IAB-Info Nummer 20 7 november 2002
14e jaargang
Inhoud Vennootschapsrecht De Wet «Corporate Governance» : een overzicht van de grote lijnen Op 22 augustus 2002 verscheen de zogenaamde «Corporate Governance»-wet in het Belgisch Staatsblad. We geven een kort overzicht van de belangrijkste innovaties die de wet doorvoert.
Economisch recht Levensverzekering : premieverhoging met 25 % ? De daling van de beurzen over de ganse wereld, gekoppeld aan de kost van de natuurrampen en de gevolgen van 11 september, hebben het leven van de verzekeringsmaatschappijen grondig verzuurd. Blijft een gewaarborgde rentevoet van 3,75 % of 3,25 % nog haalbaar ?
De heer Eric DURSIN, rechter bij de Rechtbank van Koophandel te Kortrijk, werd bij KB van 4 september 2002 benoemd tot Voorzitter van de Nederlandstalige Kamer van de Tuchtcommissie van het IAB en van het IBR (BS, 26 september 2002). Hij volgt in die hoedanigheid de heer Michel HANDSCHOEWERKER op, die gedurende vijf jaar het voorzitterschap heeft waargenomen en dit jaar met pensioen is gegaan. De Raad en het Uitvoerend Comité van het IAB danken de heer HANDSCHOEWERKER voor zijn gewaardeerde inzet en wensen de heer DURSIN veel succes in zijn nieuwe opdracht.
Vennootschapsrecht De Wet «Corporate Governance» : een overzicht van de grote lijnen R. VAN BOVEN Op 22 augustus 2002 verscheen de zogenaamde «Corporate Governance»-wet1 in het Belgisch Staatsblad. Huidig artikel beoogt een kort overzicht te geven van de belangrijkste innovaties waarin deze nieuwe wet voorziet. Een meer becommentarieerd overzicht zal worden gegeven in het nummer 4 van Accountancy & Tax, dat eind dit jaar verschijnt. De onafhankelijkheid van de commissaris2 In de wetgevende Kamers werd uitgebreid gedebatteerd over de rol en de verantwoordelijkheid van de commissaris die de jaarrekening controleert en attesteert. Deze debatten hebben geleid tot een aantal vernieuwingen die ertoe strekken de onafhankelijkheid van deze beroepsbeoefenaar te versterken. Zo voorziet de nieuwe wet onder meer in de volgende innovaties :
•
Er wordt een «cooling-off»-periode van twee jaar ingesteld. Dit betekent dat de commissaris gedurende een periode van twee jaar na het beëindigen van zijn mandaat in de door hem gecontroleerde of een daarmee verbonden vennootschap of persoon in de zin van artikel 11 W. Venn. geen opdracht van bestuurder, zaakvoerder of enige andere functie mag aanvaarden. Het overtreden van deze verplichting wordt voortaan strafrechtelijk beteugeld (nieuw art. 170, 1° W. Venn.).
•
De commissaris kan zich niet onafhankelijk verklaren wanneer hij tijdens zijn mandaat of gedurende twee jaar voorafgaand aan zijn benoeming, in de door hem gecontroleerde of een daarmee verbonden vennootschap (of persoon in de zin van art. 11 W. Venn.) prestaties heeft geleverd die de door de wet aan de commissaris voorbehouden opdrachten te buiten gaan. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naargelang deze prestaties werden verricht door de commissaris zelf, dan wel door een persoon met wie deze laatste een arbeidsovereenkomst heeft gesloten of met wie hij beroepshalve in samenwerkingsverband staat of door een met de commissaris verbonden vennootschap of persoon in de zin van artikel 11 W. Venn. Over welke «verboden» prestaties het hier gaat, zal in een K.B. worden vastgelegd.
