Impressies Horatio Festival september 2012, Stockholm Door Margriet Siebenlist, Marina Njamin, Yvette Vreeker, Marlies Jehoel-van As, Matthew Flynn en Jelmer van der Burg, VS i.o. lichting VS10.
II European Festival of Psychiatric Nursing, Stockholm, 2012 Vision, Knowledge and Practice in psychiatric and mental health nursing Horatio European Psychiatric Nurses organiseerde in September 2012 het tweede festival. Dit verslag geeft impressie daarvan weer, en is geschreven door zes verpleegkundig specialisten ggz in opleiding bij de GGZ VS te Utrecht.
1
Workshop 1 Speaker:
NP Karin Glaetzer, Australië
Workshop:
The IMhPaCT Project; Integrated Mental health and Palliative Care Task. Australia, Adelaide. Palliatieve zorg
Verslag door: Margriet Siebenlist
Presentatie tijdens het Congres voor Europese Psychiatrisch Verpleegkundigen te Stockholm. Het doel van het project is het: -
verbeteren van toegang tot palliatieve zorg services;
-
verbeteren van de kwaliteit van palliatieve zorg voor mensen met een ernstige psychiatrische ziekte;
-
verbeteren van de mogelijkheden om deze doelgroep palliatieve zorg te verlenen in een huiselijke omgeving.
De World Health Organisation definieert palliatieve zorg als “een benadering die de kwaliteit van leven bevordert door preventie en het verlichten van lijden door vroegtijdige signalering in de behandeling van pijn en problemen op lichamelijk, psychosociaal en spiritueel gebied”. Recente literatuur beschrijft dat de lichamelijke gezondheid van mensen met psychische problemen veel verwaarloosd is en dat het nu een kritiek punt bereikt. Psychiatrisch patiënten hebben een 13 tot 20 jaar lagere levensverwachting. De problemen die men bij deze doelgroep waarneemt zijn o.a. gebrek aan sociale integratie, afwezigheid van familie en vrienden en verhoogde kwetsbaarheid in termen van persoonlijkheid. Dit maakt het verlenen van
2
palliatieve zorg lastig. Een onderzoek bij personen met schizofrenie wijst uit dat zij minder aandacht besteden aan hun lichamelijke gezondheid, hun pijn en ongemak vaak niet goed kunnen uiten. Tevens zoeken zij minder snel medische hulp voor somatische problemen. Ze zijn vaker in ontkenning over hun lichamelijke ziekte en worden daardoor vaak onder gediagnosticeerd en onder behandeld. Daardoor worden ernstige ongeneeslijke ziekten vaak pas in een vergevorderd stadium ontdekt. Het onderzoek toont ook aan dat deze doelgroep in het geheel niet, of pas heel laat een beroep doet op de bestaande palliatieve zorg services. Ook blijkt uit het onderzoek dat de behandelend psychiater van deze patiënten de patiënt 2 tot 3 keer minder ziet, nadat een ongeneeslijke lichamelijke ziekte is gediagnosticeerd. Magere en onvoldoende zorg in de terminale fase is bij deze doelgroep vaker regel dan uitzondering. Om de palliatieve zorg aan psychiatrisch patiënten te bevorderen worden binnen dit project psychiatrisch verpleegkundigen ondersteund om: -
toegang te krijgen tot de lichamelijke status van patiënten met psychiatrische problemen;
-
te onderhandelen over de zorg met de palliatieve zorg services en zorgen dat er aan de patiënt en diens naasten optimale palliatieve zorg wordt verleend
De waarden die worden gebruikt bij herstelgerichte zorg, zoals waardigheid, keuzemogelijkheden en hoop moeten de grond blijven van de zorg voor mensen met een ongeneeslijke ziekte. Het project wordt geleid door het Department of Healt and Ageing, NP Karin Glaetzer en dr K. Myhill, psychiater.
