Ik heb veel opgebouwd, maar kan het zo weer verliezen
Tien interviews over leven na dakloosheid Sonja Appelman Lia van Doorn
Inhoud
Auteurs Sonja Appelman is vanaf de oprichting (1993) betrokken bij Stichting De Tussenvoorziening. Sinds 1996 maakt zij deel uit van de directie van de Tussenvoorziening, vanaf 2012 bekleedt zij de functie van bestuurssecretaris. Sonja studeerde Algemene Taalwetenschap aan de Rijksuniversiteit Utrecht, in het bijzonder de sociolinguïstiek. In het kader van het twintigjarig jubileum is Sonja initiatiefnemer geweest van de canon van de Tussenvoorziening. Sonja is lid van de redactie van de Canon Sociaal Werk en één van de auteurs van de Canon vrouwenopvang. Lia van Doorn is sinds 2007 lector bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie van Hogeschool Utrecht. Daarvoor was zij als onderzoeker werkzaam bij de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht en als projectmedewerker bij het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn en Movisie. In 2002 promoveerde ze bij de Universiteit Utrecht op Een tijd op straat, een volgstudie naar (ex-)daklozen in Utrecht (1993-2000). Van haar hand verschenen talrijke publicaties over de maatschappelijke opvang en het sociaal werk. Daarnaast is Lia lid van de redactie van Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken en lid van de Raad van Toezicht van De Tussenvoorziening.
Voorwoord
3
Een terugblik
4
De interviews
5
1. Als je zwerft wordt er niet zo op je gelet
6
2. Ik denk dat ik een engeltje op mijn schouder heb
9
3. Eén reden om te gebruiken, twee om het te laten
12
4. De opvang is een fuik
15
5. Als je toch zwerft, dan maar in een warm land
18
6. Ik houd niet van een zwaan-kleef-aan-effect
21
7. Neem het uitzichtloze gevoel van daklozen niet over
24
8. Overal waar ik sliep, liet ik mijn slaapplek netjes achter
27
9. Van werken is nog nooit iemand doodgegaan
30
10. De scootmobiel staat werkeloos in de berging
33
Slotbeschouwing
36
Tips voor verder lezen
41
Begrippenlijst
42
Colofon
45
© Stichting De Tussenvoorziening en Hogeschool Utrecht 1
Voorwoord Dromen Heb je nog dromen?
Of ben je van steen?
In 2013 vierde de Tussenvoorziening haar twintigjarig jubileum. Naar aanleiding van deze gelegenheid stelden we ons de vraag hoe het met de mensen gaat die begin jaren negentig dakloos waren en bij de Tussenvoorziening aanklopten voor opvang. Waar zijn deze mensen gebleven en hoe wonen zij? Hoe staat het met hun sociale netwerk, hun financiële situatie en gezondheid? Hoe kijken ze terug op hun leven en hoe zien ze de toekomst?
Je droomt je eigen leven
We besloten tien ex- daklozen te interviewen en waren benieuwd hoe zij zich staande houden in een veranderende tijd die wordt gekenmerkt door een wijkgerichte aanpak en eigenkracht-benadering. In 2015 wordt een deel van de zorg overgedragen aan buurtteams en veel ex-daklozen zullen hier terecht kunnen voor ondersteuning. Wij vragen ons af wat ervoor nodig is om de ondersteuning van de buurtteams aan te laten sluiten op de ervaringen en achtergronden van ex-daklozen. In het bijzonder willen we laten zien hoeveel inspanningen ex-daklozen moeten leveren om hun leven in balans te houden.
Laat jij je dromen maar even
Sonja Appelman en Lia van Doorn
Waar wil je komen? Waar wil je heen?
Uit het verleden, maar ook in ’t verschiet Of doe je dat juist niet
Utrecht, 17 december 2014
Je zult altijd blijven dromen Negatief en positief
Soms met haat, maar vaak heel lief Laat de toekomst maar komen. Frank Vaatstra Voorwaarts, Stichting Straatjournaal, Haarlem, 2010
2
3
Een terugblik De opvang voor daklozen is de afgelopen twintig jaar ingrijpend veranderd. In en rond Utrecht heeft Stichting de Tussenvoorziening honderden daklozen begeleid naar zelfstandigheid. De Tussenvoorziening biedt naast opvang ook woonbegeleiding en ondersteuning bij het beheer van de financiën aan mensen in een kwetsbare situatie. Rond 1990 maakten veel zwervers onderdeel uit van het straatbeeld: slenterende mannen met hun bezittingen in een Albert Heijn tasje, daklozen met een biertje op een bank in het park, zwaar verslaafden die hun geld bij elkaar hosselden of bedelden. In Utrecht brachten daklozen de nacht door in Hoog Catharijne en er waren ook mensen die buiten sliepen. In de Tussenbus (de mobiele opvang van de Tussenvoorziening) konden zij koffie krijgen en een deken lenen voor de nacht. Al die daklozen en buitenslapers in ons moderne westerse land, dat vond men een beschamende situatie. In Utrecht werd het dieptepunt bereikt toen een grote groep, voornamelijk aan hard drugs verslaafde daklozen, een heenkomen vond in De Tunnel: een lange, donkere en tochtige gang onder Hoog Catharijne. De Tunnel was een inferno. Er werd gedeald, gebruikt en verkracht. Het was een onveilige en onhygiënische plek waar daklozen verloederden. De situatie kwam nog meer onder druk te staan toen Rotterdam het beruchte Perron Nul in 1997 sloot. De Rotterdamse daklozen vertrokken onder andere naar Utrecht. Er moest iets gebeuren. Halverwege de jaren negentig introduceerde de Utrechtse wethouder Hans Spekman een nieuw beleid waarmee een einde werd gemaakt aan de mensonterende situatie van veel daklozen op straat. De Tunnel werd in 2001 gesloten en de gemeente kreeg de opdracht om drie zorgcentra en meerdere hostels voor verslaafde en psychiatrische daklozen op te zetten. Tevens werd vanaf 2006 landelijk beleid gemaakt voor de verbetering van de daklozenopvang. Met vereende krachten spanden het ministerie van VWS, opvanginstellingen, woningcorporaties en andere betrokkenen zich in om het aantal daklozen drastisch terug te dringen. Plannen werden gemaakt om daklozen te begeleiden naar herstel en tegelijkertijd de instroom van nieuwe daklozen in te dammen. In het ‘Plan van aanpak Maatschappelijke opvang’, werden de doelen en afspraken vastgelegd.
De interviews In deze bundel portretteren we tien personen die dakloos waren in de jaren negentig in Utrecht en omgeving: twee vrouwen en acht mannen, met een gemiddelde leeftijd van 57 jaar. De interviews hebben in 2013 en 2014 plaatsgevonden. Zeven geïnterviewden maakten deel uit van de volgstudie “Een tijd op straat” (van Doorn, 2002) en konden via via worden opgespoord. Drie geïnterviewden zijn benaderd via (ex-)medewerkers van de Tussenvoorziening. Zeven van de tien geïnterviewden wonen zelfstandig. Van deze zeven hebben drie geen begeleiding meer. De overige vier krijgen nog een vorm van ondersteuning, bijvoorbeeld vanuit een hostel, Housing First en/of Stadsgeldbeheer. Drie geïnterviewden wonen in een beschermde woonvorm (hostel, verzorgingstehuis of GGZ-instelling). Zij krijgen individuele begeleiding en een vorm van geldbeheer. Hoewel niet alle geïnterviewden hebben aangegeven dat zij anoniem wilden blijven, hebben we ervoor gekozen om alle interviews te anonimiseren. Ook details die terug te leiden zijn naar de geinterviewden hebben we zoveel mogelijk geanonimiseerd. We zijn de geïnterviewden zeer erkentelijk voor hun bereidheid om ons te ontvangen en met ons te praten over hun verleden, heden en toekomst. En voor het vertrouwen dat ze in ons stelden. In het slothoofdstuk blikken we terug op de interviews, pogen we enkele grote lijnen te schetsen en reflecteren we op de kracht en de kwetsbaarheid van de geïnterviewden. Namen en afkortingen in de interviews worden toegelicht in de begrippenlijst in de bijlage.
In Utrecht leverde de Tussenvoorziening samen met collega-instellingen haar bijdrage aan de uitvoering van de afspraken. De basale nachtopvang (slaapzalen met stapelbedden) werd aangevuld met plaatsen voor woonbegeleiding. Iedere dakloze kreeg een begeleidingsplan en medewerkers werden steeds beter toegerust om daklozen te begeleiden naar herstel en terugval te voorkomen. Eind jaren negentig werden de eerste successen zichtbaar en in 2007 kon de Tussenbus gesloten worden: er waren nauwelijks buitenslapers meer in de stad. Nog steeds beschouwt de Tussenvoorziening dit als één van de hoogtepunten in haar bestaan. 4
5
Als je zwerft wordt er niet zo op je gelet
Mieke (53) heeft sinds vijf weken een kamer in een voorziening voor voortgezette klinische behandeling in de bossen bij Den Dolder. Meer dan twintig jaar geleden werd ze dakloos. Daarna woonde ze veertien jaar in meerdere instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ), onder andere op een gesloten afdeling. Op haar nieuwe plek heeft ze iets meer vrijheid: ze mag af en toe zonder begeleiding naar buiten. Maar het straatleven blijft trekken.
6
Na de middelbare school kreeg Mieke, zoals ze het zelf omschrijft, “een grote fantasie met kunst en muziek”. “Mensen dachten dat ik psychotisch was”, vertelt ze. Ze ging de straat op, maakte muziek en bedelde haar kostje bij elkaar. Daarbij speelde achterdocht haar parten: “Als ik te veel geld kreeg voor mijn muziekoptreden, dacht ik dat mensen me voor het lapje hielden. Als ik te weinig geld “Het zwerven kreeg, vertrouwde ik het ook niet.” Mieke schenkt ons een kopje thee in. In haar kleine kamer staan tientallen zelfgemaakte poppen en speelgoedbeesten in alle kleuren van de regenboog. “Als ik kan handwerken, heb ik meer evenwicht.” Twee keer per week gaat ze naar het activiteitencentrum om poppen te maken. Elke zaterdag –vaste prik- struint ze de lapjesmarkt af om goedkope stoffen en handwerkmaterialen te kopen voor nieuwe poppen.
