Bulletin ROEPING
(voor de Zusters van Liefde te Weert) Zuster Immaculata die al vier en dertig jaar verlamde oude mensen wast, in bed verschoont, en eten voert, zal nooit haar naam vermeld zien. Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij vóór dit, of tegen dat is, het verkeer verspert, ziet savonds reeds zijn smoel op de tee vee. Toch goed dat er een God is.
jaargang 9
nr. 1
februari 2006
Gedicht voorkant Gerard Reve (In: Een Eigen Huis. Amsterdam, Manteau1979, p. 150)
Van de redactie Het thema zorg prijkt hoog op de agenda en naar verwachting zal dat voorlopig wel zo blijven. Of het nu gaat om de zorg voor de ander, voor elkaar of voor jezelf. De jaarlijkse besturendag van het WRGV stond dit keer ook in het teken van de zorg voor de ander. Het was een inspirerende bijeenkomst in Amersfoort, waar Andries Baart het huidige zorgstelsel onder forse kritiek stelde. U vindt een korte impressie van deze bijeenkomst in dit nummer. Erik Borgman schreef voor het blad van de Zusters Augustinessen van St. Monica een beschouwing over religieuzen, die de zorg uit handen moeten geven. Met toestemming is dit stuk hier overgenomen. En van harte bevelen wij in uw aandacht aan de interviews met zr Laetitia Aarnink en met Alfons Kroese ocd. Van 6 tot 12 februari wordt in Fatima (Portugal) de Algemene Vergadering van de Unio Conferentiarum Europae Superiorum Maiorum (UCESM) gehouden. Vanuit de KNR nemen hier aan deel zr Renée de Jong, Tjeu Timmermans O.Carm. en Ad Leys. Laatstgenoemde heeft een impressie van deze bijeenkomst toegezegd voor het april-nummer van het bulletin. Sluitingsdatum kopij voor het volgende nummer 1 april 2006 Besturen
vanaf pagina 2
Bewaring is mijn mare in de vele gemeente. In gesprek met zr Laetitia Aarnink Bestuurswisselingen Vrede & Gerechtigheid Impressie themadag Werkgroep Missionaire Bewustwording (WMB) Besturendag WRGV (25 januari 2006)
vanaf pagina 6
Varia / korte berichten
vanaf pagina 11
Website AEN / Luidklokje / Gemeenschappelijke Noviciaatswerking Projecten
vanaf pagina 12
Voor elkaar Bijeenkomsten Symposium Ongelooflijk achterlijk (25 november 2005)
vanaf pagina 12
Wetenschappelijke instituten
vanaf pagina 14
Het Nederlands Carmelitaans Instituut te Boxmeer Boeken & brochures
vanaf pagina 16
Recent verschenen publicaties Religieus Leven / Spiritualiteit vanaf pagina 20 Levenskunst op leeftijd Naakt ben ik geboren en naakt zal ik teruggaan. In gesprek met Alfons Kroese ocd ‘Op je ziekbed zal God je tot steun zijn’ – Psalm 41, 4 Erik Borgman Agenda
pagina 25
1
Besturen
Bewaring is mijn mare in de vele gemeente (Psalm 40) In gesprek met zr Laetitia Aarnink Zr Laetitia Aarnink werd anderhalf jaar geleden benoemd tot provinciaal overste van de Zusters van JMJ. Dat bracht een aanzienlijke heroriëntatie in haar activiteiten teweeg, want ze is ruim 30 jaar werkzaam geweest als wetenschappelijk medewerkster bij het Titus Brandsma Instituut. Op verzoek van de Unie Nederlandse Katholieke Vrouwenbeweging schreef ze een boekje over profetische vrouwen1. Vorig jaar werd ze benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Laetitia Aarnink (St. Isidorushoeve, 1935) groeide op in een kleine Twentse gemeenschap tussen Goor en Haaksbergen gelegen. Ze waren thuis met negen kinderen. In haar kinderjaren stonden de zorgen van haar ouders om het naakte bestaan centraal. Vader was molenaar en beheerde een zelfstandige maalderij. De plattelandsbevolking werd in die jaren gestimuleerd om zich aan te sluiten bij een coöperatief en in Twente heette die bond de ABTB. De boeren kregen vanaf de kansel te horen dat zij hun koren voortaan naar de ABTB moesten brengen in plaats van naar molenaar Aarnink. Zo stootte de clerus in feite Laetitia’s vader het brood uit de mond en werd hij van zelfstandig ondernemer een ondergeschikte werknemer. Haar moeder moest proberen door een kruidenierswinkel de gezinsinkomsten op peil te houden. Dit alles was moeilijk te verteren, maar men hield het uit, al werd er nooit over gesproken. Beide ouders waren, ieder op eigen wijze, heel gelovig. Geloven was meer een kwestie van doen dan van spreken. Laetitia: Van de zorgen die mijn ouders hadden, hebben wij als kinderen niet veel gemerkt. We waren nog klein. Mijn moeder gaf ons wel vaak een kwartje om even bij Maria een kaarsje op te steken. Een gevleugelde uitdrukking van haar was: ’t Is altijd nog goed gekomen. Alles voor een missaal Laetitia luisterde graag naar preken en kende sommige daarvan uit het hoofd. Ze herinnert zich hoe ze er als kind naar verlangde een missaal te bezitten. Eigenlijk is er aldoor sprake geweest van roeping: Ik wilde priester worden, want ik hoorde de preken van onze pastoor en dan dacht ik: Dat moet beter kunnen. Ze had veel waardering voor een onderwijzer van de lagere school, die duidelijk meer didactische kwaliteiten had dan de pastoor. Zo zou ze het zelf ook willen doen. Het bericht dat twee jongens van haar school naar het seminarie zouden gaan, maakte haar jaloers. Haar vurige verlangen als kind naar het priesterschap weerspiegelde haar ideaal om mensen in contact te brengen met God. Van lieverlee begreep ze wel, dat het priesterschap niet voor haar was weggelegd en ze besloot om dan maar het klooster in te gaan. Even overwoog ze Zenderen, want ze was geboeid door de Karmelitessen, waar haar moeder – zoals zovelen in Twente – regelmatig kwam om gebed te vragen voor het gezin. Maar het afgesloten leven leek haar te moeilijk. Ze wilde graag de bijbel uitleggen en in de parochie met mensen werken. In het kader van haar ambities was de komst van een katholieke MULO in de buurt hoopgevend. Daar ontmoette ze een catecheet, pater Lodestijn mhm. Via hem 1
Door de Geest bewogen. Profetische vrouwen. ISBN: 90 5625 164 3. Prijs: € 7,–. Een mooi klein boekje met een toegankelijke inleiding tot leven en werken van zeven belangrijke spirituele vrouwen: Hildegard von Bingen, Teresa van Avila, Theresia van Lisieux, Edith Stein, Simone Weil, Etty Hillesum en Dorothee Sölle
2
kwam ze bij de zusters van JMJ terecht. Pater Lodestijn mhm had namelijk in India gewerkt en was daar ernstig ziek geworden. Hierdoor moest hij worden opgenomen in een JMJ ziekenhuis in Bangalore. Hij was buitengewoon te spreken over de goede zorgen van de zusters aldaar en hij vroeg hen om een passende tegenprestatie van hem te vragen. Sister Mary suggereerde hem toen om in Nederland zusters te werven. Pater Lodestijn mhm zegde toe zich hiervoor in te zetten en maakte zijn belofte waar toen hij verschillende meisjes uit zijn parochie de weg wees naar de zusters van JMJ. Enkele jaren geleden was zr Laetitia voor het eerst van haar leven in India. Bij die gelegenheid heeft zij het graf bezocht van diezelfde sister Mary, die aan de wieg had gestaan van haar eigen intrede in de Sociëteit van JMJ. Dat was een heel bijzondere ervaring.
Theologie studeren Hoewel Laetitia intrad met het stellige voornemen om naar de missie te gaan, liep het anders. Na haar vorming tot zuster van JMJ ging ze pedagogiek studeren. Het kloosterleven was erg wettisch in die tijd en al voelde ze de ongerijmdheden ervan, er kon toen nog niet over gesproken worden. Zij heeft altijd veel gezongen en ze is er van overtuigd dat ze het heeft vol gehouden door de liturgie. Het zijn de taal, de muziek, de rituelen en gebaren die je ziel beroeren en je uittillen boven de dagelijkse realiteit van het niet-weten. Een wezenlijk keerpunt in haar leven kwam, toen de toenmalige provinciale overste haar vroeg of ze misschien theologie wilde gaan studeren. Zou haar droom dan toch nog uit komen? Die vraag van toen beschouwt ze nu als een heel belangrijk moment in haar leven. Eind augustus 1965 begon ze in Nijmegen en vanaf de eerste dag in de Keizerstad voelde ze ruimte en vond ze herkenning in de colleges die ze volgde. Vragen mocht en niet weten ook. Er waren veel contacten met mede-studenten en met de Jezuïeten van het Hoger Katechetisch Instituut. Ze woonde toen in een communiteit aan de Bijleveldsingel waar de Nieuwe Katechismus werd geschreven. Laetitia: het was weldadig; ik vond er een bedding voor mijn zoeken en vragen. Ik ben altijd geïntrigeerd geweest door spiritualiteit en door de vraag wat mensen gaande houdt. Ik heb veel bij religieuzen gewerkt en gaandeweg ben ik steeds meer thuis geraakt in de Psalmen en in de mystiek. Ze heeft gretig de Vaticaanse veranderingen verwelkomd en herinnert zich hoe de aula van de universiteit volgepakt zat, wanneer prof. Schillebeeckx na elke sessie van het Concilie kwam om geïnteresseerden bij te praten.
Zo veel bidden, dat je niet aan bidden toekomt Laetitia was gevraagd om theologie te studeren met het oog op school-katechese. Door contacten met medewerkers van het Titus Brandsma Instituut, kwam ze in contact met de studie van de spiritualiteit (herbronning, psalmen en mystiek). De samenwerking met haar mannelijke collega’s bij het TBI was haar steeds tot steun, want als geleerde vrouw riep ze onbedoeld soms toch weerstand op. Op bezinningsdagen had men liever met een pater te doen dan met een zuster. Gaandeweg is dat wel veranderd. Wanneer zij over haar herbronningswerk vertelt, voelt ze zich helemaal in haar element. Haar bedachtzame woordkeuze wordt tot een stroom waarin alle denkbare historische richtingen samenkomen in die ene beweging van ZIEN – BEWOGEN WORDEN – IN BEWEGING KOMEN. In de periode tussen 1800 – 1900 zijn in West Europa maar liefst vijfhonderd nieuwe congregaties gesticht van actieve religieuzen. In Nederland ontstonden in de eerste helft van de negentiende eeuw negentien congregaties van actieve vrouwelijke religieuzen, zoals beschreven in Vrouwen XIX2. De begijnen zou je kunnen zien als de voorlopers van de actieve vrouwelijke religieuzen. 2
Alkemade, A.J.M. Vrouwen XIX: Geschiedenis van negentien religieuze congregaties 1800-1850 's-Hertogenbosch 1966. 3
Mary Ward en Angela Merici stonden in feite hetzelfde voor als Ignatius, onderwijs maar dan voor vrouwen. Het ging haar om de emancipatie van de vrouw. Maar de kerk was de mening toegedaan dat vrouwelijke religieuzen in een besloten gemeenschap moesten leven, en niet in de wereld. Later, in de loop van de 17e eeuw, doet Vincentius een hernieuwde poging. Hij roept vrouwen uit zijn parochie bij elkaar en stimuleert hen om aan de slag te gaan, en te zorgen voor de armen. Bij al die congregaties van actief religieus leven draait het in feite om de kern, die zo treffend is verwoord in de parabel van de Barmhartige Samaritaan: geraakt worden door de nood van de ander en je gezonden voelen om te helpen. Dat ging, zeker in de beginfase, vaak ten koste van de gezondheid van de zusters zelf. Veel zusters moesten aan het begin van de 19e eeuw veel te hard werken en stierven van uitputting. Pas in de 20e eeuw worden de actieve vrouwelijke religieuzen erkend als echte religieuzen, ook al werken ze buiten. De nieuwe vorm van apostolisch religieus leven is historisch gezien stiefmoederlijk behandeld door de kerkelijke hiërarchie. Dat heeft er toe geleid dat men decennialang de contemplatieve vorm van religieus leven in stand heeft proberen te houden en deze aan te vullen met werk buiten het klooster. De combinatie van veel bidden én veel werken leidde tot een dubbele belasting. Laetitia: En zo kon het dan gebeuren dat je zo veel moest bidden dat je niet aan echt persoonlijk bidden toekwam. Ik hoop maar dat onze zusters in India, Indonesia, Ghana geleerd hebben van onze fouten en dat ze er naar streven om het contemplatieve te zoeken in alle dingen.
