Ideeën en uitdragingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid in de sportschool Een vergelijkend onderzoek onder sporters in Rabat, Marokko en Amersfoort, Nederland Britt Pluijmen & Suzanne Lugthart
Afbeelding verkregen van: http://www.strengtheory.com/gender-differences-in-training-anddiet/
2
Ideeën en uitdragingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid in de sportschool Een vergelijkend onderzoek onder sporters in Rabat, Marokko en Amersfoort, Nederland
Aantal woorden: 22.000 Suzanne Lugthart (3785130)
[email protected] Britt Pluijmen (3840476)
[email protected] Begeleidster: Yke Eijkemans Datum: 10-07-2015
3
Inhoudsopgave
Voorwoord
6
Inleiding
7
1. Theoretisch kader
13
1.1 De constructie van gender
13
1.2 Gender als hiërarchisch systeem
17
1.3 Antropologie van het lichaam
18
1.4 Gender in de sportschool
21
2. Context
24
2.1 Nederland
24
2.2 Marokko
28
3. Gender in beweging: de Nederlandse sportschool
31
3.1 Demografie van de sportschool
31
3.2 De ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid in de sportschool
34
3.3 De uitdragingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid in de sportschool 39 3.4 Conclusie
43
4. Gender in de sportschool in Marokko
46
4.1 Demografie van de sportschool
47
4.2 Ideeën van gender
48
4.3 Uitdragingen
50
4.4 Conclusie
59
Discussie en Conclusie
60
Literatuurlijst
68
Bijlage 1: Samenvatting in het Nederlands
74
Bijlage 2: Samenvatting in het Engels
75
4
5
Voorwoord Mannelijkheid en vrouwelijkheid lijken op het eerste gezicht twee zeer gemakkelijke begrippen en sporters in de sportschool een mooie afgebakende respondentengroep. Tijdens het schrijven van ons onderzoeksvoorstel konden we dit eerste al ontkrachten. Toen we tegen het individualistische gedrag van sommige sporters in de sportschool aanliepen, zoals het sporten met oordopjes in of het simpelweg geen contact willen hebben, zakte de hoop ons soms in de sportschoenen. We snapten nu waarom er weinig gelijknamig onderzoek was gedaan, zowel in Nederland als in Marokko. Ondanks meerdere veldwerkdips waaruit we elkaar hebben moeten trekken, zijn we bij het schrijven van deze scriptie erachter gekomen dat ons onderzoek wel degelijk nuttig is. Dit onderzoek probeert zowel theorieën te verhelderen, zoals de theorie van Giddens over strucure en agency, als deze theorieën een stapje extra mee te geven door deze toe te passen op de genderideeën en uitdragingen binnen de sportschool. Deze zeer leerzame ervaring is ons ten eerste mogelijk gemaakt door de Universiteit Utrecht waaraan wij onze bachelors Culturele Antropologie hebben mogen volgen. Daarnaast zijn wij Yke Eijkemans zeer dankbaar voor haar intensieve begeleiding tijdens deze grote leerfase. Zij heeft ons gesteund in moeilijke perioden en velen malen door middel van kritiek en advies ons onderzoek naar een hoger niveau getild. Daarnaast gaat grote dank uit naar de eigenaren van sportscholen Golden Gym Rabat en de sportschool in Amersfoort waaraan we anonimiteit hebben verzekerd. Zonder hun medewerking was dit onderzoek niet mogelijk geweest. Ook willen wij hun personeel bedanken dat ons altijd vriendelijk heeft geholpen en waarvan sommigen ook hebben bijgedragen door middel van het participeren in interviews. Daarnaast gaat grote dank uit naar onze respondenten die de tijd voor ons namen en ons hebben geholpen door middel van interviews en informele gesprekjes. Tot slot wil Suzanne het Nederlands Instituut van Marokko bedanken voor hun steun en toeverlaat. Met problemen en vragen kon zij altijd bij het personeel, maar vooral bij Cynthia Plette terecht. Ook heeft het instituut gezorgd voor huisvesting en een onderzoeksvergunning.
Utrecht, 26 juni 2015
6
Inleiding Aan de muur in de sportschool in Rabat hangt een grote foto van een vrouw die aan het kickboksen is. Eigenaar Fouad legt aan Suzanne uit waarom hij voor die foto koos: “Het is een boodschap. Kickboksen is voor iedereen, dus ook vrouwen kunnen het doen. Zij kunnen ook een mooi lichaam hebben. Als mensen aan kickboksen denken, denkt iedereen aan mannen, maar vrouwen kunnen het ook doen. Dat is wat ik wil laten zien.”1 Zoals te zien is in deze quote worden bepaalde activiteiten gekoppeld aan ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid. Deze ideeën van gender zijn dan ook terug te zien in de sportschool, maar worden zoals hierboven weergegeven ook gevormd op deze locatie. Zo is het idee van een kickboksende vrouw niet door iedereen geaccepteerd in Marokko, maar probeert Fouad dit idee door middel van een foto normaler te maken. Op de vraag hoe Aron, een Nederlandse sporter van 20, denkt over een man die meedoet aan Yoga, Pilates of Aerobics in de sportschool, antwoordt hij: ‘‘Dat werd mij wel aangeraden. Het eerste wat ik dacht toen ze dat zeiden, om spieren op te rekken, hamstrings en dergelijke, was: dat doen toch alleen vrouwen?! Dus dat was een reden om het niet te doen. Maar wanneer anderen het doen en zo homo-achtig gekleed zijn, dan heb ik wel mijn twijfels. Kun je toch zien als je in de sportschool bent. Dan hebben ze van die rare pakjes aan, hempies…zoals die danser die ik al eerder heb genoemd. Kort broekje aan, echt tot net onder het kruis, minder stof dan huid en hij gedroeg zich ook met allemaal rekken, strekken, zwaaien met armen en draaien.’’2 Het fragment uit een interview hierboven illustreert dat niet alleen activiteiten gekoppeld worden aan sociaal geaccepteerde ideeën van mannelijkheid en vrouwelijkheid, maar ook gedragingen en kleding. Binnen culturele antropologie bestaan uitgebreide theorieën over gender. Voorbeelden hiervan zijn theorieën die stellen dat gender gerelateerd is aan sekse en dat gender sociaal geconstrueerd is (Butler 1999, Jansen 1987: 51). De sociale constructie van gender kan verschillen per samenleving of context, omdat deze ontstaat in samenhang met andere categorieën. Gender is dus intersectioneel. Dit betekent dat het in verband staat met meerdere categorieën zoals leeftijd, klasse, religie, etnische, seksuele en regionale identiteiten (Butler 1999 en Yuval Davis 2006). Deze categorieën vormen samen de structure (Giddens 1984). De structure is de individuele, 1 2
Informeel gesprek Fouad op 03-02-2015 Interview Aron op 14-04-2015
7
culturele en economische context waarbinnen respondenten hun beelden over mannelijkheid en vrouwelijkheid vorm kunnen geven door hun agency aan te wenden (Giddens 1984). Agency is de mogelijkheid van individuen om zelf keuzes te maken (Giddens 1984). De structure weergeeft bestaande indelingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het samenspel van structure en agency zorgt uiteindelijk voor nieuwe indelingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Toekenning van mannelijkheid en vrouwelijkheid is terug te zien in innerlijke en uiterlijke kenmerken, zoals eigenschappen, denkwijzen, houdingen en seksueel gedifferentieerde lichamen (Schelhowe 1993, Butler 1999, Glover en Kaplan 2000). De bovenstaande factoren waaraan men mannelijkheid en vrouwelijkheid toeschrijft, zijn op te delen in performance en performativiteit. Onder performance gaat het dan om de uiterlijke vertoning van het lichaam (Nagel 2003:52). Deze uiterlijke vertoning is gebaseerd op genderideeën en is terug te zien in de uitdragingen hiervan. Bij performativiteit gaat het over de driedeling van taal, handelingen en expressies waarmee ideeën van gender worden uitgedragen (Van den Bogert 2015). De vormgeving van het lichaam, oftewel performance, is te verbinden aan agency en structure, zoals genoemd door Giddens (1984). Zo komen in de wetenschappelijke discourse twee oriëntaties naar voren: het symbolische en het agentic lichaam. Het symbolische lichaam geeft betekenis aan het lichaam als een doek waarop sociale relaties, zoals gender en verwantschap, geprojecteerd worden (Reischer 2004, Freund 1988, Van Wolputte 2004:254). Deze sociale relaties zijn contextgebonden en bestaan daardoor in de structure. Het agentic lichaam belicht de rol van het lichaam als een actieve participant/agent in de sociale wereld. Een individu heeft hierbinnen de agency om de gendersymboliek van het lichaam aan te wenden voor eigen doeleinden (Reischer 2004, Freund 1988). Het agentic lichaam is vooral belangrijk binnen de sportschool als een context waarbinnen actief aan het uiterlijk van het lichaam gewerkt kan worden om zo te voldoen aan het normatieve schoonheidsideaal dat binnen de culturele context, oftewel structure, bestaat. De sportschool en de fitnesscultuur zijn in de negentiende eeuw ontwikkeld in Europa en Noord-Amerika (Larneby 2014). Later is dit concept mondiaal verspreid vanuit de westerse wereld (Andreasson 2014). In Marokko is het idee van sport zoals dat nu bestaat geïntroduceerd door de Franse kolonisator (Lacassagne e.a. 2004). Het lichamelijk ideaalbeeld van slankheid, dat voorheen reeds in de westerse wereld bestond, is in Marokko een opkomende stroming (Batnizky 2008, De Vries 2012, Gremillion 2005:15, Reischer 2004). Zoals eerder genoemd is gender contextafhankelijk. Marokko, als land met Arabische invloeden, en Nederland, als westers 8
land, verschillen qua culturele, economische en sociale context. Zo is Marokko een land waar de Islam een grote rol speelt in de identiteit (Desrues 2012:28). Uit onderzoek blijkt dat religie in Nederland een minder grote rol heeft in het dagelijkse leven. Daarnaast is het concept van de sportschool al langere tijd aanwezig in Nederland dan in Marokko. Comparatief onderzoek naar gender met daarin een focus op de sportschool in de landen Nederland en Marokko zal door deze contextuele verschillen een nieuwe blik geven op theorieën over gender. Doel van dit onderzoek is het verkrijgen van kennis en inzicht over ideeën en uitdragingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid in de sportscholen in Rabat, Marokko en Amersfoort, Nederland. Dit doel proberen we te bereiken aan de hand van de vraag: Hoe worden ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid beleefd en uitgedragen in de sportschool in Amersfoort en Rabat?. Deze hoofdvraag valt binnen ons onderzoek uiteen in drie deelaspecten. Om een beter beeld te krijgen van de onderzoekspopulatie hebben wij aan de hand van een eerste deelaspect gekeken naar de demografische kenmerken van sporters en personeel in beide sportscholen. Het tweede deelaspect bevraagt de ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid die aanwezig zijn bij de sporters en het personeel in de sportscholen. Specifiek hebben we hierbij gekeken naar innerlijke en uiterlijke kenmerken en ideeën over gemengd sporten en sekse gescheiden sporten. De uitdragingen van ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid binnen de sportschool vormen een antwoord op het derde deelaspect. De uitdragingen hebben we bestudeerd door te kijken naar ongepast gedrag, normatief gedrag, ruimtelijk gebruik van de sportschool, kleding en vormgeving van het lichaam. De antwoorden die voortkomen uit de deelaspecten vormen samen het antwoord op de hoofdvraag, waarbij de ideeën en uitdragingen samenkomen. Ons onderzoek is meer theoretisch relevant dan maatschappelijk. Uit een rapport van Larneby (2014) blijkt dat studies over gender in sport theorie missen. Het rapport is geschreven na een conferentie in het kader van gender en sport in 2013 in Zweden. Daarnaast bleek dat ook meer geschreven kan worden vanuit een transnationaal en interdisciplinair perspectief (Larneby 2014). Tijdens onze literatuurstudie is naar voren gekomen dat er meerdere uitgebreide theorieën bestaan over gender. De onderzoeken naar gender in de context van de sportschool zijn echter schaars. De aanleiding van ons onderzoek is dan ook het gebrek aan literatuur over gender in de context van de sportschool, dat wij graag willen aanvullen. Doordat ons onderzoek in Marokko en Nederland heeft plaatsgevonden dragen wij bij aan een comparatief perspectief. Specifiek zullen we bijdragen aan theorieën over 9
performance, performativiteit, structure en agency door te kijken in hoeverre deze concepten terug te zien zijn in genderideeën en uitdragingen binnen de context van de sportschool. De empirie zal met name deze theorieën ondersteunen. Ook zullen we de theorie van Smaele (2006) over ideale en contratypische mannelijkheid ondersteunen en proberen uit te breiden. Om antwoord te geven op de hoofdvraag en bij te dragen aan theorie over gender in de sportschool hebben wij veldwerk verricht van twee februari tot en met dertien april in Amersfoort, Nederland en Rabat, Marokko. Op locatie hebben wij data verzameld en verwerkt. Deze thesis is het eindproduct dat uit ons onderzoek is voortgekomen. Data is verzameld door de ideeën en uitdragingen omtrent gender te bevragen en te observeren onder sporters en personeel in de sportschool.
Methoden & Technieken
Gedurende ons veldwerk hebben wij gebruik gemaakt van triangulatie: een verscheidenheid aan elkaar versterkende onderzoeksmethoden (DeWalt en DeWalt 2011:128). Binnen ons onderzoek bestaat deze triangulatie uit participerende observatie, informele gesprekken en zowel open als gestructureerde interviews. Wij hebben gekozen voor deze combinatie, omdat we hierdoor de gedragingen van mensen kunnen vastleggen, maar ook de eigen ideeën en meningen van participanten. Participerende observatie is een kwalitatieve onderzoeksmethode die de kern vormt van ons antropologische veldwerk. Het houdt in dat de onderzoeker naast interviews en observaties ook participeert in dezelfde activiteiten als de informanten. Wij hebben daarom op elke locatie een abonnement afgesloten en mee gedaan aan activiteiten, zoals groepslessen en individuele fitness. Door veel tijd door te brengen in de sportschool hebben wij rapport opgebouwd met informanten en heeft deze vertrouwensband geleid tot diepgang van de kennis over gender in de sportschool, zoals participerende observatie ook wel wordt beschreven door DeWalt en DeWalt (2011:47). Bij het participeren in activiteiten hebben wij geprobeerd om een wetenschappelijke afstand te bewaren door constant te observeren en te analyseren wat er om ons heen gebeurde. Van de informele gesprekken, die wij zo min mogelijk hebben gestuurd, en observaties zijn tijdens het veldwerk notities gemaakt die daarna zo snel mogelijk zijn uitgewerkt. Participerende observatie heeft ervoor gezorgd dat we een betere band kregen met respondenten. Ook konden wij hierdoor zien in hoeverre ideeën die uitgesproken zijn in de interviews daadwerkelijk naar voren kwamen binnen de sportschool waar wij onderzoek deden. Kennis waarvan de respondent zich niet bewust is, 10
ook wel tacit kennis genoemd, is na de participerende observatie in interviews bevraagd (DeWalt en DeWalt 2011:1-2). Voornamelijk bij het derde deelaspect, over uitdragingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid, hebben wij gebruik gemaakt van participerende observatie. Dit is belangrijk, omdat sociale interactie, fysieke vormgeving en gedragingen te observeren zijn. Informatie die niet uit observaties of informele dagelijkse gesprekjes herleid kan worden hebben we opgedaan via semigestructureerde interviews. Deze dienden als verduidelijking van onze observaties. Volgens DeWalt en DeWalt (2011) zijn semigestructureerde interviews belangrijk voor het maken van vergelijkingen in de analyse. Binnen ons onderzoek hebben wij hier dikwijls gebruik van gemaakt. Deze semigestructureerde interviews werden afgenomen aan de hand van een aantal inleidende vragen en topiclijsten, zodat alle onderwerpen min of meer op dezelfde manier behandeld werden (DeWalt en DeWalt 2011: 139). Ondanks dat de interviews bijgedragen hebben aan alle deelvragen waren ze vooral cruciaal voor het tweede deelaspect, omdat we hier dieper op ideeën in gegaan zijn, die alleen zichtbaar zijn wanneer ze uitgesproken worden. Tijdens de interviews hebben we zoveel mogelijk open vragen gesteld en geprobeerd onze eigen oordelen voor ons te houden, zodat onze invloed op de antwoorden zo klein mogelijk is geweest. Onze rol als onderzoeker is een onderdeel waarop wij constant hebben gereflecteerd. Zowel bij participerende observatie als tijdens de interviews hebben wij rekening gehouden met onze invloed als onderzoeker, omdat de onderzoeker de resultaten kan beïnvloeden door te oordelen en handelen vanuit zijn eigen culturele context (DeWalt en DeWalt 2011). De integriteit van onze respondenten is op de voorgrond gesteld door anonimiteit te garanderen. Dit hebben wij gedaan door de naam van de Amersfoortse sportschool niet te noemen en de namen van respondenten te veranderen. Als onderdeel van de anonimiteit zijn onderzoeksresultaten dus op geen enkele manier terug te leiden naar de individuele respondenten (DeWalt en DeWalt 2011:214). Daarnaast hebben we altijd informed consent geleverd, oftewel onze respondenten bewust gemaakt van het feit dat we onderzoek doen. Wanneer nodig hebben we dit proces herhaald, aangezien participanten in de loop van ons onderzoek soms vergaten dat we onderzoek deden, zoals ook opgemerkt door DeWalt en Dewalt (2011:214). De participanten waren daarnaast ook altijd gerechtvaardigd om zich terug te trekken uit het onderzoek.
11
Wij zullen ons onderzoek presenteren aan de hand van een theoretisch kader, contexten van Marokko en Nederland, empirische hoofdstukken en tot slot een discussie en conclusie van de twee onderzoeksgebieden. In het theoretisch kader zal uitleg volgen over het begrip gender. We zullen hier kijken naar theorieën die uitleggen hoe gender werkt als sociale constructie, waardoor ideeën en uitdragingen van gender ontstaan. Dan behandelen we gender als hiërarchisch systeem. Ideeën over gender zijn niet alleen terug te zien in sociale regels over gedrag en interactie, maar ook in de vormgeving van het fysieke lichaam. Daarom zal in het theoretisch kader aandacht worden besteed aan de antropologie van het lichaam en de relatie met gender daarbinnen. Verder zal gender ook uiteen worden gezet binnen de context van de sportschool, omdat dit de locatie is waarbinnen actief aan de vormgeving van het lichaam gewerkt kan worden. De ideeën over gender en de performance die hieruit volgen zijn, zoals eerder uitgelegd, contextafhankelijk. In de uiteenzetting van de context wordt een beeld geschetst van de sociale omgeving waarin ons onderzoek plaats heeft gevonden, namelijk Rabat in Marokko en Amersfoort in Nederland. Daarnaast zullen we in de context behandelen hoe gender en sport gesitueerd zijn binnen deze twee onderzoeksvelden. De onderzoeksbevindingen zullen hierna per locatie uiteengezet worden in de empirische hoofdstukken drie en vier. Hier zullen resultaten worden getoond en gekoppeld aan theorieën. Dit gebeurt aan de hand van de deelaspecten, demografie van de mensen in de sportscholen, ideeën van mannelijkheid en vrouwelijkheid en uitdragingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid. De thesis wordt afgesloten door een discussie en conclusie waaruit zal blijken hoe ideeën over gender worden beleefd en uitgedragen in de twee sportscholen in Rabat, Marokko en Amersfoort, Nederland. Ook worden de theorieën hier weerlegt en vergeleken voor de casussen van Marokko en Nederland.
12
1. Theoretisch kader Dit onderzoek bouwt voort op theorieën over gender. Eerst zal de relatie van gender tot sekse worden beschreven en gender als sociaal construct, dat ontstaat in samenhang met meerdere factoren van identiteit. Dit laatste zal verbonden worden aan theorieën die laten zien hoe genderideeën ontstaan en hoe genderuitingen ontstaan. In de tweede paragraaf zal gefocust worden op de relatie van gender met hiërarchie, omdat hiërarchie ideeën en uitdragingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid beïnvloedt. Vervolgens gaan wij dieper in op de antropologie van het lichaam, omdat de vormgeving van het lichaam een aspect is dat zeer belangrijk is binnen de sportschool en ook beïnvloed wordt door gender. Hierbinnen wordt het symbolische en het agentic lichaam behandeld. Als laatste besteden we aandacht aan ideeën omtrent mannelijkheid en vrouwelijkheid in de sportschool. 1.1 De constructie van gender - Suzanne Om de begrippen mannelijkheid en vrouwelijkheid te behandelen, zal het begrip gender uitgelegd worden. Eerst wordt dit uitgelegd in verband met sekse, omdat dit de biologische kant en de basis van gender weergeeft. Daarna volgen theorieën die de sociale constructie van gender weergeven. Deze sociale constructie is de basis voor zowel ideeën van mannelijkheid en vrouwelijkheid als voor uitdragingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het is daarom belangrijk om te onderzoeken hoe deze sociale constructie van gender werkt. Sekse gaat over de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen (Kottak 2011: 213). In elke cultuur worden lichaamskenmerken gebruikt als basis voor indelingen van sociale rollen. Dit gebeurt ook met het lichaamskenmerk, sekse (Jansen 1987: 51). Op basis van sekseverschillen ontstaat een systeem van sociale, culturele en psychologische indelingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid, welke gender wordt genoemd (Jansen 1987: 46). Gender kan dus worden begrepen als een betekenis die door mensen onder elkaar wordt toegekend aan een seksueel gedifferentieerd lichaam (Butler 1999). Echter wordt gender niet alleen aan mensen toegekend maar ook aan voorwerpen, ruimten, denkwijzen of lichaamsbewegingen (Jansen 1987: 49). Dit toewijzen van mannelijke of vrouwelijke eigenschappen aan objecten, kwaliteiten, eigenschappen, houdingen en acties zonder dat deze iets te maken hebben met sekse, wordt ook wel gendersymboliek genoemd (Schelhowe 1993: 358).
