Economisch en financieel recht 23/09/2013 Examen: notities + slides leren Grote casus: werkmarktpraktijken en werkmarktconsumpties (voorbereid met modeloefening) Kleine casus: onderwerp niet op voorhand bepaald Theorievraag: niet in wetboek terug te vinden (bv. Interpretatie wetteksten) 4 of 5 Ja/nee vragen met korte motivering Duidelijk schrijven + binnen de vakjes blijven Alle wetgeving mag mee, maar niets van annotatie . Economisch recht Hoofdstuk 1 Definities zullen nooit letterlijk gevraagd worden Begripsomschrijving Zowel publiek als privaat (tussen rechtsonderhorigen) recht à prijzenwetgevingen (maximumprijzen bestaan niet zoveel meer (taxi) ) à actief zijn als kredietinstelling Marktpraktijken Bankrekeningen Ordening: het bereiken van evenwicht tussen verschillende partijen Sturing: bv. Afspraken verbieden die mededingen tegenwerken Bronnen van het economisch recht a) Internationale verdragen a. Basisverdrag WTO (belangrijke organisatie die opgesplitst wordt) i. GATS is voor diensten wat GATT voor de goederen is. ii. TRIPS voor de intellectuele eigendom. iii. DSU: geschillenbeslechtingsmechanisme (niet voor de particulieren maar enkel voor ondernemingen) iv. GATT bevat de volgende principes/regels: 1. de meest begunstigde natie: wanneer een lidstaat een voordeel toekent aan een ander land (lid of niet) moet dit ook onmiddellijk en onvoorwaardelijk toegekend worden aan alle andere leden. Dit is vaak het geval bij de verlaging van de douanerechten. 2. Non-‐discriminatie: ondernemingen van andere landen moeten op dezelfde manier behandeld worden als de die van eigen land. 3. Verbod van kwantitatieve beperking: geen quota’s opleggen aan andere landen 4. Anti-‐dumping regeling: goederen worden op een bepaalde markt gebracht onder de hun normale marktwaarde. Op zich is dit niet verboden. Enkel als dit ernstige schade berokkend aan een bedrijfstak. In dat geval kunnen er anti-‐dumping rechten opgelegd worden. Dit houdt vaak in dat de douaneprijzen hoger gelegd worden die op deze manier de waarden van de goederen terug op de normale marktwaarde brengt. 5. Exportsubsidies: dit is ten aller tijden verboden. Dit zijn subsidies die garanderen dat goederen goedkoper verkocht kunnen worden. à niet alle documenten van de WTO vanbuiten kennen, dient als puntenophaler.
b) VWEU (economische integratie verdragen) Goederen binnen de EU mogen geen douanekosten opgelegd worden. Mededingingsbeperkingen verhinderen, markten mogen niet verdeeld worden. EU markt wordt ook bepaald door verordeningen(1) en richtlijnen(2) (passagiersrechten: wat gebeurd er als vlucht geannuleerd? ) 1) Verordeningen: direct toepasselijk 2) Richtlijnen: moeten worden omgezet in elk land; enkel het doel is verplicht; ze kunnen meer of minder bindend zijn. a. Minimale harmonisatie: minimum aan rechten toekennen, lidstaat mag verder gaan in zijn bescherming. b. Maximale harmonisatie: voorziet de maximum rechten; het minimum is hier het maximum; lidstaat mag er niet van afwijken; leunt sterk aan de verordening. Deze vorm van harmonisatie sluit het best aan bij het vormen van de markt. c) CISG (Weens koopverdrag, zie slides) Regels zijn automatisch van toepassing op internationale koopcontracten Franse verkoper -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ > Belgische koper: verdrag sowieso van toepassing want de V & K komen uit een verschillend verdragsluitende staat. Het is een SUPPLETIEF recht en kan dus contractueel uitgesloten worden! Het wordt ook beperkt aan de handelskoop dus alleen tussen verschillende professionelen. d) CESL Bestaat vandaag nog niet, enkel voorstel van de commissie. Dit heeft een andere benadering, want de toepassing ervan is optioneel. -‐ de partijen zullen dus moeten overeenkomen dat de bepalingen van CESL van toepassing zijn -‐ is niet enkel van toepassing op handelskopen beide tellen maar voor internationale koopcontracten. -‐ verdragen die niet enkel internationaal maar ook nationaal worden toegepast. Vb. Cheques of wisselbrief. -‐ Geen uniformeel recht: welk is van toepassing? B – VK conflict, welk recht? Binnen Eu