ik ben beelddenker Beelddenken Onderzoek heeft uitgewezen dat er in iedere klas wel één à twee beelddenkers zitten. Vaak zijn het leerlingen die in de onderbouw (groep 1 en 2) goed lijken mee te draaien, maar in groep 3 problemen kunnen ondervinden bij het lezen, schrijven en/of rekenen. De leerkracht kan er niet goed de vinger opleggen; het is een slimme, ondernemende leerling, vol enthousiasme en creativiteit... waar zit het probleem? Door de nog grote onbekendheid met het begrip beelddenken, worden veel beelddenkers niet als zodanig herkend en ontstaan er met de jaren op de basisschool steeds grotere leer- en/of gedragsproblemen.
Wat is beelddenken? Beelddenkers denken in beelden en gebeurtenissen en niet in woorden en begrippen. We kunnen het ruimtelijk denken noemen. Een simpele proef op de som: Doe je ogen dicht en denk aan het woord: boom Wat zie je? De meeste mensen zien dan de letters B-0-0-M voor zich. Een beelddenker ziet echter een prachtige boom, met bruine stam, groene bladeren, wuivend in de wind. Beelddenken is een fundamenteel andere manier van denken! Beelddenkers zijn visueel, maar daarnaast ook ruimtelijk ingesteld. Ze werken het liefst met hun ogen en hun opgedane ervaringen. Luisteren is nooit hun sterkste kant. De ogen gaan voor de oren! In één oogopslag overzien beelddenkers ingewikkelde situaties en brengen die met elkaar in verband. Het ene beeld roept al weer een volgend beeld op. Dat kan leiden tot hoogst originele oplossingen waar een ander nooit opgekomen zou zijn. Nadeel van dit associatieve, snelle denken is wel dat beelddenkers vaak wat chaotisch overkomen. Omdat beelddenkers in beelden denken en niet in taal, hebben ze moeite met de ‘vertaling’ naar de juiste woorden. Vaak hoor je ze dan ook praten in termen als: dinges, danges, je weet wel! In hun hoofd zien ze het beeld, het plaatje, maar het bijpassende woord kunnen ze zo snel niet vinden. Ditzelfde zou kunnen gelden voor getallen. Een beelddenker ziet bij het woord stoel de stoel in gedachten voor zich. Of de stoel nu achterstevoren of op zijn kop staat: het blijft een stoel. Als ze de letters en hun klanken gaan leren, geeft dit problemen. Immers: een b is andersom opeens een d, en op zijn kop zelfs een p, maar voor een beelddenker blijft het een b. Beelddenkers zijn snel afgeleid, want net als ze ergens mee bezig zijn, zien ze al weer iets nieuws om te doen. Dat laatste is wel eens lastig voor ouders. De opdracht: ‘doe je jas uit, ruim je tas op en kom naar de keuken om wat te drinken’ is onmogelijk voor een beelddenker. Terwijl hij naar de opdrachten luistert, ziet hij het beeld van de jas aan de kapstok, de tas in de kast en het glas drinken in de keuken voor zich. Op het moment dat hij zijn jas uittrekt, denkt hij alles al gedaan te hebben en gaat rustig met zijn lego spelen. De andere opdrachten lijken vergeten. Ouders van beelddenkertjes zijn wel eens radeloos. “Waarom luister je nou nooit?” is een veel gehoorde wanhoopskreet. Maar het is geen onwil, maar onmacht! Een simpele oplossing is om de opdrachten mondeling te laten herhalen. Het uitspreken van wat je moet doen helpt een beelddenker om beter te onthouden. Ook op school kenmerkt de beelddenker zich door dit ‘afwezige’ gedrag. Leerkrachten zeggen vaak: “Is dit kind nu dom of neemt hij mij in de maling?” 1
ik ben beelddenker Alle mensen worden als beelddenker geboren. Immers, een baby kent nog geen woorden. Tot vier jaar zijn alle kinderen min of meer beelddenkers. Ze denken voor het grootste deel in beelden en gebeurtenissen. Langzaam ontwikkelt het taaldenken zich en wordt het beelddenken percentsgewijs wat kleiner. Na het tiende jaar stopt dit proces. Er zijn mensen die dan een voorkeur blijven houden voor het beelddenken: de beelddenkers! Tot het tiende levensjaar dus, kunnen er nog veranderingen optreden, kan men sturen en begeleiden. Hoe eerder beelddenken (h)erkend wordt, hoe beter het kind begrepen wordt... thuis en op school!