Wees niet bang Laetitia is in de zomer van 2004 benoemd als provinciaal en zij heeft veel plezier en profijt van wat ze in de voorgaande jaren heeft opgedaan. Ze is op visitatie geweest om te vernemen wat er leeft onder de zusters in de verzorgingshuizen in Heeswijk en Boxtel. Ze vond het verrassend om te horen dat de zusters graag alleen zijn, ook al wordt er veel voor hen georganiseerd. Ze zitten heel graag op hun kamer en voelen zich niet alleen. Ze genieten van de stilte, van de rust. Er wordt veel voor hen georganiseerd en zij voelen zich vaak verplicht om eraan deel te nemen, omdat ze niemand teleur willen stellen. Zr Laetitia brengt een deel van haar leven door in Nijmegen, waar ze is blijven wonen, nadat ze provinciaal is geworden. Laetitia: die pendelbeweging tussen Nijmegen en Den Bosch is heel goed, want door die afstand kom je in beide levenssferen optimaal tot je recht. De Elia-gemeenschap waarvan ik deel uitmaak, komt bijeen in het Titus Brandsma Memorial. Het is een mooie ruimte, midden in de stad Nijmegen aan het Keizer Karelplein. Ons samen vieren en delen is heel eenvoudig, ’s morgens bidden wij samen een psalm, ’s middags is er een stilte viering van 15 minuten en ’s avonds vieren we eucharistie. Zij ergert zich aan de romantische plaatjes, die de media presenteren van religieus leven. Laetitia: Alles wat we hebben opgebouwd is weer verdwenen. Grote gebouwen hebben we van de hand gedaan. Maar er is ook religieus leven wat je niet ziet. Ik noem ze presentie-religieuzen, de zusters die ongezien doen wat gedaan moet worden. Het is moeilijk om dat in beeld te brengen, temeer daar deze mensen veelal helemaal niet op publiciteit zitten te wachten. Het gaat nog altijd om gewoon uithouden en aanwezig zijn waar je kunt. Ik ben tegen media-belangstelling, al zou ik ook niet weten hoe je dan wel de media zou kunnen bereiken (als je dat wilt). De kracht van presentiereligieuzen zoals de kleine zusters is hun pretentieloosheid. Zij praktiseren contemplatie-in-actie, waarin religiositeit de bedding is van waaruit je leeft.
4
Psalmen In 1976 ontdekte ze, nadat ze al jaren Psalmen bad, de rijkdom ervan3. Ze las en las en raakte zo geboeid, dat ze vergat waar ze zich bevond. Nu zij al bijna een halve eeuw dagelijks met de Psalmen leeft is haar liefde voor die oerteksten niet sleets geraakt, maar deze heeft zich verdiept. Ze benadrukt hoe belangrijk het is om een vertaling te kiezen die aansluit bij je eigen ervaring, bijvoorbeeld klassiek zoals in de vertaling van Ida Gerhardt of strijdbaar zoals in ‘Psalmen achter prikkeldraad’ van Ernesto Cardinal. Laetitia: De Psalmen verwoorden gestolde ervaringen, die weer opnieuw gaan stromen en dat kan gebeuren wanneer je samen teksten leest, bidt en zingt. Psalmen zijn alledaags, gewoon en dichtbij het leven. Daarom helpen ze in moeilijke tijden. Ik vergelijk mezelf soms met Elia en dat brengt me waar ik wezen wil en dan mijmer ik: Nu zit ik maar in de beek Kerit; ik kan niks doen, dus wacht ik maar af. Het is wezenlijk om het uit te houden en te aanvaarden dat je nu even niets kunt doen, anders ga je ten onder aan ergernis. Dit is geen houding van passieve lijdzaamheid, het is veel krachtiger en positiever. Je moet zorgen niet verbitterd te raken. (vgl 1 Kg 17, 1-7) Met name Psalm 40 is Laetitia erg dierbaar. Deze gaat over waar zijn, bewaren en trouw zijn aan jezelf. Zo luidt het middengedeelte van Psalm 40:
Slachtmaal en schenking behagen jou niet, oren groef jij mij! Om stijgoffer en ontmisdading bid jij niet, dan zeg ik: ’Hier, ik kom!’ De vertelrol is geschreven op mij! Maken wat jou genoegt, mijn Machtige, behaagt mij, jouw wijzing is midden in mijn lijf! Bewaring mijn mare in de vele gemeente, hier, mijn lippen omhein ik niet, Jij, Wezer, voelt het! Laetitia: Wij leven in een boeiende tijd, een tijd van schraalte, maar ook een tijd van gevoelig blijven voor het nieuwe dat zich al aandient. Op de grens, maar vooral buiten de grenzen van het klassieke kloosterleven, ontwikkelen zich nieuwe vormen van religieus leven. Gewone mensen, mensen van allerlei slag, zoeken naar plaatsen waar zij zich geestelijk thuis voelen. Deze lekenbewegingen hebben met de ‘echte’ religieuzen gemeen, dat zij Godzoekers zijn: in een wereld zonder God proberen zij in hun leven gevoelig te zijn voor de religieuze dimensie van de werkelijkheid. En dat vind ik prachtig.
WvdV
3
In 1967 verscheen: Vijftig Psalmen, Utrecht
5
Bestuurswisselingen Op 25 november 2005 heeft het provinciaal kapittel van de Zusters Onder de Bogen de nieuwe bestuursopdracht voor de komende zes jaar opnieuw toevertrouwd aan: Zr. Pauli Douven – provinciale overste Zr. Guiseppo Jonkman – vice provinciale overste Zr. Vincenza Pranawanti – lid Zr. Angelica Valkengoed – lid Vanaf 1 januari 2006 is pater Jan Bentvelzen SJ benoemd tot nieuwe provinciaal van de Nederlandse provincie van de jezuïeten.
Vrede & Gerechtigheid
Impressie themadag Werkgroep Missionaire Bewustwording (WMB) Al diverse jaren organiseert de Werkgroep Missionaire Bewustwording (WMB) van de KNR voor broeders, fraters en introducés themadagen, die de aandacht richten op werken onder moeilijke omstandigheden en vaak gericht zijn op de maatschappelijke underdogs. In 2004 werd het Sofia-Kinderziekenhuis in Rotterdam bezocht met als insteek: de communicatie met allochtone ouders bij een opname van hun zieke kinderen. ’s Middags vond een bezoek aan een achterstandsbuurt plaats. In 2005 ging de aandacht uit naar het gevangeniswezen, in het bijzonder naar jeugdige gedetineerden en hun mogelijkheden tot re-socialisatie. Vanwege het groot aantal belangstellenden (ongeveer 50) was de groep in tweeën gesplitst. De eerste groep bezocht op 27 oktober het Huis van Bewaring in Den Bosch en het Exodushuis aldaar. De tweede groep ging op 8 november naar de Rijksinrichting voor Jongens 'Den Hey-Acker, locatie 'De Ley' te Vught en 's middags eveneens naar het Exodushuis in de Sonniusstraat te Den Bosch. Dit huis is ondergebracht in een voormalig klooster van de fraters van Tilburg. Ondergetekende nam deel aan de 8-novembergroep. Na de gebruikelijke formaliteiten werden we in de gebedsruimte ontvangen door de geestelijke verzorger, die al spoedig het woord gaf aan de psychologe van de inrichting en daarna aan een groepsleider. Op 'De Ley' zijn acht groepen van twaalf jongens ondergebracht in de leeftijd van 12 tot 18/19 jaar. De jongens worden psychologisch getest en in (groeps)gesprekken wordt getracht inzicht te verschaffen in hun gedragingen. De medische zorg is goed geregeld. Een groot deel van de dag zijn de pupillen op school (ZMOK), waar ze individueel les krijgen en worden begeleid. Ze hebben allen een persoonlijke mentor. Iedere cliënt heeft een eigen kamer, maar de recreatie wordt gezamenlijk doorgebracht. In de pauzes is er gelegenheid te sporten. Bij hoogoplopende spanningen is er een aparte verse-luchtruimte (luchtkooi) en kan ook kortdurend een isolatieruimte worden ingeschakeld. Het succes van de behandeling valt of staat met de medewerking van de pupil en diens ouders. ‘Slimme’ jongens kunnen doen alsof ze meewerken teneinde zo snel mogelijk de inrichting te kun6
nen verlaten. Professionele begeleiders zullen dit moeten onderkennen om na ontslag recidive zoveel mogelijk te voorkomen. Onder de indruk van de vele deskundigen die met deze jongens bezig zijn, verlieten we Vught met in gedachten de vraag van een van de deelnemers: in hoeverre zijn wij betrokken geweest bij de ontsporing van deze jeugdigen en wat hadden wij kunnen doen, cq nalaten, - ook in ons persoonlijk leven en onze levenswijze - om dit te voorkomen? In de middag bezochten we dus het Exodushuis in Den Bosch en kregen via een inleiding, een videoband en een rondleiding inzicht in de functie van zo'n instelling, waarvan er in den lande tien bestaan en twee in oprichting zijn. Na ontslag uit een gevangenisinrichting vallen de ex-gedetineerden vaak in een gat. Soms zijn ze hun huis kwijt, hun relaties en hun werk. Ze staan er dan alleen voor om weer in de maatschappij terug te keren. Het Exodushuis wil hier hulp bieden. Het programma in de huizen richt zich op vier terreinen: wonen, werken, relaties en zingeving. Het streven is om in maximaal één jaar het leven weer op te bouwen. Overdag zijn de bewoners buitenshuis aan het werk. In het begin is dat meestal vrijwilligerswerk. Daarna wordt er gesolliciteerd naar betaald werk dat goed bij de persoon past. 's Avonds is er vaak een groepsactiviteit, zoals gezamenlijk koken en eten, sporten, thema-avond of bewonersvergadering. Voor de eigen kamer en de begeleiding wordt een eigen bijdrage gevraagd. Samen met je mentor beheer je je geld. Schulden worden zoveel mogelijk afbetaald. Tijdens het programma wordt er gewerkt aan het opbouwen c.q. herstellen van relaties, contact met familie, gezin, partner en vrienden. Zingeving gaat over vragen als: waarom overkomt mij dit, wat heeft het allemaal voor zin, wat wil ik eigenlijk met mijn leven? Bij Exodus komt dat soort vragen gewoon op tafel, bijvoorbeeld in een groepsgesprek. Soms is het mogelijk dat een deel van de door de rechter opgelegde straf in een Exodushuis wordt uitgezeten. De huisregels verbieden het gebruik van alcohol en drugs. Door middel van urinetests wordt dit gecontroleerd. Als er toch sporen worden aangetroffen, dient de cliënt te vertrekken. Uit het bovenstaande zal duidelijk geworden zijn dat Exodushuizen een onmisbare schakel vormen in de terugkeer van ex-gedetineerden in de maatschappij. Het is dan ook te hopen dat de overheidssubsidie niet zal worden verminderd. Met veel ervaringen rijker vertrokken we aan het eind van de middag weer huiswaarts, met ons meedragend de tekst van het gezongen lied Die mij droeg op adelaarsvleugels, die mij hebt geworpen in de ruimte en als ik krijsend viel mij ondervangen met uw wieken en weer opgegooid, totdat ik vliegen kon op eigen kracht. Frater Ton Augustin
7
Samen oud worden als experiment (25 januari 2006) Besturendag van het Werkverband Religieuzen voor Gerechtigheid en Vrede Nadat de voorzitter van het WRGV Christa Hijstek de bijeenkomst had geopend met een pakkende tekst over het nieuwe zorgstelsel gaf zij het woord aan Andries Baart. Deze ontvouwde op geestdriftige wijze zijn presentie-theorie. Buurtpastor Monique de Bree illustreerde het belang van presentie met twee aangrijpende praktijkervaringen over Mijnheer Kees en Rafik.