trekt heel erg de laatste tijd. Net als huilende wolven”
Via allerlei omzwervingen kwam Mieke terecht in de beschermde omgeving van de GGZ. Het bevalt haar niet zo erg daar. “De psychiatrie heeft een eigen wetboek. Ze hebben 1400 regels en iedereen denkt er anders over. Soms mag iets wel, dan ineens niet meer. De ene keer moet ik buiten roken, de andere keer mag het op mijn kamer. De psychiater zegt dit, de verpleging zegt dat. Je weet nooit waar je aan toe bent.” Mieke heeft het gevoel dat haar leven is stopgezet, dat zij zichzelf niet meer is. “Dit is niet mijn thuis”, zegt ze over haar nieuwe kamer. “Ze kunnen mij er zo uitzetten. Ik kies liever mijn eigen tijdstip om weg te gaan.” Haar poppen en speelgoedbeesten zijn allemaal van goedkoop spul gemaakt of tweedehands gekocht, vertelt ze. “Dan kan ik er gemakkelijk afscheid van nemen.” Mieke denkt vaak aan de tijd toen ze dakloos was. Vooral nu, in het najaar, verlangt ze daar naar terug: “Het zwerven trekt heel erg de laatste tijd. Net als huilende wolven. Het weer nodigt uit om te gaan stappen, als de blaadjes vallen.” Ze vindt het jammer dat ze geen nacht mag wegblijven, ze moet iedere avond voor elf uur terug zijn in de instelling. “Tegenwoordig mag je niet eens meer zwerven. Het mag niet van de politie. Ze weten je altijd te vinden en dan brengen ze je terug.” Het is vooral de vrijheid van het zwervende bestaan die Mieke lokt. Geen regels en geen betutteling, zoals in een instelling. “Als je zwerft, kun je alles zelf betalen. Hier krijg ik 280 euro per maand zak- en kleedgeld. Ik ga liever zwerven met 700 euro.” Als je twee nachten warm ligt, kun je het daarna buiten wel weer een tijdje overbruggen, zegt ze. En nog iets dat voor Mieke van belang is: “Als je zwerft hebben mensen je minder in de gaten. Er wordt niet zo op je gelet.” Maar ze ziet ook de voordelen van een vaste woonplek. “In je eigen huisje heb je ook vrijheid, daar kun je meer je eigen dingen doen.” Ze wikt en weegt, misschien idealiseert ze het zwervende bestaan. Ze herinnert zich de “vriendenkring” in de Sleep Inn. “Die werd gekenmerkt door drugs, psychiatrie en door de apenrots.” Mieke kon zich daar niet altijd goed in handhaven. “Als je buiten de vriendenkring valt, moet je buiten op een bankje liggen.” 7
Inmiddels is ze het verleerd om zichzelf te verdedigen. Maar ze is haar voorbereidingen al aan het treffen: ze doet aan fitness in de sportschool van de instelling om sterker te worden. Twintig jaar geleden was Mieke een goede bekende in de daklozenopvang. Ze kwam af en toe bij de nachtopvang, maar niet zo vaak. “Ik sliep vaker buiten dan binnen.” Ze ging dan naar de Tussenbus voor een kopje koffie, een praatje met een vrijwilliger en om een warme deken te lenen voor de nacht. Ze kwam ook bij Stadsgeldbeheer, toen nog gevestigd op de Het liefst zou Korte Jansstraat. En bij de dagopvang in het Catharijnehuis, waar ze goede herinneringen bewaart aan de kledingruil. Mieke af en Verder logeerde ze een blauwe maandag in het internaat Huis Vaartserijn en kon ze een tijdje terecht in het Wegloophuis toe een weekje Psychiatrie. Mieke herinnert zich sommige hulpverleners of vrijwilligers nog die haar indertijd hebben geholpen. Zoals een willen zwerven majoor van het Leger des Heils van wie ze garantstellingen kreeg voor overnachtingen in de nachtopvang. En de nonnen die haar hielpen met brood en onderdak. Het liefst zou ze af en toe een weekje zwerven en dan weer terugkomen in de vertrouwde omgeving van de GGZ-instelling. Dat heeft ze af en toe wel geprobeerd. Maar het lukte niet meer, ze raakte onderkoeld. Op haar leeftijd kan zij niet meer tegen de kou. Mieke heeft ook gezondheidsklachten. Haar cholesterolgehalte en bloeddruk zijn te hoog. Ze heeft last van haar maag, ze ligt veel op bed. Daarnaast heeft zij artrose in haar knie: “Ik moet afvallen van de dokter.” Twee mensen zijn belangrijk in haar leven. Allereerst haar zus. Mieke is trots op haar jongere zus die eerst schooljuffrouw werd en later hulpverlener. De andere belangrijke persoon is haar vriend. Hij woont in een andere GGZ-instelling. Mieke droomt er van om bij hem te zijn, om misschien wel samen een gezin te stichten. Maar dat zit er niet in. Hoe de toekomst eruit ziet? Mieke wil vooruitkomen in het leven. En ze wil vrij zijn, de straat op en frisse lucht inademen. “Jammer dat ik het zo letterlijk opvat”, zegt ze met een knipoog.
8
Ik denk dat ik een engeltje op mijn schouder heb
Een jaar na het interview gaat het
nog steeds goed met Mieke, ze is vrolijk en helder. Recentelijk is Mieke verhuisd naar een zelfstandig appartementje boven de groepswoningen van de GGZ instelling. Wellicht zal zij in de toekomst weer zelfstandig kunnen gaan wonen in Utrecht. Begeleiding hierbij is onontbeerlijk.
Ruim vijftien jaar is John (60) dakloos geweest. Al tien jaar woont hij in een klein, sfeervol appartement vlakbij het centrum. Zijn elektrische gitaren hangen zorgvuldig gerangschikt aan de muur. Zijn huisje ziet er piekfijn uit. John is trots dat hij zijn kinderen en vrienden hier kan ontvangen: “Laatst was ik jarig en mijn hele huis zat vol, dat is toch mooi?”
9
Als kind mistte John een warm thuis. Een echte vader heeft hij niet gekend. Zijn biologische vader bleek al getrouwd toen de moeder van John in verwachting was. Destijds was dat een grote schande. Om John een achternaam te geven, trouwde zijn moeder met een andere man. Die heeft nooit de vaderrol kunnen vervullen. Zelf is John twee keer getrouwd geweest. Geen van beide huwelijken was een succes. Zijn eerste scheiding, op zesentwintigjarige leeftijd, was een klap in zijn gezicht. John had niet verwacht dat dit hem zou overkomen. Ook zijn tweede huwelijk heeft niet lang stand gehouden. Aanvankelijk had John het goed voor elkaar. Hij verdiende veel geld in de elektrotechniek, had een auto van de zaak en huurde een duur huis. Hij organiseerde regelmatig feesten en in de weekenden nam hij een snufje coke. In het begin kon hij zijn cokegebruik goed combineren met zijn werk. Totdat het mis ging en John te vaak wegbleef van zijn werk. Zijn huwelijk liep op de klippen, hij raakte zijn baan John belt iedere kwijt en werd zijn huis uitgezet. Hij belandde in een kraakpand en kwam in aanraking met heroïne. “In het begin vond ik het avond met zijn allemaal wel spannend, maar ik ging steeds meer gebruiken en raakte steeds dieper in de problemen.” Als dealer kon John moeder. Over zijn in zijn eigen onderhoud voorzien. Met een oude Volvo reed hij naar Rotterdam of Amsterdam om dope te kopen die hij verleden praat vervolgens in Utrecht verkocht.
hij niet meer.
Gelukkig hoefde John nooit op straat te slapen: hij kon vaak in de nachtopvang terecht. Onder meer bij de Nachtopvang in Zelfbeheer (NoiZ), waar hij in de beginjaren als vrijwilliger werkte. Maar John zat ook regelmatig in detentie vanwege inbraken. Zijn zwaarste straf, voor diefstal en geweld, duurde zeven maanden. Die zat hij uit in de Penitentiaire Inrichting Vught, volgens John een ware beproeving: “Ik moest in één week afkicken.” Het leven op straat was niet vol te houden. John wilde van de drugs af en vond onderdak in het internaat Huis Vaartserijn. Met behulp van methadon kon hij zijn drugsgebruik afbouwen. Later ging hij bij Straatnieuws wonen en werken. Dat was een mooie tijd, hij kookte graag en voelde zich thuis bij zijn medebewoners. Maar een nieuwe verslaving lag op de loer: John hield van port met dubbeldrank. Voordat hij ‘t in de gaten had, dronk hij vijf tot acht flessen port op een dag. De drank kreeg de overhand en het werd tijd om te vertrekken. Dankzij ambulante begeleiding van Huis Vaartserijn kreeg John een urgentieverklaring en een eigen appartementje. Daar woont hij nog steeds. Kortgeleden heeft de woningcorporatie er een nieuwe keuken en badkamer in geplaatst.
10
Met hulp van Stadsgeldbeheer betaalde John zijn schulden af. Hij heeft geleerd om via internetbankieren zijn eigen zaken te regelen. Enkele jaren geleden is de begeleiding van Huis Vaartserijn en Stadsgeldbeheer gestopt. Aanvankelijk vond John het jammer: dat zijn geld werd beheerd was wel zo makkelijk. Schoorvoetend geeft hij toe dat andere mensen de begeleiding harder nodig hebben dan hij.
Tijdens zijn dakloze jaren heeft John veel mensen leren kennen in het daklozencircuit. Hij heeft nog steeds contact met enkele ex-daklozen en hulpverleners. “Ik ken veel daklozen die in een hostel terecht zijn gekomen. Maar ik ken ook veel mensen die zijn overleden.” Het meeste heeft John geleerd van hulpverleners die begrijpen dat het leven niet vanzelf gaat; dat een verslaving of dakloosheid Het meeste heeft iedereen kan overkomen. Hij heeft veel waardering voor idealisten en hulpverleners die zelf ook het één en ander John geleerd van hebben meegemaakt. John leeft van een WAO-uitkering en brengt veel tijd door met familie en vrienden. Sinds een jaar of tien is het contact met zijn moeder hersteld. Ze is al 82 jaar en hij belt haar bijna iedere avond. Maar over zijn verleden praat hij niet meer. Het kostte John veel moeite om zijn drankgebruik onder controle te krijgen. In het begin haalde hij iedereen in huis, ook zijn zoon die behoorlijk in de problemen zat. “Mijn lever dreigde het te begeven en met een spoedopname kwam ik in het ziekenhuis terecht.” Na drie maanden op astronautenvoedsel te hebben geleefd, was hij weer de oude. “Ik heb ontzettend veel geluk gehad, ik ga gewoon niet dood. Ik denk dat ik een engeltje op mijn schouder heb.” John heeft een hoop “oud zeer” opgeruimd en achter veel zaken een punt gezet. Het liefst maakt hij muziek. Hij wijst trots naar zijn audioset. Monter vertelt hij: “Ik ben begonnen als bassist in een daklozenband. Tegenwoordig treed ik op met een amateurband en geef ik zelfs muziekworkshops.”
hulpverleners die begrijpen dat het leven niet vanzelf gaat; dat een verslaving of dakloosheid iedereen kan overkomen.
Een jaar na het interview schrijft
John dat het goed met hem gaat: “Same old, same old he!”, zijn z’n woorden. Zijn huisje is gerenoveerd, John laat weten dat hij nog steeds muziek maakt, gezond is en zich gelukkig voelt.
11
Eén reden om te gebruiken, twee om het te laten
Anton groeide op in Brabant, in een gezin met de nodige problemen. Op zijn vijftiende liep hij weg van huis. Later ging hij in militaire dienst, hij trouwde en toen kwamen de drugs in zijn leven. Anton begon steeds meer te gebruiken. Hij kreeg een strafblad en belandde in de gevangenis. Zijn huwelijk liep spaak. Toen hij vrijkwam, kon hij niet meer terug naar Brabant. Hij week uit naar een “Dat er mensen dorpje in de provincie Utrecht. Via de reclassering vond hij werk, maar na een ongeval op de werkvloer belandde hij in waren die in de WAO.
mij geloofden, Anton vertrok naar Utrecht en meldde zich als dakloze bij de NoiZ. Na verloop van tijd klom hij op tot beheerder. Hij was belangrijk vertrok toen hij een vrouw ontmoette, met wie hij ging samenwonen. Maar de relatie liep mis en hij keerde weer voor mij” terug naar de NoiZ. Daar vond hij aansluiting. “Je moest je er wel naar binnen werken”, vertelt hij. “Dat ging niet vanzelf.” Hij vindt dat er veel is veranderd sinds zijn tijd als beheerder, in de roerige beginjaren van de NoiZ. “Vroeger werd alles door de groep beslist. Nu bemoeien de gemeente en Werk & Inkomen zich met de beheerders en wordt er een limiet gesteld aan het beheerderschap.” Ook werkt de NoiZ steeds meer samen met de Sleep Inn en Wegwijs, dat was voorheen not done. Anton heeft nog een deel van het archief van de NoiZ in huis, dat bewaart hij zorgvuldig: “voor later”. De NoiZ was een belangrijke leerschool voor Anton. Hij werd er geconfronteerd met de gevolgen van zijn drugsgebruik. Hoe kon hij – als beheerder - een voorbeeld zijn voor andere daklozen, als hij zelf drugs gebruikte? Dit motiveerde hem om het drugsgebruik af te bouwen. Het was een lange weg, maar niet onmogelijk: “Je hebt één reden om te gebruiken en twee redenen om het te laten”, zegt hij. In 1997 kickte Anton af met een methadonprogramma. Dankzij nazorg van de verslavingszorg en gesprekken met hulpverleners lukte het om van zijn verslaving af te komen. Hij volgde ook verschillende therapieën: “Je moet weer leren om eerlijk te zijn tegen jezelf en tegen anderen.” Anton heeft nog wel perioden van hele of halve terugval gekend – bijvoorbeeld in de moeilijke periode toen zijn hond dood ging - maar is uiteindelijk clean gebleven. Daarbij heeft de NoiZ hem het meeste geholpen. En zijn drijfveer om schoon schip te maken, om de confrontatie met zichzelf aan te gaan. Anton: “Ik had veel goed te maken met mijn ouders. Centrum Maliebaan heeft me daarin geadviseerd.”