13
Terugkomend op het toekennen van gender aan seksueel gedifferentieerde lichamen, kunnen we zeggen dat gender zowel uiterlijke kenmerken als karaktertrekken omvat (Glover en Kaplan 2000). De sociale relaties van en tussen de seksen zorgen ervoor dat iemand met het mannelijk geslacht als man wordt gezien en iemand met het vrouwelijk geslacht als vrouw wordt gezien door de gemeenschap (Rubin in Nencel 2007: 93). Dit gebeurt doordat karaktertrekken en uiterlijke kenmerken als mannelijk of vrouwelijk zijn getypeerd en gekeken wordt via bestaande ideeën in hoeverre men mannelijk of vrouwelijk is (Bem 1981). Ook Simone de Beauvoir laat zien dat gender een begrip is dat gevormd wordt in sociale interactie en niet door sekse. Dit doet zij met de beroemde zin: “Men is niet geboren als een vrouw, maar wordt een vrouw.”. Deze zin geeft aan dat vrouwelijkheid iets is dat alleen ontstaat in sociale interactie door de betekenis die de samenleving daaraan toekent (Butler 1999). Deze sociale interactie waaruit gender betekenis krijgt, is daarnaast niet alleen het sociale contact tussen mannen en vrouwen, maar gender moet ook bestudeerd worden tussen mannen onderling en tussen vrouwen onderling (Butler 1999: xi). Ideeën over gender worden door deze sociale interactie gevormd door invloeden als leeftijd, religie, klasse, etnische, seksuele en regionale identiteiten (Butler 1999:6). Deze invloed van verschillende categorieën wordt ook wel intersectionaliteit genoemd. Intersectionaliteit houdt in dat aspecten van identiteit niet apart van elkaar te beschouwen zijn, maar dat de identiteit van een persoon gevormd wordt door verschillende categorieën die elkaar snijden en beïnvloeden (Yuval-Davis 2006). Ideeën over gender zijn dus afhankelijk van de individuele, culturele en economische context waarin men leeft, omdat religieuze, etnische, klasse en regionale identiteiten per samenleving verschillen. De individuele, culturele en economische context van de participanten zijn dan ook belangrijk. Deze individuele, culturele en economische context kunnen we ook wel de structure noemen waarbinnen respondenten hun beelden over mannelijkheid en vrouwelijkheid vorm kunnen geven door hun agency aan te wenden. Mensen worden niet alleen sociaal geconstrueerd door de samenleving, maar construeren zichzelf ook door middel van handelingen en ideeën (Butler 1986:505). Het debat omtrent structure en agency gaat over de wisselwerking tussen menselijke handelingsvrijheid en de bestaande structuren waarin men leeft (Giddens 1984). Agency refereert naar de mogelijkheid van individuen om zelf beslissingen te nemen en keuzes te maken. Het gaat om acties waarvan het individu had kunnen besluiten om deze op een andere manier te ondernemen (Giddens 1984:9). Structuur refereert naar regels, bronnen en veranderende sociale relaties die geïmplementeerd zijn in
14
sociale systemen (Giddens 1984:25). De sociale systemen waaruit structuur bestaat, zijn gevormd door acties van mensen met eigen agency (Giddens 1984:25). Deze constructie vanuit de samenleving kent een belangrijk verschil tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid als het gaat om persoonlijkheid en agency en structure volgens hierna genoemde theorieën. Vrouwelijke persoonlijkheid definieert zichzelf volgens Chodorow in relaties met andere mensen, meer dan dat mannelijkheid dit doet. Mannen zijn volgens hem meer individueel in hun persoonlijkheid (2001:82) Agency speelt daarom volgens hem een grotere rol in de mannelijke persoonlijkheid dan in de vrouwelijke persoonlijkheid, waarin meer gemeenschappelijke kenmerken belangrijk zijn (Chodorow 2001:82). Deze meer individuele persoonlijkheid voor mannen en meer gemeenschappelijke persoonlijkheid voor vrouwen komt ook voor in de theorie van Baumeister en Sommer (1997). Zo zeggen zij dat mannen minder dan vrouwen de eigen identiteit conceptualiseren aan de hand van sociale relaties (Baumeister en Sommer 1997). Dit idee laten Cross en Madson (1997) in hun onderzoek zien dat plaatsvond in de Verenigde Staten. Zij zeggen dat in de Verenigde Staten mannen hun eigen identiteit construeren en behouden door onafhankelijke zelfconstructie, terwijl vrouwen de eigen identiteit meer afhankelijk van anderen construeren en behouden (Cross en Madson 1997). De sociale, institutionele en culturele context van de Verenigde Staten draagt hierbij bij aan de ontwikkeling van onafhankelijkheid en autonomie in mannen en afhankelijkheid en verwantschap voor vrouwen (Cross en Madson 1997). Echter, zien we deze theorieën vooral vanuit Westerse onderzoekers en onderzoek in de Verenigde Staten, maar zoals eerder genoemd is gender heel erg afhankelijk van de individuele, culturele en economische context. We zullen daarom deze theorieën in de empirische hoofdstukken en conclusie bekijken aan de hand van de sportschool in Rabat, Marokko en Amersfoort Nederland. Naast een tweedeling in meer individueel en meer gemeenschappelijk gerichte kenmerken, is er een tweedeling in ideaal, stereotypisch gedrag rondom gender en contratypisch gedrag rondom gender. Mannelijkheid kan opgedeeld worden in twee vormen. Ideale, stereotypische mannelijkheid en afgewezen ofwel contratypische mannelijkheid (Smaele 2006). Dit ideale, stereotypische gedrag wijst naar de agency die binnen de bestaande structuren valt en het contratypische gedrag wijst naar de agency die wordt gebruikt om tegen bestaande structuren in te gaan.
15
Contratypisch gedrag staat echter nauw in verbinding met het ideale, stereotypische gedrag. Zo zegt Smaele dat wanneer contratypische mannelijkheid wordt bestraft dit kan zorgen voor een vergroting van de ideale, stereotypische mannelijkheid (2006). Dit wordt vergroot doordat de bestraffing weer bewustzijn creëert van de ideale, stereotypische mannelijkheid. Dus doordat er tegen de bestaande structuren wordt ingegaan, kan door bestraffing de structuur juist ook weer bevestigd worden. Smaele spreekt niet over een verdeling van vrouwelijkheid in ideaal en contratypisch. In de empirie zullen we echter laten zien dat deze theorie ook voor vrouwelijkheid opgaat. Dit ideaal en contratypisch gedrag is terug te zien in performance en performativiteit. Performance is de manier waarop we onze lichamen gebruiken en versieren om onszelf te presenteren in verschillende genderrollen (Nagel 2003:52). Ideale mannelijkheid is in performance bijvoorbeeld een Marokkaanse man die zijn haar kort heeft laten knippen en contratypische mannelijkheid is een man met lang haar in Marokko. Doordat deze man lang haar heeft, praten andere mannen daarover en keuren dit af, waardoor het ideaal wordt bevestigd dat een man kort haar moet hebben.3 Performativiteit is de constructie van gender door middel van taal, handelingen en expressies van tekens en symbolen (Van den Bogert 2015). De performatieve constructies van gender uiten zich door onze dagelijkse acties van geaccepteerde genderperformances en door het impliciet en expliciet goedkeuren of afkeuren van andermans genderperformances op basis van wat we gewend zijn of verwachten (Nagel 2003:52). Performativiteit is dus een dynamisch proces waarin sociale rollen en definities worden bevestigd, herbevestigd, geconstrueerd en gereconstrueerd (Nagel 2003:52). Een vorm van ideale mannelijkheid als performativiteit is bijvoorbeeld een jongen die voetbal speelt in Nederland, waar voetbal wordt geassocieerd met mannelijkheid (Arnett 2012). Een voorbeeld van contratypische mannelijkheid in performativiteit is een jongen die met poppen speelt, omdat het spelen met poppen als vrouwelijk getypeerd wordt door de samenleving (Arnett 2012). Performativiteit is dus het geheel van handelingen die vorm krijgen door een combinatie van sociale normen en kritisch handelen. Deze sociale normen verwijzen naar structuur en het kritisch handelen daarbinnen is agency (Van den Bogert 2015). Ook performance is hier een uitkomst van. Zoals het bovenstaande heeft laten zien, komen manieren van representatie van het lichaam, taal, handelingen en expressies van tekens en symbolen voort uit een geheel van verwachtingen, regels en de handelingsvrijheid van een individu (Nagel 2003). Mannelijkheid 3
Informeel gesprek met Abdellah, 26-05-2015
16
en vrouwelijkheid zijn en worden dus door mensen gevormd. Het begrip gender omvat het gehele systeem van wisselwerking tussen deze geconstrueerde culturele categorieën van mannelijkheid en vrouwelijkheid (Jansen, 1983: 176). In de empirische hoofdstukken zullen we zien hoe de concepten agency, structure, performance en performativiteit naar voren komen in de context van de sportschool. Ook zal een begin gemaakt worden van deze koppeling in paragrafen drie en vier van dit eerste hoofdstuk.
1.2 Gender als hiërarchisch systeem - Suzanne In de voorgaande paragraaf werd duidelijk hoe gender als sociaal construct en systeem van ordening werkt. Ordeningen die mensen aanbrengen, zo ook gender, bevatten vaak een rangorde. Door verschillende betekenissen en waarderingen aan categorieën toe te kennen ontstaat een hiërarchie (Jansen 1987: 52). Categorieën van gender drukken vaak ongelijkheid uit (Jansen 1987: 53). Deze ongelijkheid komt meestal neer op moeilijkere omstandigheden voor de vrouw (Sen 2001:446). Mannelijkheid heeft daarom over het algemeen een hogere status (Arnett & Hughes 2012). Voorbeelden van deze hiërarchie zijn: ongelijke toegang tot basisbehoeften zoals eten en onderwijs, ongelijkheid in bezittingen, ongelijke verdeling van huiselijke taken, de voorkeur voor geslacht bij de geboorte van een baby en ongelijke waardering voor dezelfde activiteiten zoals verschil in inkomen voor eenzelfde baan (Sen 2001: 466). Deze problemen spelen niet in elke samenleving op dezelfde manier, waardoor ongelijkheid tussen mannen en vrouwen niet overal hetzelfde is (Sen 2001: 466). Ook binnen samenlevingen verschillen ideeën over de hiërarchie van gender, omdat mensen het niet altijd eens zijn met dominante betekenissen van machtsverdeling (Jansen 1987:53). Naast verschillen in ongelijkheid bestaat ook de vraag of vrouwen die onder deze ongelijkheid vallen, passieve slachtoffers zijn van patriarchale macht of dat zij rationeel hun mogelijkheden overwegen en wel degelijk keuze en controle over hun lichaam hebben (Roach Anleu 2006: 358). Roach Anleu denkt hierover dat gendernormen soms autonomie beperken, maar vaak ook ruimte laten voor de eigen keuze en controle (2006: 358). Tot slot zorgt de hogere status van mannelijkheid ervoor dat mannelijkheid gevoeliger is voor bedreigingen dan vrouwelijkheid (Arnett 2012). Het verliezen of aantasten van mannelijkheid is vaak erger voor een man dan het aantasten of verliezen van vrouwelijkheid voor een vrouw. De aantasting van vrouwelijkheid kan bij een vrouw zelfs tot een hogere
17
status in de samenleving leiden (Arnett & Hughes 2012). Dit is dan, omdat zij eigenschappen van een man overneemt, wat vaak weer een hogere status illustreert (Dialmy 2010: 165).
1.3 De antropologie van het lichaam - Britt
Het lichaam is één van de meest betwiste concepten binnen de sociale wetenschappen (Shilling 2005:6). In het begin van de negentiende eeuw werd het lichaam gezien als een losstaand betekenisloos object, waardoor hiervoor vrijwel geen aandacht was binnen de sociale wetenschap (Hedblom 2009, Smart 2002). In het wetenschappelijk nature-nurture debat werden de categorieën nature en nurture gezien als twee statische dichotome categorieën (Eagly 2013). Binnen de categorie nature zijn eigenschappen van een individu verkregen door biologische, aangeboren processen (Eagly 2013). Binnen de categorie nurture, zijn deze eigenschappen verkregen door socioculturele structuren (Eagly 2013). In het verleden werd het lichaam geplaatst binnen de categorie nature en werd daarmee gezien als los van nurture, oftewel cultuur (Gremillion 2005, Smart 2002). Dit is te relateren aan het gevestigde begrip van mannelijkheid en vrouwelijkheid dat in het verleden uitsluitend gebaseerd was op de biologische dichotomie van sekse (Butler 1988:520, West 1987). Hieruit volgt dat er ook een duidelijk onderscheid was in welke sociale rollen, gedragingen en fysieke vormgeving tot de mannelijke of de vrouwelijke categorie behoorden (West 1987:128). Tijdens de feministische golf in 1960 werd beargumenteerd dat het gedrag van vrouwen foutief was toegerekend aan hun lager gewaardeerde inherente natuur, waarbij de sociale context was genegeerd (Eagly 2013). Het lichaam en gender werden nu binnen de categorie nurture geplaatst (Eagly 2013). Tussen 1970 en 1980 werd het lichaam expliciet onderwerp van studie en was er wederom een opkomst van nature theorieën, maar dit keer binnen een context van groeiende nurture perspectieven (Hedblom 2009, Gremillion 2005, Eagly 2013). Binnen de huidige biosociale benadering, waarbij zowel een nature als nurture perspectief toegepast wordt op gender en het lichaam, is het lichaam geherdefinieerd als een sociaalcultureel en historisch fenomeen (Reischer 2004, Butler 1988, Gremillion 2005:15).
De hiervoor besproken veranderingen in de wetenschappelijke discourse hebben twee theoretische oriëntaties met betrekking tot het lichaam opgeleverd. Het concept van Goffman waarin elk individu een “essentiële natuur”, oftewel eigen identiteit, heeft waarbinnen gender de basis vormt, staat centraal binnen deze oriëntaties (West 1987). De “essentiële natuur” is af
18
te leiden aan de hand van de onbewuste of bewuste lichamelijke uitdrukking hiervan (West 1987). De twee theoretische oriëntaties zijn het “symbolische” lichaam en het “agentic lichaam”, waarbij de eerste interpretatie zich richt op de symbolische natuur van het lichaam als een middel van sociale betekenis (Reischer 2004:298). Het symbolische lichaam geeft betekenis aan het lichaam als een doek waarop sociale relaties, zoals gender en verwantschap, geprojecteerd worden (Reischer 2004, Freund 1988, Van Wolputte 2004:254). Het fysieke lichaam wordt binnen deze benadering gezien als een symbool aan de hand waarvan men kan refereren naar de staat van de natuur, samenleving en cultuur (Scheper-Hughes 1987). Zo staat een dik lichaam in een westerse samenleving tegenwoordig voor een zieke samenleving en een lage sociale status (Reischer 2004). Het agentic lichaam, oftewel de individuele beleving van het lichaam volgens Scheper-Hughes (1987), belicht de rol van het lichaam als een actieve participant in de sociale context. Het idee van het lichaam als belangrijk onderdeel van agency erkent de capaciteit van elk individu met een lichaam om de symbolische betekenis van het lichaam aan te wenden voor eigen doeleinden (Reischer 2004, Freund 1988). Dit kan door controle uit te oefenen over de zelfpresentatie door middel van bewegingen4, gebaren, houdingen en macht over het actieve lichaam (Freund 1988:845). Naast deze onderdelen van de performance kunnen ook versieringen, aanpassingen en attributen, zoals kleding en tatoeages, hieraan toegevoegd worden (Van Wolputte 2004:264, Frith 2004, Featherstone 1999). Door de interactie tussen agency en structure is ook de scheiding tussen het agentic en symbolische lichaam binnen de antropologie niet zo statisch als deze lijkt. De vormgeving van het lichaam gaat dus om een proces van wederzijdse beïnvloeding tussen agency en structure (Paradis 2012). Structuren, zoals genoemd in paragraaf twee, leveren een beperkt aantal lichaamsideaalbeelden, waarbinnen het individu de vrijheid, oftewel agency, heeft om te kiezen welke van toepassing zijn op het eigen lichaam en de eigen identiteit (Giddens 1984). “Wanneer deze symbolische en agentic vaardigheden samenkomen, kan het lichamelijke schoonheidsideaal gezien worden als het startpunt van de sociale constructie en performance van gender.” (Reischer 2004:299). Het agentic lichaam is hierdoor niet alleen een projectiescherm, maar ook een communicatiemiddel. Naast een normatieve performance heeft men de keuze om voor een alternatieve performance te gaan (Gremillion 2005). Smaele (2006) stelt dat wanneer de 4
Onder deze bewegingen kan ook sport gerekend worden, aangezien sport het uiterlijk van het lichaam direct beïnvloedt en toegang verschaft tot slankheid, gespierdheid en fitheid (Featherstone 1999).
19
genderperformance en de handelingen vanuit deze performance, oftewel performativiteit, niet normatief, maar contratypisch zijn, hier een straf tegenover staat. Deze varieert van negatieve reacties tot gewelddadige fysieke acties en een verlies van economische of sociale status (Gagné 1988). Het afkeuren van de genderperformance van een ander, ook wel gender policing genoemd, behoort tot het creëren en bevestigen van de eigen genderidentiteit (Butler 1988).
Zoals hierboven uiteengezet hebben onder andere cultuur en normatieve ideaalbeelden invloed op de vormgeving van het lichaam. Dworkin (2009:31), De Vries (2012) en Paradis (2012) stellen dat aantrekkelijkheid, status en lichaamsidealen intersectioneel zijn verbonden met ras, klasse, gender en andere categorieën. De intersectionaliteit van gender, zoals uitgelegd in paragraaf één is dus terug te zien in het lichaam. Dit betekent dat aantrekkelijkheid en de vormgeving van het lichaam per context verschilt. In de westerse media wordt een ideaalbeeld uitgedragen van een slank lichaam met duidelijke rondingen, zoals borsten en billen, als een normaal en gezond vrouwelijk lichaam (De Vries 2012, Gremillion 2005:15, Reischer 2004). In de literatuur komt naar voren dat in de Arabische wereld een ander lichaamsideaal bestaat. Zo worden ideeën over gezondheid, seksuele gezondheid en aantrekking, de Islam en ideeën over gender verbonden aan een hoog vetpercentage (Reischer 2004, Gremillion 2005, De Vries 2012). Daarnaast kunnen ideaalbeelden ook binnen één samenleving verschillen. De Vries (2012) stelt dat met name oudere Egyptische vrouwen vinden dat vrouwen een hoger vetpercentage moeten hebben om mooi te zijn, terwijl jongere vrouwen een slank lichaam met rondingen op de juiste plaatsen mooi vinden. Volgens Batnitzky (2008) verbindt de Marokkaanse lage sociale klasse overgewicht aan een zittende levensstijl en dus met welvaart, terwijl de hoge sociaaleconomische klasse door het gevolgde onderwijs meer kennis heeft over de gevaren van overgewicht, waardoor het westerse lichaamsideaal van slankheid wordt omarmd. Naast de invloed van leeftijd en klasse groeit de invloed van de westerse cultuur met name onder de jongere generatie in Marokko door media, zoals satelliettelevisie en tijdschriften (Batnitzky 2008, De Vries 2012). Deze media heeft een grote invloed op de verspreiding van lichaamsidealen en de identiteitsvorming van vrouwen (De Vries 2012). De Vries (2012) heeft het alleen over het vrouwelijke lichaam in haar theorie, maar de wetenschappelijke literatuur vult aan dat schoonheid en het uiterlijk traditioneel gezien worden als vrouwelijke
20
kenmerken (Reischer 2004, Dworkin 2009, Frith 2004)5. Uiterlijk weegt hierdoor zwaarder voor vrouwen dan voor mannen (Arnett 2012:181).
Deze paragraaf heeft laten zien dat het lichaam niet alleen een projectiescherm is voor ideeën uit de structure, maar ook een communicatiemiddel, waarbij men agency kan aanwenden om het lichaam te vormen. Men kan de bestaande lichaamsidealen aanvaarden of, door voor een alternatieve performance te gaan, verwerpen. Door de intersectionaliteit van aantrekkelijkheid, status en gender hebben individuen hun status binnen de samenleving in de hand, wanneer zij controle hebben over hun performance. Door middel van bijvoorbeeld beweging en sport kan een individu het uiterlijk beïnvloeden. Daarmee is de sportschool een plek waar actief aan de vormgeving van het lichaam, oftewel de performance, gewerkt kan worden. 1.4 Gender in de sportschool – Britt Het artikel van Sassatelli (2006) stelt dat sportscholen drie kenmerkende factoren hebben. Ten eerste zijn het centra van fysieke activiteit die trainingen aanbieden. Op de tweede plaats gaat het voornamelijk om in vorm zijn en blijven. Sporten is dus een hulpmiddel waarmee het fysieke voorkomen direct beïnvloed kan worden. Daarmee is de sportschool een plek waar de maakbaarheid van het lichaam centraal staat (Johansson 1996, Van Ingen 2003). Het agentic lichaam is belangrijk binnen de sportschool, wanneer de sportschool gezien wordt als een context waarbinnen actief aan de aanpassing van het lichaam gewerkt kan worden om zo te voldoen aan het normatieve schoonheidsideaal binnen de samenleving. Volgens Reischer zijn er meerdere redenen waarom lichamen aangepast worden, zoals het aantonen en plaatsen van identiteit en status, maar voornamelijk om mooier gevonden te worden (2004:297). Als derde kenmerk ligt de nadruk op het leuke en ontspannende karakter van fitness. De sportschool is een sociale plek waar meestal veel tijd wordt doorgebracht met vrienden en andere sporters die dezelfde levensstijl en ideaalbeelden hebben (Johansson 1996). Hieruit zou men kunnen afleiden dat zij ook gedeelde genderopvattingen kunnen hebben. Ondanks dat fitness individueel kan worden uitgevoerd zorgt het feit dat mensen naast elkaar sporten ervoor dat de mogelijkheid tot wederzijdse 5
In het verleden en zeker sinds korte tijd zijn er ook mannen geweest die zorg dragen voor de presentatie van de “essentiele natuur” (Reischer 2004, West 1987). Toch worden weinig mannelijke voorbeelden genoemd in de literatuur, omdat het veld van schoonheid van oudsher toegeschreven wordt aan vrouwen (Reischer 2004, Dworkin 2009).
