1
Het Realisme in Scandinavië.
Henrik Ibsen (1828-1906) In de theatergeschiedenis wordt de Noor Hendrik Ibsen beschouwd als de eerste moderne toneelschrijver. Hij is ook de wegbereider voor het realistische toneel dat zich in de loop van de 20ste eeuw verder zou ontwikkelen.
De jonge Ibsen was als toneelschrijver en regisseur verbonden aan het Nationaal Theater in Bergen en het Noors Theater in Christiana (het huidige Oslo). Die praktijkervaring en inzicht in het medium theater is duidelijk aanwezig in de structuur en opbouw van zijn stukken. Vanaf 1864 profileerde hij zich volledig als toneelauteur en verbleef hij vooral in het buitenland. Zijn eerste stukken waren historische stukken, romantische versdrama’s over het Scandinavische verleden. Opvallend in zijn werk is de door de saga's beïnvloede, korte, kernachtige prozastijl. In 1864 kreeg Ibsen een reisbeurs naar Rome. Teleurgesteld over zijn landgenoten, die de Denen in de strijd om Sleeswijk alleen hadden laten vechten tegen de Duitsers, schreef hij daar de beide versdrama's Brand (1866) en Peer Gynt (1867). Brand, de idealist, wars van elk compromis, is de tegenpool van Peer Gynt, die Ibsen in zijn ergernis aanvankelijk wilde tekenen als het prototype van de Noor, de man die alleen voor zichzelf zorgt, maar die als dromer en fantast uiteindelijk een veel rijkere uitbeelding kreeg. Iets meer over ‘Peer Gynt’ Peer Gynt, outcast, fantast en geboren leugenaar, ziet zich gedwongen, na de dood van zijn moeder, zijn kleine Noorse berggemeenschap en zijn geliefde Solveig te verlaten. Hij vlucht voor de uitdagingen en de verantwoordelijkheden in de kleine gemeenschap waar hij zich met zijn grenzeloze ambitie onmogelijk heeft gemaakt. In de grote wereld wordt Peer een ‘captain of industry’, de gewetenloze, cynische tycoon wiens ultieme doel is keizer te worden van zijn eigen Gyntiana. Op het toppunt van macht verliest hij zijn fortuin en bijna zijn verstand. Na vele avonturen keert hij terug naar zijn geboortegrond. Daar herkent niemand hem nog. Hij wordt er de groteske held van een ongeloofwaardig verhaal, een bespottelijke en onbetrouwbare aartsleugenaar.
2
De Knopengieter maakt hem duidelijk dat hij ‘niets’ is geweest, iemand zonder substantie, net goed om gerecycleerd te worden. Dan hoort hij het lied van Solveig. Zij is nu oud en blind, maar wacht nog altijd op hem, zoals afgesproken. In haar lied en in haar schoot vindt Peer uiteindelijk zichzelf, waar hij zijn leven lang naar op zoek was. Vanaf 1877 tekent zich een scherpe breuk af in het werk van Ibsen. Hij schrijft een reeks moderne drama’s en verlaat het versdrama. Deze stijl is immers niet geschikt bij het oproepen van een illusie van de werkelijkheid. Hij verwerkt een sociale problematiek in zijn stukken en bekritiseert de burgerlijke maatschappij. De hypocrisie in De Steunpilaren van de Maatschappij (1877), het eerste van een reeks realistische probleemdrama's, waarmee hij een nieuwe richting insloeg. Ibsen trekt hier te velde tegen bepaalde sociale opvattingen: De ondergeschikte rol van de vrouw in Een Poppenhuis, ook wel Nora genoemd, 1879) De huwelijksproblematiek in Spoken (1881), waarin hij eist van de vrouw zichzelf te zijn en de waarheid te stellen boven een burgerlijke moraal. De isolatie van het individu in Een vijand van het volk (1882).
Iets meer over ‘ Een poppenhuis’ of ‘Nora’. Torvald Helmer, een gevestigd advocaat, en zijn vrouw Nora leiden een op het eerste gezicht ideaal leventje: perfect gelukkig, een geslaagd huwelijk en drie wolkjes van kinderen. Zijn gezin is Helmers pronkstuk. Het is niet alleen zijn trots, maar ook het fundament waarop zijn maatschappelijke opgang gebouwd is. Helmer staat op het punt benoemd te worden tot directeur van een vooraanstaande bank. Alles ten huize Helmer is op het wereldlijke aanzien gericht. De schijn van een modelhuwelijk kan in die zin alleen maar bijdragen tot een succesvolle carrière, het hoogste doel waar alles voor moet wijken. Tot een ongelukkig voorval uit Nora’s verleden plots opduikt en een blaam dreigt te werpen op Helmers carrière. Helmers liefde voor Nora verdwijnt dan even snel als ze gekomen was. Zijn felle reactie opent Nora’s ogen. Haar wereld stort als een poppenhuis in elkaar. De droom is voorbij. Wat is ze geweest al die jaren? Wat betekent haar huwelijk? En haar gezin? Het Poppenhuis is het failliet van een liefde die geen liefde was, een ontmaskering van het perverterende spel van leugen en waarheid, een bevrijding van het zelfbedrog.