Anton (60) is een tevreden man. Na een roerig leven dat in het teken stond van drugsgebruik, detentie en dakloosheid, heeft hij zich gesetteld. Hij heeft een baan en woont samen met zijn vriendin in een knus ingerichte flat op de eerste etage van een portiekwoning. Aan de wand hangen portretfoto’s van het stel: twee verliefde mensen die in de lens kijken.
12
Anton vond ook steun bij zijn maatje Annet, die in dezelfde periode dakloos was geweest en zich daar ook aan had ontworsteld. Verder heeft hij veel gehad aan enkele vrijwilligers van de methadonbus en van het bestuur van de NoiZ. “Zij geloofden in mij”, vertelt hij. “Dat was belangrijk voor mij. Ze kwamen me zelfs opzoeken toen ik in de Detox zat.” Toen hij uit de Detox kwam, maakte hij samen met hen een noodplan. Daarin stond hoe zij hem konden helpen, wat ze bijvoorbeeld konden doen als hij ging “drooggebruiken”, oftewel denken aan drugs. Of als hij weer zou terugvallen en echt zou gaan gebruiken. Anton heeft nog steeds contact met deze vrijwilligers. Hij beschouwt hen als zijn vrienden. 13
In 1998 ging Anton in een beheerderswoning van de NoiZ wonen. Hij woonde daar met de mensen waarmee hij ook samenwerkte in de nachtopvang. “Dat was een echte club, we deden alles samen.” Langzaam krabbelde Anton weer op. Hij nam ook initiatieven. Zo stond hij aan de wieg van het Imagoproject van de Tussenvoorziening en gaf hij samen met andere (ex-) daklozen voorlichting over dakloosheid op scholen en in de gevangenis. Later, nadat de NoiZ en de Tussenvoorziening waren gefuseerd, kreeg Anton een baan bij de Tussenvoorziening. Eerst een vangnetbaan en daarna een reguliere baan. Hij behaalde een certificaat en volgde een middelbare beroepsopleiding sociaal werk. Ook financieel heeft Anton zijn zaken weer op orde. Zijn schulden heeft hij weggewerkt. Tot 2001 werd zijn geld beheerd door Stadsgeldbeheer. Nu houdt hij zijn financiële administratie zelf bij.
“Je moet bij je schuldgevoel zien te komen en verantwoordelijkheid
durven nemen” Anton realiseert zich dat hij een voorbeeldfunctie heeft voor andere daklozen: “Ik kan tegen hen zeggen: ‘Ik heb ook in de shit gezeten. Je kan er weer uitkomen. Kijk maar naar mij.’” Na jaren in de overlevingsstand, is hij nu gaan leven. Hij heeft veel gewonnen: rust en vrijheid. Hij kan de deur achter zich dichttrekken, reizen en weer thuiskomen. Introspectie, jezelf in de ogen durven kijken, is voor hem het sleutelwoord: “Je moet bij je schuldgevoel zien te komen en verantwoordelijkheid durven nemen.” Anton is gezond. Dat is – daar is hij zich terdege van bewust - bijzonder voor iemand met een verleden als zware gebruiker. Hij heeft problemen gehad met zijn hart en lever, door stress, drank- en drugsgebruik. Zijn leefwijze en zijn gezondheid zijn sterk verbeterd. Hij rookt nog wel, maar minder. Hij is er goed doorheen gekomen, zijn lever heeft zich hersteld. Hij heeft geen kinderen, dat was wel altijd zijn wens. Als we aan het einde van het gesprek vragen hoe hij denkt dat zijn toekomst eruit ziet, komt net zijn vriendin thuis uit haar werk. “Nu heb ik mijn vriendin”, zegt hij. “We zijn gelukkig en met haar heb ik ook haar hele familie erbij. Ik ben een rijk mens.”
14
Een jaar na het interview gaat het
nog steeds goed met Anton. Hoewel Anton vindt dat hij een dagje ouder is geworden, voelt hij zich gezond en gaat met plezier naar zijn werk. Kort geleden is Anton getrouwd en buiten Utrecht gaan wonen. Door zijn huwelijk heeft hij er twee kinderen en een kleindochter bij gekregen. Dit stemt hem gelukkig.
De opvang is een fuik Voordat Leo (45) zijn eigen huis kreeg, was hij ruim vijftien jaar dakloos. Sinds een jaar of zes heeft hij een appartementje op de zesde verdieping van een typische jaren zeventig galerijflat buiten Utrecht. De woonkamer is huiselijk ingericht: grijze bank, gitaar aan de muur, open keukentje met oranje vierpits gasstel. Midden in de kamer staat een eettafel vol met paperrassen en een oude computer. Op het balkon staan lege cementbakken waarin Leo tot voor kort zijn hennepplanten teelde. 15
Leo heeft een bewogen leven achter de rug. De eerste dakloze jaren had hij nog een romantisch beeld van dakloosheid. Als straatmuzikant trok hij langs verschillende steden. Hij voelde zich vrij. Maar het leven was meedogenlozer dan hij dacht. Leo woonde in kraakpanden, belandde in de gevangenis en werd gedwongen opgenomen in de psychiatrie. Hij begon met blowen, kwam in contact met de drugsscene en werd een fervent cokegebruiker. Regelmatig was hij te vinden in “de Tunnel” onder Hoog Catharijne. Daar leefde hij tussen de drugsgebruikers, onder het “regime” van de dealers. Een hachelijk bestaan, zijn maatje en vriendin heeft het drugsgebruik niet overleefd. “Allemaal de schuld van de farmaceutische industrie”, aldus Leo.
Tijdens zijn verblijf in het hostel werkte Leo bij Bureau Dagloon. Via de Reclassering kreeg hij een baan als activiteitenbegeleider. Hij had weliswaar een nul-uren contract maar het voelde als een echte baan. Hij functioneerde goed maar kon niet aarden. Een opleiding heeft hij niet afgemaakt en zijn baan als activiteitenbegeleider is hij kwijtgeraakt.
Na de sluiting van de Tunnel vond Leo een onderkomen in de gebruikersruimten rond Hoog Catharijne. In die tijd leefde hij van dag tot dag: “Drugs doen je de tijd vergeten, voordat je ‘t weet ben je tien jaar verder.”
Echte vrienden heeft Leo nooit gehad, ze komen en gaan. Gelukkig is het contact met zijn familie beter dan 25 jaar geleden. Af en toe helpt hij zijn moeder, hij houdt haar gezelschap en samen doen ze boodschappen.
Ook nu Leo zelfstandig woont, wordt hij niet met rust gelaten
Zijn situatie verslechterde. Zodra Leo een eigen huis kreeg, raakte hij het weer kwijt. Hij werd geregeld opgepakt en zelfs met een rechterlijke machtiging opgenomen. Onterecht, vindt hij. “Ik werd gedwongen medicijnen te slikken die niet goed voor mij waren.” Nadat Leo vrijkwam, vond hij onderdak bij zijn ouders. Ook hier liep hij vast. In zijn ouderlijk huis brak brand uit en berooid kwam Leo weer op straat te staan. Na vele omzwervingen kon hij terecht in een hostel. Hier vond hij rust en kon hij langzaam toewerken naar een zelfstandig bestaan. Leo heeft weinig goede woorden over voor de hulpverlening. Hulpverleners zijn niet te vertrouwen en spannen samen. De opvang vindt hij beklemmend: “Je wordt geregistreerd en geobserveerd, de opvang is een fuik.”
Ook nu Leo zelfstandig woont, wordt hij niet met rust gelaten. De politie staat om het minste of geringste op de stoep. Of het nu gaat om een paar wietplantjes op zijn balkon of een burenruzie. Regelmatig komt de woningbouwcorporatie op bezoek met een waarschuwing. Een stabiel bestaan opbouwen is moeilijk. De enige begeleiding die Leo krijgt komt van Stadsgeldbeheer. Dankzij Stadsgeldbeheer is zijn financiële situatie stabiel. Met een verongelijkte blik vertelt Leo dat hij buiten zijn schuld in financiële problemen is geraakt: hij ontving per ongeluk te veel huurtoeslag en kreeg onterecht een schadeclaim na een ruzie met een buurman. Stadsgeldbeheer zorgt dat de rekeningen worden betaald en dat Leo weer kan sparen.
16
Volgens Leo is hij besmet door het verleden: “Ik ben altijd een ‘ex-verslaafde’ gebleven. Een vaste baan zie ik niet meer voor mij. Het is al een hele klus om een sociaal leven op te bouwen.”
Door zijn langdurige drugsgebruik is Leo snel uit zijn evenwicht. Tenminste, dat vinden hulpverleners. Zij hebben gezegd dat hij een psychische aandoening heeft. “Wat weet ik niet meer, iets met disorder.” Lichamelijk voelt Leo zich goed: “Alleen mijn tanden, de drugs hebben mijn bovengebit verpest.”
“Ik ben altijd een ‘ex-verslaafde’ gebleven”
Leo maakt nog steeds muziek, niet meer op straat, maar in zijn eigen huis. Sommige flatbewoners kunnen hem niet luchten of zien. Hij heeft ruzie met een dealer in de portiek en stoort zich aan een “gekke buurvrouw” die last heeft van zijn gitaarmuziek. Toch is zijn leven verbeterd: “Ik heb nu iets voor mijzelf en ik heb rust gevonden. Op straat moet je altijd op je hoede zijn.”
Een jaar na het interview krijgt Leo
geen begeleiding meer van Stadsgeldbeheer. Omdat de begeleiding van cliënten buiten Utrecht niet meer door de gemeente Utrecht wordt gefinancierd, is de begeleiding van Leo overgedragen aan de gemeente waar hij woont. Zover bekend gaat het goed met Leo, hij is gezond en heeft geen schulden.
17
Als je toch zwerft, dan maar in een warm land
Gerrit heeft sinds zijn jeugd gezworven. Hij was twaalf jaar toen zijn vader overleed. Zijn moeder kon de opvoeding van Gerrit en zijn drie broers niet in haar eentje aan. Ze belandde in een psychiatrisch ziekenhuis. Gerrit werd ondergebracht in een kindertehuis. Al na een paar maanden moest hij verkassen naar een ander kindertehuis totdat hij ook daar werd overgeplaatst: “Van hot naar her.” In de jaren zeventig ontmoette Gerrit de vrouw met wie hij trouwde. Samen kochten ze een huis in Rotterdam. Maar na een paar jaar liep het huwelijk spaak. Gerrits ex-vrouw bleef in de woning, hij belandde op straat. Zijn omzwervingen brachten hem naar alle uithoeken van het land. Hij logeerde vaak in de opvang van het Leger des Heils. Daar kreeg je een sigaar als je naar de evangelische samenkomst ging, herinnert hij zich. Ook kwam hij in het Labrehuis aan de Plompetorengracht. “Dat bestaat al lang niet meer.” Als de grond hem te heet werd onder de voeten, of als de winter naderde, week hij uit naar Spanje. Meestal nam hij de trein of de bus. “Waarom zou ik mij haasten met het vliegtuig?” Allicante was zijn favoriete bestemming. Daar bivakkeerde hij zolang hij het zich kon permitteren met de WAO-uitkering die hij ontving vanwege een longaandoening: “Als ik toch zwerf”, zegt Gerrit, “kan ik beter in een warm land zwerven.” Soms bleef hij een winter in Nederland. Hij heeft nog een tijdje in een caravan gewoond. Toen hielp hij mee met de verkoop van kerstbomen. In de zomermaanden verkocht Gerrit de daklozenkrant. Hij had zo zijn vaste verkoopplekken: bij de Hema en op markten in Zeist, Amersfoort en Spakenburg. Hij was een succesvol verkoper met een vaste klantenkring, mede vanwege zijn verkooptechniek. Steeds weer bedacht hij een nieuwe slogan om de straatkrant aan de man te brengen, zoals: “Met Straatnieuws in het zonnetje heeft u wat te lezen op uw balkonnetje.” Laatst was hij nog in Spakenburg. “De marktkoopmannen herkenden me nog uit de tijd dat ik de daklozenkrant verkocht.” In een goed seizoen verdiende hij eens 1600 gulden met de krantenverkoop. Daarvan kocht hij een treinkaartje naar Spanje. Maar Gerrit reisde ook vaak zonder kaartje, er was niet altijd geld om een vervoersbewijs te kopen en dan hij werd weer opgepakt wegens zwartrijden. Drie jaar geleden kwam Gerrit met een gebroken been terug uit Spanje. Na nog een valpartij, waarbij hij ook zijn heup brak, kwam hij terecht in de ziekenboeg Meerzorg voor daklozen. Vanuit de ziekenboeg verhuisde hij naar het verzorgingshuis.
