IK BEN DE WEG, DE WAARHEID EN HET LEVEN
Rembrandt Harmenszoon van Rijn: Honderd gulden prent 1647-49
Meditatie ds. Gerard Rinsma zondag 18 mei 2014 Lezingen: Deuteronomium 6:20-25, Johannes 14:1-14
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Zo nu en dan kom je een schriftlezing tegen, waar je nog nooit eerder over hebt gepreekt. En als het dan om zo’n bekende tekst gaat, denk je: hoe is het mogelijk? Ben ik al die jaren juist die zondag op vakantie geweest? In 2011, 2008, 2005, 2002, 1999, 1996, 1993, 1990, 1987? Want deze tekst is als een komeet; hij komt eens in de drie jaar voorbij. Maar daaraan dankt deze tekst z’n bekendheid niet. Die dankt deze tekst aan z’n helderheid, bondigheid. Kort genoeg voor een spandoek, lang genoeg voor autosticker. Maar daardoor kan hij ook irritatie oproepen. Carel ter Linde schrijft in zijn laatste boek: “Ik weet van een vriend, dat hij zich mateloos kon ergeren aan de pretenties van Jezus, die hij hoorde in diens Woorden: ‘Ik ben de Weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door mij.’ Maar schrijft ter Linde erbij: “nu vind je deze Woorden van Jezus alleen in het evangelie van Johannes, Waar Jezus meer van dit soort uitspraken doet ‘Ik ben het brood van het leven, ik ben de Ware Wijnstok en jullie zijn de ranken, ik ben het licht der wereld’, om er enkele te noemen. Maar er zijn weinig nieuwtestamentici, die denken dat Jezus dit alles zelf gezegd zal hebben. Dit zijn lyrische, beeldende benamingen, die Zijn volgelingen hem na Zijn dood zijn gaan toekennen, en die de schrijver – dat kan een schrijver – Jezus hier in de mond legt.1 Maar niet alleen dat, dit evangelie is minstens vijftig jaar later geschre2 ven. Vergelijkbaar met nu de musical Anne3, die nu 70 jaar na haar dood wordt opgevoerd.4 En waarom? Omdat we vinden dat haar dagboek ons nog steeds 1
Carel ter Linden, wat doe ik hier in Gods Naam, 2013, pg. 151-152 Grundinformation Neues Testament, K.-W.Niebuhr, pg. 155 Es kann als sicher gelten, dag das vierte Evangelium nach der Zerstörung Jerusalems geschrieben wurde. (Joh 11,48 spiels auf dieses Ereignis an und setzt es voraus.) Deutlich ist auch, daß es bereits zu harten Hinweise Auseinandersetzungen mit jüdischen Synagogen, vielleicht auch in Form offizieller Ausschlüsse, gekommen war (9,22; 12,42). Früheste schriftliche Zeugnisse finden wir auf einem ägyptischen Papyrusstück (P52), das Joh 18,31-33.37 überliefert. Es stammt wahrscheinlich aus der Zeit zwischen 125 und 150 n.Chr. Nimmt man an, daß es später als der erste Johannesbrief (bezeugt durch Polykarp kaum nach 110 n.Chr.) geschrieben wurde, so liegt eine spätere Datierung nahe – um 100 bis 110 n.Chr. Ist man der Meinung, daß der erste Johannesbrief später als das Johannesevangelium entstand, ist mit einem früheren Zeitpunkt zu rechnen – ca. 90-100 n.Chr. Dies halte ich für wahrscheinlich. In verschiedenen größeren Städten der antiken Welt außerhalb Palestinas hatten sich bedeutende christliche Gemeinden herausgebildet. Das Johannesevangelium kann überall in diesen Zentren der frühen Kirche entstanden sein . 3 ANNE is een theatervoorstelling over het leven van Anne Frank, gebaseerd op de complete versie van haar dagboeken en de archieven van de familie Frank. ANNE is geschreven door Jessica Durlacher en Leon de Winter op initiatief van het, door Otto Frank opgerichte, Anne Frank Fonds Basel. Rosa da Silva speelt de rol van Anne Frank. 4 Anne Frank schreef haar dagboek in de vorm van brieven aan een fictieve vriendin Kitty. Ze schreef: 'Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn.' Nadat de schrijfster en haar familie verraden waren en gedeporteerd, heeft helpster Miep Gies de dagboekpapieren bewaard. Alleen Annes vader Otto overleefde het vernietigingskamp. Gies gaf het dagboek na de oorlog aan de vader van de schrijfster. Otto Frank redigeerde de tekst en/of liet dat door anderen doen, en publiceerde het boek in 1947 onder de titel Het Achterhuis. Het is sindsdien een van de meest gelezen boeken ter wereld geworden. 2