om de betaalbaarheid, maar om de vraag hoe de huidige zorg weer tot een weldaad voor hulpzoekenden gemaakt kan worden. Zorg wordt momenteel gegeven volgens een interventionistisch stramien; het verlenen van zorg is gebonden aan kant-en-klare methodieken en talloze protocollen, waardoor de zorgverlener innerlijk afstand neemt van de zorgvrager. Voorts is de zorg gemodelleerd naar het model van de markt, hetgeen er toe leidt dat men zich afkeert van hopeloze gevallen waar verder toch geen eer mee te behalen valt. Marktdenken moedigt aan te investeren in gladde praatjes en glossy folders, in topsalarissen voor managers. Het marktdenken is expansiegericht en wil van kostenposten en risicogroepen af. Tegenover het marktmodel stelt het presentiedenken het model van de menselijke betrekking, de relatie. De huidige zorg kan weinig of niets met het onverhelpbare en wat ons ook wordt verteld veel vaker dan gedacht zijn zorgsituaties ‘onherstelbaar’. Mensen zijn dan onomkeerbaar beschadigd, komen nooit meer van hun verslaving of psychische aandoening af of kiezen keer op keer voor een ‘foute’ partner. Dan komt het er op aan deze mensen niet te verlaten en geen geweld of leed aan hun moeilijke leven toe te voegen door aan ze te sleuren en te trekken. Zorg is vandaag de dag totaal verbureaucratiseerd. Een van de effecten van deze uit de hand gelopen bureaucratie is dat de menselijke maat volledig zoek is geraakt. De bureaucratische redelijkheid is in veel opzichten onbarmhartig, laat zich niet vermurwen en gaat in een rechte lijn van a naar b, hoewel het leven nooit langs zulke lijnen verloopt. Tenslotte is de professionaliteit van moderne zorggevers te zeer sociaaltechnisch van aard. Baart beroept zich op de traditie om adequaat te benoemen wat er mis is en hij spreekt van zondige structuren van de zorg waarin evident onrecht, onbarmhartigheid en de bikkelharde eis van normaliteit zijn ingebouwd. Waar in onze traditie de gemeenschap als de bakermat
Presentie is een manier van zorg geven die dikwijls sterk afwijkt van wat normaal is in de hoofdstroom van het reguliere werk. In de presentie draait het om de relatie: je wordt als zorgontvanger opgenomen in een aandachtige en liefdevolle betrekking waarin je je kunt laten zien zoals je bent, waarin je je kunt oprichten en geëerd wordt, waar het om jou mag gaan en niet alleen over je problemen, ziekte, schuld en tekorten. De presentiebeoefenaar blijft bij je, ook als het niet goed met je komt; de hulp of zorg staan dan ook niet uitsluitend en zelfs niet hoofdzakelijk in het teken van oplossen, verbeteren, repareren en weer op orde brengen. Als dat allemaal kan en lukt, des te beter, maar in goede zorg gaat het daar dikwijls niet om, althans niet op de eerste plaats. De gulden regel in presentiebeoefening is dat we niemand verlaten, maar trouw en betrouwbaar in het leven delen dat aan onze zorg is toevertrouwd. In de presentie staat de mens voorop, niet het ding, de zaak, de kwaal. In de presentie doen we aan politiek (present stellen), niet vanuit dikke, ideologische beschouwingen maar vanuit de intense en liefdevolle verbondenheid (present zijn) met wie zorg behoeft. Vervolgens schetste Baart in grote lijnen aan welke kwalen de zorg anno 2006 lijdt. Hij stelde voorop dat het dan wel niet goed gaat met de zorg, maar dat we als samenleving wel beschikken over een uitgebreide, kostbare en professioneel gerunde zorgsector. Baart stelt dat de zorgsector aan een grondige hervorming toe is en daarbij gaat het hem niet 8
en behoedster van menselijkheid wordt gezien moeten we nu concluderen dat die waarde geblokkeerd is. Er moet ruimte zijn voor mensen met gebreken, voor onaanzienlijken en mensen die geen stem hebben. Dat past in onze christelijke traditie, want in het huis van de Vader is er ruimte voor velen. Vanuit deze traditie kunnen we geen vrede hebben met de huidige ‘staat van zorg’ en worden we opgeroepen het tij te keren. Baart zien hierin ook een rol voor religieuzen weggelegd. En al zijn veel religieuzen oud en zelf op zorg aangewezen dan hoeft dat geen beletsel te zijn, want zij kunnen steunen, bevorderen, zegenen en gaande houden. Baart leerde de presentiebeoefening kennen door het bestuderen van het buurtpastoraat, maar er is hem gebleken dat er ook buiten de kerk presentiebeoefenaren zijn.
toe wat er vanuit dat centrum zou dienen te gebeuren: het veilig stellen van werkplekken in het presentiepastoraat, het beschrijven van die praktijken door geleerden (theologen, sociale wetenschappers), voorbeeldige praktijken initiëren en voeden, het aanbieden van scholing en scholingsmateriaal voor presentiebeoefenaars en het op peil houden van het bestaande Netwerk Presentie als platform voor communicatie, informatie en gezamenlijk leren. Al met al denkt Baart aan 12 formatieplaatsen (FTE’s) of ca. 1 miljoen euro per jaar en dat gedurende vele jaren. Ad Leys onderschreef in grote lijnen de analyse van Andries Baart. Hij merkte op het te betreuren dat de Werkgroep Gezondheidszorg nú vorig jaar opgeheven werd. We zouden de in die groep aanwezige deskundigheden heel goed kunnen gebruiken. De staatssecretaris reageerde kort samengevat als volgt op de brief van de KNR: Ik begrijp heel goed wat u bedoelt en we zijn er ook protocollen voor aan het ontwikkelen. Hoewel er tot driemaal toe naar gevraagd werd ging zij niet in op de vraag hoe het zit met het risico van onverzekerden. In de voorbereiding van die brief is samengewerkt met Annelies van Heijst en Inge van Nistelrooy. Er is afgesproken om in het najaar van 2006 de stand van zaken nog eens te bespreken. De brief is overigens ook gestuurd naar de kamerleden met zorg in hun portefeuille. Op hun aandringen zal staatssecretaris Ross alsnog schriftelijk moeten reageren op onze brief. Wat kunnen religieuzen doen? Om te beginnen zouden zij in hun directe omgeving kunnen kijken hoe de zorg geregeld is, bijvoorbeeld in de kloosterverzorgingshuizen. Het is bekend dat er weinig personele wisselingen in kloosterverzorgingshuizen zijn. Wat ‘presentie’ betreft wees Leys op het vergelijkbare begrip ‘aandachtig aanwezig’, dat de fraters Maristen gebruiken om hun spiritualiteit te typeren, maar dat breder van toepassing is op religieuzen. Beide begrippen passen goed in het KNR-beleidsplan, waarin het gaat om ‘bezieling’ en waarin gesteld wordt dat er meer aandacht dient uit te gaan naar presentie en presentatie van religieuzen. In KNR-kringen wordt ook gedacht over het
Volgens Baart is er een ‘illegale’ onderlaag van zorgverleners, die tegen de stroom inroeit en met hart en ziel gaat voor wie men zich verantwoordelijk weet. De zorg die van oudsher voor een belangrijk deel in kerkelijke handen lag, is de afgelopen decennia met een plof uit elkaar gespat en de scherven ervan liggen nu vooral buiten de kerk, in tal van sectoren, werksoorten en beroepen in het opbouwwerk, in de jeugdhulpverlening en voogdij, in het maatschappelijk werk, de verpleging, in palliatieve zorg en zorg voor chronisch zieken, in sociaal-psychiatrische hulp en ‘bemoeizorg’, in het werken met kinderen en jongeren, in het ouderenwerk, het straathoekwerk, de pedagogische ondersteuning van probleemgezinnen, migrantenwerk, club- en buurthuiswerk, thuiszorg etc. Dáár ligt onze erfenis, daar vind je de sporen van de oude inspiratie en toewijding. Laat de kerk zich niet afsnijden van wat haar voeden en verversen kan. Vervolgens deed Baart het voorstel om te komen tot een door religieuzen gesticht en ondersteund Presentiecentrum. Het doel van dat centrum is om menslievende zorg voor de minsten en meest kwetsbaren daadwerkelijk te steunen, te bevorderen en waar nodig weer op de kaart te zetten. Baart lichtte vervolgens
9
verrast toen zij er over hoorde spreken: ‘We krijgen iets waardevols aangeboden. Veertig jaar geleden lieten we het werk over aan de leken. Dat hebben we geweten. De beleidsmakers hebben het kapot gemaakt. Het is geweldig dat we nog mogen zien dat onze oorspronkelijke bezieling weer opnieuw gestalte krijgt.’
uitreiken van een prijs voor lovenswaardige maatschappelijke initiatieven om op die manier te laten zien waar religieuzen voor staan. Het door Baart voorgestelde presentiecentrum maakt in eerste instantie een zeer zinvolle indruk, maar zoals bekend staan er tussen droom en daad wetten in de weg en praktische bezwaren. Daarom is het van belang om te zoeken naar maatschappelijke partners.
Vervolgens was er gelegenheid voor de zaal om te reageren op het voorstel van een presentiecentrum. Enerzijds werd dit voorstel als ‘te grootschalig’, ‘een grote droom’ en ‘lastig te verkopen aan mijn achterban’ verwezen naar het rijk der fabelen. Er bleek onder de aanwezigen een grondige vrees voor bureaucratisering en institutionalisering. Maar andere geluiden waren er ook: ‘Ik ben het van harte eens met het voorstel, maar weet niet of het haalbaar is.’ Er werd voorts bepleit om een en ander te vertalen naar kleinere, organische stappen. Een zuster, die zelf jarenlang in de gezondheidszorg had gewerkt, was sterk vóór zo’n centrum vanuit haar eigen ervaring (‘Ik heb er lang over gedaan om het belang van die wederkerigheid te ontdekken.’) Een andere zuster verklaarde dat zij geraakt was doordat die presentie weer door een nieuwe groep zo krachtig wordt neergezet: ‘We moeten het tot ons laten doordringen dat er iets door mag gaan.’ Monique de Bree vertelde hoe de theorievorming haar werk heeft verrijkt; Andries Baart gaf haar taal voor wat zij deed.
Na de luchpauze heropende zr Christa de bijeenkomst met een aantal zaligsprekingen (‘Zalig zij die mij aanvaarden ook al ben ik dan bejaard, die mij in m’n daaglijks leven zorg en ongemak bespaart’). Vervolgens presenteerden vertegenwoordig(st)ers van de verschillende werkgroepen van het WRGV de stand van zaken op hun eigen terreinen: het Afrika Europa Netwerk, de werkgroep landbouw, de werkgroep scholing, de werkgroep vluchtelingen, werkgroep vrede en geweldloosheid, religieuzen tegen vrouwenhandel. Er is een nieuwe werkgroep opgericht: Jongeren en spiritualiteit Yosé Höhne-Sparborth hield een krachtig pleidooi om samen met de KNR naar wegen te zoeken om het voorgestelde presentiecentrum te realiseren. Het past in het streven naar verdieping om na te gaan welk licht de presentie-theorie werpt op ons verstaan van vluchtelingen, de verhandelde vrouwen, vredesmissies, Afrika, globalisering, jongeren, onderwijs. Voorts onderstreepte zij het belang van het stellen van theologische en spirituele vragen bij de eigen oudedagsvoorziening van religieuzen, opdat we niet enkel met onszelf bezig zijn. Zij wist tevoren niet van het concrete voorstel van Andries Baart, maar zij was aangenaam
Na een korte inventarisatie van bestaande voorbeeldige initiatieven stelde Christa Hijstek voor om een werkgroep te formeren om deze problematiek te tackelen. Wie zich geroepen voelt om hier in mee te denken kan zich melden bij het secretariaat van het WRGV.
