Bericht van Rachela-01 (genoteerd door Tom Bouman, 15.7.2013) Rachela is tien jaar. Haar opa heet Jozef, Erika is haar oma. Ze heeft ook een andere, nog oudere opa. Die heet Andreas Danekes. Hij is eigenlijk een geadopteerde opa want hij is niet van de familie. Die andere opa was in de kloostertuin met een groot mes hoog opgegroeide brandnetels aan het kappen, in de moestuin. Nog nooit had hij zo’n verwaarloosde kloostertuin gezien. Rachela keek en zei over al dat geweld van haar opa: ‘ze roepen’. ‘Je hebt gelijk’, zei Andreas, ‘planten leven ook’. Maar hij legde uit waarom het toch nodig was om de moestuin vrij te maken om er eetbare planten te laten groeien. Toen haalde Rachela een tafelmes en begon ook brandnetel-stengels door te snijden, één voor één. ‘Au’, zei ze, ‘prik prik’. Als Rachela planten hoort roepen zal ze wel in sprookjes geloven. Dat wil ik ook zo graag. Daarom wil ik over Rachela schrijven. ‘Bericht van Rachela’ kan betekenen dat ik nieuws over Rachela en haar familie doorgeef, maar ook dat Rachela zelf iets zal schrijven of zeggen. Ze heeft al eens tegen haar opa Andreas gezegd dat ze een boek wil schrijven. Bij de meeste meisjes van tien hoort dat niet tot de doorsnee wensen, geloof ik. En Nederlands is niet de taal van het land waar ze geboren is. En de ouderen in huis spreken altijd in een andere taal tegen elkaar. Maar wie iets echt wil, die kan het misschien ook wel, met een beetje oefening. Voorlopig begin ik alvast maar bericht te geven van Rachel. Andreas Danekes kan ook schrijven, dat komt goed uit. Andreas Danekes is eigenlijk een schrijversnaam, een nom de plume, pluimpjesnaam, een naam van de veder, een pennenaam. Pseudoniem is een lelijk woord, dat betekent ‘niet echt waar’, ‘gelogen’. Andreas Danekes wil waarheid schrijven, al verzint hij wel eens wat. Bijvoorbeeld dit gedichtje, een tijd geleden al: drie monniken zag ik onder een boom in de kloostertuin de wind stak op zegt de een: kijk de bladeren bewegen. nee – de ander – de wind is het die beweegt maar de derde kijkt naar de hemel en mompelt: de geest beweegt ‘t al omdat ik naar ze keek zag ik van drie monniken de monden bewegen als straks de bliksem maar niet inslaat 1
Andere monniken praten niet zoveel, die zwijgen, bidden en werken. ‘Ora et labora’, schreef Sint-Benedictus voor. Europa dankt er voor een deel haar eerste ontwikkeling aan. Vooral over dat werken (om te kunnen leven en eventueel bidden) en over het moeizame zoeken naar de gelegenheid om te werken en te overleven hoop ik in een volgend Bericht van Rachela meer te vertellen. Maar mijn contact met Rachela ontstond op de volgende manier: In de avond van 16 juni verstuurde ik deze e-mail aan een aantal adressen van Gentenaren, die te maken hebben met allerlei vraagstukken rondom intraeuropese migratie. Geachte, beste, lieve, Ruim zeven jaar woon ik in Gent. Je hoeft niet gelovig te zijn om toch dankbaarheid te voelen voor dingen die je toevallen. Voor mij was dat heel veel goeds, hier in Gent. Misschien mag ik hier tot mijn dood blijven. Ik heb geen haast, maar ik ben wel 75 jaar. In de bijlage schrijf ik u heel kort iets over enkele jonge mensen, die ik hier heb leren kennen. Ze willen hier ook blijven. Maar tot hun dood, dat ligt nog ver buiten hun gezichtsveld. Mijn eigen kinderen zijn groot en wonen ver weg, in Amerika en in Nederland. Maar deze jonge mensen zijn mijn stadgenoten. mijn buren, die langer dan ik in Gent wonen en hier geboren zijn. Met vriendelijke groeten, Tom Bouman Als ze nieuwsgierig genoeg waren en niet onmiddellijk de hele e-mail uitwisten, konden de mensen in de bijlage deze brief onder het briefhoofd van mijn privéadres in Gent het volgende lezen. ‘Geachte, of ‘Beste’ is in Vlaanderen de normale aanhef van post aan onbekenden. ‘Lieve’ zonder een naam erbij heb ik nog nooit gezien, maar een nederlandse allochtoon in België kan zich wel een experiment veroorloven, meende ik. Gent, 16.06.2013 Geachte, beste, lieve, Mensen hebben namen. Ergens komen en zonder getuigen of vrienden naamloos en ongemerkt weer vertrekken, het komt soms voor in een massaal georganiseerde maatschappij. Zelfs nu kan het gebeuren dat mensen in ‘Nacht und Nebel’ verdwijnen. Daar waken we voor. Rachela is tien jaar. Misschien moet ze morgen als ze van school komt weer buiten slapen, in een park. Daar is ze bang voor. Maar de rechter heeft haar
2
ouders gezegd dat ze morgen weer moeten vertrekken uit hun kraakpand, onder politietoezicht zo nodig. Natuurlijk zal niemand zich verzetten. Rachela en haar ouders zijn niet alleen. Vier families uit drie appartementen in de Slachthuisstraat (nrs 99, 93 en 85) moeten weer op zoek naar onderdak. Omdat deze vier families al tien jaar in Gent wonen heb ik alle namen en leeftijden opgeschreven. Om ze niet te vergeten. Jozef Zupko (58) en Erika Zupkova (52) met de kinderen Erik Zupko (21) en Michaela Duzdova (8). Desider Zupka (24) en Ratka Husrova (19) met Lucia Husrova (6 maanden). Mario Zupko (27) en Alzbeta Mrocsova (22) met de kinderen Rolan Zupko (3), Jasmina Zupkova (2), Andonia Zupkova (1) en Markes Mrocs (2 weken). Jozef Duzda (33) en Etela Krokova (31) met de kinderen Jozef Duzda (12), Rachela Duzdova (10), Kevin Duzda (4) en Sajmon Duzda (stapt als een danser, anderhalf). Rachel is een beetje bang, de anderen misschien ook. Maar de oudsten zijn nog banger om terug te gaan, na tien jaar, naar Slowakije waar ze als Roma’s voor discriminatie gevlucht zijn. Ze zijn even blij als ik in Gent te wonen. Zo’n mooie stad, met veel bijna lege kloosters. En lege panden die leeg moeten blijven om verkocht te worden. Met vriendelijke groet, hun mede-europeaan uit Nederland, Tom Bouman Communicatie Gelukkig zijn de wonderen de wereld nog niet uit. Nu, drie weken later, wonen al deze mensen inderdaad in een verlaten klooster, dat van de Congregatie van de Zusters Kindsheid Jesu, in het oude havengebied van Gent, tussen het kanaal Gent-Terneuzen en een aantal havens of dokken, op het langwerpige eiland Muide-Meulestede, aan de Meulesteedsesteenweg 184. Over die nom de plume van opa Andreas Danekes kan ik nog vertellen, dat de eerste drager ervan in de verwarde jaren na de Napoleontische oorlogen als hannekemaaier uit Duitsland naar Oost-Groningen was gekomen. Hannekemaaiers waren de trekkende seizoenarbeiders, die in de duitsnederlandse grensgebieden van een paar maanden tot een half jaar kwamen oogsten. Sommigen vestigden zich helemaal op de plaats waar meer dan 3
voldoende werk voor ze was. Andreas Danekes trok zelf weer weg, maar liet in een gronings dorp een zoon achter bij een notaris Rijkens, die wat in de jongen zag. Nakomelingen van hem, nu met hun van de adoptievader overgenomen naam Rijkens, werden later in Nederland bekend als een geslacht van onder meer onderwijzers en schrijvers, terwijl een van de stichters van het Unilever-concern ook Rijkens heette, hoorde ik vertellen. Maar daar gaat het verder niet over. Wel over Rachela Duzda en haar familie, die Andreas Danekes als opa adopteerden. Nader bericht volgt, misschien wel in wekelijkse regelmaat.
4
Bericht van Rachela-02 (genoteerd door Tom Bouman, 19.7.2013) Welke vragen kunnen we onszelf stellen? Met de hand op mijn hart: ik wist het niet. Op vrijdag kreeg ik van Rachela’s moeder een raadselachtig sms-je met de tekst ‘mandach mut treken opstrat’. Zondag had ik pas tijd er heen te gaan. De ouderen waren niet thuis, op zoek naar opnieuw een ander leegstaand gebouw om op hoop van zegen maar weer te betrekken. Rachela, de oudste van de kinderen in de ruime, maar al te lege woonkamer bevestigde mijn vermoeden. Maandagmorgen, heel vroeg misschien, zouden mensen van de gemeente komen om met zo onopvallend mogelijke steun van de politie de vier families weer uit het huis te zetten, waar ze drie maanden (de procesduur) gewoond hadden. ‘Maandag moeten we weer de straat op trekken’. Zo is het bestaan van oost-europese Roma’s, die sinds de uitbreiding van ons oude, maar o zo moderne Europa dacht de discriminatie en werkloosheid (80% voor Slowaakse Roma’s, vòòr de instorting van het sovjet-russische blok 20%, hoorde ik) hier te kunnen ontvluchten. Vrij verkeer van goederen, geld en personen. Mensen dus? Personen zijn mensen die het glanzende masker van geld dragen. Als europeanen zonder geld in een ander land dan het hunne werk vinden kunnen ze een huis huren. Wie na drie maanden hier nog geen vast domicilie heeft, dat aan de vlaamse wooncode voldoet, heeft weinig kans vast en officieel werk te vinden. De formule is simpel: geld = huis = werk = geld, bij eventueel daar op volgende werkloosheid zelfs recht op een uitkering, die hier leefloon heet. En kindergeld. Maar toen deze families tien jaar geleden kwamen wisten ze niet dat de welvaartsstaten van west-europa zo snel afgebouwd zouden worden. Voor de opgeheven buitengrenzen kwam een binnengrens in de plaats, die van een eindeloze burocratie, die met dure hoewel vrijwel onbegrijpelijke woorden steeds schriftelijk hoop geeft. Als u aan deze en deze voorwaarden voldoet hebt u recht op dit en dat. Probeer het maar. Ik vroeg Rachela de namen en leeftijden te noemen van alle groten en kleinen die de volgende dag op straat zouden staan. Het kostte haar geen moeite. Haar ouders vonden het toen ze thuis kwamen geen probleem als ik de namen in een brief aan mijn kennissen zou zetten. Geen mediatisering en verpolitisering, maar een verzoek om belangstelling in beperkte kring. Dezelfde zondagavond verstuurde ik de brief als bijlage bij een mailtje. De ontvangers van het vorige ‘Bericht van Rachela’ hebben hem gelezen.
