1 Geachte Gouverneur (Jan Briers), Ambassadeur van Nederland (Henne Schuwer), Burgemeester (Daniël Termont), schepenen van Gent (schepen Annelies Storms en schepen Mathias de Clercq), vice-rector van de Universiteit (Freddy Mortier), meneer de stadssecretaris (Paul Teerlinck) geachte secretaris OCMW (Luc Kupers) geachte adjunct-stadsecretaris (Denny van Campenhout) geachte consul-generaal van Nederland (Jan Bocken) consul van Nederland (Leen Verschragen) geachte CEO van het Havenbedrijf (Daan Schalck) dierbare Gentenaren en andere aanwezigen, Ik dank u hartelijk voor de uitnodiging hier vandaag te mogen spreken bij gelegenheid van de openingsavond van Gent kleurt Oranje. Ik wil met u een gedachte-experiment aangaan waarbij ik een beroep doe op uw fantasie en voorstellingsvermogen. Het is een leerzaam spel dat geliefd is bij historici. Bereid u voor op wat omkeringen. Ik begin opnieuw: Landgenoten, Het doet me buitengewoon veel plezier dat ik hier vandaag voor u mag spreken over het begin van onze prachtige natie. Wij, de Verenigde Republiek (het verenigd Nederland en België), vieren vandaag dat we sinds 200 jaar één land zijn. Natuurlijk, die vereniging is door diepe dalen gegaan. Ik hoef maar te herinneren aan het jaar 1830 toen de zuidelijke provincies zich wilden afscheiden en daar bijna in geslaagd waren. Ik hoef maar te herinneren aan het moeilijke jaar 1848, toen de corruptie van koning Willem II duidelijk werd, toen men besefte dat hij gechanteerd was, toen hij door zuidelijke en noordelijke landgenoten gedwongen werd afstand te doen van de troon zodat er een
2 Republiek gevormd kon worden. Noord en Zuid raakten toen ernstig verdeeld over wie de eerste president van de Verenigde Republiek zou zijn: de noordelijke, stroeve Rudolph Thorbecke of de joyeuze zuidelijke Walthère Frère-Orban, beide liberalen maar van een zeer verschillend snit – . De Gentenaar Hyppolyte Metdepenningen die vanwege zijn politieke kundigheid ook als president genoemd werd, weigerde echter zich kandidaat te stellen: hij bleef achter de koning staan. Thorbecke won toen, maar hij kreeg nooit de handen op elkaar in de Zuidelijke provincies, en hij zou vallen over de onderwijskwestie, omdat hij het aan de stok kreeg met de zuidelijke fraters. Ik hoef ook maar te verwijzen naar de problemen in de Eerste Wereldoorlog toen Duitsland een wig probeerde te drijven tussen de zuidelijke en de noordelijke provincies om met zijn leger onze grenzen te kunnen overschrijden op weg naar Frankrijk. Dat lukte hem niet en daardoor bleef onze Verenigde Republiek buiten de Eerste Wereldoorlog: En natuurlijk komt oud zeer nog af en toe boven. Toen de Muntschouwburg in Brussel verleden jaar besloot een nieuwe productie van La Muette de Portici op de planken te zetten, weigerde de Opera van Amsterdam samenwerking: het zou de Brusselse intendant volgens de Amsterdamse intendant alleen maar gaan om het oprakelen van een oude rel. Dat La Muette de Portici een onopvoerbare draak zonder enige muzikale kwaliteit was interesseerde de Brusselse directie niet, volgens de Amsterdammers. Ik zeg het nog eens: het had zoveel anders kunnen lopen. Het scheelde niet zoveel of we waren in 1830 twee gescheiden naties geworden: Nederland en Belgie. Beide naties zouden volhard hebben in hun eigen eigenaardigheden, terwijl ze nu in de loop der jaren naar elkaar toe gegroeid zijn. Ik benadruk hoe voordelig onze vereniging is. Want ondanks oneffenheden in het verleden kunnen we op een geweldige ontwikkeling terugkijken. Hoe we het ook wenden of keren: de Verenigde Republiek heeft zijn bestaansrecht bewezen. Wij zijn in Europa, na de grote landen Frankrijk, Duitsland en Engeland, het belangrijkste land uit de middengroep. We zijn het zesde land wat bruto nationaal product betreft, wij zijn leidend in politiek en cultureel opzicht. Waren wij in 1815 niet bij elkaar gevoegd, dan zouden wij nu twee kleine onbeduidende naties zijn geweest, even onbelangrijk op het