•
De wet voorziet bovendien in een bijkomende verbodsbepaling voor genoteerde vennootschappen en voor ondernemingen die deel uitmaken van een groep die verplicht is geconsolideerde jaarrekeningen op te stellen en te publiceren. De commissarissen – en de personen met wie zij een arbeidsovereenkomst hebben gesloten of met wie zij beroepshalve in samenwerkingsverband staan, evenals de met de commissaris verbonden vennootschappen – mogen slechts andere diensten verrichten naast de hen door de wet toevertrouwde opdrachten, voorzover het totale bedrag van de vergoedingen hiervoor de afgesproken commissarisvergoeding niet overtreft. De wet voorziet evenwel in drie uitzonderingen waarin van dit verbod kan worden afgeweken.
•
Als de commissaris uitzonderlijke werkzaamheden levert of bijzondere opdrachten uitvoert in de door hem gecontroleerde of een daarmee verbonden vennootschap of persoon in de zin van artikel 11 W. Venn., dan kan hij hiervoor «extra» vergoed worden. Het jaarverslag moet dan wel een verantwoording geven over de aard van de prestaties en de eraan gekoppelde bezoldiging (nieuw art. 134, §2 W. Venn.).
Hetzelfde geldt voor taken, mandaten of opdrachten, uitgevoerd door een persoon met wie de commissaris een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten, of met wie hij in samenwerkingsverband staat, dan wel door een met de commissaris verbonden vennootschap of persoon in de zin van artikel 11 W.Venn. (nieuw art. 134, §4 W. Venn.).
– Er zal een comité voor advies en controle worden opgericht. Dit comité zal een preventief-repressieve taak krijgen, nl. : – enerzijds kan het comité aan de bedrijfsrevisoren die erom verzoeken een voorafgaandelijk advies verstrekken over de verenigbaarheid van een prestatie met hun onafhankelijke taakuitoefening; – anderzijds kan het comité een zaak aanhangig maken bij het bevoegde tuchtorgaan van het Instituut der Bedrijfsrevisoren als zij meent dat een inbreuk wordt begaan op de onafhankelijke taakuitoefening van de commissaris (nieuw art. 133, 4° W. Venn.). Datum van inwerkingtreding De datum van inwerkingtreding zal bij K.B. worden vastgelegd. Dit is tot op heden nog niet gebeurd. De wetgever bepaalt verder dat de bepalingen inzake de onafhankelijkheid van de commissaris (art. 4 van de Wet) slechts toepassing vinden op de prestaties en de situaties die zijn ontstaan na de inwerkingtreding ervan. De bepalingen inzake de informatieverplichting omtrent de bezoldiging (art. 5 van de Wet) zullen van toepassing zijn op de jaarverslagen die betrekking hebben op de boekjaren die ingaan na de inwerkingtreding ervan. De bijstand bij de individuele onderzoeks- en controlebevoegdheid van vennoten (nieuw art. 166 W. Venn.)3 Zoals reeds aangehaald in een eerder IAB-info nummer 4 wordt de bestaande bepaling – conform de heersende rechtspraak en rechtsleer 5 – uitgebreid met de mogelijkheid voor de accountant om de vennoot bij te staan bij de uitoefening van diens onderzoeks- en controlebevoegdheid. Datum van inwerkingtreding 1 september 2002 De algemene vergadering De schriftelijke algemene vergadering (nieuwe art. 268, 382 en 536 W. Venn.) De nieuwe wet voorziet in de mogelijkheid om in BVBA’s, Coöperatieve vennootschappen en NV’s een «schriftelijke» algemene vergadering te organiseren. De aandeelhouders/vennoten van deze vennootschappen zullen voortaan «eenparig en schriftelijk alle besluiten kunnen nemen die tot de bevoegdheid van de algemene vergadering behoren». In de praktijk betekent dit dat de aandeelhouders/vennoten niet langer (fysiek) zullen moeten samenkomen om bepaalde beslissingen te nemen, tenzij tenminste één aandeelhouder zich hiertegen verzet. Uitzondering wordt evenwel gemaakt voor de besluiten die bij authentieke akte moeten worden verleden (o.a. statutenwijziging). Deze regeling werd enerzijds ingevoerd om het hoofd te bieden aan de in