3
Ibsen verwerkt daarbij thema’s als corruptie, emancipatie, sociaal onrecht, erfelijke belasting en morele schuld. Hij benadrukte dat hij in dit stuk vooral wilde laten zien dat elk menselijk wezen, man of vrouw, de noodzaak voelt om te ontdekken wie hij of zij echt is en er ook naar moet streven op die eigen identiteit in het leven te verwezenlijken. Ibsen wist dus wat Freud en Jung later zouden aantonen: dat de bevrijding van het ik alleen van binnenin kan komen. In ‘Een Poppenhuis’ wordt er dan ook gevochten voor wat echt belangrijk is, voor wat het leven een meerwaarde geeft’. Iets meer over ‘Spoken’ of ‘Gengangere’.. Mevrouw Helene Alving is weduwe van kapitein en kamerheer Alving van Rosenvold, een man met veel aanzien. Voor mevrouw Alving was het huwelijk geen succes, maar zij deed er alles aan om te verhullen dat haar man in werkelijkheid een alcoholist was die zich op het landgoed aan zijn wilde lusten te buiten ging. Alving kreeg een dochter, Regine, met een dienstmeisje, en een zoon, Osvald, met zijn vrouw. Regine is nu als dienstmeisje in dienst bij mevrouw Alving, terwijl Osvald reeds als kind naar het buitenland werd gestuurd om hem tegen de problemen thuis te beschermen. Regine denkt dat haar echte vader schrijnwerker Engstrand is, die nu de laatste hand legt aan een kindertehuis dat de volgende dag geopend zal worden ter nagedachtenis van de kamerheer. Als deze klus geklaard is, wil hij Regine meenemen naar de stad om daar een uitspanning voor zeelui te openen. Dit stuit op bezwaren van zowel Regine als mevrouw Alving. Regine beeldt zich in dat zij samen met Osvald naar Parijs zal vertrekken, waar hij zijn schildersleven achter heeft gelaten om bij de opening van het kindertehuis aanwezig te zijn. Ook dominee Manders, die de financiën van het kindertehuis regelt, is op bezoek. Tijdens haar jeugd was mevrouw Alving verliefd op Manders, en zij wilde Alving voor hem verlaten, maar hij wees haar af en stuurde haar terug naar haar echtgenoot. De nacht voor de opening brandt “Kapitein Alvings kindertehuis” tot de grond af. Manders had ervoor geijverd dat het gebouw niet verzekerd zou worden en nu vreest hij voor zijn reputatie als dominee en zaakwaarnemer. Hij sluit een dubieuze overeenkomst af met Engstrand, die erop neerkomt dat de schrijnwerker de schuld voor de brand op zich neemt, met als tegenprestatie dat de exploitatiemiddelen voor het kindertehuis geïnvesteerd worden in het door Engstrand geplande “zeemanstehuis” in de stad. Osvald vertelt zijn moeder dat hij aan syfilis lijdt, en denkt dat dit het gevolg is van zijn kunstenaarsleven in Parijs. Hij is bang om bedlegerig te worden en hoopt dat Regine hem wil helpen om met behulp van morfine een einde aan zijn leven te maken als het laatste stadium van de ziekte is aangebroken. Maar als Regine erachter komt dat Osvald ziek is, en dat hij ook nog eens haar halfbroer is, verlaat zij Rosenvold om op eigen houtje een leven in de stad op te bouwen. Mevrouw Alving vertelt Osvald wat voor een man zijn vader eigenlijk was, en dat hij de ziekte van hem geërfd heeft. Nu staat zij voor de keus of zij haar zoon wil helpen door hem morfinetabletten te geven. Het toneelstuk eindigt als de zon opkomt en het laatste stadium van Osvalds ziekte is aangebroken. Het werk van Ibsen ontwikkelde verder en kreeg langzaam een meer symbolische inslag in stukken als De wilde eend (1884), ‘Rosmersholm (1886), De vrouw van de zee (1888), Hedda Gabler (1890), Bouwmeester Solness (1892), John Gabriel Borkman (1896) en Als wij Doden ontwaken (1899) Iets meer over ‘De wilde eend’ of ‘Vildanden’
4
