Universitaire Associatie Brussel Departement Toegepaste Taalkunde
Iedereen Ooggetuige:
Amateurbeelden uit Syrië Masterproef ingediend voor het behalen van de graad van Master in de Journalistiek (Optie gedrukte en online media)
Auteur: Samuel Hanegreefs Promotor: Dr. Jelle Mast
- Academiejaar 2012 - 2013 -
"Post Egypt, in places like Libya, Yemen and Syria, citizens posting online have been the primary lens through which people have been able to see what is happening on the ground. Now our main stories are driven by images captured by citizens on the street, it's no longer just a supporting image. In most cases citizens capture the breaking news moments first. The Arab spring was really the tipping point when it all came together." Riyaad Minty, hoofd sociale media bij de Arabische zender Al Jazeera "Images are like weapons. They can help topple a regime." Ali al-Bouazizi, een politiek analist
2
Inhoudsopgave
Abstract
5
Persbericht
6
1 Inleiding
7
2 Theoretische deel: Amateurbeelden in onze media
9
2.1 Theorie
9
2.1.1 Definitie
9
2.1.2 Amateur versus professioneel
10
2.2 Terugblik
10
2.3 Betrouwbaarheid en objectiviteit
12
2.4 Esthetiek en ethiek
15
2.5 Publieke opinie
18
2.6 Nieuwsorganisaties
19
2.6.1 Voor- en nadelen
19
2.6.2 Nieuwsgaring
20
2.7 Amateurbijdragen uit de Arabische Lente
21
3 Algemene introductie tot Syrië-case
23
3.1 Verantwoording gebruik van Syrië-conflict als voorbeeldcase
23
3.2 Korte schets van het Syrische conflict
24
à Conclusie theoretische deel
25
4 Empirische deel: Methodiek
27
4.1 De onderzochte media
27
4.2 Onderzoeksvragen
28
4.3 Gebruikte software
30
4.4 Amateur versus professioneel
31
4.5 Codeboek
32
4.5.1 'Graphicness'-schaal
36
4.5.2 Schaal van de dood van Hanusch
41
5 Empirische deel: Onderzoeksresultaten
42
5.1 Verhouding amateur professioneel
42
3
5.1.2 Categorieën binnen professioneel en amateur
45
5.1.3 Kwaliteitskrant versus populaire krant
47
5.1.4 Kranten versus openbare omroep
48
5.2 Verschillen tussen amateurbeelden en professionele beelden
49
5.2.1 Amateurbeelden versus professionele beelden: geweld en rampspoed
50
5.2.1 Amateurbeelden versus professionele beelden: vuurwapens of geweerschoten
52
5.2.3 Amateurbeelden versus professionele beelden: doden
52
5.3 Amateurbeelden doorheen het conflict
54
5.4 Actoren
57
5.5 Grootte van foto's en lengte van beelden
58
5.6 De bronnen
59
5.7 Het onbetrouwbare element
61
6 Enkele foto's uitgelicht
64
6.1 Man met kind in Bab Amro
64
6.2 De dood van Hamza Ali al-Khateeb
66
7 Conclusie
68
Bibliografie
71
4
Abstract Steeds meer amateurbeelden duiken op in onze media. De Arabische Lente, die achtereenvolgens door Tunesië, Egypte, Libië en Syrië waaide, zorgde voor een kantelpunt in het gebruik van die niet-professionele beelden in de internationale buitenlandse berichtgeving. Aan de hand van een kwantitatieve analyse werd hier het precieze aandeel onderzocht van de amateurbeelden in de Vlaamse media in de berichtgeving van het Syrië-conflict tijdens de periode van maart 2011 tot en met december 2012. Met name de beelden bij de verslagen van De Standaard, Het Laatste Nieuws en de nieuwssite van de openbare omroep, deredactie.be, werden bestudeerd. Niet alleen werd de verhouding tussen de amateurbeelden en professionele beelden bekeken, maar de twee types van beelden werden ook op een aantal vlakken met elkaar vergeleken. De amateurbeelden blijken op ethisch en esthetisch vlak immers van een heel andere aard dan de professionele equivalenten waarmee lezers en kijkers vertrouwd zijn.
5
Persbericht
Amateurbeelden spelen sleutelrol in berichtgeving over Syrië Iets meer dan een derde van de foto's en video's uit Syrië die verschijnen in de Vlaamse media zijn gemaakt door amateurs. Dat blijkt uit onderzoek van masterstudent Samuel Hanegreefs. Lezers en kijkers worden er in veel gevallen niet van op de hoogte gebracht dat het gaat om niet-professioneel en mogelijk onbetrouwbaar materiaal. "In veel gevallen zijn het nu de gewone burgers op de straat die als eerste beelden maken van belangrijke nieuwsfeiten", zegt Riyaad Minty, hoofd sociale media bij de Arabische zender Al Jazeera. "De Arabische Lente was daarbij een kantelmoment." Toen achtereenvolgens de dictatoriale regimes in Tunesië, Egypte en Libië vielen, werd de wereld immers overspoeld met een ongeziene golf van amateurbeelden. Ook in de Vlaamse media was de impact groot. Masterstudent journalistiek Samuel Hanegreefs onderzocht het belang van amateurbeelden in de Syrië-berichtgeving in de Vlaamse kranten De Standaard en Het Laatste Nieuws en op de VRT-nieuwssite deredactie.be. Daaruit bleek dat in de periode van maart 2011 tot en met december 2012 maar liefst 36,4 procent van de gepubliceerde beelden over Syrië werden gemaakt door amateurs. Met de beelden van regeringsleiders en officiële ontmoetingen buiten beschouwing gelaten ging het zelfs over 57,2 procent. Uit het onderzoek blijkt dat die amateurbeelden heel wat explicieter zijn dan de vertrouwde professionele beelden. Bovendien zijn de bronnen ervan vaak onduidelijk en dus niet erg betrouwbaar. Net daarom is het opmerkelijk dat de onderzochte media slechts bij 39,8 procent van de beelden aangaven dat het ging om niet-geverifieerd en mogelijk onbetrouwbaar materiaal. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de auteur. Samuel Hanegreefs
[email protected] / 0032 0477 055 968
6
1 Inleiding In 1982 vond in het dorpje Hama in Syrië een bloedbad plaats. De Syrische regering onder de toenmalige leider Hafez al-Assad sloeg er met harde hand een opstand van de Moslimbroeders neer. De schattingen van het aantal doden lopen uiteen van 5.000 tot wel 25.000. Velen onder hen waren vrouwen en kinderen. Bijna geen beeldmateriaal van het drama heeft ons toen bereikt. Nu, dertig jaar later, gaat Syrië opnieuw door een uiterst bloedige periode. Het grootste verschil is dat ditmaal wél de hele wereld meekijkt. Ondanks dat het land maar moeilijk toegankelijk is voor journalisten, bereikt dankzij online diensten zoals Youtube en Facebook dagelijks een stroom aan beeldmateriaal onze media. (Mancini, The Global Observatory, 16 december 2011). De beelden worden gemaakt door lokale amateurs die de gebeurtenissen vanop de eerste rij meemaken. De trend biedt voor onder andere nieuwsorganisaties nieuwe mogelijkheden, maar zorgt ook voor tal van nieuwe vraagstukken. Er is vaak een overvloed aan amateurmateriaal en met doorgaans onbekende bronnen kan men zich afvragen of de beelden wel geloofwaardig en onpartijdig zijn. Toch blijken de bijdragen van burgers tegelijkertijd meer en meer onmisbaar. In een snel en rusteloos medialandschap zoals dat van vandaag is de vraag naar actueel beeldmateriaal groot en onmiddellijk. Journalisten kunnen niet steeds overal aanwezig zijn en meer en meer burgers beschikken nu eenmaal over het technische materiaal om zelf beelden te maken en te delen. Kranten en persbureaus kunnen niet anders dan daarop inspelen. Dat het fenomeen voor journalisten een nieuwe manier van werken impliceert, staat buiten kijf. De centrale vraag die ik in mijn masterproef zal trachten te beantwoorden is in hoeverre de Vlaamse traditionele media al gebruik maken van amateurbeelden in de buitenlandberichtgeving. Concreet zal ik daarvoor kijken naar de Syrië-berichtgeving van de nieuwssite van de Vlaamse Openbare Omroep (deredactie.be), van een kwaliteitskrant (De standaard) en van een populaire krant (Het Laatste Nieuws). Tijdens dat proces zal ik onderzoeken hoe zij het conflict de voorbije twee jaar in beeld brachten en welke rol amateurbeelden in die verslaggeving speelden. Op een aantal vlakken zal bovendien worden bekeken of er een verschil is tussen de aard van de gepubliceerde professionele beelden en de amateurbeelden.
7
Er zijn enkele redenen waarom ik in het kader van dit onderzoek het vergrootglas richt op de huidige strijd in Syrië. Het is niet alleen een actueel en relevant conflict, maar het geval van Syrië is ook uiterst geschikt voor het bestuderen van amateurbeelden. Die zijn namelijk erg belangrijk in de berichtgeving omdat het land sinds het uitbreken van de burgeroorlog erg moeilijk toegankelijk is voor buitenlandse journalisten en professionele fotografen. Westerse nieuwsorganisaties hebben als gevolg soms geen andere keuze dan te vertrouwen op beeldmateriaal van Syrische burgers, strijders en oppositieleden. Bovendien is de vraag van betrouwbaarheid van die beelden hier meer dan ooit van toepassing door de complexiteit van het conflict. Vele groepen die betrokken zijn, streven elk eigen belangen na. Daardoor is het bijzonder moeilijk de amateurbeelden als objectief te beschouwen.
8
2 Theoretische deel: Amateurbeelden in onze media In dit onderdeel volgt een algemene schets van amateurbeelden in onze media. Deze achtergrond is nodig om later dieper in te gaan op het geval van Syrië. Waar mogelijk worden doorheen dit onderdeel al voorbeelden uit Syrië aangehaald, maar ook andere amateurbeelden die in de ontwikkeling van deze nieuwstrend van belang bleken worden als illustratie gebruikt. Hieronder wordt eerst gekeken naar wat een nieuwsbeeld eigenlijk is en aan welke vereisten foto's en video's moeten voldoen om onder de term fotojournalistiek te vallen. Vervolgens wordt naar een definitie gezocht voor amateurbeelden, die doorheen de rest van dit werk gehanteerd zal worden. 2.1 Theorie 2.1.1 Definitie Als startpunt kan een erg algemene definitie van fotojournalistiek uit 1920 dienen. Dean Frank Luther Mott van de Missouri Universiteit beschreef de discipline toen als het "rapporteren van visuele informatie via verschillende media". (Newton, 2009). Maar de term is complex en moet verder genuanceerd worden. Niet elk beeld bevat immers nieuws. Om over fotojournalistiek te kunnen spreken moeten beelden in de ideale omstandigheden aan een aantal voorwaarden voldoen. Die zijn enigszins subjectief en verschillende maatstaven kunnen worden gehanteerd. Schwartz (1992) zette een aantal voorwaarden op een rijtje die volgens haar van belang zijn: -‐
Een belangrijk aspect van het beeld moet communicatie zijn. De communicatie mag deels de visie van de maker weergeven, maar moet meer omvatten dan louter zelfexpressie.
-‐
Het beeld moet een bericht bevatten. Dat moet bovendien gemakkelijk en snel te begrijpen zijn voor een groot en divers publiek. Het beeld mag fotografisch mooi of zelfs kunstzinnig zijn, maar de boodschap moet toch steeds de vorm overstijgen.
-‐
Het beeld moet rapporteren. De ontvanger moet het gevoel krijgen zelf aanwezig te zijn.
-‐
Fotojournalistiek draait vooral om mensen. Zowel bij de onderwerpkeuze van de beelden als bij het eindpunt van de foto - de lezer of kijker -, gaat het in de eerste plaats om mensen.
9
Kobre (1980) voegt daar nog aan toe dat de nieuwswaarde van een beeld stijgt naarmate (1) de geportretteerde persoon beroemd is, (2) een gebeuren wordt afgebeeld dat zich op grote schaal voordoet of (3) het in beeld gebrachte tafereel een slechte afloop kent. 2.1.2 Amateur versus professioneel Omdat journalistiek geen strikt afgelijnd beroep is, is het niet altijd gemakkelijk om een eenduidige grens te trekken tussen 'professioneel' en 'amateur' werk (Sjovaag, 2011). Als definitie van amateurbeelden hanteer ik hier de volgende: "Foto's en video's gemaakt door burgers die niet verbonden zijn aan een nieuwsorganisatie en slechts eenmalig of sporadisch en met doorgaans technische minder geavanceerde middelen die beelden maken en delen". In het geval van het onderzoeksveld van dit proefschrift - Syrië en de Arabische wereld - zullen de beelden in de praktijk vaak afkomstig zijn van lokale bewoners, rebellenstrijders en oppositieleden. Wat de amateurbeelden die hier worden besproken uitzonderlijk maakt, in vergelijking met andere foto's en video's gemaakt door burgers, is de nieuwswaarde ervan. Ze zijn het resultaat van ooggetuigenissen en voldoen aan minsten een aantal van boven beschreven voorwaarden van fotojournalistiek. De makers waren op plaatsen waar het nieuws zich afspeelde en hun werk kan daarom een hulpmiddel betekenen in de zoektocht van de professionele journalisten naar autoriteit en waarheid. Door het gebruik en publicatie van dergelijke amateurbeelden kunnen de nieuwsorganisaties immers tot op zekere hoogte claimen dat zij 'ter plaats waren'. Het begrip 'ooggetuige' krijgt er een nieuwe, technologische, betekenis door. (Zelizer, 2007). 2.2 Terugblik Ondanks de enorme toename van amateurbeelden doorheen de voorbije jaren is het gebruik van privé-beelden in de media geen nieuw fenomeen. Vanaf het moment dat het grote publiek tijdens de laatste jaren van de 19de eeuw voor het eerst eigen foto's begon te maken, werden die al door de nieuwsbedrijven opgepikt en gebruikt. (Collins, 1990). In 1898 verschenen in de toen doorgaans fotoloze New York Times amateurbeelden van de Spaans-Amerikaanse oorlog. Vanop een plezierboot hadden enkele vrouwen foto's gemaakt van een kamp met Spaanse
10
krijgsgevangenen. De foto's, die oorspronkelijk gemaakt werden als persoonlijke souvenir, bleken over nieuwswaarde te beschikken en gaven het toenmalige publiek een uniek inzicht in het conflict. (Allan, 2012). Toch kwam het pas meer dan honderd jaar later in het eerste decennium van de 21ste eeuw tot een echte doorbraak. In de eerste plaats was er de snelle opkomst van digitale fotografie. Op een aantal jaar tijd werd de technologie voor een groot deel van de wereldbevolking beschikbaar en betaalbaar. Tijdens diezelfde periode kregen ook wereldwijd honderden miljoenen burgers voor het eerst een betrouwbare en snelle toegang tot het internet. (Allan en Thorsen, 2009). En terwijl het internet aanvankelijk vooral om tekst en foto draaide, trad toen ook video als een medium op de voorgrond. Daarbij kwam de voorbije jaren nog de mobiele beschikbaarheid van het internet. Als gevolg van al deze technologische innovaties steeg het aantal journalistieke bijdragen van niet-professionals via het internet exponentieel. (Nikkanen, 2012). Beelden van ooggetuigen zijn als gevolg niet langer slechts één van de bronnen die de media kunnen gebruiken. Ze spelen nu een veel actievere rol. Door het zelf maken én verdelen van nieuws bepalen amateurs zelfs mee de koers van de media. (Mortensen, 2012). Intussen zijn er tal van voorbeelden waar amateurs beelden hebben vastgelegd die cruciaal bleken in hoe gebeurtenissen in het nieuws werden gebracht en in het collectieve geheugen werden gegrift. Van de executie van Iraakse president Sadam Hoessein in 2006 tot de aanslag op de Pakistaanse Politica Benazir Bhutto in 2007. (Newton, 2009). Van de terroristische aanslagen in New York in 2001 tot die in Madrid en Londen in 2004 en 2005. Van de opstanden op het Tahrirplein in Caïro twee jaar geleden tot de huidige burgeroorlog in Syrië. Een uitstekend voorbeeld van een gebeurtenis waarbij de media op grote schaal gebruikt maakte van amateurbeelden is de bovengenoemde aanlag op Londense metro op 7 juli 2005. Die gebeurtenis wordt wel eens als een kantelmoment aangehaald in de symbiose van burgerjournalistiek en de professionele media. (Allan, 2007). Op ongeziene wijze werd toen materiaal van amateurs getoond in de nieuwsberichten. Door de veelheid van die beelden was enkel dankzij het amateurmateriaal toch een uitgebreide en objectieve interpretatie van de feiten mogelijk. (Sjovaag, 2012). John Ryley (2005) van Sky News zei daarover het volgende: "We had
11
some heart-rending, grim stories sent by mobile. It’s a real example of how news has changed as technology has changed”. (Citaat uit The Independent, 20 juli 2005). Enkel de BBC ontving in de uren na de aanslagen meer dan duizend amateurfoto's en twintig videobeelden. Omdat het door veiligheidsoverwegingen voor professionele journalisten moeilijk was om de Londense metrostations te betreden en er zelf beelden te maken, waren die amateurbeelden in vele gevallen hun enige bron. (Allen, 2007). Toch benadrukt Sjovaag (2012) dat de 'productie' van de beelden door nieuwsorganisaties ook in dit soort gevallen nog steeds van groot belang blijft. Die eindredactie blijft nodig om een eenduidige betekenis te geven aan de veelheid van het beschikbare amateurmateriaal. Een reactie van een Brits burger op de amateurbeelden van de aanslag in Londen ging als volgt: "I know there was a lot of this kind of thing around the 7/7 bombings and in a way, for me that was, I thought that was the best kind of coverage because there you were getting the perspective of someone who was very (…) if not directly involved with it." (Williams, Wahl-Jorgensen en Wardle, 2012). Over het algemeen blijkt de reactie van het publiek op de aanwezigheid van amateurbeelden in de media inderdaad overwegend positief te zijn. Verder in het theoretische deel zal dieper worden ingegaan op de perceptie van amateurmateriaal door het ruime publiek. 2.3 Betrouwbaarheid en objectiviteit Onbetrouwbare bron Een van de grootste moeilijkheden die amateurbeelden met zich meebrengen is de betrouwbaarheid ervan. Het is vaak geen gemakkelijke taak om de makers van een beeld op te sporen. Soms leggen beelden een lange weg af voor ze in handen van redacties komen, waardoor de bron niet meer te achterhalen valt. (Puustinen en Seppänen, 2012). Soms blijft de maker opzettelijk anoniem uit veiligheidsoverwegingen.