3 wereldtoneel als Finland, Denemarken of Portugal, twee landen die elkaar wellicht beconcurreerd hadden, misschien had Nederland neerbuigend naar zijn kleinere stiefbroer gekeken, België jaloers, en beide afgunstig als het ene land wat meer Europese subsidie toegekend had gekregen dan het ander. Ik nodig u uit eens te bedenken hoe het uitgepakt zou hebben als in 1830 het Verenigd Koninkrijk uiteengevallen was. Ik vraag wat van uw voorstellingsvermogen, maar probeer eens met mij mee te denken. Stel u voor dat de korte opstandjes in Brussel uitgegroeid zouden zijn tot forse rellen. Ik geef toe, het is nu moeilijk voor te stellen, maar er zijn voldoende voorbeelden van revoluties die begonnen als een klein brandje en uitgroeiden tot een verzengend vuur. U weet hoe het ging: in de Brusselse opera begonnen wat bezoekers te schreeuwen na een nationalistische aria, kreten als ‘weg met de Hollanders’klonken, een stel operabezoekers van de laagste rangen trok zingend en joelend de stad in, kroegbezoekers en paupers sloten zich bij hen aan, bij krantengebouwen vlogen stenen door de ruiten, huizen van regeringsgezinden werden in brand gestoken. Stel u voor dat er toen niet voldoende militie op straat was, dat brandweerlieden in bed waren blijven liggen omdat de diensttijd voorbij was? Stel u voor dat de voornaamste oproerkraaiers niet meteen vastgezet waren, maar dat die de volgende dag verder konden gaan, dat ze ontevreden arbeiders erbij betrokken hadden, die fabrieken bestormden en machines vernielden? Stel dat koning Willem I niet meteen naar Brussel was gekomen, dat hij de rellen onderschat had, en pas na een paar dagen zijn zonen richting het zuiden stuurde, zonder een gerichte opdracht? Stel dat er zich enige onderwijzers, journalisten, advocaten of geestelijken bij het gepeupel aangesloten hadden en richting gegeven hadden aan de opstand? Stel dat die een burgerwacht ingesteld hadden om de ergste vernielingen tegen te gaan en vervolgens op het idee waren gekomen een onafhankelijke regering voor het zuiden te vormen? Stel dat de petitie die 3000 Gentenaren tekenden tégen de afscheiding geen gevolg zou hebben gehad? Stel dat de Gentenaar Hippolyte Metdepenningen geen enkele aansluiting had gevonden bij industriëlen toen hij poogde het land bij elkaar te houden? Koning Willem I zou zeker als de rellen uitgegroeid waren met harde hand zijn opgetreden en veldtochten en belegeringen uitgeschreven hebben, in Noord-Nederland zouden vrijwillige corpsen zich aangeboden hebben de Belgische muiters