De fotograaf Hjalmar Ekdal leidt een tevreden en gemakzuchtig leventje met zijn vrouw Gina en hun dochter Hedwig. Het grootste deel van hun tijd brengen Hjaimar en zijn oude inwonende vader door op zolder, waar ze een lamgeschoten wilde eend koesteren. Na jaren afwezigheid daagt zijn vroegere vriend Gregers Werie weer op. Gregers heeft zich als taak gesteld zonder compromissen de naakte waarheid te onthullen. Hij vertelt Hjaimar dat Gina ooit de minnares van vader Werie was, trekt Hjalmars vaderschap van Hedwig in twijfel, en bekent dat het gezin Ekdal in leven gehouden wordt door geld dat vader Werie hen toestopt om een oude schuld af te lossen. 'Waarheden" waarmee Hjalmar niet kan leven. Stevenen we af op een tragisch, want zinloos einde? Of laat lbsen nog een sprankeltje hoop? Is de mens gediend met de naakte waarheid? Of is het beter hem zijn levensleugen te laten behouden? Vragen worden opgeworpen, niet beantwoord. De wilde Eend is het product van een gerijpt en getekend auteur, voor wie zekerheden door het leven achterhaald zijn. De personages in De wilde eend vertonen dan ook een rijkdom en een genuanceerdheid die hen onvergetelijk maken, en het kind Hedwig is de ontroerendste figuur die lbsen ooit geschapen heeft. Niet enkel door de psychologisch juiste tekening, maar ook door het scala aan algemeen menselijke gevoelens en houdingen die vertolkt worden, is De wilde Eend één van de indringendste stukken van Henrik lbsen (1828- 1906), die zijn monumentaal oeuvre wijdde aan het meedogenloos doorprikken van de illusies waarmee de mens probeert te overleven. Iets meer over ‘Hedda Gabler’. Hedda Tesman is de dochter van wijlen generaal Gabler, die haar zonder geld heeft achtergelaten. Zij is bijna dertig jaar oud. Na enkele jaren een actief sociaal leven te hebben geleid, is zij getrouwd met Jørgen Tesman, die als kunsthistoricus werkt. Jørgen is opgegroeid bij zijn twee tantes Julle en Rina, en nu hoopt hij een professoraat te krijgen aan de universiteit. Aan het begin van het toneelstuk zijn Hedda en Jørgen pas teruggekeerd van een huwelijkreis van een half jaar. Jørgen heeft deze periode gebruikt voor zijn onderzoeks- en archiefwerkzaamheden, terwijl Hedda aan haar huisvriend rechter Brack opbiecht dat zij zich heeft verveeld tijdens de reis. Ondanks haar duidelijke weerzin tegen haar echtgenoot is zij zwanger geraakt, maar tot dusverre heeft zij dit voor haar omgeving ontkend. Jørgen krijgt slecht nieuws bij thuiskomst, want hij krijgt concurrentie voor het professoraat van een van Hedda’s oude aanbidders, Eilert Løvborg. Løvborg staat bekend als een getalenteerde bohémien met een alcoholprobleem, die echter de laatste jaren een sober en teruggetrokken leven heeft geleid en twee verhandelingen heeft geschreven geïnspireerd door zijn samenwerking met Thea Elvsted. Aan het begin van het toneelstuk is hij in de stad aangekomen met een van de manuscripten. Thea, die smoorverliefd op hem is, heeft haar man verlaten en is hem achterna gereisd. In de loop van amper twee dagen zet Hedda een aantal gebeurtenissen in scène waarvan de gevolgen dramatisch zijn. Zij zorgt ervoor dat Løvborg dronken wordt en deelneemt aan een herenpartijtje bij rechter Brack. Tijdens de feestelijkheden verliest hij het manuscript van zijn nieuwe boek. Jørgen Tesman vindt het en geeft het in bewaring aan Hedda. Maar Hedda vertelt Løvborg niet dat zij het manuscript heeft. Zij geeft hem een van de pistolen van haar vader zodat hij zich “in schoonheid” van het leven kan beroven en zij verbrandt het manuscript. Løvborg overlijdt echter in een hoerenkast door een afgedwaalde kogel, en Brack, die weet waar het pistool vandaan komt, gebruikt zijn kennis om