12
Digitaal aangepast Daarnaast is er het gevaar van foto's die digitaal aangepast zijn, met bijvoorbeeld het grafische programma Photoshop. John Long van de Amerikaanse NPPA (National Press Photographers Association) kondigde enkele jaren geleden zelfs de dood van fotojournalistiek aan nu foto's zonder veel moeite digitaal konden aangepast worden. Het vertrouwen in beelden zou daarmee volledig verdwijnen, vreesde hij. (Newton, 2009). Zover is het voorlopig niet gekomen, maar het geeft wel het gevaar aan van digitaal gemanipuleerde beelden. Dat geldt voor amateurbeelden, maar ook voor professionele beelden is de grens niet altijd duidelijk. (Mäenpää & Seppänen 2010). Een bekend voorbeeld van een gemanipuleerd beeld is dat van Brian Walski. Die oorlogsfotograaf van de Los Angeles Times stuurde in 2003 vanuit Irak een foto door waarop een Britse soldaat zich richt tot enkele lokale burgers. Naast hem is een vader te zien die een gewond kind in zijn armen draagt. Later werd de foto doorprikt en bleek het een combinatie te zijn van het beste van twee verschillende beelden. (Carlson, 2009). De krant reageerde erg verontwaardigd. Het incident geeft het belang aan dat ook in dit digitale tijdperk, waar Photoshop niet meer uit het medialandschap weg te denken is, wordt gehecht aan de echtheid en oprechtheid van beelden. Nieuwsorganisaties vinden het daarom uiterst belangrijk dat lezers en kijkers geloof blijven hechten aan de beelden die ze te zien krijgen. (Puustinen en Seppänen, 2012). Dat geldt voor zowel professionele beelden als voor amateurbeelden. Bij amateurbeelden is die uitdaging echter het grootst. Propaganda Een bijkomende moeilijkheid bij amateurbeelden is dat zij in conflictsituaties ook kunnen worden
13
gebruikt als propagandamateriaal. Groeperingen proberen door gruweldaden tegen hun aanhangers in beeld te brengen sympathie voor hun achterban op te wekken. Vaak is het materiaal oprecht en authentiek, maar soms kan de westerse media op dergelijke manier ook op het verkeerde spoor worden gezet. Hoe amateurbeelden deel kunnen uitmaken van een mediastrategie van daders zelfs bij onder andere terroristische aanslagen, gijzelingen en schietpartijen beschrijft Moritz (2012). De beelden kunnen worden aangegrepen door daders - individuen of verenigingen - om hun verhaal direct tot in de media te brengen en zo de publieke opinie te bespelen. Moritz wijst erop dat bij dit soort situaties het probleem niet enkel de betrouwbaarheid is van de beelden, maar ook de ethische vraagstukken die ze met zich meebrengen. Het gevaar bestaat namelijk dat door de beelden in de media te tonen net de wens van daders wordt gevolgd. Subjectiviteit Ten slotte bestaat de mogelijkheid dat ook zonder kwaad opzet of nagestreefde belangen nog steeds een vorm van subjectiviteit in de amateurbeelden sluipt. Als er wordt vanuit gegaan dat iedereen de functie van fotojournalist kan uitoefenen en met hetzelfde eindresultaat voor de dag zou komen, zou dat betekenen dat de discipline een exacte wetenschap is. Dat is uiteraard niet het geval. Zo'n stelling negeert bovendien het feit dat iemand die fotojournalistiek als beroep uitoefent en met een getraind oog een gebeurtenis volgt een betere en meer objectieve verslaggeving daarover kan doen dan een toevallige voorbijganger met een smartphone op zak. (Newton, 2009). Een deel van de betrouwbaarheid heeft dus te ook te maken met de competentie van de fotograaf of cameraman die de beelden maakte. Voorbeeldcase Syrië Alex Murray (2011) van de BBC is gespecialiseerd in het verifiëren van de betrouwbaarheid van amateurbeelden uit Syrië waarvan de oorsprong niet helemaal duidelijk is. (Ludeker, 2012). Hij en zijn team hanteren een aantal technieken om de authenticiteit van de beelden te achterhalen. (Murray, 2012). De vermelde locaties worden steeds op de kaart nagekeken. Verder wordt het
14
materiaal vergeleken met oudere beelden uit dezelfde regio. Ook wordt het weer op de beelden vergeleken met het weerbericht van de dag in kwestie. Bij videobeelden wordt nog de taal beluisterd en wordt geverifieerd of de gesproken dialecten overeenkomen met die van de streek waar de beelden vandaan zouden komen. Ten slotte worden zaken zoals wapens en nummerplaten op de beelden getoetst aan wat gangbaar is in de regio waar de beelden gemaakt zouden zijn. Murray concludeert dat de meerderheid van de filmpjes die ons uit Syrië bereiken waarschijnlijk authentiek is, maar maant toch aan tot voorzichtigheid. Het gebeurt namelijk dat de filmpjes in werkelijkheid ouder zijn en uit andere Arabische landen zoals bijvoorbeeld Irak komen, terwijl de inhoud wordt omschreven als een tafereel uit Syrië. Bovendien is het op basis van een kort filmpje moeilijk om een alomvattende context te geven. Het is niet altijd duidelijk uit de beelden af te leiden hoe groot demonstraties zijn of hoeveel doden vielen bij een aanslag. Intussen zijn zo al een heel aantal beelden uit Syrië ontmaskerd als vals. Na een bloedbad in de Syrische stad Houla in mei 2012 verscheen de foto links in verschillende media. De
dode
lichamen
van
de
slachtoffers zouden erop te zien zijn. Ook de BBC gebruikte het beeld. Een
fotograaf
van
het
fotoagentschap Getty, Marco di Lauro, ontmaskerde de foto echter. Hij maakte het beeld namelijk zelf, in Irak, in 2003. (Shelton, 2012). 2.4 Esthetiek en ethiek Esthetiek Door de toevoeging van amateurbeelden aan onze media krijgen kijkers en lezers beelden van
15
een heel andere aard te zien. Zowel op ethisch, esthetisch als technisch vlak bestaan er immers grote verschillen tussen de beelden. De typische amateurfoto's worden gekarakteriseerd door hun korreligheid en minder doordachte kadrering. De video's zijn dan weer vaak schokkerig en onscherp. Dikwijls zijn ze onder moeilijke omstandigheden gemaakt met een smartphone of kleine camera. Volgens het hoofd fotografie van het Britse dagblad The Guardian, Roger Tooth, hoeft dat echter niet perse een nadeel te zijn. Hij is van mening dat de kwaliteit van het materiaal weinig te maken heeft met de nieuwswaarde ervan. "The number of megapixels is probably one of the least important things about a news picture." Hij ziet vooral de snelheid van de beelden als grootste troef. Die worden immers vaak gemaakt vóór de professionele fotografen fysiek aanwezig kunnen zijn. Eenmaal die wél ter plaatse zijn gaat volgens Tooth de voorkeur opnieuw naar hun foto's en video's. (Batty, 2011). Ethiek Natuurlijk moesten redacties ook al voor de wereldwijde opkomst van amateurmateriaal een keuze maken tussen de beschikbare beelden en waren er daarbij ethische (en esthetische) overwegingen die meespeelden. Taylor (2000) oordeelt dat de zogenaamde censuur van sommige beelden - die dateert van zolang fotojournalistiek bestaat - in feite zelfs niet fundamenteel anders is dan wat zich voordoet in alledaagse vormen van communicatie. Niet alles dat binnenshuis gezegd of getoond wordt, hoeft immers publiek te worden gemaakt, zo zegt hij. Over het algemeen passen nieuwsbedrijven daarom erg op met het publiceren van uiterst gruwelijke beelden. Ook afbeeldingen van doden worden doorgaans eerder terughoudend afgebeeld. Of er op dat vlak een verschil bestaat tussen amateurbeelden en professionele beelden zal uit de analyse in het empirische deel blijken. Er zijn ook andere stemmen die vinden het van belang is dat erg gruwelijke beelden in bepaalde gevallen wél worden gepubliceerd. (Taylor, 2000). Zij zijn van mening dat door enkel voorzichtige en discrete beelden te tonen de ware aard van gebeurtenissen verloren kan gaan. "Hoe zou de Holocaust worden herinnerd als er enkel 'fatsoenlijke' beelden van bestonden?". Zij vrezen met andere woorden dat de afwezigheid van beelden ook een gebrek aan bewijsmateriaal zou kunnen betekenen. Er zou als resultaat minder berichtgeving over het onderwerp bestaan en
16
de publieke opinie zou anders zijn. Denk bijvoorbeeld aan het bovenvermelde bloedbad in Syrië van 1982. Van het vreselijke gebeuren bestaan amper beelden. Mét beelden had het bloedbad misschien op een heel andere manier in het collectieve geheugen gestaan. Daarom achten zij het belangrijk om ook enkele van de meest gruwelijke amateurbeelden uit het huidige conflict in Syrië toch te publiceren. Een mogelijk gevolg waar daarbij voor moet worden opgelet is een te grote blootstelling van het publiek aan dergelijke beelden, wat kan resulteren in de zogenoemde 'compassion fatigue'. (Wahl-Jorgensen & Pantti). Daarbij wordt men door een overvloed aan beelden mettertijd minder gevoelig en zelfs onverschillig voor geweld en miserie. Verklaringen voor verschillen tussen amateurbeelden en professionele beelden Waarom amateurbeelden en professionele beelden op ethisch en esthetisch vaak mijlenver uit elkaar liggen kan op enkele manieren worden verklaard. Doordat bij het maken van het amateurmateriaal geen rekening moet worden gehouden met de geldende standaarden die door professionals gehanteerd worden, ontstaat een zogenaamde 'outlaw'-visie op de feiten. (Pantti en Bakker, 2009). Beelden die professionele nieuwsmakers om praktische, ethische of esthetische niet kunnen of willen maken, worden door amateurfotografen wel gemaakt. Een intussen bekend voorbeeld zijn de beelden van de moord op de Libische leider Khaddafi eind oktober 2011. De amateurvideo waarop de laatste momenten van de dictator te zien zijn, gingen net zo snel de wereld rond als de eerste geruchten over de zijn dood. (Addley, The Guardian, 21 oktober 2011). Ondanks de gruwel die er op te zien was, werden de beelden gretig door alle tv-netwerken overgenomen. Het was immers het eerste en voorlopig enige bewijs van het overlijden van Khaddafi. (BBC News, 31 oktober 2011). De volgende dag stond de expliciete foto ook op de voorpagina van vele nationale en internationale kranten. Gevolgen van amateurbeelden voor de media Maar ondanks die 'outlaw'-visie van de amateurbeelden ligt de eindverantwoordelijkheid voor publicatie nog steeds bij de nieuwsorganisaties zelf, die op volgens een aantal esthetische en ethische criteria een beeldkeuze kunnen maken. Op die manier zou kunnen worden gesteld dat de grootschalige aanwezigheid van amateurbeelden van de voorbije jaren geen ingrijpende impact
17
heeft gehad op de werking van een nieuwsorganisatie, behalve dan dat ze voor een nieuwe bron van beeldmateriaal hebben gezorgd. Anderen spreken dat tegen en vinden dat de trend wél meer macht legt in handen van de burgerjournalisten en voor een nieuwe machtsverdeling zorgt tussen journalisten en burgers. (Pantti en Bakker 2009). Er bestaat in elk geval de mogelijkheid dat de opkomst van amateurbeelden nieuwsmakers heeft beïnvloed bij het maken van dergelijke ethische en esthetische keuzes. Misschien heeft zich de voorbije jaren een verandering in mentaliteit voorgedaan, onder andere door de snelle groei van het internet en de alomtegenwoordigheid van beelden met extreem geweld, waardoor nu andere keuzes worden gemaakt dan vroeger. (Pannti en Andén-Papadopoulos, 2012). Waar tegenwoordig de grens ligt van de zogenaamde 'breakfast-check' - een journalistieke term voor welke nieuwsbeelden al dan niet aanvaardbaar zijn om 's morgens op de ontbijttafel te verschijnen - voor enkele Vlaamse media, zal blijken uit de analyse verder in dit werk. 2.5 Publieke opinie Uit onderzoek van Williams, Wahl-Jorgensen en Wardle (2012) blijkt dat het publiek een overwegend positieve houding heeft tegenover het gebruik van amateurbeelden in de media. Na interviews met Britse burgers gaf 72% van de ondervraagden te kennen positief te staan tegenover het gebruik van amateurmateriaal in het nieuws. Slechts 5% keurde het volledig af. Uit de ondervragingen bleek bovendien dat velen zichzelf zien als mogelijke 'burger reporters'. Een klein aantal had zelfs al effectief nieuwsbijdragen geleverd. Ze vinden het democratisch dat iedereen de kans heeft om aan de berichtgeving van nieuws deel te nemen en zien vooral daarin de sterkte van de amateurbeelden. De voorstanders achtten de beelden gemaakt door burgers 'echter', 'directer' en 'meer realistisch' dan beelden gemaakt door professionals. Die werden omschreven als 'afstandelijk' en 'geënsceneerd'. (Williams, Wahl-Jorgensen en Wardle, 2012). Dat de amateurbeelden blijk geven van grotere authenticiteit en een sterkere intimiteit, speelt volgens Jon Dovey (2004) een belangrijke rol is in onze zoektocht naar waarheid in het nieuws. Mogelijk draagt de mindere kwaliteit van de amateurbeelden bij tot deze perceptie. Ook de wetenschap dat de beelden
18