vele kleine en besloten vennootschappen bestaande praktijk waarbij de algemene vergadering verworden is tot een loutere formaliteit, bestemd om de beslissingen van de vennoten schriftelijk vast te stellen. Anderzijds werd gepoogd om met deze bepaling tegemoet te komen aan de behoeften van het internationaal aandeelhoudersschap teneinde buitenlandse institutionele beleggers aan te trekken.6 De toepassing van deze bepaling kan echter problemen scheppen ten aanzien van de certificaathouders (certificaten die met medewerking van de vennootschap werden uitgegeven) en obligatiehouders van een NV of een BVBA, alsook ten aanzien van de warranthouders van een NV. Zij hebben immers een raadgevende stem op de algemene vergadering. Om hieraan te verhelpen bepaalt de nieuwe wet dat deze personen kennis mogen nemen van de eenparig en schriftelijk genomen besluiten. De oproeping tot de algemene vergadering in een genoteerde NV (nieuw art. 533 W. Venn.) Voor genoteerde NV’s zal de oproeping tot de algemene vergadering voortaan minstens 15 dagen vooraf moeten geschieden (i.p.v. acht dagen). Ten aanzien van vennootschappen die gebruik hebben gemaakt van de procedure van de registratiedatum, wordt deze termijn vastgesteld op minstens 15 dagen voor de registratiedatum. Ingeval een nieuwe oproeping nodig is en de datum van de tweede vergadering werd vermeld in de eerste oproeping, blijft de vroegere termijn van 8 dagen behouden.
Registratiedatum en stemrecht op de algemene vergadering van een genoteerde NV (nieuw art. 536 W. Venn.) De aandeelhouders van een genoteerde NV die wensten deel te nemen aan de algemene vergadering, waren er toe gehouden hun aandelen aan toonder, dan wel een onbeschikbaarheidsattest met betrekking tot hun gedematerialiseerde aandelen neer te leggen op de plaats aangegeven in de oproepingsbrief. Dit alles binnen een termijn van tenminste drie en ten hoogste zes werkdagen voor de dag van de algemene vergadering. Deze praktijk leidde tot het onbeschikbaar maken van de aandelen gedurende een relatief lange periode. Een dergelijke blokkering is van aard de liquiditeit van de aandelen te schaden. Dit tot grote ergernis van bepaalde institutionele beleggers die ertoe verplicht zijn hun aandelen liquide te houden of die geen afstand wensen te doen van de vrije en onmiddellijke verhandelbaarheid van de aandelen. De enige optie die hen in voorkomend geval nog restte was zich te onthouden van deelname aan de algemene vergadering. Om aan dit euvel te verhelpen heeft de wetgever thans voorzien in de mogelijkheid voor de aandeelhouders om, mits statutaire machtiging, deel te nemen aan de algemene vergadering met betrekking tot de aandelen waarvan zij op de registratiedatum (om 24 uur) houder zijn en dit ongeacht het aantal aandelen waarvan zij houder zijn op de dag van de algemene vergadering zelf. Deze registratiedatum kan vrij worden bepaald, maar mag niet meer dan vijtien dagen en niet minder dan vijf werkdagen verwijderd liggen van de dag van de algemene vergadering. De raad van bestuur dient een register aan te leggen waarin het aantal aandelen wordt vermeld waarover de aandeelhouder op de registratiedatum beschikt. Bij de oproeping tot de algemene vergadering dient eveneens de dag van de registratie vermeld te worden, alsmede de wijze waarop de aandeelhouders zich kunnen laten registreren.7 Datum van inwerkingtreding 1 september 2002 Het bestuur De rechtspersoon-bestuurder 8 (nieuw art. 61, §2 W. Venn.) Ingeval een rechtspersoon wordt aangeduid tot bestuurder, zaakvoerder of lid van het directiecomité, benoemt deze 9 een vaste vertegenwoordiger die belast wordt met de uitvoering van de opdracht in naam en voor rekening van de rechtspersoon. De vertegenwoordiger is hoofdelijk aansprakelijk met de rechtspersoon die hij vertegenwoordigt. Deze laatste mag zijn vertegenwoordiger niet ontslaan zonder