21
beïnvloeding ontstaat (Andreasson 2014, Johansson 1996). De sociale beïnvloeding in de sportschool komt naar voren in het onderzoek van Johansson (1996), dat plaats heeft gevonden in Zweden. Daarnaast toont ook onderzoek in een Egyptische sportschool aan dat persoonlijke problemen binnen de context van de sportschool besproken worden en dat sociale netwerken hier uitgebreid worden (De Vries 2012). De sportschool en de fitnesscultuur komen in de literatuur naar voren als een gendered fenomeen (Andreasson 2014). Aan de ene kant vinden transformaties van gender plaats waardoor ook definities van identiteiten en lichamen veranderen, maar aan de andere kant worden hegemonische structuren van mannelijkheid en gepolariseerde genderidentiteiten in stand gehouden binnen de sportschool (Andreasson 2014). De opbouw van spieren en sterker worden zijn in de geschiedenis geassocieerd met oorlog en geweld, gebieden die oorspronkelijk alleen toegankelijk waren voor mannen (Andreasson 2014). Spieropbouw is een manier om mannelijkheid te construeren en onderdeel van het mannelijke stereotype (Larneby 2014, Andreasson 2014). De sportschool wordt dus traditioneel gezien als een mannelijke locatie, waarbinnen mannelijke activiteiten met mannelijke materialen plaatsvinden (Johansson 1996). In de negentiende eeuw is de fitnesscultuur in Europa en Noord-Amerika ontwikkeld (Larneby 2014, Johansson 1996, Andreasson 2014). In het begin bestond een dichotome genderverdeling binnen de sportschool in Zweden, waarbinnen jonge mannen vooral krachttraining deden en een klein aantal vrouwen dit in andere ruimtes deed (Andreasson 2014). Met de opkomst van aerobics in 1980 kwamen steeds meer vrouwen naar de sportschool en werd het een gebied waar twee dichotome culturen samenkwamen (Larneby 2014, Kendall 1999). Door de heersende mannelijke hegemonie en het lage aantal vrouwen binnen de sport werden genderverschillen echter geconstrueerd en gereconstrueerd (Bryson 1987). De aerobicstrend sloot aan op het hegemonische ideaal van het slanke vrouwelijke lichaam, waarbinnen vitaliteit en gewichtsterugdringing hoger gewaardeerd werden dan gespierdheid en kracht (Craig 2007). In de literatuur komt naar voren dat de bodybuildcultuur verbonden werd aan een mannencultuur en de aerobicscultuur aan een vrouwencultuur (Johansson 1996, Sassatelli 2006). Toch deden geleidelijk steeds meer vrouwen krachtsport binnen de sportschool (Andreasson 2014). Dit kwam door het opkomende lichaamsideaal van een hard body6 in de 90’er jaren, waarvoor het noodzakelijk was om losse gewichten en machines te gebruiken (Andreasson 2014). Met de komst van nieuwe vrouwelijke 6
een gespierd lichaam.
22
lichaamsidealen en mogelijkheden om te participeren in krachttraining ontstond onder sommige sporters een conflicterende houding, wanneer ook het vroegere hegemonische ideaal van de slanke vrouw werd omarmd (Andreasson 2014). Tegenwoordig sporten nog steeds weinig vrouwen in ruimtes met losse gewichten en maken voornamelijk vrouwen gebruik van cardiomateriaal en aerobicslessen (Craig 2007).
23
2. Context De landen waarin wij onderzoek hebben gedaan zijn Marokko en Nederland. Een vergelijking tussen deze twee landen is interessant, omdat deze landen qua bevolkingsgroepen, religie en culturele ideeën van elkaar verschillen. 2.1 Nederland - Britt
Het veldwerkonderzoek dat vooraf ging aan deze thesis heeft plaatsgevonden in een sportschool in Amersfoort, Nederland. In het artikel van Elling (2012) komt naar voren dat genderverhoudingen de ontwikkeling van de moderne sport in westerse landen, zoals Nederland, hevig hebben beïnvloed. Aan het einde van de negentiende eeuw werd sport in Nederland gezien als belangrijk voor de ontwikkeling van jongens en mannen, maar als schadelijk voor vrouwen (Crum 1993, Elling 2012). Zoals beschreven in het theoretisch kader was gender in deze tijd nog verbonden aan de biologische dichotomie van sekse (Butler 1988:520, West 1987). De essentie van vrouwelijkheid was dat de vrouw zich zou richten op reproductie en het verzorgen van de kinderen, aangezien zij fysiek in staat was om kinderen te krijgen (Elling 2012). Vanwege de dichtome aard van de genderverdeling was de vrouwelijke sekse niet te combineren met sport, waarin mannelijk gedefinieerde aspecten, zoals kracht en competitie centraal stonden (Elling 2012, Crum 1993). Vrouwen die deze ideeën probeerden uit te dagen door toch sport te beoefenen kregen medische, morele, maar ook esthetische bezwaren te horen, bijvoorbeeld dat het niet mooi was wanneer een vrouw met verwilderde haren over de finish kwam (Elling 2012). Tijdens de jaren ’60 vond de tweede feministische golf plaats, die vooral veel veranderingen op het gebied van financiële en seksuele mogelijkheden van de vrouw heeft teweeggebracht. Zo verkregen vrouwen politieke rechten, werden ze toegelaten tot educatieve instellingen en werd hun aandeel op de arbeidsmarkt groter (Van Berkel 1997: 1). Daarnaast werden abortus, euthanasie en het homohuwelijk gelegaliseerd, wat liet zien dat de Nederlandse samenleving een seculiere leefwijze meer omarmde en de invloed van religieuze instituties afnam (Kennedy 2010). Tijdens de feministische golf in 1960 werd beargumenteerd dat het gedrag van vrouwen foutief was toegerekend aan hun lager gewaardeerde inherente natuur en dat de sociale context was genegeerd (Eagly 2013). Ondanks de veranderingen de afgelopen decennia wat betreft de rolverdeling tussen mannen en vrouwen in werk, thuissituatie, zorg en invloed, bestaan nog steeds genderongelijkheid in Nederland (Benschop 24
2003). Vrouwen krijgen bijvoorbeeld minder betaald dan hun mannelijke collega’s voor hetzelfde werk (Benschop 2003, CBS 2014). Daarnaast bekleden nog steeds minder vrouwen dan mannen een invloedrijke positie op de werkvloer, waarbij men moet denken aan een wetenschappelijke baan of de top van het bedrijfsleven (Benschop 2003, CBS 2014). In het theoretisch kader wordt ongelijke waardering voor dezelfde activiteiten, zoals verschil in inkomen voor eenzelfde baan, genoemd als een voorbeeld van genderhiërarchie (Sen 2001: 466). De continue lagere waardering van de vrouwelijke status ten opzichte van de mannelijke status op de werkvloer in Nederland ondersteunt de theorie van Arnett (2012), die stelt dat de mannelijke status hoger wordt gewaardeerd. Uit onderzoek blijkt dat sekseverschillen in clubsportdeelname groter zijn onder etnische minderheden en groepen met een lage sociaaleconomische status (Elling 2012). Binnen de multiculturele Nederlandse samenleving wordt met name de emancipatie van allochtone vrouwen gezien als noodzakelijk, omdat zij op die manier meer aansluiting zullen vinden met de Nederlandse bevolking, die sinds de veranderingen in de jaren ’60 gezien wordt als geëmancipeerd (Roggeband 2006). De integratie van minderheden probeert de Nederlandse overheid te bewerkstelligen door middel van sport, waarbij gezamenlijk sporten gezien wordt als een middel dat “verbroedert” en ongelijkheid oplost, omdat sport gezien wordt als een belangrijk onderdeel van de Nederlandse cultuur en er op die manier een gemeenschappelijke deler ontstaat (Elling 2004). Deze visie is echter eenzijdig en negeert de connectie tussen sport en heersende sociale verhoudingen en normen (Elling 2004:44). Ondanks de nadruk in beleid op de emancipatie van moslimvrouwen bestaat, zoals aangegeven in de voorgaande alinea, er nog steeds genderongelijkheid onder de autochtone Nederlandse bevolking (Roggeband 2006, CBS 2014). Maatschappelijke veranderingen in normen en waarden reflecteren in sport (Elling 2012). Zo is sport na de jaren ’60 toegankelijker geworden voor een breder publiek, omdat het accent hierbinnen vooral op motivaties zoals recreatie en gezelligheid is komen te liggen (Crum 1993, Elling 2012). Daarnaast moest sport ook door andere instanties dan alleen verenigingen worden aangeboden (Crum 1993). Tegenwoordig focust de Nederlandse overheid zich nog steeds op het non-competitieve karakter van sport en sekseneutrale deelname door sport ook toegankelijk te maken voor ouderen en de allochtone bevolking (Van Sterkenburg 2004, Roggeband 2006). De laagdrempeligheid van sport is belangrijk, omdat sport op deze manier toegankelijk is voor een zo breed mogelijk publiek. In de jaren ’90 vond er een technologisering plaats in onder andere de Nederlandse arbeidssector en werd een groot deel van de tijd zittend doorgebracht (Hildebrandt 2010). Dit is problematisch, 25
aangezien beweging sterk in verband wordt gebracht met gezondheid en een actieve levensstijl wordt aangemoedigd door de Nederlandse overheid (Hildebrandt 2010). Zo bestaat er een Nederlandse Norm Gezond Bewegen7. Het verband tussen beweging en de gezondheidszorg is ook terug te zien in het aanbod van zorgverzekeringen. Het is namelijk mogelijk om als sporter korting te krijgen op lidmaatschappen bij sportscholen en sportmateriaal bij zorgverzekeringen zoals Ohra en Zilveren Kruis Achmea (Ohra 2014). Deze financiële voordelen verbonden aan sport en gezondheid laten zien dat sport in de Nederlandse samenleving wordt aangemoedigd. Het verbinden van sport aan gezondheid is ook terug te zien is in het westerse lichaamsideaal slankheid. Het slanke lichaam wordt namelijk ook gezien als een normaal en gezond lichaam (De Vries 2012, Gremillion 2005:15, Reischer 2004). Ondanks de veranderingen in Nederland sinds de jaren ’60 is ook binnen sport nog steeds genderongelijkheid. Zo sporten mannen vaker in een vereniging en doen ze vaker wedstrijdsport, terwijl vrouwen vaker in commerciële fitnesscentra sporten (Elling 2012). Door de hogere waardering en status van mannelijkheid en mannensporten is mannelijkheid ook gevoeliger voor mislukking (Elling 2012, Arnett 2012). Een man die zich identificeert met vrouwelijk gedefinieerde rollen, activiteiten en kenmerken, kan door de lagere status die hieraan verbonden is, ook zelf een lagere status toegeschreven krijgen (Arnett 2012, Butler 1988). Het feit dat negatievere gevolgen tegenover een overtreding van gendernormativiteit door mannen staat, zorgt ervoor dat de emancipatie van vrouwen in mannensporten in Nederland groter is dan andersom (Elling 2012). Mannen en vrouwen mogen samen sporten, maar ook in hoofdstuk drie komt naar voren dat een verschil in de mannelijke en de vrouwelijke status binnen de sportschool bestaat. De sportschool waarbinnen dit thesisonderzoek heeft plaatsgevonden ligt in Amersfoort. In vergelijking met de hoofdstad Amsterdam is Amersfoort een kleine stad met ongeveer 150.000 inwoners, gelegen in het geografisch middelpunt van het land. Om de status van sport in Amersfoort te meten is de vrijetijdsmonitor afgenomen (Van de Burgwal 2010). Hieruit blijkt dat met name de ongeorganiseerde sport en sportscholen groeien (Van de Burgwal 2010). In 2010 was 35% van de Amersfoorters lid van een sportschool. Andere gegevens die in de vrijetijdsmonitor naar voren komen zijn dat 90% van de mensen die voornamelijk krachtsport beoefenen, tweederde van de vechtsporters en ruim de helft van 7
Vanaf 18 jaar wordt geadviseerd om 30 minuten per dag op minimaal vijf dagen in de week lichte sportactiviteiten, zoals bijvoorbeeld wandelen of fietsen, te beoefenen om een goede gezondheid te behouden.
26
yoga- en pilatesbeoefenaren lid zijn van de sportschool. Conditieverbetering en gezondheidsredenen worden als belangrijkste redenen aangegeven om te sporten. Ook geeft de vrijetijdsmonitor aan dat mannen (80%) meer sporten dan vrouwen (70%), maar de vrouwen zijn bezig met een inhaalslag. Daarnaast zijn het vooral studenten die sporten (90%) (Van de Burgwal 2010).
27
2.2 Marokko - Suzanne Rabat ligt in het westen van Marokko en aan de kust. Het is de hoofdstad en het politieke centrum van Marokko. Doordat de koning hier woont, is het een vrij geordende en nette stad in vergelijking tot andere steden in Marokko. Er wonen ongeveer 628. 000 inwoners alleen in de stad Rabat, zonder de forensensteden bijgeteld8. Marokko is tot 1956 gekoloniseerd geweest door zowel Frankrijk als Spanje (Pennel 2009: 138; Kapchan 1996). Emigratie naar zowel Spanje als Frankrijk kwam hieruit voort, maar ook naar andere landen als Nederland wegens arbeidsmigratie. Deze migratie heeft veel invloed op de Marokkaanse cultuur en economie (Kapchan 1996: 7 en De Haas 2009: 1572). Marokko werd na de kolonisatie een monarchie met een grondwet en een gekozen parlement (Pennel 2009). De koning heeft veel macht. Door de meeste Marokkanen en de Koninklijke familie zelf wordt ook wel beweerd dat koning Mohammed VI afstamt van de profeet Mohammed, wat aangeeft dat geloof nog een grote rol in het bestuur van het land speelt (Pennel 2009). De islam heeft altijd veel invloed gehad op de politiek, maar door een vergroot streven naar democratie, wordt de islam steeds meer gezien als een individuele identificatie en als minder van belang in de politiek (Salime 2012). Het land krijgt steeds dus meer te maken met ideeën die zich mondiaal verspreiden, zoals democratie en gelijkheid tussen man en vrouw (Desrues 2012). Door economische en democratische veranderingen krijgen ook steeds meer vrouwen scholing in Marokko, terwijl dit vroeger vooral een voorrecht voor mannen was. Door middel van educatie proberen vrouwen zich ook op de banenmarkt steeds meer te vestigen (Desrues 2012:27). Het is niet meer ongewoon om een vrouw als financieel hoofd van de familie te zien (Perkins 2004:99). De laatste jaren zijn er dus veel veranderingen geweest in de structuur die in de theorie van Giddens verwijst naar regels, bronnen en veranderende sociale relaties (1984:25). Studies van Cohen, Bennani-Chraibi en Bourquia en anderen naar Marokkaanse jongeren hebben echter voorspeld dat de traditionele familiewaarden en islam in de politiek belangrijk zullen blijven, ondanks modernisering en economische veranderingen, omdat de jongeren de islam erg belangrijk vinden in hun dagelijkse leven (Salime: 2012). Zo kiezen Marokkaanse jongeren het ‘moslim zijn’ dan ook veelal als eerste indicator van hun identiteit (Desrues 2012:28). De invloed van de islam op zowel het politieke terrein als op het individuele niveau is belangrijk, omdat de Koran zowel specifieke beschrijvingen van gedrag voor mannen als voor 8
http://www.rabat2013.uclg.org/the-summit/about-rabat geraadpleegd op 24 juni 2015
28
vrouwen geeft die vaak vrij zijn voor interpretatie (Rippin 2011). Deze beschrijvingen bevatten voornamelijk gedragsregels die soms zijn doorgevoerd in de politiek en soms vrij van interpretatie voor het individu zijn. Ook worden gedragsregels gebracht via verhalen in de Koran en door de overleveringen van de profeet Mohammed, ofwel de Hadith (Rippin 2011). Vanuit de Koran worden verschillende gedragscodes opgesteld voor mannen en vrouwen. Dit is doordat man en vrouw qua lichamen verschillen, maar ook doordat uit de Koran vaak het idee wordt afgeleid dat de vrouwelijke seksualiteit tot onrust leidt (Janssen 2010: 144). Er heerst daarom een dubbele standaard op het gebied van seksuele moraliteit, waarbinnen vrouwen bepaalde activiteiten die seksualiteit uitlokken worden afgeraden, terwijl dezelfde activiteiten voor mannen worden toegelaten (Baumeister en Twenge 2002: 166). Een belangrijk voorbeeld hiervan is dat in de islam vrouwen geen seksueel opwindende bewegingen mogen maken in het bijzijn van mannen, want dat kan leiden tot seksuele opwinding. Conservatieve interpretaties van de islam impliceren dat de meeste sportbewegingen als seksueel opwindend gezien kunnen worden (Walseth en Fasting 2004: 122). Uit deze interpretatie van de islam komt voor sommige vrouwen het idee dat ze niet met mannen in eenzelfde ruimte zouden moeten sporten (Walseth en Fasting 2004: 122). Hierin zien we performativiteit terug doordat deze regels over handelingen constructies van gender weergeven (Van den Bogert 2015). Dat de islam belangrijk blijft in het Marokkaanse leven is te zien doordat de verschillen tussen de seksen nog niet compleet vervaagd zijn. Zo erft een man nog steeds twee keer zo veel als de vrouw en heeft de man nog steeds recht op het trouwen van meerdere vrouwen, maar heeft de vrouw dit recht niet (Perkins 2004:100). De notie van gelijkheid is echter niet het principe waar alle Marokkanen naar streven. Marokkaanse vrouwen hebben dan ook zelf kritiek op de westerse verwerping van het islamitische idee van complementariteit van mannen en vrouwen (Hessini 1994:43). Deze complementariteit houdt in dat mannen en vrouwen elkaar aanvullen in hun sociale rollen. Zo is de straat het terrein van de man en het huis dat van de vrouw (Hessini 1994: 43). In de performance genoemd door Nagel (2003:52), oftewel de uiterlijk vertoning, van Marokkaanse vrouwen zien we de islam terug door het bedekken van het lichaam. Dit is afhankelijk van de interpretatie van de volgende soera of dit de hijab 9, nikab10 of geen van beiden bevat. “O gij profeet, zegt tot uw echtgenoten en dochters en de vouwen der gelovigen
9
Het Arabische woord voor hoofddoek Het Arabische woord voor Boerka
10
29
dat zij iets van haar omslagdoeken over zich laten hangen.” (Soera 33 vers 59 in Kramer, Jaber en Janssen 2009:498). In Rabat zijn er velen sportscholen aanwezig waarvan eentje zich maar bevindt aan de rand van de oude medina. Dit is het oudste gedeelte van de stad en dat hier in deze oude binnenstad geen sportscholen aanwezig zijn, behalve die van het onderzoek, laat zien dat sportscholen een vrij nieuw fenomeen zijn in Rabat. Het idee van sport zoals dat nu bestaat is geïntroduceerd door de Franse kolonisator (Lacassagne e.a. 2004). Sporten en het ideaalbeeld van dun zijn, is daarnaast een opkomende stroming (Batnizky 2008). Daarnaast laten de zwakke economische omstandigheden de grote consumptie van sport niet toe in Marokko (Lacassagne e.a. 2004).
30
3. Gender in beweging: de Nederlandse sportschool Britt Pluijmen Onderzoek in Nederland. Het lijkt gemakkelijk als geboren en getogen Nederlander, maar ik moet vervreemden in een omgeving die voor mij vanzelfsprekend lijkt. Zo ben ik vaker in deze sportschool geweest, maar nog nooit in de ruimte met de losse gewichten. Mij is verteld dat de mannen hier sporten en omdat ik mijzelf niet voor schut wil zetten heb ik tot nu toe geen voet durven zetten in deze “mannenzone”. Nu zit ik hier met mijn notitieboekje en pen, maar alle clichés die ik stiekem had verwacht van machogedrag en bodybuildende mannen blijken zich niet zo overduidelijk af te spelen als ik voorheen dacht. Wat opvalt is dat ik mij meer dan ooit bewust ben van het feit dat ik een vrouw ben. Mijn vrouwelijke aanwezigheid lijkt direct opgemerkt te worden en het duurt niet lang totdat meerdere mannen mij benaderen met vragen. Drie maanden heb ik participerende observatie verricht in een sportschool in Amersfoort. Dit gaf mij de mogelijkheid om zowel de ideeën over gender van de Nederlandse sportschoolbezoekers en medewerkers te bevragen als mee te doen in activiteiten die sporters verrichten op deze plek. Iedereen blijkt wel een idee te hebben bij mannelijkheid en vrouwelijkheid, maar het bewustzijn hoever deze genderverdeling terug te zien is in de sportschool is bij veel informanten niet aanwezig. De volgende vier paragrafen zullen dieper ingaan op de populatie van de sportschool, welke meningen en ideeën er bestaan over gender onder deze populatie en hoe deze ideeën worden uitgedragen. 3.1 Demografie van de sportschool Een man in een grijze wijde sportbroek, met een grote sporttas op zijn rug duwt de glazen deur open. Behendig haalt hij een elektronische sleutel tevoorschijn uit zijn broekzak en houdt hem voor een scanapparaat, dat een kort piepje geeft. De man loopt door het draaihekje en verdwijnt vervolgens de brede marmeren trap af richting de mannenkleedkamer. Naast een mannen- en een vrouwenkleedkamer bevinden zich op de benedenverdieping twee zonnebanken, sanitaire voorzieningen, een kinderdagverblijf en een sauna die via beide kleedkamers te bereiken is.
31
In het midden van de begane grond staat een grote bar met daarnaast een loungeruimte, waarin een aantal dames klaarzitten voor het Bootcamp. “Dames en heren, het is weer 18:00 uur. Dat betekent dat het Bootcamp zo meteen weer van start zal gaan”, galmt een stem door de boxen. De dames staan op en lopen met hun handdoeken en waterflesjes richting Luc die het Bootcamp zal geven. Luc heeft verschillende oefeningen voorbereid in en rondom de crossfitkooi11, waarvoor hij matjes, medicijnballen12 en gewichten heeft klaargezet. Rechts tegen de muur staan verschillende sportmaterialen, zoals steps13 en kettlebells14 van 8 tot 20 kilogram. Achterin de zaal ligt een mat met daarvoor een lage spiegel. De rest van de ruimte is gevuld met verschillende krachtapparaten, loopbanden die voor het raam staan opgesteld, hometrainers, roeiapparaten, crossers en schaatsapparaten. Aan de muren hangen televisies die afgesteld staan op Discovery Channel of zo nu en dan een voetbalwedstrijd. Op de bovenverdieping bevinden zich nog drie ruimtes. Een ruimte met losse gewichten, waarin een grotere crossfitkooi staat dan beneden. De rest van deze zaal is gevuld met apparaten, waarop de sporters zelf de gewichten, die tot maximaal 26 kilogram gaan, moeten bevestigen. Eén muur is volledig bedekt met spiegels van de grond tot het plafond. De wand hiernaast, die de groepsleszaal en deze ruimte scheidt, bestaat uit een laag muurtje met daarboven ramen. Tijdens groepslessen zijn de rolgordijnen dicht of staan ze op een kier. In de groepsleszaal ligt een laminaten vloer met aan weerszijden sportmaterialen voor lessen zoals Krav Maga en Bodypump. Ook hier bestaat één wand volledig uit spiegels. De derde zaal is een spinningzaal die volledig is gevuld met fietsen. Het aantal mensen dat aanwezig was tijdens de observaties verschilde per activiteit en tijdstip. Er waren maximaal tien sporters aanwezig tijdens kleinere groepslessen, zoals Krav Maga. Tijdens grotere groepslessen, zoals Poweryoga, waren ongeveer twintig sporters aanwezig. In de avonden is de sportschool het drukst bezocht door voornamelijk sporters van twintig tot dertig jaar. Op dit dagdeel bevonden zich naar schatting 120 sporters in de hele sportschool. ’s Ochtends zijn hier voornamelijk sporters van middelbare leeftijd en hoger. Een mogelijke verklaring is de 65+-les die rond 11:00 uur wordt gegeven. Rond het middaguur is het meestal heel rustig met maar 25 sporters in de hele sportschool. In totaal heeft de 11
Dit is een stalen frame waaraan allerlei sportattributen, zoals elastieken, katrollen met gewichten en een trampoline bevestigd kunnen worden, zodat sporters verschillende oefeningen kunnen uitvoeren. 12 Deze wordt gebruikt bij oefeningen, heeft een diameter van ongeveer 30 cm en meestal een gewicht van 1 tot 5 kg. 13 Een verhoogd platform. 14 Lijkt op een kanonskogel met een handvat eraan.