Rome I verordening. -‐ Interpretatie van internationale regelen moet gebeuren op autonome wijze. Belgische rechter moet zich niet laten inspireren door het Belgisch recht, hij moet autonoom interpreteren. Verschillende interpretaties zijn dus wel mogelijk. Vooral indien er geen supranationale instelling bestaat die aangeduid is om bindende beslissingen te maken. Vb. Cour de Justice. e) Verhouding tot nationale rechten Internationaal voorrecht indien deze directe werking heeft op het nationaal recht. Belgische rechtscolleges passen de principes van het Europees recht toe. Wat is directe werking? (arrest van Gend&Loos: moet duidelijk zijn, …) Deze werking geldt ook voor de Europese richtlijnen. Als België te laat omzet kan ik mij als burger dan beroepen op deze richtlijnen? Ja, maar enkel t.o.v. de overheid maar niet horizontaal tegen andere burgers. (geen horizontale werking) wat kan men wel doen? Staat aanklagen en schadevergoeding voor niet omzetting. WTO heeft geen directe werking, want er is teveel appreciatie mogelijk. f) Nationale bronnen
a. Grondwet b. Wetten & decreten Videofragment van het voorstel voor het maken van een economisch en financieel wetboek. Interessante elementen: techniek aanbouwwetgeving: Algemeen wetsontwerp, maar men heeft niet gewacht tot het wetboek af is. Elke keer er een boek klaar is gaat het langs het parlement. Waarom? Omdat het regeringsproces niet zo lang is. De volgende minister kan niets anders doen het afwerken. Problemen? Raad van State moet zich uitspreken zonder telkens de sanctie of meer te kennen. Het is vooral een coördinatie van de bestaande wetgeving maar het innoveert ook. De delen met innovatie duren het langst om er door te komen. Bepaalde materies worden maar opgenomen; Maar WB van koophandel is er niet in opgenomen net zoals het vennootschapsrecht, faillissementswetgeving, … Dit is de bevoegdheid van minister van economische zaken en niet van die van justitie (dit is dus niet de beste aanpak) Geen sectorale wetgeving (maar ten dele juist) er is een boek financiële (-‐> krediet) Waar hebben wij de lead? (NAKIJKEN!!) Stand van zaken 15/09 (zal dus nog evolueren) Rechtshandhaving: sancties zouden geharmoniseerd worden, collectieve vordering mogelijk (grote innovatie voor bv. Testaankoop) invoering van een soort ‘Class action’ Wat wordt er verwacht? Een boek marktpraktijken: zou normaal snel goedgekeurd moeten worden in parlement. 2 problemen bij het overbrengen: 1) België vs. Hof van Justitie: veel regels zijn niet parallel met de rechtspraak van HvJ. Vb. ‘we mogen niet met verlies verkopen’ : doel? Oneerlijke concurrentie tegengaan. Grote distributie handelaars (Carrefour, Delhaize,…) kunnen dit verlies elders recupereren wat de kleinhandelaar dus niet kan. Is dit een bescherming voor de consument? Ja, lokvogelpraktijken vermijden (meer doen kopen dan moet) Rechtspraak: als doelstelling niet alleen eerlijke concurrentie garandeert dan is het in strijd met het Europees recht; verschillende regels kennen dus dit probleem. Oplossing? In de voorbereidende werken ratio legis aanpassen. Kan de wetgever door enkel dit te doen niet meer strijdig zijn met Europese wetgeving? 2) Rechtspraak Grondwettelijk hof: uitsluiting van vrije beroepen uit de wet marktpraktijken is strijdig met het gelijkheidsbeginsel. -‐> is dus nietig verklaard. Hoe kunnen ze uitgesloten worden zonder dat het nietig verklaard wordt? (oplossing wordt later gegeven) Koning wordt door de wetgever gemachtigd om te detailleren. Regering schrijft de tekst maar is zelf Koning (niet echt correct) wordt gekritiseerd door de Raad van State. Beroepsgroeperingen maken zelf regelementen. Vb. Makelaars hebben zelf een regelement opgesteld, dit wordt dan later bekrachtigd. Rol van het Grondwettelijk hof? Zij gaat de wetten/ decreten/… toetsen aan de Grondwet en fundamentele rechten en vrijheden. Zij kan zich uitspreken op 2 manieren: -‐ QPJ een prejudiciële beslissing -‐> fout blijft bestaan zolang de wet niet wordt aangepast. -‐ aanvraag tot nietig verklaring -‐> de fout wordt definitief uit de tekst verwijdert.