5
Hedda ertoe te dwingen zijn minnares te worden. Thea en Tesman vinden elkaar terwijl zij Løvborgs manuscript proberen te reconstrueren aan de hand van aantekeningen die Thea heeft bewaard. Thea wekt niet enkel Hedda's jaloezie op, maar brengt haar ook oog in oog met haar eigen onmacht en geestelijke armoe, en juist om die reden ontstaat haar drang, om eenmaal in haar leven macht te hebben over het lot van een mens. Hedda dreef Lovborg naar zijn ondergang. Als Hedda inziet dat zij in de greep van Brack is, en dat zij van haar levenstaak is beroofd (zo erkent zij de zinloosheid van haar daden, zelfs van haar ganse leven), schiet ze zichzelf dood met het andere pistool van de generaal. / w E P D w U J M jk 0 N "Hedda's vertwijfeling is het denkbeeld dat er op aarde zeker voldoende mogelijkheden tot geluk bestaan, maar dat ze ze niet herkennen kan. Het ontbreekt haar aan een levensdoel - en dat kwelt haar." was één van Ibsens aantekeningen bij het stuk. En "Het leven is niet treurig - het is belachelijk - en dat is onverdraaglijk". Het stuk dateert van 1890, maar heeft in zijn essentie niet aan kracht ingeboet: de psychologie van een gefrustreerde vrouw, in een hypocriete door mannen beheerste wereld. Tot slot: Dat Ibsens werken tot op vandaag nog steeds tot de meest gespeelde toneelstukken van het wereldrepertoire behoren, bewijst het belang van Ibsen als radicaal denker en controversiële theatervernieuwer. Het realisme in Ibsens maatschappijkritische drama’s is van beslissende invloed geweest op het Europese toneel. Voor de ontwikkeling van het moderne drama is Ibsen vooral belangrijk geweest door de introductie van een retrospectieve techniek die brak met de traditionele intrige-opbouw van het well made play. In zijn ideëendrama’s hebben de bepalende gebeurtenissen al plaats gevonden voor het stuk begint. Langzaam krijgen we inkijk in het verleden van de personages die hun meest intieme geheimen prijsgeven. Dit levert een psychologisch inzicht op in hun daden en maakt hun ultieme en vaak radicale beslissingen geloofwaardig.
6
Een tweede belangrijke figuur voor het Realisme in Skandinavië is Björnsterne Björnson (1832-1910)
Hij was de zoon van een predikant, deed universitaire studies, maar legde uiteindelijk geen eindexamen af. Zijn literaire loopbaan begon hij als journalist en criticus. Op 25 jarige leeftijd werd hij theaterdirecteur te Bergen (hij volgde Ibsen op), later te Christiana (Oslo). Hij leefde lange tijd in het buitenland tot hij zich in 1875 in Aulestad vestigde. Hij stierf op reis te Parijs en werd op staatskosten in Noorwegen begraven. Als toneelauteur behandelde hij aanvankelijk (onder invloed van de romantiek) onderwerpen uit de Noorse geschiedenis. ‘Mellem slagene’ (1856, ‘Tussen de Veldslagen in’) is daar een voorbeeld van. Later legde hij zich meer toe op het burgerlijk drama met onder meer ‘En Fallit’ (‘Een faillissement’) uit 1874. Verder schreef hij nog ‘Det my system’ (Het nieuwe systeem’) uit 1878, geschreven onder invloed van Ibsens ‘Steunpilaren van de Maatschappij’, ‘Leonardo’, een huwelijksdrama geschreven in navolging van Ibsens ‘Poppenhuis/Nora’ en ‘En Handske’ (‘Een handschoen’) uit 1883 over de gelijkberechtiging van man en vrouw. Toen men in religieuze kringen al te licht de nieuwe veroveringen van de wetenschap afwees schreef hij een stuk in twee delen: ‘Over Aevne’ (‘Bovenmenselijke Kracht’) uit 1883 en 1895. In 1903 krijgt Björnson de Nobelprijs voor literatuur. Als reactie op Ibsens ‘Als wij doden ontwaken’ schreef hij tenslotte het probleemloze blijspel: ‘Naar den ny vin blomster’ (‘Als de jonge wijn bloeit’ in 1909.