Beeldenken van peuter tot volwassene Langzamerhand leert de peuter spreken en ontstaat er taalbegrip. Klanken blijken betekenis te hebben en met die klanken kun je jezelf ‘verstaanbaar’ maken. Beelddenkers blijven echter een voorkeur houden voor de beelden boven de taal. Hun visuele vermogen (kijken) is sterker dan het auditieve vermogen (luisteren). Beelddenkers ontwikkelen daardoor vaak een eigen, vaak heel originele woordenschat, die tot op latere leeftijd doorspeelt. (Verbasteringen als aloge voor horloge, rontonde voor rotonde en stokkontakt voor stopcontact ). Verder kunnen beelddenkers in de babytijd een wat slordig, kwijlend mondje hebben, leren ze wat later lopen waarbij veel naar hun eigen voeten wordt gekeken alsof ze willen zien wat ze doen. Als peuter hebben ze een groot inlevingsvermogen. Fantasiespelen gaan ze helemaal in op. Hierdoor kunnen heftige driftbuien het gevolg zijn als het kind uit zijn spel wordt gehaald omdat hij bijvoorbeeld naar bed moet. Bouwmaterialen, zoals lego en de blokken, zijn favoriet en verder kunnen ze een hardnekkig doorzettingsvermogen aan de dag leggen. Bij het ouder worden, blijft de taalontwikkeling vaak achter bij de leeftijdsgenootjes. Ze kunnen moeilijk iets onder woorden brengen, hangen graag de clown uit, zijn speels en hebben moeite met ruzie en conflicten. Beelddenkende kinderen zijn emotioneel erg kwetsbaar, kunnen zich wat moeilijker concentreren, hebben een groot gevoel voor humor en vertellen vaak de prachtigste fantasieverhalen.
Basisschool Eenmaal op de basisschool wordt er door de leerkracht veel nadruk gelegd op volgorde en details en dat zijn nu net de zaken waar beelddenkers wat moeite mee hebben. Het onthouden van de letters en bijbehorende klanken geeft dan vaak problemen. Het automatiseren van bijvoorbeeld de tafels of sommen onder de 20 gaat vaak moeizaam en bij het spellen maken ze vaak veel oriëntatiefouten: de letter s wordt een z, of de f wordt een v. Ook taalregels worden slordig gehanteerd. Beelddenkers gaan voor de inhoud en niet voor de juiste vorm. Ze komen daardoor wat slordig over, maar weten heel goed waar een tekst globaal over gaat. Details onderscheiden is vaak hun moeilijkste kant. Beelddenkers kijken meer naar overeenkomsten (Wat weet ik al? Wat had ik ook al weer net zo gedaan?) in plaats van naar verschillen. Ze hebben een grote vrijheidszin en een brede belangstelling, hebben een goed geheugen voor gebeurtenissen en belevenissen en zijn sociaal zeer bewogen.