5
What’s in a name? Een lieve lezeres van het eerste ‘Bericht van Rachela’ schreef me naar aanleiding van mijn spelletjes met het woord pseudoniem: ‘wat vind je van “nomignolo”, Italiaans voor pseudoniem? Dat zingt wel schoon hé!’ Ik vertaal dat maar letterlijk als ‘ik ken de naam niet’, heel wat anders dan ‘leugennaam’. ‘Krakers’ van een leegstand pand noemen soms liever hun naam niet om het de huiseigenaar niet al te gemakkelijk te maken gerechtelijke stappen te ondernemen. Maar waren de families die een leegstaand klooster betrokken hadden wel krakers? Niemand hoeft zichzelf te beschuldigen. Een verstandige kraker zegt: omdat ik niet buiten wilde slapen met mijn kinderen ben ik maar naar binnen gegaan in dat gebouw, waarvan ik de deur open zag staan. De deur had dus opengestaan. Misschien had een andere dakloze zwerver hem de vorige nacht wel opengemaakt en bij zijn vertrek vergeten dicht te doen. Of een goedhartige sympatisant van de dakloze families had ze geholpen. Wie weet hoe mensen zich redden, soms ‘with a little of help from my friends’? Als een woonst een woning lijkt, geldt het grondwettelijke woonrecht. Met hulp van een geleende auto hadden ze er wat matrassen en spullen heengebracht en er was nog allerlei ander meubilair in het verlaten klooster te vinden. Verlaten klooster? De situatie was ingewikkelder. De laatste Zuster Kindsheid Jesu was er twee jaar geleden al vertrokken. Het klooster werd toen verhuurd aan de CAW Visserij, die in een andere vleugel van het gebouw al langer een tehuis voor dakloze senioren uitbaatte, ‘Emmaüs’ genaamd. Dat alles wisten de mensen natuurlijk niet die er die nacht onderdak gevonden hadden. Ze wisten zich gesteund door verschillende goedwillende organisaties, die al eerder in een mengeling van politieke, maatschappelijke en humanitaire idealen geopereerd hadden onder de naam ‘Beweging Recht op Wonen’. Of iedereen precies op de hoogte was van de hele situatie is de vraag. In ieder geval waren de bondgenoten van de familie van Rachela niet aanwezig toen een nette meneer en een nette mevrouw rond drie uur in de namiddag de voordeur van het klooster binnenstapten, met de zelfverzekerdheid van mensen die denken dat ze in hun recht staan. ‘Jullie moeten hier weg’, kwamen ze vertellen. Toen belde Rachela’s moeder in paniek naar de man, die ik Andreas Danekes zal noemen en die nergens bijhoorde. Ze zei alleen: ’waar ben je, Andreas?’ Hij verstond de noodkreet en fietste zich buiten adem. Toen hij tien minuten later aankwam had de nette meneer in een vertrek dicht bij de voordeur (de vroegere ontvangkamer van het klooster?) al een soort vergaderruimte ingericht, stoelen rond een tafel. Geen geschreeuw, beschaafd. Toen Andreas er binnenkwam stelde hij zich niet met zijn nomignolo voor, maar met zijn echte naam. Omdat die nette meneer een nette meneer was stelde hij zich van zijn kant ook voor: ‘Lucien de Wilde, directeur van CAW Visserij’. Als Andreas naar het gezicht van de nette mevrouw had gekeken had hij er misschien enige verbazing 6
op waargenomen. Andreas zei dat hij de families al lang kende vanuit zijn vroegere werk voor vrijwilligersorganisaties. Hij kreeg ook een plaats aan de tafel en de vergadering begon, met Lucien de Wilde als voorzitter en enige spreker. Andreas was de enige die zijn woorden helemaal verstond, de anderen begrepen het ook. De directeur van het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk ‘Visserij’ was kort en duidelijk. De bezetting van het gebouw kon niet voortduren. Het was bouwvallig, leverde een gevaar voor de kinderen op, het moest gesloopt worden, kortom, aan deze onwettige en onveilige situatie moest zo snel mogelijk een einde komen. Op een voorzichtige tegenwerping en een verzoek om clementie liet hij zich van zijn menselijke kant zien door te vertellen dat hij ook kinderen had, maar spijtig, jullie moeten weg. Er kwam nog een mevrouw bij. ‘Vera’, zei Lucien, ‘Vera komt om zes uur constateren of jullie weg zijn, en anders komt de politie’. De mensen knikten, niets aan te doen. De vergadering was teneinde, de directeur met zijn assistente vertrok. Vera – Andreas schatte haar in als een maatschappelijk werker – bleef nog even achter. Terwijl de mensen hun gemakkelijk vervoerbare spullen bij elkaar zochten maakte Andreas van de gelegenheid gebruik om haar volle naam en haar gsm-nummer te vragen. De beelden uit verre vreemde landen in de straten van Gent Pas aan het eind van de week realiseerde Andreas zich dat die nette meneer zich onder een valse naam had voorgesteld. Ik vertel het nu maar alvast om niet langer in te hoeven gaan op die kwestie van echte of valse namen. Er zullen in de loop van dit verhaal nog veel andere dingen boven komen drijven, die zacht gezegd niet kloppen. Let wel, niet zozeer van de kant van de familie van Rachela, maar van de andere kant, die aan de bovenlagen van het maatschappelijk bestel. Daar, waar nette mensen zich naast andere zaken ook bezig houden met maatschappelijk welzijn en niet alleen zelf proberen te overleven, zoals Roma’s op de vlucht voor discriminatie en neo-nazi terreurbendes. Met wandelwagentjes, fietsen en kinderwagens, te voet en met tassen en pakken met het hoogst noodzakelijke, zo ging de groep maar weer op weg, op zoek naar een ander kraakpand, bang voor een confrontatie met de politie. Kijk maar naar de televisiebeelden uit verre vreemde landen, bij oorlog of rampen, zo bewogen zich de twintig mensen vrijwel ongezien door Gent, van de Muide langs Dok-Noord. Andreas wist niet beter dan mee te stappen, fiets aan de hand. De rest van het verhaal bewaar ik voor volgende week. Andreas wist nog niet dat hij opa zou worden, de anderen dat ze toch weer terug zouden gaan naar het klooster van de Zusters Kindsheid Jesu. Maar Rachela? De familie heeft nog geen bericht van haar gehad. Ze is deze week met haar school op kamp. Samen met zus Michaela en met neef Dionyz. Kinderen hebben van nature hoop. De ouderen in het klooster nu toch ook. Een beetje. Ze wonen er al een maand. 7
Bericht van Rachela-03 (genoteerd door Tom Bouman, 22.7.2013) Hoe vreedzaam is economisch imperialisme? Opeens viel het scherm zwart. De ventilator van de computer hield op te zoemen. Zou dan toch het dreigement zijn uitgevoerd om vanaf de straat de electriciteitsvoorziening stop te zetten? De eigenaar van een pand heeft allerlei mogelijkheden om ongewenste bewoners het leven zuur te maken. Maar opa Andreas Danekes, die in 1969 in Amsterdam al voor de eerste maal in een kraakpand tijdelijk onderdak gevonden had, kon zich een dergelijke actie op dit tijdstip niet voorstellen. Half acht in de avond. Kraken gaat van ‘krak’. Maar als mensen die met de moed der wanhoop op zoek zijn naar woonruimte een deur op een kier zien openstaan kunnen ze zich met wat meubilair in de woning installeren. Dat gaat natuurlijk niet op voor een woning, die door anderen wordt bewoond of een huis waarvan de bewoners aan het verhuizen zijn. Maar wie bijvoorbeeld een pand betrokken heeft, dat ondanks de woningnood langer dan een jaar heeft leeggestaan, kan aanspraak maken op het ‘woonrecht’, dat door de grondwet gegarandeerd wordt. Niemand mag zonder zijn toestemming of zonder officieel bevel zijn woning betreden. De rechter moet uitmaken, of het eigendomsrecht van de eigenaar uitgaat boven het gebruiksrecht van de bezetter van de woning. In Breda, in Nederland, riep de sinds kort overleden bisschop Muyskens felle discussies op toen hij eens opmerkte, die een hongerig mens zonder geld geen dief is, als hij bij de bakker een brood meepakt zonder te betalen. Nood breekt wet. Voor ons, weldoorvoede westerlingen, was het lang een rustig gevoel dat honger en andere wantoestanden vooral in andere werelddelen voorkwamen. Maar ons eigen Europa breidde sinds de jaren ’90 de grenzen uit, gelukkig vreedzaam in grote trekken, als we oorlog en meningsverschillen in Oost-Europa buiten beschouwing laten. Hoe vreedzaam allerlei vormen van economisch imperialisme zijn is ook een vraag. Ook, hoe mensen kunnen reageren op grote groepen andere mensen die op trek gaan, door grote verschillen van inkomen op zoek naar werk in rijkere landen. Als we uitbreiding van economische macht als een vorm van oorlogsvoering zien, dan zijn zogenaamde economische vluchtelingen ook op de vlucht voor situaties thuis, die veel gelijkenis vertonen met de armoede en burocratische willekeur uit onze eigen europese wereldoorlog van ‘40 tot ’45.
8
De zelfredzaamheid van pioniers Andreas Danekes beschouwde de voorvader wiens naam hij had geleend als zo’n pionier. Als ‘hannekemaaier’ trok hij ooit vanuit Duitsland naar Nederland, waar hij een van zijn zonen achterliet voor een nieuwe toekomst, met een nieuwe taal en een nieuwe naam zelfs. Nieuw bloed voor een volk, dat als ieder volk door de eeuwen heen permanent van bloed en DNA verandert. Evolutie is ontwikkeling, voortgang. Een afgesloten groep mensen gaat ten onder aan devolutie, verstarring, inteelt. Maar dergelijke gedachten kunnen we beter overlaten aan de geleerden, die denken de wereld van voor hun eigen geboorte en na hun eigen dood te kennen. Gewone mensen proberen met min of meer algemeen menselijke maatstaven van rechtvaardigheid en een directe invoeling van de noden van de ander mens te leven binnen de beperkingen van tijd en ruimte en cultuur. Ze denken aan hun eigen belang, maar weten min of meer instinctief dat het hun eigen belang is om rekening te houden met de belangen van anderen en zo conflicten te vermijden. Het was Rachela’s nonkel Alexander die de stroomstoring had veroorzaakt. Op een van de toiletten op de benedenverdieping had vanaf het begin van de nieuwe bewoning van het vroegere klooster een looplamp de oplossing gebracht voor een defect lichtknopje. Toen Andreas naar beneden ging om te kijken wat er aan de hand was brandde het licht op de gang alweer. ‘Ben je electricien?’ vroeg Andreas. ‘Ik kan alles’, zei Alexander. Andreas geloofde het. Hij begon gewend te raken aan de zelfredzaamheid van zijn nieuwe familie. Vijf weken was het klooster nu weer bewoond. Iedere reparatie werd in eigen beheer uitgevoerd. De grote tuin zag er na twee jaar verwaarlozing weer paradijselijk uit, zoals het een kloostertuin betaamt. De kamers, de gangen, de keuken, de toiletten en douches, - properheid was het woord, dat Andreas telkens in gedachten kwam. In zijn noord-Nederlandse moedertaal gezegd: alles wordt hier steeds schoon gehouden. Eis tot onmiddellijke en volledige ontruiming Opa Andreas had nog nauwelijks tijd gevonden om Rachela te vragen wat ze allemaal op kamp met Chiro had beleefd, waarvan ze gisteren was thuisgekomen. Deze dag is voor hem overvol gevuld geweest met gesprekken met de advocaat, die bereid was de belangen van de grote familie en van Andreas te verdedigen tegen de eis tot onmiddellijke en volledige ontruiming, die gerechtsdeurwaarder Baele vrijdag op de deur had geplakt. Andreas had als enige met een vast inkomen, zijn kleine en gekortwiekte nederlands pensioen, bij de gemeente zijn verhuizing van een appartmentje in het centrum van Gent naar het klooster aan de Muide aangemeld. Wonderlijk genoeg had de eisende partij, het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk ‘Visserij’, hem als een even anonieme bewoner beschouwd als de anderen, die het etiket Roma droegen. 9
Vorige week vertelde ik hoe de directeur van deze CAW zich bij hun eerste ontmoeting zelf onder de valse naam Lucien de Wilde had voorgesteld aan Andreas, die toch niet zijn schrijversnaam maar zijn echte officiële genoemd had. Ondertussen heb ik begrepen, hoe Dirk Remy (zijn echte naam) op zijn pseudoniem, zijn leugennaam kon komen in zijn verwarring om in dit ‘krakers’gezelschap iemand te spreken die zijn taal en fatsoenscode actief beheerste. De buurtwerker van Muide, met wie Remy de meeste contacten onderhield, droeg de naam Lucien De Ridder. En De Wilde? Misschien heeft de naam van het deurwaarderskantoor De Wilde & Baele hem al vanaf het begin door het hoofd gespeeld. Toen aan het eind van de eerste week in het klooster Andreas de werkelijke naam van de directeur van CAW-Visserij ontdekte, werd zijn wantrouwen ten aanzien van de rechtmatigheid van de lange leegstand van het klooster klaar wakker. Maar ook zijn hoop, dat een uitzettingsprocedure wel eens in het nadeel van de eisende partij kon uitpakken. Andreas rook gesjoemel. Ruiken we lijken in de kast? Het is niet altijd gemakkelijk uit te leggen wat je ruikt als er iets stinkt. Vroeger, toen de pers nog niet overvleugeld was door het eindeloze televisie-amusement en de sensatie, die ook als amusement geconsumeerd wordt, vroeger werd er wel over journalisten met ‘neus voor nieuws’ gesproken. In de jaren na de eerste wereldoorlog kwam in de VS een vorm van journalistiek op, die wel ‘muck-raking’ werd genoemd, geroer in modder. Wat rook Andreas? Een lijk in een kast? Liever zou ik schrijven over de vreugde, die Andreas met zijn nieuwe grote familie beleeft. Maar ook over de dagelijkse moeilijkheden en problemen, die nooit echte depressiviteit veroorzaken, maar ons wel steeds bezig houden. Het komt allemaal aan de orde in deze Berichten van Rachela, in de komende weken, maanden. Maar dagelijks ervaart Andreas, dat een probleem pas een probleem is als je er een probleem van maakt. Vorige week zette ik mijn bankrekening onder het tweede Bericht van Rachela. Een goede gever nam voor een hele tijd de zorgen weg voor dagelijkse onkosten. Ik durf in dit bericht het bedrag niet te noemen, om anderen niet af te schrikken. We gedenken in dankbaarheid wie vijf of tien of twintig euro te missen heeft om een bijdrage te leveren aan de definitieve integratie van deze grote, talentvolle, kansrijke, zelfredzame familie in de vlaamse, belgische en europese samenleving. Dat is ons nieuwe project Muide-Emmaüs, zeer sociaal-cultureel, losgezongen van de CAW-Visserij en vzw Rocsa. We zijn even dankbaar voor belangstelling als voor giften, die we hier of in persoonlijke mail zullen verantwoorden. Want dit is bij uitstek een sociaal-cultureel project voor crisistijd, dus niet op overheidssubsidie leunend.