7
August Strindberg. (1849-1912) Noorse toneelschrijver
Johan August Strindberg (Stockholm, 22 januari 1849 – Stockholm, 14 mei 1912) was een Zweeds auteur. Hij heeft vooral als toneelschrijver naam gemaakt, maar zijn werk omvat vrijwel elk literair genre. ‘Ik werd geboren onder het teken van de Ram. Dat teken stelt Het Offer voor. Mijn beloning voor een leven lang hard werken: afgeslacht worden. Elk succes een gevolg van lijden; elk greintje geluk besmet door vuiligheid; elke aanmoediging een bespotting, elke goede daad gestraft door kruisiging. Wie weet welke conclusies daaruit getrokken moeten worden?’(Strindberg in een brief aan Torsten Hedlund, 1896)
Leven:
Strindberg werd geboren als 4e kind in een kleinburgerlijk gezin met acht kinderen in Stockholm. Zijn grootvader was kruidenier, zijn vader een niet onbemiddelde scheepsmakelaar. Na de dood van zijn moeder, die hij nooit te boven is gekomen, trouwde zijn autoritaire vader met de toenmalige huishoudster. Zij stierf echter al vroeg en zijn vader hertrouwde met een vrouw die door August gehaat werd. Strindberg begon aan een studie in de medicijnen die hij echter niet afmaakte. Hij probeerde acteur te worden, maar dit was tevergeefs. Het leverde hem wel een baan op als schrijver. In 1879 schreef hij zijn debuutroman ‘De Rode Kamer’ (Röda rummet) Schrijven was voor zijn getormenteerde ziel bovenal een therapie tegen de totale waanzin. Tijdens zijn eerste periode schreef Strindberg voornamelijk gedichten, waarin hij stelling nam tegen de laat-romantische stroming en met opzet gebruik maakt van niet-poëtische woorden. Ook in de inhoud ligt de nadruk op de strijdlust van de jaren na 1880, op het vernieuwende. Strindberg leidde een chaotisch zwerversbestaan, eeuwig en altijd op vlucht voor zichzelf en voor de buitenwereld. Hij voelde zich verbannen uit zijn vaderland en vluchtte naar Frankrijk In Parijs raakte hij in een zware psychische crisis, door hemzelf steeds Infernocrisis (1894-1896) genoemd. Later trok hij naar Zwitserland, Duitsland en Denemarken. Spiritueel vluchtte hij voor zijn eigen overtuiging: hij werd gelovig, vrijdenker en atheïst, opnieuw gelovig en mysticus, dan weer humanist en socialist, om uiteindelijk – vooral onder invloed van zijn geestesverwant Frierich Nietzsche – uit te groeien tot een misantroop en aristocratische individualist.
8
De Infernocrisis bracht Strindberg tot een nieuw, ondogmatisch en onkerkelijk maar wel christelijk religieus geloof, waarin schuld en boete een grote rol spelen. Volgens Strindberg was het lijden een soort mystiek gebeuren en het leven een zuiveringstoestand die aan de mensen was opgelegd Ook mentaal en fysisch kende zijn leven een grillig verloop. Bij vlagen was hij alcoholist, zijn hele leven door zenuwziek. Hij leed aan een schizofrene vorm van paranoïde achtervolginswaanzin, een ziektebeeld waarbij ontdubbeling van de persoon, gespletenheid, waanvoorstellingen en zelfs hallucinaties gepaard gaan met ziekelijke achterdocht. Strindbergs tragische gespletenheid is vooral het gevolg van het milieu waarin hij opgroeide en de tegenslagen die hij als kind en jongeman te verwerken kreeg. Het huwelijk van zijn ouders was er één tussen twee verschillende standen: zijn vader was een welgesteld handelaar, zijn moeder een gewone dienstmeid; Haar dood betekende voor de toen 13jarige August een verlies dat hij in elk van zijn drie latere echtgenotes heeft willen compenseren, maar nooit te boven is gekomen. Zijn vader hertrouwde tegen de zin van zijn kinderen met de toenmalige huishoudster van het gezin. Dit huwelijk wordt beschreven in Strindbergs vroege autobiografische roman ‘Zoon van een Dienstmaagd’ uit 1886-1887, waarin hij heel scherp uithaalt naar de familie als maatschappelijk model. ‘Familie! Jij bent de haard van alle kwalen en ondeugden in onze maatschappij: jij bent het rusthuis voor gemakzuchtige vrouwen, het strafkamp van de familievader en een hel voor de kinderen!’. Strindberg nam het in zijn werk op voor de, in zijn ogen moeilijke, positie van mannen en vaders. Dit komt met name tot uitdrukking in zijn toneelstuk "De vader" (uit 1887), waarin hij de strijd tussen een vader en een moeder beschrijft over de opvoeding van hun dochter. Strindberg stelt als probleem van het vaderschap dat het niet eenduidig gekend kan worden. Moederschap is wel altijd duidelijk. Dit brengt met zich mee dat vaders afhankelijk worden gemaakt van moeders. Hoewel critici deze stellingname slechts zagen als een projectie van zijn persoonlijke ervaringen kan niet worden ontkend dat het thema nog steeds maatschappelijk relevant is. De erkenning van kinderen door hun vaders is nog steeds afhankelijk van de goedkeuring door moeders. Critici (met name vanuit het feminisme) menen dat Strindberg een ziekelijke vrouwenhater was (vrouwen hoorden thuis aan de haard en het moederschap was de intrinsieke vervulling van haar rol). Zijn stellingen stonden in zijn tijd al op gespannen voet met het pril ontluikende feminisme. ‘Onrechtvaardigheid is de erfschuld van de vrouwen en is het gevolg van hun gebrek aan gezond verstand en denkvermogen. Wat deze fout nog verergert, is dat de natuur, die hun fysieke kracht heeft onthouden, hun de list in de plaats heeft gegeven. Daarvan komt hun intuïtieve immoraliteit en hun onoverwinnelijke voorkeur voor de leugen.’ Strindbergs bijtende veroordeling van het huwelijk werd de rode draad doorheen zijn werk. In de eerste plaats omdat hij er zelf drie maal niet in slaagde om gelukkig getrouwd te zijn. Telkens zorgden zijn onstabiele toestand en de sterke karakters van zijn opeenvolgende echtgenotes (de Finse barones en actrice Siri von Essen, de Oostenrijkse journaliste Frida Uhl en de actrice Harriet Bosse) voor diepgaande conflicten. In 1899 keerde Strindberg terug naar Stockholm. De laatste jaren van zijn leven was hij eenzaam en leefde hij geïsoleerd. Hij overleed op 63-jarige leeftijd aan de gevolgen van maagkanker.
9
Werk. In de literatuurgeschiedenis wordt August Strindberg gecatalogeerd als een belangrijk vertegenwoordiger van het naturalisme. (de mens is een product van zijn krachten en omstandigheden waaraan hij niet kan ontsnappen). Naturalistisch zijn ook het belang dat wordt gehecht aan erfelijkheid en milieu en het strikte naleven van de drie eenheden (plaats, tijd, ruimte). De klassieke bouw, die helemaal wordt toegespitst op de onvermijdelijke tragische afloop, herinnert aan de noodlotstragedie uit de oudheid. Het eerste toneelstuk waarmee Strindberg resoluut de weg van het naturalisme insloeg, was het treurspel ‘De Vader’ uit 1887. Inhoud: Het beschrijft de machtsstrijd tussen de ritmeester en zijn vrouw Laura, die hem suggereert dat hij misschien niet de vader is van hun dochter en die alles in het werk stelt om hem krankzinnig te laten verklaren. De fijngevoelige, gecultiveerde man moet het onderspit delven voor de sterkere, met primitieve kracht gewapende vrouw. Zij slaagt in haar opzet. Dat bezorgt de ritmeester eerst een crisis van waanzin, dan een hartaanval. Het Kwade heeft gezegevierd. De vader is een ritmeester, een geleerde, een bijzonder schrander man, maar die tegelijkertijd lijdt aan ziekelijk complexen en obsessies. Uiterlijk hebben ze een verschillende mening betreffende de opvoeding van het kind, maar in de grond leveren zij tegen elkaar een strijd op leven en dood: Laura wil haar man, de Man, uitschakelen en vernietigen, om niet enkel over zijn dochter (Bertha), maar ook over zijn fortuin de heerschappij te zwaaien. In dit stuk (een weerspiegeling van zijn huwelijkssituatie met Siri von Essen – is dus een autobigrafisch werk) tekent Strindberg de verhouding man-vrouw als een strijd op leven en dood tussen twee fundamenteel verschillende wezens. Toch kan ‘De Vader’ (Fadren) geen echt naturalistisch drama genoemd worden wegens de volstrekte afwezigheid van belangstelling voor de lagere klassen en vooral wegens de doorgedreven subjectiviteit, waardoor enerzijds alles vanuit het standpunt van de hoofdpersoon wordt bekeken, anderzijds bij elke repliek van de vader de stem van Strindberg zelf doorklinkt. Strindberg voert voor het eerst de bekrompen, doch berekenende en voor niets terugdeinzende satanische vrouw ten tonele die in de strijd met haar vrijdenkende man om de opvoeding van hun enige dochter, het geduchte wapen van het moederschap hanteert: zij is zeker dat haar kind ook haar kind is, terwijl de man nooit zeker kan zijn dat het kind van zijn vrouw inderdaad ook zijn kind is. Een probleem waar de wantrouwige Strindberg zelf mee kampte. De vrouw in dit stuk benut die zekerheid om haar man –de ritmeester, een op zijn beurt echt Strindbergse heersersnatuur- aan het twijfelen en wankelen te brengen en hem zover te brengen dat ze hem door haar huisarts krankzinnig kan laten verklaren en hem in een dwangbuis kan laten wegvoeren. Het consequente doordrijven tot het uiterste van deze vrouw die zich voor de vroegere overheersing van haar man wil wreken, is door Strindberg getekend met alle scherpzinnigheid die haat kan ingeven en de vrouw als demonische macht weet af te schilderen. Ook zijn haat tegenover de kerk vindt weerklank in de figuur van Laura’s broer, de geestelijke die haar helpt in haar strijd tegen de ‘vrijdenkende’ man. In 1888 schreef hij ‘Freule Julie’ (Fröken Julie); Een adellijke jongedame heeft op het midzomernachtsfeest haar dienaar Jean het hoofd op hol gebracht. Zij wilde hem tot haar slaaf maken, maar als alles achter de rug is, beseft zij pas dat ze nu de slavin van hem geworden is. In haar verwarring pleegt ze zelfmoord.