Gerrit (76), een goedlachse man in een rolstoel, woont sinds kort in een verzorgingshuis. Een enorm verschil met de sobere omstandigheden waaronder hij voorheen leefde: op straat, heen en weer pendelend tussen Nederland en Spanje. De woonkamer van zijn tweekamerappartement op de vierde etage is wel tien meter lang. Die kamer is te groot, vindt Gerrit. “Wat moet ik ermee? Het is te duur en het is te veel luxe.”
18
Zijn breuken zijn niet goed hersteld. Gerrit kan moeilijk lopen en is afhankelijk van zijn rolstoel en zijn scootmobiel. Ook kampt hij met andere lichamelijke kwalen: “Ik heb het aan mijn longen en mijn darmen zijn ook niet in orde. Ik lustte graag een borreltje, dat heeft ook zijn tol geëist.” In het verzorgingshuis leidt Gerrit een eenzaam bestaan. “Ik wil hier eigenlijk weg”, zegt hij. Hij zoekt geen contact met medebewoners. “Ze kwebbelen zoveel. Ik ga ook geen koffie drinken. Ik praat niet over dakloos zijn. Ik ken een paar mensen die dakloos zijn geweest en die hier ook wonen. Ik zoek ze niet op. Ik zeg ze gedag en verder niet.” Gerrit mijdt ook de gezamenlijke maaltijden. “Ik maak mijn eigen potje klaar, ik koop een kant-en-klaarmaaltijd in het winkelcentrum en eet het in mijn eigen kamer op.” 19
Hij puzzelt om actief te blijven. Het personeel heeft weinig tijd voor een gesprek vindt hij. Maar daar heeft hij iets op gevonden. Medewerkers van het verzorgingshuis mogen van hem een sigaretje komen roken in zijn appartement: “Dan hoeven ze niet buiten in de kou te staan met hun peuk.” Hebben ze gelijk tijd om even een praatje te maken. Gerrit komt weinig buiten. Soms gaat hij met zijn scootmobiel naar het winkelcentrum, een kort rondje en dan weer terug. Met zijn familie heeft hij geen contact meer. Zijn broer, die in Nieuwegein woont, heeft hij al dertig jaar niet meer gezien. Gerrit mist zijn oude bekenden bij de dagopvang van het Catharijnehuis. De dochter van één van de vrijwilligsters komt hem af en toe opzoeken in het verzorgingshuis. Bij de dagopvang werkte Gerrit als vrijwilliger. Hij hield bij wie er zoal binnenkwamen en turfde het aantal bezoekers. Hiermee is hij gestopt. Soms komt hij nog in de Catharijnesteeg, maar de opvang is niet ingericht op zijn scootmobiel: die past niet in de smalle gang. Gerrit laat een DVD zien van een filmreportage van de regionale televisie. Daarin vertelt hij dat hij niet trots is op het leven dat hij heeft geleid. Hij had graag een gezin willen stichten. Dat is er nooit van gekomen. Hoe ziet Gerrit de toekomst? Hoe ziet zijn leven eruit over een jaar? Gerrit: “Over een jaar, dan ben ik weer een jaar ouder.”
“Mijn medebewoners kwebbelen zoveel”
Bij het afscheid drukt Gerrit ons op het hart om nog eens op bezoek te komen.
Ik houd niet van een zwaankleefaaneffect
Een half jaar na het interview is
Gerrit overleden.
Twintig jaar geleden leefde Rick (56) nog op straat, dakloos en verslaafd. Over zijn verleden praat hij niet graag, daar heeft hij een punt achter gezet. Hij woont sinds zeventien jaar op zichzelf, op de bovenste verdieping van een stapelwoning uit de jaren vijftig. “Ik zie de nachtopvang als tijdelijk en vind dat mensen zichzelf tekort doen wanneer zij in het daklozencircuit blijven hangen.”
20
21
In zijn dakloze periode werkte Rick als vrijwilliger bij de NoiZ. Hij was blij dat hij daar zijn eigen ervaringen kon inzetten en iets kon betekenen voor anderen. Hij voelde zich daar op z’n plek, maar echte maatjes had hij niet. Bij lotgenoten mist hij vaak zelfinzicht en inlevingsvermogen, vertelt hij. Hij heeft ook een hekel gekregen aan de agressie en achterklap in het daklozencircuit.
Schrijven gaat moeilijk en zijn geheugen is achteruit gegaan. “Ik vind het moeilijk om mij te concentreren en zie ertegen op om voor mijn werk een cursus te volgen. Het kost me vreselijk veel energie en ik vind dat ik hierin tekort schiet.” Binnenkort hoopt Rick zijn rijbewijs te halen. “Autorijden is geen enkel probleem, ik heb jarenlang zonder rijbewijs gereden. Maar voor mijn theorie ben ik al een paar keer gezakt.”
“Ik heb de nachtopvang altijd gezien als tijdelijk”, zegt Rick. Vanuit de NoiZ kon hij een eigen woning krijgen. Daar woont hij alleen en tevreden, zonder huisdieren of partner. Zijn katten zijn zo’n vijf jaar geleden overleden. Sindsdien heeft hij geen nieuwe huisdieren in huis gekomen.
Contacten met oude vrienden en familie heeft Rick verbroken. In zijn geboortewijk kent hij niemand meer. Op de begrafenis van zijn moeder, twintig jaar geleden, heeft hij zijn broer voor het laatst gezien. Wel heeft Rick hernieuwd contact met enkele vriendinnen uit zijn jeugd en zijn tijd op de mavo. Hij kan het goed vinden met hun kinderen. Met één van zijn vriendinnen is hij onlangs op vakantie geweest. Maar samenwonen ziet Rick niet zitten. “Ik ben niet op zoek naar een relatie. Een relatie komt op je pad of niet.”
Rick kreeg zijn eigen huisje toen hij helemaal schuldenvrij was. Daarna liep de financiële begeleiding die hij van Stadsgeldbeheer kreeg, nog lange tijd door. Rick vond het best eng toen er een eind aan kwam en hij zijn financiën zelfstandig moest gaan beheren. “Bij Stadsgeldbeheer voelde ik mij veilig, ze hebben mij geleerd om ’t gat in mijn hand te dichten.”
Uit zelf-
bescherming houdt Rick mensen buiten
Uit zelfbescherming houdt Rick mensen buiten de deur. “Ik houd niet van een zwaan-kleef-aan-effect. Voordat je ’t weet wordt je huis platgelopen.” Rick heeft heel wat ex-daklozen geholpen met het opknappen van hun woninkje. Toen hij zelf hulp nodig had, kon hij nergens terecht.
Dankzij de banenpool kreeg Rick betaald werk. Een belangrijke stap om te ontsnappen uit zijn uitkering. Op eigen kracht is het hem gelukt om vanuit de banenpool door te groeien naar een vaste baan in de zorg. Daar werkt hij nog steeds. “Ik werd schijtziek van de sociale dienst die mij bleef controleren en wilde dolgraag een echte baan. Dat is me gelukt.”
de deur
Op zijn werk heeft Rick nog regelmatig te maken met (ex-)daklozen die hij kent uit de tijd dat hij in de nachtopvang sliep. Hij heeft veel geleerd van zijn verleden. “Ik heb meer voelsprieten ontwikkeld en herken direct het gedrag van verslaafden. Ik voel feilloos aan wanneer iemand staat te liegen of heeft gebruikt.” Toch weten zijn collega’s niets over zijn verleden. Rick houdt privé en werk strikt gescheiden. “Ik wil af van het stempel ‘dakloos’ en helemaal niet als ‘ervaringsdeskundige’ worden gezien. Ik heb te veel professionals meegemaakt die zich negatief uitlieten over ervaringsdeskundigen. Uiteindelijk blijf je een ex-junk en word je niet voor vol aangezien”. Rick wil pas over zijn geschiedenis vertellen als hij zeker weet dat hij zijn collega’s kan vertrouwen. Zijn verslaving heeft sporen achtergelaten. Hij ziet er uit als een fitte vijftigplusser, maar lichamelijk voelt hij zich een stuk ouder. Zijn nieren en lever hebben het flink te verduren gehad, zijn gebit is slecht en hij heeft weinig kracht in zijn handen.
22
Rick is positief over zijn toekomst. Zijn werk vindt hij erg belangrijk. Hij heeft een goed inkomen en hoopt dat zijn baan behouden blijft. Zijn bovenhuis zou hij het liefst willen inruilen voor een eengezinswoning met een tuin. Wie weet in een rustige omgeving buiten de stad, maar dan moet hij wel zijn rijbewijs hebben gehaald.
“Ik wil niet als ervaringsdeskundige worden gezien”
Een jaar na het interview heeft Rick
zijn rijbewijs gehaald. Ook heeft hij een huisje buiten Utrecht met een tuintje op het westen in het verschiet. Toen enkele maanden geleden zijn broer overleed, heeft Rick weer contact gekregen met zijn familie. Hij worstelt met de vraag of hij het contact wil voortzetten: “Je blijft toch een vreemde eend in de bijt”. Rick werkt nog steeds bij dezelfde organisatie en denkt erover om tegenover zijn leidinggevende open kaart te spelen over zijn verleden.
23
Neem het uitzichtloze gevoel van daklozen niet over
Evert belandde na een moeilijke jeugd als “onhandelbare jongen” op straat. Hij was uit huis geplaatst en moest naar een internaat. Het was zijn eigen keus om te gaan zwerven zegt hij: thuisloosheid zat als het ware in zijn systeem. Maar misschien had hij toen ook geen andere opties. “In die tijd werd er geen duidelijke diagnose gesteld. Mijn problemen hebben misschien te maken gehad met hechtingsproblemen.” Als jongen van vijftien kwam hij soms in de Sleep-Inn. Hij heeft goede herinneringen aan de nachtwakers en vrijwilligers die er in de begintijd werkten, maar tussen de volwassen daklozen, verslaafden en mensen met psychiatrische stoornissen voelde hij zich niet thuis. “In de Sleep-Inn kwamen steeds meer verslaafden, daar moest ik niks van hebben.”