32
sportschool 3000 leden en 30 personeelsleden.15 De leeftijd van de sporters varieert van 17 tot 65+, maar het merendeel van de sporters is tussen de 20 en de 30 jaar. In de sportschool komen evenveel mannen als vrouwen sporten, maar het personeel bestaat grotendeels uit mannen. In totaal werken er ongeveer vijf vrouwen en meer dan twintig mannen.16 De groepslessen (Power)yoga, Pilates, Bodyshape, Zumba, Bodypump en Spinning die ik heb bijgewoond worden allemaal gegeven door vrouwelijke groepslesdocenten. Krav Maga, Bootcamp, Buikspierkwartier en Grith Strength worden gegeven door mannelijke medewerkers. Om een zo accuraat mogelijke afspiegeling van de populatie in de sportschool te kunnen verschaffen is er bij het interviewen van de respondenten rekening gehouden met de verdeling van de demografische kenmerken gender en leeftijd, opdat deze zoveel mogelijk overeenkomen met de algehele populatie. Zo varieert de leeftijd van de respondenten van 20 tot 55 jaar, waarbij vijf van de acht respondenten binnen de categorie twintig tot dertig jaar vallen. Van alle respondenten die geparticipeerd hebben in een interview was de helft vrouw en de helft man. In totaal zijn er drie personeelsleden geïnterviewd en vijf sporters, waarmee meerdere malen is gesproken. Omdat blijkt dat sekseverschillen in sportdeelname groter zijn onder etnische minderheden en de overheid hun integratie probeert te bewerkstelligen door middel van sport hebben we ook gekeken naar de etniciteit binnen de sportschool (Elling 2004, 2012). In observaties en informele gesprekken kwam echter naar voren dat de sportschool waar ik onderzoek deed een “overwegend blanke sportschool” is.17 Met het oog op de intersectionaliteit van gender, zoals genoemd door Yuval-Davis (2006) en Butler (1999), verwacht ik daarom ook niet dat verschillen in etniciteit van invloed zijn geweest op de bevindingen. Naast demografische kenmerken is respondenten gevraagd naar het belang van sport, de kwantiteit en de reden van het bezoek aan de sportschool. Uit de interviews blijkt dat respondenten regelmatig sporten verbinden aan een goede gezondheid. Dit komt overeen met de nadruk die door de Nederlandse overheid wordt gelegd op het verband tussen sport en gezondheid, zoals belicht door Hildebrandt (2010). Gemiddeld komen de sporters drie keer per week naar de sportschool. Door respondenten worden verschillende redenen gegeven om 15
Mailcontact Jesper op 08-06-2015 Interview Jesper op 02-04-2015 17 Informeel gesprek Janet op 23-02-2015. 16
33
de sportschool te bezoeken. Vooral in vorm blijven en fit worden, trainen voor een specifiek doel, maar ook het voorkomen en genezen van blessures worden genoemd. Het in vorm blijven komt overeen met de kenmerken van de sportschool genoemd door Sassatelli (2006). Specifiek voor de onderzochte sportschool hebben respondenten gekozen, omdat hij dichtbij hun woonlocatie ligt. 3.2 De ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid in de sportschool Deze paragraaf beschrijft ideeën over ideaalbeelden, uiterlijke verschijning en gedragingen met betrekking tot mannelijkheid en vrouwelijkheid. Sporters en personeel in de onderzochte sportschool zijn geïnterviewd om deze data te verkrijgen. Samen met Marissa wacht ik in de loungeruimte totdat Bootcamp begint. We hebben het over mijn onderzoek naar gender in de sportschool wanneer ze vraagt of ik al boven “bij de mannen” ben geweest.18 Ik weet wat ze bedoelt, omdat ik zelf nog niet eerder in deze ruimte ben geweest. Geen enkele vriendin van mij gaat hierheen en dit territorium wordt voor mij herhaaldelijk geïntroduceerd door sporters en personeel als een ruimte waar mannen sporten. Toch vraag ik of Marissa kan uitleggen wat ze bedoelt met “bij de mannen”. “Ja, die ruimte boven met losse gewichten. Daar komen alleen maar jonge mannen.. van die bepaalde types. Ik zou er niet tussen sporten.”, zegt Marissa.19 Het sporten in de ruimte met de losse gewichten associeert ze met mannelijkheid en dat is niet te combineren met vrouwelijkheid volgens haar.20 In essentie is de ruimte waarin zich nu de losse gewichten bevinden sekseneutraal, dus niet direct te verbinden aan sekse. Dat deze ruimte in de interviews wordt verbonden aan ideeën van mannelijkheid en de groepsleszaal aan ideeën van vrouwelijkheid ondersteunt de theorie van Jansen, waarin gender niet alleen aan mensen wordt toegekend maar ook aan voorwerpen, ruimten, denkwijzen of lichaamsbewegingen (1987:49). Deze toekenning zonder daadwerkelijk logische biologische grondslag wordt ook wel gendersymboliek genoemd (Schelhowe 1993: 358). Hierboven wordt de ruimte met losse gewichten verbonden aan mannelijkheid. Ook de activiteit die hierbinnen plaatsvindt, namelijk krachtsport, wordt door de respondenten gezien als mannelijk. Dit komt overeen met de theorie waarin spieropbouw gezien wordt als een manier om mannelijkheid te construeren en als een onderdeel van het mannelijke stereotype
18
Informeel gesprek Marissa op 02-02-2015 Informeel gesprek Marissa op 02-02-2015 20 Interview Marissa op 21-02-2015 19
34
(Larneby 2014, Andreasson 2014). Daarnaast worden groepslessen in de interviews benoemd als een vrouwelijke activiteit binnen de sportschool. Zumba wordt hierbij als expliciet vrouwelijk gezien door Jesper en Anne.21 Freya zegt over Bodypump22, een les die binnen de onderzochte sportschool meer door vrouwen dan door mannen wordt bezocht, maar waar al meer mannen te vinden zijn dan bij groepslessen zoals Yoga: “Het wordt toch een beetje gezien als een vrouwending. Mannen zijn net schapen, als er één over de dam is dan komen ze allemaal.”.23 Naast het toekennen van gender aan sportactiviteiten is de respondenten in de interviews gevraagd hoe zij gender koppelen aan innerlijke kenmerken. Alhoewel de meesten aangeven dat er overeenkomsten zijn tussen eigenschappen die zowel aan mannen als aan vrouwen worden toegeschreven, zoals intelligentie en eerlijkheid, zijn ook een aantal verschillen naar voren gekomen. Voor vrouwen wordt zorgzaamheid en bezig zijn met verzorging in vrijwel elk interview genoemd. Het feit dat voor vrouwen nadrukkelijk zorgzaamheid wordt genoemd ondersteunt het nature perspectief in de huidige biosociale benadering van gender en het lichaam (Hedblom 2009, Gremillion 2005, Eagly 2013). Hierin worden biologische fysieke kenmerken, zoals dat vrouwen kinderen kunnen baren, verbonden aan innerlijke kenmerken en de sociale rolverdeling (Eagly 2013). Paul, de Krav Maga docent, bevestigt dit in het interview: “Er zijn sowieso verschillen, omdat vrouwen kinderen kunnen krijgen. Toen we de kleine kregen heb ik gemerkt dat ze emotioneel anders zijn. Mijn vrouw merkte dingen op. Zij voelde aan wanneer de kleine ziek werd. Wat ik merkte is heel traditioneel. Zij deed het verzorgende heel goed, maar ik zag het probleem niet.. zij voelde het beter aan.”.24 Volgens Paul zijn de enkele verschillen tussen mannen en vrouwen biologisch bepaald. In het interview stelt hij dat vrouwen, omdat ze kinderen kunnen krijgen, een andere hormonale opmaak hebben, waardoor ze intuïtiever en emotioneler zijn. Hij vindt het daarom vanzelfsprekend als ze een verzorgende rol vervullen. Wel nuanceert hij dit door te zeggen dat er ook vrouwen zijn die juist rationeel zijn, waarbij rationaliteit een eigenschap is die hij toeschrijft aan mannen. Voor mannen worden vaak een aantal karaktereigenschappen genoemd die bij elkaar passen. Dit zijn: stoerheid, beschermend, zelfredzaamheid en rationaliteit. Zelfredzaamheid 21
Interview Jesper op 02-04-2015, interview Anne op 09-02-2015 Een groepsles waarbij losse gewichten op een bar worden geklikt om vervolgens te gewichtheffen op het tempo van de muziek. 23 Interview Freya 24-02-2015 24 Interview Paul op 19-03-2015 22
35
als mannelijke eigenschap ondersteunt de theorie van Chodorow (2001:89) en Baumeister en Sommer (1997), waarin zelfstandigheid een grotere rol speelt in de zelfconceptie van de man. Toch kan de aanname, dat alle vrouwen zorgzaam zijn en alle mannen stoer en zelfredzaam, enigszins afgezwakt worden. Respondenten geven namelijk ook voorbeelden van een zelfredzame vrouw en een zorgzame man.25
Door middel van ideaalbeelden die aanwezig zijn in de structure, de individuele en culturele context volgens Giddens (1984), is het mogelijk om mensen te scharen onder stereotypen en op een snelle manier conclusies te trekken en informatie te verwerken. In het volgende fragment geeft Jesper een goede illustratie van het feit dat de genderperformance, de uiterlijke vertoning, en performativiteit, het handelen vanuit deze performance, van anderen constant impliciet goedgekeurd of afgekeurd worden op basis van wat we gewend zijn of verwachten (Nagel 2003:52, Van den Bogert 2015). “Ik denk wel veel na over vrouwelijkheid. Als ik met een vrouw praat of omga ben ik diegene onbewust aan het nagaan of iemand voldoet aan bepaalde karaktereigenschappen en uiterlijke eigenschappen waarvan ik denk dat ik daar graag mee omga of een relatie mee wil.”26 De “bepaalde karaktereigenschappen en uiterlijke eigenschappen” waar Jesper het over heeft bestaan in de structure. Zoals beschreven in de theoretische context refereert structure naar regels en sociale relaties die geïmplementeerd zijn in een bepaalde sociale, culturele context (Giddens 1984:25). Veranderingen in de ideeën op structure niveau, waarbij men kan denken aan maatschappelijke veranderende normen en waarden, reflecteren volgens Elling (2012) ook in de sport. Zonder het begrip van de geschiedenis van veranderende genderideeën in de Nederlandse sport was het onmogelijk geweest om de gendersymboliek, zoals beschreven door Schelhowe (1993: 358), van bepaalde uitspraken van sporters tijdens mijn veldwerkperiode te duiden. Dit geldt ook voor de volgende passage. “Ik merk dat vrouwen tijdens het sporten bewust zijn van hoe ze uitzien. Vrouwen zitten altijd aan hun haar en veel meiden staan op een loopband, maar zorgen wel dat ze toonbaar uitzien en niet helemaal tot het naadje gaan, zodat ze er na een kwartier als een nijlpaard bij zitten. Bij mannen zie je dat nog wel eens, die gaan echt voor de spierballen, maar bij vrouwen gaat het meer om een
25 26
Interview Marissa op 21-02-2015, Jasmijn op 18-02-2015 en Anne op 09-02-2015 Interview Jesper op 02-04-2015
36
theetje drinken en zien en gezien worden.”27, zegt Jasmijn met een glimlach. We barsten allebei even in lachen uit vanwege het beeld van nijlpaarden aan de bar in de sportschool, maar Jasmijn heeft zojuist het genderdenkbeeld uit het einde van de negentiende eeuw beschreven. In deze tijd werd sport gezien als schadelijk voor vrouwen, waardoor ze hiervan uitgesloten waren (Crum 1993, Elling 2012). Estetische bezwaren, zoals dat het ongepast was wanneer vrouwen verwilderd en afgemat uitzagen na het sporten, waren prominent aanwezig in het einde van de negentiende eeuw (Elling 2012). Alhoewel vrouwen overduidelijk niet meer uitgesloten zijn van sport, lijkt het idee van Jasmijn dat vrouwen vanwege uiterlijke redenen niet tot het uiterste gaan op de esthetische bezwaren die aan het einde van de negentiende eeuw werden aangehaald. Ook blijkt uit het citaat van Jasmijn dat vrouwen volgens haar meer waarde hechten aan uiterlijk tijdens het sporten dan mannen. Dit komt overeen met de toeschrijving van uiterlijk aan vrouwen in de geschiedenis, waardoor dit ook zwaarder weegt voor vrouwen dan voor mannen (Reischer 2004, Dworkin 2009, Frith 2004, Arnett 2012:181). Wat betreft uiterlijke kenmerken waren de meeste respondenten het eens dat het lichaam een natuurlijke verhouding moet hebben. Naast de focus op een lijf dat in proportie is wordt door iedereen een onderscheid gemaakt in de gebieden van het lichaam die vrouwelijk zijn en de gebieden die mannelijk zijn. In de interviews wordt gezegd dat armen, schouders en borst voornamelijk de trainingsfocus voor mannen moeten zijn en de benen en billen voor de vrouwen.28 Het wordt door de meeste respondenten mooi gevonden wanneer vrouwen slank zijn met een lichte spiertonus. Dit komt overeen met het westerse ideale lichaamsbeeld van slankheid (De Vries 2012, Gremillion 2005:15, Reischer 2004). Gespierdheid wordt genoemd als ideaal mannelijke lichaamskenmerk. Dit is te verbinden aan het feit dat gespierdheid geconstrueerd is als onderdeel van het mannelijke stereotype (Larneby 2014, Andreasson 2014). Tijdens een groepsles Bodyshape29 kwam dit idee over gespierdheid ook naar voren toen Anne mij vroeg wat ik van het lichaam van de groepslesdocente vond30. Ik antwoordde dat ik het mooi vond. “Echt?! Nee, ik vind het niet mooi. Het is te mannelijk31.”, reageerde Anne. Toen ik vroeg waarom ze het lichaam van de groepslesdocente te mannelijk vond, zei ze dat de armen te gespierd waren en dat je bijna geen borsten zag. Ook dit ondersteunt het westerse ideaalbeeld, waarin een vrouw geacht wordt slank te zijn, maar toch 27
Interview Jasmijn op 18-02-2015 Interview Aron op 14-04-2015, interview Roel 13-04-2015, interview Jasmijn 18-02-2015 29 Een aerobicsles, waarin je op de maat van de muziek danspasjes doet met gewichtjes in je handen. 30 Informeel gesprek Anne op 09-02-2015 31 Uitspraak Anne tijdens participerende observatie op 09-02-2015 28
37
haar rondingen behoudt (De Vries 2012, Gremillion 2005:15, Reischer 2004). De mening over het hebben van rondingen varieert. Zo is er één mannelijke respondent32 die nadrukkelijk aangeeft dat een vrouw niet teveel rondingen moet hebben, terwijl een aantal vrouwelijke respondenten33 zegt dat zij rondingen juist heel belangrijk vinden. Naast de normatieve genderideeën, die uit de overeenkomsten tussen antwoorden in de interviews blijken, kan men ook voor een alternatieve performance of, in het geval van mannen die een vrouwelijk getypeerde yogales zouden bijwonen, performativiteit gaan (Gremillion 2005). Echter, vindt in de onderzochte sportschool genderpolicing plaats, waarbij de alternatieve performances en gedragingen afgekeurd kunnen worden (Nagel 2003:52, Butler 1988).Wanneer mannen naar een vrouwelijk getypeerde groepsles gaan vertonen zij contratypische mannelijkheid en kunnen zij een straf verwachten (Smaele 2006). Deze komt meestal neer op negatieve reacties en een verlies van status (Gagné 1988). Enkele mannelijke respondenten geven aan in de interviews dat zij denken dat hun mannelijkheid betwijfeld zal worden wanneer ze meedoen aan een groepsles die geconstrueerd is als vrouwelijk.34 Als een ander voorbeeld van ongepaste performance en performativiteit noemen respondenten vaak bodybuild(st)ers. Die geassocieerd worden met overdreven mannelijkheid en machogedrag, zoals het dragen van nauw aansluitende sportkleding, het hebben van een “arrogante houding”35 en een extreme focus op het trainen van het bovenlichaam, een mannelijk getypeerd gebied.36 Enkele respondenten stellen dat een mannelijke sporter de plank misslaat wanneer hij alleen maar zijn mannelijkheid probeert te vergroten en daarmee een onnatuurlijke verhouding van het lichaam creëert.37 Door de te grote focus op het uiterlijk, die oorspronkelijk verbonden wordt aan vrouwelijkheid, zoals beschreven door Reischer (2004), Dworkin (2009) en Frith (2004), vinden de respondenten het moeilijk om deze sporter serieus te nemen.38 Meerdere respondenten haalden dezelfde man aan als voorbeeld in de interviews van ongepast voorkomen en gedrag binnen de sportschool. Dit laat zien dat achter de rug om van deze man gepraat wordt en zijn mannelijkheid in twijfel wordt getrokken. Omdat respondenten het gedrag en uiterlijk van deze man als niet normatief, oftewel contratypisch,
32
Interview met Jesper op 02-04-2015 Interview met Anne op 09-02-2015, interview met Marissa op 21-02-2015 34 Interview met Jesper op 02-04-2015, interview met Aron op 14-04-2015 35 Interview Freya op 24-02-2015 36 Interview Marissa op 21-02-2015, interview Jasmijn op 18-02-2015, interview Anne op 09-02-2015 37 Idem voetnoot 45 38 Interview met Jasmijn op 18-02-2015, interview met Marissa op 21-02-2015 33
38
bestempelden werd het idee van ideale mannelijkheid versterkt. De bestaande genderideeën werden versterkt, omdat mannelijke respondenten aangaven niet op deze man te willen lijken.39 Zij leggen daarom extra nadruk op een gelijkmatige training van het lichaam om zo aan het algemeen geaccepteerde lichaamsideaal te voldoen van een gespierd lichaam met natuurlijke verhoudingen.40 Dit ondersteunt de theorie van Smaele die aangeeft dat de bestraffing van contratypisch gedrag ideeën van ideale mannelijkheid versterkt (2006:3). In dit geval is de bestraffing dus het in gesprekken en roddels afkeuren van de performance en performativiteit van een ander. Voor vrouwen wordt gespierdheid en het fanatiek doen van krachttraining geschaard onder ongepaste contratypische vrouwelijkheid.41 Dit zou ervoor zorgen dat vrouwen een mannelijk lichaam krijgen volgens de respondenten.42 Ook onverzorgd erbij lopen, afgeschoren haar en vormloze kleding werden afgekeurd.43 Het andere uiterste van het spectrum binnen contratypische vrouwelijkheid, namelijk hypervrouwelijkheid, werd ook genoemd als ongepast. Hieronder valt volgens Jesper en Anne het dragen van teveel make-up en te weinig bedekkende kleding.44
3.3 De uitdraging van mannelijkheid en vrouwelijkheid in de sportschool In deze paragraaf zal naar voren komen hoe aanwezige ideeën met betrekking tot mannelijkheid en vrouwelijkheid geuit worden in de sportschool door middel van fysieke vormgeving en gedragingen. Uit het theoretisch kader blijkt dat de uitdraging van genderideeën op te delen is in performance en performativiteit (Nagel 2003:52). Performance richt zich voornamelijk op de uiterlijke verschijning en performativiteit op de handelingen vanuit deze performance (Nagel 2003:52, Van den Bogert 2015). Tijdens mijn veldwerk heb ik geobserveerd dat het label mannen- en vrouwentoilet in de gang tussen de groepsleszaal en de ruimte met de losse gewichten omgewisseld is, zonder iets te veranderen aan de sanitaire voorzieningen zelf.45 Voorheen zat het mannentoilet het dichtst bij de glazen deur van de groepsleszaal. Jesper, de eigenaar, legt uit dat de
39
Interview Jesper op 02-04-2015, interview Aron op 14-04-2015 Idem voetnoot 48 41 Interview Jesper op 02-04-2015, interview Aron 14-04-2015, interview Anne op 09-02-2015 42 Interview Anne op 09-02-2015 , Interview Jasmijn op 18-02-2015 43 Interview Marissa op 21-02-2015 44 Interview Jesper op 02-04-2015, interview Anne op 09-02-2015 45 Observatie 02-03-2015 40
39
groepsleszaal zich eerst bevond waar nu de ruimte met de losse gewichten is.46 Na de aanbouw van een nieuwe groepsleszaal is er een verplaatsing geweest van vrouwen naar de nieuwe groepsleszaal en van mannen naar het “krachthonk”.47 Uit observaties blijkt dat de zaal ingericht voor groepslessen vrijwel alleen maar vrouwen aantrekt en dat de ruimte ingericht met losse gewichten vrijwel alleen maar door mannen wordt gebruikt. Omdat met de verplaatsing van de groepsleszaal ook de vrouwelijkheid die toegekend wordt aan de vorige locatie verplaatst is, is duidelijk geworden dat wanneer de plek anders ingericht en gebruikt wordt het label mannelijk of vrouwelijk kan veranderen. Dit ondersteunt de sociale constructie van gendersymboliek, waarbij gender toegewezen wordt aan sekseneutrale objecten en ruimtes (Shelhowe 1993:358, Jansen 1987: 176). Als verklaring waarom de toiletten omgewisseld zijn voert Jesper aan: “Vrouwen vonden het niet fijn als mannen naar het toilet gingen als zij yoga en pilates aan het doen waren. De dames vonden dit bedreigend en onprettig wanneer zij in moeilijk posities aan het oefenen waren en de mannen dit bekeken door de glazen deur.”.48 De gevoeligheid van vrouwen voor de blik van mannen komt ook naar voren in het feit dat in de sauna aparte vrouwenuren zijn, maar geen aparte mannenuren. De eigenaar geeft aan dat dit zo is, omdat daar veel mensen komen die elkaar kennen en dat mannen iets onverschilliger zijn in hoe zij op anderen overkomen wanneer zij naakt zijn.49 Hij geeft ook aan dat hij alleen door vrouwen is gewezen op hun onprettige gevoel, terwijl dit niet gebeurd is door mannen. Uiteraard zullen er ook mannen zijn die zich druk maken over hun uiterlijk, omdat ik op meerdere momenten zowel mannen als vrouwen heb geobserveerd die hun kapsel en kleding fatsoeneren voor de spiegels in de sportzalen. Zoals vermeld in het theoretisch kader worden schoonheid en het uiterlijk traditioneel gezien als vrouwelijke kenmerken toegeschreven aan vrouwen (Reischer 2004, Dworkin 2009, Frith 2004). Uiterlijk weegt daarom zwaarder voor vrouwen dan voor mannen (Arnett 2012:181). Daarnaast beschrijft Bem (1981) dat in sociale interactie een constante evaluatie plaatsvindt van innerlijke en uiterlijke kenmerken om te categoriseren in hoeverre iemand mannelijk of vrouwelijk is. Dit zou kunnen verklaren waarom zowel mannen en vrouwen bezig zijn met uiterlijk, maar vrouwen gevoeliger zijn wat betreft hun uiterlijke voorkomen en hoe ze overkomen op anderen. Onder het vormgeven van de uiterlijke vertoning, ook wel performance genoemd, valt onder andere kleding (Nagel 2003:52, Van Wolputte 2004:264, Frith 2004, Featherstone 46