4 een lesje te leren. Maar het is niet ondenkbaar dat de rellen, die eerst slechts uit honger en onvrede voortkwamen, een nationalistische onderbouwing zouden krijgen en er zich een voorlopig bewind zou vormen dat de smaak van een eigen natie begon te proeven en er snel aan verslaafd raakte. Hoe zou het dan verder gegaan zijn met de Zuidelijke Nederlanden? Zouden de “Belgen” een Republiek van zichzelf gemaakt hebben? Zij waren het niet gewend, zij hadden sinds de Spaanse overheersing alleen maar vorsten gekend – ze zouden dus opnieuw een vorst gewild hebben. Maar er was geen vorst. Wellicht zouden zij een van de Hollandse prinsen uitgenodigd hebben koning van België te worden – maar daar zou koning Willem I zeker een stokje voor gestoken hebben. Wellicht waren ze uitgeweken naar een of ander buitenland. Een Franse prins konden ze natuurlijk gratis krijgen, koning Karel X was daar net afgezet, maar de Revolutionairen zullen wel uitgekeken hebben om een verbond met Frankrijk te sluiten – annexatie lag dan voor de hand. In Duitsland stikte het van de loslopende prinsen, en daar zouden ze er vast wel een gevonden hebben die tegen een forse bonus als koning aan de slag wilde. Misschien zou die man nog meegevallen zijn ook, en zou België ook nu nog een koninkrijk zijn. Hoe zou het met de Noordelijke Nederlanden verder gegaan zijn? Zou Nederland een koninkrijk of een republiek zijn geworden? Hoewel Nederland enkele eeuwen een Republiek was geweest, werd dat republikeins verleden prompt vergeten toen de zoon van de oude stadhouder na de afzetting van Napoleon in november 1813 Nederland binnenkwam. Hij werd verwelkomd alsof hij altijd koning was geweest. Kritiek op zijn eigengereide optreden was er niet vanuit de Noordelijke provincies tussen 1813 en1830. Het leek alsof alles van hem door de vingers werd gezien: zijn eigengereid optreden, zijn buitenechtelijke kinderen, zijn gigantische uitgaven om de infrastructuur van het Verenigd Koninkrijk en de uitstraling van zijn koningschap te verbeteren. Het lijdt voor mij geen twijfel: dat oranjehuis was aan de macht gebleven in Nederland. Misschien was het de Oranjes in de loop der tijden ook wel gelukt zich wat aan te passen aan moderne tijden – misschien zou dat koningshuis zelfs zo populair zijn geworden dat er een nationale koningsdag kwam waarbij iedereen zich tooide met oranje joggingpakken en rood-wit-blauwe mutsen en uit zijn bol ging, zoals Nederlanders alleen kunnen als ze dat met zijn allen doen.
5
Dus vermoed ik dat beide landen nog een koningshuis zouden hebben, als de Verenigde Republiek zich niet doorgezet had, als we Nederland en België zouden heten. Die Duitse prins die België dan ingekocht zou hebben, had het natuurlijk zwaar gehad, die moest zijn identiteit als Belg nog bewijzen. Grote paleizen, musea als Griekse tempels, niets was te kostbaar voor hem. Hij moet wel stinkend jaloers zijn geweest op zijn Nederlandse collega, en misschien net als die een winstgevende kolonie willen hebben. Willem had Indië – hij zou misschien wel een of ander Afrikaans land dat nog niet bezet was aangeschaft hebben. Ik stelde dat de culturele verschillen tussen de Noordelijke en Zuidelijke delen van onze Republiek juist door de scheiding aangescherpt zouden zijn. Nederland zou zich namelijk nooit hebben kunnen ontworstelen aan zijn twee identiteiten: zijn positie als handelsnatie en zijn protestants verleden, een geestdodende combinatie. Het protestantisme doodt elke zwier in het leven, de belustheid op geld maakt mensen rechtlijnig en doelgericht. Handelen vergt wel compromissen: het Hollandse poldermodel is erop terug te voeren. Dat zou Nederland zijn gaan kenmerken. De protestantse levenshouding zou overeind blijven, ook in de 21e eeuw, ook na de massale geloofsafval in heel Europa. Men zou in het praktische Nederland de overtollige kerken afbreken, of er supermarkten in vestigen zodat ze nog enig nut hadden. Monumentenzorg zou niet serieus genomen worden: een hobby van geschiedenisgekken. Het rechtlijnige