“Ik heb veel opgebouwd, maar kan het zo weer verliezen”
Evert sliep liever buiten op een verborgen plekje in een park, bij een bedrijventerrein of achter de remise van de tram tussen Utrecht en Nieuwegein. Af en toe kwam hij bij de Tussenbus, de bus voor buitenslapers. “Daar zat de harddrugsscene.” Toch was de Tussenbus een belangrijke vluchthaven voor Evert. Hij was geschokt toen de bus sloot omdat er steeds minder buitenslapers waren. Bureau Dagloon werd zijn vaste stek. Hij kon er terecht voor een praatje en koffie, een douche, om zijn kleren te wassen, spullen op te slaan en wat bij te verdienen. Later werkte en woonde Evert bij Straatnieuws. Daar moest hij na een jaar doorstromen naar een meer zelfstandige woonvorm. Dat ging te snel. Hij redde het niet en kwam weer op straat. In 2009 werd Evert opgenomen in ziekenboeg Meerzorg. Door het langdurig buiten slapen raakten zijn schoenen doorweekt en werden zijn sokken niet meer droog. Evert kreeg wonden aan zijn voeten die niet meer wilden genezen. Via Meerzicht kwam hij terecht in Hogelanden, een hostel. Sindsdien heeft hij geen nacht meer buiten gebivakkeerd. “Het accepteren van zorg heeft heel lang geduurd”, zegt Evert. De schaarse keren dat hij zelf contact zocht met hulpverleners, onder andere van het T-team en het JAC, konden ze weinig voor hem doen. Hij was “niet makkelijk in de omgang”, geeft hij toe. Maar hij kreeg ook gelegenheid om onder te duiken en zich aan hulpverlening te onttrekken, vindt hij achteraf.
Evert (40) heeft een betaalde baan als assistent-werkbegeleider in de Stadsbrug en woont sinds kort in een satellietwoning bij een hostel. Bijna twintig jaar lang sliep hij het liefst buiten, op een van zijn geheime slaapplekken. Opvanginstellingen voor daklozen ging hij zoveel mogelijk uit de weg. Nu wil hij zijn dakloze bestaan voorgoed achter zich laten. “Ik ben niks opgeschoten met al die jaren op straat.”
24
De laatste jaren moet iedereen van de straat, alle daklozen krijgen een trajectplan en er worden meer voorwaarden gesteld. Een goede zaak volgens Evert. Inmiddels is hij voorstander van meer druk, misschien wel van drang en dwang. “Daklozen moet je niet aan hun lot overlaten”, zegt hij. “Ook niet als ze zeggen dat ze niets anders willen dan zwerven.” Het gaat erom dat daklozen weer perspectief krijgen en dat ook de hulpverlening dat perspectief blijft zien vindt Evert. Hij is geschrokken van de uitzichtloosheid die hij ziet bij de daklozen op De Stadsbrug. In zijn ogen neemt het personeel van opvangvoorzieningen het uitzichtloze gevoel over: “Ze denken: ‘We kunnen toch niets meer voor ze doen, laat ze maar.’” De hulpverlening zou minder vrijblijvend moeten zijn. Evert hoort goede verhalen over het Housing First project. Begin met onderdak, maar daar hoort verplichte dagbesteding bij. 25
Uiteindelijk heeft de pressie om mee te doen Evert ook over de streep getrokken. Hij vond het confronterend om in het hostel mensen tussen de dertig en vijftig te zien die zwaar verslaafd waren en hun leven vergooiden. Zelf kreeg hij ook het etiket alcoholverslaafde. Onterecht en stigmatiserend, vindt hij. Toch heeft het wonen in het hostel zijn ogen geopend, het zette hem aan het denken over zijn eigen leven. Na drie jaar hostel verhuisde Evert naar een satellietwoning vlakbij het hostel. Hij kan terugvallen op het hostel en soms kookt hij daar of hij eet mee. “Dat is allemaal prima geregeld.” Hij wordt begeleid door hulpverleners van Release. Ze beheren zijn budget en helpen met de afbetaling van zijn schuld bij een zorgverzekeraar. Over twee jaar hoopt hij zelfstandig te kunnen gaan wonen. Een spannend vooruitzicht: “Ik heb veel opgebouwd, maar kan het zo weer verliezen.” Zal hij sterk genoeg zijn om verkeerde vrienden buiten de deur te houden? “Vrienden zijn mensen met problemen”, zegt Evert. “Uiteindelijk weten mensen waar je woont en kloppen ze bij je aan. Dan trekken ze je mee naar beneden.” In het verleden is het met Evert zo een paar maal mis gegaan. Waar hij nu woont mag hij geen mensen van de straat in huis nemen. Dat biedt hem een zekere bescherming. Zijn angst is dat hij geen hulp meer krijgt als hij opnieuw terugvalt en zijn woning “weer verkloot”. Hij wil liever niet in zijn eentje wonen, een woongroep of een gezamenlijke woonvorm met achterwacht is beter. Contact met familieleden heeft Evert niet. Zijn zusje woont in het centrum van de stad, maar ze zijn uit elkaar gegroeid. Evert heeft zijn familie nooit lastig willen vallen. Dat deed hij niet toen hij dakloos was en dat doet hij nog steeds niet. Wel heeft hij met zijn begeleiders afgesproken dat zij contact leggen met zijn familie als hem iets overkomt. Evert wil nooit meer aan de andere kant van de streep belanden. De jaren gaan tellen, hij heeft zijn portie gehad.
Een jaar na het interview is Evert
gestopt met zijn betaalde baan. Hij is nog wel betrokken als vrijwilliger bij de Stadsbrug. Kort geleden is zijn indicatie verlopen en weet Evert niet of hij in het hostel kan blijven wonen. Door deze onzekerheid en het ontbreken van structuur in zijn werk dreigt Evert weer op straat terecht te komen. 26
Overal waar ik sliep, liet ik mijn slaapplek netjes achter Ryan (60) woont in een hostel. Zijn leven draait nog steeds om drugs, maar hij is een zuinige gebruiker geworden. Hij vult zijn dagen met boodschappen doen, vogeltjes voeren en kuieren door de buurt. Wat er in het verleden ook is gebeurd, hij heeft een schoon geweten. “Ik heb nooit van mijn medemens gestolen. Het is een groot verschil of je steelt van V&D of van de kerk.”
27
Op tienjarige leeftijd kwam Ryan vanuit Suriname naar Nederland. Een groot deel van zijn jeugd bracht hij door in een internaat. Dat was geen gelukkige tijd, evenmin als zijn huwelijk met een Pakistaanse. Dat heeft slechts vijf jaar geduurd. Ryan zal een jaar of dertig zijn geweest toen hij verslaafd raakte aan drugs en op straat terechtkwam. Hij heeft zo’n beetje alle opvangvoorzieningen van binnen gezien. Dankzij zijn improvisatietalent lukte het Ryan iedere keer weer om een nieuwe slaapplek te vinden: in portieken en trappenhuizen, op verlaten bootjes, in parkjes en lege gebouwen, in Hoog Catharijne. “Overal waar ik sliep, liet ik mijn slaapplek netjes achter”, vertelt hij trots. “Mensen mochten niet merken dat er iemand had geslapen. Anders gaan ze ‘t gelijk in de gaten houden. Zo deed ik het al die jaren.”
“Zorg dat je een huis krijgt zonder overburen”
Via Stadsgeldbeheer kreeg Ryan een postadres en werd zijn inkomen veiliggesteld. Op momenten dat hij het leven op straat niet meer aankon, zorgde hij dat hij werd opgepakt en een paar nachten in de cel kon doorbrengen. Zo kon hij even bijkomen. Verschillende keren vond hij een kamer of een eigen huisje om in te wonen, maar dat was vaak van korte duur. Het langst hield Ryan het vol in Hoograven. Na vijf jaar werd hij uit huis gezet. Hij weet wel waarom, zijn overburen hebben hem verlinkt. Zij klaagden over de mensen die hij in huis haalde, waaronder gebruikers en dealers. “Zorg ervoor dat je een huis krijgt zonder overburen”, adviseert Ryan.
Ryan is er stellig van overtuigd dat je mensen niet kunt veranderen. Daklozen vinden altijd een nieuwe plek om te slapen, al moeten ze de stad uit. “Mensen denken dat je met regels daklozen kunt veranderen, maar als de persoon niet wil, dan lukt dat niet.” Dit wil niet zeggen dat de hulpverlening moet stoppen. Integendeel. Zelf is Ryan na jaren dakloosheid door veldwerkers op het spoor gezet van hostel De Hoek. Hij had weinig keus. Op de dag van de opening werd hij met de taxi en een tientje op zak naar het hostel gebracht. Hij kon meteen blijven. Vanuit De Hoek kreeg Ryan samen met een andere bewoner een eigen flatje. Maar hij miste zijn privacy: “Die man waarmee ik woonde at couscous en ik rijst, dus dat ging niet samen.” Ryan kwam weer op straat te staan en verhuisde naar hostel Leidsche Maan van het Leger des Heils. Daar woont hij nu een jaar. Hij wordt nog steeds begeleid door Stadsgeldbeheer; dat is een voorwaarde om in het hostel te kunnen wonen. De meeste zaken handelt Ryan telefonisch af met zijn begeleider. Ruzie over zijn geld maakt hij niet meer en hij kan goed uitkomen met dertig euro zakgeld per week. Ryan weet zeker dat hij zijn financiële zaken zelf kan beheren, als hij weer zelfstandig woont.
28
Met zijn familieleden heeft Ryan geen contact, ook al weet hij waar ze wonen. Af en toe ziet hij nog oude bekenden uit het daklozencircuit. De meeste maatjes zijn in een hostel terechtgekomen of hebben een eigen woninkje. Maar door de jaren heen zijn ook veel vroegere lotgenoten overleden. Sommigen werden dood aangetroffen in een portiek, anderen bezweken in de nachtopvang.
Ryan brengt zijn dagen door in en rond het hostel, af en toe gaat hij naar de kerk. Een poosje geleden werkte hij nog voor Bureau Dagloon, maar daar is hij mee gestopt. Twee euro voor een uur papier prikken, dat vond hij veel te weinig. Ryan heeft regelmatig geprobeerd te stoppen met drugsgebruik. Zijn pogingen waren weinig succesvol, maar het is hem wel gelukt om zijn gebruik onder controle te krijgen. Alleen op momenten dat hij geïrriteerd of gefrustreerd is, gebruikt hij cocaïne, vanaf folie. Dat komt ongeveer één keer in de “Ik kan net zo twee weken voor. Een bolletje kost een tientje en daar kan hij een paar uur mee doen. Naast cocaïne gebruikt Ryan 50 goed in het milligram methadon, op recept. In het hostel leren ze Ryan om zelfstandig te wonen. Onnodig vindt hij dat, want hij kan uitstekend voor zichzelf koken. Hij ergert zich aan het gedrag van zijn medebewoners, aan de regeltjes en de camera’s. “Ik kan net zo goed in het Pieter Baan Centrum gaan wonen.” Ryan wil zo snel mogelijk weg. Het liefst verhuist hij naar een 55+ woning ergens in Den Haag, waar hij lange tijd heeft gewoond. Misschien vindt hij een leuke vriendin en krijgt hij nog een kindje. Of hij vertrekt naar Suriname, om nooit meer terug te komen. Ryan haalt zijn schouders op, hij heeft nog tijd zat om hierover na te denken. Hoe is het met zijn gezondheid? “Ik ben er nog, zo zie je maar weer”, antwoordt hij opgewekt. Hij is er zeker van dat hij wel zeventig, tachtig jaar oud zal worden. Jaarlijks laat hij zich medisch onderzoeken. Na dertig jaar drugsgebruik voelt hij zich nog kerngezond, op een “kleinigheidje” na. Kortgeleden is een liesbreuk geconstateerd, waar hij liever niets aan wil laten doen: “Ik wil niet geopereerd worden, ik houd niet zo van naalden.”