10
‘Schuldeisers’ (Fordringsägere) dateert van 1890 en heeft net als de twee voorgaande stukken de strijd tussen man en vrouw als centraal thema. Het oeuvre van de grootste Zweedse auteur wordt ingedeeld in twee belangrijke periodes: een naturalistische en een symbolische-religieus-mysieke periode. Het scharniermoment tussen die twee periodes is Strindbergs verblijf in Parijs geweest, na het fiasco van zijn tweede huwelijk in 1894. Hij leed een armoedig en teruggetrokken bestaan en ging door een diepgaande mystieke geloofscrisis, die hij in ‘Inferno’ (1897) heeft beschreven als zijn ‘infernocrisis’.
(Dödsdansen)
Strindbergs psychologische ommekeer beïnvloedde zijn literair werk in grote mate en liep uit in een aantal theaterwerken die een radicale vernieuwing van het Europese theater inluidden. Ze breken volledig met de klassieke opbouw van de naturalistische stukken en hebben vaak een religieuze ondertoon. ‘Naar Damascus’ (Till Damascus) (1898-1901) is een opeenvolging van symbolische taferelen waarin het hoofdpersonage, de Onbekende of universele mens, zijn hoogmoed aflegt en door boetedoening zijn eeuwige schuld probeert te louteren. In zijn beroemde ‘Droomspel’ uit 1901 gebruikt hij een vergelijkbare structuur. Ook uit ‘Pasen’ (1901), spreekt een boodschap van hoop: de eigengereide en intolerante Elis komt in confrontatie met de engelachtige onschuld van zijn zus Eleonara tot het inzicht dat de schuld die op het gezin rust door boete kan worden kwijtgescholden. ‘Dodendans’ (Dödsdansen) in 1900 Dat Strindberg ‘Pasen’ en ‘Dodendans’ in één en dezelfde maand schreef (voor elk van de stukken had hij maar tien dagen nodig), illustreert perfect hoe snel zijn gemoedsstemmingen konden omslaan. Het eerste stuk gaat over verzoening en hoop, terwijl in het tweede enkel het donkerste pessimisme een kans krijgt. In ‘Dodendans’ schildert Strindberg de beklemmende haat-liefdeverhouding tussen Edgar, een verstokte legerkapitein, en zijn vrouw Alice, een voormalige actrice. Het ene moment koesteren ze in hun sociaal isolement vaste rituelen als piano spelen of sigaren opsteken. Het andere moment zitten ze afgestompt te geeuwen om niet steeds hetzelfde te moeten zeggen. Maar altijd slagen ze er in om in alles wat ze zeggen of doen elkaar de schuld te geven van een mislukte carrière, van hun verloren leven.