Interview Jesper op 02-04-2015 Uitspraak van Jesper in een interview dat plaatsvond op 02-04-2015 48 Interview Jesper op 02-04-2015 49 Interview Jesper op 02-04-2015 47
40
1999). Tijdens de participerende observatie in de sportschool is opgevallen dat mannen over het algemeen donkere loszittende kleding dragen en meisjes voornamelijk strakke leggings en topjes in felle kleuren. Het valt op dat met name de sporters die reeds aan de norm van gespierde mannen en slanke vrouwen voldoen, de grootste groep zijn binnen de sportschool die strakke kleding draagt die hun lichaamsvormen accentueert. Binnen deze groep zijn slanke vrouwen eerder geneigd strakke kleding te dragen dan mannen. Daarnaast trekken vrouwen door hun kledingkeuzes over het algemeen meer aandacht dan mannen. Het voorgaande kan verbonden worden aan het grotere belang van uiterlijk voor vrouwen dan voor mannen en aan het westerse ideaalbeeld van een slanklichaam met duidelijke rondingen, zoals borsten en billen, omdat strakke kleding de vorm van het lichaam duidelijk laat zien (Arnett 2012:181, De Vries 2012, Gremillion 2005:15, Reischer 2004). In de interviews gaven respondenten aan dat functionaliteit en draagcomfort de belangrijkste redenen zijn om een bepaald kledingstuk te kiezen.50 Dit is ook terug te zien in de uitdraging van sporters. Zo dragen sporters in de spinningles vrijwel allemaal dezelfde kleding, namelijk een wielrenoutfit die bestaat uit een kort broekje halverwege de bovenbenen en een hemdje of een T-shirt. Hans, die elke week een spinningles volgt, legt uit dat deze kleding ervoor zorgt dat een sporter optimaal kan bewegen op de fiets en het niet te warm krijgt, omdat de huid niet bedekt is.51 Ondanks de overeenkomsten verschilt de sportoutfit onder sporters per les en per individu. Verschillen in kleding komen voort uit het feit dat men naast de ideeën die in de structure voorhanden zijn, de agency heeft om een alternatieve performance in te richten (Gremillion 2005, Giddens 1984). Van den Bogert (2015) beschrijft dat performativiteit de constructie van gender is door middel van handelingen. De vrije keuze om aan te trekken wat je wilt kan dus gerekend worden onder performativiteit, omdat het aantrekken van kleding elke dag weer een herhaling is van de keuze hoe je jezelf presenteert. In de interviews en het theoretisch kader komt naar voren dat gespierdheid geconstrueerd wordt als mannelijkheid en slankheid als vrouwelijkheid (Larneby 2012, De Vries 2012, Gremillion 2005:15, Reischer 2004). Uit de observaties blijkt dat deze verdeling ook terug te zien is in de sportschool. Vrouwen richten zich voornamelijk op het onderlijf en daarnaast ook op de algehele conditie en slankheid. De mannen voornamelijk op het bovenlijf, de buik, spieromvang en spierkracht. Deze constructie heeft invloed op de performance in de 50
Interview Jasmijn op 18-02-2015, interview Aron 14-04-2015, interview Marissa 21-02-2015, interview Roel 13-04-2015 51 Informeel gesprek Hans op 25-03-2015
41
sportschool. Zo heb ik gezien dat vrouwen in tegenstelling tot mannen vaak geen gespierde armen hebben. Maar deze constructie heeft ook invloed op de handelingen, oftewel een onderdeel van performativiteit, binnen de sportschool (Butler 1999). In de sportschool is een verscheidenheid aan apparaten, oefeningen en groepslessen voorhanden om eenzelfde spiergroep te trainen. Afhankelijk van de aanwezige ideeën over welke apparaten, gebieden en lessen mannelijk of vrouwelijk zijn heeft een sporter de vrije keuze welk middel hij wil gebruiken. Deze vrije keuze is de agency (Giddens 1984). Zo kan een man bijvoorbeeld een mannelijk gedefinieerd apparaat gebruiken om bij te dragen aan zijn mannelijkheid. Zoals we gezien hebben in de vorige paragraaf en in de theorie van Johansson (1996) worden losse gewichten en apparaten die gericht zijn op het trainen van mannelijke lichaamsgebieden, zoals het bovenlichaam, bestempeld als mannelijk. In de onderzochte sportschool doet een meerderheid van de mannen armcurls52 met losse gewichten om de armen te trainen, terwijl vrouwen, die over het algemeen niet bewust hun armen trainen, deze spieren trainen wanneer zij van de downward facing dog53 overgaan naar de upward facing dog54 in de Poweryogales. Het voorgaande voorbeeld illustreert dat bepaalde handelingen gebaseerd op genderideeën, oftewel performativiteit, invloed heeft op de performance, maar ook dat ideeën over de performance invloed hebben op de performativiteit. Alhoewel mannen en vrouwen het gehele lichaam trainen, omdat een natuurlijke verhouding zoals aangegeven in de interviews het belangrijkst wordt gevonden, gebeurt dit op verschillende manieren. Zo heb ik geobserveerd dat mannen voornamelijk gebruik maken van losse gewichten en op elke dag een ander deel van het lichaam trainen, waardoor het hele lichaam getraind is aan het einde van de week. Vrouwen trainen het gehele lichaam in één keer door middel van groepslessen of de conditie door middel van cardiomateriaal. De bevinding van Craig (2007) dat tegenwoordig nog steeds weinig vrouwen te vinden zijn in ruimtes met losse gewichten en dat vooral vrouwen gebruik maken van cardiomateriaal en aerobicslessen is dus terug te zien in de sportschool waar ik onderzoek heb gedaan. Eenzelfde verdeling komt in de literatuur naar voren, waarin de bodybuildcultuur verbonden wordt aan een mannencultuur en de aerobicscultuur aan een vrouwencultuur (Johansson 1996, Sassatelli 2006). Binnen aerobics wordt met name gefocust op de conditie in plaats van gespierdheid (Criag 2007). 52
Liften van een gewicht, terwijl de arm in een hoek van negentig graden wordt gehouden. Yogapositie waarin het lichaam een driehoek vormt en de voeten en handen de grond raken, terwijl het gezicht naar de grond wijst 54 Yoga positie waarin het onderlijf op de grond ligt en het bovenlichaam door de armen zo ver mogelijk naar achter wordt geduwd. 53
42
Zoals besproken in de paragraaf over genderideeën in de spotschool heeft een individu de vrijheid om te kiezen voor een alternatieve performance en performativiteit (Giddens 1984, Gremillion 2005). Zo daagt Freya de normatieve genderverdeling van performance uit door gespierde armen te hebben en de normatieve performativiteit door zich af en toe op te trekken aan de crossfitkooi in de ruimte met de losse gewichten. Hierbij is geobserveerd dat deze handeling veel bekijks trekt van sportende mannen. Zelf zegt ze af en toe negatieve reacties te krijgen op haar gespierdheid.55 In het interview zegt ze zich hier niks van aan te trekken, omdat ze zich door krachttraining sterker voelt.56 Zoals besproken in het theoretisch kader kan contratypische mannelijkheid, maar ook contratypische vrouwelijkheid, leiden tot bestraffing (Smaele 2006:3). Binnen de sportschool heb ik geobserveerd dat het vooral leidt tot roddels en uitlachen, maar dit wordt zelden direct geuit naar de sporter die contratypische mannelijkheid of vrouwelijkheid vertoont. De eigenaar probeert contratypische mannelijkheid en vrouwelijkheid te weren in zijn sportschool door middel van zijn deurbeleid. Hij wil graag dat iedereen zich thuis kan voelen binnen de sportschool en dat niemand afgeschrikt wordt door “het ouderwetse bodybuilding model”57. Fanatieke bodybuilders zijn dus ook niet terug te zien in de sportschool waar ik onderzoek heb gedaan, omdat deze doorgestuurd worden naar andere sportscholen die wel de faciliteiten bieden voor deze vorm van fitness. Daarnaast heeft hij een vrouw naar huis gestuurd die volgens hem te schaars gekleed was en “alleen maar een leren bandje over haar borsten droeg”.58 Zoals besproken in de tweede paragraaf is blote kleding een kenmerk van contratypische vrouwelijkheid. 3.4 Conclusie Ondanks het feit dat mannen en vrouwen gewoon samen mogen sporten in de Nederlandse sportschool zijn er verschillen geobserveerd en naar voren gekomen in de interviews in welke ruimtes, materialen en gedragingen als normatief worden gezien voor mannen of vrouwen. Hiermee is de theorie van Jansen (1987) waarin gesteld wordt dat gender aan voorwerpen, ruimten, denkwijzen of lichaamsbewegingen wordt toegewezen, ondersteund.
55
Interview Freya op 24-02-2015 Interview Freya op 24-02-2015 57 Interview Jesper op 02-04-2015 58 Interview Jesper op 02-04-2015 56
43
Deze toewijzing van gender gebeurt ook aan innerlijke en uiterlijke kenmerken. In de interviews wordt zelfredzaamheid genoemd als een mannelijke eigenschap en zorgzaamheid als een vrouwelijke eigenschap. Wat betreft uiterlijke kenmerken zijn de meeste respondenten het eens dat het lichaam een natuurlijke verhouding moet hebben. Een mannelijke uiterlijke kenmerk dat genoemd is, is gespierdheid. Specifiek wordt het bovenlichaam gezien als een mannelijk gebied om te trainen. Uit de observaties blijkt dat mannen ook daadwerkelijk, meer dan vrouwen, het bovenlichaam trainen en aan krachttraining doen met losse gewichten. Voor vrouwen wordt slankheid genoemd als een lichaamsideaal. Dit sluit aan op het westerse ideaalbeeld van een slank vrouwenlichaam (De Vries 2012, Gremillion 2005:15, Reischer 2004). In dit ideaalbeeld komt ook naar voren dat het behoud van rondingen belangrijk wordt gevonden, terwijl in de interviews en observaties gevarieerde meningen over rondingen naar voren komen. Uit de empirie blijkt dat de theorie van Reischer (2004), Dworkin (2009), Frith (2004) en Arnett (2012) ondersteund wordt in de zin dat uiterlijk zwaarder lijkt te wegen voor vrouwen dan voor mannen. Aansluitend op het lichaamsideaal van slankheid voor vrouwen is geobserveerd dat vrouwen meer aan cardiotraining doen en vaker participeren in groepslessen dan mannen. De genderverdeling van mannen die krachttraining doen en vrouwen die sporten in groepslessen komt voort uit geconstrueerde categorieën van gender, waarin het vrouwelijke sportende lichaam verbonden wordt aan fitheid en het mannelijke sportende lichaam aan kracht. Deze verdeling vindt zijn oorsprong in de aerobicscultuur en de bodybuildcultuur, waarin de sportschool en de losse gewichten gecategoriseerd werden als mannelijk en de aerobicsgroepslessen als vrouwelijk (Johansson 1996, Sassatelli 2006). Door het lage aantal mannen bij een als vrouwelijk geconstrueerde groepsles zou men kunnen concluderen dat de genderverschillen die in de sportschool bestaan in stand worden gehouden door de bestaande ideeën en uitdragingen van sporters, totdat meerdere mensen ze uitdagen. Dit komt overeen met de theorie van Bryson (1987) die stelt dat door de heersende mannelijke hegemonie en het lage aantal vrouwen binnen de sport genderverschillen geconstrueerd en gereconstrueerd worden (Bryson 1987). Toch kan de genoemde en geobserveerde genderverdeling genuanceerd worden, omdat respondenten ook voorbeelden geven van zelfredzame vrouwen en zorgzame mannen en alternatieve performances en performativiteit geobserveerd zijn in de onderzochte sportschool.
44
Wat betreft alternatieve performances geven enkele mannelijke respondenten aan dat zij denken dat hun mannelijkheid betwijfeld wordt wanneer ze meedoen aan een groepsles die als vrouwelijk is geconstrueerd.59 Een vrouwelijke sportster zegt zich juist sterker te voelen door mannelijke activiteiten uit te oefenen binnen de sportschool. Dit is te verbinden aan de theorie van Arnett (2012) die stelt dat er een statusverschil bestaat tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid. Mannelijkheid wordt hoger gewaardeerd, maar is daarmee ook gevoeliger voor mislukking wanneer het geassocieerd wordt met vrouwelijkheid (Arnett 2012). De angst van mannen voor negatieve consequenties wanneer ze geassocieerd worden met de vrouwelijke gendercategorieën laat zien dat er genderpolicing plaatsvindt in de onderzochte sportschool, waarbij de alternatieve performances en gedragingen afgekeurd kunnen worden (Nagel 2003:52, Butler 1988). In de sportschool blijken met name bodybuild(st)ers als voorbeeld aangehaald te worden als een contratypische performance, zoals uitgelegd door Smaele (2006). De theorie van Smaele geeft aan dat contratypische mannelijkheid bestraft wordt. In de sportschool houdt dit in dat er geroddeld wordt over een sporter en er gelachen wordt om deze persoon. Het blijkt dat ook contratypisch vrouwelijk gedrag bestraft kan worden, zoals het geval waarin een te schaars geklede dame naar huis is gestuurd. De theorie van Smaele stelt daarnaast dat contratypisch gedrag ideeën van ideale mannelijkheid versterkt (2006:3). Dit wordt ondersteund door de interviews omdat mannelijke respondenten niet op het contratypische beeld van mannelijkheid willen lijken en dus de nadruk leggen op een gelijkmatige training van het lichaam om zo aan het algemeen geaccepteerde lichaamsideaal te voldoen van een gespierd lichaam met natuurlijke verhoudingen.
Concluderend kan gesteld worden dat de sportschool inderdaad een gendered fenomeen is, waarbinnen transformaties van gender plaatsvinden, maar waar tevens hegemonische structuren van mannelijkheid en gepolariseerde genderidentiteiten in stand worden gehouden, zoals ook Andreasson stelt (2014). Daarnaast hebben wij ideeën en uitdragingen als deelonderwerpen behandeld, terwijl in de empirie duidelijk naar voren is gekomen dat deze onlosmakelijk verbonden zijn.
59
Interview met Jesper op 02-04-2015, interview met Aron op 14-04-2015
45
4. Gender in de sportschool in Marokko Suzanne Lugthart
Aparte uren alleen voor vrouwen, een kleine oppervlakte voor een sportschool en vrouwen met hoofddoekjes. Op het eerste gezicht lijken dit de enige verschillen met een Nederlandse sportschool. Na tien weken veldwerk in de sportschool besef ik echter dat dit niet de enige verschillen zijn. Het leven binnen de sportschool wordt sterk beïnvloed door het leven buiten de sportschool. Het is daarom ook logisch dat de Marokkaanse sportschool een andere sfeer en andere regels kent dan de Nederlandse sportschool. De sportschool in Marokko is een plek waar gedragsregels die binnen de samenleving gelden soms even overschreden kunnen worden. Het gaat hierbij dan vooral om de regels rondom sociaal contact. Zo vinden meerdere respondenten de sportschool een fijne plek om contact op te doen met het andere geslacht60, waarbij dit voor hen soms buiten de sportschool moeilijker is. Maar ook is de sportschool een plek waar aan regels gehouden moet worden. De leden van de sportschool hebben te maken met de regels en structuren van de sportschool en samenleving. Deze regels zien we terug in geschreven regelementen maar ook in ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid en hoe door actoren wordt gehandeld in de sportschool. Dit zullen we zien in de volgende paragrafen. Naar aanleiding van tien weken observeren in de sportschool, meedoen aan lessen en het houden van interviews, zal dit hoofdstuk gaan over de ideeën van gender in de sportschool in Rabat, Marokko. In dit hoofdstuk zal het gaan over de bestaande ideeën van gender en de uitdraging van deze ideeën binnen Golden Gym in Rabat.
Bij de deur hangt een groot gordijn, waardoor je van buiten niet naar binnen kunt kijken als de vrouwenlessen bezig zijn. Gelijk rechts van de entree is een balie, met daarop een boek, waarin mensen intekenen als ze binnenkomen, een affiche van de sportschool, een fles water en mijn notitieboekje en pen als ik aan het participeren ben. Achter de balie bevindt zich een machine met verschillende soorten drankjes waarboven verschillende sportbekers staan en daarnaast staat een stereoapparaat. Meestal staat Haesna of een andere medewerker achter de balie om de sporters te begroeten, te controleren of de sporters zich inschrijven en om eventueel nieuwe mensen te ontvangen.
60
Interview Anas 25-03-2015 Interview Ilyas 21-02-2015
46
De balie staat in de ruimte die als zaal voor de lessen gebruikt wordt. Er ligt een oranje vloer, aan de zijkanten hangen spiegels die soms beslagen zijn. Ook hangen er balken om je aan vast te houden bij de spiegels. Daarnaast liggen er matjes, kussens om tegen aan te boksen, jasjes van sporters, handdoeken van sporters en flesjes water op de grond. Als hier geen les wordt gegeven pakken mannen banken, gewichten en matjes om oefeningen te doen. In het midden van de zaal staat een vierkante paal met allemaal touwtjes en elastieken eraan, die dienen als springtouw of als oefenmateriaal. Zo’n 40 meter van de deur af, staan verschillende automaten waar men spieren mee kan trainen. Ook is daar een trap naar boven. Boven staan ongeveer tien fietsen en twee ligbanken met staven met gewichten erboven waar men kan bankdrukken. Ook is hier het kantoor van Fouad, de eigenaar. Voor de trap naar boven is een kleine ruimte aan de rechterkant. Hier staan twee cardio apparaten. Onder het kantoor van Fouad bevindt zich een kleine ruimte met houten kluisjes, een kapstok en een houten bankje. Aan de andere kant van de kleine ruimte, is een trap naar beneden met groene bedekking, die doorgaat in een kleine bocht tot een kleine gang beneden waar vier apparaten staan om de benen te trainen. Er hangen hier grote sportgerelateerde foto’s. Na deze hal met apparaten is er een wc, kleine kleedruimte voor vrouwen en een grotere kleedruimte voor mannen, die ook door vrouwen wordt gebruikt als de mannen er niet zijn. In de grote kleedruimte bevinden zich ook een kleine hammam en een sauna.
4.1 Demografie van de sportschool De sportschool trekt sporters onder andere aan door de beschreven apparatuur en doordat sporters zich fijn voelen in de sportschool. Als hoofdreden voor bezoek van Golden Gym wordt echter proximiteit bij de eigen woning of werk aangegeven. De respondenten wonen vrijwel allen in de buurt van de sportschool: in de oude medina, een wijk ernaast, genaamd Ocean, of in de Kasba de Oudayas waarvan de uitgang zich 200 meter van de sportschool bevindt. Dit laatste is een ommuurde wijk met wit en blauw geschilderde huizen. Het is een toeristische trekpleister dicht bij het strand waar veel expats wonen. Daarnaast wonen respondenten Anas, Zakaria en Haesna in Sale, een grote forensenstad aansluitend aan Rabat. Voor Anas is de reden voor het kiezen van Golden Gym de proximiteit bij zijn werk en voor Zakaria en Haesna is dit het kennen van Fouad, de eigenaar. De frequentie van het sportschoolbezoek onder respondenten verschilt. Dit hangt samen met de gevarieerdheid aan dagelijkse bezigheden. Zo is Ilyas momenteel op zoek naar werk, maar geschoold in de ICT, Amina is studente Engels, Soufiane werkt in de ICT, Haesna 47
werkt aan de balie bij een verzekeringsmaatschappij, Soukaina werkt bij een Frans Instituut waar ze documenten beheert, Zakaria werkt als radio dj, Abdellah is surfleraar, Anas werkt bij een farmaceutisch bedrijf, Omar werkt bij een bank, Ahlam studeert economie en Latifa is een student sportmanagement. Ook heb ik enkele niet Marokkaanse leden van de sportschool gesproken, waaronder Camille en Angelina. Buitenlandse leden komen vooral uit Europa en de Verenigde Staten. Sommigen zijn in Marokko voor werk, anderen voor studie. Alle geïnterviewde respondenten zijn echter Marokkaans en Moslim net als de meeste andere sporters. Alle respondenten in mijn interviews zijn daarnaast ongehuwd, behalve Fouad. Anas was eerder getrouwd, maar is nu gescheiden. Ahlam heeft een vriend en Omar was verloofd op het moment dat ik hem interviewde. Nu is dit helaas over, meldde hij me.