Pieter Baan Centrum gaan wonen”
Ruim een jaar na het interview is er
nog weinig veranderd in de situatie van Ryan. Hij is redelijk gezond en woont nog steeds in het hostel, een eigen huisje is nog geen optie. Wegens bezuinigingen, zal de begeleiding van Stadsgeldbeheer binnenkort worden beëindigd. Ryan wordt dan overgedragen aan bewindvoering (mentorschap). Voor Ryan een goed alternatief, gezien zijn verslaving is continuïteit in de begeleiding van belang. 29
Van werken is nog nooit iemand doodgegaan
Ron was nog een jonge jongen toen hij voor het eerst op straat belandde. “Thuis ging het niet zo best”, vertelt hij. Hij was de oudste van de kinderrij . Als puber vertrok hij naar het huis van vriendjes om zijn ouderlijk huis te ontvluchten. Als hij te laat thuiskwam, zat de voordeur op slot. Dan sloop hij via de achterdeur naar binnen, of hij klom via een ladder naar zijn slaapkamerraam. Op een dag zat de achterdeur op slot en was de ladder verdwenen. Van lieverlee trok Ron naar Hoog Catharijne. Daar begon zijn lange zwerftocht langs tijdelijke adressen. Hij overnachtte in pensions en in de nachtopvang, logeerde bij bekenden en sliep nachten buiten. Meestal hield hij het niet lang uit als hij ergens onderdak kreeg: vertrekken met ruzie is een rode draad in zijn leven. “Ik ben niet op mijn bekkie gevallen”, zegt hij. “Ik zeg waar het op staat, daar houden ze niet van.” Al heeft Ron nu een woning, hij is nog steeds on the move. “Ik ben altijd bezig. Als ik thuis zit, komen de muren op me af.” Hij heeft zo zijn kennissen in de stad waar hij langs gaat: hier een praatje maken, daar een bakkie doen. En hij klust wat bij. Op zaterdag helpt hij de bloemenverkoper op de markt om een paar tientjes bij te verdienen. Soms wast hij de ramen van winkels of hij gaat klussen bij kennissen. Af en toe wast hij af bij de Chinees. Anderhalf uur borden wassen levert dertig euro op. Ooit leerde hij voor elektromonteur. Door zijn kleurenblindheid moest hij stoppen met de opleiding, hij kon de kleuren van de elektriciteitsdraden niet van elkaar onderscheiden. Maar hij is verrekte handig, al zegt hij het zelf. Hij legt laminaat, schildert en kan loodgieten. Hij mag graag de handen uit de mouwen steken, dat was al zo toen hij nog in de nachtopvang sliep. Daar had hij altijd een emmer, spons en zeem in zijn bagageopslag staan, voor het geval hij weer iets kon bijverdienen als glazenwasser. “Van werken is nog nooit iemand doodgegaan.” Bovendien kan hij het geld goed gebruiken. Ron heeft 150 euro per maand te besteden. “Ik zit in de schuldsanering, dat is te weinig om van rond te komen.” Hij heeft altijd schulden gehad. Wel altijd buiten zijn schuld om, benadrukt hij: “Ze maken fouten. Dan stoppen ze opeens je uitkering. Het is kutzooi met die sociale dienst.” Ook de boetes die hij kreeg op straat, in de tijd dat hij dealde, waren volgens Ron onverdiend. “De politie had de pik op mij, die zochten net zolang totdat ze me ergens op konden pakken.” Drugsgebruik hoorde bij zijn wilde leven: “Ik ging naar coffeeshops en naar houseparty’s, een snuifje cocaïne erbij. Maar ik heb het altijd in de hand kunnen houden.” Hij ging alleen naar de gebruikersruimte omdat hij dakloos was en daar droog en warm binnen kon zitten, zegt Ron. “Ik hoorde daar helemaal niet, ik was geen gebruiker.”
Ron (54) is een geboren en getogen Utrechter. Hoe lang hij dakloos is geweest? Meer dan twintig jaar. Misschien wel dertig, Ron weet het niet meer precies. Zolang hij zich kan herinneren bestaat zijn leven al uit episodes van dakloosheid. Tweeënhalf jaar geleden kreeg hij voor het eerst een eigen woning, via Housing First. Een thuis wil het nog niet worden.
30
Ron zegt dat hij gezond en fit genoeg is om bij te klussen. Maar zijn lijf heeft wel wat te verduren gehad. Hij is twee keer in het ziekenhuis beland na een vechtpartij: “in mekaar geslagen in Amsterdam, ik was bijna dood.” Hij is onder controle van een specialist. Er is een plekje gevonden op zijn longen, dat wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Eigenlijk zou hij
31
moeten stoppen met roken, maar dat valt niet mee voor een kettingroker. Wanneer hij lang stil zit, krijgt hij opgezwollen benen. “Ik zou ook moeten afvallen, ik ben te zwaar.” Maar je gewicht in de gaten houden is lastig als je niet zelf kookt. “Ik gebruik mijn keuken nooit. Ik krijg altijd wel ergens iets te eten.” Ron heeft geen kinderen. “Als je niet stabiel in het leven staat, moet je geen relatie aangaan.” Vroeger had hij honden. Rond 1990 bezocht hij de nachtopvang in het gezelschap van een hond: een hoogzwangere kruising tussen een pitbull en een bouvier. Op een nacht baarde de hond in de hoek van de nachtopvang een nest jonge puppy’s. Tot grote hilariteit van de andere bezoekers en tot schrik van de nachtwakers. Al improviserend werd de hond met haar puppy’s een paar dagen opgevangen in de nachtopvang. Maar toen de pups groter werden en rond begonnen te rennen, met de grommende waakse moeder in de buurt, werd de situatie onhoudbaar. Ron mocht de nachtopvang niet meer in met zijn honden. Hij moest de moeder en haar pups naar het dierenasiel brengen. Sindsdien heeft hij geen huisdier meer. “Een hond is te duur. Misschien neem ik een kat.”
“Ik gebruik mijn keuken nooit. Ik krijg altijd wel ergens iets te eten”
De scootmobiel staat werkeloos in de berging
Een jaar na het interview woont
Ron nog steeds in een woning van Housing First. Zijn situatie is weinig veranderd. Recentelijk heeft Ron een ongeluk gehad met zijn scooter waarvan hij herstellende is.
32
Gastvrij ontvangt Vera (66) haar bezoek in haar knusse tweekamerflat. Ze zit graag in de slaapkamer die ze als tweede woonkamer heeft ingericht. Deze kamer met balkon heeft het mooiste uitzicht. Vera was dolblij toen ze dertien jaar geleden een eigen woning kreeg. De drank heeft ze overwonnen, maar de laatste jaren durft ze de straat niet meer op.
33
Zo’n twintig jaar geleden was Vera een stevige drinker. Door haar overmatig alcoholgebruik raakte ze dakloos. De situatie liep uit de hand toen Vera door een gewelddadige ruzie met haar ex-man korte tijd in de gevangenis terechtkwam. Daar kwam nog eens bij dat ze betrokken raakte bij een ernstig ongeluk. Ze reed haar auto total loss, omdat ze dronken achter het stuur zat. In nood kon ze bij haar dochter terecht, maar dat bleek geen blijvende oplossing. Uiteindelijk belandde Vera op straat. In 1996 zocht ze haar toevlucht bij de dagopvang en kwam ze in contact met Release. In dezelfde periode startte de Tussenvoorziening een nieuwe voorziening voor begeleid wonen. Vera was één van de eerste bewoners die hier terecht kon.
Vera is goed van vertrouwen en haalt makkelijk mensen in huis
Bij de Tussenvoorziening stortte Vera zich op het huishoudelijk werk. Ze besteedde veel tijd aan het gezellig maken van haar kamer. Maar ze vond het moeilijk om zich aan te passen en voelde zich vaak alleen. Dan trok ze zich terug op haar kamer of verdween een tijdje spoorloos. Van de drank afblijven was het moeilijkste. Zelfs het ontwenningsmiddel Refusal hield haar niet tegen. Soms dronk ze zo veel dat ze buiten bewustzijn raakte en haar maag moest worden leeggepompt. Om haar eenzaamheid te verdrijven werkte Vera als vrijwilligster bij Emmaus en een blauwe maandag bij de NoiZ. Ook had ze lange tijd een maatje via de Tussenvoorziening. Dit contact is inmiddels gestopt. Jammer, vindt Vera. Met haar maatje kwam ze geregeld buiten, ze liepen dan samen langs het “ouwe grachie”.
Er is veel wilskracht nodig geweest om haar leven weer op de rails te krijgen. Uiteindelijk is het Vera gelukt om de drank te overwinnen, maar ze leeft een wankel bestaan. Goed van vertrouwen, haalt ze makkelijk mensen in huis. Enkele jaren geleden trok een vriend, die ze nog kent uit het daklozencircuit, bij haar in. Het liep uit de hand toen hij haar onder druk ging zetten. Prompt raakte Vera in de schulden en dreigde haar uitkering te verliezen. Dankzij de begeleiding van Stadsgeldbeheer is Vera’s inkomen gegarandeerd en heeft ze haar schulden kunnen afbetalen. Het contact met haar vriend is hersteld en hij komt regelmatig op bezoek. Hij is haar hulp en toeverlaat en helpt bij de dagelijkse beslommeringen. Zolang ze hem niet in huis haalt, gaat het goed.
34
De laatste jaren drinkt en rookt Vera niet meer. Ze is flink aangekomen, voelt zich eenzaam en heeft een slechte gezondheid. Ze voelt zich ongelukkig en durft de straat niet meer op. Toen Vera nog goed ter been was en naar buiten durfde, was ze regelmatig te vinden bij Bakker Bart of Charlie Chui in winkelcentrum Overvecht. Daar dronk ze een kop koffie en maakte ze een praatje met voorbijgangers. Nu staat haar scootmobiel werkeloos in de berging. Op de vraag hoe het er over tien Ze wil jaar voorstaat, antwoordt ze stellig “Dan leef ik niet meer.” De geschiedenis lijkt zich te herhalen. Sinds kort is zoon Alex bij Vera ingetrokken, hij slaapt in de woonkamer op de bank. Alex is na twaalf jaar samenwonen op straat terechtgekomen. Hij kan geen onderdak vinden, heeft dringend hulp nodig en is aangemeld bij Abrona en MEE. Vera kan de opvang van haar zoon eigenlijk niet aan, zijn licht verstandelijke beperking en drankgebruik zijn te belastend voor haar. Ze wil graag voor haar zoon klaar staan. Maar ze is bang dat ze opnieuw in de problemen raakt en gekort gaat worden op haar uitkering.
graag voor haar zoon klaar staan
Enkele weken na het interview is de
situatie thuis geëscaleerd. Alex heeft de bankpassen van Vera gestolen en Vera is in het ziekenhuis opgenomen met een te hoge bloeddruk. Hulpverlening is met spoed in gang gezet. Na een jaar gaat het nog steeds niet goed met Vera. Zij wordt regelmatig opgenomen in het ziekenhuis. Haar vriend maakt zich ernstig zorgen.
35
Slotbeschouwing In de afgelopen twintig jaar hebben de meeste geïnterviewden hun leven weer enigszins op orde gekregen. Maar het blijft een wankel evenwicht dat weer gemakkelijk verstoord kan raken. Een netwerk van “steunen en stutten” om hen heen is noodzakelijk, om stabiliteit te bewaren en snel te signaleren wanneer terugval dreigt.
Eenzaamheid ligt op de loer
De meeste geïnterviewden zijn alleenstaand. Opvallend is dat zij weinig vrienden hebben en weinig nieuwe contacten hebben opgebouwd. Anton lijkt hierop een uitzondering, hij woont samen met zijn vriendin en dankzij haar heeft hij zijn sociale netwerk uitgebreid: “Met haar heb ik ook haar hele familie erbij.” De geïnterviewden geven aan dat ze mensen met problemen uit de weg gaan: die trekken hen naar beneden. Dat geldt met name voor “oude maten van de straat”. Evert verwoordt dit kernachtig: “Vrienden zijn mensen met problemen.” De geïnterviewden zijn dan ook terughoudend in privécontact met Contacten met lotgenoten. Dat beschouwen ze als risicovol. Of, zoals Evert zegt: “Ik heb veel opgebouwd, maar kan het zo weer verliezen. bloedverwanten Uiteindelijk weten mensen waar je woont en kloppen ze bij je aan. Dan trekken ze je mee naar beneden.” geven een Uit de interviews komt naar voren dat de meeste geïnterviewden (hernieuwd) contact hebben met familieleden: met ouders, stevige sociale broers en zussen en kinderen en soms ook kleinkinderen. Deze contacten zijn belangrijk voor hen. Zo heeft Mieke veel steun inbedding en aan haar zus en is John een enthousiaste vader en grootvader. Anton is na een lange tijd de confrontatie aangegaan: hij ging met bieden structuur zijn familieleden in gesprek om “oud zeer” uit te praten zodat ze weer met “een schone lei” konden beginnen. Contacten met bloedverwanten geven een stevige sociale inbedding en bieden structuur. Ze zijn ook een bron van praktische en mentale steun. Drie geïnterviewden hebben geen contact met hun familie. Evert en Ron zijn – na een onfortuinlijke jeugd – op jonge leeftijd het huis uit gegaan. Sindsdien zien ze hun familie niet meer. Net als Gerrit die na het overlijden van zijn vader in kindertehuizen woonde en het contact met zijn familie verbrak.