tegelijk een opvolger te benoemen. De vaste vertegenwoordiger kan één van de vennoten, zaakvoerders, bestuurders of werknemers zijn van de betrokken vennootschap. Uitzondering wordt evenwel gemaakt voor de vennootschap onder firma, de commanditaire vennootschap (op aandelen) en de coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid, wanneer de vaste vertegenwoordiger van de rechtspersoon die het bestuursmandaat waarneemt in een van de genoemde vennootschappen tevens vennoot is van deze laatste. In dit geval is de vaste vertegenwoordiger niet persoonlijk verbonden voor de verbintenissen van de vennootschap waarin de rechtspersoon bestuurder of zaakvoerder is. Deze nieuwe regeling strekt ertoe de verantwoordelijkheidszin aan te scherpen van de natuurlijke persoon die een dergelijke opdracht zal uitoefenen. Tevens worden derden die schade hebben geleden door het optreden van de rechtspersoon-bestuurder of rechtspersoon–lid van het directiecomité maximaal beschermd. De hoofdelijkheid brengt immers met zich mee dat zowel de rechtspersoon als diens vertegenwoordiger kunnen worden aangesproken voor de vergoeding van de gehele schade.10 Wel zal, luidens artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet 11, een werknemer slechts aansprakelijk kunnen worden gesteld ingeval van opzettelijke fout, zware fout of gewoonlijk voorkomende lichte fout. De voornoemde bepaling stemt overigens overeen met artikel 132 W. Venn. dat tevens voorziet in de verplichting om een vaste vertegenwoordiger aan te duiden in het kader van rechtspersonen die optreden als revisor 12.
In het licht van de voorgaande wijzigingen, werd, naar analogie met de NV, de mogelijkheid geschapen voor BVBA’s om het zaakvoerderschap te organiseren onder de vorm van een rechtspersoon (nieuw art. 255 W. Venn.). Adviserende comités (enkel in de NV – nieuw art. 522, §1 W. Venn.) De raad van bestuur van een NV kan in zijn midden en onder zijn aansprakelijkheid één of meer adviserende comités (o.a. auditcomité) oprichten. De samenstelling en de opdrachten van deze adviserende comités zullen door het bestuursorgaan omschreven worden. Hun werking is erop gericht ten voordele van alle betrokkenen een grotere transparantie en efficiëntie te bewerkstelligen tijdens het bestaan van de vennootschap13. Uitbreiding van de bestuurdersaansprakelijkheid in de NV (nieuw art. 529 W. Venn.) Voortaan zijn de bestuurders persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de beslissingen waarmee zij hebben ingestemd ondanks het bestaan van een groepsintern belangenconflict (art. 524 W. Venn.) en voorzover deze beslissingen of verrichtingen een onrechtmatig financieel voordeel hebben bezorgd aan de vennootschap ten voordele van een vennootschap van de groep. Hoewel het nieuwe artikel 529 W. Venn. gewag maakt van eenzelfde aansprakelijkheid in hoofde van de leden van het directiecomité, moet erop worden gewezen dat dergelijke beslissingen door hen niet kunnen worden genomen. Artikel 524 W. Venn. stelt immers een bijzondere procedure in die enkel de raad van bestuur aangaat. Wellicht betreft het hier een materiële vergissing van de wetgever. Het directiecomité (enkel in de NV – nieuw art. 524bis W. Venn.) De statuten van een NV kunnen in de mogelijkheid voorzien voor de raad van bestuur om een directiecomité aan te stellen, waaraan eerstgenoemde haar bestuursbevoegdheden kan delegeren. Enkel het algemeen beleid moet in handen blijven van het bestuursorgaan. Wanneer een dergelijk orgaan wordt ingesteld, is de raad van bestuur belast met het toezicht erop. Bijgevolg wordt de mogelijkheid ingevoerd om een tweeledig bestuursorgaan tot stand te brengen. Het directiecomité moet zijn samengesteld uit meerdere personen die al dan niet bestuurder zijn. De benoemingsvoorwaarden, de bezoldiging, de duur van de opdracht, de beëindiging ervan en de werkwijze