2
ik ben beelddenker Gaat beelddenken over? Om maar meteen antwoord te geven: NEE! Uit studies is bovendien gebleken dat beelddenken aangeboren en erfelijk is. Vaak herkent een van de ouders bij het lezen van deze informatie veel van zichzelf en/of zijn vader en/of moeder. Dat is aan de ene kant prettig, want zo’n ouder kan het beelddenkende kind goed begrijpen en helpen, maar aan de andere kant geeft het aan dat beelddenken in de familie blijft en niet ‘overgaat’. Beelddenken is dus een verworvenheid en geen stoornis of mankement. Er wordt wel eens gezegd dat beelddenken een lastige gave is waar de omgeving vaak geen begrip voor heeft. Er wordt geleefd vanuit het gevoel en de beleving. Het kijken gaat voor het luisteren. Het probleem zit ‘m in de zeer gestructureerde talig ingestelde maatschappij waarin wij opgroeien. Het is voor beelddenkende mensen dan ook moeilijk om zich daaraan aan te passen. Gedurende hun hele schooltijd, ook op de basisschool, hebben beelddenkers het idee dat ze zeeën van tijd hebben, meer zelfs dan ze in werkelijkheid hebben. Tijd zegt hen niet veel! Ze vergeten afspraken, hebben geen interesse in klokkijken en komen tijd tekort. Door hun haast zijn beelddenkers vaak slordig. Ze reageren te snel bij het eerste het beste woord en luisteren niet meer verder. Ze denken het wel te weten! Omdat ze de oplossingen voor vraagstukken / problemen al in hun hoofd ‘zien’, zijn ze geneigd te denken dat ze hun huiswerk wel weten, terwijl de leerstof nog niet verankerd is. Omdat beelddenkers in hun gedachten allerlei sprongen maken, komen ze soms wat chaotisch over en zijn ze gebaat met korte, duidelijke opdrachten/ afspraken. Hulpmiddelen als briefjes, agenda’s en planborden willen ook nog wel eens helpen. Beelddenkers ondervinden ook in de eerste jaren van het voortgezet onderwijs problemen met het leren van de nieuwe talen. Het meeste leed is echter geleden vanaf de derde, vierde klas. Het onderwijs is dan meer gericht op het verwerven van inzicht (waar beelddenkers sterk in zijn!) en er hoeft minder uit het hoofd te worden geleerd. Veel beelddenkers slagen dan ook glansrijk voor hun Havo of VWO diploma, mits er een goede en consequente begeleiding is geweest van school zowel als van ouders.
3
ik ben beelddenker Wat is nou eigenlijk beelddenken? Als er een nieuw wezen op deze aarde komt denkt het maar aan een ding en dat is overleven. Bij dieren zie je dat bijvoorbeeld terug in het meteen opstaan na geboren te zijn. Het oergevoel dat allen staande houdt, of je nou een kalfje bent of een mensenkind. Dit noemen we officieel het primaire denkproces, wat geregeld wordt vanuit de rechter hersenhelft. Het zorgt er bij een baby voor dat het door het bewegen van armen en benen de ruimte om zich heen verkent en dat het huilt (klanken) als het iets wil. Het overleven heeft dus geen verbinding met taal. Dat primaire denkproces is fantastisch: het zorgt er voor dat je de wereld intens beleeft, geeft je gevoel voor ritme en ook ruimtelijk inzicht. Het biedt je overzicht, verbeelding en beleving. Groot gevoel voor kleur en dagdromen horen ook bij dit denkproces. Als het kind de babyfase ontgroeit leert het in woorden denken en ook praten. De factor beredeneren komt dan ook om de hoek kijken. Meestal rond het 3e/4e levensjaar. Dit alles om staande te blijven in de maatschappij. Het draait dan niet meer alleen om overleven. Dit noemen we officieel het secundaire denkproces. Wat nu eigenlijk jammer is, is dat de meerderheid van de mensen overstapt op het secundaire denkproces, alle mooie eigenschappen van het oerproces loslatend. Geschat 95% stapt over, maar 5% blijft hoofdzakelijk denken vanuit de rechter hersenhelft. Dit mede gevoed door ons talige onderwijs systeem. En daar ligt meteen het probleem voor sommige kinderen, en ook volwassen: het onderwijs systeem – maar ook de dagelijks praktijk in het leven is ingericht op mensen die taaldenken, die dus voornamelijk functioneren vanuit hun linker hersenhelft. Dit zijn mensen die goed beredeneren, informatie opbouwen, kunnen plannen en organiseren. Mensen die geen problemen hebben met tijdsbesef, details, woorden (taal) en nummers (rekenen). Die factoren heb je niet nodig om te overleven. Leuk voor hun, maar lastig voor mensen die blijven functioneren vanuit die rechter hersenhelft, de beelddenkers. Rechterhelft denkers vindt je vaak terug in creatieve en technische beroepen, het zijn vaak ICT-ers, kunstenaars, schrijvers, architecten, bouwers, muzikanten etc. Ze zijn emotioneel of spiritueel zeer begaafd. Ze kunnen 3 dimensionaal denken, omdenken, zien oplossingen waar anderen ze niet zien. Het is ook fantastisch om een beelddenker te zijn. Ze zien de oplossingen al voor zich terwijl ze er nog geen verklaring voor hebben. Veel beelddenkers redden het wel om ook een balans te vinden met hun linker hersenhelft en de taaldenkende maatschappij. Echter niet iedereen.
