… Deze mensen komen langs “velerlei wegen”. Via de preek van Johannes, via het getuigenis van bekenden, Jezus Zelf spreekt hen aan. Toch komen ze allemaal, in andere woorden, tot hetzelfde getuigenis. Jezus schijnt hier als “Licht” in hun duisternis. Hij is als “een magneet”. “Vol genade en waarheid” (vs. 14). Die overvloed wordt hier zichtbaar. Er is sprake van drieërlei vinden: Christus vindt mensen Mensen vinden Christus Mensen vinden hun naaste Die drie aspecten van vinden vormen een kettingreactie. De overvloed wordt gedeeld. We ontmoeten mensen die gevonden zijn en gevonden hebben: Jezus is de eigenlijke “Vinder”. Het “van horen zeggen” hebben wordt gevolgd door het zelf vinden. Gevonden om te vinden. In de ontmoeting met Jezus was heilige verrassing, overvloed. Die (geestelijke) overvloed wordt gedeeld. Dat is geen “must”, maar gebeurt. Dit geheim moet worden gedeeld, gedeelde vreugde is dubbele vreugde.
Dit (slot)deel van Johannes 1 is de toegangspoort tot veel grotere dingen. De overvloed is veel groter, er is veel meer te delen. Dit is een begin. “U zult grotere dingen zien, dan deze”. Gespreksvragen 1. “Jezus is vol van genade en waarheid” (vs. 14) en vs. 16 spreekt van “Zijn volheid”. Waar vindt u in dit gedeelte die overvloed terug: a. als het over Jezus gaat b. als het over het delen van die overvloed gaat? c. Loop de namen van Jezus nog eens langs in dit gedeelte. 2. Van Jezus worden diverse namen genoemd. Welke naam raakt uw hart vooral? Waarom? Deel dat eens met elkaar. Hoe vindt u hier verscheidenheid en hoe eenheid? 3. In het Bijbelgedeelte worden diverse personen genoemd. Met welke persoon voelt u zich het meest verwant? Waarom? 4. De eerste getuigenissen vinden plaats in de kring van vrienden, van familie. Vindt u het moeilijker of juist gemakkelijker om daar van de Heere te getuigen? Het getuigenis van Filippus is niet helemaal juist. Welke troost kunt u daaruit halen? Zou u voorbeelden kunnen geven uit uw eigen leven? 5. Wat betekenen voor ons de werkwoorden: “komen, zien en blijven”? (vs. 40) 6. Gevonden worden is leven van genade. Waarom is er sprake van: “gevonden om te vinden”? Zet Gods overvloed in Christus ons in beweging, of… Hoe gaan wij om met Gods liefde en genade? Delen we? Hoe dan? 7. Welk perspectief opent Jezus in vs. 52? Wat zegt dat ons vandaag?
Aantekeningen