Via de website http://www.presentie.nl is veel actuele informatie beschikbaar. Algemene informatie bij het secretariaat WRGV / Willie Gardien, Obrechtstraat 43, 3572 EC UTRECHT. T: 030 – 2316666. E:
[email protected]
10
Varia / korte berichten Luidklokje gezocht Voor de restauratie van het heiligdom de St Adelbertput te Egmond Binnen is het bestuur van de beheersstichting namens de st Adelbert abdij op zoek naar een of twee luidklokken. Op de plek van het heiligdom tegen de duinrand aan heeft sinds 1924 een antieke luidklok gehangen die gestolen is door vakantiegangers. Wij willen de luidklok weer terug op het terrein waar op of omstreeks de 25e juni (st Adelbertdag) twee maal op het heiligdom eucharistie gevierd wordt. Wij zijn op zoek naar een kleine klok, ongeveer vanaf een diameter van 40 cm liefst wat groter. Er worden veel kerken gesloten. De meest grote klokken vinden altijd hun plek wel of ze komen te staan in de hal van een nieuw woon complex. Het zijn gedoopte en heilige voorwerpen die hun taak moeten kunnen vervullen, namelijk oproepen tot gebed of het verkondigen van vreugde of rouw. Namens de Benedictijnen van de st Adelbertabdij en de beheerders van de st Adelbertput. Peter de Roode / Parochie Sint Adelbert (T: ‘s avonds 072 - 5061888) Website Afrika Europa Netwerk Het Afrika Europa Netwerk heeft sinds kort een eigen website. Daar kunt u onder andere de door Cor van den Brand samengestelde nieuwsbrieven vinden. Het lezen daarvan vormt een uitstekende manier om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen in Afrika. http://www.afrikaeuropanetwerk.nl/ Gemeenschappelijke Noviciaatswerking & Initiatiejaar Seminarie Start van de GNW volgens nieuwe formule eind september 2006. Door het beschermcomité werd in overleg met de huidige directie beslist om de GNW in zijn huidige vormgeving (22 tweedaagse samenkomsten in de Abdij van Postel te België) te transformeren naar een programma-aanbod in modules die door de deelnemende gemeenschappen thuis uitgewerkt en aangeboden worden. Andere gemeenschappen kunnen hierbij aansluiten met hun kandidaten en begeleiders. Men kan ook deelnemen met kandidaten voor of na hun internationaal noviciaat. Ook kandidaat-seminaristen met hun begeleiders blijven van harte welkom. Indien er voldoende kandidaten zijn, zowel uit Nederland als uit Vlaanderen, zou men graag eind september 2006 met de nieuwe formule starten. Seminaries, ordes en congregaties die hiervoor interesse hebben, worden verzocht naam en adres van hun contactpersoon op te geven tegen 15 maart 2006. Pater Nicolaas Gorts (Abdij van Postel) en Zr. Karine Willems (Convent van Betlehem) blijven nog de contactpersonen tot de nieuwe formule metterdaad van start gaat. Correspondentieadressen : p/a P. Nicolaas Gorts Norbertijnenabdij Postel Abdijlaan 16 2400 Mol 014/ 37 81 21
[email protected]
Zr. Karine Willems Convent van Betlehem Stationsstraat 2 2570 Duffel 015/ 30 39 39
[email protected] 11
Projecten
Voor elkaar De aanvrager is de parochie Breda Noord, in 1994 ontstaan uit een fusie van vier parochies. Drie kerken zijn afgestoten, de Franciscuskerk is aangepast en fungeert nu als centrum van de fusieparochie. De beslaat het grondgebied van een problematische wijk, die al tientallen jaren bijzondere aandacht vraagt door de multiculturele en – religieuze samenstelling van de bevolking. Er wonen veel mensen met lage inkomens, alleenstaanden, arbeidslozen en verslaafden.
In de pastorale praktijk komt men voortdurend mensen tegen die in noodsituaties verkeren, leven in de marge van de samenleving en behoefte hebben aan een gesprek of aan tijdelijke ondersteuning. Met financiële ondersteuning van de Commissie PIN is men een ‘pilotproject’ van één jaar gestart. In een inloophuis in het gemeenschapshuis Biesdonk wil men dagelijks vijftien bezoekers ontvangen. Het project wordt uitgevoerd door tien vrijwilligers, onder wie twee ervaringsdeskundigen. Medio 2006 wordt het project geëvalueerd en wordt beslist of men zelfstandig en in verbondenheid met de parochie met het inloophuis doorgaat. Bij voortgang zullen ook huisvestings- en kantoorkosten en personele kosten voor de coördinator opgevoerd worden.
De parochie voert een diaconaal beleid, met ondersteuning van diocesane pastores voor diaconie. Men neemt deel aan het werkverband van Urban Mission, en heeft goede relaties opgebouwd met het buurtwerk, het inloopcentrum Noord-Oost, het Annahuis (een vergelijkbaar project in Breda West), het bestuur van de Moskee en de protestantse gemeente, vluchtelingenwerk etc.
Bijeenkomsten Symposium Ongelooflijk achterlijk (25 november 2005) ietsisten en nietsisten. En elk pluimage kende zelf nog een kleurenpalet. Zij probeerden met elkaar aan de praat te komen over de ‘karikatuur van religie in het publieke debat’. Maar de HEER bakte de aanwezigen een poets en liet niet toe dat ze elkaar opeens gingen verstaan. Na afloop bleef bij mij de indruk hangen dat alle sprekers vanuit hun eigen perspectief wel een beetje gelijk hadden. Onderling begrip was echter ver te zoeken.
Babylonische spraakverwarring Gen. 11, 6 Dit is één volk en ze spreken allemaal een en dezelfde taal, dacht de HEER, en wat ze nu doen is nog maar het begin. Alles wat ze verder nog van plan zijn, ligt nu binnen hun bereik. 7 Laten wij naar hen toe gaan en spraakverwarring onder hen teweegbrengen, zodat ze elkaar niet meer verstaan. Het symposium Ongeloof achterlijk, dat op 25 november werd georganiseerd door het Soeterbeeckprogramma, kende geen gebrek aan belangstelling. Zo’n tweehonderd mensen trotseerden storm en sneeuwjacht om bij spiritueel centrum De Boskant in Den Haag te komen. Ze waren van allerlei pluimage: christenen, moslims, andersgelovigen,
Tegen de verachting van religie Allereerst is er de vraag: wordt er inderdaad een karikatuur gemaakt van religie in het publieke debat? Hoofdspreker Erik Borgman gaf daar met een mooie toespraak een doordacht, duidelijk standpunt over.
12
Aansluitend op discussies over godslastering, stelde hij dat godslastering juist voor gelovigen goed is. Godslastering gaat over beelden die mensen van God gemaakt hebben en het is goed dat die beelden steeds opnieuw omvergegooid worden. God is immers altijd anders dan we in onze beelden kunnen vangen. Mensen die vinden dat godsdienst en vrijheid van meningsuiting met elkaar in strijd zijn, hebben ongelijk. Het is juist zo dat vrijheid en democratie gebaseerd zijn op een soortgelijk inzicht: mijn eigen gelijk is nooit absoluut en daarom mag ik anderen niet de mond snoeren. Degenen die godsdienst in naam van de democratie uit willen bannen, zijn fundamentalistisch. Fundamentalisme heeft namelijk niet te maken met het overtuigd zijn van je eigen gelijk. Dat is iedereen wel. Fundamentalisme houdt in dat je niet om kunt gaan met anderen die zelf hún eigen gelijk tegenover dat van jou stellen. Wat we in Nederland zien is liberaal fundamentalisme: een denkstroom die de menselijke autonomie absoluut stelt en die geen ruimte kan laten voor de overtuiging dat mensen nooit de uiteindelijke waarheid zullen kennen. De Nederlandse overheid vindt het prima als mensen vrijwilligerswerk gaan doen vanuit hun geloofsovertuiging, maar als ze daarbij bezwaar maken tegen bijvoorbeeld het vluchtelingenbeleid, mag die geloofsovertuiging niet in de discussie betrokken worden. Kerken moeten volgens Borgman juist meer spreken dan ze nu doen. Het zou goed zijn als ze de al te hoge waardering van de menselijke autonomie eens onder kritiek stellen. Er zijn bepaalde zaken waar we voor moeten knielen en buigen. De menselijke waardigheid is zo iets. Die verdient absoluut respect, niet omdat we dat democratisch afgesproken hebben, maar omdat ze uit zichzelf dat respect verdient. De wereld is van God, zelfs als geen mens het daar meer over zou hebben. Deze uitspraak komt niet voort uit gebrek aan respect voor andere overtuigingen, maar juist uit het tegendeel. Mensen verdienen op religieuze gronden respect, omdat ieder mens van God is.
Reacties andere sprekers Vijf sprekers reageerden op Borgman: Ümit Taş, voorzitter van de stichting Islam en Dialoog; Fouad Laroui, schrijver en docent aan de VU; Bart Tromp, hoogleraar en publicist; Herman Vuijsje, nog een publicist; en Nienke van Dijk, directeur van Stad en Kerk in Den Haag. Taş en Laroui vertelden beide op een eigen manier hoe moslims kunnen omgaan met kritiek op godsdienst. Taş benadrukte de holistische visie op de mens: het gaat om het welzijn van heel de mens. Daarnaast vertelde hij dat het eerste gebod van de Koran is: Lees!, maar dat de profeet aan het begin van de openbaring nog niets te lezen had. Op grond daarvan moet de mens ook de hele schepping lezen, niet alleen het geschreven woord. Laroui deed het anders. Hij vertelde dat men in de islam aanneemt dat God niet alle uitspraken in de Koran zal laten gelden. Alleen is het niet duidelijk welke uitspraken dat zijn. Daarmee is gezegd dat het menselijk inzicht nooit volmaakt kan zijn, zelfs niet als men volledig de Koran volgt. De titel van het symposium deed hem denken aan de Salafistische beweging. De Salafisten, die nu vaak als een terreurbeweging worden beschouwd, begonnen in de jaren dertig met terugkijken op de bloeitijd van de islam. Vergeleken daarbij zag de islam er in de twintigste eeuw behoorlijk achterlijk uit. Bart Tromp kijkt nog altijd met enige bitterheid terug op de jaren tachtig, toen de kerken te hoop liepen tegen de plaatsing van kernwapens in Nederland. Hij zei dat godsdienstige argumenten in de politiek nooit gebruikt kunnen worden, omdat je er dan nooit over kunt debatteren. De scheiding van kerk en staat is niet voor niets ontstaan: in vroeger eeuwen waren de conflicten tussen godsdiensten oorzaak van veel ellende. In een open samenleving is godsdienst een vrije, individuele keus en daarmee privézaak. Je mag gerust in een politiek debat religieuze uitgangspunten hanteren, maar het zijn argumenten die tellen, niet het beroep op je godsdienstige overtuiging. Een partij als de Christen-Unie opereert daarin meestal heel bekwaam: overtuigd christelijk, maar met
13
leer over sexualiteit. Het is achterlijk dat christenen de SGP er niet toe hebben kunnen brengen vrouwen als volwaardig lid toe te laten. De Verlichting heeft ons als gelovigen bevrijd van veel onmenselijk bijgeloof. Dat mogen we ons niet laten afnemen.
argumenten die ook niet-gelovigen kunnen volgen. Herman Vuijsje ging in tegen het pleidooi van Borgman om het knielen in ere te herstellen. Het is goed om respect te hebben voor wat er is tussen hemel en aarde. Maar we moeten ons niet onderwerpen aan een macht boven ons. De grootste groep Nederlanders zijn ietsisten: ze geloven in iets, maar niet in een persoonlijke God. Voor Iets kun je niet knielen. Het is goed dat christenen het knielen een beetje hebben afgeleerd, het zou goed zijn als moslims dat ook gaan doen. Wat nu respect verdient, zijn de christelijke wortels van onze cultuur. Die moeten we in ere houden. God is echter geen levende werkelijkheid meer en we moeten niet net doen alsof dat nog wel zo is.