Om school als voorbeeld te nemen: Bij een beelddenker komen er 32 beelden per seconde binnen – bij een taaldenker 2 a 3 woorden per seconden. Dat betekend dat een beelddenker veel meer moet filteren en dus meer tijd nodig heeft om binnengekomen informatie te verwerken. Welke info klopt wel en welke niet! Als voorbeeld een dictee op school: juf zegt het woord HOND. Beelddenkend kind denkt meteen aan dat het gisteren in het bos 2 honden heeft zien vechten. Daarna ging hij met zijn moeder nog een ijsje halen…. Tegen de tijd dat het zover is om het woord op te schrijven is de juf al bij het volgende woord.
4
ik ben beelddenker Het beelddenkende kind leert vanuit het geheel omdat het 3D kan denken. Dat betekent dat leerstof aanbieden in puzzelstukjes niet echt passend is. Het kind leert namelijk vanuit het geheel (topdown). Omdat het zo goed kan omdenken komt het dan ook vaak op een heel ander eindbeeld terecht dan misschien door de leerkracht bedoel is en ook wordt verwacht. Het onderwijs hier is echter opbouw onderwijs: steeds een puzzelstukje erbij zonder dat je weet hoe de puzzel er uiteindelijk uit komt te zien. De beelddenker wil echter de deksel van de puzzeldoos erbij, zien wat het eindplaatje is. Doordat het vanuit het geheel werkt kan het echter wel gebeuren dat ze de details missen. Beelddenkers vindt je vaak onder de hoogbegaafden, echte topdown denkers . Ook mensen met de diagnose ADHD en/of ADD zijn vaak beelddenker. Hun hyperactiviteit heeft te maken met hun primaire denkproces van overleven en de intensiteit waarin ze de wereld om zich heen ervaren. Bij ADD draait het dan om dat het plannen en organiseren helaas in de niet favoriete –rechter – hersenhelft plaats vind. Dyslexie: Omdat beelddenkers letters zien in losse plaatjes kan er een probleem zijn om klanken aan de juiste letters te koppelen. Wat je dan krijgt is het verwarren van de b d p q, die lijken immers zo op elkaar. Vaak blijven ze jaren fonetisch schrijven: een woord schrijven zoals je het uitspreekt. Weet je wel op hoeveel manieren je het woord station kunt schrijven? Stasjon was toch een veel logischere keuze geweest dan station! Dyscalculie: bij cijfers heb je het probleem dat je getallen anders moet opschrijven dan dat je ze zegt: 25 is toch eigenlijk 5+20? Waarom moet die 2 dan vooraan staan? Als je als beelddenker een echte puzzelaar bent vallen de rekenproblemen vaak nog mee. Anders heb je gewoon pech met dat cijfers zo abstract zijn. Eigenlijk heeft het beelddenkende kind knap pech dat het in de minderheid is en dat het schoolsysteem op taaldenkers is ingericht. Het kan hierdoor dus veroordeeld worden tot diagnoses als dyslexie en dyscalculie, terwijl dit veroorzaakt wordt door het systeem. Bij ADHD en ADD hebben ze dezelfde pech – hyperactiviteit, impulsiviteit voeren niet de boventoon in deze wereld en plannen en organiseren is waar het om draait. Je hebt dus pech dat je interne klok sneller draait dan die van de meerderheid. Hier is iets aan te doen: het onderwijs kan meer beelddenkers gericht worden – al met wat kleine aanpassingen. Het onderwijs kan ook zorgen dat ze weten wat dit andere denkproces inhoud. Het beelddenkende kind (of de volwassene) kan geleerd worden anders met taal om te gaan, dit om te zetten naar woordbeelden. Voor het beter plannen, informatie verwerken en organisatie probleem zijn er ook oplossingen. Nog even voor de volwassenen – dit is hoe je een beelddenker de weg wijst: bij de benzinepomp de hoek om, bij het blauwe huis de straat in en dan voorbij de 3 dikke lindebomen.