3
Workshop 2 Speaker:
Kevin Williamson, UK
Workshop:
Food for thought: Nutritional interventions in mental health
Verslag door: Marina Njamin Abstract: Doel van de workshop: het verband tussen voeding en geestelijke gezondheid bespreken. De Rotherham Early Intervention in Psychosis Service loopt voorop in de levering van voedingszorg voor de geestelijke gezondheidszorg in het Verenigd Koninkrijk. Deze unieke en innovatieve dienstverlening is gebaseerd op de overtuigende bewijs voor het verband tussen de voedingsstoffen die we consumeren en de manier waarop we voelen, denken en gedragen. Naast een effect op mentale gezondheid, is voeding ook van groot belang voor het beperken van de gezondheidsverschillen voor de bijbehorende fysieke comorbiditeiten, zoals cardiovasculaire aandoeningen, type 2 diabetes en obesitas. Vanuit onze praktijk en vanuit de reviewed literatuur zijn er sterke aanwijzingen voor verbanden tussen een aantal voedingsstoffen en neurotransmissie, bijvoorbeeld omega 3 vetzuren en negatieve symptomen van psychose. Als onderdeel van de routinematige zorg voor mensen bij hun eerste episode van psychose, biedt de Service een grondige nutritionele beoordeling. Dit doen ze met behulp van gevalideerde methoden, evenals het koppelen en het bouwen van een relatie met het individu en hun zorgnetwerk. De evaluatie omvat dieet informatie en als maat voor nutritionele kennis, in de vorm van een vragenlijst. Een reeks van nutritionele interventies zullen worden geleverd op de bevindingen van deze evaluatie. De presentatie is een introductie zijn in de wetenschap. Een overzicht van de beoordeling en voorbeelden van de interventies worden in een geanonimiseerde casus gedeeld voor discussie. Presentatie: Tijdens de presentatie werden geanonimiseerde voorbeelden gegeven van respondenten. Door bij te houden wat zij de hele dag door aten, kon je zien wat zij binnen kregen aan voedingsstoffen. Doordat mensen geen overzicht meer hebben in wat gezond voor ze is nemen ze voeding tot zich die gemakkelijk voor handen is. Zo werd een casus voorgeschoteld waarbij het ontbijt bestaat uit een paar kleine pakjes chips met frisdrank. In de middag werden nog meer zakjes chips genuttigd met een fruitdrankje, en in de avond werd een afhaal snack gegeten. De gevolgde psychiatrisch patiënten bleken te eten omdat ze honger hebben, en waren zich niet bewust van het feit dat gezonde voeding helpt om hun psychische welzijn te verhogen. Tijdens de studie hebben de onderzoekers ontdekt hoe belangrijk voeding is, vooral na de eerste psychose. Het bleek te helpen om de negatieve symptomen te beperken.
4
Workshop 3 Speaker:
Professor Nicholas Procter PhD, MBA, RN, Australië
Workshop:
A nurse led model of engagement between mainstream mental health services and people of refugee and asylum seeker backgrounds
Verslag door: Yvette Vreeker Gezien mijn persoonlijke interesse voor internationale problematiek binnen de ggz, heb ik ervoor gekozen deze workshop te volgen. De workshop gaat in op de problemen die in Australië ervaren worden met vluchtelingen en asielzoekers. Australië heeft te maken gehad met drie grote golven van vluchtelingen. De laatste paar jaar komen vluchtelingen met name vanuit Afghanistan. Kwetsbare mensen (met name vrouwen en kinderen) komen in een soort asielzoekerscentrum terecht. Mannelijke vluchtelingen komen niet zoals in Nederland terecht in een asielzoekerscentrum, maar in een detentiecentrum. Gedurende de periode dat vluchtelingen in detentie zitten, is er geen mogelijkheid om deel te nemen aan het leven in Australië, geen mogelijkheid tot studeren, werken of sociale contacten. De tijd dat vluchtelingen een proces afwachten in detentie, is teruggebracht van 265 dagen naar 93 dagen in 2012. Het is bekend dat de meeste vluchtelingen een zeer traumatische ervaring hebben in het land van herkomst, vervolgens de noodzaak en heftigheid van de vlucht naar het buitenland, gevolgd door de detentie en onzekerheid over het proces van asiel zoeken en de toekomst. Onder vluchtelingen worden dan ook veel psychische problemen gezien, depressie en Post Traumatische Stress Stoornis komen het meest voor. Deze resulteren niet zelden resulterend in automutilatie, een suïcide of suïcidepoging. Beschermende factor voor deze zelfbeschadiging is het hebben van familiebanden in Australië, of landgenoten die hier al eerder heen gekomen zijn. Verder de mogelijkheid om te verbaliseren en het eigen probleemoplossend vermogen en assertiviteit. Voor hulpverleners blijkt het moeilijk te zijn om een adequate hulpverlenersrelatie op te bouwen met de vluchtelingen. Dit