Voldoende vangnet?
36
De geïnterviewden hebben afgelopen decennia vaak met tientallen professionals te maken gehad: schuldhulpverleners, woonbegeleiders, trajectcoördinatoren, reclasseringsmedewerkers, coaches. Uit de interviews ontstaat de indruk dat deze professionals “door het leven van de geïnterviewde heen wandelen”. Hoewel de geïnterviewden voorbeelden geven van hulpverleners die hen een zetje in de goede richting gaven, tonen zij weinig vertrouwen in de hulpverlening. Verschillende geïnterviewden geven aan dat de invloed van de hulpverlening beperkt is gebleven. Leo is hier zeer stellig over, vanuit zijn perspectief is de opvang een fuik en spant de hulpverlening samen. In de ogen van Evert neemt het personeel van opvangvoorzieningen het uitzichtloze gevoel van daklozen over: “Ze denken: ‘We kunnen toch niets meer voor ze doen, laat ze maar.’”
Toch hebben de meesten nog contact met sociaal werkers. Vaak krijgen zij een (lichte) vorm van begeleiding op meerdere levensgebieden, waaronder budgetbeheer en schuldsanering. Ook hebben zij te maken met uiteenlopende instanties, zoals woningcorporaties, uitkeringsinstanties, de belastingdienst en zorgverzekeraars. Vaak verlopen deze contacten moeizaam; geregeld komen geïnterviewden in conflict met bureaucratische instanties. Dit kwam bijvoorbeeld naar voren in het interview met Vera. Ze nam haar volwassen zoon tijdelijk in huis toen hij dreigde te ontsporen. Vera was bang dat ze door de uitkerende instantie als samenwonend werd aangemerkt, waardoor ze gekort zou worden op haar uitkering. Oplopende conflicten met instanties kunnen het wankele evenwicht dat de geïnterviewden trachten te bewaren, gemakkelijk verstoren. Met het risico van terugval naar de straat. Opvallend is dat een aantal geïnterviewden nog steeds (privé)contact onderhoudt met mensen die zij leerden kennen als medewerker of vrijwilliger bij de daklozenorganisatie waar zij in het verleden verbleven. Deze contacten worden bijzonder gewaardeerd. Ze vormen voor de geïnterviewden een netwerk van goede bekenden. Soms zijn er vriendschappen uit voortgekomen.
Meer dan een dak boven het hoofd
Drie geïnterviewden wonen in een beschermde woonvorm (hostel, GGZ-instelling of verzorgingshuis). De overigen wonen in een zelfstandige woning (appartement of portiekwoning) en huren van een woningcorporatie. De geïnterviewden die over een huurwoning beschikken, zijn zeer ingenomen met hun woonruimte. Hun woningen zijn sober maar gerieflijk ingericht en zien er proper uit. Met trots lieten deze geïnterviewden hun huis zien. Het betekent voor hen meer dan een dak boven het hoofd. Toch blijkt het wonen niet zonder problemen. Enkelen gaven te kennen dat ze (nog steeds) moeite hebben met het geregelde leven tussen vier muren. Zo vertelde Mieke dat het straatleven nog steeds trekt. Ze heeft regelmatig het verlangen om naar buiten te gaan en er weer op uit te trekken. Ook Gerrit denkt met weemoed terug aan zijn leven als dakloze en de periode waarin hij op de bonnefooi naar Spanje vertrok of hele dagen op straat was om daklozenkrantjes te verkopen. Daarnaast komt naar voren dat een aantal geïnterviewden (sluimerende) conflicten heeft met buren of met de woningcorporatie. Bij verdere escalatie zouden deze conflicten tot (dreigende) huisuitzetting kunnen leiden. Opvallend is ook dat de geïnterviewden weinig binding hebben met hun straat of wijk. Hun “thuisgevoel” en actieradius beperken zich doorgaans tot de eigen woning. Ze zijn niet gericht op hun wijk of buurt. Ze maken gebruik van instanties, diensten en ontmoetingsplaatsen op uiteenlopende locaties, verspreid over de stad. Dit suggereert dat een sociaal netwerk in de wijk voor hen niet vanzelfsprekend is.
Langdurig minimum
Alle geïnterviewden hebben te maken gehad met schulden en/of financiële begeleiding (vrijwillig of vanuit een verblijfsetting). Zeven van de tien geïnterviewden krijgen nog steeds financiële begeleiding, vier geïnterviewden leven van zak- en kleedgeld. Dankzij schuldhulpverlening (bijvoorbeeld van Stadsgeldbeheer of Release) hebben ze hun schulden
37
Slotbeschouwing kunnen afbetalen en kunnen zij sparen. Vaak was een vorm van financiële begeleiding of schuldhulpverlening een voorwaarde voor het verkrijgen van een postadres, opvang of een eigen woning. Drie geïnterviewden beheren zelf hun financiën. Zij hebben geleerd hun eigen zaken te regelen, bijvoorbeeld via internetbankieren.
leverklachten opgenomen in het ziekenhuis. Twee geïnterviewden zijn slecht ter been en maken gebruik van een scootmobiel. Eén van hen is een half jaar na het interview overleden. Voor allen geldt dat het door hun kwetsbare gezondheid extra inspanning kost om te werken of deel te nemen aan activiteiten.
Sommigen vinden dat externe factoren de oorzaak zijn van hun financiële problemen. Leo is bijvoorbeeld van mening dat hij buiten zijn toedoen te veel huurtoeslag heeft ontvangen en onterecht een schadeclaim van zijn buurman op z’n dak heeft gekregen. Ook geven enkele geïnterviewden aan dat zij zich onzeker voelen als ze hun financiële zaken zelfstandig moeten regelen; ze vinden financiële begeleiding wel makkelijk. Velen zien geldbeheer als veiligheidsklep die hen behoedt voor nieuwe schulden. De financiële begeleiding biedt houvast en een stabiele basis. Zo vertelt Vera dat Stadsgeldbeheer haar heeft geholpen met het afbetalen van haar schulden toen een vriend haar onder druk zette. Vera is ook blij dat Stadsgeldbeheer haar helpt met het regelen van haar financiële zaken, nadat haar zoon bij haar is ingetrokken. Zo wordt voorkomen dat ze haar uitkering verliest. Omdat het jaren heeft geduurd om uit de schulden te komen en de geïnterviewden vaak structureel moeten rondkomen van een minimuminkomen, zijn zij huiverig voor het verlies van hun werk en/of inkomen. Nieuwe schulden maken de kans op dakloosheid immers groter. Het is daarom begrijpelijk dat de geïnterviewden vast willen houden aan een vorm van financiële begeleiding. Voor de geïnterviewden die nog financiële begeleiding hebben, is de begeleiding niet meer zo intensief als voorheen. Vaak is het voldoende als ze telefonisch kunnen overleggen met hun begeleider en wekelijks leefgeld op hun pinpas ontvangen.
Meedoen met mate
Het straatleven eist zijn tol
38
Alle geïnterviewden hebben te maken (gehad) met alcohol- en drugsgebruik, al dan niet in combinatie met psychiatrische problemen. Het heeft hen veel kracht gekost om hun middelengebruik te overwinnen en/of om te gaan met hun psychiatrische stoornis. Toch hebben ze op één of andere manier een zeker evenwicht gevonden. Sommigen zijn volledig met drugs of alcohol gestopt, anderen hebben op eigen kracht hun gebruik weten te beperken of worden hierbij begeleid. Anton vertelt dat hij met hulp van een methadonprogramma is afgekickt. Het heeft hem veel gesprekken en moeilijke momenten gekost om van de drugs af te komen “Je moet weer leren om eerlijk te zijn tegen jezelf en tegen anderen”, aldus Anton. Misschien is dat wel het moeilijkste. Door het harde dakloze bestaan en het gebruik van middelen en/of medicijnen, is de lichamelijke conditie van de geïnterviewden kwetsbaar. Het leven heeft zijn sporen achtergelaten en ze hebben talloze lichamelijke klachten. Verschillende geïnterviewden kennen dakloze maatjes of vrienden die op (relatief) jonge leeftijd zijn overleden. De geïnterviewden hebben problemen met hun maag, longen, hart, nieren of lever. Zij hebben last van hun voeten, een slecht gebit, overgewicht, gewrichtspijn, concentratieproblemen of een hoge bloeddruk. Evert vertelt dat hij chronische voetklachten heeft overgehouden aan het leven op straat. Regelmatige ziekenhuisopnamen zijn geen uitzondering. Gerrit kwam met een gebroken heup in ziekenboeg Meerzorg van het Leger des Heils en John werd met ernstige
Alle geïnterviewden geven aan op één of andere manier mee te willen doen en van betekenis te willen zijn voor hun omgeving. Maar niet iedereen is in staat om hier zelf een vorm voor te vinden, vaak hebben ze daar anderen bij nodig. Ze haken af bij tegenslagen of zoeken de oorzaken voor obstakels buiten zichzelf. Hun participatie bestaat vaak uit kleine maar waardevolle activiteiten. Zo doet Leo boodschappen met zijn moeder en geeft John muziekworkshops. Ron is graag bezig en klust her en der bij. Anderhalf uur borden wassen bij de Chinees levert hem dertig euro op. Drie geïnterviewden zijn doorgestroomd naar “Uiteindelijk een (betaalde) baan. Voor één van hen is het niet gelukt om zijn baan te behouden. Niet meer afhankelijk zijn van een blijf je een uitkering, zelfstandigheid en zelfbeschikking zijn voor de geïnterviewden op z’n minst zo belangrijk als het inkomen. ex-junk en De geïnterviewden geven aan dat zij vrezen voor stigmatisering. Ze zien dit als een belemmering voor het word je niet vinden en behouden van werk. Regelmatig vertellen geïnterviewden dat ze gezien worden als ex-verslaafde voor vol en moeilijk van dat etiket afkomen. Leo heeft gewerkt als activiteitenbegeleider maar kon niet aarden. Hij denkt dat hij aangezien” zijn baan is kwijtgeraakt door zijn verslavingsverleden. “Ik ben altijd een ‘ex-verslaafde’ gebleven. Een vaste baan zie ik niet meer voor mij. Het is al een hele klus om een sociaal leven op te bouwen”, aldus Leo. Rick vertelt zijn collega’s niets over zijn verleden en houdt privé en werk strikt gescheiden: “Uiteindelijk blijf je een ex-junk en word je niet voor vol aangezien.”
Perspectief zien
De meeste geïnterviewden zijn positief over hun toekomst en waarderen de levensstandaard die ze hebben bereikt, ook al is die sober. Ze stellen realistische doelen. Ze ambiëren een rustig leven en zijn bang om de opgebouwde stabiliteit te verliezen. Zo realiseert Ryan zich dat hij geluk heeft gehad als hij zegt: “Ik ben er nog.” Het had - met zijn levensstijl - ook anders kunnen aflopen. Hij wil zeventig of tachtig worden. Ricks ambitie is beter te gaan wonen, misschien wel buiten de stad. Ook wil hij zijn rijbewijs halen. Evert formuleert zijn doel voor de toekomst basaal: hij wil niet meer aan de verkeerde kant van de streep belanden. Het stichten van een gezin is voor enkele geïnterviewden een issue. Gerrit betreurt dat dit er nooit van is gekomen. Anton is gelukkig met zijn vriendin waarmee hij sinds enige tijd samenwoont. Maar hij vindt het jammer dat hij nooit vader is geworden. 39
Slotbeschouwing
Tips voor verder lezen Tips voor verder lezen
Wankel bestaan
Doorn, L. van. Een tijd op straat. Een volgstudie naar (ex-) daklozen in Utrecht (1993-2000). (Academisch proefschrift) NIZW: Utrecht, 2002.