Discussie Tijdens het forum reageerden de sprekers op elkaar. Hierbij bleek dat ze het niet alleen oneens waren over de scheiding van godsdienst en politiek, maar dat ze elkaar amper leken te begrijpen. Ik kreeg de indruk dat allerlei termen voortdurend iets anders betekenden: godsdienst, politiek, privédomein en openbaarheid, scheiding van godsdienst en staat. Bij mij bleef vooral verwarring hangen. Dat veranderde niet echt toen de zaal nog even aan het woord kwam. De helderste inbreng kwam eigenlijk van Kars Veling, oudfractieleider van de Christen-Unie en nu directeur van een middelbare school. Hij wees erop dat we nu hier binnen een mooi intellectueel debat hadden, maar dat er buiten heel veel mensen rondliepen, oud en jong, die feitelijk gediscrimineerd worden op grond van het feit dat ze moslim zijn. Uiteindelijk moet het toch daarover gaan…
Tenslotte kwam er toch nog een vrouw aan het woord. ‘Ongelooflijk achterlijk!’ zei Nienke van Dijk daar zelf over. Zij wees erop dat het christelijk geloof gebruikt is om allerlei verwerpelijke zaken te rechtvaardigen: apartheid, het geweld in Noord-Ierland en ga nog maar even door. Van de andere kant is geloof een kracht die veel goeds in mensen losmaakt. Geloof kan achterlijk worden, als het probeert ons terug te werpen achter de Verlichting: het creationisme, de kerkelijke
Tom Boesten
De meeste teksten van deze dag zijn te vinden op internet: www.ru.nl/soeterbeeckprogramma
Wetenschappelijke instituten Zestig jaar Nederlands Carmelitaans Instituut (1945-2005) Op 30 november 2005 was het zestig jaar geleden, sinds het Nederlands Carmelitaans Instituut werd opgericht. Deze ‘schatkamer van onze Orde’ is een gewaardeerd onderzoeksinstituut voor karmelitaanse geschiedenis en spiritualiteit. Stichting en ontwikkeling Het Nederlands Carmelitaans Instituut te Boxmeer) is 30 november 1945 als Nederlandsch Carmelitaansch Historisch Instituut opgericht door de Nederlandse Karmelprovincie. Het kreeg tot doel de beoefening van de karmelitaanse ordesgeschiedenis, vooral in de Nederlanden. Hiertoe behoorden: 1) publicaties; 2) karmelitaanse bibliotheek; 3) centrale catalogus van carmelitana in kloosterbibliotheken; 4) kopieën van carmelitana in het buitenland; 5) archivalia. Er werden twee reeksen
14
opgericht: Tekstuitgaven van het Nederlandsch Carmelitaansch Historisch Instituut en Studiën van het Nederlandsch Carmelitaansch Historisch Instituut. Hierin zijn tot in de vijftiger jaren diverse publicaties verschenen. Grondlegger en eerste directeur was dr. Victor Roefs O.Carm. (1904-1949). Deze historicus legde de basis voor de collecties (archief, bibliotheek, iconotheek, documentatie). Hij zag het belang van een synthetische ‘Geschiedenis van de Karmel in Nederland’, waarvoor sinds de eerste stichting (Haarlem 1249) slechts incidenteel bouwstoffen waren aangedragen. Zijn vroege dood heeft de realisering van dit project verhinderd. In 1953 werd gehoor gegeven aan een groeiende behoefte om het NCHI te vernieuwen. Voortaan zou de werkzaamheid zich ook uitstrekken tot andere terreinen, vooral het geestelijk leven en de mariologie. Daartoe werd de naam gewijzigd in Nederlands Carmelitaans Instituut. De nieuwe doelstelling was gericht op het vervaardigen van een centrale kartotheek van alle decentrale collecties in de Nederlandse karmels, medewerking met het Institutum Carmelitanum (Rome) aan een moderne bibliografie van alle carmelitana in boeken en tijdschriften, het collectioneren van verspreide gegevens over karmelieten of carmelitana, wetenschappelijke en populaire publicaties. Het grootste winstpunt van de gewijzigde opzet was dat het NCI niet alleen op de geschiedenis van de Orde georiënteerd zou zijn, maar ook en vooral op de karmelitaanse spiritualiteit. Bestuur en staf Het NCI is een van de best geoutilleerde particuliere studiecentra in Nederland op een specifiek gebied, in dit geval carmelitana. Sinds 1997 wordt het NCI bestuurd door de Bestuurscommissie NCI, die fungeert als dagelijks bestuur. De beleidsuitvoering berust bij een kleine staf, bestaande uit de directeur en de archivaris/bibliothecaris. Zij worden incidenteel bijgestaan door vrijwillige medewerkers. Het NCI wordt niet extern gesubsidieerd. Door de geringe stafbezetting kan slechts beperkte dienst worden verleend. Voor onderzoek is voorafgaand overleg met de archivaris/bibliothecaris noodzakelijk. Een historische locatie Het NCI is ondergebracht in de karmel te Boxmeer. Dit is het oudste klooster van de Nederlandse Provincie sinds de ondergang van de Noordnederlandse Karmel in de zestiende eeuw. De locatie omvat een afgesloten archiefruimte, waarin voor de komende 40 jaar archiefruimte beschikbaar is. Verder is er een studiezaal (tevens open bibliotheek) met royale leesruimte (8-12 personen). Voor de iconotheek bestaat een afzonderlijke werkruimte. Afdelingen en collecties a. Speciale bibliotheek: gebaseerd op acquisitie van carmelitana in brede zin, maar toegespitst op de Nederlanden. De collectie omvat ca. 12.000 banden (10.000 banden, waaronder handschriften, incunabelen, postincunabelen, ca. 1000 oude drukken van vòòr 1800. Een groot aantal boeken (19de eeuw) komt voor ontzuring in aanmerking. De catalogus is via internet te raadplegen: www.carmeliteinstitute.nl. b. Historische archieven: betreffende de Karmel in de Zuidelijke Nederlanden vóór 1653 en later, gedeponeerde archieven, resten van middeleeuwse kloosterarchieven. c. Provinciaal archief: dossiers van de provinciale kapittels, de prioren provinciaal, de procuratoren provinciaal, organen en instituties, provinciale commissies, buitenlandse missies en hun deelarchieven, kloosters van broeders en zusters en de persoonlijke papieren van de leden van de Orde uit hun nalatenschappen. Het Provinciearchief is grotendeels digitaal ontsloten. d. Titus Brandsma-archief: betreft het leven en de werken van prof. dr. Titus Brandsma O.Carm. (1881-1942), alsmede de zaligverklaringsprocessen. Door zijn omvang is zijn persoonsarchief uitgegroeid tot een omvangrijke verzameling van grote documentaire waarde voor de gehele Nederlandse Kerkprovincie.
15
e. Documentatie: allerlei documentaire collecties, zoals de kartotheek van Victor Roefs (ook op microfilm) en een computerbestand van ca. 4000 karmelieten en karmelietessen in de Nederlanden vanaf 1649 op basis van necrologia. Verder zijn er 180 microfilms van buitenlandse archivalia uit de 14de-18de eeuw, van belang voor de geschiedenis van de Karmel in de Nederlanden. Een groot deel van de belangrijke collectie Carmeliten-Bücher in het Stadtarchiv te Frankfurt am Main is dankzij subsidie van het Carmelite Institute te Washington gedigitaliseerd. f. Iconotheek: ruim 160 ringbanden met karmelitaans beeldmateriaal (etsen, gravures, santjes, gedachtenisprentjes en kaarten in origineel en/of kopie, meer dan 10.000 foto’s) en verder diverse collecties dia’s, smalfilms, videobanden, audiobanden en -platen, CD’s van personen of zaken. Vormen van samenwerking a. Met het Vormingshuis te Boxmeer verzorgt het NCI de Reeks Karmelitaanse Vorming. b. De samenwerking met het Algemeen Rijksarchief (ARA) heeft geresulteerd in drie publicaties in de reeks Documenta Carmelitana Neerlandica. c. In samenwerking met het onderzoeksprogramma Christelijk Cultureel Erfgoed (CCE) van de Radboud Universiteit Nijmegen (RU) loopt een project onder de titel Monasticon Carmelitanum Neerlandicum (MCN). d. Met het Titus Brandsma Instituut (TBI) zijn plannen ontwikkeld voor een wetenschappelijke biographie spirituelle van Titus Brandsma. e. Met het Titus Brandsmamuseum te Bolsward bestaat een bruikleenovereenkomst van museale objecten en documenten betreffende de nalatenschap van Titus Brandsma. f. Met de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) heeft het NCI structureel contact in de Commissie Overleg Instituten van de KNR. Het NCI geldt als een van de negen door de KNR erkende ‘schatkamers van de Nederlandse religieuzen’. Rudolf van Dijk O.Carm., secretaris bestuurscommissie NCI en directeur NCI Het Nederlands Carmelitaans Instituut, Steenstraat 39 te Boxmeer, T: 0485-572211,
[email protected])
Boeken & brochures dieren in de loop der eeuwen hebben gehad, zowel in de Oudheid als in het christendom en in de hoogtijddagen van de allegorie. Om de kunstwerken in musea en op tentoonstellingen goed te kunnen begrijpen is een gids als deze onmisbaar. De symbolen zijn als volgt onderverdeeld: Bomen en gewassen, bloemen, vruchten, dieren van de aarde, dieren van de lucht, fabeldieren, dieren van het water. Er zijn maar liefst 350 kleurenillustraties!