iets te zeggen heeft. En dat is ook waarom Johannes zijn evangelie schrijft : opdat u gelooft dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.5 Hij is de weg, de waarheid en het leven. Dan zou je denken: bestaat er dan nog een andere weg, waarheid, een ander leven? Ja zeker, die bestond er. En die bevond zich in Jeruzalem. Tot aan de val van Jeruzalem was dat de enige weg om tot de God van Israël te komen. Was dat de enige plek waar de waarheid te vinden was, de enige plek waar een mens zijn leven kon hervinden. In de tempel! Nu herinnert alleen nog de Klaagmuur aan de tempel van toen. Maar wie er wel eens geweest is, weet dat er een strikte scheiding is tussen mannen en vrouwen;
voor vrouwen is het absoluut verboden om het gedeelte van de mannen te betreden en omgekeerd. Er staan hekken en op die hekken staan bordjes. Passage for men only.
5
Joh. 20:31
En als je er eenmaal op let, vind je overal zulke hekken terug. Niet alleen in de synagoge van Leeuwarden of de moskee tijdens het vrijdaggebed, maar zelfs in onze eigen kerk. Moet u straks maar kijken. In de koffieruimte staat, of beter hangt een deur, die de reformatie heeft overleefd. Oorspronkelijk was het een hek en het diende om gewone mensen op afstand te houden. Het koor, dat is waar ik nu sta, met het hoofdaltaar was een heilige ruimte waar alleen de geestelijken mochten komen.6 Net zoals in de tempel stond hier vroeger een priester, die het offer opdroeg en net zoals in de tempel stonden de gewone mensen buiten op het voorhof. 7 De reformatoren hebben die hekken verwijderd, wellicht omdat ze één ding heel goed hadden gelezen, begrepen. Dat Jezus Christus de tempel overbodig had verklaard en met zijn offer ook overbodig gemaakt. De tempel was achterhaald net zoals straks de chipknip. En dat hadden de reformatoren niet uit zichzelf, maar herontdekt in de bijbel. Met name in het Johannes-evangelie, waar Jezus zegt – of Johannes Jezus aan het begin van het evangelie laat zeggen - : ‘Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ De toehoorders zijn met stommiteit geslagen: is die man kierewiet? En ze zeggen: ‘Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd en u wilt hem in drie dagen weer opbouwen?’ Waarna Johannes zijn lezers fijntjes uitlegt: “Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam. Na zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich dat hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had.” 8 En als Jezus dan verderop van zichzelf getuigt: ik ben de weg, de waarheid en het leven, dan zegt hij eigenlijk met zoveel woorden: ik ben de tempel in eigen persoon, ik ben de tempel in levende lijve, “niemand kan bij de Vader
6