heeft verschillende oorzaken, als taal, cultuur, religie en etniciteit. Daarnaast is het moeilijk om vertrouwen te winnen en wordt somatisatie veel gezien. Vluchtelingen hebben vaak hun eigen verhaal, hun eigen uitleg over de problemen die ze ervaren, het zogenaamde ‘Verklarende Model’. Het is gebleken dat hulpverleners meer gebruik moeten zien te maken van dit Verklarende Model van de vluchteling zelf. Dit Verklarende Model zal informatie geven over de wijze waarop gedachten, gevoelens en omstandigheden worden gepresenteerd, wanneer, hoe en waarom hulp werd gezocht, de verwachtingen van de gezondheid en de hulpverleners en wat de vluchteling van mening is over wat een 'goed resultaat' is, waar hij uit wil komen. Om wederzijds begripsvorming tussen de hulpverlener en vluchteling te bevorderen, is een project gestart. Hierbij wordt er een beroep gedaan op de gemeenschap waar de vluchteling deel vanuit maakt, de gemeenschap uit het oorspronkelijke land. Binnen deze gemeenschap is een gemeenschapsleider actief. Deze gemeenschapsleider werkt samen met de projectleider voor die
5
bewuste doelgroep. De projectleider is een verpleegkundig specialist ggz. Deze projectleider en gemeenschapsleider gaan samen aan de slag om te achterhalen wat de best passende zorg is voor de bewuste vluchteling, hierbij gebruik makend van het Verklarend Model wat binnen de gemeenschap aangehangen wordt. Tevens wordt er veel aandacht geschonken aan het opbouwen van vertrouwen, wat op verschillende wijze plaats kan vinden. Zo heeft een van de projectleiders een zwemclubje opgericht waar hij zelf aan meedeed. Toen er in deze alledaagse activiteit vertrouwen was ontstaan, kon dit vertrouwen worden uitgebreid naar meer essentiële probleemgebieden. Belangrijke technieken waarmee gewerkt wordt zijn de volgende: ASK A
Ask: Vraag naar: cultuur, familie, werkgelegenheid, de gemeenschap gezondheid en ziekte overtuigingen
S
Seek: Zoeken naar de angsten en verwachtingen van de patiënt over het probleem en uw aanpak
K
Check: Controleer de mate van betrokkenheid bij cultuur, of verschil van culturele stereotype
Verder: Learn L
Learn: Luister met empathie en begrip voor de perceptie van uw patiënt van het probleem
E
Explain: Leg je perceptie van het probleem uit
A
Acknowledge: Erken en bespreken de verschillen en overeenkomsten
R
Recommend: Beveel behandeling aan die beide percepties combineert
N
Negotiate: Onderhandel over de behandeling en de weg vooruit
Denk aan: IT I
Include: Betrek familie en gemeenschap wanneer dit passend is
T
Team up: Werk samen met etnische gezondheidswerkers en -programma's
6
Workshop 4 Speaker:
Jan Sitvast, Nederland
Workshop:
‘Look at me!’/’ Kijk mij nou!’ de fotomethode als herstelactiviteit
Verslag door: Marlies Jehoel-van As Met hoge verwachtingen vertrok ik naar mijn allereerste internationale congres, het Horatio Festival 2012 in Stockholm van 19 tot en met 23 september. Ik dacht dat ik daar veel nieuwe dingen zou gaan horen over de GGZ-verpleegkunde, omdat het tenslotte een Europees congres is en ik dacht dat de ontwikkelingen niet gelijk zullen verlopen tussen de diverse landen. Natuurlijk had ik ook ontzettend veel zin om met m’n collega, Yvette Vreeker, de presentatie te geven over het project wat we in Uganda hebben gedaan. De verwachting dat ik veel nieuws zou horen en versteld zou staan van het niveau van de presentaties heb ik na de eerste dag van het congres al naar beneden toe bijgesteld. Ik kwam erachter dat de ontwikkelingen in de GGZ internationaal gezien aardig gelijk op lopen. En in sommige dingen lopen we in Nederland misschien nog wel voor. Bijvoorbeeld bij het inzetten van ervaringsdeskundigen. En ik kwam er tijdens een presentatie van twee Amerikaanse Nurse Practitioners achter dat die functie in Amerika helemaal niet zo goed weg is gezet, ook al zijn ze er al 30 jaar mee bezig. Ze functioneren daar nog steeds als verlengde arm van de psychiater. Ze waren er zelfs trots op dat ze zo’n beetje alles konden doen wat de psychiater doet. Op mijn vraag: ‘Maar wat onderscheidt jullie dan van de psychiater?’ Daar kreeg ik vreemd genoeg geen antwoord op. Gelukkig kreeg ik wel bijval van mijn Nederlandse collega’s en ook van een Australische delegatie. Er liggen zoveel kansen en mogelijkheden voor de verpleegkundig specialisten GGZ, het is wel degelijk een onderscheidend beroep en dat zouden we meer uit mogen dragen. Ik had me ook voorgenomen om zo min mogelijk naar presentaties en workshops van Nederlanders te gaan, want dat zou ik tenslotte ook in Nederland kunnen horen. De onderwerpen van de buitenlandse delegaties spraken mij echter vaak niet echt aan en sommige buitenlandse collega’s waren ook nog eens ontzettend slecht te verstaan, omdat hun Engelse taalbeheersing slecht was. De presentatie die mij wel bij is gebleven is de presentatie van Shirley Smoyak. Die deed mij weer beseffen waarom ik het vak GGZ verpleegkunde zo geweldig vind: omdat de verpleegkundige naast de cliënt staat en niet bezig is met het behandelen van de stoornis, maar het leren omgaan met de stoornis wat misschien nog wel het aller moeilijkst is. Ze choqueerde ons ook met haar uitspraak: ‘Verslaving is geen ziekte, het is een slechte gewoonte! Ga het niet medicaliseren!’ Eentje uit de oude doos. De workshop die nog het meest heeft teweeg gebracht is die van Jan Sitvast over de fotomethode ‘Kijk mij nou’ als herstelactiviteit. Jan is verpleegkundig specialist ggz. In 2011 is hij gepromoveerd. Zijn proefschrift gaat over de therapeutische toepassingen van fotografie in de geestelijke gezondheidszorg. Jan heeft mij tijdens mijn meesterproef onderzoek begeleid, waarbij ik foto-elicitatie als onderzoeksmethode gebruikte. Ik wist dus waar hij mee bezig is, maar ik ben blij dat ik toch naar zijn workshop ben gegaan.
7
In een presentatie heeft Jan inzicht gegeven in hoe de fotomethode is ontwikkeld en hoe die vorm wordt gegeven. Hij gebruikte daarbij ook foto’s van cliënten waarbij deze methode is toegepast, die door een professionele fotograaf zijn gemaakt. Prachtige foto’s, die ook in een boek zijn vereeuwigd die ik meteen na de workshop heb gekocht. In het kort komt het erop neer dat de begeleider met de cliënt op zoek gaat naar datgene wat ze belangrijk vinden in hun leven. Door als een soort van verslaggever met de cliënt (letterlijk) op stap te gaan en ondertussen foto’s te (laten) maken van die activiteiten ga je met de cliënt op zoek naar hun kracht die kan helpen te herstellen. Doelstelling is om een blijvende activiteit te vinden die de kwaliteit van leven van de cliënt vergroot. De foto’s die Jan ons liet zien blijken veelzeggend te zijn. Je ziet het geluk, soms ook verdriet, maar ook trots prachtig verbeeld. Door deze methode stijgen de cliënten boven hun ziek-zijn uit en wordt de nadruk gelegd op het gezonde en hun kracht. Het zelfmanagement wordt bevorderd. Als oefening, om te ervaren hoe je de krachten en talenten van cliënten kunt uitvragen, moesten we met z’n tweeën twee vragen aan elkaar stellen: Wat is jouw kracht? En als je een foto zou maken van jezelf en wat jij belangrijk vindt in je leven, hoe zou die foto er dan uit zien? Deze opdracht heb ik met een Finse collega gedaan, die ik nog nooit had gezien of gesproken. De vragen waren best lastig te beantwoorden. Niet zozeer omdat we elkaar niet kenden, maar vooral omdat we niet gewend zijn om vanuit onze kracht te denken. Ik denk nu aan onze opleiding tot verpleegkundig specialist GGZ . Ik ben vooral bezig geweest met leerdoelen: wat moet ik nog leren, wat kan beter? En veel minder: Waar ben ik goed in? Wat moet ik vooral blijven doen? Waar geniet ik van? Deze oefening maakte duidelijk dat we in ons werk veel te weinig expliciete en oprechte aandacht hebben voor de cliënten en hun omgeving en daarmee voorbij gaan aan hun eigen kracht. Ik was zo enthousiast geworden van deze workshop dat ik heb voorgesteld om de expositie van de foto’s en een presentatie over de methode naar GGZ Eindhoven en de Kempen te halen voor het symposium in het kader van de International Dag van de Verpleging op 14 mei 2013. Het ziet ernaar uit dat dit ook gaat lukken en ik zou iedereen ook willen aanraden om een presentatie en/of de expositie te bezoeken. Meer informatie vind je op: www.herstel4u.nl
8
Workshop 5 Speaker:
Peter Wolfensberger, Switserland
Workshop:
Homophobia in nursing- a critical interpretive synthesis
Verslag door: Matthew Flynn Whilst attending the Horatio European Festival of Psychiatric Nurses I was pleasantly surprised to see a scheduled presentation of a literature review entitled “Homophobia in nursing – a critical interpretive synthesis”. When I was finishing my nursing bachelor degree at Oxford Brookes over 15 years ago I had chosen the very same topic for my final dissertation. I was interested to see if there was any changes in the literature since I did my research, so I decided to attend the presentation. The researcher had carried a comprehensive literature review concerning the topic homophobia within nursing using a critical interpretive analysis model. A critical interpretive analysis is one of the most common types of research papers in literature. The researcher seeks to answer en interpretive