worden in principe geregeld door de statuten. Bij ontstentenis van enige statutaire bepaling terzake zullen deze modaliteiten worden vastgesteld door de raad van bestuur. Verder geldt voor de leden van het directiecomité een analoge regeling als voor de bestuurders alsdusdanig, nl. : 1) De statuten kunnen aan één of meerdere leden van het directiecomité de bevoegdheid verlenen om de vennootschap hetzij alleen, hetzij gezamenlijk te vertegenwoordigen. Zodanige bepaling kan aan derden worden tegengeworpen zodra zij in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. Deze bekendmaking moet wel uitdrukkelijk verwijzen naar artikel 524bis W. Venn. 2) Eventuele (statutaire of door de raad van het bestuur) aan het directiecomité opgelegde bevoegdheidsbeperkingen of taakverdelingen kunnen niet worden tegengeworpen aan derden, ook al werden deze bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. 3) Ingeval zich een belangenconflict voordoet in hoofde van een lid van het directiecomité geldt eenzelfde regeling als voor de bestuurders. Wel kunnen de statuten bepalen dat de beslissing – waarover het belangenconflict rijst – in voorkomend geval wordt genomen door het bestuursorgaan. Het betrokken lid van het directiecomité moet de raad van bestuur dan wel inlichten over het belangenconflict (nieuw art. 524ter W. Venn.) 4) De regels inzake bestuurdersaansprakelijkheid (art. 527 – 529 W. Venn.) gelden tevens voor de leden van het directiecomité, met dien verstande dat een lid van het directiecomité zich enkel van zijn aansprakelijkheid zal kunnen bevrijden indien hij de overtreding heeft aangeklaagd op de eerstkomende zitting van de raad van bestuur (en dus niet van de algemene vergadering) (nieuw art. 528, lid 3 W. Venn.). Overgangsregeling De vennootschappen waarbinnen op het ogenblik van de bekendmaking van deze wet een bestuursorgaan is ingesteld dat de benaming directiecomité draagt, moeten zich binnen een jaar na de bekendmaking van deze wet (22 augustus 2003) conformeren aan de nieuwe regeling. Bij het verstrijken van deze termijn worden de niet aangepaste directiecomités van rechtswege opgeheven. Datum van inwerkingtreding 1 september 2002
Groepsinterne belangconflicten ( nieuw art. 524 W. Venn.) De overdrachten binnen een groep worden onderworpen aan een bijzondere procedure die reeds in de vroegere wetgeving was bepaald. De nieuwe wet inzake Corporate Governance brengt geen ingrijpende wijziging mee van de procedure alsdusdanig, doch accentueert het criterium van de onafhankelijkheid. Wanneer een beslissing moet worden genomen die binnen het toepassingsgebied valt van artikel 524 W. Venn., diende de raad van bestuur van de betrokken vennootschap onder de vroegere regelgeving drie bestuurders aan te duiden die onafhankelijk waren ten aanzien van de beslissing of de overwogen verrichting. Thans vereist de nieuwe wet dat de drie aangeduide bestuurders zondermeer onafhankelijk zijn. Ter invulling van het begrip «onafhankelijkheid» somt de wet een aantal criteria op in artikel 524, §4, lid 2 W. Venn. Het comité van drie onafhankelijke bestuurders wordt bijgestaan door één of meer onafhankelijke experts, die door het comité worden aangesteld. De expert wordt vergoed door de vennootschap. Datum van inwerkingtreding De bepaling met betrekking tot de groepsinterne belangenconflicten is voor het eerst van toepassing voor de boekjaren die ingaan na 31 december 2003. Het criterium voor «onafhankelijkheid», als mag de onafhankelijke bestuurder in het tijdvak van twee jaar voorafgaand aan zijn benoeming geen mandaat of functie van bestuurder, zaakvoerder, lid van het directiecomité, dagelijks bestuurder of kaderlid hebben uitgeoefend in de vennootschap (of daarmee verbonden vennootschap of persoon zoals bepaald in art. 11 W. Venn.), geldt niet voor de benoeming van de eerste onafhankelijke bestuurder.