5
ik ben beelddenker Herkennen van beelddenkers Er zijn een aantal dingen waar je beelddenken bij kinderen aan kunt herkennen. We hebben deze voor je op een rijtje gezet:
Ongeveer drie tot zes jaar • • • • • • •
Het kind begint later te praten dan leeftijdgenoten. De articulatie is vaak niet zo goed, het kind mompelt veel. Het kind heeft niet zo’n grote woordenschat en de woorden die het kent zou je niet verwachten bij deze leeftijd. Het kind springt van de hak op de tak met het vertellen van een verhaal. Het kind heeft moeite met het leren van motorische vaardigheden, zoals zwemmen, fietsen, knippen en plakken. Het kind speelt graag met materiaal waar het mee kan bouwen, bijvoorbeeld lego en duplo, hele bouwwerken worden dan in elkaar gezet. Het kind kan zich minder voelen dan een ander en onzeker zijn. Het gaat allemaal niet zo makkelijk en het wordt vaak niet goed begrepen.
Ongeveer zes tot twaalf jaar • • • • • • • • • •
Het kind heeft moeite met automatiseren, bijvoorbeeld bepaalde sommetjes uit het hoofd leren. Het kind heeft moeite om dingen te ordenen en te structureren. Vaak ontwikkelt het kind de symptomen van dyslexie. Het kind heeft moeite met links en rechts, de eu of ue, b of p. Het kind koppelt de verkeerde letter aan een bepaalde klank. Het kind kijkt globaal naar teksten, daardoor worden bepaalde verschillen tussen letter niet gezien. Het kind kan in de war raken van betekenisloze woorden. Het zorgt namelijk voor een ‘gat’ in hun film, er kan geen beeld van gemaakt worden. Daarom is het onthouden van namen ook moeilijk. De volgorde van cijfers en de tafels kunnen problemen opleveren. Het kind ontwikkelt een eigen rekenstrategie, die vaak erg omslachtig is. Bij het horen van instructies raakt het kind vaak afgeleid. Door wat er verteld wordt, raakt het kind afgeleid omdat het allemaal beelden oproept, waardoor hij weer aan andere dingen gaat denken.
Ongeveer twaalf tot achttien jaar • • • • • •
6
Het kind heeft enorme problemen met de verschillende talen. Het kind raakt snel achter op de rest van de groep, door het hogere tempo dan op de basisschool. In het eerste jaar wordt er veelal geen goede basis gelegd door het te hoge tempo. Het lukt het kind niet om goede planningen te maken, afspraken na te komen, huiswerk te maken. Doordat het kind weinig tijdsbesef heeft, wordt alles onderschat. Het wat oudere kind is goed in natuur- en meetkunde. Naarmate het kind ouder wordt, gaat het steeds beter met het kind. Dit komt omdat er dan meer beroep wordt gedaan op ruimtelijk inzicht en minder op instrumentele vaardigheden (aanleren van bepaalde methodes).