Klaas Meindersma Regnerus Steensma, Fryslan 2007 In de kerk van Goutum bleef een oude deur bewaard omdat hij eeuwenlang gebruikt werd als afsluiting van de kerk naar de toren. Slechts enkele kenners wisten dat het hier een bijzondere deur betrof. De deur is een restant van het vroegere koorhek. In de tijd dat de Friese kerken gebruikt werden voor de katholieke eredienst was er een duidelijke scheiding tussen het koor en het schip. Het koor met het hoofdaltaar was een heilige ruimte waar alleen de geestelijken mochten komen. De afscheiding kon verschillende vormen hebben. De meest gebruikelijke was een hek en in Nederland stond aan het einde van de Middeleeuwen in honderden kerken een dergelijk koorhek. Daarvan bleven slechts enkele bewaard. Sommige zijn bij de Reformatie opgeruimd omdat er katholieke voorstellingen op aangebracht waren. Vele zijn later afgebroken omdat de protestanten voor de kerkdienst het koor bij het schip wilden betrekken. . 7 Vgl. Lucas 1:21-22 En het volk stond op Zacharias te wachten en zij verwonderden zich, dat hij zo lang in de tempel vertoefde. Toen hij dan naar buiten kwam, kon hij niet tot hen spreken en zij begrepen, dat hij in de tempel een gezicht gezien had. 8 Joh. 2:19-21
komen dan door mij. Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie hebben hem zelf gezien.”9 Voor wie opgegroeid was met de tempel moet dat de oren hebben doen klapperen, maar voor de gelovigen, die na de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel ontheemd achterbleven, boden deze woorden de mogelijkheid van een totaal nieuw begin, een her-, een doorstart. Kun je gemeente zijn zonder tempel, kun je kerk zijn zonder gebouw? Ja, zegt, Jezus, want niet de tempel of de kerk – hoe eerbiedwaardig ook - vormen de weg, de toegang tot de Vader, maar ik zelf. “Geloof me”, zegt Jezus even later tegen de samaritaanse vrouw, “er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. Want er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in geest en in waarheid.” 10 Met andere woorden: de toegang tot de Vader is niet meer aan tijd en plaats gebonden. En nog belangrijker: er zijn geen hekken. In de nieuwe tempel hangen geen bordjes, is er geen scheiding meer tussen vrouwen en mannen, clerus en gewone gelovigen, joden en Samaritanen. De religieuze apartheid – als ik het provocerend mag zeggen – is door Jezus zelf opgeheven. Aan het avondmaal mag iedereen deelnemen. Wil dat zeggen dat we er dan nu zijn? Misschien zijn ze bij ons in de kerk verdwenen - de weg naar God de Vader is voor iedereen open -, maar daarbuiten ben ik bang dat er nog nooit zoveel hekken zijn geweest. Met even zoveel camera’s en toegangspoortjes. Niet alleen om de gevangenissen heen, maar bijna om elk belangrijk gebouw, bank of ambassade, vliegveld. Niet alleen in het land van Jezus zelf, maar ook aan de buitengrenzen van Europa. Allemaal bedoeld om anderen tegen te houden, uit te sluiten. In mijn droom is er daarom veel verandering. En die veranderingen zijn: Iedereen gelukkig, iedereen een huis. Iedereen veilig, veilig thuis. Niet te rijk, niet te arm. Niet te koud, niet te warm. Iedereen moet gewoon een normaal, gelukkig leven hebben, een leven waarvan ze kunnen zeggen ‘O, ik heb het toch zo fijn. 9
Joh. 14:6-7 Joh. 4:21-14 vgl. ook Joh. 37-39 Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus in de tempel, en hij riep: ‘Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! “Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft,” zo zegt de Schrift.’ Hiermee doelde hij op de Geest die zij die in hem geloofden zouden ontvangen; de Geest was er namelijk nog niet, want Jezus was nog niet tot Gods majesteit verheven. 10
Zo zou ieders leven moeten zijn!’11 Dat zijn niet mijn eigen woorden, maar die van een elfjarig jongetje, Luka Wagenvoort uit Utrecht, gericht aan koning Wilem-Alexander. Maar zouden we niet allemaal die droom moeten koesteren. En daaraan werken? Aan een wereld zonder hekken met vrije toegang voor iedereen? En als kerk, als gemeente daarvan in onze vieringen al een voorafspiegeling, een proeftuin van kunnen en moeten zijn? Amen.
11
Uit ‘Mijn droom voor ons land.’