gemaakt werden door personen die als ooggetuige de gebeurtenissen op de eerste rij bijwoonden draagt bij tot die visie. Die perceptie strookt echter niet altijd met de eigenlijke aard van de amateurbeelden. Meer nog, het 'authentieke karakter' draagt ertoe bij dat het publiek soms aan mogelijke manipulaties, ensceneringen of propagandistische motieven voorbijgaat. In het deel over de objectiviteit en betrouwbaarheid van amateurbeelden werd al geopperd dat net die eigenschappen van de beelden soms in vraag kunnen moeten gesteld. Vele beelden werden - hoewel op het eerste zich realistisch en onbeladen - immers als vals of onpartijdig bestempeld. Blijkbaar bestaat er in sommige gevallen een tegenstelling tussen de perceptie van zogezegde 'onbeladen' en 'realistische' amateurbeelden door het ruime publiek en de in werkelijkheid soms subjectieve aard van het materiaal. 2.6 Nieuwsorganisaties 2.6.1 Voor- en nadelen Ook de meningen van nieuwsorganisaties over de komst van amateurbeelden lopen uiteen. Sommigen zien het als een noodzakelijk kwaad om niet achter te blijven in het veranderende medialandschap. Anderen vinden het een kostbare bron van materiaal en een unieke manier om het publiek deel te laten uitmaken van de mediagemeenschap. Ook kan nieuws worden gebracht vanop plaatsen waar professionele journalisten onmogelijk zelf aanwezig kunnen zijn. In Thinking about Citizen Journalism: The Philosophical and Practical Challenges of UserGenerated Content for Community Newspapers onderzochten Lewis, Kaufhold en Lasorsa (2010) de houding van enkele (lokale) kranten ten opzichte van bijdragen van amateurs. Hun onderzoek ging over User Generated Content (UGC), dus omvatte zowel tekst- als beeldbijdragen. Uit het onderzoek bleek de onenigheid in de media over het gebruik van amateurmateriaal. Er tekenden zich vier groepen af. Ten eerste waren er de redacteurs die zich verzetten tegen het gebruik van bijdragen door het grote publiek op theoretische en filosofische basis. Zij zien een afgelijnd verschil tussen professionele journalisten en amateurs en zijn van mening dat het
19
journalistieke werk in handen moet blijven van de professionals. Een tweede groep van redacteurs kantte zich tegen het gebruik van amateurmateriaal om overwegend praktische redenen. Zij vreesden dat de medewerkers van hun krant te veel tijd zouden moeten investeren in het verifiëren en herwerken van het materiaal dat door amateurs zou worden aangeleverd. Enkele van de ondervraagden had al geëxperimenteerd met amateurbijdragen, maar met doorgaans weinig succes. Een derde groep bestond uit voorstanders van amateurbijdragen. Hun overtuiging was vooral van filosofische aard. Zij denken dat ze door de integratie van niet-professionele bijdragen dichter bij hun lezers zullen staan. Ze zijn er om die reden van overtuigd dat burgerjournalistiek ook in de toekomst zal blijven groeien. De vierde en laatste groep bestond ook uit voorstanders, maar hun overtuiging kwam vooral vanuit praktische overwegingen. Zij zien de burgerjournalistiek als een manier om - als kleine krant - met een erg beperkt budget toch aan grondige verslaggeving te kunnen doen. Vooral voor nieuws uit lokale gemeenschappen zien zij amateurbijdrages als uiterst nuttig. (Lewis, Kaufhold en Lasorsa, 2010). Zoals kort aangestipt door de hierboven geciteerde redacteurs van de derde groep kunnen amateurbeelden ook op commercieel vlak voordelen met zich brengen voor traditionele nieuwsorganisatie. Aangezien de traditionele mediakanalen zoals televisie en kranten de voorbije jaren erg onder druk zijn te komen staan, speelt dat commerciële element een voorname rol. In de eerste plaats zijn de amateurbijdragen goedkoper voor de nieuwsorganisaties en maken ze het overbodig een eigen professionele fotograaf uit te sturen. Ten tweede trachten de nieuwsorganisaties door de nieuwsstroom aan te vullen met amateurbijdragen het publiek meer te betrekken. Op die manier hopen televisiezenders nieuwe kijkers aan te spreken en trachten kranten hun oplagen weer omhoog te krikken. (Pantti en Bakker 2009: 12). 2.6.2 Nieuwsgaring De manieren waarop nieuwsorganisaties aan het amateurmateriaal komen variëren. Enerzijds vragen redacties zelf de lezers en kijkers soms om relevant beeldmateriaal te delen. Vaak wordt zo'n oproep gedaan in het kader van breaking news. Wie ter plaatse is of unieke beelden van een belangrijke en nieuwswaardige gebeurtenis in bezit heeft kan die dan doorsturen. Sommige nieuwsorganisaties hebben ook een permanente digitale brievenbus waar het publiek - indien
20
gewenst anoniem - beeldmateriaal kan in achterlaten. Een bekend voorbeeld is de iReport service van de Amerikaanse nieuwszender CNN waar geregistreerde gebruikers sinds 2006 beelden van zowel lokale als buitenlandse gebeurtenissen kunnen delen. Er zijn nog een aantal nieuwsorganisaties die het voorbeeld van CNN gevolgd hebben. Het Amerikaanse televisienetwerk Fox heeft zo uMedia en de Arabische zender al Jazeera moedigt burgers aan nieuws en beelden te delen via hun platform Your Media. Anderzijds gaan nieuwsorganisaties ook zelf actief op zoek naar beeldmateriaal op het internet (Becker, 2008). Die vinden ze op intussen gevestigde online platformen zoals Flickr voor foto's en Youtube voor video's. 2.7 Amateurbijdragen uit de Arabische Lente Volgens een artikel van David Batty in The Guardian uit 2011 (29 december) werden nooit meer amateurbeelden verspreid dan in dat jaar. De enorme stijging was in grote mate te danken aan de uitbraak van de revoluties in verschillende Arabische landen, de zogenaamde Arabische Lente. De krant geeft aan ook zelf veelvuldig gebruik te hebben gemaakt van amateurbeelden. Ook de in Qatar gevestigde zender Al Jazeera zag volgens het artikel een gelijkaardige trend dankzij de revoluties. Riyaad Minty staat aan het hoofd van sociale media bij de zender en sprak zelfs van een kantelmoment. Met het volgende citaat vat hij de situatie uitstekend samen. "Post Egypt, in places like Libya, Yemen and Syria, citizens posting online have been the primary lens through which people have been able to see what is happening on the ground. Now our main stories are driven by images captured by citizens on the street, it's no longer just a supporting image. In most cases citizens capture the breaking news moments first. The Arab spring was really the tipping point when it all came together." Onderzoeker Matt Duffy (2011) is van mening dat het gebruik van smartphones en de bijhorende burgerjournalistiek het meest doorslaggevend is in plaatsen waar de activiteiten van professionele journalisten en fotografen door de staat gecontroleerd worden. Het Libië onder voormalig leider Khadaffi en het huidige Syrië zijn daarvan uitstekende voorbeelden. Sommige onderzoekers zijn zelfs van mening dat de manier waarop digitale media werden gebruikt in de Arabische revoluties
21
als voorbeeld diende voor protesten elders in de wereld, zoals in China en ook doorheen de wereldwijde 'Occupy'-beweging. (Howard & Hussain, 2013). Niet iedereen is er echter van overtuigd dat het technologische aspect ook van doorslaggevend belang is geweest in het ontstaan van de revoluties zelf. (Stepanova, 2011). Vooraanstaand journalist bij The New York Times Malcolm Gladwell vind de impact slechts matig en spreekt van 'Small Change'. Hij gaat er van uit dat de revolutie ook zonder de aanwezigheid van technologie en de smartphone zou zijn ontstaan. (The New Yorker, 4 oktober 2010). Ook blogger Evgeny Morozov (2011) is van mening dat de technologische middelen de sociale transformatie in een stroomversnelling hebben gebracht, maar niet als voornaamste oorzaak mogen worden aangehaald. Hier zal echter verder worden gefocust op het effect op de journalistiek. Binnen dat kader blijft Duffy er wél van overtuigd dat er met de opkomst van de smartphone een revolutie heeft plaatsgevonden in het vermogen van de journalisten - en alle andere amateur-observators - om informatie en beeld snel te verzamelen en weer te verspreiden. De Arabische Lente was in die evolutie zonder twijfel een belangrijk kantelmoment. In de korte documentaire 'Images of a Revolution' (2011) van filmmaker Ibrahim Hamdan komen enkele burgers aan bod die de voorbije twee jaar toevallig iconische foto's maakten. Tegen al hun verwachtingen haalden de beelden waarop ze lokale opstootjes vastlegden de internationale pers. De beelden werden aanvankelijk opgepikt door de Arabische zender Al Jazeera. Toen het belang van de foto duidelijk werd, namen ook andere internationale zenders de beelden over. Volgens politiek analist Ali Al-Bouazizi had het op geen andere manier kunnen lopen, omdat er op die moment in Tunesië geen vrije pers was. Had de toevallige voorbijganger het beeld niet met de camera van zijn telefoon kunnen vastleggen, zou de gebeurtenis in de doofpot zijn verdwenen. De burgers namen als het ware de taak op van de journalisten die hun beroep niet correct konden uitvoeren. (Owais, 2011).
22
3 Algemene introductie tot Syrië-case 3.1 Verantwoording gebruik van Syrië-conflict als voorbeeldcase "Zonder het internet zouden we u geen beelden uit Syrië kunnen tonen. Het land blijft bijna volledig afgesloten voor journalisten." "Syrië is afgesloten voor buitenlandse media, dus moeten we het stellen met op internet geposte beelden zoals deze." "Internetbeelden zijn de enige die we vanuit het afgesloten Syrië te zien krijgen." Bovenstaande citaten zijn slecht een greep uit de voice-over commentaren die bij de vaak gruwelijke amateurbeelden werden gegeven die sinds het voorjaar van 2011 bijna dagelijks het nieuws halen. Dat materiaal wordt massaal op internet gepost, meestal door betogers of oppositiegroepen. Samen met de propagandistische beelden die werden vrijgegeven door de tvzenders van het Syrische regime is het tijdens bepaalde periodes doorheen het conflict het enige wat de westerse wereld van Syrië te zien krijgt. Net om die reden wordt de berichtgeving van het conflict in Syrië in dit onderzoek als voorbeeldcase gebruikt. Het richt als het ware een vergrootglas op de mogelijkheden én beperkingen van het gebruik van amateurbeelden in onze media. Hieronder volgt een erg beknopte samenvatting van het Syrische conflict. Het schetst een achtergrond die later zal terugkeren doorheen het empirische onderzoek. Enkele aspecten van het conflict zullen daar ook daar nog verder gespecifieerd worden. In het onderzoek zal onder andere worden gekeken naar de evolutie van de berichtgeving doorheen het conflict. Bovendien is er steeds het spanningsveld tussen beelden afkomstig van de oppositie enerzijds en beelden van het regime van de familie al-Assad anderzijds. Het is dus van belang om de aard en de ontwikkeling van de opstanden en burgeroorlog in Syrië daarbij steeds in het achterhoofd te houden.
23
3.2 Korte schets van het Syrische conflict Het conflict in Syrië moet gezien worden in de ruimere context van de zogenoemde Arabische Lente. Die reeks van revoluties waarin het volk zich verzette tegen autoritaire besturen in de Arabisch wereld begon in Tunesië in 2010. Op 17 december van dat jaar stak Mohamed Bouazizi zichzelf in brand als protest tegen mishandeling door de politie. Zijn dood gaf de aanleiding tot grootschalige protesten tegen het regime van president Zine El Abidine Ben Ali, die sinds een staatsgreep in '87 het Noord-Afrikaanse land leidde. De man vluchtte tijdens de opstanden het land uit. (Gelvin, 2012). Begin 2011 sloegen de protesten vervolgens over naar Egypte, waar president Hosni Moebarak na dertig jaar bestuur aftrad. Libië was als volgende aan de beurt. Ook daar kwam een einde aan 42 jaar van autoritair regime, toen Moammar Khadaffi door de rebellen werd vermoord. (De Cock, 2012). In Yemen en Bahrein kwam het in diezelfde periode tot gewelddadige protesten. Ook de al-Assad familie die al sinds 1966 met harde hand Syrië regeert, vader Hafez tot 2000 en sindsdien zijn zoon Bashar, ontsnapte niet aan de golf van onrust die door Noord-Afrika en het Midden-Oosten raasde. Toch bleef het in Damascus in vergelijking met de andere landen relatief lang stil. Ondanks enkele voorzichtige manifestaties begin 2011 kwamen de eerste echte tekenen van opstand er pas midden maart van dat jaar. Dat gebeurde in de stad Daraa, die als de wieg van de Syrische opstand wordt beschouwd. (Starr, 2012). Tegen het einde van de maand verspreidden de protesten zich over het hele land. Ook het dodental begon steeds sneller op te lopen. Aanvankelijk kwam de Syrische regering met een aantal maatregelen in de hoop de onrust te bedaren. Hoewel de familie al-Assad zelf behoort tot de Alawitische minderheid, deed ze nu toch een aantal toegevingen aan de Soennieten, die de meerderheid van de bevolking vormen. Ook de 200.000 Koerden die decennialang niet eens in aanmerking kwamen voor nationalisatie kregen plots wel de Syrische nationaliteit. Het plan van Bashar al-Assad bleek echter niet te werken en de alsmaar heviger wordende protesten duurden voort.
Hoewel de oppositie tot op heden nog steeds erg verdeeld is, vormde zich vroeg in het conflict toch al enkele allianties. De belangrijkste is het Free Syrian Army (FSA) dat gevormd werd in
24
juli 2011. Hun hoofdkwartier was uit veiligheidsoverwegingen tijdlang net over de grens in Turkije. In november 2012 vormde zich dan de Syrian National Coalition, waarin de verschillende bevolkingsgroepen zouden vertegenwoordigd moeten zijn en waaronder nu ook het FSA valt.