10
Bericht van Rachela-04 (genoteerd door Tom Bouman, 29.7.2013) Wat leert ons de geschiedenis? Veel historische gebouwen en de loop van sommige straten herkennen we ook nu nog op het grote schilderij van 1534 dat Gent in vogelvlucht laat zien. Maar het havencomplex, dat via het kanaal van Gent naar Terneuzen aan het begin van de negentiende eeuw de stad tot een inlandige zeehaven heeft gemaakt, bestond nog niet. De eerste Nederlandse koning, Willem I, ingehuldigd in 1814, nam het initatief tot het graven van het kanaal. Hij versterkte de orangistische gevoelens van veel Gentenaren bovendien door de stichting van een rijksuniversiteit in de stad. Op het langgerekte eiland dat in het noordoosten op de vogelvluchtkaart te zien is, voorbij de Muidepoort, ontstond de havenwijk Muide-Meulestede, die nu ligt tussen het laatste stuk van het oude kanaal en de grote dokken: het Grootdok met zijn zijarmen Noorddok, Middendok en Zuiddok. De industriële bestemming van het gebied was in 1534 al duidelijk. Op de rechteroever van de oostelijke rivierarm, die breed zou worden uitgegraven om de dokken te vormen, tel ik tien windmolens. We kunnen hopen dat het galgen op het galgeveld, dat de rij molens afsluit, niet al te industrieel functioneerden. Voorbij de molens en het galgenstaketsel begint een aan weerszijden bebouwde weg, die na bestrating de Meulesteedsesteenweg ging heten. Hier woont Andreas Danekes nu, met de grote familie die hem als opa heeft geadopteerd. Ze wonen in het klooster, dat de Congregatie van de Zusters Kindsheid Jesu er in 1882 heeft laten bouwen. In dat jaar liet de Gentse notabel François Hye-Hoys op een flink stuk grond dat hij geschonken had aan de seminarist Maurice Cruyt een kerk oprichten ter ere van Sint-Theresia van Avila, als de kapel van een klooster met een meisjesschool ernaast. Aan de andere kant van de kapel werd een pastorij annex directeurswoning voor school en klooster gebouwd. De school zou bediend worden en het klooster bewoond door de Zusters Kindsheid Jesu, die toen sinds kort hun moederhuis hadden in het monumentale pand ‘Hotel VandenMeersche’ op de hoek van de Zandberg en de Nederpolder in het oudste deel van het centrum van Gent. De Sint-Theresiakerk diende aanvankelijk als hulpkerk van de H.Kerstparochie, die in de Sleepstraat gevestigd was. Door de bevolkingsgroei van de wijk ontstond in 1909 een zelfstandige parochie, terwijl noordelijker op het eiland MuideMeulestede nog een derde kerk gebouwd werd, de Sint-Stephanuskerk. Nu vormen de H.Kerstkerk, de Sint-Theresiakerk en de Sint-Stephanuskerk weer een enkele parochie, die later volgens de plannen ook nog weer met andere parochies zal samensmelten. De laatste Zuster Kindsheid Jesu heeft twee jaar geleden het 11
klooster verlaten. De kalender op de muur van haar kamer toont de datum van haar vertrek. Andreas Danekes bewoont de kamers van de drie laatste zusters van het klooster. Zijn grote familie heeft het overige deel van het kloostercomplex en de vroegere Sint-Theresiaschool voor meisjes in gebruik genomen. Voorzichtig hebben ze een begin gemaakt met het opruimen van de onbeschrijfelijke rommel, die de CAW Visserij er bij vertrek heeft achtergelaten. De verwilderde kloostertuin is weer van het ergste onkruid ontdaan, het grasveld eindelijk gemaaid, de koer van de oude school ligt er ordelijk bij. Dat er nu weer kinderen spelen beviel de buren in het begin maar matig, maar ze zijn er in anderhalve maand aan gewend geraakt en de kinderen spelen nu vooral in de opgeknapte tuin. De buren, dat zijn een zestal meest vrij jonge alleenstaande mensen op kamers in een aangrenzend pand van het centrum voor woonzorg Emmaüs van het Centrum voor Algemeen Welzijn CAW-Visserij, die eerder het gehele complex exploiteerde als een opvangcentrum voor dakloze senioren. Door verschillende oorzaken zijn ze in huisvestingsproblemen gekomen en ontvangen nu een ‘woontraining’ om de terugkeer naar een individuele woning voor te bereiden. Ook hun nieuwgekomen buren zijn bezig met een woontraining. Mensen die jaren lang van het ene kraakpand naar het andere moesten zwerven of erger nog, soms buiten moesten slapen, en die vaak van onregelmatige inkomsten of voedselhulp moesten leven: ze hebben geleerd zich te behelpen, dat wel, maar gepolijst gedrag is wat dof geworden, goed-burgerlijke omgangsvormen zijn bij sommigen wat afgesleten. Maar deze nieuwe bewoners van het klooster hebben geen teamleider of teamleidster zoals de bewoners van woonzorg Emmaüs. Ze voeden zichzelf en elkaar op, in een proces van resocialisatie, dat opa Andreas met stijgende bewondering aanziet. Behalve de buren van woonzorg Emmaüs hebben ook iets minder nabije buren gemerkt dat het oude klooster nieuwe bewoners heeft gekregen, die duidelijk verschillen van de lieve ingetogen zusterkens Kindsheid Jesu. Het kloostercomplex wordt door de Manchesterstraat en de Dukkeldamstraat begrensd. Toen de nieuwe kloosterlingen verleden week met een kleine flyer hun buren ter kennismaking hadden uitgenodigd voor een hapje en een drankje op de koer waren er vijf of zes uit die laatste straat gekomen. Kathleen had een tas speelgoed voor de kinderen meegebracht; die was dus duidelijk gunstig gestemd. Anderen toonden meer reserve en hadden klachten over burengerucht tot in de late avond. Opa Andreas gaf zijn gsm-nummer en vroeg de buren om naar het oude verzoek van buurtwinkeliers en kleine bedrijven te handelen: ‘bent u tevreden, zegt het uw vrienden; hebt u klachten, zegt het ons’. Andreas sliep al toen hij die avond gewekt werd door het indringende oproepsignaal van zijn gsm. Slaperig las hij het sms-bericht: ‘’23 u 21 en weer is het nog niet stil in 184A. Er wordt duidelijk hard gediscussieerd. U sliep toch nog niet?’ Weinig bedreven in het kunst van het sms-verkeer knutselde hij een 12
antwoord: ‘Ik sliep al eerlijk gezegd maar u piept me wakker. Ik ga kijken. Andreas’. De rest van de conversatie speelde zich de volgende ochtend af: ‘Hoop dat t geholpen heeft gisteravond. Aarzel niet me te bellen al is het midden in de nacht. We raken allen wel aan elkaar gewend. Ik leer zelfs sms-en. Andreas’. Daarop komt even later het antwoord: ‘Ja. Het is dan toch stil geworden. Jammer dat dit nodig was. Sms’en bijna gratis. Cynthia’. Er is nog hoop. Gaat het nog over geschiedenis? De naam van de parochiale eenheid Heilig Kerst, waar de Sint-Theresiakerk toehoort, klinkt heel anders dan de meeste kerknamen. Een kerkgebouw houdt doorgaans de naam van de heilige levend, aan wie de kerk gewijd is. Maar het zal wel aan mijn noord-nederlandse protestantse achtergrond liggen dat ik nog nooit van een Sint Kerst had gehoord. Totdat ik uit een geleerd artikel van de kunsthistorica Elisabeth Dhanens begreep, dat juist de vroegst gestichte kerken naar Christus zelf genoemd zijn. Geen Christus-Koningkerk, zoals er wel enkele te vinden zijn, maar werkelijk Holy Christ Church, de naam van een aantal van de oudste kerken van Engeland. Kunsthistorici ontwerpen vaak uit allerlei brokstukjes informatie van heel verschillende aard een beeld van de geschiedenis, dat onzichtbaar blijft voor wie de gebruikelijke historische bronnen bestudeert. Zo ontdekte Elisabeth Dhanens van alles over de Heilige Julianus, de patroon van de ‘pijnders’, de zakkendragers, karrevoerders en slepers, al die zwoegers uit de tijd dat transport geheel van dierlijke en menselijke kracht afhankelijk was. Deze Sint-Julianus is volgens Elisabeth Dhanens waarschijnlijk identiek aan de Julianus, die in een beroemde middeleeuwse verzameling wonderverhalen van heiligen, de Legenda Aurea, in het begin van de vijfde eeuw al als bouwheer opgetreden zou zijn van een kerk op een plaats, die volgens enkele handschriften Gaud of Gand genoemd wordt. Het christendom zou dan niet pas in de zevende eeuw door de twee heiligen SintAmandus en Sint-Bavo zijn ingevoerd onze streken. Zij staan bekend als de stichters van de Sint-Baafsabdij, die als een van de oudste kernen van Gent beschouwd wordt. Maar langer dan twee eeuwen tevoren zou deze Sint-Julianus ‘de Gastvrije’ de eerste christelijke kerk in ons deel van Frankenland hebben gesticht, gewijd aan Christus zelf, zoals toendertijd nog gebruikelijk was. Een paar honderd meter ten oosten van de schilderachtige resten van de Gentse SintBaafsabdij, in het Sint-Baafsdorp, zijn inderdaad funderingen teruggevonden van een kerk, die nog ouder was dan de abdijkerk, waarvan de bouw in de tiende eeuw begon. Later werd de tegenwoordige Sint-Salvatorkerk in de Sleepstraat het centrum van de Heilig Kerstparochie. Geschiedenis is tegelijk religieuze, politieke, economische en sociale geschiedenis. 13
Bericht van Rachela-05 (genoteerd door Tom Bouman, 5.8.2013) Welke vragen leven nog bij ons? Een mens ! Dus geen mier en evenmin een chimpansee of bonobo of ander levend wezen ergens daartussenin. Een mens met een paspoort van zijn geboorteland en een identiteitskaart van het land waar hij nu woont. Legaal een mens. Maar als zijn woning nu eens zo bouwvallig is, dat een gemeentelijke dienst besluit dat hij er niet meer mag wonen, voor zijn eigen bestwil ? Dan staat hij op straat, met vrouw en kinderen, en zijn identiteitskaart wordt na verloop van tijd ingetrokken en ze moeten allemaal maar weer terug naar het land waar ze vandaan komen, al werden de kinderen die jonger dan acht jaar zijn hier verwekt, gedragen en geboren. Legaal blijven ze nog steeds mensen, maar zelfs als ze een andere bouwval vinden zullen ze er illegale bewoners zijn. ‘Ordnung muβ sein’, zegt een taal waarin ooit lang geleden zelfs het vermoorden van mensen legaal en burokratisch geregeld werd, als een noodzakelijke vorm van bestrijding van ongedierte. Wie geen geld heeft om een huis te kopen of te huren is als een zwerfhond. Geen huis, zelfs geen baas om voor te werken en geld te verdienen, voor een huis met water en licht en warmte, voor kleding, voor eten. Waarom blijft iemand niet thuis, in zijn eigen land? We spreken niet over toeristen op zoek naar zon of oude tempelruïnes, of over zakenmensen die overal ter wereld de vertrouwde hotels van hun eigen favoriete hotelketen vinden, of over nederlandse boeren die voor iedere hectare grond die ze konden verkopen voor stadsuitbreidingen tien hectares kunnen terugkopen in oost-europa, waar bovendien de arbeidskrachten goedkoper zijn dan in eigen land. Maar waarom blijft iemand zonder geld niet gewoon thuis in zijn eigen land? Push-and-pull, wordt het verschijnsel genoemd. Push, iets duwt je weg uit je eigen land, werkeloosheid bijvoorbeeld, of discriminatie omdat je tot een ongewenste minderheid hoort. Pull, iets anders in een ander land trekt je aan. Je hebt er familie of een geliefde wonen, misschien, of de zon schijnt er vaker, of de regen valt er milder, of het is gewoon een rijker land dan je eigen land. Hoort reizen tot de mensenrechten? Wel voor europese mensen, werd ons verteld toen de europese eenheid feestelijk werd uitgeroepen en een enkele munt overal als betaalmiddel ging dienen. Maar geen recht zonder beperkingen. Beperkingen zeker voor mensen zonder geld, dat de wereld regeert zoals iedereen zou kunnen weten die de beursberichten volgt. Zo stond het dus gesteld voor Rachela en haar familie toen ze naar België kwamen, negen jaar geleden. Het was meer push – discriminatie van Romamensen in werk en op school – dan pull – van een rijk land met hooggehouden mensenrechten. Het pull-element viel gauw tegen, de familie kreeg geen asiel, misschien meer op grond van onvoldoende middelen dan wegens discrimatie op 14