question through breaking the subject down into constituent parts, examining these components and offering an interpretation of these components. The interpretive questions in this study was “What is homophobia in nursing?” “How does it affect patients and nursing practice?” “What are sufficient steps to fight homophobia as nurses an professional carers?” (Wolfensberger 2012). The researcher found that homophobia exists within the nursing profession. He also found that within the nursing profession homophobia is not recognised as a problem. Lesbian, gay, bisexual and transsexual (LGBT) patients and health care professionals are negatively affected by homophobia within nursing care. Homophobia is experienced by LGBT in a variety of ways, through heterosexism (the assumption is that everyone is heterosexual), prejudice and stereotypes. The researcher then suggested that the impact of homophobia for LGBT patients can be devastating and lead to depression, self harming and suicide. According to the researcher there are different levels of homophobia within nursing but there is little research that establishes correlating or influencing factors on levels of homophobia. The presentation was time limited which may have led to the following problems with the content. There were for example problems in the basic definitions that underpin this literature review and maybe also the literature that was reviewed. The researcher did not define the studied populations, be that the nursing profession or lesbians, gay, bisexual and transsexual patients. It seemed that the presumption was that these were homogenous groups, that homophobia was the same in all fields of nursing, and that all LGBT experienced homophobia in the same way, or even that LGBT people identify themselves as belonging to the grouping LGBT. There was no clear definition of homophobia. Other concepts such as heterosexism and prejudice were used to define this concept and there was no attempt to examine if homophobia is experienced the same way by all members of the studied LGBT group. It was not clear whether the psychological effects of homophobia are as a direct result of homophobia that a LGBT patient / health care professional experiences within the health care setting or the homophobia they experience in the society or a combination of both. One could assume that because nursing roots can be seen as embodying traditional social/family roles (the doctor as the father in
9
charge of the family, the nurse as the dutiful mother and the patient the obedient child) that these traditional (archetype ) roles strengthen and perpetuate homophobia within nursing, but it was not clear in this presentation whether homophobia exists more within nursing than other areas of society. Clearly there has very little new research in this area carried out since I completed my study 15 years ago. The most research was conducted during the 1980s and 90s when there was considerable investment in AIDS research programs. AIDS in Europe is considered these days as a chronic illness as opposed to a life threatening disease which seems to have resulted in reduced interest (funding) in this area. It could be argued that society’s attitudes towards lesbians, gays, bisexuals and transsexuals since the 1980’s and 90’s have significantly changed. It could also be that these groups of people have also changed in how the identify themselves. The researcher calls for more research into homophobia in nursing, and maybe things haven’t changed so dramatically as one would hope. Any further research would benefit form clearly defining it population group(s) and homophobia.
10
Workshop 6 Speaker:
Anna Björkdahl (PhD, Karolinska Institutet Sweden)
Workshop:
The violence preventive care environment
Verslag door: Jelmer van der Burg Anna Björkdahl heeft onderzoek gedaan naar een geweld-voorkomende zorgomgeving. Hiervoor heeft zij twee modellen met elkaar gecombineerd. Het gaat om het gebruikelijke model van preventie: primair, secundair en tertiair gecombineerd met het model van Bowers (2000). Daarbij gaat het om de punten: ·
Effective Structure (ES)
·
Emotional Regulation (ER)
·
Positive Appriciation (PA)
Het model komt er dan gevisualiseerd als volgt uit te zien:
Tertiaire preventie
Secundaire preventie
Primaire preventie
ES
ER
PA
11
Voorgaand model ontstaat bij het combineren van de genoemde modellen. Per niveau en per onderdeel is er beschreven welke onderdelen daarbij horen: Effectieve structuur
Emotie regulatie
Primaire preventie
Secundaire preventie
Tertiaire preventie
Regels en vaste
Deëscalerende inhoud.