Openbaarmaking belangrijke deelnemingen (nieuw art. 516 W. Venn) Personen die aandelen in genoteerde NV’s verwerven (boven bepaalde drempels) of overdragen (beneden bepaalde drempels) zijn ertoe gehouden hiervan kennis te geven aan de Commissie voor Bank- en Financiewezen. Indien de voornoemde personen verzaken aan deze verplichting, kan de Voorzitter van de rechtbank van koophandel bepaalde maatregelen treffen (art. 516 W. Venn.). Volgens de nieuwe wet zal hij voortaan ook de verkoop binnen een door hem bepaalde (verlengbare) termijn van de effecten kunnen bevelen aan een derde die niet met de betrokken aandeelhouder is verbonden. Een van de problemen die werden naar voren gebracht in de Corporate Governance commissie was dat de Commissie voor Bank- en Financiewezen blijkbaar onvoldoende kon controleren of een kennisgeving al dan niet was verricht en of ze al dan niet rechtsgeldig was gebeurd. Om hieraan te verhelpen voorziet de wet voortaan in de mogelijkheid voor de CBF om bij elke aanmelding de overlegging te eisen van de documenten waaruit blijkt hoe de betrokkene de aandelen heeft verworven.14 Indien bovendien blijkt dat de aandelen geheel of gedeeltelijk niet of laattijdig werden aangemeld, zal, op het ogenblik dat het advies van de CBF bekend wordt gemaakt, het stemrecht verbonden aan die effecten van rechtswege worden geschorst voor een periode van één jaar. Aangezien tevens artikel 516 W. Venn. gewag maakt van dezelfde sanctiemogelijkheid (in voorkomend geval door de Voorzitter van de rechtbank van koophandel) rijst de vraag naar de verhouding tussen deze beide voorschriften. De nieuwe wet bepaalt dan ook uitdrukkelijk dat, ingeval de Voorzitter van de rechtbank van koophandel overeenkomstig voormeld artikel een vonnis velt betreffende de opschorting van de uitoefening van de stemrechten, de automatische schorsing geen toepassing vindt. Dit betekent dat wanneer er een automatische sanctie werd opgelegd, één van de belanghebbenden zoals bepaald in artikel 516 W. Venn. de opheffing kan vragen van deze schorsing. Werd er daarentegen nog geen automatische sanctie opgelegd terwijl de voorzitter wel reeds tot de schorsing van de stemrechten heeft besloten, dan heeft de automatische sanctie geen uitwerking.15 Datum van inwerkingtreding 1 september 2002 Technische aanpassingen Tenslotte werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om verschillende onvolkomenheden en «schoonheidsfoutjes» die ondermeer waren gerezen bij de invoering van het Wetboek van Vennootschappen, weg te werken.
Datum van inwerkingtreding 1 september 2002 Noten : 1 Wet van 2 augustus 2002 houdende wijziging van het Wetboek van vennootschappen, alsook van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen. 2 Deze bepaling geldt voor alle rechtspersonen die vallen onder de commissarisplicht, nl. voor de BVBA, de CVBA, de NV, de Comm. VA en het ESV. 3 Deze bepaling geldt voor alle rechtspersonen, nl. voor de V.O.F., de Comm.V, de BVBA, de CVOA en de CVBA, de NV, de Comm. VA en het ESV. 4 R. VAN BOVEN, «Wetsontwerp «Corporate Governance» verduidelijkt artikel 166 W. Venn.», IAB-Info 14, 10-11. 5 Verslag namens de Commissie belast met de problemen inzake handels- en economisch recht, Parl. St. Kamer 2001-2002, 1211/014, p. 318. 6 Ibid., p. 201. 7 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer 2000-2001, 1211/001, p. 39. 8 Zie voetnoot 3. 9 Met name het bestuursorgaan van de bestuursvennootschap. 10 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer 2000-2001, 1211/001, p. 11. 11 Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, B.S. 22 augustus 1978, Err. 30 augustus 1978. 12 Verslag namens de Commissie belast met de problemen inzake handels- en economisch recht, Parl. St. Kamer 2001-2002, 1211/014, p. 240. 13 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer 2000-2001, 1211/001, p. 17. 14 Verslag namens de Commissie belast met de problemen inzake handels- en economisch recht, Parl. St. Kamer 2001-2002, 1211/014, p. 259. 15 Ibid., p. 260.