grond van hun huidskleur, die niet diepzwart of donkerbruin was maar ‘getaand’, het woord dat hier het franse ‘basané’ vertaalt. Tussen blonde blauwogige mensen vallen de meeste Roma op als donker. Andreas Danekes zag het wel graag. En voor Rachela had hij helemaal een zwak plekje, al was ze nog geen tien jaar oud. In hun dirty minds (door de verborgen verleidingen van reclame) mogen ongelovige honden in het rijke westen daar van denken wat ze willen. Er is geen profeet die niet belasterd is, Mohammed als pedofiel, Jezus beurtelings als hoerenloper of homo. Andreas Danekes is niet eens een profeet, maar realiseert zich dat ooit zijn gelijknamige voorvader vanuit het oosten naar west-europa kwam gezworven en het geluk had geadopteerd te worden door een welgestelde notaris in het groningse Garmerwolde, die zijn schoolopleiding kon bekostigen. Vier of vijf generaties later schopte een nazaat van die oude Andreas het ver genoeg in de hollandse samenleving om in een select middelbare-schoolklasje aan de toekomstige koningin van Nederland maatschappijleer te onderwijzen en als succesvol schrijver zijn kinderen meer dan genoeg geld na te laten. Dus toen Rachela zei dat ze later een boek wilde schrijven spitste Andreas zijn oren en keek naar haar met andere ogen dan eerst, indien niet hoopvol dan toch verwachtingsvol. Zelfs mensen die hun beperkingen kennen dromen er soms van buiten de perken te mogen treden. Alleen wie slaapt als een blok droomt niet. De profeet Mohammed zou volgens een bericht gezegd hebben: veel mensen slapen tot ze sterven, dan worden ze met schrik wakker. Voorlopig moet Rachela eerst vanaf september op school haar vierde leerjaar afmaken. Ze droomt van een echte boekentas, een vierkante Hello Kitty-tas, net als veel andere meisjes op school. De hele familie van Rachela moet zich tot dromen beperken tot hun situatie voldoende geregulariseerd is om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt, als voorportaal tot de supermarkt. Ook Rachela’s nichtje Sarah hoopt het vierde leerjaar met een Hello Kitty in te kunnen gaan, en nichtje Michaela die overgaat naar het tweede jaar. Rachela’s broer Jozef gaat naar het zesde leerjaar, net als neef Dionyz. Zij dromen van een vierkante tas van Adidas. En dan is er nog neefje Usman, die met een Nike-tas naar het derde leerjaar wil. Net als andere kinderen. Kosice, Marseille en Gent culturele hoofdsteden van Europa De oudsten van de kinderen en hun ouders zijn allemaal geboren in de Slowaakse stad Kosice. Ten onrechte hebben we daar nog niet allemaal van gehoord, maar Kosice is dit jaar 2013 toch maar mooi de culturele hoofdstad van Europa, samen met het meer bekende Marseille aan de Middellandse Zee. Er wonen in Gent (is dat soms ook niet van oudsher een culturele hoofdstad van 15
Europa?) veel Roma mensen uit Kosice, tegen de tweeduizend zegt de Integratiedienst van het departement Bevolking en Welzijn van de stad Gent. Grotendeels komen die uit een enkele wijk van die andere europese cultuurstad, de wijk Lunik IX. In de industriële prefab-woningen daar werden vanaf 1980 met stevige burokratische dwang zoveel mogelijk Roma van het oost-Slowaakse platteland samengebracht, als arbeidskrachten voor de metaalindustrie van Kosice. Na de val van het communistische bewind steeg binnen vijf jaar de werkeloosheid onder de Roma-bevolking van Lunik IX van 20% naar 80%. Mensen met een racistisch denkpatroon kunnen dus moeiteloos de Roma werkschuw noemen. Een meer marxistische gedachtengang kan tot een andere conclusie komen, die misschien iets te maken heeft met de geforceerde industrialisatie van een plattelandssamenleving. Sociologisch gezien is de snelle stijging van werkeloosheid een oorzaak van maatschappelijke desintegratie. Menselijk gezien: moedeloosheid, materiële en geestelijke ellende, waaraan alleen degenen die de meeste ondernemingszin hebben proberen te ontsnappen. Tot in Gent en andere west-europese steden, zeker sinds in 2005 Slowakije in de europese gemeenschap werd opgenomen. Maar wie zijn eigenlijk Roma? De duitse nationaal-socialisten wisten het wel. Bij gebrek aan blond- en blauwheid (van haar en oog) noemden ze de Roma zigeuners en ondermensen, een minderwaardig ras net als Joden. En zo kwam het dat er vorige week, de 2e augustus van dit jaar 2013 in Straatsburg, ook al een europese hoofdstad, een verdrietige herdenking plaats vond. 69 jaar geleden werden toen in een enkele nacht 3000 Roma omgebracht in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau. ‘Shoah’, zeggen Joden. ‘Holocaust’, zeggen anderen. ‘Pharrajimos’, zeggen Roma die hun eigen genocide te gedenken hebben. ‘Verslinding’, schijnt daar een vertaling van te zijn. Maar de geschiedenis is zo rijk aan genocides, massamoord, gedwongen volksverplaatsingen (de ‘Nakba’ van de Palestijnen), dat we er geen woorden meer voor hebben. Of een genocide als echt en onvervalst erkend wordt is een politieke kwestie geworden, vraag maar aan Armeniërs, Turken en Fransen. De duitse regering heeft in 1982 officieel de Roma-‘Verslinding’ als een genocide erkend, maar de Roma hebben te weinig politiek gewicht om herstelbetalingen te kunnen vragen, en al helemaal geen eigen land. Sinds de eerste Roma in het begin van de vijftiende eeuw zich in oost-Europa vestigden (de geleerden zijn het niet eens over het waarvandaan, veel Roma zelf zien hun oorsprong in India) zijn ze ‘vreemdelingen en bijwoners’, om een bijbelse uitdrukking te gebruiken. Slowaakse Gentenaren, waarvan een grote familie in een door de Zusters Kindsheid Jesu verlaten klooster een nederlandse Gentenaar in zijn midden heeft opgenomen als een extra opa, naast de eigenlijke patriach en pater familias Jozef. 16
Om in bijbelse sferen te blijven: soms denkt opa Andreas aan de beschrijving die de arts en historicus Lucas gaf van het leven van de vroegste christenen. Ze waren ‘één van hart en ziel, en ook niet één zei dat iets van hetgeen hij bezat zijn persoonlijk eigendom was, doch zij hadden alles gemeenschappelijk’. Daar valt volgende week zeker nog meer over te vertellen.
17
Bericht van Rachela-06 (genoteerd door Tom Bouman, 12.8.2013) Waar komt al het lawaai vandaan ? Als ik je een verhaal vertel dat ik zelf verzonnen heb denk je: ’t zal wel. Maar het oudste verhaal dat ooit is opgeschreven is wèl de moeite waard. Nog vóór bijbelse tijden, in de buurt van vooroorlogs Irak. Als het land tussen de twee rivieren in het daarvoor bestemde seizoen overstroomd was geweest moest het water weer weglopen in een volgend seizoen. Het grote werk bestond dus uit het graven van kanalen. Het verhaal daarover begint eenvoudig. De goden waren moe van het graven. Het scheppingswerk was vanzelf gegaan, maar het overtollige water bleef maar stromen. De kanalen konden het nauwelijks verwerken. De goden kregen ruzie. Raad maar waarover. Jij graaft niet zo hard als ik, daarover natuurlijk. Omdat de goden verstandig waren bleven ze niet bekvechten en lieten het niet op vuistvechten of erger uitlopen. Ze splitsten zich in twee groepen, in de hemel en op aarde. Die in de hemel lieten het regenen en die op aarde zorgden voor de afvoer. De tweede groep had het meeste werk, maar vond een goede oplossing. Van klei plus water maakten ze mensen om het werk te doen. En als ze tijd over hadden maakten die mensen kinderen, als hun bijdrage aan het scheppingsgebeuren. De aarde werd vol, stampvol. De goden hoorden het gestamp en het lawaai en konden er niet van slapen en zich niet concentreren als ze soms nog weer eens voor hun plezier nieuwe dingetjes wilden scheppen. Ze kregen er genoeg van. En net als mensen soms met jonge poesjes doen als er teveel van komen besloten ze de hele handel te verzuipen. Je herkent het wereldwijde zondvloed-verhaal, maar je weet dat er zelfs bij grote rampen altijd wel een paar mensen overblijven, door goed geluk of eigen slimheid. Dat zijn de mensen die net als de goden zèlf hun tijd niet verdoen aan ruzie maken maar hun eigen plan trekken en niet van streek raken door al het lawaai. Want een beetje lawaai, dat hoort nu eenmaal bij de schepping. Geen bliksem zonder donder. Vlooien, ratten en achterbuurtbewoners Toen Andreas Danekes dat verhaal hoorde moest hij denken aan het dagboek van zijn moeder. Hij was zelf nog maar een heel klein jongetje toen er oorlog naar zijn land toekwam. De stad waar ze woonden werd gebombardeerd en stond in brand. Te voet en fietsend, of wie er toen al eentje had per auto, iedereen probeerde zich in de omgeving in veiligheid te brengen. De kleine Andreas achter op de fiets, zijn ouders en zijn twee grote broers op hun eigen fietsen, ze kwamen eerst bij een boerderij in Poppendamme terecht, vertelde Andreas’ moeder in 18
haar dagboek. ‘In de schuur staat een stier’, schrijft ze, ‘die voortdurend rammelt met de ketting waaraan hij is vastgemaakt. We trekken verder en we vinden voor de nacht onderdak in de schuur van boer Huisman, waar we op vuil, stinkend stroo wat proberen te rusten. Van slapen is natuurlijk geen sprake. Voortdurend ritselen de ratten door het stroo. Dan zijn er vlooien. Bovendien komt laat in de avond een groot gezelschap ruzie-achtige achterbuurtbewoners uit Middelburg aan. Iedereen is nerveus. Gekrakeel over al of niet gebruik van zaklantaarns. Er mag van buiten af geen licht worden gezien; gevaar voor het aantrekken van de Duitsers. Ik voel telkens of de ratten niet gaan knagen aan de kinderen. We willen in deze omgeving niet langer blijven, trekken maar meer verder’. Wat het ergst was staat er niet, de ratten, de vlooien of de achterbuurtbewoners. Het waren allemaal onbekende verschijnselen voor de nette ouders van Andreas en zijn broers. Gelukkig ontmoeten ze later onderweg nog andere mensen uit hun eigen laan met mooie villa’s en tegen de volgende nacht vindt het gezelschap onderdak in een betere boerderij. ‘Bij boer Wisse vinden we gastvrij onderdak in de mooie kamer van het huis, die voor ons wat ontruimd wordt. De kinderen slapen in de bedsteden, wij op lakens op de vloer (steen met linoleum bedekt). De dag daarop maken we zelf strozakken. En de dag daarop gaan we weer terug naar Middelburg, dat intussen het grote bombardement heeft meegemaaakt en dat we brandend terugvinden. Maar ons huis, aan de buitenkant, is totaal ongedeerd’. Zo begon de oorlog, die bijna vijf jaar zou duren. Nog twee keer moest de familie Middelburg verlaten, officieel geëvacueerd of vluchtend. Verder trekkend. Is de samenleving een onderdeel van de economie of andersom? Een van de meest pessimistisch stemmende boeken over de hedendaagse samenleving verscheen al in 1899 in de Verenigde Staten. Onder de titel ‘De Theorie van de Nietsdoende Klasse’ werd het dan ook pas in 1974 in het Nederlands vertaald. ‘The Leisure Class’ van Thorstein Veblen is een begrip geworden, dat meer dan het verwante ‘bourgeoisie’ uit het marxistische denken thuishoort in de etnologie. Overal ter wereld bestaat een nietsdoende klasse, die het druk heeft met consumeren en zo opvallend mogelijk te laten zien, dat ze ver boven de plebeïsche activiteit van het proletariaat staat die ‘werken’ heet. De ‘vrije-tijdsklasse’ of de ‘gemaksklasse’, zoals leisure class nauwkeuriger vertaald zou kunnen worden, ontleent zijn identiteit aan ‘conspicuous consumption’, een consumptief gedrag dat bedoeld is in ’t oog te vallen, om niet te zeggen een ander de ogen uit te steken. Als men maar goed begrijpt dat werken beneden mijn stand is. Mijn nagels zijn zo lang dat mijn vingers nauwelijks iets kunnen beetpakken. Mijn hakken zijn zo hoog dat ik eigenlijk niet op mijn voeten kan staan of gaan. In China werden ooit de baby-voetjes uit deze klasse zo 19