Technieken die veilig
routines
Backup routines:
toepasbaar zijn.
Een fysieke omgeving
waarop je kan
Legaal toegestane
Reguliere training
terugvallen.
maatregelen
Weinig prikkels
Kennis en training
Kennis en training
Gesprekken op
Aanwezigheid van
Duidelijk leiderschap
regelmatige basis
collega’s
van het management
Relatie patiënt versus hulpverlener Positieve benadering
Nieuwsgierig zijn naar
Interesse tonen in en
In gesprek blijven met
het verhaal van de
moeite doen om de
de patiënt. Tijdens de
patiënt
patiënt te begrijpen.
opname, maar ook
Empatisch kunnen zijn
Ondersteunen in
daarna.
zelfreflectie van de patiënt. Bekrachtigen van eigen krachten. Volgens het kwalitatieve onderzoek van Anna Björkdahl kan er een omgeving gecreëerd worden, waar nauwelijks tot geen geweld is. Als deze modellen met elkaar worden gecombineerd en de punten op alle niveaus goed geregeld zijn, zal het aantal geweldsincidenten op de afdelingen af nemen. Het onderzoek is gedaan onder zowel patiënten als onder personeel in Stockholm, Zweden. Klinische relevantie De Vrije Universiteit Amsterdam heeft in 2011 een onderzoek verricht naar de omvang, aard en gevolgen van geweldsincidenten bij GGZ medewerkers die op klinische afdelingen werken (VU, 2011). Ruim 1500 verpleegkundigen, groepsbegeleiders, artsen en therapeuten (70% vrouw, 30% man), merendeels werkend in een kliniek van een GGZ instelling (55%) vulden de lijst in. Bijna 70% van de 1500 personen was de afgelopen 5 jaar één of meer keren slachtoffer geweest van (dreiging) met fysiek geweld of brandstichting, veroorzaakt door een patiënt (VU, 2011). Er is in Nederland slechts op beperkte schaal onderzoek gedaan naar de aard en omvang van agressieve incidenten tegen hulpverleners in de intramurale psychiatrie (GGZ Nederland, 2012). De inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schrijft op haar website het volgende over geweld in de GGZ (2012): Agressie en geweld in de geestelijke gezondheids- en verslavingszorg (GGZ) is een belangrijke oorzaak van ziekte, arbeidsongeschiktheid en personeelsverloop. Het leidt tot stress en een grotere kans dat werknemers het werk niet meer aankunnen. Daarom is het belangrijk om tijdig maatregelen te treffen. Werknemers die te maken krijgen met agressie en geweld door bewoners en bezoekers kunnen daardoor psychische
12
gezondheidsproblemen oplopen, zoals slapeloosheid, een posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) en andere psychische klachten. Uiteindelijk kan dat tot langdurig ziek zijn leiden. Psychische klachten als gevolg van agressie en geweld komen vrij veel voor in de GGZ (Ministerie SZW, 2012). Het Ministerie adviseert de instelling daarom maatregelen te nemen ter bescherming van hun medewerkers. Deze maatregelen kunnen worden vastgelegd in een plan van aanpak. Er is zoals eerder genoemd nog slechts op beperkte schaal onderzoek gedaan, maar geweld in de psychiatrie lijkt wel een steeds groter probleem te worden. Het onderzoek en model als beschreven door Anna Björkdahl bevat op alle niveau’s (van werkvloer tot management) praktisch toepasbare interventies, die over het algemeen niet ingewikkeld zijn, maar wel zorg kunnen dragen voor een veiligere omgeving. Literatuur GGZ Nederland (2012). Onderzoek naar geweld in de psychiatrie. Internetpagina: http://www.ggznederland.nl/actueel/nieuwslijsten/publiek-nieuws/onderzoek-naar-geweld-in-depsychiatrie.html Geraadpleegd op 6 december 2012. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2012). Agressie en geweld in de geestelijke gezondheid- en verslavingszorg. Internetpagina: http://www.inspectieszw.nl/actueel/campagnes/agressieengeweldindegeestelijkegezondheidsenversla vingszorg.aspx Geraadpleegd op 6 december 2012. Vrije Universiteit (2011) factsheet 1, Geweld in de Psychiatrie. Internetpagina: www.geweldindepsychiatrie.nl Geraadpleegd op 6 december 2012.
13