Economisch recht Levensverzekering : premieverhoging met 25 % ? De daling van de beurzen over de ganse wereld, gekoppeld aan de kost van de natuurrampen en de gevolgen van 11 september, hebben het leven van de verzekeringsmaatschappijen grondig verzuurd. Blijft een gewaarborgde rentevoet van 3,75 % of 3,25 % nog haalbaar ? Voor de verzekerde wordt de rentabiliteit van de levensverzekering inzonderheid gemeten aan de jaarlijkse belastingaftrek van de gestorte premies (tussen 30 en 40 %) en de gewaarborgde rentevoet waarmee de verzekeraars uitpakken. Jarenlang bedroeg de gewaarborgde rente op de levensverzekeringspremies 4,75 % tijdens de volledige looptijd van de overeenkomst, maar sedert 1999 is dat niet meer het geval. Wegens de daling van de rentevoeten hebben de verzekeraars op 1 januari 1999 beslist om de gewaarborgde rentevoeten van 4,75 % tot 3,75 % en zelfs tot 3,25 % te verminderen voor alle contracten die vanaf die datum onderschreven werden. Momenteel schommelt de gegarandeerde rentevoet op een levensverzekering in functie van de datum waarop het contract onderschreven wordt. Ook de aard van deze garantie verschilt volgens het type van overeenkomst. Voor de klassieke levensverzekeringen waarborgt de verzekeraar de rente op de reeds gestorte én op de nog te storten premies. De verzekeraar garandeert een zeker kapitaal in functie van de gestorte premiebedragen. In ruil daarvoor verbindt de verzekerde zich ertoe om zijn premies periodiek te betalen tijdens een bepaalde periode. Alle klassieke levensverzekeringen die dus een kapitaal bij leven van de verzekerde uitbetalen op het einde van de overeenkomst, vallen onder deze categorie. Voor de contracten die vóór 1 januari 1999 onderschreven werden, blijft de oude rentevoet van 4,75 % gewaarborgd voor de betaalde en nog te betalen premies. De verzekerde ondervindt dus geen negatieve gevolgen van de daling van deze rentevoet.
Waarborg op de gestorte premies Voor de modernere levensverzekeringsproducten, zoals de zogeheten «Universal Life» formules, met een soepeler betalingssysteem, lagere instapkosten en een betere liquiditeit, geldt een andere filosofie. De verzekeraar garandeert de rentevoet enkel voor de reeds gestorte premies. Daarna kunnen de rentevoeten stijgen of dalen. Voor alle contracten werd aan de premies die na 1 januari 1999 betaald werden, de nieuwe verlaagde rentevoet van 3,25 % of 3,75 % toegekend. Op het einde van de overeenkomst bestaat het eindkapitaal dan uit een gekapitaliseerd gedeelte tegen 4,75 % en een ander gekapitaliseerd gedeelte tegen 3,25 % of 3,75 %. Voor deze flexibele producten kan er geen gewaarborgde rentevoet verleend worden voor de toekomstige premies. In het Universal Life systeem bedraagt de «gewaarborgde» rentevoet bij de inschrijving thans doorgaans 3,75 %. De aard van de verbintenis varieert echter in functie van het type contract dat onderschreven wordt. Zijn deze hoge rentevoeten wel nog houdbaar ? Vele tekenen wijzen eerder op het tegendeel. En daar zijn meerdere redenen voor : het leeglopen van de financiële zeepbel nadat de financiële markten twee jaar geleden ineengestort zijn; de aanslagen van 11 september 2001 die de herverzekeraars zware klappen toegediend hebben – het herstel zal daardoor ongetwijfeld nog jaren op zich laten wachten; de financiële schandalen die de beurzen overal ter wereld verstoord hebben. En, last but not least, de onzekerheid van een economische heropleving in de Verenigde Staten.