Besluitwetten Na de oorlog was er aan de koning een speciale bevoegdheid gegeven om wet op te stellen. De wet van 1945 is grotendeels opgeheven, het enige dat nog bestaat is voor de bevoegdheid voor maxima prijzen. Ministeriële besluiten Machtiging van de wetgeving. g) Beleidsovereenkomsten Interactie tussen overheid en een andere entiteit (dit is een bron van het economisch recht) Dit kan zowel met overheidsbedrijven (a) als met privéondernemingen (b) a. NMBS, BPOST, … staat sluit een beheerscontract met één van deze bedrijven, wat in zo’n contract staat wordt bepaald door de wet. i. Overzicht van de taken van de post ii. Tarieven die gevraagd mogen worden iii. … In de wet staat voorzien dat Art 1184 niet van toepassing is bij dit soort contracten. Duurtijd? 3-‐5 jaar Wat erna? 6 maanden voor het verloop van het contract moet een ontwerp van een nieuw beheerscontract worden ingediend aan de minister aan het einde van contract. Indien geen nieuw op tijd dan blijft het oud van toepassing tot er een nieuw is. Het zijn handelaars maar ze kunnen niet failliet gaan. b. Uitdrukkelijke rechtsgrond: overheid kan aan zelfbinding doen. Ze kan zichzelf verplichtingen opleggen, anders niet. Vb. Programma (tussen overheid en petroleum sector) met betrekking tot de prijs; voor prijsverschil benzine -‐> formule maken Voor de kansspelen krijgen de gemeenten de mogelijkheid om beleid te maken voor kansspeleninstellingen/ inrichtingen. Toepassing lotto (ter info in bundel): kanalisatieplicht: ‘wij moeten op verantwoorde wijze kunnen gokken’ De helft van het geld gaat naar de winnaars, de andere helft gaat naar “goede doelen”. Rechtsgrond à Privaatrecht. Economisch grondslagenrecht 1) gelijkheidsbeginsel gelijke situaties moeten op gelijke manier behandeld worden het moet niet indien: -‐ de ongelijke behandeling objectief en redelijk verantwoord kan worden. -‐ het pertinentiecriterium bereikt is (= noodzakelijkheid) -‐ proportionaliteitscriterium: redelijk blijven om doelstellingen te bereiken. Vb. Arrest Lemmens Gemeentebelasting opgelegd voor alle ondernemingen die autokerkhof uitbaten die op minder dan 100 meter van de openbare weg liggen . à ongelijke behandeling zonder verantwoording.