4.2 Ideeën van gender “Als je om zeven uur komt, kun je eerst een vrouwenles meedoen en daarna om acht uur een gemixte les. Zo kun je kijken wat je beter bevalt.”, zegt eigenaar Fouad61. Hij begrijpt mijn onderzoek nog niet volledig op dat moment, maar hij wil wel graag dat ik bij zijn sportschool kom sporten en dat ik de volgende dag over mijn onderzoek verder met hem kom praten. Een eerste structuur van genderideeën in de sportschool is dus al gauw duidelijk. Drie dagen in de week van vijf uur tot acht uur zijn er uren waarin de sportschool alleen toegankelijk is voor vrouwen. De reden voor gender gesegregeerd sporten haalt Fouad62 uit religie, de islam. Zo zegt hij: “Ik moest wel aparte lessen voor vrouwen invoeren. Marokko is een islamitisch land. Daarom wordt gemengd sporten niet door alle vrouwen en ook niet door alle echtgenoten van vrouwen die hier sporten gewaardeerd.” Latifa63 en Amina64, twee meiden van begin twintig, vertellen mij in afzonderlijke interviews dat zij in het begin alleen met vrouwen wilden sporten, omdat bepaalde bewegingen in het bijzijn van mannen niet gepast zijn binnen hun religie, de islam. Walseth en Fasting bevestigen dat dit de reden is voor gender gesegregeerd sporten (2004: 122). Gender omvat naast ideeën over acties die voor mannen en vrouwen geaccepteerd of juist niet geaccepteerd zijn, ook uiterlijke kenmerken en karaktertrekken (Glover en Kaplan 2000). Over deze uiterlijke kenmerken komt naar voren dat mannen en vrouwen duidelijke 61
Informeel gesprek met Fouad, 02-02-2015 Interview Fouad, 20-02-2015 63 Interview Latifa, 10-03-2015 64 Interview Amina, 03-03-2015 62
48
beelden over het uiterlijk van mannen en vrouwen hebben. Uit de interviews komt voornamelijk naar voren dat mannen gespierd moeten zijn. Voor vrouwelijkheid komt uit de interviews dat vrouwen ook afgetraind moeten zijn, maar dat zij hun rondingen niet mogen verliezen. Dit komt overeen met het beeld in Egypte over vrouwelijk uiterlijk, beschreven door De Vries (2012) die stelt dat jongere Egyptische vrouwen een slank lichaam met rondingen op de juiste plaatsen mooi vinden. Dit niet verliezen van rondingen is voornamelijk belangrijk voor vrouwen, zo wordt voor vrouwen vaker dan voor mannen aangehaald dat er een limiet was aan gespierdheid. “Sporten is vooral belangrijk om gezond te blijven, maar het moet niet zo zijn dat je zoveel spieren hebt dat je de rondingen niet meer kunt zien. Dan lijk je net een man.”, zegt Ahlam. Dit komt overeen met het idee dat gespierdheid meer een mannelijk ideaal is in de fitnesswereld (Larneby 2014). Ook voor mannen geldt een limiet. Dit limiet verschilde echter per respondent. Ilyas, die veel doet aan gewichtheffen, zegt hierbij dat te veel spieren een modeverschijnsel is65. Hij wees hierbij naar bodybuilders en dat hij dit niet mooi vindt. Hij heeft zelf flinke armen en traint vier keer per week.66 Abdellah67 daarentegen heeft niet echt gespierde armen en vindt het kweken van veel spieren ook geen goed idee. Hij zegt daarbij dat hij een trainingspartner van Ilyas met ongeveer hetzelfde formaat spieren als Ilyas, te veel spieren vindt hebben. Abdellah en Ilyas geven dus beiden aan dat te veel spieren niet goed is, maar hun perceptie hiervan is erg verschillend. We zien hier het idee van De Vries (2012) en Paradis (2012) dus terug dat het contextgebonden is, wat gezien wordt als een gezond of mooi lichaam. Zo is in Ilyas zijn ideeën zijn spierformaat goed, maar zijn deze volgens de standaarden van Abdellah te veel. Uit het voorgaande blijkt dat uiterlijke ideaalbeelden van mannelijkheid en vrouwelijkheid gekoppeld worden aan de sekse man en vrouw, door te zeggen hoe mannen en vrouwen er ideaal uit zouden moeten zien. Gender kan hier dus worden begrepen als een betekenis die door mensen onder elkaar wordt toegekend aan een seksueel gedifferentieerd lichaam (Butler 1999). De ideeën van rondingen voor vrouwen en een gespierd lichaam voor mannen weergeven ideeën over het gebruik van het lichaam als presentatie van genderrollen van mannelijkheid en vrouwelijkheid, ofwel performance (Nagel 2003:52).
65
Interview Ilyas, 21-02-2015 Meerdere observaties op verschillende dagen. 67 Interview Abdellah, 27-03-2015 66
49
Ideeën over uiterlijke kenmerken en innerlijke kenmerken vormen samen ideale mannelijkheid en ideale vrouwelijkheid. “El 3a9le salime, fi el jiseme el salime”68, zegt Abdellah69. Dit betekent dat een goed innerlijk een goed lichaam is, oftewel dat het innerlijk belangrijker is dan het uiterlijk in zijn ogen. Het belang van innerlijk boven uiterlijk komt bij alle respondenten naar voren als het over mannelijkheid en vrouwelijkheid gaat. Vrouwelijke innerlijke kenmerken die veel voorkomen zijn spontaniteit, vrolijkheid, gevoeligheid, zachtaardigheid en open staan voor anderen. Mannelijke kenmerken voor innerlijk volgens de respondenten zijn welbewust, ambitie en hardheid. Deze hardheid wordt echter op verschillende manieren beschreven als kracht, competitief zijn en weerstand bieden. Deze mannelijke kenmerken zijn meer op persoonlijk niveau en deze vrouwelijke kenmerken zijn meer kenmerken die in relatie staan met andere mensen. Dit ondersteunt dus de theorieën van Chodorow (2001:82), Baumeister en Sommer (1997) en Cross en Madson (997), dat mannen hun persoonlijkheid meer individueel construeren en dat vrouwen dit meer afhankelijk doen van anderen. Echter worden ook mannelijke kenmerken genoemd die in relatie staan met de medemens. Zo vindt Abdellah dat je wel een man kan zijn, maar als je niks goeds doet voor een ander, ben je niet echt een goede man. Goed doen voor een ander was voor hem een belangrijk kenmerk voor een man. Dit kwam ook in andere interviews terug. Andere respondenten noemen ook kenmerken voor mannelijkheid die meer met de connectie met anderen te maken hebben. Zo worden welbewustheid, aardig zijn, goed in de omgang en respect naar vrouwen genoemd. Kortom bestaat mannelijkheid dus ook uit innerlijke kenmerken die met interactie met medemensen te maken hebben, maar deze werden in mindere mate genoemd. Daarnaast vond Ahalam70 ambitie en zelfvertrouwen belangrijk in een vrouw, dus zijn innerlijke kenmerken die aan vrouwelijkheid worden toegeschreven ook niet alleen maar kenmerken die een relatie met de ander aangeven.
4.3 Uitdragingen
Zoals in het theoretisch kader is beschreven, valt de uitdraging van gender uiteen in performance en performativiteit (Nagel 2003:52).In hoofdstuk twee hebben we al 68
Een drie staat voor de Arabische letter, عofwel ‘ain die klint als een combinatie van een a, een e en een i. Een negen staat in het geschreven Marokkaans voor de Arabische letter, حofwel ha. Deze wordt als een sterke h uitgesproken. 69 Interview Abdellah, 27-03-2015 70 Interview Ahlam
50
performance gezien, omdat ideeën over gender ideale mannelijkheid en vrouwelijkheid in de lichaamsvertoning laten zien. In dit hoofdstuk zullen we ingaan op hoe mannelijkheid en vrouwelijkheid daadwerkelijk te zien zijn, doordat er wordt vormgegeven aan die lichaamsvertoning. Daarnaast zullen we het hebben over handelingen die de ideeën van gender uitdragen. We zullen hier dus twee van de drie deelaspecten van performativiteit van Van den Bogert (2015) weergeven, namelijk expressies en handelingen. Deze expressies en handelingen komen aan bod door te kijken naar het maken van bewegingen, kledingkeuze en keuze van activiteiten binnen de sportschool. Daarnaast zullen we het in dit hoofdstuk hebben over uitdragingen van sociaal contact en uitdragingen van macht.
Zoals in paragraaf twee is aangetoond, bestaan er ideeën dat vrouwen niet met mannen kunnen sporten en/of bepaalde bewegingen niet kunnen maken in het bijzijn van mannen. Dit zien we ten eerste terug in de gender gesegregeerde lessen, maar ook in het zorgvuldig maken van bewegingen. “Als ik een beweging maak, zoals het aanraken van mijn tenen, dan zorg ik dat ik niet met mijn kont naar een man wijs.”, zegt Latifa71. Dit terwijl ze kijkt of er geen mensen langslopen in het halletje van de sportschool waar het interview plaatsvindt en ze daarna de beweging voordoet. We zien hier de uitleg van Walseth en Fasting terug voor gender gesegregeerd sporten (2004: 122). We zien hier namelijk een uitdraging terug van het idee dat ook tijdens het sporten een bewustzijn bestaat van het feit dat bepaalde bewegingen beter voorkomen kunnen worden in het bijzijn van mannen. Niet alle vrouwen zijn hier echter mee bezig. Zo zegt Ahlam, ook een vrouw van begin twintig en overtuigd moslim: “Ik voel me vrij om alles te doen in de sportschool. Soms zie ik wel mannen kijken, maar dat maakt me niet uit.”.72 Dit laat zien dat er verschil in opvatting of in kennis van de islam bestaat, waardoor sommige vrouwen redeneren dat ze bewegingen wel kunnen doen en anderen besluiten deze niet te doen. Dit komt overeen met de theorie van Walseth en Fasting (2004: 122). Hun agency binnen de structuren is hierin duidelijk te zien, doordat voor de vrouwen allen de islam een belangrijke rol speelt in het leven, maar zij daarbinnen eigen keuzes maken in hoe ze deze uitleggen. Er kan echter ook beweerd worden dat de structuren van de vrouwen verschillen op het gebied van religie door een verschil in opvatting van de religie welke voortkomt uit bestaande structuren als familie, klasse, vrienden en wellicht de moskee waar zij en/of hun vaders heen gaan. Dit verschil in structuren is niet duidelijk vast te leggen doordat het te 71 72
Interview Latifa, 10-03-2015 Interview Ahlam, 09-04-2015
51
herleiden is naar de intersectionaliteit van Yuval-Davis (2006). Zoals eerder besproken is dit een samenkomst van categorieën als leeftijd, klasse, seksuele en regionale identiteiten die ideeën over gender bepalen(Butler 1999:6). Een ander voorbeeld van deze intersectionaliteit, wat het verschil van denken over bewegingen in de buurt van mannen kan verklaren, is klasse. Zo woont Ahlam in een luxere wijk van Rabat en de meiden Latifa en Amina in de buurt van de oude medina, ofwel de middenstandswijk. Dit zou ook van invloed kunnen zijn op de manier waarop de vrouwen naar het gemengde sporten kijken. Voor mannelijke respondenten is sporten met vrouwen geen enkel probleem. Dit is echter ook alleen de optie in Golden Gym. Enkel buiten de sportschool geeft Simo73 aan dat zijn vechtsportdocent op zijn sportschool gemixt sporten niet wil, omdat hij sterk islamitisch is. Dit is uit voorzorg voor de concentratie van de jongens. Simo wil dit gemengde sporten zelf ook niet, omdat hij vertelt dat hij het niet aankan als een vrouw bijvoorbeeld squats doet: “Wat als ze squats doet? Ik heb hormonen!”. Uit dit citaat blijkt dus dat angst voor het verlies van focus op de sport, een reden is voor het kiezen van gender gesegregeerd sporten voor sommige mannen. De vrouw wordt hier, zowel door de respondent als in de theorie, gesteld als afleiding en haar bewegingen worden gezien als uitdaging van seksuele opwinding in de strenge interpretatie van de islam (Walseth en Fasting 2004:122). Naast verschillende interpretaties van de islam over in hoeverre je bepaalde bewegingen mag maken, zijn er in Marokko ook verschillende opvattingen in hoeverre een vrouw zich moet bedekken zoals we hebben gezien aan de hand van de vertaling van soera 33 vers 59 in de context van Marokko (Kramer, Jaber en Janssen 2009:498). Dit zagen we ook terug in de sportschool. Zo vinden Latifa74 en Amina75 dat ze geheel bedekt moeten met hoofddoek, lange mouwen, een shirt tot over de billen en geen te strakke broeken. Dit komt ook naar voren bij Soukaina, die vindt dat ze een shirt tot over haar kont moet dragen als ze een strakke broek aan heeft. Toen ik met Haesna ging winkelen voor een nieuw sportshirt, zocht ze ook duidelijk naar iets voor mij, waardoor mijn buik niet zichtbaar zou zijn. Dit shirt bedekt uiteindelijk ook een groot deel van mijn billen.76 Het idee van bedekken is niet onder elke respondent hetzelfde. Ahlam vindt gewoon dat vrouwen vrij zijn om te dragen wat ze willen.
73
Informeel gesprek met Simo, een vriend van sporter Amina, 26-02 2015 Interview Latifa, 10-03-2015 75 Interview Amina, 03-03-2015 76 Observaties tijdens hanging out met Haesna op 07-03-2015 74
52
Ook zien we dit in de observaties over kleding van de sporters in de sportschool.77 De wat oudere vrouwen dragen ofwel strakke broeken en een haarbandje ofwel een hoofddoek, lange mouwen, wijde broek en een shirt tot over de kont. De jongere meiden uit de vrouwenles, variërend van zestien tot midden twintig verschillen ook ten opzichte van elkaar. Een enkeling draagt een hoofddoekje, lange mouwen en een lossere broek, maar de meesten dragen strakke, maar wel lange broeken. Daar bovenop dragen ze meestal een los zittend shirtje, maar van het decolleté is vrijwel niets te zien. Een enkele keer zit een shirt iets strakker, of is het zelfs een hemdje, maar altijd is de buik bedekt in deze vrouwenlessen. Daarnaast is er een groot verschil tussen de vrouwen die in de uren met alleen vrouwen sporten en de gemixte klas. In de gemixte les komen vrijwel alleen jongere vrouwen in de twintig en geen oudere vrouwen, hoewel er in de vrouwenklassen ook oudere en jongere vrouwen aanwezig zijn. Ook is er een verschil in kleding van deze vrouwen in vergelijking tot de vrouwenles. De jongere meiden uit de mixles dragen allen strakke broeken en soms strakke tops. De kledingvariatie van deze meiden is opmerkelijk afwisselend. Zo hebben Haesna, Masjda, Kanza en Ahlam vaak kleren aan die ik niet eerder zag. Een enkele keer tijdens een mixles deed een meisje met een hoofddoekje mee, maar in de gemixte lessen zijn vrijwel geen vrouwen met hoofddoek. In de vrouwenlessen wordt er minder van kleding gewisseld, lijkt het, doordat ik de sporters vaak met dezelfde outfits zie of met een klein verschil.78 Als ik Soukaina, een sportster tijdens de gemengde uren, tijdens het interview een complimentje geef over haar vrijetijdskleding, vult ze me al gauw aan over de sportschool. “Als ik naar de sportschool ga, denk ik na over wat ik aan doe. Ik wil dat ik er altijd vrouwelijk en verzorgd uit zie.”, zegt ze.79 Dit voorbeeld laat zien dat gender geconstrueerd wordt door middel van het kiezen van kleding, zij kiest deze niet uit op basis van regels uit de religie, maar uit ideeën van verzorgdheid en vrouwelijkheid. Kleding bevat expressies van symbolen van gender en het kiezen van kleding is een handeling. Hier zijn dus de twee van de drie onderdelen van performativiteit te zien van Van den Bogert (2015). Zoals in hoofdstuk één is geïllustreerd, zegt zij dat performativiteit de constructie van gender is door middel van taal, handelingen en expressies van tekens en symbolen (Van den Bogert 2015). Echter gaat kleding ook over performance, omdat het een manier is waarop men een lichaam versiert om zichzelf te presenteren in genderrollen (Nagel 2003:52). Zo wil Soukaina zich als vrouwelijk presenteren door haar kleren. 77
Verschillende observaties op verschillende dagen. Gebaseerd op aantekeningen van observaties van verschillende dagen. 79 Interview Soukaina, 18-03-2015 78
53
De kledingregels die voor vrouwen gelden, zijn echter niet terug te zien bij de mannen. “Mannen kunnen alles dragen wat ze willen. Al komen ze naakt, dan is het nog geen probleem.” Haesna.80 Ook in andere interviews komt dit naar voren en blijkt dat voor mannen vrijwel alle kleding is toegestaan. Er bestaat dus een duidelijk verschil in regels voor mannen en vrouwen. Mannen dragen grote variaties van kleding, waaronder ook strakke, korte broeken tot strakke shirts. Verschillen hierin zijn afhankelijk van het weer. Zo hadden in het einde van de veldwerkperiode, omdat de temperatuur toen hoger was, meer mannen kortere broekjes en shirts aan met korte of ook wel zonder mouwen. Ilyas gaf dit ook duidelijk aan in een interview. “In de zomer vind ik het heerlijk om in een korte broek en tanktop te trainen”, zegt hij.81 Dit bloter kleden is voor vrouwen minder zichtbaar. De meesten blijven ondanks weersveranderingen in een lange broek sporten en meiden met een hoofddoek houden de lange mouwen. De keuzes van kleding zijn gebaseerd op verwachtingen en regels en de handelingsvrijheid van een individu. Dat zien we hier duidelijk terug, omdat er voor vrouwen meer regels zijn waarbinnen zij hun kledingkeuze bepalen. Structuur en agency zijn dus ook belangrijk in de uitdragingen van kleding net als de intersectionaliteit van categorieën waardoor men de keuze van kleding maakt. Zo hebben we eerder gezien dat religie kleding beïnvloedt, maar ook dat belang van verzorgdheid, de kledingkeuze beïnvloedt.