ingezwachteld dat ze uiteindelijk heel mooi misvormd aantoonden, dat een draagstoel de beste manier van verplaatsing was. Laat een ander werken, ik maak van het consumeren een kunst. En mijn fraaie woorden kunnen alleen begrepen worden door iemand, die even geleerd is als ik en daar ook een goed inkomen voor ontvangt. De twee profeten van ons moderne maatschappelijk bestel zijn Adam Smith (de man van het zichzelf regulerende liberalisme) en Karl Marx (als de staat onder leiding van het proletariaat alle klasseverschillen heeft opgeheven is er geen plaats meer voor heerschappij, onderdrukking en armoede en dan kan zelfs de staat geleidelijk verwelken). Twee tegenpolen in één denkpatroon, dat de economie tot uitgangspunt heeft genomen. In de denkwijze van deze twee profeten is de samenleving ingekapseld in het geldende economische systeem. Grond, arbeid en kapitaal worden beschouwd als produkten, waarvan de waarde in getallen kan worden uitgedrukt. Fout, zegt een latere denker, Karl Polanyi, een Hongaar die in 1933 om zijn joodse afkomst voor Hitler naar Engeland vluchtte. Zijn sociaal-historische hoofdwerk ‘The Great Transformation’ verscheen in 1944 en kreeg aanvankelijk in die verwarde tijd weinig belangstelling. In tegenstelling tot alle andere historische periodes is het economische systeem geen onderdeel meer van het maatschappelijk bestel, betoogt Polanyi, maar andersom, het maatschappelijk denken is ingebed geraakt (‘embedded’) in het materialisme van de economie. Polanyi is dus geen historisch-materialist, al liggen in grote trekken zijn opvattingen over rechtvaardigheid veel dichter bij die van Marx dan bij die van Adam Smith. Maar de grond, daar staan we allemaal op. Arbeid, dat zijn we zelf. Geld, dat is communicatie, en mag net als onze taal natuurlijk niet door een particuliere instantie, al is het de koning zelf, worden gemonopoliseerd. Gemystificeerd. Draait het allemaal om de kinderen of om geld? Cultuur, beschaving, civilisatie, daar gaat dit verhaal van Rachela en opa Andreas Danekes over. En over de rol, die geld daarin speelt. Rachela en haar familie hebben heel weinig geld, maar er zijn veel kinderen. Hun buren vinden dat die kinderen veel lawaai maken. Wonen ze naast goden, of naast mensen die andere opvattingen over lawaai hebben, en zelfs over geld? Op maandag 11 augustus 2013 moet in Gent de vrederechter een beslissing nemen of Rachela en haar familie, inclusief Andreas Danekes, voorlopig mogen blijven wonen in het oude klooster van de Zusters Kindsheid Jesu. Het geld van de eigenaars van het oude gebouw en de mensen die menen dat ze er rechten op kunnen laten gelden, maar ook het lawaai dat de kinderen maken spelen een rol in deze rechtsgang, waarin eigenlijk twee beschavingen met elkaar 20
geconfronteerd worden, die waarin kinderen centraal staan, en die waarin geld op de voorgrond staat. Zou de mystificatie van het geld het winnen van de realiteit, die kinderen zijn? Een andere mystificatie is gelukkig verdwenen. De mensen achter twee pseudoniemen, Lucien De Wilde en Andreas Danekes (Bericht-02), kennen nu elkaar’s werkelijke namen.
21
Bericht van Rachela-07 - extra (genoteerd door Tom Bouman, 17.8.2013) Is er menselijk leven mogelijk in het daarvoormaals? Honger! Winter! Wat hebben woorden eigenlijk nog te zeggen tot een doorgemediatiseerde west-europeaan? Hij is nu al veel meer dan een generatie lang een Wirtschafswunderkind geweest, de lieveling van onze kapitalistische economie. Woorden zijn ontaard tot verborgen verleiders. Tussen de klank van lettergrepen horen we, tussen de letters lezen we reclame voor de illusie van een steeds maar beter, rijker leven. Lekker is lekker, maar genoeg is nooit genoeg. Consumeer, meer, meer. Hongerwinter, als je hart niet harder gaat kloppen bij deze woordcombinatie is je hart verhard. Geen hart voor de geschiedenis van je voorgeslacht. In Gent was de laatste winter van de eerste wereldoorlog een hongerwinter. De mensen trokken met tassen en karretjes naar de braakliggende stukken grond tussen nieuwe fabriekscomplexen, de Neermeerschen bijvoorbeeld tussen de Meulesteedsesteenweg en de Dokken, om de brandstof te sprokkelen waarmee ze zich konden warmen en tegelijk hun dunne soep koken. In Nederland, de laatste winter van de tweede wereldoorlog, waren rond de grote steden de buitenwegen vol mensen met kinderwagens en oude fietsen die niet door het bezettingsleger in beslag waren genomen. Op zoek naar voedsel bij boeren, die tegen redelijke of woekerprijs nog wat hadden af te staan. In de stad sloopten de mensen alle hout uit huizen, waar de joodse bewoners uit gedeporteerd waren. Brandstof. Niet iedereen had het slecht. Er waren oorlogswinstmakers. Anderen waren door afkomst of eigen talent gewoon bevoorrecht. De ouders van Andreas Danekes woonden op een grote boerderij, het hele gezin geadopteerd door een gastvrij, welgesteld maar kinderloos boeren-echtpaar. Eigen eieren, eigen slacht, eigen aardappelen, melk en brood van eigen graan dat door de dorpsmolenaar aan de verplichte afdracht aan de bezettingsautoriteiten werd onttrokken. Maar Andreas herinnert zich hoe aan tafel gesproken werd over een brief met verdrietig nieuws uit Rotterdam. Zijn tante was als directrice van het kinderziekenhuis toch niet armlastig, ze had ongeveer genoeg te eten. Maar haar dierbare poes was spoorloos. Tante veronderstelde dat haar buren de poes als dakhaas in de pan hadden laten verdwijnen. De kleine Andreas dacht aan het verdriet van zijn tante, maar ook aan de honger van haar minder welgestelde buren. Later heeft Andreas even zelf oog in oog gestaan met het hongerspook. In Tanzania, of all places, in een land waar geld toch al schaars is had hij drie weken lang geen cent om uit te geven. Maar wie een dak boven zijn hoofd heeft vindt altijd wel wat om de honger te stillen. Zelfs in Dar es Salaam blijven aan het eind 22
van de dag op de markt wel wat halfrotte bananen liggen, die voor de andere helft juist heerlijk zoet zijn. En zo meer. En Andreas ontmoette zelfs in een arm land mensen die wat over hadden, over voor hem, rijke blanke volgens het op uiterlijk gebaseerde algemeen vooroordeel. Hij dacht: als God bestaat, dan zorgt Hij voor mensen door andere mensen. En toen vond Andreas werk om met eigen ogen en handen in zijn onderhoud te voorzien, zelfs in een land waar werkeloosheidsstatistieken niet bijgehouden worden. God’s hand is gul, dacht hij. Daarna bleef hij zijn leven lang geloven, in mensen en zo nodig in God. De Derde Wereld, Tiers-Monde, zo noemde men in de zestiger jaren al die landen, die niet kapitalistisch en niet socialistisch of communistisch waren, maar gewoonweg onderontwikkeld, straatarm. Ontwikkelingshulp moest uitkomst brengen, dachten we in de eerste en de tweede wereld, we gaan naar de arme landen om hulp te brengen. Maar toen Andreas Danekes uit Tanzania terugkwam in zijn land waren er al heel wat boeken verschenen, die armoe en rijkdom met elkaar in verband brachten. Het wereldprobleem heet geen armoe maar rijkdom, conspicuous consumption wereldwijd, verspilling. Waarom voerden in oorlogstijd de regeringen in vrije of bezette landen in Europa distributiesystemen in, rationing, bonkaarten, tickets de rationnement, Lebensmittelkarte? Om te voorkomen dat in de schaarste de rijken zich met al hun geld de elementaire levensbehoeften van de armsten zouden toeëigenen. En nu, in vredestijd? Gandhi of een ander van zijn kaliber zei het lang geleden al: ‘the world has enough for everyone’s need, but not enough for everyone’s greed’. Maar geen wereldregering wil of kan de rijken verhinderen niet alleen de armen, maar ook de aarde zelf tot het uiterste uit te buiten. Consumeer voor het minder wordt Soms moedeloos, dan weer vol verwachting probeerde Andreas Danekes na zijn afrikaanse ervaringen weer aan het leven in zijn eigen rijke werelddeel te wennen, kort na de opleving van hoop op sociale vernieuwing en rechtvaardigheid van de parijse revolte van mei en juni 1968. Het is niet nodig, dacht hij, dat we ontwikkelingshulp gaan brengen aan de derde wereld. Andersom, de derde wereld komt wel naar ons toe, eerst om beleefd gerechtigheid of in ieder geval rechtvaardigheid te vragen, dan steeds klemmender te eisen. Hongersnood in de Sahel, in Ethiopië, de televisie liet het ons al lang zien tussen de reclames door, als om ons op het hart te drukken: consumeer voor het minder wordt. Tamil bijvoorbeeld kwamen hier uit Ceylon, Afrikanen en vele anderen ontvluchtten de oorlogen die in hun hongerlanden regeringen met westerse steun voerden tegen rebellen, die met gesmokkeld tweedehands wapentuig bevoorraad werden, eveneens ten voordele van onze bankspeculanten. 23
Maar pas in november 1996 las Andreas in de krant wat de tekenen der tijden hem al veel eerder hadden aangekondigd: die winter dreigde hongersnood in afgelegen gebieden van het bulgaarse platteland, de achtertuin van west-Europa. Ook in andere vroegere oostbloklanden, zelfs waar oorlog niet had toegeslagen, was als altijd de sociale ontworteling en de acute armoe het grootst voor die bevolkingsgroepen, die om verschillende redenen achtergesteld waren geweest. De rijkdom van het atlantische west-Europa overschreed in eerst in zuidelijke, toen in oostelijke richting de grenzen die na de tweede wereldoorlog opnieuw getrokken waren. Maar niemand kan de armen beletten ook in tegengestelde richting op reis te gaan, als de gemeenschap van europese eenheid het vrije verkeer van goederen, kapitaal en arbeid predikt. Geen bewoning maar anti-kraak-bezetting Wie kan zich verplaatsen in de gedachtenwereld van een Directeur van een Centrum voor Algemeen Welzijn? De man die in dit verhaal Andreas Danekes heet bleef overtuigd, dat de wereld bevolkt wordt door mensen, zelfs als regeringen, raden van bestuur en directeuren van bedrijven en organisaties in zeer letterlijke zin rekening moeten houden met zakelijke belangen op de lange termijn, waar interest interessant schijnt te zijn, schulden winstgevend. Zag de Directeur, die zich bij hun eerste ontmoeting als Lucien de Wilde had voorgesteld, misschien zijn eigen welvaart en welzijn bedreigd toen zijn Centrum moest fuseren met een ander Centrum? Dit was wat deze Dirk Remy deze week mailde naar een samenwerkingsverband van drie of vier humanitaire organisaties in het gastvrije Gent, die morele, juridische en financiële steun willen geven aan een groep van een vijftig kinderen en volwassenen, die al jaren lang aan de burokratisch bewaakte stadspoorten kloppen om toegang, recht op huisvesting en werk naast wat aan allen wordt gegarandeerd door een van overdaad vermoeide welvaartsstaat in ontbinding: medische zorg in noodgevallen en onderwijs voor de kinderen: ‘We stellen vast dat er op 14 augustus 2013 geen ondertekende overeenkomst ter bede is. CAW Visserij wenst niets wezenlijk te veranderen aan de inhoud van de voorgestelde overeenkomst. Wij zullen, zoals wij hebben meegedeeld, vanaf maandag middels onze advocaat de juridische stappen zetten die noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan het bevel tot uithuiszetting. Enkel een feitelijke ondertekening van de voorgestelde overeenkomst zal reden zijn om deze procedure stop te zetten.’