en doelgerichte zou het gehele openbare leven van Nederland bepalen. Er zouden spoorwegen aangelegd zijn door unieke natuurgebieden, op de begroting zou cultuur een restpost zijn, musea zouden vooral toeristen en dus geld moeten aantrekken. Praalgraven, uitbundige standbeelden, grootse paleizen, brede avenues of uitgebreide wandelparken zou men er niet aantreffen, integendeel: eenvormige kerkhoven met voor iedereen dezelfde grafsteen, geen standbeelden maar hooguit een gedenkplaatje, geen wandelparken maar fietspaden, geen paleizen maar vergrote burgermanswoningen. Hoe zou het onderwijs in een alleenstaand Nederland zich ontwikkeld hebben? Zou het systeem van eenvormigheid ertoe geleid hebben dat in de scholen de meester en de leerling gelijkgeschakeld werden en de leerling de meester met zijn voornaam aansprak en tutoyeerde? Zouden studenten alleen maar mogen studeren om zo snel mogelijk rendement
6 te kunnen opleveren? Zouden er veel klokkenluiders zijn omdat iedereen zich een moraalridder acht? Polderen zou een wezenskenmerk van Nederland zijn geworden. Conflicten worden er nooit tot op het bot uitgevochten maar uitgepraat. Daarom duren vergaderingen er zo lang: men gaat door tot er een compromis is. Hoe zou dat in het afgescheiden België zijn gegaan? Daar zou het katholieke geloof zeker ook in onze tijd nog overleefd hebben – en zijn invloed van zwierigheid, hiërarchisch denken en dubbelhartigheid uit zijn blijven stralen. België was vóór de tijd van de vereniging geen specifieke handelsnatie – men produceerde er, of het nu in de landbouw of in de fabrieken was. Een producent is per definitie een trots iemand. Hij is geen polderaar, maar iemand die zoveel mogelijk conflicten en risico’s uit de weg gaat. Trots, zwierig, hiërarchisch, conflict- en risicovermijdend en dubbelhartig, zou dat de identiteit van de Belg zijn als die niet opgegroeid was in onze mooie Verenigde Republiek? Zou de invloed van de kerk ertoe geleid hebben dat het onderwijs nog steeds hiërarchisch in elkaar zou zitten en dat er een grote afstand tussen leerling en leraar was? Zou de leraar zich vooral aan de regels houden, drillen, zodat de leerlingen al op de lagere school foutloze dictees kunnen maken? Zouden studenten er braaf hoorcolleges volgen en te beleefd zijn om de professor een vraag te stellen, laat staan een kritische opmerking te maken? Zouden er zwierige gemeenschapshuizen gebouwd zijn, grote standbeelden, praalgraven, kerken als kathedralen? Zouden er veel politici en kerkbestuurders zijn met een dubbelleven? Zou men er weinig klokkenluiders hebben omdat men het niet zo erg vindt als er wat geld blijft kleven aan de strijkstok ? Belastingontduiking zou er gezien worden als protest tegen de overheid, die men toch nooit zou vertrouwen. Omdat Wallonië veel belangrijker zou zijn gebleven dan nu, zou er een constante strijd zijn tussen de Vlamingen en de Walen. Er zou misschien zelfs een beweging komen om Vlaanderen los te maken van Wallonië. Laten we eens naar de eetcultuur kijken. In de Republiek hebben wij nu een slimme verdeling: in de noordelijke Nederlanden maken we laf bier voor de export, in de zuidelijke bier maken we het bier dat we zelf lusten. We hebben de degelijkheid van de Hollandse keuken gekruist met de zwier van de Belgische. We zijn nog steeds een land van aardappeleters, maar gekookte aardappelen verschijnen niet meer op tafel. Het zijn frieten, culinaire purees of in de oven gegaarde krieltjes. Bouillon heeft de erwtensoep verdrongen.