Er bestaan dus duidelijke ideeën onder sporters over hoe het perfecte lichaam gekleed moet zijn, oftewel over de performance. Een ander onderdeel van performance is de lichaamsvorm waar we in paragraaf twee ideeën over hebben gezien. Echter staan deze onderdelen van performance in relatie met performativiteit. Het zijn namelijk de uitdragingen van het werken in de sportschool aan bepaalde gebieden en het ook daadwerkelijk aantrekken van deze kleding, ofwel de handelingen, die ervoor zorgen dat ideeën over performance worden bewerkstelligd. Amina82 en Ilyas 83 illustreren dit zeer duidelijk door het voorbeeld van lichaamsvorming. Amina is veel te vinden op het buikspierautomaat om zo aan de volgens haar vrouwelijke buikspieren te werken en Ilyas traint vooral zijn armspieren met halters en machines voor armen, omdat hij gespierde armen mannelijk vindt. De interactie van ideeën en uitdragingen bij kleding zien we terug doordat de verschillende ideeën van lichaamsbedekking van de respondenten terug te zien zijn bij sporters in de sportschool. 80
Interview Haesna, 08-03-2015 Interview Ilyas. 28-02-2015 82 Interview Amina, 03-02-2015 83 Interview Ilyas, 10-04-2015 81
54
Performativiteit is gebaseerd op ideeën van performance, omdat acties zorgen voor lichaamsvorming. Qua vorming van het lichaam zijn er vooral observaties84 waaruit blijkt dat vooral mannen op apparaten trainen en dat vrouwen in aerobics en fitnesslessen meedoen. Dit komt overeen met het idee van Johansson en Sassatelli dat de bodybuild cultuur verbonden wordt aan een mannencultuur en de aerobics cultuur aan een vrouwencultuur (Johansson 1996, Sassatelli 2006). De meeste mannelijke respondenten doen dan ook voornamelijk aan spiertraining en geven in de interviews aan dat ze spieren belangrijk vinden. Vrouwen hebben het soms ook over gespierdheid, maar meer over vetverlies en conditie. Dit komt overeen met theorie van Craig die zegt dat aerobicslessen en cardiotraining verbonden worden met vrouwelijke eigenschappen, omdat deze trainingen focussen op gewichtsterugdringing en vormgeving van het lichaam met beperkte zichtbare spiergroei (2007). Het feit dat mannen voornamelijk aan spiertraining doen komt overeen met de theorie van Larneby die stelt dat gespierdheid voornamelijk als een mannelijk fysiek kenmerk wordt gezien (Larneby 2014). Er is echter ook een kleine minderheid die zich hier niet aan houdt en er zijn mannen die meedoen aan de groepsles en vrouwen die op machines sporten en zo aan hun spieren werken, hoewel dit niet de norm is. Hier zien we dus de keuze voor alternatieve performance (Gremillion 2005). Zo kwam ik in een informeel gesprek met Amina, haar broer en een vriend85 op het feit dat Amina zei dat ze heel gespierd wilde worden, waarna er door haar vrienden gegrapt werd dat dat mannelijk was en Amina soms net een jongen is. Activiteiten krijgen dus een gender toegeschreven, omdat men werkt aan een bepaald lichaamsdeel waarvan wordt gevonden dat dit alleen getraind hoeft te worden door een bepaalde sekse. Amina laat dus contratypisch gedrag zien door tegen dit ideaalbeeld in te gaan. Hiermee versterkt ze het idee van de jongens dat dit niet vrouwelijk is, omdat zij hier nu over praten waardoor ze dat beeld bevestigen. Aan de andere kant versterkt Amina haar eigen beeld over vrouwelijkheid en probeert ze door dit te doen ook andere vrouwen te laten inzien dat sporten op apparaten en spieren vrouwelijk kunnen zijn. “Ik heb Soraya geïntroduceerd bij de sportschool en train nu samen met haar. Eerst wilde ze vooral aan groepslessen meedoen, maar nu doet ze ook veel met mij aan spiertraining.”86
84
Vrijwel alle observaties op dagen van gemixte fitnesslessen, ofwel maandag, woensdag en vrijdag. Informele gesprekjes met Simo en Amina op 26-02-2015 86 Informeel gesprek met Amina 19-02-2015 85
55
Daarnaast is deze verandering van denken over mannelijkheid en vrouwelijkheid ook goed terug te zien bij Amina haar eigen situatie. Amina87 had het idee dat tussen mannen sporten niet goed zou zijn omdat de bewegingen eventueel seksueel opwindend konden zijn en dat dit geen ideaal gedrag is voor een vrouw. Daarom handelde zij hiernaar door in het begin naar de vrouwenlessen te gaan en niet naar de gemengde klassen. Haar ideeën van gender en uitdragingen zijn nauw met elkaar verbonden, omdat haar idee was dat het fout zou zijn voor vrouwen om naar zo’n gemixte les te gaan, waarna ze hier naar handelde. Het kiezen voor een bepaalde les of activiteit is gebaseerd op ideeën van gender, maar kan worden gezien als een uitdraging van genderideeën, doordat mensen wel of niet naar deze lessen toegaan. Naast de interactie van uitdragingen en ideeën in lichaamsvorming zien we deze interactie van uitdragingen van vrouwelijkheid en mannelijkheid ook terug in sociaal contact. “Ik kan niet zomaar met een man gaan praten. Zelfs als ik als eerste naar een man lach, dan denkt hij dat ik een slecht meisje ben. Dus hoe vind je dan een goede man? Ik ga dus ook echt niet naar hem lachen”88 Volgens Soukaina is contact maken met mannen dus een activiteit die een vrouw niet hoort te doen. Ze baalt daarnaast van mannen die contact maken, maar volgens haar alleen seks willen. Daarnaast voelde zij net als respondente Haesna89 een druk om te trouwen en het vinden van een leuke man, terwijl ze niet naar de jongen die ze leuk vindt mag lachen of een gesprek met hem mag beginnen. Soukaina worstelt met het voldoen aan de bestaande structuren die Giddens beschrijft, omdat deze gedachte voortkomt uit regels, bronnen en veranderende sociale relaties die geïmplementeerd zijn in sociale systemen (1984:25). Deze structuur waarin vrouwen contratypisch gedrag vertonen door het eerste contact is ook te zien voor andere vrouwen in de observaties90 doordat het beginnen met praten voor vrouwen niet heel normaal is. Zo benadert de man vooral de vrouw bij het eerste contact. “In Marokko kan je als vrouw niet zomaar praten met een man. Jij kan dat wel omdat je westers bent. Bij jou is dat anders. Jij kan hier rustig tegen iedereen lachen en gedag zeggen.”91 Hier toonde ik dus, zonder mij daarvan bewust te zijn, gedrag dat contratypisch is voor vrouwelijkheid in de ogen van Soukaina. Daardoor werd hierover gepraat waardoor het idee van ideale vrouwelijkheid voor Soukaina werd versterkt. In deze situatie kan het praten over dit gedrag gezien worden als de bestraffing, omdat het contratypish gedrag afkeurt. De 87
Observaties, meerdere informele gesprekjes over buikspieren en een interview op 3 maart 2015 Interview Soukaina, 14-03-2015 89 Informele gesprekjes op 07-03-2015 en 19-02-2015 90 Meerdere observaties op verschillende dagen in de sportschool 91 Interview Soukaina, 14-03-2015 88
56
theorie van Smaele over ideale mannelijkheid is hierin dan ook terug te zien voor vrouwelijkheid, namelijk dat contratypische vrouwelijkheid de ideale vrouwelijkheid versterkt door bestraffing (2006: 3). Deze theorie van Smaele zullen we ook terug zien we bij de uitdragingen van macht. Daarnaast bevestigt dit voorbeeld van Soukaina de stelling van Butler dat ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid ontstaan in sociaal contact (1999) wat ook weergeven wordt door Rubin in Nencel (2007: 93). Zo bestaat dit idee van Soukaina alleen, omdat ze ervaringen heeft waarin mannen ofwel vrouwen het afkeurden wanneer vrouwen het eerste contact leggen met mannen. Een ander voorbeeld van dit sociaal contact waardoor ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid ontstaan of wel veranderen is dat Latifa92 en Amina93 die eerst sporten met alleen vrouwen prefereerden, ervaren dat de bewegingen wel meevallen. Daarbovenop ervaren zij gemengd sporten nu als prettiger, doordat mannen meer motiverend zijn dan vrouwen, omdat ze meer uithoudingsvermogen hebben. “Ik had geen beeld van hoe het sporten met mannen zou zijn. Ik was voorzichtig, maar alles is in orde. Het is gewoon maar sport”, Amina.94 Zij besefte pas door het sporten met mannen, dat vrouwen best tussen mannen konden sporten, zonder daarbij regels van vrouwelijkheid te overtreden. Ook laat dit citaat zien dat gender zowel bestudeerd moet worden in contact met de eigen sekse als in contact tussen de seksen zoals Butler (1999: xi) zegt, omdat haar beeld van regels van vrouwelijkheid veranderde door zowel het contact met de andere sekse als het contact binnen de eigen sekse. Sociaal contact kan zich daarnaast uiten in uitdragingen van machtsrelaties. Zo kan het doen van bepaalde activiteiten een idee van macht binnen gender uitstralen zoals hieronder geïllustreerd zal worden. Roach Anleu schrijft dat veel vrouwen fitness en oefeningen zien als een veld van macht en agency waar ze conventionele constructie van vrouwelijkheid kunnen afwijzen en fysiek machtig zijn en onafhankelijk (2006:369). Dit was terug te zien in het interview met Amina en Latifa. “Ik vind het leuk als meiden op de machines trainen. Het is iets abnormaals. Ze breken de regels. Mijn broer en vrienden zeggen mij ook dat het iets voor mannen is, maar laat ze maar wachten en ze zullen zien. Ze zeggen mij dat ze 40 kilo liften, nou dat zal ik ook doen over een tijdje”, zegt Amina.95 Op de vraag waarom dit zo belangrijk
92
Interview Latifa, 10-03-2015 Interview Amina, 03-03-2015 94 Interview Amina, 03-03-2015 95 Interview Amina 03-03-2015 93
57
voor haar is, antwoordt ze: “Om ze te laten zien dat ik besta. Ik ben sterk, niet zwak. Mannen hebben vaak het idee dat vrouwen zwak zijn en niet alles kunnen.”96 Latifa ziet ook dit verschil tussen mannen en vrouwen en haalt deze macht vooral uit haar kickboksen. Zo zegt ze: “Als mensen me zien kickboksen dan denken ze dat ik sportief ben en een bepaalde competentie heb. Ook al heb ik een hoofddoek, ik kan het wel voor mezelf opnemen. Mensen denken bij een meisje met een hoofddoek altijd aan een braaf en zacht persoon.”.97 De activiteiten binnen de sportschool geven deze respondenten dus de mogelijkheid om genderideeën over meiden aan te vechten. Roach Anleu beschrijft dit aanvechten van ideeën van vrouwelijkheid als de spanning van agency van vrouwen en het conformeren aan sociale gendernormen die controle uitoefenen (2006:358). In de situatie van Latifa en Amina hebben de meiden dus de agency om naar die macht te zoeken door middel van sport. Ze handelen naar de ideeën van vrouwelijkheid waar ze het niet mee eens zijn. Hun performativiteit komt dus voort uit ideale, stereotype ideeën van anderen, waar zij tegen ingaan, oftewel contratypische vrouwelijkheid tonen. Hierdoor bereiken ze twee dingen. Voor sommige buitenstaanders op wie de meiden invloed hebben met hun ideeën en voor de meiden zelf, verandert het idee van vrouwelijkheid en wordt dit stukje macht toegekend in de bestaande structuren. Aan de andere kant zijn er mensen die dit zien en dit veroordelen, waardoor bestaande ideeën van dat boksen niet voor vrouwen is, sterker worden. Zo zei Soufiane: “Ik zou nooit bevriend kunnen zijn met een vrouw die bokst. Dat is gewoon geen sport voor vrouwen”.98 Hier zien we dus wederom de theorie van Smaele (2006: 3) over mannelijkheid ook voor vrouwelijkheid. Ofwel dat contratypische vrouwelijkheid de ideale vrouwelijkheid versterkt door bestraffing. Latifa en ik zelf tonen dus contratypische vrouwelijkheid volgens Soufiane, door te boksen. Door het afkeuren van het idee van vrouwelijke boksers, wordt Soufiane zijn idee van ideale vrouwelijkheid gedeeld met een ander en dus versterkt. Echter kan aan het idee van Smaele worden toegevoegd dat contratypische vrouwelijkheid en mannelijkheid ook bij kunnen dragen aan een nieuw beeld van ideale mannelijkheid en/of vrouwelijkheid. Zo veranderen Amina en Latifa door te boksen en te trainen op apparaten het idee van sommigen dat dit niet past binnen ideale vrouwelijkheid.
96
Interview Amina, 03-03-2015 Interview Latifa, 10-03-2015 98 Interview Soufiane, 05-03-2015 97
58
4.4 Conclusie
In de voorgaande paragrafen hebben we duidelijk gezien hoe ideeën van mannelijkheid en vrouwelijkheid worden beleefd en daarna ook hoe deze worden uitgedragen. Zoals in paragraaf twee en drie al meerdere keren naar voren komt, is de koppeling van ideeën en uitdragingen essentieel. Door bestaande ideeën krijgen uitdragingen namelijk vorm en op basis van uitdragingen ontstaan nieuwe ideeën. Deze ideeën zagen we terug in het gender gesegregeerd sporten, innerlijke kenmerken en uiterlijke kenmerken. Deze uiterlijke kenmerken kwamen terug bij de uitdraging doordat vorming van het lichaam gebonden is aan activiteiten en het aantrekken van kleding. Ideeën van gender gesegregeerd sporten worden uitgedragen doordat er wordt gekozen voor bepaalde activiteiten en lessen. Een gat dat dit onderzoek helaas niet heeft weten te vullen is hoe ideeën over innerlijke kenmerken in de realiteit uitgedragen worden binnen de sportschool van Rabat. Dit is wellicht een mooi onderwerp voor een vervolgonderzoek. Uitdragingen van vrouwelijkheid zijn daarnaast in dit onderzoek te zien in sociaal contact en aanvechting van hiërarchie, doordat vrouwelijke respondenten ideale ideeën van vrouwelijkheid aanvechten door contratypisch gedrag te tonen zoals te zien in dit hoofdstuk in paragraaf drie. Dit laat zien dat de theorie van Smaele (2006:3) over de versterking van ideale mannelijkheid door bestraffing van contratypische mannelijkheid ook geldt voor vrouwelijkheid. Deze versterking vindt echter tweezijdig plaats. Zo bevestigt bestraffing, welke ook wel geuit wordt in negatief commentaar, het bestaande ideaal van vrouwelijkheid. Aan de andere kant, zorgt het ervoor dat anderen nadenken over nieuwe vormen van ideale vrouwelijkheid waar het contratypisch gedrag bij zou passen. Dit kan ook wel gezien worden als toevoeging op Smaele (2006:3).
59
Discussie en Conclusie In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit de voorgaande empirische hoofdstukken vergeleken om zo de theorie te testen aan de hand van de verschillende casussen en een antwoord te vormen op onze hoofdvraag: “Hoe worden ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid beleefd en uitgedragen in de sportschool in Amersfoort en Rabat?” Dit doen we aan de hand van een vergelijking van de demografie, waardoor verschillen in de kernmerken van de onderzoekspopulatie in Marokko en in Nederland duidelijk naar voren komen. Daarna zullen we de hoofdvraag opdelen in deelaspecten. Dit doen we door eerst de ideeën van mannelijkheid en vrouwelijkheid in beide contexten te vergelijken. Deze koppelen we vervolgens aan theorieën van structure (Giddens 1984), performance (Nagel 2003:52) en de oorsprong van innerlijke kenmerken van mannelijkheid en vrouwelijkheid (Chodorow 2001). Daarna zullen we uitdragingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid in de sportschool in Marokko en Nederland vergelijken en dit koppelen aan de theorieën van agency (Giddens 1984), performance en performativiteit (Nagel 2003:52, Van den Bogert 2015). Ook zullen we hier de theorie van Smaele (2006:3) over ideale en contratypische mannelijkheid behandelen. Tot slot zullen we een koppeling tussen ideeën en uitdragingen weergeven en daarnaast ook reflecteren op de voorgaande theorieën.
Demografie van de sportscholen
De demografische kenmerken van de onderzoekspopulatie in zowel Marokko als Nederland zijn vergeleken, waaruit wij kunnen concluderen dat deze heel gevarieerd zijn. Zo zijn er grote verschillen binnen beide contexten in relatiestatus, werk en de frequentie van sportschoolbezoek. Een overeenkomst op beide onderzoekslocaties is dat de leeftijd van de grootste groep bezoekers van de sportschool tussen de 20 en de 30 jaar ligt. In beide landen is de keuze voor de sportschool voornamelijk gebaseerd op de kleine afstand tussen de woonlocatie en de sportschool. De invloed van sekse en leeftijd blijkt in beide sportscholen invloed te hebben op de samenstelling van de groep sporters per activiteit en tijdstip. Daarnaast is relatiestatus in de Marokkaanse sportschool van belang, omdat er sociale interactie plaatsvindt tussen jongeren die geïnteresseerd zijn in elkaar.
60
Uit de demografie in Marokko blijkt dat alle respondenten moslim zijn, binnen de Nederlandse empirie wordt religie echter niet genoemd als belangrijk aspect binnen de context van de sportschool. Werk lijkt voor beide onderzoeken geen grote factor die van invloed is op de resultaten.
Genderideeën in de sportscholen
Uit onze empirie is naar voren gekomen dat naast personen ook ruimten, lessen, objecten en activiteiten gendered zijn. Een sekseverdeling van uren en ruimten strookt met de theorie van Jansen die zegt dat gender ook aan ruimten en andere zaken, die in essentie sekseneutraal zijn, wordt toegewezen (1987: 49). Een eerste geobserveerd verschil, dat een grote invloed uitoefent op de samenstelling van de sekse van sporters, is dat in de sportschool in Rabat aparte vrouwenuren bestaan, terwijl er in de sportschool in Amersfoort alleen aparte vrouwenuren bestaan in de sauna. Tijdens deze uren zijn mannen niet welkom. De reden hiervoor in Marokko zagen we zowel in de theorie van Walseth en Fasting (2004) als in het vierde empirische hoofdstuk terug. Uit de theorie, interviews en observaties blijkt dat veel vrouwen niet samen willen sporten met mannen, omdat bepaalde bewegingen van vrouwen seksueel opwindend kunnen zijn voor mannen. Echter bestaan er wel verschillen onder respondenten, die te verklaren zijn door een andere interpretatie van de Islam, zoals wordt uitgelegd door Walseth en Fasting (2004). Het voorbeeld van aparte uren voor vrouwen laat zien hoe intersectionaliteit werkt. Deze intersectionaliteit houdt zoals eerder beschreven in dat ideeën over gender in de sociale interactie gevormd worden door invloeden zoals leeftijd, religie, klasse, etnische, seksuele en regionale identiteiten (Butler 1999:6). Marokko is een Islamitisch land waar religie een belangrijk onderdeel is van de identiteit (Desrues 2012:28). Uit de interviews blijkt dat religie onder de Nederlandse respondenten geen leidende rol aanneemt in het dagelijks leven. In de empirie komt naar voren dat religie de ideeën en uitdragingen met betrekking tot gender in de Marokkaanse sportschool beïnvloedt, maar zien we deze invloed in de Nederlandse sportschool niet terug in geschreven regels over aparte uren voor mannen en vrouwen op het gebied van sport. Ondanks het feit dat mannen en vrouwen gewoon samen mogen sporten in Nederland zijn daar wel lessen waar mannen vrijwel niet komen en gebieden die vrouwen niet snel betreden. Hieruit blijkt dat er een genderverdeling in de Nederlandse sportschool is, maar deze is niet door religie te verklaren. Tijdens ons onderzoek hebben we niet alle categorieën 61
kunnen meten en daarom is de invloed van andere categorieën, zoals genoemd door Bulter (1999), op gender binnen de Nederlandse en Marokkaanse context wellicht een interessant onderwerp voor vervolgonderzoek. Binnen de onderzochte genderverdeling die in de Nederlandse sportschool te zien is, is het vrouwelijke sportende lichaam verbonden aan fitheid en slankheid en het mannelijke sportende lichaam aan kracht en gespierdheid. In de theorie wordt deze verdeling verklaard door de aerobicscultuur en de bodybuildcultuur, waarin de sportschool en de losse gewichten gecategoriseerd werden als mannelijk en de aerobics groepslessen als vrouwelijk (Johansson 1996, Sassatelli 2006). Zowel uit de empirie als de theorie blijkt dat het vrouwelijke label dat aan een groepsles wordt verbonden in combinatie met de lagere status die aan vrouwelijkheid wordt toegekend (Arnett 2012), maakt dat mannen deze niet snel betreden. Daarnaast blijkt uit interviews met Nederlandse respondenten dat het lage aantal mannen in de groepslessen deze segregatie in standhoudt. Deze koppelingen konden gelegd worden door ideeën te combineren met de geobserveerde uitdragingen. Een soortgelijke genderverdeling van activiteiten, zoals vrouwen in groepslessen en mannen op krachtapparaten, is ook terug te zien in de Marokkaanse context. In beide contexten worden de theorieën van Johansson (1996), Sassatelli (2006) en Craig (2007) ondersteund, waarbij aerobicslessen en cardiotraining verbonden worden aan vrouwelijkheid en krachttraining aan mannelijkheid. Daarnaast wordt de theorie van Larneby, die stelt dat gespierdheid voornamelijk als een mannelijk fysiek kenmerk wordt gezien, ondersteund (Larneby 2014).
In de interviews is de respondenten ook gevraagd naar de genderverdeling van innerlijke kenmerken. In Nederlandse context is voornamelijk zorgzaamheid genoemd als vrouwelijke karaktereigenschap en zelfredzaamheid als mannelijke eigenschap. Het feit dat in Nederland voor vrouwen nadrukkelijk zorgzaamheid wordt genoemd ondersteunt het nature perspectief in de huidige biosociale benadering van gender en het lichaam (Hedblom 2009, Gremillion 2005, Eagly 2013). Hierin worden biologische fysieke kenmerken, zoals dat vrouwen kinderen kunnen baren, verbonden aan innerlijke kenmerken en de sociale rolverdeling (Eagly 2013). Onder de Marokkaanse respondenten is zorgzaamheid niet expliciet voor Marokkaanse vrouwen genoemd. Dit zou wellicht voort kunnen komen uit het feit dat zorgzaamheid meer vanzelfsprekend is voor vrouwen onder de Marokkaanse sporters, doordat de vrouwelijke taken als aanvullend worden gezien op de mannelijke taken en de vrouw daardoor meer de huiselijke rol op zich neemt (Hessini 1994: 43). Het kan echter ook zijn dat deze specifiek niet 62
werd genoemd omdat respondenten niet willen terug vallen op een stereotypebeeld. Het belang van zorgzaamheid voor de ideeën van vrouwelijkheid in de Marokkaanse context is een interessant onderwerp voor vervolgonderzoek. Deze zorgzaamheid, die in de Nederlandse context aan vrouwen wordt toegeschreven, ondersteunt de theorieën van Chodorow (2001:82), Baumeister en Sommer (1997) en Cross en Madson (1997), dat mannen hun persoonlijkheid voornamelijk individueel construeren en dat vrouwen dit meer afhankelijk doen van anderen. Met zorgzaamheid wordt bedoeld dat de vrouw zorg draagt voor een ander, hierbij ligt de nadruk vooral op anderen. In Marokko was deze theorie terug te zien in het feit dat meer individuele karakteristieken, zoals hardheid, stoerheid en zelfredzaamheid gerekend werden tot mannelijkheid. Voor de Marokkaanse context werden vrouwelijke karaktertrekken genoemd zoals gevoeligheid, vrolijkheid, zachtaardigheid en spontaniteit. Een absolute genderverdeling in karaktertrekken wordt gerelativeerd, omdat ook in beide contexten naar voren is gekomen dat de ideale man zorg draagt en respect toont voor vrouwen. Daarnaast nuanceren Nederlandse respondenten een rigide genderverdeling van innerlijke kenmerken door te stellen dat er rationele en zelfredzame vrouwen zijn en zorgzame mannen. In Marokko wordt dit ook genuanceerd doordat kenmerken die meer individueel zijn als zelfstandig en ambitieus aan vrouwelijkheid worden toe geschreven door sommige respondenten.
Bij lichamelijke vormgeving voor zowel de ideale man als de ideale vrouw is een natuurlijke verhouding van het lichaam belangrijk voor zowel Marokkaanse respondenten als Nederlandse respondenten. Binnen deze groepen bestaat echter verschil tussen wat zij onder een natuurlijke verhouding zien. Wel worden voor beiden groepen bodybuilders als voorbeeld aangehaald van een lichaam dat buiten proportie is en dus een voorbeeld van contratypische mannelijkheid. Een verschil tussen de Marokkaanse en Nederlandse respondenten is dat er in Marokko een nadruk ligt op het hebben van vrouwelijke rondingen, zoals borsten, terwijl dit door Nederlandse respondenten niet specifiek benadrukt is, maar wel genoemd. In Nederland lag de nadruk voor de vrouw op het hebben van een slank lichaam. De bevindingen in Marokko komen overeen met de theorie van De Vries (2012) die stelt dat met name jongere Egyptische vrouwen een slank lichaam met rondingen op de juiste plaatsen mooi vinden. De bevindingen in Nederland worden deels ondersteund door de theorie van De Vries (2012), Gremillion (2005:15) en Reischer (2004) die zeggen dat het westerse ideaalbeeld dat in de 63
media wordt uitgedragen een is van een slank vrouwenlichaam met duidelijke rondingen, zoals borsten en billen (De Vries 2012, Gremillion 2005:15, Reischer 2004). In de interviews in Marokko en Nederland komt naar voren dat gespierdheid voor mannen een ideaal uiterlijk kenmerk is. Dit komt overeen met de traditionele constructie van gespierdheid als mannelijk (Larneby 2014). Vooral in Nederland worden bepaalde gebieden van het lichaam benoemd als mannelijk, zoals het bovenlichaam, waaronder armen, borst en schouders vallen. Ook een sixpack wordt gezien als een mannelijk lichaamsideaal.
Gender uitdragingen in de sportscholen
Zoals in het theoretisch kader is beschreven, valt de uitdraging van gender uiteen in performance en performativiteit (Nagel 2003:52) We zullen het hier eerst over performance hebben door kleding te bespreken. Dan zullen we performance behandelen door lichaamsvorming. Hiermee ontstaat een bruggetje naar performativiteit, doordat activiteiten in de sportschool in nauw contact staan met lichaamsvorming. Deze performativiteit zullen we daarna uitbreiden door te kijken naar uitdragingen in sociaal contact en hiërarchie. Een onderdeel van performance is onder andere kleding, omdat kleding het lichaam kan aanpassen op genderideeën. Deze kleding kan gezien worden als middel van versiering (Nagel 2003, Van Wolputte 2004:264, Frith 2004, Featherstone 1999). Een overeenkomst tussen Marokko en Nederland is dat er strakke sportbroeken gedragen worden door de meeste jongere vrouwen. Gebaseerd op het verschil in de positie van religie in de Nederlandse en Marokkaanse samenleving is te zien hoe enkele Marokkaanse vrouwen een hoofddoekje dragen in de sportschool en vrouwelijke vormen verhullen in losse broeken en shirts die lang genoeg zijn om de billen te bedekken. De genoemde redenen van respondenten zijn gebonden aan religie. In de Nederlandse sportschool was de hoofdreden voor kledingkeuze het benadrukken van de vrouwelijke vormen en het draagcomfort. Het benadrukken van de vrouwelijke vormen in Nederland door enkele vrouwen lijkt in contrast te staan met het verhullen van de vrouwelijke vormen door enkele Marokkaanse vrouwen. Qua kleding van mannen ondervinden we weinig verschillen tussen de Marokkaanse en Nederlandse sportschool. In beiden scholen zien we verschillen tussen mannen en vrouwen. Zo zien we dat voornamelijk mannen en oudere sporters in Nederland wijdere sportkleding dragen in tegenstelling tot de strakkere kleding van vrouwelijke sporters. In Marokko komt duidelijk het verschil naar voren tussen mannen en vrouwen in de kleding, 64
doordat mannen zich luchtiger kleden met mooier weer, maar vrouwen dit in mindere mate doen.