Naarmate het conflict bloediger werd kwam de positie van de al-Assad-familie en het regime steeds meer onder vuur te liggen. Na enkele maanden van hevige protesten en bloederige represailles van het regime groeide ook de buitenlandse druk. In november 2011 besliste de Arabische Liga, de organisatie van 22 Arabische landen met hoofdkwartier in Caïro, om Syrië te schorsen uit het verbond. Een aantal VN-landen ijverde dan weer voor een militaire tussenkomst, maar die werd steevast tegengehouden door veto's van Rusland en China. Als een reactie op de benarde positie van het regime wordt sinds begin 2011 ook de buitenlandse pers grotendeels geweerd uit het land. De eerste maanden na maart 2011 geraakte bijna geen enkele buitenlandse journalist het land binnen. Later konden journalisten wel druppelsgewijs én onder toezicht sommige delen van het land bezoeken. Maar nadat VRT-journalisten Rudi Vranckx en Jens Franssen op 11 januari 2012 heelhuids uit een aanslag in Homs kwamen, keerde ook de Belgische pers lange tijd niet meer terug naar het land. Pas in november 2012 keerde Vranckx voor het eerst - clandestien - weer naar het land. Tot op heden sleept het conflict aan lijkt er aan het geweld geen einde te komen. Talloze pogingen tot staakt-het-vuren leverden niets op. Volgens de meest recente cijfers zouden er intussen meer dan zeventigduizend slachtoffers zijn gevallen en zouden meer dan een miljoen Syriërs hun land zijn ontvlucht. (Knack, 2 april 2013). à Conclusie theoretische deel Op verschillende vlakken blijken er grote verschillen tussen amateurbeelden en professionele beelden. Ten eerste zijn er een aantal ongelijkheden op esthetisch vlak. Het merendeel van de amateurbeelden, die nieuwsorganisaties enerzijds toegestuurd krijgen en anderzijds actief op sites zoals Youtube opsporen, zijn doorgaans gemaakt met camera's op telefoons. Ze worden getypeerd
25
door korreligheid en een slechte focus. Toch wordt er vanuit gegaan dat die mindere kwaliteit slechts weinig impact heeft op de nieuwswaarde van de beelden. Maar ook op ethisch vlak distantiëren
de
amateurbeelden
zich
van
hun
professionele
equivalenten.
Omdat
amateurfotografen minder rekening moeten houden met de geldende morele standaarden, zoals enige discretie bij het afbeelden van doden, zijn de beelden van een meer expliciete aard. De grootste moeilijkheid die amateurbeelden met zich meebrengen is dan weer de betrouwbaarheid ervan. De bronnen ervan zijn niet altijd duidelijk en een aantal beelden zijn al ontmaskerd als vals of foutief.
26
4 Empirische deel: Methodiek In dit praktische stuk zal de theorie van het voorgaande deel worden toegepast op de Syriëberichtgeving in de Vlaamse media. Aan de hand van een analyse van foto's en video's bij krantenartikels en online berichten zal ik trachten te bepalen in welke mate het gebruik van amateurbeelden in onze media is ingeburgerd en in hoeverre deze beelden afwijken van hun professionele equivalenten. 4.1 De onderzochte media Om een zo ruim mogelijk beeld te krijgen van het fenomeen komen binnen het onderzoeksveld drie uiteenlopende Vlaamse media aan bod. Dat zijn de kwaliteitskrant De Standaard, de populaire krant Het Laatste Nieuws en de nieuwssite deredactie.be. Die website werd gekozen als representatie van de openbare omroep. De tekst en zeker de beelden die erop verschijnen komen in grote mate overeen met het materiaal dat wordt gebruikt voor onder andere "Het Journaal". Bij de kranten ging de aandacht hoofdzakelijk naar de bijgevoegde foto's. Op de website werd gekeken naar zowel de foto's alsook naar de videobeelden die bij de artikels waren gevoegd. De krantenartikels kon ik raadplegen via Mediargus, het digitale mediaplatform van de Vlaamse Dagbladpers. De krantenpagina's kunnen er in pdf-formaat worden gedownload in de exacte vorm zoals ze ook op papier verschenen. De online artikels van de nieuwssite van de openbare omroep zijn gratis te raadplegen en zijn allemaal terug vinden in het archief op deredactie.be. Concreet ging ik binnen die drie media op zoek naar artikels - waaronder nieuwsberichten, reportages en opinies - over Syrië, over een periode van een kleine twee jaar. Als startdatum werd geopteerd voor maart 2011, toen het conflict in de nasleep van de revoluties in Tunesië, Egypte en Libië stilaan onder de aandacht begon te komen van de buitenlandse media. Als einddatum werd gekozen voor 31 december 2012. Het conflict, dat toen al was uitgemond in een heuse burgeroorlog, woedde dan nog in alle hevigheid. Ik zocht in de twee kranten en op de website van de openbare omroep naar artikels met 'Syrië', 'Syrisch', of 'Syrische' als trefwoord in de titel. Artikels waar Syrië werd vermeld in de rest van de tekst maar niet in de titel kwamen niet aan
27
bod. Op die manier werd er voor gezorgd dat in bijna alle onderzochte artikels Syrië het hoofdonderwerp was. Dat gaf een selectie van 652 te onderzoeken nieuwsberichten, voldoende om gefundeerde conclusies te kunnen trekken. Het ging om 154 artikels in De Standaard, 151 in Het Laatste Nieuws en 347 berichten op de nieuwssite van de openbare omroep. Bij elk van de artikels in de twee kranten werd telkens de meest prominente foto of fotoreeks geanalyseerd. In bijna alle gevallen ging het in de praktijk slechts om één foto. In de enkele gevallen dat er toch meer dan één foto bij het artikel hoorde werden de beelden samengenomen als het ging om een fotoreeks over eenzelfde gebeurtenis. In de andere gevallen werd gekozen voor het meest prominente en zichtbare beeld. Bij De Standaard hadden 103 van de artikels een bijhorend beeld. Bij Het Laatste Nieuws waren er dat slechts 37. De verhouding van die aantallen wordt later verder besproken. De klassering van de artikels op de VRT-nieuwssite was iets complexer omdat het daar in veel gevallen zowel om foto als video ging. Van de 347 artikels op de nieuwssite hadden er liefst 334 een bijhorende foto. Bij een aanzienlijk deel van diezelfde artikels was ook een video bijgevoegd. Wanneer die videofragmenten erg uiteenlopende thema's behandelden werden ze op hun beurt nog eens verder opgedeeld. Dat kwam neer op eveneens 334 afzonderlijke videofragmenten. Op die manier werden voor de deredactie.be in totaal 668 beeldfragmenten bekeken. Het brengt het totaal aantal bestudeerde beelden, samen met de foto's van de twee kranten, op 808 (103 + 37 + 334 + 334). 4.2 Onderzoeksvragen De eerste en belangrijkste vraag waarop de resultaten van de analyse een antwoord zouden moeten bieden is hoeveel van de weergegeven foto's en video's door amateurs dan wel door professionals gemaakt zijn. Op die manier kan een beeld worden geschetst van het gebruik van amateurbeelden in de berichtgeving over het Syrië-conflict in de Vlaamse gedrukte en online media. Binnen deze eerste onderzoeksvraag zal ik ook de drie media met elkaar vergelijken en zo nagaan of er inzake het gebruik van amateurbeelden een wezenlijk verschil is tussen de kwaliteitskrant, de populaire krant en de openbare omroep. In eerder onderzoek bestudeerden Schaap en Pleiter
28
(2012) het verschil in sensatiegehalte tussen de voorpaginafoto's van Nederlandse kwaliteitskranten en populaire kranten. Onder 'sensatiegehalte' verstonden zij de aanwezigheid van drama, geweld, rampen en criminaliteit. Op basis van acht van de elf onderzochte variabelen bevatten de populaire kranten volgens hun onderzoek meer sensationele foto's op de voorpagina dan de kwaliteitskranten. Hier zal onderzocht worden of een gelijkaardige trend vast te stellen is voor de amateurfoto's in de Vlaamse kranten. Het sensatiegehalte zal hier worden beoordeeld op basis van de 'graphicness'-schaal, die verder in Codeboek 2 wordt besproken. à Hypothese: Het aandeel van amateurmateriaal zal hoger zijn in de populaire krant. In dat medium zal ook het sensatiegehalte van de berichtgeving hoger liggen. Ten tweede worden de professionele beelden en de amateurbeelden verder ontleed en op een aantal vlakken met elkaar vergeleken. Onder andere het getoonde geweld, de aanwezigheid van vuurwapens en de manier waarop de doden zijn geportretteerd, worden voor beide types van beelden geanalyseerd. Mogelijk zullen de amateurbeelden explicieter en gruwelijker van aard zijn. Op termijn zou dat voor een verschuiving kunnen zorgen op ethisch vlak en de grens van de eerder genoemde 'breakfeast check' kunnen verleggen. à Hypothese: De aanwezigheid van geweld, vuurwapens en dood zal hoger zijn bij de amateurbeelden. Ten derde wordt onderzocht of er doorheen de periode van maart 2011 tot december 2012 al dan niet een evolutie merkbaar is in het gebruik van amateurbeelden. Hoewel het voor buitenlandse journalisten gedurende de gehele twee jaar bijzonder moeilijk en gevaarlijk was om Syrië te betreden, waren er toch een aantal momenten waarop het regime zich iets meer open stelde dan anders. Mogelijk zijn die momenten van ontsluiting merkbaar aan een hoger gebruik van professionele beelden. Door bepaalde gebeurtenissen en evoluties uit de periode te vergelijken met gelijklopende trends in het gebruik van amateurbeelden en professionele beelden kan worden geconcludeerd welke soort beelden wanneer het best van pas kwamen.
29
Ten vierde bekijk ik nog welke (persagentschappen) de voornaamste bronnen vormden van de gepubliceerde amateurbeelden. Ten vijfde wordt gepeild naar de prominentie van de amateurbeelden en de professionele beelden door de grootte van de foto's en lengte van de video's met elkaar te vergelijken. Ten zesde ga ik in op de aanwezigheid van vrouwen en kinderen op de amateurbeelden. Ten zevende tenslotte wordt onderzocht in welke mate de drie media bij het gebruik van een amateurbeeld ook effectief aangaven dat het ging om een niet-professioneel en dus potentieel onbetrouwbaar beeld. 4.3 Gebruikte software De analyse van de beelden werd gemaakt aan de hand van twee codeboeken en met de hulp van het statistisch computerprogramma SPSS 16 (Statistical Package for the Social Sciences). Die software wordt courant gebruikt voor analyses binnen onder andere de sociale wetenschappen en marketing. Het is erg geschikt voor het analyseren van grote hoeveelheden data zoals in dit proefschrift. Voor elk artikel werd één entry aangemaakt in het data view-venster van SPSS. Zowel het medium, de datum als enkele eigenschappen van het beeld werden daarin telkens als variabelen opgenomen. Voor de krantenartikels van De Standaard en Het Laatste Nieuws was dat vrij eenvoudig omdat het steeds om één beeld ging. Bij de codering van de online artikels van deredactie.be werd soms een tweede entry aangemaakt. Dat gebeurde om een onderscheid te kunnen maken wanneer het in één artikel om zowel foto als video ging. Wanneer in het videofragment twee of meer erg uiteenlopende taferelen aan bod kwamen, werden zelfs nog meer entries aangemaakt om de informatie zo accuraat mogelijk te kunnen coderen. Op onderstaande grafiek is een overzicht van alle 986 entries te zien. De videofragmenten en foto's zijn samen goed voor 808 ervan. De overige 178 entries zijn van artikels zonder beeld.
30
4.4 Amateur versus professioneel Een grote moeilijkheid bij de analyse was het vaststellen dat een beeld door een professional of door een amateur gemaakt werd. In het onderschrift bij de krantenartikels in De Standaard en Het Laatste Nieuws werd meestal enkel het persbureau vermeld dat de beelden aan de krant leverde. Het Amerikaanse Associated Press (AP), het Franse Agence France Presse (AFP), het Britse Reuters en het European Pressphoto Agency (EPA) waren enkele veel voorkomende. Maar daarmee was de oorspronkelijke bron niet altijd duidelijk en viel dus niet perse af te leiden of het om een amateurbeeld of om een professioneel beeld ging. Slechts in uitzonderlijke gevallen werd in het bijschrift vermeld dat het om een niet-professionele foto of Youtube-fragment ging. In de meeste andere gevallen was het mogelijk om het beeld op te sporen en via andere internationale nieuwssites of via de website van de persbureaus zelf de oorspronkelijke afkomst alsnog te achterhalen. De aanwezigheid van een naam van een persfotograaf diende in een heel aantal gevallen als bevestiging dat het om een professioneel beeld ging. Veel van de amateurbeelden waren dan weer grabs (of extracten) van video's op websites zoals Youtube. De afkomst van die beelden viel dan via die weg te achterhalen. De beelden waarover twijfel bestond
31
en waarover na research geen uitsluitsel kon worden gegeven, werden als dusdanig in de analyse opgenomen. Die beelden werden in de vergelijking tussen professionele beelden en amateurbeelden dan ook niet in rekening gebracht. Met betrekking tot het specifieke geval van Syrië moet hier nog vermelding worden gemaakt van het Shaam News Network (SNN), een lokaal Syrisch persbureau dat opgericht werd in februari 2011. (Facebookpagina SNN). In de praktijk fungeert het echter vooral als een verzamelpunt voor amateurbeelden die door Syrische burgers en rebellenstrijders gemaakt werden. Het persbureau zegt wel nieuwsfeiten en beelden eerst te controleren alvorens ze te verspreiden. Ze gebruiken dan #SNN als keurmerk. De beelden van SNN die aan de onderzochte media aangereikt werden - vaak via internationale persbureaus - vallen in dit onderzoek onder de categorie van amateurbeelden. Daar tegenover staan de beelden die afkomstig zijn van het eveneens Syrische Syrian Arab News Agency (SANA). Dat persagentschap bestaat al sinds 1965 en werkt met doorgaans professionele journalisten en fotografen. (sana.sy). De beelden van SANA werden daarom in het onderzoek wel als professioneel beschouwd. Natuurlijk moet het materiaal van SANA in de juiste context worden geplaats binnen het kader van het Syrië-conflict, aangezien het agentschap in handen is van het Baath-regime van president al-Assad. De beelden hebben dus - net zoals een deel van de amateurbeelden - een sterke politieke kleur en dienen voornamelijk propagandistische doeleinden. Toch worden ze, hoofdzakelijk door gebrek aan alternatieven, ook door buitenlandse media overgenomen. Vooral in de videofragmenten op deredactie.be duiken de beelden van SANA hier en daar op. Over het algemeen worden ze daar wel in een juiste context geplaatst. 4.5 Codeboek Codeboek 1 Aan de hand van het eerste codeboek wordt nagegaan bij hoeveel van de artikels een foto is bijgevoegd en worden de voornaamste kenmerken van het artikel in het onderzoek opgenomen.
32
Enkele data zoals titel, naam en beschrijving van de auteur dienen enkel als referentie. Die informatie kan worden geraadpleegd in de dataset in de digitale bijlage. - Medium 1 = De Standaard 2 = Het Laatste Nieuws 3 = De Redactie - Datum (dd.mm.jjjj) - Datum 3 = maart 2011 4 = april 2011 ….. 23 = november 2012 24 = december 2012 - Titel artikel - Naam of initialen auteur - Beschrijving auteur 1 = Journalist 2 = Correspondent 3 = Persagentschap 4 = Burger 5 = Onbekend of niet vermeld 6 = Andere - Aard van het nieuwsstuk 1 = Kortje 2 = Nieuwsstuk 3 = Reportage 4 = Opinie of column 5 = Interview 6 = Doorverwijzing op voorpagina - Foto of video bij stuk?