24
Een overeenkomst ter bede, zo wordt ook wel een anti-kraakcontract genoemd, de overeenkomst waardoor de eigenaar van een pand toestemming geeft aan een groep studenten of kunstenaars om tegen een symbolische bijdrage en vergoeding van onkosten tijdelijk gebruik te maken van zijn eigendom. Geen bewoning waaraan rechten ontleend kunnen worden, maar een bezetting, die contractueel binnen een maand beëindigd kan worden. Lucien de Wilde, alsjeblieft, en Hedwig Coddens, voorzitter van de raad van bestuur van de vzw CAW-Visserij, deze mensen vragen om domicilie in een uitstekend gebouw, dat zonder concrete plannen voor sloop of herbouw onbewoond zou moeten blijven. Holy Kindsheid Jesu!
25
Bericht van Rachela-08 (genoteerd door Tom Bouman, 19.8.2013) Hoeveel stukjes heeft een legpuzzel? Duizend stukjes had de legpuzzel. En toen de vader van Simona ze allemaal sluitend had samengelegd plakte hij het geheel op een plaat karton en zette er een lijst omheen. Een kunstwerk aan de muur, als één stuk. Duizend-en-één, dat zijn alle stukjes plus het geheel. Twee maanden lang woont Andreas Danekes nu samen met de familie van Rachela. Simona is de zus van de vrouw van Rachela’s nonkel Mario. Langzaam ontdekt Andreas hoe de familie in elkaar steekt, welke kinderen bij welke ouders horen, welke broer wel eens ruzie heeft met welke zus, neef of nicht. Maar gelukkig komt dat zelden voor. Stemverheffing duidt niet op onenigheid, maar is vaak noodzakelijk om je verstaanbaar te maken. Dit is meer dan een grote familie, het is wat met een germanisme een grootfamilie wordt genoemd, een vertakt samenlevingsverband dat in de engelstalige culturele antropologie een ‘extended family’ heet. Grootvader en grootmoeder, de volwassen kinderen met hun partners, de kleinkinderen, plus nog enkele verwanten van partners. Allemaal stukjes plus het geheel. Meestal grijpen alle radertjes soepel in elkaar, dan draait alles goed. Andreas let er niet teveel op als het een enkele keer een beetje piept of kraakt. Hij heeft zelf ook wel eens een dag dat alles stroef loopt. Elk stukje, elk individu, elk echtpaar heeft een eigen geschiedenis, allen zijn verschillend. Wat ze gemeen hebben noemen we hun cultuur. Bij ‘Kom-pas’ (goed bedacht, met gevoel voor Public Relations!) in de Congostraat volgde ik een inburgeringscursus, samen met mensen van vier verschillende nationaliteiten. Voor mij als Nederlander was het trouwens niet verplicht, maar in de franstalige versie toch heel boeiend. Onze van origine marokkaanse lerares vroeg wel eens: ‘hoe doen jullie dit of dat?’. Ze bedoelde met ‘jullie’: in jullie land. Maar toen zei ik een keer: ‘bij ons in de familie doen we het zo, maar misschien gaat het heel anders bij de meesten van mijn landgenoten’. Sommige soorten cultuur zijn grensoverschrijdend. Dan zijn er ook nog nationale culturen, regionale culturen en groepsculturen. Maar de heel specifieke cultuur die in onze familie heerste heeft het duidelijkst een stempel op ons gedrukt. We zijn geboren met een eigen karakteraanleg. Eerst hebben de familie en toevallige omstandigheden ons gevormd, daarna hebben we ons met min of meer succes aangepast aan al die verschillende laagjes cultuur, waarachter ons eigen oorspronkelijke karakter verborgen is geraakt. Zo is het voor mij die dit opschrijft. als Nederlander. Zo is het ook voor Andreas Danekes, die dit beleeft, als verre nakomeling van een uit 26
Duitsland afkomstige hannekemaaier (Bericht-01). Zo is het ook voor Rachela, haar ouders en grootouders, Roma, die het weer op een andere manier beleven. Dure merken en goedkope merken, alles draagt een etiket Cultuur is gezamenlijke geschiedenis. Andreas Danekes probeert zicht te krijgen op de cultuur van zijn slowaakse grootfamilie, een samenlevingsvorm die in België niet gebruikelijk is. Alles wat hem opvalt, alles wat hem verteld wordt en wat in de kranten staat, alles wat hij verder nog gelezen heeft over de mensen, die in Slowakije en ook hier het etiket ‘Roma’ dragen, het zijn allemaal stukjes van een legpuzzel. Duizend, plus één. Vreemd, hij is gaan houden van dit vreemde geheel. Vreemd in Gent, vreemd in Vlaanderen, vreemd in Europa zijn de Roma, inwijkelingen in centraal-europa sinds de middeleeuwen, met een taal en een huidskleur die geleerden een afkomst van het indische subcontinent doet veronderstellen. Dit zijn de stukjes, voor een deel hypothetische conclusies uit informatie van gevarieerde herkomst. Met hun eigen taal, eigen gebruiken, eigen eetgewoonten en muziek bleven de Roma in de landen waar ze zich gevestigd hadden vreemdelingen, bijwoners. In oost-Slowakije woonden ze op het platteland en verdienden de kost als landarbeiders in het seizoen dat er veel werk was, en verder met klusjes, kleine metaalnijverheid vooral. Ik herinner me een man op een bakfiets, die rond 1950 in onze Groningse straat scharen en messen kwam slijpen. Misschien was hij een Rom. De duitse naam ‘Zigeuner’ discrimineert in ongunstige zin. In de tweede wereldoorlog werden Roma door overtuigde nazi’s net als joden tot de ‘Untermensche’ gerekend. In oost-Slowakije werden in het begin van de jaren ’80 een groot aantal Roma door de communistischc autoriteiten met burokratische dwang, gevolgd door politionele maatregelen, uit hun dorpen verplaatst naar een speciaal daarvoor aangewezen wijk van de stad Kosice, waar de grote metaalindustrie arbeidskrachten nodig had. In de reorganisaties na de ondergang van het communistische systeem verloren velen hun werk. Niet alleen de industrie werd in hoog tempo geprivatiseerd, maar ook de nutsbedrijven. De goedkope socialistische energie moest voortaan duur betaald worden van leeflonen, die ver achterbleven bij de werkloosheidsuitkeringen en algemene bijstand in westEuropa. Door onbetaalde rekeningen werden hele woonblokken van het electriciteitsnet afgesneden, inclusief liften in flatgebouwen. Via internet kunnen we het voorlopige slot van het verhaal zich ook op Youtube zien afspelen, bijvoorbeeld in een duitse documentaire over het bekendste Roma-ghetto van Kosice (Haderer, Die Aliens von Lunik-9).
27
Gelukzoeker zou een mooi woord kunnen zijn Wonderlijk hoe mensen zich onder zeer verschillende leefomstandigheden weten te redden, van Sahara tot poolgebieden, in de bergen van Afghanistan en in de moerassige deltagebieden, waar ze zich in in de vroegste geschiedenis van onze lage landen thuis schenen te voelen. Minder wonderlijk is het, dat wie ook maar beetje ondernemend is probeert te ontkomen aan slechte omstandigheden. Soms denkt Andreas Danekes dat hij nog de sporen ziet van de landelijke roots van de familie van Rachela. Behalve de taal die mensen spreken zijn heel veel verschillen tussen de cultuur van het ene land en het andere niet zo groot en ingrijpend als de scheidslijn tussen mensen, die in een grote stad of op het platteland zijn opgegroeid. Andreas zou wel willen weten of de grootouders van Rachela vroeger misschien in een dorpje op het Slowaakse platteland woonden, maar hij wil niet teveel vragen stellen, als een journalist of een wetenschappelijk onderzoeker. Hij wacht af tot hij weer een stukje van de legpuzzel in handen krijgt, die het totale beeld completeert van de familie die hem heeft opgenomen. Maar elke dag dat hij langer met ze woont, met ze omgaat, ziet hij helderder dat hij niet te maken heeft met ‘Untermensche’ of maanmannetjes (Aliens uit Lunik) of Roma, maar mensen als jij en ik. Langer dan tien jaar geleden begon hun exodus uit Kosice en Slowakije, dat toen nog niet tot de europese unie hoorde. Eerst vroegen grootvader Jozef en grootmoeder Erika politiek asiel aan op grond van de discriminatie van Roma in hun land. Het asiel werd geweigerd. Erkend politieke vluchtelingen hebben er recht op, maar alleen iemand aan wiens arbeidskracht de economie van een land schrijnend behoefte heeft is er echt welkom. Wie zijn land uit armoe verlaat om op goed geluk in rijkere streken elders de kost te verdienen is een economische vluchteling, een gelukzoeker. Hoe is het mogelijk dat zo’n mooi woord zo’n negatieve bijklank heeft kunnen krijgen. Is de cultuur van West-Europa dan niet door gelukzoekers wereldwijd verspreid, of waren onze emigranten misschien huurlingen van veroveraars? Sinds de toetreding van Slowakije tot de europese gemeenschap, de EU, in 2004 veranderde de positie van de familie van Rachela en andere slowaakse Roma. Van afgewezen vluchtelingen werden ze europese burgers, die het recht hadden om zich drie maanden lang ergens in te laten schrijven op zoek naar werk en een vaste domiciliëring. En vanaf dat moment waren ze een onderdeel van de maatschappelijke problematiek binnen het kapitalisme, die Karl Marx’ vriend Friedrich Engels al in 1872 beschreven heeft onder de titel ‘Zur Wohnungsfrage’. Meer nog dan het vinden van werk om de eerste levensbehoeften te bekostigen staat de huisvesting van een gezin bovenaan de lijst van problemen, die 28
overwonnen moeten worden door mensen die zich van dorp naar stad, van de ene stad naar de andere of van het ene land naar het andere willen verplaatsen. Moeten verplaatsen, noodgedwongen. Gebouwen worden gesloopt zonder dat er betaalbare huisvesting is voor de mensen, die er woonden, of voor anderen, die er hadden willen wonen. Voor het oude klooster van de Zusters Kindsheid Jesu aan de Meulesteedsesteenweg op de Muide in Gent, waar Rachela woont, zijn nog geen bouwplannen, geen sloopvergunning zelfs.
29
Bericht van Rachela-09 (genoteerd door Tom Bouman, 26.8.2013) Zijn we de lieve hemel dankbaar? De laatste week van augustus heeft een bijzondere geur en kleur. De zomer is nog niet voorbij, er gaan nog volop toeristen tussen Korenmarkt en Gravensteen. Maar veel studenten hebben hun kot al gehuurd, scholieren hun boekentassen gekocht. Het vakantiegevoel sluipt weg, er hangt verwachting van nieuwe bezigheden of van hervatting van een oude sleur. Rachela, haar broers en zussen en neven en nichten kunnen de volgende week voor het eerst in hun leven met een gerust gevoel naar school. De zes grootsten hebben nieuwe schooltassen aangeschaft bij Pronti. Dankzij een vriendelijke gever is een eerder ongekende luxe opeens in hun bereik gekomen. Kinderen zijn er aan gewend dat kwaad of goed hen zomaar toevalt. Ze kennen het begrip dankbaarheid nog niet. Hun snelle emoties van blijdschap en verdriet hoeven niet benoemd te worden, ze zijn onmiddellijk zichtbaar. Maar andere gevoelens zijn meer dan de uitdrukking van een gemoedstoestand. Ze hebben een betekenis in de communicatie tussen mensen. We laten ze soms opzettelijk zien. Of juist niet, dan verbergen we ze. Zo kunnen spanning en angst mensen van binnen aanvreten, voor anderen ongemerkt of onherkend. Ik zou kunnen schrijven: ‘Andreas vloeit over van dankbaarheid’. De spanning is geweken. Twee maanden lang heb ik vanuit die spanning verslag uitgebracht van de belevenissen van een groep mensen, die zonder recht of titel in een groot onbewoond gebouw onderdak gevonden hebben, krakers dus. Allerlei rechten zijn binnen een samenleving vastgelegd in een systeem, waarin het recht van de één de plicht van een ander vormt. Alleen het recht van de sterkste mist zo’n spiegelbeeld. Het bestaat, maar de maatschappij probeert het te beperken om de persoonlijke integriteit van individuen en de samenhang van de samenleving te beschermen. Tegenover het recht van de sterkste staat geen recht en geen plicht maar een wens: zelfbehoud. Dankbaarheid tegenover mensen is overbodig als die wens vervuld wordt. Wie of wat anders dan de lieve hemel zouden we kunnen danken voor ons leven? Een ander recht heet recht op eigendom. De goederen en instrumenten die ik voor mijn zelfbehoud nodig heb in een wereld vol gevaren laat ik me niet afpakken, als ik sterk genoeg ben of door anderen geholpen word. De plek waar we gaan of staan of liggen, het stuk brood dat we naar onze mond brengen, de kleren aan ons lijf, het is van ons. Dat voeding en kleding en onderdak horen tot de fundamentele mensenrechten, die door de mensen met wie we samenleven erkend horen te worden, is duidelijk, haast nog meer voor de hand liggend dan het recht op eigendom.