Kunstgids Uitgeverij Ludion brengt een serie fraaie, betaalbare kunstboeken op de markt. In deze reeks zijn reeds de volgende delen verschenen: Symbolen en allegorieën, Heiligen, Het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Onlangs verscheen een nieuw deel over de natuur en haar symbolen. De voorwetenschappelijke wereld kende aan de natuur zo veel en zo gecompliceerde symbolische betekenissen toe dat hedendaagse mensen ze niet zonder meer begrijpen. Dit boek haalt de vergeten symbolische betekenissen weer naar boven die planten en
In het christendom werd de palm beschouwd als een teken van triomf van het martelaarschap over de dood. Daarom dragen
16
heilige martelaren op schilderijen een palmtak in hun hand. De palm is verder opgevat als een beeld van de schoonheid van Maria op grond van een passage in het Hooglied. In de oudheid werd de cyclaam geassocieerd met libido en vruchtbaarheid vanwege de uiterlijke gelijkenis tussen de vorm van de bloem en die van de baarmoeder. Hoewel de aardbei in de bijbel niet voorkomt, dacht men algemeen dat het een plant was die al aanwezig was in het aardse paradijs. Dat is waarschijnlijk te danken aan een passsage in de Metamorphosen van Ovidius over de Gouden Eeuw, een soort aards paradijs dacht men in de Renaissance. De mensen konden zich in die eeuw moeiteloos voeden met de vruchten des velds die vanzelf groeiden, zoals de aardbei. De vrucht van de aardbei begint in het voorjaar te rijpen en omdat de Annunciatie en de daarmee gepaard gaande vleeswording van Christus in de lente plaatsvonden, is de aardbei met deze religieuze gebeurtenis geassocieerd. De plant komt bovendien voor op heel wat voorstellingen met de Geboorte van Christus, de Aanbidding door de herders en de Aanbidding door de drie koningen of drie wijzen en op afbeeldingen van de Heilige Familie. In al deze voorstellingen is de vleeswording van Christus aan de orde. De drielobbige blaadjes van de aardbei worden soms opgevat als een zinspeling op de Drieeenheid. Het witte bloempje wordt gezien als een beeld van onschuld en nederigheid. Het rood van de vrucht doet denken aan de kleur van bloed en symboliseert daarom ook de Passie van Christus; dat is de reden dat de plant voorkomt op voorstellingen van de Kruisiging of de Kruisafneming. De komkommer symboliseert verdoemenis en zonde. Aan dit negatieve beeld heeft waarschijnlijk bijgedragen dat de komkommer zich vrij snel vermenigvuldigt: zijn grote vruchtbaarheid werd in verband gebracht met gebrek aan zelfdiscipline en blinde drift. Maar in de christelijke beeldtaal wordt de komkommer ook vaak geassocieerd met de Maagd Maria, waarschijnlijk mede om
aan te geven dat de Moeder Gods nooit is aangeraakt door de erfzonde. Dat de slang de belichaming is van het kwaad en van de duivel en de gedoemde verleider van Adam en Eva die de aanzet gaf tot de zondeval is vrij algemeen bekend. Minder bekend is dat de betekenis die aan de hagedis gegeven wordt afhankelijk is van de iconografische context. De gewoonte van de hagedis om altijd het licht en de warmte op te zoeken is door de kerkvaders gemaakt tot een beeld van de mens die haakt naar Christus, en vervolgens tot een symbool van het geloof in het algemeen. Maar de hagedis kan ook een negatieve betekenis krijgen en een zinnebeeld van het kwaad worden, op grond van het feit dat hij in Leviticus tot de onreine kruipende dieren wordt gerekend. Wie meer van fabeldieren houdt dan van werkelijke dieren kan het hart ophalen aan de sfinx, de harpij, de centaur, de cerberus, de hydra, de sater, de sirene, de eenhoorn, de griffioen en de draak. Het handboek keert weer terug in de kunst. Er zijn nogal wat methoden om de kunstkijker wegwijs te maken. De boeken uit de Kunstbibliotheek presenteren op een aantrekkelijke en moderne manier informatie. Per natuurverschijnsel of symbool wordt in een klein kader links of rechts de betekenis en geschiedenis weergegeven, een introductie beschrijft heel beknopt de belangrijkste karakteristieken van het dier of de boom, vrucht of bloem, een korte tekst verhaalt wat ruimer over het belang in de kunst, en mooie schilderijen (van Fra Angelico en Albrecht Dürer tot Lucas van Leyden) bieden vervolgens een voorbeeld, compleet met korte teksten over losse elementen in de afbeelding. De wijze waarop informatie wordt gepresenteerd is vergelijkbaar met de serie van Capitool reisgidsen, die eveneens opvalt door de toegankelijke en aantrekkelijke vormgeving. En toegankelijkheid is niet synoniem met oppervlakkigheid. Ludion wil met de Kunstbibliotheekserie een tegenwicht bieden aan de vaak te theoretische tentoonstellingscatalogi. Die zijn voor velen
17
onleesbaar, omdat conservatoren doorgaans vooral voor collega's schrijven. Ludion komt tegemoet aan de behoeften van een breder publiek. De natuur en haar symbolen. Lucia Impelluso. Gent-Amsterdam: Ludion. ISBN 905544-585-1. Prijs: € 19,90 euro ‘Goesting’ voor God In ‘Wandelen met God rond abdijen’ staan negentien wandelingen beschreven en gesprekken met elf Vlamingen en acht Nederlanders. Elk interview knoopt aan bij een uittreksel uit de kloosterregels van Augustinus of Benedictus. Er zijn negentien routebeschrijvingen van wandelingen rond abdijen opgenomen. In het voorwoord beschrijft Leo Fijen hoe hij gaandeweg zijn eigen leefregel ontdekt: Ik probeer tegenwoordig wat eerder op te staan om het eerste halfuur van de dag in stilte door te brengen. Dat betekent dat ik om halfzeven mijn bed uit stap en helemaal alleen in de huiskamer de morgen begin. Vaatwasser leeghalen, brood klaarmaken, koffiezetten, fiets uit de schuur halen en nooit de radio of televisie aan. De stilte is heilig. Ik bid niet, maar ik proef aan de dag, ik noem in gedachten drie woorden die de komende uren belangrijk zijn en ik vraag aan God of Hij die woorden mee wil dragen. Zo stap ik op de fiets en mijmer nog een halfuur verder. Ik koester de stilte en verbreek die heilige ruimte om en in me wanneer ik op het werk kom. Pas dan lees ik de kranten, kijk teletekst na, raadpleeg de nieuwsdienst en pleeg mijn eerste telefoontjes. Pas dan rolt het lawaai over me heen. Maar het geluid van het nieuws en de onrust van de dag krijgen nooit helemaal vat op me, omdat de stilte van dat eerste uur op de bodem van mijn hart ruimte en adem blijft geven. Voor Inez van Oord, hoofdredacteur van het spirituele magazine Happinez4, betekende de kennismaking met de benedictijnse spiritualiteit een keerpunt in haar leven. Vanuit een behoefte aan verdieping begon ze boeken over spiritualiteit te lezen. Benedictus gaf haar precies het zetje dat ze nodig had om het roer helemaal om te gooien: Het mooie van deze spiritualiteit is het praktische karakter. Geen zweverig gedoe, geen spirituele krachtpatserij, maar kleine, haalbare veranderingen die direct effect sorteren. Wat mij vooral aansprak, was de boodschap dat je alles wat je doet met volledige aandacht moet doen. (-) Als je ervan uitgaat dat alles even belangrijk is en je volledige aandacht verdient, hoef je je nooit meer te haasten, want het klusje dat je moet gaan doen is niet belangrijker dan het klusje dat je nu doet. (-) Dat was heel bevrijdend. En de Vlaamse psychiater-seksuoloog Piet Nijs stelt dat de stilte sacraal is. Hij merkt op dat men vroeger de uitdrukking habitare secum gebruikte – het met en bij zichzelf wonen: De stilte is de weg daar naar toe, naar die woonst van het menselijke, waar zich een ‘stilte-poort’ bevindt naar het goddelijke. Het is niet toevallig dat er in onze tijd niet meer gesproken wordt over God die de oorsprong is van alles, nee, men heeft het over een oer-‘knal’. Hij bekritiseert het gegeven dat mensen elkaar vaak in oorverdovende omstandigheden leren kennen: Hoe kan men ‘samen-horen’, een samenhorigheidsgevoel ontwikkelen als er geen ruimte is voor stilte, voor woord en wederwoord? Marjoleine de Vos heeft niet louter lof voor Benedictus. Ze vindt de tegenstelling tussen lichaam en geest in het christendom een beetje doorgeschoten: Er bestaat geen fundamenteel verschil tussen geestelijke en lichamelijke noden. Het gevoel door God verlaten te zijn is niet belangrijker of erger dan een gevoel van honger. Je kunt de redenaties zelfs omkeren. Als het lichaam tevreden is, komt 4
Dit blad werd vorig jaar verkozen tot tijdschrift van het jaar. Vooral initiatiefneemster en hoofdredacteur Inez van Oord van Happinez werd door de jury geprezen voor de oorspronkelijke wijze waarop zij het eerste en tot nu toe enige mindstyle magazine in Nederland succesvol in de markt zet. Er werd naar de mening van de jury met deze glossy over zingeving en schoonheid een totaal nieuw segment gecreëerd.
18
de geest tot rust en ontstaat er ruimte voor andere dingen, maar als het lichaam protesteert, gaat daar alle aandacht naar uit. Hedonisme is niet mijn stijl, maar het lijkt me toch niet dat iemand die een lekkerbek is of zich op een andere wijze genot verschaft, daarom een slecht mens is of minder in staat tot naastenliefde. Ik zou niet weten waarom je niet van God zou kunnen houden als je er een glaasje wijn bij drinkt. Kardinaal Danneels is een van de elf Vlamingen in dit boek. Hij zegt wetenswaardige dingen over der Regel van Benedictus, die gemaakt is voor arme, gewone mensen die zich willen richten op een leven met God. De Regel is geschreven op de maat van een matig mens, die geen religieus genie is. Danneels vindt het mooi dat een benedictijn door zijn geestelijke vader gezien wordt als een beginner, tot zelfs aan het einde van zijn dagen. Wat hem voorts opvalt is de menselijke wijsheid waarmee Benedictus het samenleven met mensen in praktijk kan brengen. Wanneer er iets belangrijks gebeurt roept de abt de hele gemeente bijeen. Hij zegt dan zelf waarover het gaat, luistert naar de raad van de broeders en doet dan wat hij het best oordeelt: De abt zegt dus zelf waarover het gaat, hij luistert en neemt een besluit. Heden ten dage kan er bijna geen besluit genomen worden, tenzij wanneer het berust op een totale consensus. Dat is in feite het einde van een instituut. Bij Benedictus is de vader tezelfdertijd iemand die luistert naar al zijn zonen, maar die toch vader is. Wat Danneels ook aanspreekt is het maatgevoel dat uit de Regel spreekt, zodat er voor de sterken nog iets te verlangen blijft en de zwakken niet worden afgeschrikt: Het is een soort herdersschap waar je tezelfdertijd vóór de kudde moet lopen en achter de kudde. Vóór de kudde om mee te trekken en te zorgen dat de vurigen nog vuriger worden; achter de kudde om het schaapje met de gebroken pootjes op de schouders mee te dragen. En zo karakteriseert zijn eigen gelovig-zijn: Ik heb een groot gevoel voor liturgie, voor verinnerlijking, voor mystiek. Niet de Spaanse mystiek, maar wel Ruusbroec, de Rijnlandse mystiek en de Vlaamse. Ik ben trouwens ook priester geworden vanuit die spirituele kant en niet vanwege de sociale motivatie of vanuit een solidariteitsgevoel. Veeleer wegens het gebed en het willen spreken tot andere mensen over God en om ze ‘goesting’ te geven om God graag te zien. Wandelen met God rond abdijen. Leo Fijen, Erik Galle en Petra Pronk. Davidsfonds/Leuven. Ten Have. ISBN 90-77942-06-8
IKON-radioprogramma ‘De zondagavond’ en hierin staat de vraag centraal wat je tegen God zou willen zeggen wanneer je hem zou ontmoeten. Ook een aantal van deze gesprekken is eerder gepubliceerd. De vragen die interviewster Colet van der Ven heeft gesteld zijn opgenomen in de weergave van de gesprekken in het tweede deel. In het eerste deel ontbreken de vragen van de interviewster en heeft zij zichzelf puur tot instrument gemaakt van de geïnterviewden. Dat leidt tot meer levensechte verhalen, een zuiverder vorm van journalistiek vakman(vrouw)schap.
Waar hoor je bij en andere grote vragen Deze bundel interviews bestaat uit twee delen. In het deel Waar hoor je bij? komen 25 personen aan het woord. De interviews verschenen eerder in bladen als Trouw, het Parool en Opzij. In zijn voorwoord licht Huub Oosterhuis de titel van het eerste deel toe. Nog maar een halve eeuw geleden maakte ieder individu bijna vanzelfsprekend deel uit van duidelijke sociale verbanden: gezin, familie, kerkgenootschap, geboorteplaats. Vandaag de dag is daarentegen voor velen het zicht op de eigen context en geschiedenis verdwenen. Vandaar de relevantie van de vraag: Waar hoor je bij? In het tweede deel – met meer recente interviews – gaat het over de grote vraag van 15 mensen. Deel twee van de bundel kwam tot stand in samenwerking met het
De geïnterviewden zijn overwegend Bekende Nederlanders en ze zijn afkomstig uit heel verschillende sectoren: musici, schrijvers, cabaretiers, politici, theologen en diplomaten.
19
Opvallend afwezig in deze bundel zijn sportfiguren. Veertig gecomprimeerd weergegeven levensvisies garanderen een gevarieerde leeservaring, al is het niet aan te raden om er meer dan een paar na elkaar te lezen. De oudste persoon die in deze bundel aan het woord komt is de schrijver Theun de Vries (1907); hij is inmiddels overleden. De jongste is Constant Kuypers (1970), secretaris van de ultra-rechtse Volks Unie. Heel schrijnend is het verhaal van een huisvrouw (1964), die zich verantwoordelijk weet voor de dood van haar beide dochters. Criminoloog en schrijver Herman Franke spreekt zeer openhartig over zichzelf: Ik ben geen spontaan type en zal het nooit worden. Ik ben buitengewoon reflexief. Hard voor mezelf en voor anderen. Ik wil alle redenen waarom ik iets doe, motieven van waaruit ik handel, hoe kleinzielig of egoïstisch ook, onder ogen zien. Verlang dat ook van een ander. (-) Ik bewonder mensen die met volle overgave streven, alles proberen en het risico nemen om op hun bek te gaan. Kaal geluk, daar houd ik niet van. Schrijnend geluk, dat is pas mooi.
Anja Meulenbelt, andragoge en schrijfster, kwam via Huub Oosterhuis in contact met de studentenekklesia, waar zij naar eigen zeggen ‘een andere god’ heeft ontdekt: Niet almachtig, sinterklaasachtig of straffend, maar een god die van ons vraagt dat we elkaars broeders hoeder zijn. Ze wil zich laten dopen, maar wordt weerhouden doordat de media daarvan een hype maken (‘Twee schrijvers worden katholiek en de media noemen het een trend.’). Cabaretier Vincent Bijlo vertelt dat blind zijn ook prettige kanten heeft: Mensen worden geregeerd door vooroordelen, het uiterlijk voorop. Daarbij laten ze zich leiden door primaire, kinderachtige dingen. Als heel ZuidAfrika blind was geweest, had apartheid niet bestaan. Natuurlijk heb ik de stem waar ik op let, maar het voordeel van een stem is dat hij altijd vergezeld gaat van inhoud. Door eenzelfde gen dat de oorzaak is van zijn blindheid wordt hij nu ook geleidelijk doof. Moedig zegt hij: Stel, ik ben over tien jaar behalve blind ook doof, dan zal ik niet zeggen: Voor mij hoeft het niet meer. Ik houd tenslotte nog drie zintuigen over.