33
1 = Foto 2 = Video 3 = Geen Codeboek 2 Aan de hand van Codeboek 2 worden de bijhorende foto's en videofragmenten verder ontleed. De eerste variabele van dit codeboek bekijkt of het beeld door een professional of amateur gemaakt werd. De tweede variabele peilt vervolgens naar of er al dan niet in een bijschrift of voice-over vermeld werd dat het om amateurmateriaal gaat. Al de andere variabelen van dit codeboek zijn van toepassing op zowel de professionele als amateurbeelden. Zo kunnen die later bij de ontleding ervan naast elkaar worden gelegd en kunnen de kenmerken met elkaar vergeleken worden. - Professioneel of amateur beeld 1 = Professioneel 2 = Amateur 3 = Onduidelijk - Vermeld bijschrift dat het om amateurbeeld gaat 1 = Ja 2 = Nee - Bron van foto 1 = AP (Associated Press) 2 = AFP (Agence France Presse) 3 = Reuters 4 = Belga 5 = EPA (European Pressphoto Agency) 6 = Youtube 7 = Andere 8 = Geen bron - Grootte van beeld of lengte van video
34
1 = Kleiner dan ¼ van een enkele krantenpagina / < 30 sec 2 = Kleiner dan ½ van een enkele krantenpagina / < 60 sec 3 = Foto van halve krantenpagina of groter / > 60 sec - Categorie van foto 1 = Opstand - Zowel pro- als anti-regimebetogingen. 2 = Verwoesting - Bijvoorbeeld afgebrande gebouwen, vernield legermateriaal, etc. 3 = Chaos of schietpartij 4 = Gewonden - Focus op personen met verwondingen, bijvoorbeeld in ziekenhuis. 5 = Dood - Focus op dode lichamen, bijvoorbeeld in de straat of in massagraf. 6 = Diplomatie - Focus op regeringsleiders, ambassades of regeringsgebouwen, woordvoerders, hulpverleners, etc. 7 = Vluchtelingen - Zowel personen op de vlucht als taferelen uit vluchtelingenkampen. 8 = Soldaten en legermateriaal 9 = Marteling 10 = Ontreddering 11 = Begrafenis - Vuurwapens, geweerschoten of artillerie afgebeeld 1 = Ja 2 = Nee - 'Graphicness'-schaal (zie 4.5.1) - Schaal van de dood van Hanusch (zie 4.5.2) - Mannen in beeld 1 = Ja 2 = Nee - Kinderen in beeld
35
1 = Ja 2 = Nee - Vrouwen in beeld 1 = Ja 2 = Nee 4.5.1 'Graphicness'-schaal Op deze zelf ontwikkelde schaal wordt de aanwezigheid van geweld, gruwel en rampspoed die te zien is in de beelden opgedeeld in tien verschillende categorieën. Omdat de beoordeling van de beelden altijd enigszins subjectief is, werd bij het overzicht van de schaal telkens een afbeelding geplaatst die weergeeft welk soort beeld binnen elke categorie verwacht kan worden. In grote lijnen gaat het in de categorieën 1 tot 5 om eerder materiële schade en verwoesting en zijn mogelijke slachtoffers niet op de beelden te zien. Ook oplaaiende emoties zoals bij protesten komen aan bod bij de lagere categorieën. Bij de beelden in de categorieën 6 tot 10 ligt de focus op het menselijke leed. De beelden onder 9 en 10 zijn het meest expliciet en visueel schokkend. Deze opdeling in categorieën zal later worden gebruikt voor de vergelijking tussen amateurbeelden en professionele beelden. Hieronder volgt een overzicht van de schaal.
36
0 : Beeld zonder enige vorm van geweld, dreiging of oplaaiende emotie.
1 : Een tafereel met enigszins oplopende emoties, maar zonder geweld of agressie. Bijvoorbeeld vredevolle protesten.
2 : Een beeld met voorzichtige insinuatie tot geweld, schade of rampspoed.
37
3: Insinuatie tot geweld of rampspoed. Bijvoorbeeld bedreigende situaties zoals aankomende tanken. Er zijn op deze beelden geen gewonden of slachtoffers te zien.
4 : Duidelijke verwoesting van steden en gebouwen, maar zonder zichtbare menselijke slachtoffers of persoonlijk leed.
5 : Verwoesting van steden en gebouwen, met insinuatie tot menselijk leed en mogelijke slachtoffers, maar zonder dat deze expliciet zichtbaar zijn.
38
6: Ernstige dreiging is aanwezig met mogelijk verwonding of dood tot gevolg. De dood of ernstige verwonding zelf is niet op de beelden te zien.
7 : Op deze beelden is een zekere vorm van dreiging, rampspoed of gevaar te zien. Ook de gevolgen, zoals verwonding en dood, zijn enigszins zichtbaar.
8 : Op deze beelden komen vooral de gevolgen van de rampspoed zoals dood en verwonding aan bod. Massabegrafenissen zijn een voorbeeld. De slachtoffers worden op deze belden wel nog in een zekere waardigheid afgebeeld.
39
9 : Deze beelden tonen extreme vormen van verwoesting, dood, of verwonding. De focus ligt op het menselijk leed. Visueel schokkende beelden.
10 : Ook hier is extreme verwoesting, dood, of verwonding te zien. De focus ligt op het menselijk leed, met de nadruk op kinderen. Visueel schokkende beelden.
40
4.5.2 Schaal van de dood van Hanusch Hanusch (2012) onderzocht de manier waarop de dood in de media gevisualiseerd werd in vijftien verschillende landen meteen na de aardbeving in Haïti in 2010. Om zo accuraat mogelijk de verschillen te kunnen optekenen stelde hij een schaal op waarop de visualisatie van de dood werd opgedeeld in vijf categorieën. Diezelfde schaal werd ook hier gehanteerd voor de analyse van de beelden van het Syrië-conflict. Om de schaal in het codeboek te kunnen gebruiken werd nog een zesde categorie met 'geen dood aanwezig' toegevoegd. 1. Veronderstelde dood ('Implied death'): Op deze beelden is de dood aanwezig, maar zijn geen eigenlijke lichamen te zien. De aanwezigheid van bijvoorbeeld kisten, volledig bedekte lichamen of lijkzakken doet wel vermoeden dat het om dode lichamen gaat. 2. Fractionele dood ('Fractional death'): Op deze beelden zijn slechts delen van dode lichamen te zien, zoals bijvoorbeeld een hand of voet, terwijl de rest van het lichaam onder een deken bedekt is. Ook lichamen die vanop een afstand worden getoond of onscherp gemaakt zijn vallen onder deze categorie. 3. Bedekte dood ('Masked death'): Op deze beelden zijn duidelijk dode lichamen te zien, maar niet de gezichten. Slachtoffers liggen bijvoorbeeld met hun gezicht naar onder gekeerd of de gezichten zijn op een andere manier bedekt. 4. Onthulde dood ('Unveiled death'): Op deze beelden zijn zowel de lichamen als de gezichten duidelijk te zien. 5. Verwrongen dood ('Contorted death'): Deze beelden zijn veruit het meest expliciet. Niet alleen zijn dode lichamen en de gezichten duidelijk te zien. De lichamen zijn bovendien zwaar gehavend of liggen op elkaar gestapeld. Lichamen in massagraven vallen ook onder deze categorie. 6. Geen dood aanwezig
41
5 Empirische deel: Onderzoeksresultaten In dit deel komen de onderzoeksresultaten van de analyse van de 808 beelden en videofragmenten aan bod. Enkel de percentages die voor het onderzoek relevant zijn worden vermeld. Waar nodig worden ze ook gevisualiseerd aan de hand van grafieken en tabellen. Die tabellen en grafieken zijn, samen met de ruwe data, ook te vinden in de digitale bijlagen bij dit proefschrift. 5.1 Verhouding amateur professioneel In de tabel hieronder is te zien welk aandeel van het totaal aantal onderzochte beelden (474 foto's en 334 video's) gemaakt is door professionele fotografen en camerapersoneel en welk aandeel van amateurs afkomstig is. Van de 808 onderzochte foto's en video's zijn er 474 professioneel. 294 werden gemaakt door amateurs. Procentueel betekent het dat 58,7% van het totaal aantal onderzochte beelden - foto's én video's - van de Syrië-berichtgeving van professionele afkomst is. 36,4% van de beelden zijn gemaakt door amateurs. Dat is een opmerkelijk groot aandeel en geeft meteen het belang weer van amateurbeelden in de berichtgeving over Syrië. Van 40 beelden, of 5%, was de oorsprong onduidelijk.
Hoewel deze verhouding een belangrijke trend weergeeft, is het toch noodzakelijk om meteen het totaalcijfer verder te ontleden. Het gaat hierboven immers om een gemiddelde van foto's en video's van twee erg uiteenlopende kranten en van de openbare omroep. Ook zijn alle categorieën van beelden hierbij inbegrepen. Mogelijk vertekent één van die variabelen de bovenstaande percentages.
42
Een eerste belangrijke vaststelling komt er wanneer de categorie 'diplomatie' buiten beschouwing wordt gelaten. Op de beelden die in die categorie werden ondergebracht worden onder andere regeringsleiders, politici en vertegenwoordigers getoond. Ook de beelden waarop officiële ontmoetingen, ambassades of vertegenwoordigers te zien zijn, worden onder de categorie 'diplomatie' gerekend. Van die beelden kan worden uitgegaan dat ze bijna zonder uitzondering van professionele afkomst zijn. Vaak zijn het bovendien archiefbeelden en werden ze gemaakt op internationale conferenties die zich ver buiten Syrië afspeelden. De beelden maken in totaal 39,5% uit van het totaal aantal gepubliceerde foto's en videofragmenten. Zonder die 'diplomatie'beelden ziet de verhouding tussen amateur en professioneel er heel anders uit. Van de 488 overblijvende beelden zijn er nu 171 van professionele afkomst, 279 van amateurafkomst en 38 onduidelijk. De amateurbeelden zijn zo met 57.2% veruit de grootste groep. Het betekent dat die beelden een moeilijk te overschatten rol spelen in wat we via onze media te zien krijgen uit Syrië.
Nog een factor die verder moet worden bekeken om het totaalcijfer juist te kunnen interpreteren is het verschil tussen video en foto. In de bovenstaande resultaten zijn die immers beide verrekend. Wanneer de resultaten van de foto's en video's apart worden weergegeven, ziet de verhouding er als volgt uit. Bij de videobeelden is een aanzienlijk deel van de onderzochte beelden van amateurafkomst. 144 van de 334 bekeken videofragmenten zijn namelijk gemaakt door amateurs. Dat komt neer op 43,1%. Bij de foto's daarentegen zijn dat slechts 150 van de 474 onderzochte beelden, of 31,6%. Bij de videofragmenten spelen de amateurbeelden dus een meer vooraanstaande rol.
43
p < 0,001 Als ook deze resultaten worden bekeken zonder de mogelijk 'misleidende' categorie 'diplomatie', wordt het verschil tussen foto's en video's nog treffender. In beide gevallen hebben de amateurbeelden dan een groter aandeel, maar enkel bij de video's zijn ze goed voor meer dan de helft van het materiaal. 70,9% van de videofragmenten zonder de 'diplomatie'-beelden zijn van amateurafkomst, tegenover slechts 48.5% van de foto's. Dat cijfer moet wel enigszins genuanceerd worden omdat bij de foto's 12,4% van de beelden als 'niet duidelijk' werd opgegeven. Bij de video's was slechts van één beeld niet duidelijk of het nu van amateurafkomst was of van professionele afkomst. Er is daar dus een kleine foutenmarge, maar hoe dan ook blijft het verschil tussen de twee opmerkelijk.
p < 0,001 Voor de uiterst belangrijkere rol die amateurbeelden blijken te spelen bij videoverslaggeving zijn twee mogelijke verklaringen. Ten eerste is er de aard zelf van de amateurbeelden die ons bereiken. De overgrote meerderheid daarvan is oorspronkelijk video. Het materiaal wordt gepost
44
op websites zoals Youtube. Veel van de foto's die zowel op de website deredactie.be als in de twee kranten werden gepubliceerd waren bovendien grabs uit diezelfde videobeelden. Maar omdat de beelden oorspronkelijk video's zijn, blijken ze in dat medium de grootste impact te hebben. Ten tweede, en daar tegenover, zijn de meeste professionele beelden die vanuit Syrië worden doorgestuurd foto's. In een omgeving zoals Syrië, waar bezoeken aan het land de voorbije twee jaar hoofdzakelijk clandestien plaatsvonden, is het nu eenmaal gemakkelijker voor fotografen om discreet rond te reizen dan voor een hele cameraploeg. Veel van de journalisten die het land bezochten, reisden alleen. Voltallige cameraploegen konden slechts op enkele uitzonderlijke momenten het land binnen. Bijgevolg zijn de meerderheid van de beelden die door professionele en buitenlandse verslaggevers gemaakt werden foto's. Conclusie: Van het totaal aantal onderzochte beelden is 36,4% van amateurafkomst. Zonder de beeldencategorie 'diplomatie' is dat zelfs 57,2%. Dat is een opmerkelijk hoog aandeel en geeft het belang weer van die beelden in de berichtgeving over Syrië in de Vlaamse media. Het aandeel van amateurbeelden ligt aanzienlijk hoger bij de videobeelden dan bij de foto's. 5.1.2 Categorieën binnen professioneel en amateur Aan elk beeld werd bij de codering een categorie toegekend. Er waren in totaal elf mogelijkheden (zie 4.5 Codeboek 2). Op die manier kon worden bekeken wat de voornaamste taferelen waren die werden afgebeeld op de onderzochte beelden. Het meest in het oog springende verschil tussen de twee onderstaande grafieken in ongetwijfeld de categorie 'diplomatie' die bij de professionele beelden erg dominant is. Zoals boven vermeld zijn de beelden onder die categorie inderdaad bijna uitsluitend van professionele aard. Bij de amateurbeelden zijn er duidelijk drie andere categorieën die het merendeeldeel van de beelden bevatten. Dat zijn 'opstand', 'verwoesting' en 'chaos en schietpartijen'. Nog een opmerkelijk verschil tussen de professionele beelden en amateurbeelden is de categorie 'dood'. Die is veel omvangrijker bij de amateurbeelden. Op dat aspect wordt later verder in detail ingegaan met de schaal van Hanusch. Een categorie die dan bij de amateurbeelden weer veel minder voorkomt is die met de 'vluchtelingen'.