Arrest Biorim Laboratorium klinische testen: -‐ verbonden aan ziekenhuizen of universiteiten -‐ andere privé laboratoria: Voor deze zijn er 2 specifieke voorschriften gemaakt 1. Ze moeten opgericht zijn als burgerlijke personenvennootschap. 2. De personen die klinische tests uitvoeren moeten vennoot zijn. -‐ Er is hier geen sprake van schending want er is een verantwoording à overconsumptie in ziekenzorg tegengaan. Anders zou een persoon geen tegemoetkoming meer kunnen krijgen van de ziekenzorg. -‐ Arbeidshof is akkoord maar het is niet evenredig wat betreft de 2e vereiste! Deze vereiste is daarbovenop ook nog eens een aantasting aan de vrijheid van vereniging Faillissement wet: schoonbaarverklaring (= na afsluiting kan uw schuldeiser zich niet meer tegen u keren.) Artikel 81 zegt dat als je een strafrechtelijke veroordeling hebt gehad dan kan je nooit meer schoonbaar verklaard worden. Probleem? Objectieve verantwoording maar gaat veel te ver. Er is hier geen sprake van evenredigheid. De rechter heeft geen vrijheid meer, hij is verplicht dit te volgen en dit levenslang. à vergaand. Het is zelfs niet nodig dat er een band is tussen het misdrijf en faillissement à niet evenredig à inbreuk. Uitsluiting van vrije beroepers uit WMPC (LPMC) à geldt voor ondernemingen (wordt in wet gedefinieerd) -‐ Duurzame wijze (regelmaat) -‐ Economische activiteit verrichten (commercieel, financieel, … ) Artikel 3 zegt dat het niet van toepassing is op vrije beroepen, tandartsen en kinesisten. Wat is een vrij beroep? (gedefinieerd door wet & cumulatieve voorwaarden ) -‐ Geen koopman -‐ Niet onder commerciële verrichtingen -‐ Er bij wet opgericht tuchtorgaan bestaat (hierin kan men de verantwoording vinden van het uitsluiten van de tandartsen en kinesisten) Wie er wel onder valt zijn: diëtiste; vroedvrouw, vastgoedmakelaar (commerciële doeleinde) L. De Cock (logopediste) zit in een groepspraktijk met kine. Ze verlaat groepspraktijk en schrijft naar de ouders dat ze weggaat maar dat de klanten bij haar moeten blijven. De praktijk keert zich tegen L. Omdat haar handeling een oneerlijke handeling is. Haar advocaat weert zich door een schending op te merken van het gelijkheidsprincipe. Indien de kine de praktijk verlaten dan zou L. niet ertegen in kunnen gaan. Er is dus een ongelijke behandeling en deze kan niet gerechtvaardigd worden door de voorwaarden van uitzondering. 6/05/2011 à Schending had dus geen objectieve verantwoording, dit werd als prejudicieel besluit vastgesteld dus de wetgever verandert er niets aan. Een nieuw arrest bevestigd dit besluit maar deze keer vernietigt het GW de ongrondwettelijke uitsluiting van vrije beroepen, tandartsen en kinesisten.
à op dit moment valt iedereen onder de wet MPC, nu is de wetgever wel in actie getreden. Hoe zou men dit oplossen? Nieuwe definitie & men zou grotendeels WMPC kopiëren voor vrije beroepers en er alleen de bepalingen uitlaten die dus uitgesloten zijn voor vrije beroepers, tandartsen en kinesisten. Waalse distributie Tecteo Decreet zegt: -‐ langdurige stroompanne à schadevergoeding (soort bepaling? De verbruiker is beschermd, waren ze wel bevoegd om dit toe te staan? ) -‐ Hoe de administratieve fouten hersteld moeten worden Rechter vraagt of dit betekent dat WMPC niet meer toegepast mag worden wat betreft de bedingen? PJV aan GWH: ‘we kunnen dit op 2 manieren interpreteren’ A) decreet sluit uit dat artikel 74 van toepassing à schending van gelijkheidsbeginsel. B) Beiden vullen elkaar aan: consument mag zowel op decreet als WMPC steunen à geen schending. GWH zal dus interpretatie B toepassen. G.W. niet tussen rechtsonderhorigen, maar dit beginsel vindt men toch op meerdere plaatsen terug (non-‐discriminatie) Er is hier misschien nog een probleem te vinden van bevoegdheidsverdeling. Het economisch beleid behoort tot de gewesten (rekening houden met vrijheden) Handel & nijverheid: decreet d’Allarde wordt opgeheven in wetboek Sommige bevoegdheden worden behouden voor de federale overheid à Waals decreet mag een minieme toepassing doen van bevoegdheid van federale staat indien -‐ noodzakelijk -‐ het mag maar een minieme inslag hebben 2) vrijheid van nijverheid en handel (goed onderscheiden!!) Geldende regelgeving respecteren. (iedereen mag mits deze regelgeving bestaat) Kan ingeperkt worden a. publiekrechtelijke strekking 3 voorwaarden (slides) RVS 08/2006 Nachtlawaai: gemeente wil er iets aan doen -‐ staat in voor openbare rust (deze is verstoord) -‐ heeft de bevoegdheid om maatregelen te nemen. -‐ Besluit sluitingsuur voor iedereen Ze hebben inderdaad de bevoegdheid maar hier zijn ze te ver gegaan, niet alle cafés moeten dit sluitingsuur hebben, alleen zij die de openbare rust verstoren. RVS 1/07/2010 Leuven verbiedt de verkoop van alcohol in nachtwinkels tussen middernacht en 08u00. Het probleem kon hier weer gelokaliseerd worden op een bepaalde plaats en de beslissing is voor alle nachtwinkels gevallen. Leuven gaat te ver; alleen de nachtwinkels die de openbare rust verstoren moeten gestraft worden, de anderen genieten van vrijheid en nijverheid. Leuven riep als tegenargument het gelijkheidsbeginsel in; niet van toepassing want dit principe houdt in dat gelijke situaties op dezelfde manier moeten worden behandeld, wat hier niet het geval is.