30
Drie dagen eten, dan het land bebouwen Twee maanden lang heb ik wekelijks een bericht geschreven en verstuurd over de pogingen van een groep mensen in Gent om toegang te krijgen tot een complex van rechten, die we weliswaar tot de mensenrechten rekenen maar die in feite burgerrechten genoemd moeten worden. Die gelden alleen voor de mensen, die tot een bepaalde samenleving horen. Zijn het vreemdelingen, dan treedt een systeem van rechten in werking, dat neerkomt op de erkenning van een ander wereldwijd bestaand mensenrecht: het gastrecht. In zijn meest primaire vorm wordt het zo getypeerd in een afrikaans spreekwoord: geef een vreemdeling drie dagen te eten en daarna een hak in de hand om te helpen het land te bebouwen. Maar zo eenvoudig ligt het natuurlijk niet in ons moderne Europa, het Europa van de nationaliteiten. Om een gedachtengang op te bouwen die ik zelf nog niet ken, berustend op algemene en theoretische kennis maar ook op eigen ervaring, heb ik mijn verhalen een personage ingevoerd die ik Andreas Danekes noemde. Dat is de naam van een verre vourouder, die tweehonderd jaar geleden met zijn vader vanuit Duitsland naar Nederland kwam. Net als tegenwoordig trokken er toen ieder seizoen losse landarbeiders van streek naar streek, van land naar land. Langs de oostelijke grenzen van onze lage landen werden ze wel ‘hannekemaaiers’ genoemd. Deze Andreas werd door zijn vader achtergelaten bij een Groningse dorpsnotaris, die hem adopteerde. Ik dacht aan dit verhaal uit de overleveringen van onze familie, omdat ik zelf als een soort opa geadopteerd werd door een grote samengestelde familie uit oost-Europa, die al jaren lang probeert zich in Gent te vestigen. Voor mij, als Nederlander met het vaste inkomen van een ouderdomspensioen, was datzelfde zeven jaar geleden gemakkelijk genoeg. Voor de familie van Rachcla, die als zuigeling door haar moeder Etela en haar vader Jozef werd meegebracht, begon tien jaar geleden bij hun vertrek naar België een moeizame zwerftocht langs een groot aantal woningen in verschillende woonplaatsen. En langs de burelen, van waaruit voor vreemdelingen het wonen en werken in een gastland volgens een steeds veranderend systeem van wettelijke of reglementair vastgelegde rechten en plichten begeleid wordt. Laat klokke Roeland maar moord en brand kleppen De grote familie van Rachela, samengesteld uit een grootvader en een grootmoeder met hun getrouwde kinderen en hun gezinnen, streek in een leegstaand klooster neer toen ze na een rechterlijke uitspraak hun eerder gekraakte woningen in een te renoveren gebouw moesten ontruimen. Ik zag goede redenen om gebruik te maken van hun uitnodiging om me bij ze te voegen en zo kon ik twee maanden lang lief en leed met ze delen. Om verslag uit te 31
brengen van onze belevenissen gebruikte ik de naam van die verre voorouder, europees migrant uit dat verleden, waarin de vroegere plattelandssamenleving begon over te gaan in een zich industrialiserende wereld. Wie opereert langs of voorbij de grenzen van het wettelijk toegestane krijgt te maken met allerlei situaties, waarin een element van mystificatie zit. Bluf en dreiging, angst en koppige vasthoudendheid wisselen elkaar af. Binnen dat spel gebruikte ik een doorzichtig pseudoniem om te schrijven over onze ervaringen. Op de dag voordat de familie voor de zoveelste maal gedwongen was een woning te verlaten maakte ik kennis met de tienjarige Rachela. Haar eerlijk uitgesproken angst om weer haar huis te moeten verlaten, misschien de nacht buiten te moeten doorbrengen, het bracht me mijn eigen omzwervingen met twee kinderen in Frankrijk in herinnering, meer dan dertig jaar geleden. Ze zijn goed terecht gekomen, zelfs voor mijn kleinkinderen hoef ik me geen zorgen meer te maken. Wat kon ik de laatste avond voor een nieuwe huisuitzetting dreigde voor Rachela, haar broertjes, neven, nichten en ouders, wat kon ik anders doen dan mijn oude beroep uit te oefenen en verslag uit te brengen van hun situatie? Ook als Syrische kinderen op de vlucht alle aandacht krijgen mogen we de ogen niet sluiten voor de ellende van kinderen in onze eigen stad. Laat klokke Roeland maar moord en brand kleppen, maar ik lag die nacht wakker van Rachela’s kleine leed. En vanaf de volgende dag was ik weer een kraker geworden, net als in 1969 samen met andere Amsterdamse jongeren in woningnood. Kraker en verslaggever tegelijk, burgerverslaggever. Oorlogscorrespondent in de strijd van allen tegen allen, die is gegroeid uit een tot het extreme doorgevoerd kapitalisme, dat blind is voor zijn eigen crises. Toen de eigenaar – erfpachter eigenlijk, wat dat ook betekent – van het klooster zijn dreiging ons op straat te zetten tot het uiterste had gedreven, met hulp en onder dekking van rechter, politie, gemeentebestuur en openbare diensten werden er op een enkele ochtend (19 juli) twee papieren op de voordeur van het oude klooster bevestigd. Het ene was een ‘aanplakbrief’ van een deurwaarder waarin volledige ontruiming binnen veertien dagen bevolen werd, een zeer reëele dreiging. Het andere was pure bluf en demagogie, een verklaring van de duidelijk niet bestaande ‘Federatie van Europese Daklozen Bonden (België) FEDBB’, met de verdediging van onze bezetting van het klooster. ‘Georganiseerde daklozenopvang is altijd zo georganiseerd, dat een groep mensen overblijft die er om verschillende redenen niet voor in aanmerking komt, maar toch geen ander tijdelijk dak aangeboden krijgt dan de lieve hemel’. Het pamflet besloot zo: ‘Het vroegere klooster De Muide van de Congregatie van de Zusters Kindsheid Jesu, annex het vroegere opvangcentrum Emmaüs, is ruim genoeg en beschikt over alle voorzieningen die een menswaardig leven mogelijk maken en een opstap naar een regelmatig leven in een gehuurde individuele woonst en vervolgens het vinden van betaald of maatschappelijk 32
zinvol werk vergemakkelijken. Daarom menen wij in ons recht te staan en doen een beroep op kerkelijke, provinciale en gemeentelijke autoriteiten ons te steunen in ons streven.’ En dan het vage dreigement met een volksmassa, die de krakers in geval van huiszuitzettng ook misschien wel te hulp zou snellen: ‘De bevolking van Gent heeft in de geschiedenis al vaak solidariteit getoond met mensen in noodsituaties en zal dat ook in dit geval doen. Wij vertrouwen op allen, inclusief de lieve hemel.’ Fundamentele rechten met elkaar in botsing Zowel het eigendomsrecht als het woonrecht worden ons door de grondwet gegarandeerd. Als die twee fundamentele rechten met elkaar in botsing komen moet een onafhankelijke rechter recht spreken. De procedure om tot een gerechtelijke beslissing te komen is ingewikkeld, tijdrovend en kostbaar. We weten het, in onze samenleving wint het kapitaal meestal. De rechten van iemand zonder geld zijn uiterst wankel. Dat we een maand later, twee maanden nadat we het oude kloostergebouw betrokken hadden er nog steeds mogen wonen hebben we maar hoogst ten dele aan onze eigen inspanning te danken, eerder aan onze eigen haast wanhopige vasthoudendheid. Maar vooral, naast een pro deo advocaat, aan de hulp van een hele waaier van organisaties, die zich verenigd hebben onder de naam Beweging Recht op Wonen. En inderdaad natuurlijk aan de eerder genoemde kerkelijke, provinciale en gemeentelijke autoriteiten, die deze keer en in dit geval uitzonderlijkerwijs genade voor recht hebben laten gelden. En de man die vanaf het begin van de bezetting niets anders wist te doen dan zich als onze tegenstander op te stellen, heeft zich door hun bemiddeling laten overtuigen. Ik laat Het Laatste Nieuws verslag uitbrengen van de voorlopige afloop van ons avontuur: ‘“We willen het gebouw volgend jaar slopen en vervangen door een nieuw opvangcentrum”, zegt Dirk Remy, directeur van CAW Visserij. Het CAW beschikte over een bevelschrift van een vrederechter om de krakers uit te zetten, maar deed er de voorbije dagen alles aan om een oplossing te zoeken. Het zat verveeld met de situatie en wilde die mensen niet zomaar uitzetten. Ook burgemeester Daniël Termont, hoewel de stad geen betrokken partij is, en schepen Elke Decruynaere, schoven mee aan tafel met de vier vzw’s die zich over de krakers ontfermen. Het gaat om Samenlevingsopbouw Gent, Victoria Deluxe, vzw Rocsa en de werkgroepen Recht op Wonen en Vluchtelingenwerk Gent. Vrijdagmorgen kwamen ze tot een akkoord.’ “De groep van 54 volwassenen en kinderen mag er blijven wonen. Het akkoord geldt alleen voor die groep, er mogen geen mensen meer bijkomen. Alle kosten voor energie en dergelijke zijn voor de vzw's. Wij verhuren hen het gebouw voor een habbekrats en wij betalen als eigenaar de verzekering. Zij moeten de 33
veiligheid garanderen en erover waken dat er geen overlast is voor de buurt. Is die er wel, dan wordt de overeenkomst opgeschort”, zegt Remy’. Het lelijke gezicht van het kapitalisme Het pamflet, dat naast de ‘aanplakbrief’ van de deurwaarder op de kloosterdeur vastgeniet was, begon met de volgende zinnen, gebaseerd op een tien jaar lange ervaring in Amsterdam: ‘De FEDBB is een organisatie met het uitsluitende doel zichzelf op te heffen. Want geen dakloze wil werkelijk dakloos blijven en de noodtoestand waarin hij verkeert bestendigen. Zelfs als een dakloze de beschutting van een dak gevonden heeft spannen eigenaars of autoriteiten zich soms in om deze bescherming ongedaan te maken. We hebben ervaring met verwoede pogingen tot brandstichting, met door een complotterende overheid georganiseerde zogenaamde “volksoplopen”, met verwaarlozing en opzettelijke verkrotting van uitstekende gebouwen, met juridische dreigementen en met allerlei vormen van psychologische oorlogsvoering. Het woningprobleem is het lelijke gezicht van kapitalisme.’ Goed nieuws, de FEDBB is tot nader order opgeheven. Het geeft mij als burgerverslaggever ook de vrijheid om een andere mystificatie ongedaan te maken, die van het schrijven onder pseudoniem. De naam van Andreas Danekes kan weer bijgezet worden in de papieren grafkelder van zijn en mijn voorouders.