7 Wanneer Holland afgescheiden zou zijn, zou er nog steeds karnemelk gedronken worden en zouden zelfs ministers hun zelfgesmeerde boterhammen voor de lunch meenemen in een trommeltje. Belgen zouden hun perverse voorkeur voor exquise eten zo uitvergroot hebben dat in de centra van Brussel en Antwerpen elke tweede winkel een praline- of gourmetzaak was. De taal is het meest kwetsbare deel van onze Republiek. Natuurlijk, wij zijn nog steeds een viertalig land, al is het aantal Frans-, Duits- en Friessprekenden inmiddels verwaarloosbaar. Wij beschermen deze talen, en vooral de weinige mensen die nog echt Waals kunnen spreken worden terecht beschermd – we beschermen toch ook uitstervende dierensoorten. De Nederlandse taal bloeit: het aantal lezers is groot, we worden in heel Europa bestudeerd, onze taal kent meer sprekers dan het Fins, Noors, Zweeds en sinds de Nobelprijs kort voor zijn dood aan Hugo Claus toegekend is kent de waardering voor ons taalgebied geen grenzen meer. Maar zou die prijs ook toegekend zijn als we twee naties waren? We kunnen stellen dat rond 1814 nog twee varianten van het Nederlands gesproken werden, maar zo is het nu niet meer. De weelde van het oude Vlaams heeft zich verenigd met de stijlvolle structuren van het oude Nederlands en dat is een verrijking gebleken. Maar hoe zou die taal geklonken hebben als we gescheiden doorgegaan waren? Zouden het Vlaams en het Nederlands zich zo van elkaar onderscheiden hebben dat er ondertiteling op televisie gebruikelijk zou worden, ondertiteling van het Vlaams bij Nederlandse televisiezenders, van Nederlands bij Vlaamse programma’s? Zou de Nederlander zijn taal zo vanzelfsprekend gevonden hebben dat hij zich geen zorgen maakte over het bestaan ervan en dus en dus nonchalant ermee omging: een Engels woord meer of minder, so what? Het Vlaams daarentegen zou juist vreemde taal willen buitensluiten: elke taaldaad zou er een politieke daad zijn. Wie in het openbaar spreekt of schrijft zou zich bewust zijn van de uitstraling die dat heeft. Dames en heren, het wordt tijd dat ik van mijn gedachte-experiment terugkom. We zijn geen Verenigde Republiek geworden. Maar wat ik bij wijze van spel schetste is de realiteit: het cultuurverschil is nog steeds groot en de scheiding in 1830 heeft zeker veroorzaakt dat de twee buurlanden minder naar elkaar toegegroeid zijn dan mogelijk was. Maar uiteindelijk kunnen we toch constateren dat die vijftien jaren van eenheid geen kwaad hebben gedaan
8 aan beide landen. Het Verenigd Koninkrijk ons een infrastructuur voor het onderwijs en de cultuur gebracht waar beide landen op voort bouwden. In onze tijd is er samenwerking op alle gebieden, is er voortdurende uitwisseling van artiesten, geleerden, studenten, industriëlen, handelaars. Ikzelf blijf het nog altijd betreuren dat de vereniging indertijd niet gelukt is. Het idee dat gelijktaligen bij elkaar één natie zouden moeten vormen is weliswaar heel negentiende-eeuws, maar het is toch onmiskenbaar dat het gebruik van dezelfde taal mensen meer dan wat ook verbindt. Taal is het voornaamste uitdrukkingsmiddel voor wat er in ons omgaat, voor onze ideeën en gedachten, onze gevoelens, onze dromen. Geen schilder of componist heeft dezelfde mogelijkheden als de taalkunstenaar. De taal die we gezamenlijk spreken begrijpen we beter dan welke andere ook, al zijn er kleine verschillen. Ondertiteling van wat wij Vlamingen en Nederlanders zeggen is bespottelijk en vernederend. De politieke Verenigde Republiek is er nooit gekomen, maar buiten alle politiek en geregel om hebben wij wel degelijk een gezamenlijke Republiek: de Verenigde Taalrepubliek.