ik ben beelddenker Wetenschappelijk onderzoek beelddenken Wetenschappelijk onderzoek bevestigd voorkeur voor visueel leren (beelddenken) Aan de Universiteit van Amsterdam heeft hoogleraar Theoretische Neuropsychologie Jaap Murre, in 2010 het wetenschappelijk onderzoek naar het verbale en visuele leersysteem bij mensen afgerond. Dit gebeurde in samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam en Duke University. Aan het onderzoek “Rise and decline of Verbal and Visuospatial Memory” hebben 28.000 mensen in de leeftijd van 11 tot 80 jaar deelgenomen. Uit dit wetenschappelijk onderzoek blijkt duidelijk dat het geheugen van mensen vanaf het vierde levensjaar voorkeur krijgt voor òf het verbale leersysteem (Verbal Memory) of het visuele leersysteem (Visuospatial Memory). Uit het onderzoek blijkt dat één van beide systemen dominant is zowel in het korte als in het lange termijngeheugen. Verder is uit onderzoek gebleken dat deze voorkeur voor meer dan 40% erfelijk bepaald wordt. In het onderwijs is beelddenken helaas nog steeds een te grote onbekende. Hierdoor lopen onnodig veel kinderen vast en zijn zij niet in staat hun daadwerkelijke capaciteiten te laten zien. Ieder van deze leersystemen vereist een andere aanpak, zowel op het gebied van leren, als op het gebied van werk produceren. Er gaat onnodig veel talent verloren doordat de lesstof, voor beelddenkers, op een verkeerde manier wordt aangeboden. De lesstof zèlf is het probleem niet !
7
ik ben beelddenker Kenmerken van beelddenken De meeste dyslectici zullen ongeveer 10 van de volgende eigenschappen of gedragingen vertonen. Deze kenmerken kunnen van dag tot dag of zelfs van minuut tot minuut verschillen. Het meest kenmerkende van onder andere dyslexie is deze onregelmatigheid.
Algemeen Lijkt schrander, zeer intelligent en helder, maar is niet in staat om op basisniveau te lezen, te schrijven of te spellen. Wordt bestempeld als lui, dom, onverschillig, onvolwassen, o als iemand die “niet ziin best doet of “gedragsproblemen heeft’. ls niet “ver genoeg achter” of “slecht genoeg” voor gerichte hulp. Hoog lQ, maar schooltests zijn mager; komt mondeling beter uit de verf dan schriftelijk. Voelt zich dom; weinig zelf respect( verbergt of camoufleert zwakke kanten met ingenieuze compenserende strategieën; snel gefrustreerd en emotioneel over school, lezen en tests. Aanleg voor kunst, drama, muziek,sport,werktuigkunde,verhalen vertellen, verkopen, zaken doen, ontwerpen, bouw of techniek. Lijkt vaak weg te dromen; verdwaalt gemakkelijk en verliest tijd uit het oog. Heeft moeite aandacht te richten; is hyperactief of een dag dromer. Leert het best door concrete ervaring,demonstraties,uitproberen,observatie en visuele hulpmiddelen.
Zien, Lezen en Spellen Klaagt over duizeligheid, hoofdpijn, of maagpijn tijdens het lezen. Raakt, verward door letters, getallen, woorden, volgorden of verbale uitleg. Lezen en schrijven worden gekenmerkt door herhalingen, toevoegingen, verplaatsingen, weglatingen, vervangingen en omkeringen van letters, getallen en/of woorden. Klaagt over het gevoel niet-bestaande bewegingen te zien tijdens het lezen, schrijven of overschrijven. Lijkt problemen met gezichtsvermogen te hebben, alhoewel oogonderzoek geen afwijkingen aan het licht brengt. Ziet en observeert scherp, of heeft moeite met perspectief en perifeer kijken. Leest en herleest zonder dat het gelezene goed begrepen wordt. Spelt fonetisch en inconsequent.