Cass 17/12/2010 Huisvuil wordt verzameld op een privé terrein zonder regeling met gemeente. Dit mocht niet verhinderd worden, wel het rondrijden van bepaalde camions RVS 11/01/2007 alcoholische dranken te verkrijgen in automatenwinkels Jongeren kunnen hier dus ook aan. De gemeente zegt dat dit voor overlast zorgt en dat de jongeren verloedert kunnen worden. De uitbater zegt dat hij vrijheid van nijverheid heeft. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen materiële en morele openbare orde. Een tussenkomst is gerechtvaardigd vanaf er zich effectief een probleem voordoet. Indien de jongeren effectief de openbare orde zouden verstoren dan pas zou de vrijheid mogen ingeperkt worden. b. Privaatrechtelijke strekking Geldt tussen privé entiteiten onderling Ieder is vrij om te kiezen welke beroeps of economische activiteit hij zal uitoefenen en hoe hij deze zal verrichten. Vrijheid niet absoluut, onderworpen aan beperkingen Men moet de dwingende reglementering respecteren (bv in bezit zijn van vergunning) Je mag geen schade berokkenen aan anderen bij het uitvoeren van uw activiteit; als je schade veroorzaakt dan moet je deze schade gaan vergoeden. Jouw vrijheid eindigt daar waar de vrijheid van een ander begint. Niet concurrentiebeding: binnen een bepaalde straal en voor een bepaalde tijd geen concurrentiele zaak oprichten. Het recht dat iemand heeft op basis van de vrijheid ga je beperken door dit beding. Dit kan conventioneel zijn maar deze kunnen ook automatisch bestaan. Vb. Overdracht van handelszaak. Partij A draagt handelszaak over naar partij B, bij zo’n overdracht zit automatisch zo een niet concurrentiebeding in. A zal zich moeten onthouden om in concurrentie te treden met B. In dit geval niet noodzakelijk dat zo’n beding in contract wordt gesloten, dit kan conventioneel wel duidelijker gemaakt en bevestigd worden. Dit beding kan beperkt worden in de tijd (men gaat er van uit dat dit 2 tot 3 jaar is). Een tweede beperking is de activiteit die het voorwerp maakte van deze handelszaak, een andere activiteit mag wel direct opgestart worden en een derde is dat het beperkt is in de ruimte (maar ook hier rekening houden met aard van activiteit!!) Er is een verschil tussen een bakkerij en een onderneming die ramen plaatst. De laatste biedt haar activiteiten aan in een territoriale afstand die ruimer is. Er moet juridisch een onderscheid gemaakt worden tussen overdracht van handelszaak en overdracht van rechtspersoon via aandelen. Aandeelhouders van BVBA dragen aandelen over aan X, in deze situatie is het niet concurrentie beding niet automatisch besloten. In dit geval zou het beding moeten voorzien worden in het contract. Bestuurders/ zaakvoerders Mag men bestuurder zijn in 2 concurrerende vennootschappen? -‐ Het is een probleem, niet omdat het in de wet staat (niet expliciet verboden), maar men gaat er van uit dat het principe van de goede trouw schendt indien men dit zou doen. Tenzij er een akkoord bestaat dat dit geen probleem is (zelden het geval)
-‐
-‐ -‐
Voor hoe lang? o A kan niet bestuurder zijn in X & Y (x & y concurrerende vennootschappen), maar wat als A wordt afgezet in X (ad nutum) mag A dan onmiddellijk bestuurder worden in Y? Men is het daar nog niet over eens. Er moet hier opletten voor wat er overeengekomen is in het vorig contract. Het antwoord op deze vraag kan dus conventioneel gegeven worden, zonder precisie zijn de auteurs verdeeld. Hoe kan men bepalen of X & Y concurrerend zijn? o Statutair doel of daadwerkelijke uitgeoefende concurrerende activiteit? 2e Wat is de sanctie? o Ontslag niet enkel in NV (ad nutum) maar ook in BVBA of personenvennootschap. Dit wordt beschouwd als een ernstige reden om onmiddellijk ontslag te verantwoorden (zelfs voor een bestuurder die statutair benoemd is) o Indien er schade wordt berokkend door dit toedoen dan zal hij deze moeten vergoeden.