45
46
Conclusie: Wanneer de verschillende categorieën worden vergeleken binnen amateurbeelden en professionele beelden valt meteen op dat de groep met 'diplomatieke' beelden overheerst binnen de professionele groep. Het gros van de amateurbeelden brengt daarentegen 'opstand', 'verwoesting' of 'chaos en schietpartijen' in beeld. 5.1.3 Kwaliteitskrant versus populaire krant Hoewel in de kwaliteitskrant De Standaard en in de populaire krant Het Laatste Nieuws nagenoeg evenveel artikels verschenen met 'Syrië', 'Syrisch' of 'Syrische' in de titel (154 versus 151) zijn er toch een aantal noemenswaardige verschillen tussen de twee in de berichtgeving over het Syrisch conflict. Ten eerste is er het genre van de artikels. De overgrote meerderheid van de stukken in de populaire krant (80,8%) zijn zogenoemde 'kortjes'. 89,3% ervan heeft geen bijhorend beeld. Het is het gevolg van een minder sterke focus op buitenlandberichtgeving. Enkel de belangrijkste nieuwsfeiten worden bondig vermeld. Bij de kwaliteitskrant maken zulke kortjes daarentegen slechts 26,8% uit van de totale berichtgeving. In die krant is er bijgevolg meer plaats voor langere nieuwsberichten (40,3%), reportages (13%) en opiniestukken (3,9%). Door dat verschil in genres tussen de twee kranten is er ook een verschil in het gebruik van beeldmateriaal. In bovengenoemde hypothese werd gesteld dat van de populaire krant verwacht kon worden dat er een grotere focus zou zijn op sensationele verhalen en daardoor ook op het visuele aspect. In het geval van de berichtgeving over Syrië blijkt het tegenovergestelde. In Het Laatste Nieuws hadden slechts 37 van de 151 berichten over het conflict (24,5%) een bijhorend beeld, tegenover 103 van de 154 berichten (66,9%) in de kwaliteitskrant. Dat is een aanzienlijk verschil. Opnieuw geldt de verklaring dat de buitenlandberichtgeving het met minder ruimte moet doen in de populaire krant. Volgens deze cijfers is er dus ook minder plaats voor beeld. Dezelfde hypothese stelde bovendien dat in de populaire krant veel meer gebruik zou worden gemaakt van amateurmateriaal, vanwege het doorgaans meer expliciete en sensatiegerichte karakter van de beelden. Maar daar blijkt in de werkelijkheid geen erg groot verschil te zijn tussen de twee kranten. In De Standaard waren 27 van de 103 beelden van amateurafkomst
47
(63,1%). In Het Laatste Nieuws waren dat er 9 van de 37 (67,6%). Van 14 beelden in het totaal viel niet te achterhalen of ze van professioneel of amateurafkomst waren. Als ten slotte wordt gekeken naar het sensatiegehalte van de foto's zoals Schaap en Pleiter (2012) dat deden voor enkele Nederlandse kranten, hier door gebruik te maken van 'graphicness'-schaal, zien de resultaten er als volgt uit. De populaire krant scoort inderdaad hoger op de vier hoogste en meest expliciete categorieën. Hoewel die cijfers een trend kunnen weergeven, zijn de verschillen door het lage aantal beelden van vooral Het Laatste Nieuws echter niet statistisch significant en dus mogelijk toevallig.
p > 0.05 (.737) Conclusie: In de berichtgeving over het conflict in Syrië wordt in de kwaliteitskrant De Standaard veel meer gebruik gemaakt van beeldmateriaal dan in de populaire krant Het Laatste Nieuws. Op vlak van gebruik van amateurbeelden scoren beide media nagenoeg hetzelfde. De hypothese waarin voorspeld werd dat de populaire krant het conflict het sterkst zou visualiseren, en dan wel vooral met amateurbeelden, klopt in dit geval niet. Dat de beelden van de populaire krant een hoger sensatiegehalte bevatten en explicieter zijn is mogelijk en wordt door de cijfers geïnsinueerd, maar kan door de te lage waarden niet worden bevestigd. 5.1.4 Kranten versus openbare omroep In dit deeltje worden de videofragmenten even buiten beschouwing gelaten om een vergelijking te kunnen maken tussen de foto's die werden gepubliceerd door de kranten met degene die verschenen op de nieuwssite. Wanneer die twee groepen naast elkaar worden gelegd is te zien dat de kranten het vaakst professionele beelden gebruikten. Waar mogelijk publiceerden zij foto's die
48
afkomstig waren van beroepsfotografen die er toch in slaagden binnen de grenzen van Syrië te werken. Foto's van onder andere de Argentijnse fotograaf Rodrigo Abt en de Turkse fotojournalist Bulent Kilic verschenen zo meermaals in De Standaard. De kranten lijken enkel amateurbeelden te hebben gebruikt wanneer het ging om specifieke gebeurtenissen waarvan geen professionele alternatieven bestonden. In het geval van De Standaard ging het om 26,2% van de gevallen. Bij Het Laatste Nieuws om 24,3%.
p > 0,05 (0,423) Bij de openbare omroep werd in iets meer gevallen, 34,1%, gekozen voor een amateurbeeld. De meest waarschijnlijke verklaring daarvoor is het grotere belang van video. Die is in het geval van het Syrische conflict doorgaans van amateurafkomst en de redactie van online nieuwsdienst koos er vaak voor om grabs uit die filmpjes te gebruiken als 'foto' bij een nieuwsstuk. Ook bij deze grafiek geldt dat door de lage waarden van Het Laatste Nieuws de cijfers mogelijk op toeval berusten. Conclusie: Bij een vergelijking van de foto's uit de kranten met die van de openbare omroep valt af te lezen dat voor de onderzochte cases de kranten iets meer gebruik maakten van professionele beelden. De openbare omroep gebruikte vaker amateurbeelden. In de meeste gevallen ging het om grabs van Youtube. 5.2 Verschillen tussen amateurbeelden en professionele beelden In het theoretische deel kwamen de grote verschillen tussen de aard van amateurbeelden en de professionele beelden al aan bod. Enerzijds waren er de technische en kwalitatieve verschillen.
49
Amateurbeelden zijn doorgaans in moeilijke omstandigheden gemaakt met niet-professionele apparatuur en zijn daarom soms onscherp en korrelig. Ook kiezen de amateurfotografen soms bewust voor die stijl vanwege het zogezegde authentieke karakter ervan. Anderzijds werden er ook op vlak van inhoud en thema's verschillen vastgesteld tussen de twee. Ook de term 'outlaw'visie, waarbij amateurfotografen geen rekening zouden houden met de geldende ethische standaarden die professionele fotografen mogelijk wel in acht nemen, kwam al ter sprake. In dit onderzoek gaat de aandacht vooral naar dat tweede, ethische, aspect. 5.2.1 Amateurbeelden versus professionele beelden: geweld en rampspoed Bij de onderzoeksvragen werd de hypothese gesteld dat op amateurbeelden sterkere vormen van gruwel en geweld zouden te zien zijn dan op hun professionele equivalenten. Dat blijkt na analyse van de 808 beelden ook voor het geval van de Syrië-berichtgeving zo te zijn. Bij een projectie van de onderzochte beelden op de 'graphicness'-schaal (zie 4.5.1 'Graphicness'-schaal) valt duidelijk af te lezen dat een groter aandeel van de amateurbeelden zich hoog op de schaal bevindt. Voor de professionele beelden ligt de focus op de lagere waarden van de schaal. 12,9% ervan toont zelfs geen vormen van geweld. Bij de amateurbeelden is dat slechts 0,4% procent. Zowel op de waarden 1 tot 4, die met de laagste aanwezigheid van geweld en gruwel, scoren de professioneel beelden telkens het hoogst. Van de amateurbeelden behoort dan weer 3,9% tot de groep van meest gruwelijke en gewelddadige beelden, in tegenstelling tot 1,2% van de professionele beelden. Respectievelijk 5,4% en 7,5% van de amateurbeelden valt onder de categorie van tweede en derde meest expliciete beelden die werden getoond in de onderzochte media. Bij de professionele beelden is dat telkens slechts 2,3%. Op onderstaande grafiek zijn de twee in verhouding tot elkaar te zien.
p < 0,001
50
Hierbij moet worden opgemerkt dat de beelden die onder de categorie 'diplomatie' vielen en waar onder andere regeringsleiders, woordvoerders en officiële ontmoetingen op te zien zijn niet in deze vergelijking zijn verrekend. De beelden, die doorgaans van professionele oorsprong zijn, kregen geen codering op vlak van 'graphicness'-schaal. Anders zouden de resultaten van dit deel van het onderzoek immers een misleidende indruk geven. Vergelijking van de amateurbeelden en professionele beelden op de 'graphicness'-schaal
De bevindingen uit bovenstaande grafiek bevestigen de veronderstelling dat de aanwezigheid van geweld hoger zou zijn bij de amateurbeelden en dat er inderdaad een verschil is tussen de twee op ethisch vlak. Een eerste mogelijke verklaring hiervoor ligt bij de aard van de amateurbeelden. Niet in het minst in het geval van Syrië waren de plaatsen waar de ergste gruwel zich afspeelde niet bereikbaar voor professionele journalisten. De amateurbeelden tonen meer van dat geweld en malaise net omdat de professionele journalisten simpelweg niet op die plekken aanwezig waren
51
en er geen beelden konden maken. Een tweede mogelijke verklaring is het propaganda-element van de amateurbeelden. Doorgaans worden ze verstuurd door de oppositie, die het regime in een zo slecht mogelijk daglicht wil stellen. Door het tonen van de gruwel proberen ze het buitenland te overtuigen van het onrecht dat zich in Syrië afspeelt en hen te mobiliseren. Mogelijk worden daarom bewust de meest gruwelijke en expliciete beelden gedeeld en verstuurd. 5.2.1 Amateurbeelden versus professionele beelden: vuurwapens of geweerschoten Dezelfde trend valt op wanneer de aanwezigheid van vuurwapens of schietpartijen in de beelden wordt bekeken. Op slechts 61 van de 171 professionele beelden, 35,7%, zijn kogels of schoten te zien. Bij de amateurbeelden zijn er dat veel meer, namelijk 141 van de 279 beelden, of 50,5%. Ook hier geldt de verklaring dat de beelden gemaakt zijn door de personen die zich in de vuurlinie bevonden. Ze probeerden de chaos ter plaatse vast te leggen als bewijsmateriaal.
p < 0,05 (0,007) 5.2.3 Amateurbeelden versus professionele beelden: doden Ook de hypothese die stelde dat bij amateurbeelden doden op meer expliciete wijze geportretteerd zouden worden blijkt te kloppen. Aan de hand van een schaal die werd opgesteld door Hanusch (2012) werd de portrettering van de doden op een schaal van 1 tot 5 geprojecteerd, waarbij categorie 1 enkel dood suggereert en categorie 5 de meest verwrongen beelden omvat.
52
Beelden binnen categorie 6 tonen helemaal geen doden. Bij de resultaten van dit onderzoek valt op dat zowel bij de professionele als bij de amateurbeelden die laatste categorie veruit het hoogste scoort. Op 88,9% van de professionele beelden en op 71% van de amateurbeelden zijn geen doden te zien en wordt de dood niet geïnsinueerd. (Ook in deze telling zijn de 'diplomatieke' beelden buiten beschouwing gelaten.) Het betekent dat nieuwsorganisaties relatief voorzichtig omsprongen met het tonen van dood. Hoewel die voorzichtigheid omtrent de dood ietwat in contrast staat met de soms heftige vormen van geweld en brutaliteit die wél worden getoond (zoals te zien op de schaal in punt 5.2.1), komen over de hele lijn de resultaten van beide variabelen toch sterk overeen. Op zowel de categorieën 'gemaskerde' doden, 'onthulde' doden en 'verwrongen' doden scoren de amateurbeelden het hoogst. Bij de beelden waarbij dood slechts voorzichtig geïnsinueerd wordt door bijvoorbeeld lichamen in een kist of onder een doek te tonen, scoren de professionele beelden dan weer hoger. Het geeft enerzijds opnieuw aan dat de amateurfotografen een betere toegang hadden tot de plaatsen waar de meest gruwelijke feiten zich af speelden. Anderzijds kan het er ook op wijzen dat de professionele fotografen zich meer aan de ethische principes hielden die stellen dat doden op een waardige manier in beeld moeten worden gebracht. (Taylor, 1998).
p < 0,001 Conclusie: De hypothese dat geweld, vuurwapens en dood een grotere rol zouden spelen in de amateurbeelden blijkt na onderzoek van de 808 beelden te kloppen. Zowel bij de aanwezigheid van geweld als bij de portrettering van de doden vallen steeds meer amateurbeelden dan professionele beelden onder de meest expliciete categorieën. Ook vuurwapens en schietpartijen
53
zijn beduidend meer afgebeeld op de amateurbeelden. Bij de portrettering van de doden valt dan weer vooral op dat bij de publicatie van beide types van beelden nog redelijk voorzichtig werd omgesprongen met het thema. Slechts in een erg beperkt aantal beelden werd de dood - en dan vooral in de amateurbeelden - erg visueel afgebeeld. 5.3 Amateurbeelden doorheen het conflict Op onderstaande grafiek, waarin alle onderzochte foto's en videofragmenten alsook de artikels zonder bijhorend beeld zijn opgenomen, is te zien in welke maanden de frequentie van de Syriëberichtgeving in de drie onderzochte media hoogtepunten bereikte. Zo zijn in het jaar 2011 april en augustus maanden waarin relatief veel bericht werd over het land. In april begonnen de protesten voor het eerst echt uit de hand te lopen en in augustus laaide vooral de buitenlandse verontwaardiging hoog op. Ook in november van dat jaar, wanneer Syrië geschorst werd uit de Arabische Liga, waren er meer berichten dan gemiddeld. Vanaf februari 2012, toen het conflict begon uit te monden in een ware burgeroorlog en Kofi Annan werd aangesteld als vredesgezant van de VN, is een duidelijke verhoging af te lezen in de intensiteit van de berichtgeving. Die verhoging hield verschillende maanden aan. Juni was de maand waarin het meest over Syrië werd bericht doorheen de hele onderzochte periode. Pas op het einde van het jaar is te zien hoe de frequentie van de berichtgeving, in tegenstelling tot de intensiteit van het conflict, weer wat afneemt. Wanneer enkel de amateurbeelden bekeken worden doorheen het conflict zijn een aantal opmerkelijke verschillen te zien. Op de grafiek wordt nogmaals duidelijk dat de amateurbeelden doorheen het hele conflict een voorname rol in de berichtgeving speelden, maar er zijn een aantal accenten die afwijken van bovenstaande grafiek. Die verschillen geven informatie prijs over de aard van berichtgeving waarvoor amateurbeelden het meest gebruikt worden.
54
55
De voornaamste vaststelling is dat het verschil tussen vóór en na februari 2012 minder sterk is wanneer enkel de amateurbeelden worden bekeken. In het totaaloverzicht, waar ook de professionele inbegrepen waren, is duidelijk te zien dat de frequentie van de berichtgeving na februari 2012 hoger lag. Op februari en april na werden er daarentegen in 2012 relatief gezien net minder amateurbeelden gebruikt. Dat heeft waarschijnlijk te maken met twee factoren. Ten eerste lag er in 2012 een grotere focus op het diplomatieke aspect van het conflict. De VN zocht intensief naar een duurzame oplossing voor het land. Kofi Annan werd eind februari aangesteld als vredesgezant. In augustus nam hij vervolgens weer ontslag. Lakhdar Brahimi volgde hem diezelfde maand op om alsnog een vredesverdrag te zoeken. De beelden die bij deze berichten geplaatst werden waren van veelal professionele aard. Het merendeel ervan viel in dit onderzoek onder de categorie 'diplomatie'. Ten tweede ging er doorheen de periode vanaf februari 2012 meer aandacht naar de Syrische vluchtelingen. Die vonden een veilige haven over de grens in buurlanden zoals Turkije en Libanon. Omdat professionele journalisten in tegenstelling tot Syrië zelf daar wél vlot konden geraken lag het aandeel van professionele beelden hoger. Hoewel er dus over het algemeen na februari 2012 in de Vlaamse media méér over Syrië bericht werd, lag het aandeel van de amateurbeelden gemiddeld gezien lager doorheen die periode. Verder springt ook april 2011 meer in het oog in de grafiek met enkele amateurbeelden. Er vonden toen de grote protesten plaats. Dat betekent dat de beelden van amateurs bij de berichtgeving daarin een belangrijke rol speelden. Aanvankelijk gebruikten de demonstranten de sociale media om zichzelf te mobiliseren. Met de amateurbeelden van de protesten, waarop ook de heftige tegenreactie van het regime werd getoond, trachtte de oppositie vervolgens het buitenland te betrekken. De westerse media namen de beelden op grote schaal over. Conclusie: Amateurbeelden speelden een voorname rol in de berichtgeving doorheen het hele Syrië-conflict. Toch is duidelijk dat de rol van de amateurbeelden niet altijd even belangrijk was. Tijdens de golf van straatprotesten vroeg in het conflict speelden ze ontegensprekelijk een sleutelrol. Maar wanneer ook professionele beelden beschikbaar waren, bijvoorbeeld wanneer het ging om diplomatieke taferelen of vluchtelingen die zich buiten Syrië bevonden, bleek de voorkeur van de nieuwsorganisaties naar die beelden te gaan.