34
Bericht van Rachela-10 (genoteerd door Tom Bouman, 3.9.2013) Waar draait alles om? Alles draait om eten. Ik weet het, want lang geleden heb ik het zelf ondervonden. Drie volle weken lang. Drie lege weken. Ik heb het al eens beschreven (Penta-22), onder de titel ‘Down and out in Dar es-Salaam’, als een variant op Koestler’s ‘Down and out in Paris and London’. Zelfs in een land, dat te boek stond als hongerland, vond ik te eten op de grond, bij het eind van de markt. Wat niet mee teruggrnomen of niet tot de volgende dag bewaard kan worden blijft liggen. Net als hier in Gent en andere dorpen en steden in Vlaanderen, wat over de datum is belandt in de container. Weer maak ik het mee. Als de voedselbedeling te karig is geweest, de voedselbank weinig overschotten te verwerken kreeg, dan weten we waar we moeten zoeken. De kinderen zeggen dan: morgen eten we uit de vuilbak. Tien jaar lang, vijf jaar lang, drie jaar lang voor de families, maar ik vind dat deze twee maanden al lang geduurd hebben. Wanneer zullen alle papieren in orde zijn, domicilie, inschrijving VDAB, arbeidscontract? Dan wordt illegaal werk opeens legaal, iets beter betaald, de deur naar een regelmatig leven komt op een kier te staan. Het zal even wennen zijn. Alles draait om eten. En wanneer er dagen lang te weinig was eet je in de dagen van onverwachte overvloed te veel. Toen in 1945 de gevangenen uit concentratiekampen werden bevrijd aten veel gelukkigen zich letterlijk te barsten aan het vette voedsel uit de voorraden van het weldoorvoede amerikaanse leger. Alleen wie zichzelf in de hand heeft, verstand de voorrang geeft boven lust, kan plotselinge rijkdom aan. De anderen denken zoiets als: laat ik het maar opmaken voor het op raakt. Regelmatig leven betekent: iets bewaren voor morgen en overmorgen, tot zo lang het duurt dat we redelijkerwijs nieuwe voorraden kunnen verwachten. Alles draait om eten, maar ook om geld waarmee eten gekocht wordt. Tijd is geld. Arbeidsduur wordt in geld vertaald, snelheid kost geld, maar ‘tijd is geld’ betekent iets anders. Geld schijnt zich, net als de natuur, te onttrekken aan de verschrompelende effecten van de wet van entropie, want in werkzame handen groeit geld aan. Rust roest, arbeid brengt geld op maar investeringen maken rente mogelijk. Daarom wordt er koortsachtig gezocht naar de profijtelijkste investering, de hoogste rente die geen woeker heten mag. Wie geld heeft laat zijn geld voor zich werken. Hoe langer hij zijn geld op de bank laat staan, de bank laat investeren, hoe meer het rente draagt, en rente op rente. Wie geld heeft kan 35
groot geld bijeen rapen zonder crimineel te heten. Alles om zijn rijkdom te kunnen uitstallen voor anderen, conspicous consumption. Geld is tijd, de tijd van een ander die zo weinig mogelijk betaald krijgt om het zware en vuile werk te doen voor je. Zwaar werk? Licht werk? Daar valt me een papier in handen waarin een OCMW in detail de arbeidsvoorwaarden beschrijft die van toepassing zijn ‘bij uitzonderlijke weersomstandigheden’. Er zijn vier soorten werk vastgesteld. Om een werknemer te beschermen in zijn ‘gesloten en doorlopend bezette werklokalen’ zijn er maximumtemperaturen bepaald die rekening houden ‘met de inspanningen die de werkposten vergen’. Het mag er tot dertig graden Celsius zijn als je ‘zeer licht werk’ verricht, in een kadertje omschreven als ‘zuiver bureauwerk, tekenen van plannen’. En tot 25 graden voor zwaar werk, ‘de meeste beroepen gerelateerd aan de bouwsector, grondwerken’. Half zwaar werk? ‘Staand werk, waarbij af en toe een last moet opgetild worden, bedieners van eenvoudige hijstoestellen, schilders’ (maximumtemperatuur 26,7 graden). Licht werk? Dat houdt in ’bureauwerk met enige lichaamsbeweging, bestuurders, lichte handmontage’. Dezelfde maximumtemperatuur toegestaan als bij zeer licht werk. Ik lees het en verbaas me over onze wereld. Want ik realiseer me dat veel licht werk zwaarder betaald wordt dan zwaar werk. Maar dat de maximumtemperatuur nauwkeurig vastligt. Waar draait het om? Waar draait het om? Het draait om eten, om geld, om werk. Ik lees verder op het A4-tje van de OCMW: ‘Tot een gesloten werkruimte behoren alle plaatsen die gesloten zijn tussen vier wanden en een dak’. Eigenlijk net als woonruimte, een dak boven je hoofd. Daar draait het om. Daarom maakte mijn vriend Rob Stolk in 1969 deze affiche :
36
37
Bericht van Rachela-11 (genoteerd door Tom Bouman, 10.9.2013) Is je hart op de hoogte? Belofte maakt schuld. Wie betaling belooft zonder die metterdaad uit te voeren heeft schuld, een schuld. Hij is een schuldenaar en dat blijft hij tot de schuld is afgelost bij de schuldeiser. Meestal komen schuldenaar en schuldeiser een termijn overeen waarbinnen de schuld geheel of gedeeltelijk afbetaald zal worden. Omdat we spreken over sterfelijke mensen kunnen we ons afvragen of bij de dood van de schuldenaar de afbetalingsverplichting overgaat op zijn nageslacht als dat niet uitdrukkelijk overeen is gekomen. En zou bij de dood van de schuldeiser de schuldenaar ontheven zijn van zijn schuld? Als we een afspraak maken willen we zeker weten dat er geen misverstand bestaat tussen beide partijen. De een herhaalt voor de zekerheid de termen van de overeenkomst, de ander zegt ‘ja’. Heb je wel eens gezien hoe op een markt een koop met handslag bezegeld werd? Misschien doen oude boeren het nog zo, het spel van handjeklap dat ik als jongen op de veemarkt zag gebeuren. Ik begreep de plechtigheid van de rituele handeling. Pas later, toen ik schrijver werd, begreep ik dat woorden maar woorden zijn, als er geen handeling op volgt. En toen kon ik geen schrijver blijven, geen woordenkramer. Mijn vader was een schrijver. Door een zich uitbreidende spierverlamming van de bovenromp werd op zijn oude dag eerst het spreken moeilijker voor hem, tenslotte ook de ademhaling. In een ziekenhuis werd hij door de apparatuur in leven gehouden. Het kon nog lang duren. We wisten het, hij wist het maar kon het niet zeggen. Het was nog in de goede oude tijd dat euthanasie onbespreekbaar was, een verboden, haast onbeschrijfelijke ingreep in de wil van God. En al die slangetjes dan, die installatie van de ziekenhuiskamer? ‘Uw wil geschiede’, maar dokter’s plicht het leven te behouden is wet geworden. De medische wetenschap heeft nieuwe meesters over leven en dood aangesteld. Maar vader was een schrijver, zijn woorden de baas. Moeder zat naast zijn bed, tussen het heen en weer geloop van dokters en verplegend personeel even alleen met hem. Later vertelde ze dat hij met zijn vrije hand een gebaar van schrijven had gemaakt. Ze had hem het kleine schrijfblokje gegeven dat ze in haar handtas had. In onze familie moet iemand nog het papiertje bewaard hebben waarop hij in zijn nog altijd beheerste handschrift zijn laatste woorden had genoteerd: ‘Gun mij toch deze laatste vreugde, zonder uitstel’. Aan het gesprek, dat de volgende morgen belegd werd tussen heren medici, verpleegkundigen en familieleden, heb ik niet willen deelnemen. Ik vond het allemaal wel goed, wie ben ik helemaal om over de wil van God, goden of mensen te willen delibereren? Woorden zijn wind, het komt op handelen aan. In de middag is vader overleden, volgens de eendrachtige wil van allen, van mens tot God.
38
Een expeditie vol gevaren, dwars door de woestijn Een overeenkomst, we worden het eens over de koopsom. Beide partijen willen zeker weten dat er geen misverstand meer bestaat. Het handjeklap eindigt in een nadrukkelijke handslag, de getuigen zien het gebeuren, zo zichtbaar als de handtekening onder een contract. ‘Ja en amen’. Dat ‘amen’ is een woord dat in verschillende semitische talen gebruikt werd voor iets kostbaars, dat tijdelijk door iemand aan een vriend wordt toevertrouwd. Het klinkt het duidelijkst door in het klassiek-arabische al-‘amaanah, dat in de vooroorlogse Koran-vertaling van de leidse professor Jan Hendrik Kramers, die vaak als een oud-nederlandse bijbelvertaling klinkt, soms wordt weergeven door ‘trouwverplichting’, soms ook door ‘betrouwing’. We kunnen er ons bedoeïnen bij voorstellen, door de zon gebruinde karavaanreizigers die in lange expedities met hun kamelen als woestijnschepen hun handelswaar van het ene vruchtbare gebied naar het andere overbrachten. Bij zijn vertrek kon iemand dan een kostbaar bezit, bijvoorbeeld een juweel of gouden sieraad, aan een achterblijvende vriend in bewaring geven om bij behouden terugkeer weer terug te krijgen. In het niet denkbeeldige geval dat hij door de extreme omstandigheden van het broze leven in de woestijn niet zou terugkeren zou zijn vriend als een soort executeur-testamentair zijn bezit aan zijn vrouw en kinderen overhandigen. Weer dat woord: hand. Na de verschrikkelijke dagen wachten we op de Grote Verzoendag Menselijke samenlevingen proberen een continuïteit te handhaven, waarin dood van een enkeling niet meer is dan een incident. In die continuïteit past het niet, dat vrije mensen misbruik maken van elkaar of van elkaars vertrouwen. Of proberen voordeel te trekken uit dat eens geschonken vertrouwen, bijvoorbeeld door wat goudschilfers af te schrapen van het ter bewaring ontvangen sieraad. ‘Afknagen’, dat is in het aan het arabisch verwante hebreeuws de letterlijke betekenis van het woord, dat wij met ‘rente nemen’ of ‘rente vragen’ weergeven. Zo gaan ratten om met ons bezit. Vrije mensen hebben recht op bezit, slaven zijn zelf niet meer dan bezit en hebben hoogstens recht op leven, als de wetten van het land hen dat recht toestaan en een eigenaar verbieden zijn slaaf als een dier te doden. Als een samenleving gecompliceerder wordt zijn er tussenvormen mogelijk, die soms een slaaf zelfs de mogelijkheid geven zich vrij te kopen. De geleerden zijn het er niet over eens of het joodse ‘jubeljaar’ ooit een maatschappelijke realiteit is geweest. In de religieuze theorie moesten volgens de oudste wetten van Israël na zeven maal zeven jaren in het jubeljaar alle slaven vrijgelaten worden en alle schulden kwijtgescholden. Eens in de vijftig jaar kregen ook de armsten de kans hun leven opnieuw te beginnen, vrij van verslaving, vrij van schuld. In theorie.
39
Hebben jodendom, christendom en islam meer gedaan dan handel drijven, onderling en met ongelovigen, en met de winsten synagoges en kerken en moskeeën te bouwen die nog mooier moesten worden dan de prachtigste heidense tempels in de goudlanden van India, Afrika en het oude Zuid-Amerika? Meer dan oorlog voeren om het bezit van zo veel mogelijk goudschilfertjes? God weet het, Jehovah de Eeuwige, Allah de Barmhartige Erbarmer. En ik, miserabel mensje met al die boeken die mijn ogen nauwelijks meer lezen kunnen, ik weet het ook. Zoals de Schepper de natuur geschapen heeft hebben menselijke schepsels hun culturen geschapen. Ze mogen er trots op zijn, en dat zijn ze dan ook, trots op hun eigen cultuur, hun eigen godsdienst, hun eigen God, hun eigen ik en alles wat ze eigenhandig gemaakt hebben. Trots op hun handigheid. Deze week leven we in ‘de tien verschrikkelijke dagen’. Zaterdag pas komen ze ten einde, de ‘jomiem noraiem’ die in de joodse godsdienst volgen op de viering van het nieuwe jaar, rosj hasjanah, letterlijk ongeveer ‘de kop van de keer’. Dagen van inkeer, waarin mensen proberen zelfs voor zichzelf als een open boek te worden, waarin meer debet dan credit te lezen valt maar de winst- en verliesrekening niet meevalt. Zou de strafexpeditie tegen Assad deze week al van start gaan? Wie anders dan de armsten zullen het betalen? Wie anders dan de rijksten zullen er aan verdienen? Is er verzoening mogelijk tussen arm en rijk? Op de grote verzoendag? Al voor het begin van de tweede wereldoorlog werd de weense kunsthistoricus Bruno Bettelheim op grond van zijn joodse afstamming in de concentratiekampen Dachau en Buchenwald geïnterneerd. Door rijke en invloedrijke amerikaanse vrienden werd hij vrijgekocht om naar de Verenigde Staten te emigreren, waar hij later als kinderpsychiater beroemd en zelfs enigszins berucht is geworden (‘Brutalheim’ werd de instelling voor kinderpsychiatrie die onder zijn leiding stond door tegenstanders van zijn methoden genoemd). De giftige geur van de latere gaskamers van de vernietigingskampen was al voor de oorlog te ruiken voor wie zijn reukzin niet door de parfums van propagandamachines had laten bederven. Overigens had Stalin in ten oosten van nazi-Duitsland met ongeveer dezelfde methodes ook al met massa-deportaties grootscheepse etnische zuiveringen uitgevoerd. Nationaal-socialisme en staatscommunisme bleken even effectieve verslavingsvormen als de oude plantages van noord- en zuid-amerika waar economisch liberalisme met staatshulp de eerste moderne systemen van uitbuiting ontwikkelde. Maar ik wil in deze ‘Berichten van Rachela’ ook schrijven over ons moderne Europa, de afbrokkelende kapitalistische welvaartsstaat. Volgende week verder over Bettelheim’s kampmemoires: ‘The Informed Heart’. Is je hart op de hoogte? Ik dank mijn lezers, die meevoelen met wat ik beleef. Want ik ben geen schrijver meer. 40