In de contracten kunnen de elementen verder geregeld worden De voorwaarden zijn tijd (niet onbeperkt), ruimte (binnen welk territorium is het vennootschap actief) en materie (enkel voor concurrerende activiteiten) Indien deze voorwaarden miskent zijn dan zijn deze absoluut nietig die door eenieder kan worden opgeworpen. -‐ waarom absoluut? o Omdat vrijheid van nijverheid van openbare orde is Aandeelhouders Het bezitten van aandelen in concurrerende vennootschappen wordt pas een probleem als het over een personenvennootschap gaat. In het laatste geval bestaat er een niet-‐ concurrentieverplichting. Inbreng van handelszaak van vennootschap Zelfde als overdracht van handelszaak; niet-‐concurrentieverplichting. Verkoop van aandelen Geen verplichting automatisch voorzien; moet conventioneel vastgesteld worden. 2e commerciële toepassing Franchising: Mc Donalds : elk etablissement is een franchisenemer van Mcdo om het bord te gebruiken en de commerciële … Dit voor een serieuze prijs; drempelgeld en royalty’s (deel van omzet) Wet van 2005 voor de zwakke partij te beschermen. Het contract mag niet meer op eender welke manier opgesteld worden. Er moet dus een ontwerp van overeenkomst voorgesteld worden à bij wet opgelegde pre contractuele informatie. Er moet ook een apart document zijn waar alle voorwaarden te vinden zijn zodat de franchisenemer kan zien of dit interessant is voor hem. De wet voorziet transparantie. Er wordt ook een wachttijd voorzien van 1 maand. In deze
periode kan de nemer geen enkele verbintenis aangegaan en er kan ook niets van geld van hem gevraagd worden. Wat als deze wachttermijn niet wordt gerespecteerd? De franchisenemer kan gedurende 2 jaar de nietigheid (relatieve) van het contract te vorderen. (zonder dat men schade moet bewijzen) 2e sanctie is dat als in de uiteindelijke overeenkomst bedingen voorkomen die niet voorkwamen in de ontwerpovereenkomst dan zijn deze ook nietig. Inperking in hoofde van de gever op de manier waarop hij de contracten wil sluiten. 3e commerciële toepassing Verkoopsweigering -‐ Boycotactie : verschillende entiteiten spreken af dat ze niet meer zullen leveren aan een andere entiteit. o In principe is dit verboden want dit drijft een entiteit van de markt. o Dit is toegestaan als het is om perfect geldige regel af te dwingen vb. Een aantal groothandelaars van geneesmiddelen, één ervan was groothandelaar en kleinhandelaar (verkocht dus ook aan publiek) X & Y besluiten Z als kleinhandelaar te boycotten. Waarom? Omdat Z geneesmiddelen verkocht aan klanten aan lagere prijzen omdat hij zowel groot-‐ als kleinhandelaar was. De geneesmiddelen die X en Y hadden en Z niet gingen ze niet meer leveren zodat hij ze niet meer kon verkopen. Hier hebben ze het toegestaan omdat X & Y een nobel doel hebben met hun boycotactie. Ze wilden ervoor zorgen dat andere apotheken een levensvatbaarheid inkomen konden behouden (voor discussie vatbaar, want apothekers verdienen vrij veel) -‐ (On)eigenlijke verkoopsweigering o eigenlijke: ik ben een onderneming en ik weiger te verkopen aan mensen met een bril (zonder vooraf bestaande overeenkomst) o wat is het uitgangspunt? In principe geldig want contractuele vrijheid, men is vrij om al dan niet te contracteren met iemand. Men is vrij behalve voor de beperkingen in de wet (bv non-‐discriminatie) o vb. We gaan naar oude markt in Leuven, in een café, wanneer we naar buiten gaan komen er twee zwarte mensen binnen. De buitenwipper zegt ‘nee het is ene privéfeest’ (wat niet het geval was) dit was dus een schending van de non-‐ discriminatie wetgeving o Er zijn natuurlijk nog