56
5.4 Actoren Hier wordt gekeken naar de actoren in de amateurbeelden en in de professionele beelden. Voor elk beeld werd genoteerd of er al dan niet mannen, vrouwen en kinderen op te zien waren. Uit de analyse blijkt dat zowel op amateurbeelden als op professionele beelden mannen de meest aanwezig groep zijn. Op 75% van de professionele beelden zijn mannen te zien. Voor de amateurbeelden is dat 71,6%. Vooral bij de amateurbeelden is het aandeel van vrouwen heel wat lager. Op slechts 16,3% van de amateurbeelden zijn vrouwen te zien. Mogelijk komt dat omdat het vaak om oorlogs- en gevechtssituaties gaat, waarbij vooral de mannen een rol spelen. Een andere, mogelijk nog belangrijkere verklaring voor dat lage cijfer, is de moslimcultuur in Syrië, waarbij vrouwen zich eerder op de achtergrond moeten houden. Op foto's van de vele manifestaties zijn bijvoorbeeld vaak mannen en kinderen te zien, maar erg weinig vrouwen. Het is bovendien opmerkelijk dat de professionele, en vaak buitenlandse, fotografen wel meer de aandacht vestigen op vrouwen. Daar zijn immers op 34,5% van de beelden vrouwen te zien.
p < 0,001 De aanwezigheid van kinderen ligt iets hoger dan die van vrouwen. Op de amateurbeelden zijn in 25,5% van de gevallen kinderen te zien. Op die beelden worden gewonde of gedode kinderen soms aangegrepen als noodsignaal naar het Westen. Op de professionele beelden ligt het cijfer iets hoger. Daar zijn op 45,2% van de beelden kinderen aanwezig. Dat cijfer wordt mogelijk
57
verklaard door de grote bezorgdheid van de internationale gemeenschap om de kinderen. Kinderziekenhuizen worden vaak bezocht door oorlogsfotografen.
p < 0,001 Conclusie: De vaakst voorkomende actoren in zowel de amateurbeelden als de professionele beelden zijn mannen. Opmerkelijk is dat vrouwen vooral op de amateurbeelden, veelal gemaakt door de lokale rebellen, erg weinig te zien zijn. Kinderen zijn iets meer aanwezig op beide types van beelden, maar toch zijn het de professionele fotografen die het meest oog hebben voor hen. 5.5 Grootte van foto's en lengte van beelden In dit korte onderdeeltje wordt gekeken naar de grootte van de foto's en de lengte van de videobeelden. Op die manier kan deels de prominentie van het beeld achterhaald worden en wordt een idee gegeven van de aandacht die naar de amateurbeelden uitgaat in de verschillende media. Omdat in onderstaande tabel zowel foto's als videofragmenten verwerkt zijn is er geen rekening gehouden met de pagina waarop de krantenartikels stonden. De cijfers tonen dat bij de amateurbeelden en -video's over het algemeen iets minder prominent werden weergegeven dan de professionele beelden. 44,8% van de amateurbeelden valt binnen de groep met artikels kleiner dan ¼ van een krantenpagina of video's korter dan dertig seconden. Bij de professionele beelden is dat maar 33,6%. In de groep met foto's groter dan een halve krantenpagina en video's langer dan een minuut scoren de professionele beelden dan weer iets
58
hoger. 15,7% van de professionele beelden vallen in die groep, tegenover slechts 12% van de amateurbeelden. Ook in de groep met middelgrote foto's scoren de professionele foto's het hoogst.
p < 0,05 (0,048) Conclusie: Als de amateurbeelden en professionele beelden met elkaar vergleken worden op vlak van grootte van de foto's in de twee kranten en op vlak van lengte van de video's op de website blijkt dat de professionele beelden iets hoger scoren. Zij worden dus iets prominenter weergeven en krijgen wat meer aandacht. 5.6 De bronnen In de analyse werd ook van alle beelden bekeken via welke weg ze de Vlaamse kranten of openbare omroep bereikten. De meeste beelden werden aangeleverd door de grote persbureaus. De Vlaamse kranten hadden geen fotografen ter plaatse. De openbare omroep stuurde slechts enkele keren uitzonderlijk een cameraploeg. De internationale persagentschappen hadden wanneer mogelijk wel fotografen ter plaatse. Toch verspreidden zij ook erg vaak beelden die ze op hun beurt toegestuurd kregen van de lokale bevolking of die ze overnamen van de lokale Arabische zenders en persbureaus. Zelfs in het geval dat het om amateurbeelden (van Youtube) ging, bleken de beelden volgens dit onderzoek in de meeste gevallen toch eerst geselecteerd en verspreid te zijn door een persbureau. Op die manier duikt één welbepaalde grab uit een Youtubefilmpje soms op in een heel aantal internationale kranten. In de analyse hieronder is enkel het
59
persbureau van tel dat het beeld rechtstreeks leverde aan het onderzochte medium. De oorsprong of eerdere omzwervingen van de beelden zijn niet in kaart gebracht.
p < 0,001 Een verrassend verschil is op te merken tussen de twee kranten enerzijds, die gebruik maken van een groter aanbod van persbureaus, en de openbare omroep anderzijds. Daar worden nagenoeg enkele beelden afgenomen van Associated Press (41,0%) en Belga (43,7%). Bij de kranten waren de bronnen van de beelden meer gevarieerd en kwam heel wat materiaal van bureaus zoals AFP, Reuters en EPA. De rol van Belga is er minder belangrijk.
p < 0,001 Wanneer zoals hierboven specifiek naar de amateurbeelden wordt gekeken wordt zoals eerder geïnsinueerd nu ook bevestigd dat ondanks de beelden doorgaans vrij van het internet te plukken zijn, ze toch eerst worden opgepikt door de nationale en internationale persbureaus. Via die weg bereiken ze vervolgens de kranten en openbare omroep. Youtube of andere websites waarop video kan worden gedeeld worden immers nagenoeg nooit als bron aangegeven, terwijl soms
60
duidelijk is dat een beeld oorspronkelijk wel degelijk van die websites afkomstig was. Conclusie: Dit deel van het onderzoek leert ons meer over de herkomst van de amateurfoto's. Hoewel een aanzienlijk deel van de gepubliceerde foto's oorspronkelijk door amateurs gemaakt werden en doorgaans vrij op het internet beschikbaar waren, bereikten de beelden de Vlaamse media in de meeste gevallen toch via de klassieke persbureaus. Die maken dus ook bij de amateurfoto's nog steeds een eerste selectie, waaruit hun klanten dan verder kunnen kiezen. Het uit zich in bepaalde grabs uit langere Youtube-videobeelden die terugkeren in verschillende kranten. 5.7 Het onbetrouwbare element Ondanks de uiterst onbetrouwbare aard van het amateurmateriaal - zoals aangegeven in het theoretische deel - wordt die riskante context in de praktijk lang niet bij alle beelden meegegeven. Van al de onderzochte amateurbeelden werd genoteerd of er in een bijschrift bij de foto's of voice-over bij de video's al dan niet vermeld werd dat het om een (niet-verifieerbaar) amateurbeeld ging. In slechts 117 van de 294 gevallen, of 39,8%, werd gezegd dat het om een dergelijk beeld ging.
Wanneer de foto's en video's apart worden weergegeven valt het grote verschil tussen de twee op.
61
p < 0,001 Bij de foto's wordt de lezer er maar in erg weinig van de gevallen (20%) op attent gemaakt dat het om amateurbeelden gaat. Bij de video's is dat beduidend meer (60,4%). Daar worden in de voice-overs bij meer van de helft van de beelden de dubieuze bronnen vermeld. Hieronder een kleine greep uit de commentaren op videofragmenten van deredactie.be. "Beelden uit Syrië zijn enkel te vinden op het internet en dus niet te controleren op hun echtheid" "Deze beelden komen van Youtube en de echtheid ervan is dus niet te controleren" "Zo blijkt uit dit amateurfilmpje waarvan de echtheid niet is na te gaan" "Met filmpjes op het internet waarvan we de authenticiteit niet kunnen controleren, komen we iets te weten over de bloedige repressie van het protest in Syrië" "Clandestiene en niet-geverifieerd beelden zoals deze, zijn zowat de enige die ons uit Syrië bereiken" Wanneer enkel de foto's van de drie media met elkaar vergeleken worden zijn de verschillen minder significant. In dat opzicht wordt bij de beelden op de redactie.be het minst vaak vermeld dat het om amateurbeelden gaat (15,9%). De Standaard en Het Laatste Nieuws scoren daar met respectievelijk 37,7% en 22.2% iets beter.
62
p < 0,05 (0,045) Conclusie: Hoewel uit het theoretische deel blijkt dat de amateurbeelden om verschillende redenen niet erg betrouwbaar zijn (dubieuze bronnen, groeperingen met eigen belangen, propaganda, etc.), worden ze in de onderzochte media toch in meer dan de helft van de gevallen zonder enige toelichting aan de lezers en kijkers gepresenteerd. Bij de videobeelden is de omkadering wel iets beter dan bij de foto's (59,7% vs. 20,7%).
63
6 Enkele foto's uitgelicht In dit laatste deeltje worden twee typerende beelden besproken en getoetst aan de elementen die aan bod kwamen in het theoretische en empirische deel. 6.1 Man met kind in Bab Amro
Deze foto is een extract uit een Youtube-filmpje dat online verscheen op zondag 5 februari 2012. Een Syrische man houdt er een meisje vast dat zou omgekomen zijn (of heel ernstig gewond zou geraakt zijn) bij de beschietingen van de wijk Bab Amro in Homs. Het is een van de meer expliciete foto's over Syrië die in de periode maart 2011 tot december 2012 gepubliceerd werden in de Vlaamse kranten. De foto kwam zowel aan bod in De Standaard op zaterdag 11 februari 2012 als in Het Laatste Nieuws op 6 februari 2012. Op het volledige filmpje waaruit het beeld werd genomen spreekt de man de kijker toe met de volgende boodschap. "Activist Khaled Abu Salah (verwijst naar zichzelf) carrying the body of another innocent child martyr, another Assad victim. People with compassion to humanity need to open their eyes to Assad's atrocity". Hij lanceert een oproep naar de kijkers van het filmpje om het al-Assad regime te veroordelen.
64
Het gruwelijke beeld dient als een interessante case omdat het op verschillende vlakken de aard van veel amateurbeelden typeert. Esthetiek: Zoals bij heel wat amateurmateriaal het geval is, is ook dit beeld - zowel de afgeleide foto als het oorspronkelijke filmpje - van slechte kwaliteit. De weergave is korrelig, vermoedelijk gemaakt met een mobiele telefoon, en niet erg standvastig. Terwijl de man in beeld zijn boodschap verkondigt, wandelt de persoon die het filmpje maakt naar het dode meisje toe. Hij zoomt met schokkende bewegingen in op haar bebloede gezicht en haar wonden. Ethiek: Het beeld dient als een voorbeeld van een zogenaamde 'outlaw'-visie. Het voldoet niet aan standaarden en waarden die professionele fotografen hanteren. Dat geldt voor het esthetisch maar zeker ook voor het ethische aspect. Het doel van dit beeld is het tafereel zo direct, aangrijpend en expliciet mogelijk in beeld te brengen. Uit het onderzoek in dit proefschrift bleek al dat de amateurbeelden in vergelijking met professionele beelden meer direct geweld, drama en leed tonen. Bron: Voor dit beeld gaven zowel De Standaard als Het Laatste Nieuws het Franse persbureau AFP als bron aan. Desondanks gaat het om een filmpje dat vrij op het internet beschikbaar is gesteld door de rebellen. Toch was het de foto-extract die in eerste instantie door AFP geselecteerd werd, die zowel door de Vlaamse als enkele internationale kranten (onder andere The Daily Mail en The Arab Times) gebruikt werd. Betrouwbaarheid: De video is afkomstig van de rebellenzijde en lanceert een oproep naar de internationale gemeenschap toe. De betrouwbaarheid van dit soort beelden moet echter steeds in vraag worden gesteld. "De opstandige stad Homs is bijna geheel van de buitenwereld afgesneden", zegt Jorn De Cock in het artikel in De Standaard waarbij het beeld verscheen. Het betekent dat er geen mogelijkheid bestaat om het verhaal van de man en het beeld aan een tweede bron te toetsen. Van de twee Vlaamse kranten gaf enkel De Standaard aan dat het om een beeld van Youtube ging. De beschrijving onder de foto in Het Laatste Nieuws luidde enkel "Een Syrische man draagt het lichaam van een meisje in zijn armen dat is omgekomen bij een granaataanval in de wijk Baba Amr". Het waarschuwt de lezer dus niet voor de mogelijk onbetrouwbare aard ervan.
65
6.2 De dood van Hamza Ali al-Khateeb
De Syrische jongen van dertien Hamza Ali al-Khateeb groeide op het internet uit tot een symbool van de opstand in het land. Volgens zijn ouders heeft het regime van president al-Assad hem gemarteld en vermoord. (Sly, The Washington Post, 30 mei 2011). Het oorspronkelijke Youtubebeeld, dat wereldwijd ontelbare keren werd aangeklikt, werd op 1 juni 2011 ook getoond in het VRT-journaal en gepubliceerd op deredactie.be. Het voorval toont hoe een (niet-geverifieerd) amateurbeeld toch een enorme politieke impact kan hebben. Een Facebook-pagina onder de naam "We are all Hamza Alkhateeb" werd opgericht en had binnen erg korte tijd meer dan 100.000 'likes'. Op dat moment moesten de zwaarste protesten in Syrië nog uitbreken en mogelijk heeft het beeld daarbij een rol gespeeld. Ook de reacties van verontwaardiging van de internationale gemeenschap op het beeld waren groot. De toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton greep de zaak aan om president alAssad onder druk te zetten. Esthetiek: Ook de aard van deze video is typerend voor veel amateurbeelden. Met het esthetische aspect van de beelden werd hier hoegenaamd geen rekening gehouden. Met een kleinere camera in de losse hand werden vluchtig de wonden van de jongen in beeld gebracht.