Horen en Praten Hoort geluiden harder dan ze zijn; hoort dingen die niet gezegd zijn, dingen die niet door anderen gehoord worden; wordt gemakkelijk afgeleid door geluiden. Heeft moeite gedachten in woorden om te zetten; spreekt stokkend; maakt zinnen niet af; stottert onder spanning; spreekt lange woorden verkeerd uit, of verplaatst zinsdelen,woorden en lettergrepen tijdens het spreken.
8
ik ben beelddenker Schrijven en Motorische Vaardigheden Heeft moeite met schrijven en overschrijven; heeft ongebruikelijke pengreep; handschrift wisselt of is onleesbaar. Onhandig, ongecoördineerd, slecht in bal- en teamsporten; heeft moeite met fijne en/of algeheel lichamelijke motoriek; snel bewegingsziek. Kan heel handig zijn, verwart vaak links/rechts en boven/onder.
Wiskunde en Tiidsgevoel Kan niet goed klokkijken; heeft problemen met tijdsindeling, met dingen te leren of te doen die een bepaalde volgorde vereisen, en met op tijd zijn. Telt op de vingers of gebruikt andere trucjes om berekeningen uit te voeren; kent antwoorden, maar kan die niet op papierzetten. Kan tellen, maar kan niet goed objecten tellen en met geld rekenen. Kan rekenen, maar geen woordproblemen oplossen; heeft moeite met algebra en hogere wiskunde.
Geheugen en Kennis Heeft een uitstekend lange-termijn geheugen als het gaat om ervaringen, locaties en gezichten. Kan volgorden niet onthouden, en ook geen niet-ervaren feiten en informatie. Denkt voornamelijk met beelden(je iets voorstellen) en gevoel, niet met geluiden of woorden (beperkte innerlijke dialoog).
Gedrag, Gezondheid, Ontwikkeling en Persoonlijkheid Buitengewoon wanordelijk of dwangmatig ordelijk. Kan de clown van de groep zijn, een lastig geval of een zeer stil iemand. Is met betrekking tot bepaalde vaardigheden (praten, kruipen, lopen, veters binden) zeer vroeg of zeer laat. Vatbaar voor oorinfecties; gevoelig voor bepaalde soorten voeding en (chemische)toevoegingen. Slaapt heel vast of heel licht; blijft lang badplassen. Heeft ongebruikelijk lage of hoge pijngrens. Sterk gevoel voor rechtvaardigheid; emotioneel gevoelig; streeft naar perfectie. De symptomen en fouten nemen sterk toe in een toestand van verwarring, onder tijdsdruk, onder emotionele spanning of bij een slechte gezondheid.
9
ik ben beelddenker Leerproces Voor het kind zelfstandig kan gaan leren moet het eerst inzicht krijgen in zijn eigen leerproces. Vaak doen ze maar wat en hebben ze geen overzicht. Dit brengt chaos en vaak paniek… Breng samen structuur in wat het kind moet doen. Maak hiervoor een stappenplan. Vooraf: Wat moet ik precies doen, kennen, kunnen? Vooraf: In welke volgorde ga ik dit aanpakken; hoeveel tijd heb ik daarvoor nodig? Hoeveel tijd heb ik? Tijdens het werk: Ben ik goed bezig? (of begin ik ergens anders, zoek ik eerst iets op van vorige les) Achteraf: Heb ik het goed aangepakt? Kan ik het? Had ik voldoende tijd? Zorg dat het kind het leren niet teveel onderbreekt maar laat het wel op tijd pauzeren.
Zorg voor een geschikte omgeving! De kamer moet niet te warm of te koud zijn. Genoeg werkruimte en een makkelijke stoel zijn belangrijk. Liefst niet teveel afleiding (spullen en geluid)
Tips: Leer het kind vol te houden Leer het kind hulp te vragen Laat het kind zelf dingen oplossen, Laat kinderen fouten maken, ook in het huiswerk. Fouten zijn leerkansen! Leer kinderen hoe ze zelf een probleem kunnen aanpakken.
10