andere uitzonderingen: bankdienst (elke persoon heeft recht op 1 zichtrekening)/ schending van mededingingswetgeving – misbruik van machtspositie/ o !!In WMPC hebben we een algemene bepaling die gedragingen/ praktijken verbiedt die in strijd zijn met de eerlijke handelsgebruiken en waardoor belangen van andere onderneming kunnen worden geschaad (95) Dit is een norm waar een onderneming slachtoffer wordt van weigering zich op zou kunnen beroepen. (‘dit is niet eerlijk’) Maar hier speelt de theorie van de beperkende werking van de mededingingswetgeving Cassatie zegt dat wanneer een bepaalde praktijk aan deze wetgeving is getoetst en we komen tot de vaststelling dat deze praktijk niet in strijd is met de wetgeving dan kan deze niet meer verboden worden op basis van artikel 95 van WMPC. Vb. Onderneming heeft machtspositie en weigert te contracteren met andere onderneming die goederen wil nemen. We gaan nagaan of er misbruik is. Ja à verboden, Neen er is geen misbruik en dan is er ook geen schending van
mededingingsrecht. Kunnen we dan 95 nog inroepen? Cass zegt dat dit niet meer kan. Is de gedraging conform aan mededingingsrecht dan geen 95 tenzij het oneerlijk is voor een andere reden dan mededingingswetgeving.
o
Misbruik van recht: u voer praktijken uit op kennelijk onredelijke wijze
o
oneigenlijke: er bestaat al een contract/ overeenkomst voor de weigering. Dit is een contractuele wanprestatie. vb. Concessieovereenkomst: concessiegever geeft aan houder het recht om goederen af te nemen en verder te verkopen aan cliënten (Mercedes) Ineens besluit Mercedes niet meer te leveren aan de houder, dit is een miskenning van het contract (uitvoering of per equivalent)
Exclusiviteitscontracten 2 ondernemingen en B krijgt het recht om bij A bepaalde goederen aan te kopen, maar B mag deze goederen enkel bij mij kopen. Dit beperkt de economische vrijheid. dit mag alleen als het beperkt is in de tijd. !! Concessie: Belgische concessiegever, hij geeft aan concessiehouder A het recht om goederen te verkopen in Vlaanderen; concessiehouder mag mijn goederen verkopen in Brussel en Wallonië, C in Duitsland en Kees in Nederland. Via dit mechanisme kan je markten creëren (exclusief voorbehouden aan bepaalde ondernemingen) -‐ Kan dat en hoever mag je gaan? o Dat kan niet want in strijd met interne markt (in bepaalde mate) inbreuk op principe van vrij verkeer o Er bestaat een groepsvrijstelling voor verticale overeenkomsten (op verschillende niveaus ) die zegt dat als u aan bepaalde voorwaarden voldoet dan bent u conform aan mededingingswetgeving verdeling van markten? § Onderscheid actieve en passieve verkoop: we mogen dus op actieve wijze verbieden aan A dat ze geen reclame mogen maken aan de andere zones, maar ze mogen niet verbieden dat als A een spontane klant krijgt uit een andere zone dat hij deze mag aanvaarden. (inperking) Het bezitten van een website betekent niet dat u op actieve wijze reclame maakt. Hoofdstuk 2: Onderneming Als subject: als geadresseerde van rechtsregelen Als object: verhouding tussen de verschillende personen die betrokken zijn in een vennootschap. (verschillende organen, bestuur comité, …) Onderneming als subject Men gaat hier bv ook rekening houden met de belangen van de verschillende personages (werknemers, schuldeisers, … ), dus ook ruimer dan de belangen van het vennootschap Hoe wordt onderneming gedefinieerd? Verschillend, afhankelijk van de wetgeving. Definitie voorzien in de slides: elke zelfstandige en duurzame organisatie die met behulp van mensen (werknemers) en middelen (uitrusting) die erop gericht is goederen te produceren