De portretten van de geïnterviewden illustreren het proces dat daklozen doormaken nadat zij hun toevlucht hebben gezocht tot de maatschappelijke opvang. De geïnterviewden wonen na twintig jaar weer zelfstandig of hebben een stabiele, structurele plek gevonden in een woonvoorziening. Aan de inrichting van hun woning is te zien dat zij hier veel werk van maken en trots zijn op wat zij hebben opgebouwd. Voor de meeste geïnterviewden geldt dat de steun van een sociaal netwerk beperkt is. Zij hebben behoefte aan professionele hulp die een vinger aan de pols kan houden. Oftewel ondersteuning in de vorm van een achterwacht op momenten dat terugval dreigt. De ex-daklozen die zelfstandig wonen zullen in de toekomst in hun eigen netwerk en in de wijk waar zij wonen ondersteuning moeten zoeken. In eerste instantie zijn de buurtteams dè plek waar zij terecht kunnen Gezondheidszorg voor ondersteuning. Hoe graag we het ook willen, niet iedereen is in staat om een hulpvraag te stellen en het eigen netwerk in en financiële te schakelen. Veel geïnterviewden zoeken de oorzaak van hun problemen buiten zichzelf en overzien niet welke invloed zij zelf begeleiding (kunnen) hebben. Bovendien hebben ze vaak te maken met verbroken of kwetsbare relaties. Vertrouwen in de omgeving vragen extra is voor hen niet vanzelfsprekend en ze zijn terughoudend in het leggen van nieuwe contacten. Zij hebben immers veel te aandacht verliezen. Angst voor schulden en een labiele financiële situatie zijn terugkerende knelpunten. De geïnterviewden hebben een minimuminkomen en weten hoe het is om met schulden te leven. Hun schrikbeeld is dat zij nieuwe schulden maken en weer dakloos raken. Hoewel zij hun eigen zaken willen en kunnen behartigen, is een vangnet onontbeerlijk. Een risico op terugval ontstaat wanneer mensen die buiten Utrecht (gaan) wonen geen begeleiding meer krijgen en worden doorverwezen naar de gemeente waar zij wonen. Voor de buurtteams wordt het een uitdaging om aan te sluiten bij de achtergronden en vragen van ex daklozen. Het is belangrijk dat de buurtteams oog hebben voor de wijze waarop voormalige daklozen binnen hun mogelijkheden zelfredzaam kunnen worden en blijven. Gezondheidszorg en financiële begeleiding vragen daarbij extra aandacht. Ook is het belangrijk om in het contact met ex daklozen oog te houden voor de weerstanden tegen hulpverlening. Bovendien zullen niet alle ex daklozen ondersteuning willen zoeken bij het buurtteam. Sommigen blijven liever anoniem, stellen geen vragen of zoeken hulp buiten de wijk. Wanneer het ideaalbeeld van “de eigen buurt” als maatstaf wordt genomen, lopen ex daklozen de kans om buiten de boot te vallen. Naar onze mening kunnen de nieuwe buurtteams houvast bieden wanneer zij hier soepel mee omgaan en open staan voor de valkuilen en belemmeringen waar ex-daklozen mee te maken hebben. Wanneer zij hierin slagen, zal wat met moeite is opgebouwd behouden blijven.
40
Tuynman, M. en M. Planije, Het kán dus! Een doorbraak in het Nederlandse dakloosheidsbeleid. Evaluatie Plan van Aanpak maatschappelijke opvang in de vier grote steden, 2006-2014. Utrecht: Trimbos-instituut, 2014. Scheppingen, M. van, S. Lap, S. Appelman, S. Hautvast, T. van Oosten, W, Lammerink (red.). De straat is geen thuis. Canon van de Tussenvoorziening. De Tussenvoorziening 20 jaar. Jubileumuitgave, De Tussenvoorziening: Utrecht, 2013. Canon Maatschappelijke Opvang: www.canonsociaalwerk.eu Straaten, B. van, J. van der Laan, G. Rodenburg, S. Boersma, J. Wolf, D. van de Mheen. Dakloze mensen in de vier grote steden: veranderingen in leefsituatie, zorggebruik en kwaliteit van leven. Resultaten uit de derde meting van Coda-G4: 1,5 jaar na instroom in de maatschappelijke opvang. IVO en Impuls, Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg Radboudumc, 2014. Lans, J.van der, Een wijkgerichte aanpak: Het Fundament, Een beschouwing opgesteld in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Amsterdam, 2014
41
Begrippenlijst Abrona Abrona biedt vormen van dagopvang, wonen, begeleiding, behandeling en werk voor mensen met een verstandelijke beperking.
Bureau Dagloon Sinds 2014 maakt Bureau Dagloon deel uit van het Wijkbedrijf Utrecht. Bureau Dagloon is een uitzendbureau voor mensen met een verslaving en/of psychiatrische problematiek.
Catharijnehuis Het Catharijnehuis is een inloop en dagopvang voor dak- en thuislozen. Catharijnehuis maakt deel uit van de Stichting Dagopvang Utrecht en leidt mensen toe naar vormen van hulpverlening.
Centrum Maliebaan Centrum Maliebaan heet sinds 2013 Victas. Deze organisatie biedt
hulpverlening aan mensen met problemen op het gebied van verslaving (alcohol, medicijnen, gokken en drugs).
Emmaus Emmaus vangt mensen op die in een probleemsituatie verkeren,
waaronder dak- en thuislozen. Emmaus zamelt tweedehands spullen in, die in de verschillende kringloopwinkels worden verkocht.
De Stadsbrug De Stadsbrug is een bedrijfsverzamelgebouw in Utrecht. Het doel is vormen van werk en dienstverlening voor en door kwetsbare doelgroepen te organiseren en te ondersteunen.
De Tunnel De Tunnel is de naam van de expeditie-gang onder winkelcentrum Hoog
Catharijne. Hier verbleven in de jaren negentig veel verslaafde dak- en thuislozen onder erbarmelijke omstandigheden. In 2000 werd de Tunnel gesloten.
Detox Detox is een professioneel ontgiftingsprogramma ook wel afkicken
genoemd, met als doel te stoppen met alcohol- en/of middelengebruik.
GGZ De Geestelijke Gezondheidszorg houdt zich bezig met het voorkomen
en behandelen van psychische aandoeningen. De GGZ richt zich ook op mensen die ernstig verward en/of verslaafd zijn.
Hostel Een hostel biedt 24-uurs opvang en zorg voor mensen die chronisch
verslaafd zijn aan alcohol of hard drugs. In een hostel krijgen bewoners een eigen kamer en worden ze begeleid. Utrecht telt 6 hostels.
42
Housing First Housing First biedt een vorm van begeleid wonen waarbij daklozen direct een woning krijgen aangeboden. Als voorwaarde wordt gesteld dat de bewoner begeleiding accepteert, op tijd de huur betaalt en geen overlast veroorzaakt.
Huis Vaartserijn Huis Vaartserijn is in 2013 gefuseerd met Lister (voorheen SBWU).
Huis Vaartserijn is een nachtopvang en 24-uursopvang voor dakloze volwassenen. Lister biedt begeleiding en huisvesting aan mensen met psychiatrische en/of verslavingsproblemen.
Imagoproject Het Imagoproject is een voorlichtingsproject dat bijdraagt aan een
positieve beeldvorming van dak- en thuislozen. De voorlichters zijn (voormalig) dak- en thuislozen. Het Imagoproject maakt deel uit van Stichting De Tussenvoorziening.
JAC Het Jongeren Advies Centrum bood in de jaren zeventig alternatieve en laagdrempelige hulpverlening en voorlichting aan jongeren.
Leger des Heils Het Leger des Heils is een internationale en christelijke beweging. Het
Leger des Heils biedt verschillende activiteiten op het gebied van zorg en welzijn, waaronder maatschappelijke opvang.
MEE MEE is een ondersteuningsorganisatie voor mensen met een beperking en biedt kortdurende en gerichte ondersteuning zodat zij (weer) grip krijgen op hun leven en mee kunnen doen in de samenleving.
Meerzorg Meerzorg is een verpleeghuis en ’ziekenboeg’ voor dak- en thuislozen die
elders niet geholpen kunnen of willen worden vanwege een verslaving of zorgmijdend gedrag. Meerzorg is een voorziening van het Leger des Heils.
NoiZ De Nachtopvang in Zelfbeheer biedt dagelijks een slaapplaats aan daklozen en wordt voor een groot deel beheerd door mensen die zelf dakloos zijn geweest. De NoiZ maakt deel uit van Stichting De Tussenvoorziening.
Pieter Baan Het Pieter Baan Centrum (PBC) is een psychiatrische observatiekliniek in
Utrecht. In het PBC worden verdachten van ernstige delicten onderzocht door gedragsdeskundigen.
43
Begrippenlijst Reclassering De reclassering draagt bij aan een veilige samenleving door het
voorkomen van criminaliteit en het terugdringen van recidive. Het reclasseringswerk voert wettelijke taken uit, doet onderzoek en geeft voorlichting.
Release Stichting Release is in 2014 overgegaan naar Stichting Dagopvang Utrecht.
Release is een laagdrempelige inloop/huiskamer voor (jeugdige) verslaafde dak- en thuislozen. Bij release werken voornamelijk vrijwilligers.
Sleep Inn De Sleep Inn is een nachtopvang voor daklozen in Utrecht en maakt deel uit van Stichting De Tussenvoorziening.
Stadsgeldbeheer Stadsgeldbeheer biedt financiële begeleiding, advies en schuldhulpverlening aan (ex) dak- en thuislozen of mensen die dakloos dreigen te raken. Stadsgeldbeheer maakt onderdeel uit van Stichting De Tussenvoorziening
Straatnieuws Straatnieuws distribueert en verkoopt een daklozenkrant voor en door
daklozen in Utrecht. Straatnieuws brengt nieuws en achtergronden van de straat.
T-Team Het Thuislozen Team helpt zwerfjongeren tussen 12 en 25 jaar. De
begeleiding is intensief en gericht op huisvesting, scholing, financiën, werk en/of het sociaal netwerk. Het T-team heet tegenwoordig Back Up en maakt deel uit van Jes030.
Tussenbus De Tussenbus is in 1994 opgericht en was een mobiele opvang voor
buitenslapers. In de Tussenbus werd soep, dekens en ontbijt uitgedeeld. De Tussenbus was een project van Stichting De Tussenvoorziening en is in 2007 gesloten.
Tussenvoorziening De Tussenvoorziening is een organisatie voor maatschappelijke opvang.
De Tussenvoorziening biedt opvang, woon- en financiële begeleiding aan mensen die een kwetsbare situatie verkeren waaronder (ex) dak- en thuislozen.
Wegloophuis Het Wegloophuis biedt een inloop en tijdelijk onderdak aan iedereen die de reguliere psychiatrie wil ontvluchten.
Wegwijs Wegwijs biedt vormen van sociale activering voor mensen met een psychiatrische achtergrond en (ex) dak- en thuislozen. Wegwijs is onderdeel van Stichting De Tussenvoorziening.
44
Colofon Deze uitgave is een product van Stichting De Tussenvoorziening en de Hogeschool Utrecht. Vormgeving Joan Wamsteeker Tekstcorrectie Ditty Eimers Drukker Libertas, Utrecht Uitgave 2015 ISBN 9789089280886 45
Stichting De Tussenvoorziening www.tussenvoorziening.nl
Hogeschool Utrecht www.hu.nl