Waar hoor je bij en andere grote vragen. Colet van der Ven. ISBN 90 259 5609 2. Kampen 2005: Uitgeverij Ten Have.
Religieus Leven / Spiritualiteit Levenskunst op leeftijd ‘Ieder van ons bezit diep in zichzelf de meest onvermijdelijke, alomvattende film.’ Paul Cox In het kader van de filmreeks Levenskunst op leeftijd5 werd Innocence vertoond over twee oudere mensen, die net als destijds in hun jeugd, opnieuw voor elkaar vallen. Naarmate mensen ouder worden, worden ze vaak ook eenzamer. Mensen met wie vaste, intense relaties waren opgebouwd vallen weg. Innocence laat het tegendeel zien. Paul maakt na de dood van zijn vrouw opnieuw contact met Claire, zijn jeugdliefde, voor wie hij altijd warme gevoelens is blijven koesteren. Kan echter een oude liefde zo maar ongestraft weer opgepakt worden? Lichamelijkheid van ouderen is een (laatste?) taboe in onze samenleving. Zelden komen oudere lijven in beeld, omdat deze als onaantrekkelijk of zelfs als onsmakelijk worden beschouwd. Je ziet niet vaak in een film oudere mensen de liefde bedrijven met alle onhandige schroom van tieners die 5
Vgl. het artikel met dezelfde titel in het decembernummer van het bulletin
20
zich voor het eerst naakt in elkaars nabijheid weten. De aan hun levensavond gekomen hoofdpersonen van Innocence mogen dan een leven van ervaringen achter zich hebben liggen, samen zijn zij weer even onbeschreven als toen. Innocence is een film uit 2000 van de in Nederland geboren en vanuit Australië werkende regisseur Paul Cox (1940). Bij voorkeur filmt hij kleine menselijke verhalen die hypocrisie ontmaskeren. Ook maakte hij kunstenaarsportretten van Vincent van Gogh en Vasili Nijinski. Paul en Claire waren elkaars jeugdliefde en als zij elkaar banen, huwelijken en kinderen later weer ontmoeten dan blijkt de tijd die hun scheidt er niets toe te doen. Ze worden weer verliefd. De vraag of je een liefde van weleer probleemloos weer kunt oppakken loopt vervolgens als een rode draad door hun opnieuw beleefde eerste kussen, omhelzingen, binnenpretjes en misverstanden. Ook letterlijk, want Cox zet de tijd in zijn film stil door middel van flashbacks die heden en verleden met elkaar moeten verbinden. Mooi is bijvoorbeeld hoe hij de oudere Claire in een bewasemde spiegel haar jongemeisjesgezicht laat zien. Julia Blake die de oudere Claire speelt heeft sowieso de uitstraling van een jong meisje: als ze loopt danst ze, als ze lacht trekken haar rimpels haar gezicht weer glad. Cox test het vermogen van zijn hoofdpersonen om in het aangezicht van de dood ook veerkrachtig te blijven. Dat zijn zware thema's in een bijzonder lichte film. In een interview licht regisseur Paul Cox de titel van de film aldus toe: Ik denk dat je een beetje onschuld moet bewaren om te kunnen leven. De meeste mensen zijn erg cynisch geworden en drogen helemaal uit, spiritueel, mentaal en lichamelijk, omdat ze hun fundamentele onschuld verloren hebben. Er zullen veel mensen zijn die het hier niet mee eens zijn, omdat ze denken dat ze wijzer worden naarmate ze ouder worden, maar niemand wordt wijzer. Innocence. Regie: Paul Cox. Met: Julia Blake, Charles Tingwell, Jerry Norris, Kristine van Pellecom, Kenny Aernouts.
Naakt ben ik geboren en naakt zal ik teruggaan In gesprek met Alfons Kroese ocd Alfons Kroese ocd was achttien jaar provinciaal van zijn orde, die der (ongeschoeide) Karmelieten en 25 jaar bisschoppelijk gedelegeerde voor religieuzen in het bisdom Rotterdam. Het verschafte hem een intieme kijk in de ‘keuken’ van tal van religieuze instituten. Zijn talloze reizen en zijn persoonlijke ontmoetingen met mensen als Dom Helder Camera, Moeder Theresa en Martin Luther King hebben hem ook verrijkt. Sinds kort woont hij in een aanleunappartement op het BNS-terrein van de broeders van Voorhout. Alfons Kroese ocd (Enschede, 1931) groeide op in een degelijk katholiek milieu en voelt zich nog steeds Twentenaar in hart en nieren. Hij verenigt in zich de nuchtere, diep religieuze vroomheid van zijn vader en de autonome, ietwat anti-klerikale geaardheid van zijn moeder. Zij leefden hem voor dat je niets
als vanzelfsprekend hoeft aan te nemen en adviseerden hem om de mensen niet naar hun woorden te beoordelen maar naar hun daden. Er was een uitgesproken leescultuur in het gezin Kroese. Iedere week werd een stapel boeken van de bibliotheek gehaald. Naast de H. Schrift beschouwt Alfons romans als zijn 21
levensgidsen. Politiek liepen de meningen in het gezin sterk uiteen en werd er tot in de vroege uurtjes gediscussieerd. Gastvrijheid en
betrokkenheid op anderen waren kenmerkend voor huize Kroese. Van Exodus naar ballingschap dagelijkse zorg voor anderen veel nieuwe inzichten; daar kan geen ‘Godgeleerde’ tegen op. Door mijn ontmoetingen met al die verschillende mensentypen heb ik geleerd wat echt leven is. Zodoende weet ik nu dat het er niet om gaat GODGELEERD te zijn, maar ‘van God geleerd’. Boekenwijsheid weegt niet op tegen wat een mens kan leren door zuiver te durven kijken. De verhalen van het Eerste (Oude) en Tweede (Nieuwe) Testament werpen nog steeds licht op zijn eigen leven nu. Alfons: De Bijbel gaat namelijk niet over vroeger, maar wil mijn ogen openen voor wat er aan de orde is in de realiteit van ons geleefde vandaag. Het is dan ook boeiend om na te gaan hoe die verhalen doorwerken in onze tijd en hoe ze ons beïnvloeden bij het verwoorden van onze eigen levensverhalen. Want wij mogen het bijbelverhaal als het ware verder schrijven: ‘het Derde Testament’.
Na het noviciaat en de studies filosofie en theologie in Smakt en Nijmegen trad Alfons toe tot de communiteit van Karmelieten in Hazerswoude. Van het leven in gemeenschap heeft hij veel geleerd. Alfons: Ik werd gesnoeid en geschaafd; het was een periode van groei en ascese. Je leert als ‘celibatair’ te ontdekken dat je maar één kind hebt en dat ben jezelf. En je moet oppassen dat je dat kind niet vertroetelt en verwent. Alfons Kroese ocd is een globetrotter. Door zijn talloze reizen, maar ook door de vele retraites, bezinningsdagen en kapittels die hij heeft begeleid heeft hij ervaren dat niet Enschede zijn wereld is, maar dat heel de wereld Enschede is. Hij ervaart een universele verbondenheid van alles en iedereen en is sterk geïnteresseerd in wat mensen beweegt. En dan beslist niet alleen zijn eigen soort van mensen, maar juist van alle rangen en standen, leeftijden en gezindheden. Zo participeert hij al heel lang in een Bijbelgroep, waar huismoeders hem keer op keer verrassen, doordat zij hem in staat stellen om met andere ogen naar bekende Bijbelverhalen te kijken. Alfons: Deze groep van ‘van God geleerden’ biedt mij vanuit de Karmeliet, omdat ik oecumene erg belangrijk vond. De tijd waarin wij nu leven zou je als een periode van BALLINGSCHAP kunnen karakteriseren. Naar zijn gevoel is men nu bezig met het omwoelen van de grond om deze bouwrijp te maken voor een geaarde spiritualiteit van de komende generaties. Daar is geen ruimte voor angst, ongeduld of gevoelens van teleurstelling.
Alfons Kroese beschouwt het als een voorrecht om in deze tijd religieus te zijn: Ik heb met enthousiasme de EXODUS van het kerkelijk (religieus) leven beleefd in de zestiger jaren en ik noemde me destijds Nederlands Hervormd centra en werkt incidenteel nog bij het KCS. Een kernwoord in de ontwikkeling van zijn spiritualiteit als religieus is VRIJGEZEL Alfons: Dat woord geeft het meest doeltreffend mijn leven weer. VRIJ om GEZEL te mogen zijn! Vrijgezel in de betekenis van compagnero, vriend, vriendin, kameraad, maar ook in die in die aloude betekenis van leerling, gezel zijn. Het gaat er om gezel en vriend te worden van jezelf, van de ander en van God. Zoals Theresia van Avila zei: ‘Gebed is omgaan met een vriend, door wie jij je bemind weet.’ Uiteindelijk gaat het om een ‘echt thuiskomen bij God, durven thuis te komen bij jezelf en genieten van het thuiskomen bij elkaar’.
Verschuivende perspectieven Over de inhoud en de vorm van het religieuze leven is veel gedacht en gesproken in de jaren, waarin hij een substantieel aandeel had in de vorming van religieuzen en leken in het Diepgangcentrum in Hazerswoude en het Karmelitaans Centrum voor Spiritualiteit in Haarlem. Hij stond aan de wieg van beide
Er is veel veranderd in het religieuze leven. Wie in de jaren vijftig of zestig van de vorige eeuw intrad had als perspectief voor de oude
22
dag dat de jongere medezusters of –broeders hen tezijnertijd ‘ten einde’ zouden brengen. Ook Alfons had als jonge religieus niet kunnen vermoeden dat hij anno 2006 ‘aangeleund’ zou wonen op de B.N.S. Alfons: Hoe de toekomst zal zijn is niet te zeggen, maar dat is ook niet interessant en het is zonde om daarmee je tijd te verdoen. Maar het is wel belangrijk dat je er vol verwachting naar blijft uitzien. Voor mij is in de loop van de jaren het verlangen gegroeid dat ‘Uw Rijk kome’ en niet dat van ‘Alfons Kroese’. Wezenlijk is open durven te staan, met geopende, lege handen. Wellicht wordt het eens VOL---LEDIG.
het delen van de tafel. Tochtgenoten en gidsen op het geloofspad. Volgens Alfons Kroese zien we in onze wereld een dorst naar het heilige en een verlangen naar spiritualiteit, naar zin en traditie. Op het terrein van religie en zingeving heeft de laatste decennia bijna alles zijn vanzelfsprekendheid verloren. Tegelijk zijn velen juist op zoek naar spiritualiteit, naar een antwoord op een drietal vragen: • wie of wat beweegt of raakt jou; wat beroert je; waar word je beroerd van? • wie of wat zet jij in beweging? • hoe houd je het vol? - de belangrijkste vraag
Enkele elementen die hem de laatste tijd zijn opgevallen: -
Er is een groep jongeren en religieuzen, die regelmatig samenkomt in Hazerswoude. Onlangs werd in dat verband geopperd om een groepslid vrij te stellen ten behoeve van bezinning en engagement van de groep in zijn geheel. Dit klonk Alfons als vertrouwde muziek in de oren en hij dacht: zie, het begint weer opnieuw.
-
Er is toenemende aandacht voor de groeiende beweging van ‘leken’ participatie. Bijvoorbeeld OCDS en vele anderen. Het betekent een delen van het religieus erfgoed met leken op tal van manieren via open religieuze gemeenschappen, via centra van spiritualiteit en via kringen en bewegingen die een band hebben met religieuzen, waardoor als het ware ‘geestelijke laboratoria’ ontstaan. Het is een ingroeien in een levende spiritualiteit, zodat deze een geleefde spiritualiteit wordt. Wellicht zal dan het moment aanbreken dat leken het erfgoed mede kunnen dragen, be-erven en doorgeven.