Ideeën over uiterlijke kenmerken, ofwel performance (Nagel 2003: 52), staan nauw in contact met uitdragingen. Zo hebben we gezien onder Nederlandse en Marokkaanse respondenten dat zij hun lichaam aanpassen op hun beelden van ideale, stereotype mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het bereiken van deze ideeën over uiterlijke kenmerken proberen ze door middel van bepaalde apparaten, oefeningen en groepslessen die voor handen zijn in de sportschool. In Nederland zien we de invloeden van ideeën op uitdragingen terug in de sportmaterialen die worden gebruikt. Zo worden spieren in het bovenlichaam bestempeld als mannelijk en de spieren in het onderlichaam en een slank lichaam als vrouwelijk. Geobserveerd in deze context is dat sporters er meestal voor kiezen om sportmateriaal te gebruiken dat bij hun gender past om gebieden te trainen die gerelateerd worden aan hun gender. Hierbij worden losse gewichten en machines die het bovenlichaam trainen, gezien als mannelijk en groepslessen, cardioapparaten en machines die het onderlichaam trainen gezien als vrouwelijk. De connectie tussen genderideeën en handelingen in de sportschool die lichaamsvorming beïnvloeden weergeeft daarom goed de link tussen performance en performativiteit. Dit omdat ideeën over hoe de performance vormgegeven moet worden, de handelingen die hiertoe leiden, sturen. Deze handelingen zijn onderdeel van performativiteit (Van den Bogert 2015).
We hebben in ideeën en uitdragingen van gender binnen de context van de Marokkaanse en de Nederlandse sportschool de theorie van Smaele terug zien komen, die aangeeft dat contratypisch gedrag ideeën van ideale mannelijkheid versterkt door bestraffing (2006:3). In de Nederlandse context zien we dit doordat respondenten angst aangaven voor bedreiging van mannelijkheid als er zou worden meegedaan aan vrouwelijk getypeerde groepslessen, hierdoor wordt het vrouwelijke karakter van de groepslessen bevestigd. Deze angst voor bedreiging zagen we in Marokko duidelijk terug in bedreiging van vrouwelijkheid. Zo was te zien bij respondente Soukaina dat contact maken met mannen in haar ogen niet vrouwelijk was. Dit ziet zij als contratypisch gedrag. Ze is bang om als een slecht meisje gezien te worden wanneer zij dit contact wel legt. Door haar angst voor deze bedreiging van haar vrouwelijkheid, maakt zij geen contact met de jongen die ze leuk vindt. Door te praten over dit idee, versterkt zij haar ideaalbeeld van vrouwelijkheid, omdat de grens tussen gepast en ongepast gedrag voor een vrouw weer duidelijk wordt gemaakt. 65
Ook in de Nederlandse context zorgt het praten over deze bedreiging een versterking van het idee van ideale mannelijkheid. Contratypisch gedrag leverde daar voornamelijk roddels op die ook gezien kunnen worden als een vorm van bestraffing. In beiden contexten gaat het dus om een combinatie van angst voor bestraffing en het praten over dit feit die samen zorgen dat de ideale mannelijkheid en vrouwelijkheid als ideeën worden versterkt. Ideale mannelijkheid en vrouwelijkheid worden daarnaast versterkt, omdat mensen vanwege de negatieve gevolgen verbonden aan contratypisch gedrag eerder geneigd zijn om normatief gedrag te vertonen, waarbij zij niet bestraft worden. Daarnaast gaat de theorie van Smaele (2006:3) over mannelijkheid, maar zien we dus in deze vergelijking van de Nederlandse en Marokkaanse sportschool dat dit idee van Smaele (2006:3) ook opgaat voor vrouwelijkheid. Dat deze theorie van Smaele (2006:3) ook opgaat voor vrouwelijkheid wordt in de empirische hoofdstukken daarnaast geïllustreerd doordat twee respondenten mannelijk getypeerde materialen en sporten gebruiken om stereotypen van meisjes met hoofddoek, ofwel lief en netjes, te ontkrachten. Ze laten bewust zien dat ze ook meekomen met de mannen en mannelijk getypeerde eigenschappen en door sport kunnen ontwikkelen om zichzelf als vrouw sterker neer te zetten. In de Nederlandse context daagt Freya normatieve ideeën uit door gespierde armen te hebben en zichzelf op te trekken aan het crossfitrek, dat als mannelijk wordt bestempeld en staat in een ruimte die als mannelijk getypeerd wordt. Freya voelt zich hierdoor sterker. De ideale, stereotype vrouwelijkheid veranderen deze respondenten dus door gedrag te vertonen dat door anderen als contratypisch wordt gezien. Dit lokt reacties uit bij omstanders. Voor omstanders die dit gedrag verafschuwen word het ideale beeld van vrouwelijkheid versterkt, doordat ze hier over praten. Dit laat nogmaals zien dat het idee van Smaele (2006) over mannelijkheid ook geldt voor vrouwelijkheid, namelijk dat contratypische vrouwelijkheid, de ideeën van ideale vrouwelijkheid versterkt door bestraffing. Wanneer contratypisch gedrag niet bestraft wordt, daagt het ideale mannelijkheid en vrouwelijkheid juist uit. Zo behoort gespierdheid en de manieren om dit ideaalbeeld te bereiken voor Freya nu tot vrouwelijkheid. Voor de twee Marokkaanse respondenten geldt dat kickboksen en het sporten op machines nu behoren in hun beeld van ideale vrouwelijkheid. Dit laat zien dat ideeën over ideale vrouwelijkheid dus kunnen worden uitgebreid door het niet bestraffen van contratypische vrouwelijkheid. Deze bevinding kan worden gezien als een extra toevoeging op Smaele (2006:3).
66
In ons onderzoek hebben wij bij aanvang een duidelijk onderscheid gemaakt tussen ideeën en uitdragingen. Alhoewel deze aspecten gemakkelijk te scheiden lijken, omdat ideeën zijn te bevragen in interviews en uitdragingen zijn te observeren, blijkt uit de empirie dat ideeën en uitdragingen onlosmakelijk verbonden zijn. Genderideeën beïnvloeden uitdragingen en deze uitdragingen kunnen de aanwezig ideeën beïnvloeden. Er vindt dus continu een proces plaats waarbinnen ideeën de uitdragingen vormen en uitdragingen de ideeën bevestigen, herbevestigen, construeren en reconstrueren. Deze processen worden verbeeld door de theorie over structuur en agency (Giddens 1984). Ideeën van mannelijkheid en vrouwelijkheid vormen de structuur op basis waarvan men de mogelijkheid heeft om vrij te handelen, oftewel op basis waarvan men agency kan tonen (Giddens 1984). De verscheidenheid van uitdragingen tussen respondenten met soortgelijke structuren, weergeven deze agency. Echter beïnvloeden de uitdragingen ook weer de ideeën zoals uitgelegd aan de hand van de theorie van Smaele (2006), dus agency heeft ook invloed op de structuur. Tussen agency en structuur bestaat dus een wisselwerking die door onze empirie wordt ondersteund. Specifiek voor de context van de sportschool betekent deze wisselwerking dat sporters niet vastzitten in een statische genderverdeling, maar zelf in staat zijn om deze uit te dagen en te vormen.
67
Literatuur Abu-Lughod, L. 2002 Do Muslim Women Really Need Saving? Anthropological Reflections on Cultural Relativism and Its Others. American Anthropologist 104: 783-790. Andreasson, J., en Johansson, T. 2014 The Global Gym. Gender, Health and Pedagogies. Palgrave Macmillan. Anleu, S. R. 2006 Between Conformity and Autonomy. Handbook of Gender and Women's Studies. Sage. Arnett, J. en Hughes, M. 2012 Adolescence and emerging adulthood: A cultural approach. Pearson, London. Batnitzky, A. 2008 Obesity and household roles: gender and social class in Morocco. Sociology of health & illness, 30(3), 445-462. Baumeister, R. F. en Sommer, K. 1997 What do men want? Gender differences and two spheres of belongingness: Comment on Cross and Madson (1997). Psychological Bulletin. 122(1): 38-44 Baumeister, R. F. en Twenge, J. M. 2002 Cultural Suppression of Female Sexuality. Review of General Psychology. 6(2): 166203. Bem, S. L. 1981 Gender schema theory: A cognitive account of sex typing.Psychological review. 88(4): 354. Benschop, Y., en Brouns, M. 2003 Crumbling ivory towers: academic organizing and its gender effects. Gender, Work & Organization, 10(2), 194-212. Bogert, K. van den 2015 (forthcoming). Performativiteit (gender). In H. Willemsen (Ed.), Woordenboek Filosofie. Assen: Van Gorcum. Bryson, L. 1987 Sport and the maintenance of masculine hegemony. Women’s studies international forum, 10(4): 349-360. Butler, J. 1985. Variations on Sex and Gender: Behaviour Wittig, and Foucault. PRAXIS International 4:505-516. 1988. Performative Acts and Gender Constitution: An Essay in Phenomenology and Feminist Theory. Theatre Journal, 40(4): 519-531. 2002. Gender Trouble: Tenth Anniversary Edition. Routledge. 68
Centraal Bureau voor Statistiek 2014 “Hoe verdelen vrouw en man werk, zorg en invloed?’’. http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/bevolking/publicaties/artikelen/archief/2014/2014-sep3-rolverdelingmanvrouw-visual-med.htm, bezocht op 19 januari 2015. Chodorow, N. 2001 Family structure and feminine personality. In Feminism in the Study of Religion. Juschka. New York: Continuum. 81-105. Craig, M. en Liberti, R. 2007 Cause That's What Girls Do: The Making of a Feminized Gym. Gender & Society, 21(5): 676-699. Cross, S. E. en Madson, L. 1997 Models of the self: self-construals and gender. Psychological bulletin. 122(1): 5-37. Crum, B. 1993 “12. Postmoderne waardenoriëntatie, versporting van de samenleving en interne differentiatie van sport.’’ Uit jaarboek, PDF-bestand. De Haas, H. en Plug, R. 2006. Cherishing the goose with the golden eggs: Trends in migrant remittances from Europe to Morocco 1970–20041.International Migration Review. 40(3): 603-634. De Smaele, H. 2006. Verbeelding van mannelijkheid. Tijdschrift voor Genderstudies. 3: 2-4. Dewalt, K.M. en DeWalt, B. R. 2011. Participant Observation: A guide for fieldworkers. Plymouth: Altamira Press. Desrues, T. 2012. Moroccan Youth and the Forming of a New Generation: Social Change in Collective Action and Political Activism. Mediterranean Politics. 17(1): 23-40. De Vries, T. 2012. Negotiating the female body: An anthropological case study of Muslim women playing sports in a globalized Cairo. Master Thesis Religious Studies: University of Groningen. Dialmy, A. 2004. Masculinity in Morocco. Al-Raiada, 12: 88-98. 2010. Sexuality and Islam. Eur J Contracept Reprod Health Care 15(3):160-168. Dworkin, S. L., en Wachs, F. L. 2009 Body panic: Gender, health, and the selling of fitness. NYU Press. Eagly, A. H., en Wood, W. 2013 The nature–nurture debates 25 years of challenges in understanding the psychology of gender. Perspectives on Psychological Science, 8(3), 340-357. 69
Elling, A. 2004 Bewegende beelden: sport, sekse en etniciteit. Tijdschrift voor genderstudies, 1, 44-57. 2012 Sport: Ook een vrouwenzaak. Raffia, 3. PDF verkregen via, http://scholar.googleusercontent.com/scholar?q=cache:nItVeL1IGWsJ:scholar.google.com/+s port+ook+een+vrouwenzaak+elling+2012&hl=nl&as_sdt=0,5. Featherstone, M. 1999 Body modification: An introduction. Body & Society,5(2-3), 1-13. Freund, P. E. 1988 Bringing society into the body. Theory and Society, 17(6), 839-864. Frith, H., en Gleeson, K. 2004 Clothing and Embodiment: Men Managing Body Image and Appearance. Psychology of Men & Masculinity, 5(1), 40. Gagné, P., en Tewksbury, R. 1998 Conformity Pressures and Gender Resistance among Transgendered Individuals. Social Problems, 45(1), 81-101. Giddens, A. 1984 The Constitution of Society: Outline of the Theory of Structuration. University of Carolina Press. 1991. Modernity and Self-identity: Self and Society in the Late Modern Age. Stanford: Stanford University Press. Glover D. en Kaplan C. 2000. Genders the new critical idiom. Routledge: Londen. Gremillion, H. 2005 The cultural politics of body size. Annual Review of Anthropology, 34, 13-32. Hedblom, C. 2009 " The Body is Made to Move": Gym and Fitness Culture in Sweden. Hessini, L. 2013. Wearing the Hijab in Contemporary Morocco: Choice and Identity. In Reconstructing Gender in Middle East: Tradition, Identity and Power. Göceck, S., Müge, F.en Balaghi, S. Columbia University Press. Hildebrandt, V., Chorus, A., Stubbe, J. 2010 Trendrapport bewegen en gezondheid 2008/2009. Leiden: De Bink, 2010. Jansen, W. 1987. De vele gezichten van genus: een agenda voor onderzoek naar de culturele constructies van vrouwelijkheid en mannelijkheid. In: Vrouwen in opspraak: Vrouwenstudies als cultuurkritiek. Brügman, M. pp. 44-62. Nijmegen: SUN.
70
2010. Islam en seksualiteit. In: In het huis van de islam. Henk Driessen. Pp. 141-161. Uitgeverij SUN. Johansson, T. 1996 Gendered spaces: The gym culture and the construction of gender. YOUNGUPPSALA, 4: 32-47. Kapchan, D. 1996. Gender on the market: Moroccan women and the Revoicing of Tradition. University of Pensylvania Press. Kendall, P. 1999. The female ‘‘image ideal’’: Yesterday, today and tomorrow. Verkregen van http://www.feministezine.com/feminist/anorexia/Anorexic004-ImageIdeal.html. Kennedy, J., Zwemer, J., 2010 Religion in the modern Netherlands and the problems of pluralism. BMGN- Low Countries Historical Review, 125(2-3):237-268. http://www.bmgnlchr.nl/index.php/bmgn/article/view/URN%3ANBN%3ANL%3AUI%3A10-1-108167. Geraadpleegd op 17 januari 2015. Kottak, C. P. 2011. Cultural Anthropology: Appreciating Cultural Diversity. Mc Graw Hill. Kramers, J. H., Jaber, A., en Jansen, J. J. 1992. De Koran. Rainbow Pockets: Amsterdam. Lacassagne, M. 2004. Analyse comparative des représentations sociales du sport en France et au Maroc : valeurs modernes et post-modernes chez des étudiants.sciences du sport 3(65) :97-97. Larneby, M. 2012 Studies of gender in physical culture: Interesting and inspirational, but missing out on theory. Verkregen van http://idrottsforum.org/feature-larneby140108/. Nagel, Joane 2003. Race, Ethnicity and Sexuality: Intimate Intersections, Forbidden Frontiers. Oxford University Press. Nencel, L. 2007. Anthropology, in Introduction to Gender: Social Science Perspectives, eds. Jennifer Marchbank en Gayle Letherby. Pearson Education. Ohra 2014. ‘’Bewegen met korting’’. Ohra.nl, geraadpleegd op 18 December 2014. http://www.ohra.nl/zorgverzekering/voordelen/bewegen/index.jsp. Paradis, E. 2012 Boxers, briefs or bras? Bodies, gender and change in the boxing gym. Body & Society, 18(2): 82-109. 71
Pennel, C. R. 2009. Morocco: From Empire to Independence. Oxford: Onewold. Perkins, E. 2004 “In Morocco a Man is Like a Diamond:” The 2004 Mudawwana Reforms and Problem of Moroccan Masculinity. Al-Raida: 99-104. Reischer, E., en Koo, K. S. 2004 The body beautiful: Symbolism and agency in the social world. Annual Review of Anthropology, 297-317. Rippin, A. 2011. Muslims: Their Religious Beliefs and Practices. Routledge. Roggeband, C. en Verloo, M. 2006 Nederlandse vrouwen zijn geëmancipeerd, allochtone vrouwen zijn een probleem: De ontwikkeling van beleidskaders over gender en migratie in Nederland (1995-2005). Migrantenstudies, 22(4): 158-178. Salime, Z. 2012. A New Feminism? Gender Dynamics in Morocco’s February 20th Movement. Journal of International Women’s Studies, 13:101-114. Sassatelli, R. 2006 Fit Bodies. Fitness Culture and the Gym. Human Game. Winner and Losers. S:252261. Sen, A. K. 2001. The Many Faces of Gender Inequality. In: Frontline: 466-477. Schelhowe, H. 1993. Gender Symbolism and Changes in Lifeworld Through Information Technology. AI & Society, 7:358-367. Scheper-Hughes, N., en Lock, M. M. 1987 The mindful body: A prolegomenon to future work in medical anthropology. Medical anthropology quarterly, 6-41. Shilling, C. 2005 The Body in Culture, Technology and Society. London: Sage. Smaele, H. de. 2006 Redactioneel: verbeelding van mannelijkheid. Tijdschrift voor genderstudies, 3, 2-4. Smart, C. 2002 Feminism and the Power of Law. Routledge. Van Berkel, M.
72
1997 Who dominates when? Asymmetrical patterns of influence among Dutch husbands and wives. Proefschrift, Universiteit Nijmegen. Van de Burgwal, B. 2010 Vrijetijdsmonitor 2010. Amersfoort.nl. Verkregen van http://www.amersfoort.nl/4/feitenencijfers/Publicatiesonderzoek/Sport,-Cultuur-enRecreatie/Vrijetijdsmonitor-2010.html. Van Ingen, C 2003 Geographies of Gender, Sexuality and Race: Reframing the focus on Space. Sport Sociology, 38(2):201-216. Van Sterkenburg, J., en Knoppers, A. 2004 Dominant discourses about race/ethnicity and gender in sport practice and performance. International Review for the Sociology of Sport, 39(3), 301-321. Van Wolputte, S. 2004 Hang on to your self: Of bodies, embodiment, and selves. Annual Review of Anthropology, 251-269. Walseth, K., en Fasting, K. 2004. Sport as a means of integrating minority women. Sport in Society. 7(1), 109-129. West, C., en Zimmerman, D. H. 1987 Doing gender. Gender & society, 1(2), 125-151. Yuval-Davis, N. 2006. Intersectionality and Feminist Politics. European Journal of Women’s Studies, 13(3): 193-209.
73
Bijlage 1: Samenvatting in het Nederlands - Britt Zoals blijkt uit het rapport door Larneby (2014) mist gender in sport theorieën. Omdat wij graag willen inspringen op dit gebrek aan theorie hebben wij onderzoek gedaan in sportscholen in Amersfoort, Nederland en Rabat, Marokko. In deze thesis wordt de vraag: “Hoe worden ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid beleefd en uitgedragen in de sportschool in Amersfoort en Rabat?”, beantwoord. Om deze vraag te beantwoorden hebben wij van 2 februari tot en met 13 april 2015 veldwerk verricht om data te verzamelen en te verwerken. In interviews en informele gesprekken hebben wij de ideeën met betrekking tot gender, die aanwezig zijn onder sporters en personeel, bevraagd. Daarnaast hebben wij door middel van participerende observatie geëvalueerd hoe de genderideeën samenhangen met de uitdragingen hiervan in de sportschool. Deze data hebben wij onder andere gekoppeld aan theoretische concepten, zoals agency en structure van Giddens (1984), het symbolische en het agentic lichaam van Mary Douglas (Reischer 2004) en performance en performativiteit, zoals beschreven door (Nagel 2003:52, Bogert 2015). De belangrijkste bevindingen in ons onderzoek waren dat zowel in Amersfoort als in Rabat gender wordt toegekend aan tijd, ruimtes, groepslessen, sportmaterialen en innerlijke en uiterlijke kenmerken. Deze verdeling is sociaal geconstrueerd. Daarnaast hebben mensen zelf de vrije keuze om hun uiterlijk en handelingen zodanig vorm als zij zelf willen. Hierbij kunnen ze ideeën in de culturele en sociale context bevestigen of verwerpen. Naast de invloed vanuit de context op de uitdraging van gender, heeft het uiterlijk en handelen van een individu ook invloed op de bestaande dominante ideeën die in de samenleving bestaan. Het verschil in de literatuur tussen het westerse lichaamsideaal: slankheid, en het Arabische lichaamsideaal: rondingen, bleek ook naar voren te komen binnen onze specifieke contexten. Daarnaast bleek het samenhangen van religie en gender belangrijk in Marokko, maar niet in Nederland. Door middel van de literatuur zijn we erachter gekomen dat aan mannelijkheid meer individuele kenmerken worden verbonden, die betrekking hebben op de vrije keuze in handelen, terwijl vrouwelijkheid meer wordt verbonden aan sociale relaties. Een belangrijke aanvulling die ons onderzoek op de theorie van contratypisch gedrag van Smaele (2006) levert, is dat deze theorie ook bewezen is voor vrouwen. Een implicatie voor vervolgonderzoek is: hoe ideeën over innerlijke kenmerken in de realiteit uitgedragen worden binnen de sportscholen in Rabat en Amersfoort .
74
Bijlage 2: Samenvatting in het Engels - Suzanne As seen in a report of Larneby (2014), which is based on a congress in Sweden about sports and gender, there is a gap of theories around gender and sports. We tried to fill this gap by doing research about ideas and expressions of masculinity and femininity in the Gym. Therefor our research question is: How are ideas and expressions of masculinity and femininity experienced and expressed in gyms in Amersfoort, the Netherlands and Rabat, Morocco. To answer this question we gathered data by doing anthropological fieldwork in the gym. We questioned the ideas about masculinity and femininity by interviews and informal conversations. The expression of masculinity and femininity are researched by participant observation and interviewing. Our conclusion in the comparison between the Moroccan gym and the Dutch gym is that ideas of gender in the Moroccan gym are more based on religion. For example there were hours only accessible for women for religious reasons. However, we do not see official gender segregation in the gym in The Netherlands. However there were also similarities between the two settings. The most clear example is that in both the Dutch gym and the Moroccan gym men focus more on training muscles whereas women are more often in aerobics classes and focus on being slim. When starting this research we have chosen to separate ideas and expressions, since we expected that ideas can be questioned in interviews and expressions can be seen in observations. However, an important conclusion of this research is that ideas and expressions are difficult to separate conceptually and are intertwined. Furthermore we have looked at a theory that states that behavior which is not in line with ideal ideas of masculinity can make ideas of masculinity stronger, because people will talk about these ideas or punish this behavior (Smaele 2006:3). We have found that this theory can not only be applied to masculinity but also to femininity.
75