Geruststellende solvabiliteit De verzekeraars hebben hun activa vooral in aandelen belegd; hun portefeuilles zijn daardoor sterk in waarde verminderd. Zo erg zelfs dat zij enkele weken geleden aan de alarmbel trokken : de solvabiliteit van de verzekeraars kwam in gevaar.
Een aantal verzekeraars werd toen door de pers met de vinger gewezen. De Controledienst voor de Verzekeringen (CDV) heeft onmiddellijk gereageerd. Eind juli werd een grondige analyse verricht van de ratio «dekkingswaarden» op «technische provisies». De CDV trok daaruit een overwegend positieve conclusie voor de verzekerden. De portefeuilles van de Belgische verzekeringsmaatschappijen bevatten namelijk minder aandelen dan in sommige van onze Europese buurlanden, zoals GrootBrittannië en Zwitserland. Ook de Beroepsvereniging van de Verzekeringsondernemingen (BVVO) stuurt geruststellende boodschappen uit. Maar de ontwaardingen van de financiële activa zetten de verzekeraars er meer en meer toe aan hun rendabiliteit uit hun basisberoep te halen, vooral in de sector van de schadeverzekeringen. De financiële meerwaarden kunnen niet of veel minder gebruikt worden om de huidige technische tekorten te compenseren. Gedaan met uitbreidingen van de garanties tegen lage prijzen of ongeoorloofde tariefdalingen. De terugkeer naar een zekere orthodoxe houding is wellicht niet veraf. Er is zelfs al sprake geweest van een premieverhoging voor de autoverzekeringen van 10 % à 15 %, maar daarover is nog niets beslist.
Duurdere levensverzekeringen ? Ook voor de levensverzekeringen zou er één en ander kunnen veranderen. De verzekeraars maken zich zorgen over het feit dat de gewaarborgde rentevoet het rendement van de beleggingen lichtjes overstijgt. De lineaire obligaties (OLO’s) op 10 jaar leveren thans een rendement op van om en bij de 4,60 %. Uiteraard zullen ze niet terugkomen op hun verbintenissen uit het verleden. De hiervoor vermelde rentevoeten zullen over de ganse looptijd van de overeenkomst gewaarborgd blijven – althans voor wat de klassieke formules betreft. Maar er doen wel steeds vaker geruchten de ronde dat de maximum toegestane rentevoet van 3,75 % naar beneden toe zou worden herbekeken. De debatten zijn geopend. Sommige verzekeraars denken daar reeds aan. Andere verzetten er zich tegen. Nochtans is de maximum rentevoet die de Belgische verzekeraars garanderen één van de hoogste in Europa : 3,75 % in België tegenover 3 % in Frankrijk, Italië en Nederland en 3,25 % in Luxemburg. Nog een verandering die er staat aan te komen : de levensverzekeringspremies zouden wel eens met 25 % kunnen stijgen. Volgens de Koninklijke Vereniging der Belgische Actuarissen (KVBA) zijn de sterftetabellen waarop de tarieven gebaseerd zijn, niet langer aangepast. De verzekerden leven steeds langer. De kans dat er een kapitaal op 65 jaar uitbetaald moet worden, wordt dus steeds groter. Hoewel deze tariefverhogingen technisch gezien noodzakelijk zijn, valt het te betreuren dat ze samenvallen met de inzinking van de beurs en de financiële markten.
(501/NB I.A.B.)
© 2002 Alle rechten voorbehouden. Noch deze publicatie, noch gedeelten ervan mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrieval systeem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteurs, de redactie en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever: J. De Leenheer, IAB, Livornostraat 41, 1050 Brussel (tel. (02) 543 74 90, e-mail:
[email protected]) IAB-publicatie, in samenwerking met Kluwer uitgevers, Ragheno Business Park, Motstraat 30, 2800 Mechelen.