-
Op blote voeten Alfons: Het gaat om het vermoeden van het belang van een eigentijdse relatie met het Mysterie van ons leven; dat geeft een innerlijke sterkte. Het gaat er om in ons leven Ruimte te vinden, waar wij de band en de omgang met het Mysterie kunnen vieren, waar wij het vermoeden levend kunnen houden en onze hoop versterken en waar wij kracht en inspiratie kunnen vinden voor onze inzet in de samenleving, in het bijzonder voor de zwakkeren. De ánder echt zien in diens kwetsbaarheid en naaktheid én in diens menselijke waardigheid en uniciteit. Een tekst die hem zeer dierbaar is: ‘Om bij God te zijn is het niet nodig de hele dag in de kerk te zitten. We kunnen van ons hart een bidplaats maken waar we ons nu en dan terugtrekken om even met God samen te zijn, in stille vrede, zonder pretentie, en met een hart dat bemint. leder mens is bekwaam om dergelijke vertrouwelijke gesprekjes met God te voeren’. Broeder Laurentius van de Verrijzenis o.c.d. (1614-1691), voor Alfons Kroese de grootste heilige die ze in de orde hebben (AK)
De Emmaus-gangers vormen voor hem een belangrijk symbool voor het religieuze leven. Het samen onderweg zijn, het delen van elkaars levensgeschiedenis en dit leggen naast de Schriften, gastvrijheid en
Het ongeschoeid zijn in de naam van zijn orde (Ordo Fratrum Discalceatorum Beatae Mariae Virginis de Monte Carmelo) verwijst naar de hervormingsperiode waarin de orde ontstond. Voor Alfons is dit element nog altijd zeer betekenis-vol en een reden tot fierheid. Dat de
23
oude schoenen niet meer passen, terwijl de nieuwe er nog niet zijn is een metafoor voor geloven in deze tijd. In de woelige tijden, die Theresia van Avila en Johannes van het Kruis doormaakten, stond het ongeschoeid-zijn voor het afwijzen van het zelfgenoegzame kloosterleven. Zij waren dwarsliggers, die met blote voeten in de naakte realiteit wilden staan. En het gaat nog steeds om het hier en nu, de plek waar je staat, waar het gebeurt. Zoals de Eeuwige tot Mozes sprak: ‘Doe je schoenen uit, want deze plaats is heilig’ (Exodus 3,5).
handen temidden van medereligieuzen, vrienden, boeken en films steeds weer proberen de grenzen te verleggen. Niet leven met het antwoord, maar steeds de vraag blijven stellen. Alfons: Het Mysterie wordt eigenlijk steeds groter en het is verder weg, maar ook zeer nabij. Bidden betekent voor mij: Vraagteken ??????? en dan weer een klein Uitroepteken! maar onmiddellijk daarna weer ????? Zo blijft het boeiend en spannend. De woorden van Broeder Laurentius van de Verrijzenis ‘Leven in de brandende Tegenwoordigheid van de Levende, in het Nu’ zijn hem op het lijf geschreven. Meer en meer beschouwt hij zijn leven als gave (cadeau, gratis, genade) en als opgave. Hij verlangt ernaar te groeien in authentieke overgave en hij hoopt uiteindelijk Job na te kunnen leven: ‘Naakt ben ik geboren en naakt zal ik teruggaan’.
Voorbereiding voor de ‘Grote Vakantie’ Hij ervaart het als een voorrecht om van zijn huidige levensfase te mogen genieten als een soort korte vakantie ter voorbereiding van de ‘ Grote Vakantie’. Voor hem is deze fase ook de tijd van het OOGSTEN. De warmte en de waardering voor hetgeen hij samen met vele anderen heeft mogen beleven en nog beleeft. Hij wil graag nog een poosje zijn ontdekkingsreis voortzetten en met open
WvdV
http://www.karmelleven.nl ‘Op je ziekbed zal God je tot steun zijn’ – Psalm 41, 4 Het is een bijbelse beeld dat mensen wonen in de ruimte van de barmhartigheid die zij voor anderen scheppen. Het begin van psalm 41 lijkt het tamelijk recht toe, recht aan te zeggen: ‘Gelukkig wie zorgt voor de armen; in kwade dagen zal de Machtige hem uitkomst geven, hem beschermen en in leven houden, men prijst hem gelukkig in het hele land. […] Op zijn ziekbed zal God hem tot steun zijn. “Hoe lang hij ook ziek ligt, Jij keert zijn lot ten goede”’ (vers 2-4). Het was en is een belangrijke motivatie tot actief kloosterleven: barmhartig zijn zoals God barmhartig is, brengt je in Gods nabijheid. En in deze nabijheid zal je barmhartigheid ondervinden. Maar wat als je steeds minder kunt doen om barmhartigheid present te stellen? In deze situatie zitten veel actieve religieuzen in Nederland, individueel en als orden en congregaties. Psalm 41 laat zich op het eerste gezicht lezen als de verzuchtingen van iemand die zich uitgeschakeld en daardoor buitengesloten voelt.
Je ziekte, je zwakheid en zelfs de zorg die anderen voor je hebben, lijken deel van een complot dat erop gericht is jou af te schrijven en je buiten het land van de levenden te dringen: ‘Wie mij bezoeken, hebben mooie woorden, maar hun hart is vol kwade gedachten; staat zij buiten, hij spreken ze uit […]: “Een dodelijke kwaal heeft hem geveld, wie zo ziek ligt, staat nooit meer op”’ (vers 7 en 9). Niets is dan logischer dan het verlangen te tonen dat je er nog altijd bent en dat het de anderen zijn die buiten het ware leven staan. Je wilt ze wel eens laten zien wie werkelijk zicht heeft op wat er vandaag de dag noodzakelijk is: ‘Toon mij, God, jouw genade en laat mij opstaan, dan zal ik hun geven wat ze verdienen’ (vers 11). Het lijkt zelfs dat volgens psalm 41 God deze revanche belooft aan degenen die het leven leven zoals het in Gods ogen geleefd moet worden: ‘Jij brengt wie neerligt weer op de been’, zegt vers 4b.
24
De vertaling van psalm 41 die ik tot nog toe volgde kwam uit de Nieuwe BijbelVertaling. De vertaling van het Nederlands BijbelGenootschap van 1951, die in de protestantse kerken vóór de Nieuwe BijbelVertaling in gebruik was, laat in het spoor van de eerbiedwaardige Statenvertaling de psalmist echter in vers 4b zeggen: ‘in zijn ziekte verandert Gij geheel zijn legerstede.’ Het gaat er blijkbaar niet om dat het ziekbed zo snel mogelijk verlaten wordt, ouderdom en zwakte ongedaan worden gemaakt, je weer sterk wordt en dat anderen toont die waanden je al te kunnen afschrijven. Het ziekbed verandert zelf van karakter. Het verandert van karakter, omdat je zelfs in dat ziekbed nog in Gods nabijheid bent, jou voor eeuwig een plaats gegund is voor Gods aanschijn, zoals de psalmist in vers 13 zegt. Dit besef kan maken dat je jezelf niet langer niets voelt in aller ogen omdat je niets meer te geven hebt, maar jezelf terugvindt in de ruimte
van Gods barmhartigheid. Samen met anderen die dat evenzeer nodig hebben als jij. Dat beseffen de religieuzen die zonder rancune oud worden en hun werk met zorg opgeven. Vol vertrouwen en geloof dragen zij het aan anderen over. Geloof, hoewel er vaak zaken mislopen, zoals bij ieder begin. Vertrouwen en geduld, om niet te vergeten dat zij er zelf jaren over gedaan hebben om te leren doen wat zij tot nu toe deden. Het kost moeite en het doet pijn, maar het gebeurt toch maar. Zij die gewend waren barmhartigheid te geven en zich op zo dicht bij God te weten, maken zich op een nieuwe manier afhankelijk van God en van haar medemensen. Dat die barmhartigheid er voor haar ook moge zijn. Erik Borgman [Met toestemming overgenomen uit De Stad Gods – december 2005]
Agenda DB-vergaderingen op 1 maart, 5 april, 3 mei, 7 juni, 5 juli, 6 september, 18 oktober en 6 december Aankondiging bijeenkomst Dialoog als een eerste stap op weg naar vrede In 2006 zal de Unie NKV betrokken zijn bij twee belangrijke internationale bijeenkomsten: begin mei in Boedapest de algemene ledenvergadering van ‘Andante – Europese Alliantie van katholieke vrouwenorganisaties’; in juni in de VS die van de WUCWO. WUCWO bestaat al 95 jaar; voor Andante is het de oprichtingsvergadering, als formele bevestiging van het in juni 2005 genomen besluit, te komen tot een gestructureerde vorm van samenwerking. Thema’s van de assemblees zijn ‘Interreligieuze en interculturele dialoog’ (Andante) en ‘Vrouwen vredestichters - verenigd in geloof en actie’ (WUCWO). De Internationale Commissie (IC) van de Unie wil (katholieke) vrouwen en mannen in Nederland, al dan niet lid van de Unie, graag betrekken bij haar internationale werk. Daartoe organiseert zij op vrijdag 24 maart 2006 van 13-17 uur een bijeenkomst in het Franciscushuis te Den Bosch. Van de deelnemers wordt gevraagd concrete ideeën en voorbeelden te geven als ‘voeding’ voor degenen die aan (een van) de Assemblees zullen deelnemen. Felicia Dekkers zal de deelnemers begeleiden in een creatieve Beelden – Storm met het doel te ontdekken: hoe vast zitten de oude beelden die wij van anderen hebben? De IC hoopt dat velen met haar willen meedoen aan deze geweldloze Beelden – Storm. Opgave: uiterlijk 3 maart, via het secretariaat van de KNR, bij voorkeur per e-mail:
[email protected]. Bijdrage in kosten: € 5, vóór 3 maart te storten op Postbankrekening 1977676 t.n.v. UNKV, Postbus 112, 5201 AC ’s-Hertogenbosch o.v.v. ‘Beelden-Storm’, en van naam en (bij voorkeur, e-mail) adres van deelneemster/s.
25
Platformbijeenkomsten Commissie Roepen 26 april en 11 oktober 2006 Workshop Websites bouwen 5 april 2006 (de inschrijving is gesloten) Open Kloosterdag / Roepingenzondag: 7 mei 2006 Regiobijeenkomsten Deze vinden plaats op: • • • • •
8 mei: Heemstede, Zrs Augustinessen 11 mei: ’s-Hertogenbosch, Zrs JMJ Marienburg; 16 mei: Roosendaal, Zrs Franciscanessen Mariadal; 18 mei: Maastricht, Zrs Onder de Bogen. 22 mei: Amersfoort, Zrs Onze Lieve Vrouw Maria ter Eem;
Bijeenkomsten Kleine Congregaties 9 mei en 7 september 2006 AV-vergaderingen 15 juni en 9 november 2006 Nationale Vredesdag voor Religieuzen 9 september 2006 Opmerkelijk Compassie betekent dat je jezelf in de positie van de ander kunt verplaatsen, door een voortdurende oefening van de verbeelding. Dat je steeds in je eigen innerlijk kijkt om te zien waar de pijn vandaan komt, en weigert om een ander die pijn aan te doen. Dan overstijg je jezelf, dan stap je uit de grenzen van het egoïsme. Daar heb je dagwerk aan. Je hebt er intelligentie bij nodig, creativiteit en verbeelding. Maar dat is wat religie is. Religie is een vorm van kunst, de een heeft er meer talent voor dan de ander. Maar iedereen kan compassie oefenen. Karen Armstrong in Volzin (23 december 2005).
Colofon Het KNR-bulletin (ISSN: 1569-9447) is een uitgave van de afdeling communicatie van de KNR en verschijnt per vijf maal per jaar. Met het bulletin willen de medewerkers van het bureau aan het Emmaplein in ’s-Hertogenbosch de besturen van de religieuze instituten in Nederland informeren over zaken die hen, en daarmee ‘hun achterban’ bezighouden. Aan ieder bestuur van de bij de KNR aangesloten religieuze instituten en aan de redacties van congregatiebladen wordt één exemplaar verstrekt. Daarnaast ontvangen leden van werkgroepen en commissies een exemplaar. Indien gewenst mogen artikelen overgenomen worden in orde- en congregatiebladen van de aangesloten religieuze instituten. Aanspreekpunten KNR-afdeling communicatie Jeanette Janssen, Truus Kuster, Miranda Roijers & Will van de Ven, Postbus 111, 5201 AC ’s-Hertogenbosch, T: 073 - 6921316, F. 073 - 6921322, E:
[email protected]
26