66
Ethiek: Het beeld getuigt van een gruwel die professionele fotografen zelden zouden tonen. De jongen draagt sporen van elektroshocks en brandende sigaretten. Zijn knieën zijn verbrijzeld, zijn nek gebroken en hij is genitaal verminkt. Hij heeft ook verschillende schotwonden. De meeste van die details worden van dichtbij in beeld gebracht. Het primaire doel dat de makers van het beeld voor ogen hadden was niet het maken van publiceerbare beelden. Ze wilden wel de gebeurtenis documenteren om dan te delen met de rest van de wereld. Bron: "Het blijft moeilijk om de oorsprong van de video te controleren", klonk het in de voiceover bij deze video op de openbare omroep. De video zou online zijn gezet kort na de dood van de jongen. Op de originele beelden beschrijft een verteller, waarschijnlijk de vader van het kind, in het Arabisch in detail de wonden van het kind. De video werd dus hoogst waarschijnlijk door de kringen rond de jongen gemaakt en gepubliceerd. (Muir, BBC News, 1 juni 2011). Langs de andere kant ging ook de Syrische tv-zender Al Dunia, die het regime van president al-Assad steunt, in op de dood van Hamza Al-Khateeb. Tijdens die uitzending werd gezegd dat tijdens de autopsie van de jongen geen sporen van marteling zijn gevonden en dat ze veroorzaakt zijn door natuurlijke decompositie. (Al Jazeera, 31 mei 2011). De bronnen zijn dus erg onduidelijk en ook het ware verhaal achter Hamza Ali Al-‐Khateeb blijft een mysterie. Betrouwbaarheid: De tragische beelden van Hamza Ali Al-‐Khateeb tonen dat betrouwbaarheid in sommige gevallen niet de meest doorslaggevende factor is. Ondanks de niet-geverifieerde bronnen werd het beeld toch wereldwijd in verschillende media getoond én had het bovendien grote politieke gevolgen.
67
7 Conclusie "De belangrijkste verhalen worden nu gedreven door beelden die gemaakt zijn door burgers in de straat", zegt Riyaad Minty van de zender Al Jazeera. "In de meeste gevallen zijn die burgers zelfs eerst in de berichtgeving van belangrijk nieuws". Hij vindt daarom dat het belang van amateurbeelden in de media moeilijk onderschat kan worden en de Arabische Lente noemt hij daarbij een "kantelmoment." Toch was het tijdens die reeks van revoluties niet de eerste keer dat amateurbeelden een belangrijke rol speelden. Al bij de aanslagen in New York in 2001 en in Londen in 2005 kwamen vele beelden van toevallige voorbijgangers aan bod in het nieuws. Ook de executie van de Iraakse leider Sadam Hoessein en de moord op de Pakistaanse politica Benazir Bhutto kreeg de wereld te zien dankzij bijdragen van amateurs. En zelfs al veel vroeger in 1898 werden al eens nietprofessionele beelden in het dagblad The New York Times gepubliceerd. Maar bij de Arabische Lente vergrootte de schaal. Het ging niet langer om afzonderlijke incidenten. Bovendien waren de beelden niet alleen van journalistiek belang, maar hadden ze ook een onvoorziene en krachtige politieke inslag. Veel analisten denken zelfs dat de reeks van Arabische revoluties niet eens had plaats gevonden als de beelden van de Tunesische protesteerders niet waren overgewaaid naar Egypte, Libië en Syrië. "Beelden zijn zoals wapens", liet politiek analist al-Bouazizi optekenen. "Ze kunnen een regime doen kantelen." Natuurlijk maakte ook de journalistiek gretig gebruik van de alomtegenwoordigheid van de amateurbeelden. Enerzijds omdat die een authentiek en oorspronkelijk karakter boden en meteen beschikbaar waren. Anderzijds omdat er in veel gevallen geen professionele alternatieven voor handen waren. Dat bleek zeker voor Syrië zo. Het onderzoek van dit proefschrift richtte zich specifiek op de berichtgeving in de Vlaamse media over het conflict in dat land, met een focus op de rol van amateurbeelden. De centrale vraag luidde: "In hoeverre maken de Vlaamse traditionele media al gebruik van amateurbeelden in de buitenlandberichtgeving". Met de blik op de Syriëverslaggeving van de voorbije twee jaar bleken in de onderzochte media (De Standaard, Het Laatste Nieuws en de website van de
68
openbare omroep) die beelden inderdaad van groot belang. Maar liefst 36,4% van alle onderzochte beelden werden gemaakt door amateurs. Met de beelden van regeringsleiders en officiële ontmoetingen buiten beschouwing gelaten was dat zelfs 57,2 procent. Die cijfers geven het enorme belang aan van de amateurbeelden in de berichtgeving over Syrië. Uit de verdere analyse bleken die amateurbeelden van een heel andere aard dan hun professionele equivalenten. Ten eerste brachten ze erg specifieke types van gebeurtenissen in beeld, zoals opstanden, verwoesting en schietpartijen. Ook bleek het aandeel van geweld, gruwel en rampspoed beduidend hoger te liggen bij de amateurbeelden. Verder kon worden geconcludeerd dat bij een groot deel van de amateurbeelden de kijker of lezer niet op de hoogte werd gebracht van de subjectieve en mogelijk onbetrouwbare aard van het materiaal. Natuurlijk licht dit onderzoek maar een tipje van de sluier. Het brengt enkel de berichtgeving over Syrië in beeld binnen het uitzonderlijke kader van de Arabisch Lente. Voor een meer alomvattend beeld van het gebruik van amateurbeelden is nog verder onderzoek nodig. Het zou bijvoorbeeld interessant zijn om een buitenlands conflict in een heel andere context aan een gelijkaardige analyse te onderwerpen. Toch geeft dit onderzoek aan dat de Vlaamse media in bepaalde situaties open staan voor het gebruik van amateurbeelden. Dat betekent niet dat de functie van professionele fotografen dreigt te verdwijnen, want in veel gevallen gaat de voorkeur nog steeds naar hun beelden. De amateurbeelden dienen wel meer en meer als aanvulling of als alternatief in bepaalde omstandigheden. De stijging in het gebruik van amateurbeelden is enerzijds een positieve evolutie waarbij de nieuwsgaring voor een deel gedemocratiseerd wordt. Eindgebruikers krijgen de beelden snel en recht van de bron en de personen die de beelden maken krijgen een platform waar zij onafhankelijk van de lokale overheid hun verhaal kunnen brengen. Maar anderzijds komt daarbij het dreigende gevaar dat door een overaanbod van niet-geverifieerd materiaal nieuwsbeelden aan geloofwaardigheid zullen verliezen.
69
Waar het juiste evenwicht ligt in de verhouding tussen amateurbeelden en professionele beelden zal de toekomst moeten uitwijzen. Hoe dan ook staat vast dat fotojournalistiek niet langer exclusief in handen is van professionals.
70
Bibliografie a. Secundaire bronnen Allen, S. (2006). Online News: Journalism and the Internet. Maidenhead and New York: Open University Press. Allen, S. (2007). 'Citizen Journalism and the Rise of "Mass Self-Communication": Reporting the London Bombings', Global Media Journals, Australian Edition, 1:1, pp. 1-20. Allen, S., & Thorsen, E. (2009). Citizen Journalism: Global Perspectives. New York: Peter Lang Publishing. Allen, S., & Zelizer, B. (2004). Reporting War: Journalism in Wartime. Routledge: London & New York. Andén-Papadopoulos, K. (2008). The Abu Ghraib Torture Photographs: News frames, Visual Culture, and the Power of Images. Journalism, 9:5, pp. 5-30. Andén-Papadopoulos, K., & Pantti M. (2011). Amateur Images and Global News. Chicago: The University of Chicago Press. Becker, K. (2008) 'The Raw and the Cooked: How Vernacular Images Enter the News'. Commentary at the ICA Conference, Montreal, Canada, Mei 2008. Bivens, R. K. (2008). The Internet, Mobile Phones and Blogging. Journalism Practice, 2:1, pp. 113-129. Carlson, M. (2009). The Reality of a Fake Image: News Norms, Photojournalistic Craft, and Brian Walski's Fabricated Photograph. Journalism Practice, 3:2, pp. 125-139.
71
Collins, D. (1990). The Story of Kodak. New York: Harry N. Abrams. Deuze, M. (2003). 'The Web and Its Journalisms: Considering the Consequences of Different Types of News Media Online', New Media & Society, 5:2, pp. 203-230. Dovey, J. (2004). 'Camcorder Cults', in R. Allen and A. Hill (eds) The Television Studies Reader. Londen: Routledge. Duffy, J. D. (2011). Smartphones in the Arab Spring. International Press Institute's, pp. 53-56. Gelvin, J. L. (2012). The Arab Uprisings: What Everyone Needs to Know. Oxford: Oxford University Press. Gladwell, M. (2010). Small Change. http://www.newyorker.com/reporting/2010/10/04/101004fa_fact_gladwell?currentPage=1. Geraadpleegd op 27/04/2013. Hamdan, I. (2011). 'Images of a Revolution'. Korte documentaire voor Al Jazeera. Hanusch, F. (2012). 'The Visibility of Disaster Deaths in News Images: A Comparison of Newspapers from 15 Countries ', International Communication Gazette, 74, pp. 655-672. Howard, P. N., & Hussain M. M. (2013). Democracy's Fourth Wave?: Digital Media and the Arab Spring. Oxford: Oxford University Press. Kobre, K. (1980). Photojournalism: The Professionals' Approach. Boston: Focal Press. Lewis, S. C., Kaufhold, K., & Lasorsa, D. L. (2010). Thinking about Citizen Journalism: The Philosophical and Practical Challenges of User-Generated Content for Community Newspapers. Journalism Practice, 4(2), pp. 163-179. Mäenpää, J & Seppänen, J. (2010). 'Imaginary Darkroom'. Journalism Practice, vol. 4, no. 4, pp. 454-475.
72
Mancini, F. (2011). The Arab Spring: Images, Power, and Change. http://www.theglobalobservatory.org/component/myblog/the-arab-spring-images-power-andchange/blogger/fmancini/. Geraadpleegd op 23/04/2013. Morozov, E. (2011). The Net Delusion: How Not to Liberate The World. New York: Penguin. Murray, A. BBC processes for verifying social media content. http://www.bbc.co.uk/blogs/blogcollegeofjournalism/posts/bbcsms_bbc_procedures_for_veri. Geraadpleegd op 23/04/2013. Newton, J. H. (2009).'Photojournalism', Journalism Practice, 3:2, pp. 233-243. Nikkanen, H. (2012). They Shoot Citizen Journalists, Don't They?: Journalism in the Era of Citizens: Curating vs. Outsourcing. http://www.ifla.org/files/assets/faife/publications/spotlights/hanna-nikkanentheyshootenglishfinal_0.pdf. Geraadpleegd op 23/04/2013. Owais, R. (2011). Arab Media during the Arab Spring in Egypt and Tunisia: Time for Change. Middle East Media Educator, 1(1), pp. 9-13. Pantti, M., & Bakker, M. (2009). Misfortunes, Memories and Sunsets: Non-professional Images in Dutch News Media. International Journal of Cultural Studies, 12(5), pp. 471-489. Parry, K. (2010). Media Visualization of Conflict: Studying News Imagery in 21st Century Wars. Sociology Compass, 4(7), pp. 417–429. Puustinen, L., & Seppänen, J. (2012). In Amateurs We Trust: Readers Assessing NonProfessional Photographs, in K. Andén-Papadopoulos & M. Pantti (eds), Amateur Images and Global News. Chicago: The University of Chicago Press.
73
Schaap, G. J., & Pleijter, A. R. J. (2012). Het Sensatiegehalte van Voorpaginafoto's: Een Inhoudsanalyse van Populaire en Kwaliteitskranten in Nederland. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, vol. 40, pp. 71-86. Schwartz, D. (1992). 'To Tell the Truth: Codes of Objectivity in Photojournalism'. Communication, 13(2), pp. 95-109. Sjovaag, H. (2012), Amateur Images and Journalistic Authority, in K. Andén-Papadopoulos & M. Pantti (eds), Amateur Images and Global News. Chicago: The University of Chicago Press. Starr, S. (2012). Revolt in Syria: Eye-Witness to the Uprising. Oxford: Oxford University Press. Stepanova, E. (2011). The Role of Information Communication Technologies in the "Arab Spring", PONARS Eurasia Policy Memo, No. 159, May 2011. Taylor, J. (1998). Body Horror: Photojournalism, Catastrophe and War. Manchester: Manchester University Press. Taylor, J. (2000). Problems in Photojournalism: Realism, The Nature of News and The Humanitarian Narrative. Journalism Studies, vol. 1(1), pp. 129–143. Wahl-Jorgensen, K., & Hanitzsch T. (2009), The Handbook of Journalism Studies. New York & London: Routledge. Wahl-Jorgensen, K., & Pantti, M. (2013). Ethics of Global Disaster Reporting: Journalistic Witnessing and Objectivity, in S. Ward (ed), Global Media Ethics. New York: Wiley-Blackwell. Williams, A., & Wahl-Jorgensen, K., & Wardle C. (2012). 'More Real and Less Packaged': Audience Discourses on Amateur News Content and Their Effects on Journalism Practice, in K. Andén-Papadopoulos en M. Pantti (eds), Amateur Images and Global News. Chicago: The University of Chicago Press.
74
Zelizer, B. (2007). On "Having Been There": "Eyewitnessing" as a Journalistic Key Word, Critical Studies in Media Communication, 24:5, pp. 408-428. b. Niet-wetenschappelijke bronnen
Addley, E. (2011). Gaddafi's Death: Rumoured, Announced and Confirmed in a Single Image. http://www.guardian.co.uk/world/2011/oct/21/gaddafi-death-image. Geraadpleegd op 27/04/2013. Al Jazeera (2011), Tortured and Killed: Hamza al-Khateeb, age 13. http://www.aljazeera.com/indepth/features/2011/05/201153185927813389.html. Geraadpleegd op 27/04/2013. Batty, D. (2011). Arab Spring Leads Surge in Events Captured on Cameraphones. http://www.guardian.co.uk/world/2011/dec/29/arab-spring-captured-on-cameraphones. Geraadpleegd op 27/04/2013. BBC News, Muammar Gaddafi: How he died, http://www.bbc.co.uk/news/world-africa15390980. Geraadpleegd op 27/04/2013. Ludeker, I. (2012). Wanhopige Beelden als Wapen. http://www.trouw.nl/tr/nl/4496/Buitenland/article/detail/3178082/2012/02/14/Wanhopige-beelden-als-wapen.dhtml. Geraadpleegd op 27/04/2013. Muir, J. (2011). Syria unrest: Hamza al-Khatib a Symbol of Uprising. http://www.bbc.co.uk/news/world-middle-east-13621449. Geraadpleegd op 27/04/2013. SANA, About SANA. http://sana.sy/eng/article/27.htm. Geraadpleegd op 27/04/2013.
75
Shelton, T. (2012). Disturbing Fake Video's are Making the Rounds in Syria. http://www.business-insider.com/disturbing-fake-videos-are-making-the-rounds-in-syria-201211. Geraadpleegd op 27/04/2013. Sly, L. (2011). Apparent Torture of Boy Reinvigorates Syria’s Protest Movement. http://www.washingtonpost.com/world/middle-east/torture-of-boy-reinvigorates-syrias-protestmovement/2011/05/29/AGPwIREH_story.html. Geraadpleegd op 27/04/2013. SNN, About, http://www.facebook.com/ShaamNewsNetwork/info. Geraadpleegd op 27/04/2013.
76