11
Ze hebben precies vijfentwintig jaar huwelijksellende achter de rug en zullen die tegenover de buitenwereld vieren als hun zilveren bruiloft. Op hun eigen manier echter; door elkaar te lijf te gaan met woorden als gifpijlen vol haat en nijd. De onverwachte verschijning van Kurt, een neef van Alice, vormt daartoe de ideale aanleiding: om beurten proberen ze Kurt te gebruiken om de gehate tegenstander te liquideren. Tevergeefs. Kurt vertrekt en eenzamer dan ooit blijven de twee achter in hun hel op aarde, hun moorddadige verbondenheid, eeuwig gedoemd aangewezen te zijn op de verschrikkelijke partner. Tot de dood…. Alice in ‘Dodendans’ ‘We zijn twee keer uit elkaar geweest, toen we verloofd waren. Sindsdien hebben we elke dag geprobeerd om uit elkaar te gaan. Maar we zitten aan elkaar vastgeplakt en kunnen niet loskomen. We zijn ooit nog eens vijf jaar uiteen geweest –hier in huis Alleen de dood kan ons nog scheiden. Dat zou nogal eens een verlossing zijn.’ ‘Dodendans’ moet begrepen worden als de synthese van de twee periodes die Strindbergs oeuvre kentekenen. Het naturalistisch karakter van dit huwelijksdrama ligt in de eerste plaats in de hele atmosfeer: het eiland waarop het stuk plaatsgrijpt, wordt door de bewoners ‘little inferno’, ‘de kleine hel’ genoemd. Naturalistisch is ook de precisie waarmee in dit huwelijk het liefde-haat mechanisme wordt blootgesteld en geanalyseerd. Ook is de vlijmscherpe dialoog waarin beide partners hun haat en moordzucht botvieren natuurlijk en levensecht. Met het thema van ‘Dodendans’, de struggle for life tussen man en vrouw binnen het huwelijk, dat hier zonder de geringste schaamte wordt ontwikkeld, doorbrak Strindberg een sociaal taboe. Het huwelijk als hoeksteen van de maatschappij! ‘De Bruidskroon’ (Kronbruden) in 1901 Door de bondigheid qua expressie en door de suggestieve kracht van het geheel, is Strindberg tegelijkertijd ook een voorloper van het expressionisme, zelfs van het theater van het absurde: de handelingen en gevoelsuitbarstingen van zijn personages zijn niet alleen opvallend weinig psychologisch gemotiveerd, het mechanistische aspect tussen man en vrouw klinkt ook vaak als een ritueel, als een absurd ritueel van haat en liefde, van ‘Hassliebe’, een begrip dat vóór Strindberg zelden op de planken werd gevoerd. Samen met August Falck stichtte Strindberg in 1907 het ‘Intima Theater’ in Stockholm, waarvoor hij kamerspelen schreef: ‘Weerlicht’ (Oväder) in 1907, ‘Het afgebrande huis’ (Brända tomten) in 1907 ‘Spooksonate’ (Spöksonaten) in 1907 De Pelikaan’ (Pelikanen) in 1907 Zijn laatste stuk werd ‘De grote straatweg’ (1909) De laatste drie jaar van zijn leven schreef hij politieke, sociologische en filosofische pamfletten, die grote opschudding veroorzaakten in de Zweedse pers. In mei 1912 stierf hij in zijn huis is Stockholm, dat nu een Strindberg-museum is. Als toneelauteur was Strindberg door de radicale inhoud van zijn stukken en door het doorbreken van maatschappelijke taboes een vernieuwer.
Invloed.
12
Zijn invloed op het theater van de 20ste eeuw is zeer belangrijk geweest. Onder andere op auteurs als Frans Wedekind, Eugene O’Neill, Tennessee Williams, Edward Albee (Who’s afraid of Virginia Woolf; een moderne variant van zijn ‘Dodendans).
Knut Hamsun. (1859-1952)
Is vooral bekend als romanauteur die in zijn werk een afkeer van de stedelijke cultuur en een sterk verlangen naar de natuur laat doorklinken. Een thema dat zeer sterk aanwezig is in de roman ‘Hoe het groeide’ uit 1917. In 1920 kreeg hij de Nobelprijs voor literatuur. Tijdens W.O.II nam hij een pro-Duitse houding aan. Voor toneel schreef hij een aantal toneelstukken die nog maar zelden worden opgevoerd. ‘Aan de poort van de Rijken’ = Vid rigets port in 1895 ‘Het spel van het leven’ = Livets spil in 1896 ‘Avondrood’ = Aftenrode in 1898 ‘Munken Vend’ in 1902 – cfr. Peer Gynt ‘Livet i vold’ in 1910
Pär Lagerkvist. (1891-1974) Zweeds dichter en toneelauteur. Kreeg in 1951 de Nobelprijs voor literatuur. Schreef voor toneel heel wat eenakters.
Kaj Munk. (1898-1944) Deens geestelijke. Hij schreef een aantal historische toneelstukken en ideeëndrama’s. Werd in 1944 gefusilleerd door de Duitsers. =============================