distribueren en dit mits een betaling van adequate vergoeding (die moet minstens voldoende zijn om de kosten te denken en eventueel ook een winst te genereren) door afnemers. De winst is dus geen criterium dat Van Gerven beschouwd om als onderneming gedefinieerd te kunnen worden. Onderneming is ruimer dan handelaar. Ondernemingsraad (niet examen) Entiteit paritair samengesteld, meer dan 100 werknemers Geeft ook een definitie die niet veel voor te stellen heeft Beter zou zijn: technische entiteit die een economische activiteit uitvoert Boekhoudwet (niet examen) Zeer ruime definitie en de koning kan het toepassingsgebied nog verder gaan uitbreiden (voorzien door de wet). Er is weer geen sprake van winst Europees mededingingsrecht Onderneming wordt niet gedefinieerd maar het is wel duidelijk geworden wat het is op basis van wat het hof van justitie gezegd heeft. Ongeacht natuurlijke persoon, juridische persoon, … Het enige wat telt dat de eenheid een economische activiteit uitvoert Wat is een economische activiteit? Goederen of diensten aanbieden op de markt. a) Overheidsondernemingen a. Economische activiteit vs. specifieke overheidstaken i. Arrest Eurocontrol, is Eurocontrol een onderneming voor mededingingsrecht? Nee, want uitoefenen van taak die een typische overheidstaak is. De organisatie van het luchtruim is een typische overheidstaak. Ze stond ook in voor de inning van taksen, dat kan de analyse niet beïnvloeden want Eurocontrol legde die niet vast, maar wel de overheid van de verschillende staten ii. Selex sistemi, men stelde vast dat Eurocontrol verschillende activiteiten verrichtte: organisatie luchtruim, ontwikkelen technische normen en ook bijstand verlenen aan lidstaten in kader van openbare aanbestedingsprocedures, een soort van consulting op juridisch en technisch vlak. Gerecht van eerste aanlegt zegt dat wanneer overheidsonderneming verschillende activiteiten uitoefent dan moet je activiteit per activiteit afzonderlijk bekijken of het gaat over een overheidstaak of een economische activiteit. Bevestigd door hof van justitie, wordt vandaag zowel in mededingingsrecht als marktpraktijken. Onderzoek en ontwikkeling is in dit geval geen economische activiteit want onderzoek werd verricht om gratis te kunnen gegeven aan de staten, ze werden niet op de markt gebracht. De consulting werd wel als economische activiteit gezien. Dus voor de bijstand werd Eurocontrol wel als een onderneming gezien. iii. Ambulanz Glückner, is vervoer van zieken een economische activiteit? Hof van justitie zegt ja dus de entiteit werd als onderneming beschouwd. b. Moeders en dochters
c.
i. Handelingen die gesteld worden door dochteronderneming kunnen die toegekend worden aan moederonderneming. Kunnen de 2 als 1 entiteit worden beschouwd? 1. Je moet nagaan of M een woord in te brengen heeft bij het stipuleren van het beleid van dochteronderneming en heeft ze daar effectief gebruik van gemaakt? 2. Als M 100% in handen heeft van D dan gaan we (weerlegbaar)vermoeden dat er voldaan is aan deze 2 voorwaarden 3. Als M minder dan 25 % in handen heeft dan vermoeden we dat er niet voldaan is aan de 2 voorwaarden. Handelsagenten i. Vb. CH koopt goederen bij CG om ze vervolgens verder te verkopen. De CH wordt dus eigenaar van de goederen Er is voorzien dat het absoluut verboden is aan de CG om op te leggen aan de CH aan welke prijs deze het product moet verkopen. Deze clausule treft het hele contract. CH en CG worden als 2 verschillende ondernemingen beschouwd. ii. Vb. Principaal maakt gebruik van handelsagent om zijn goederen te verkopen. Mag de principaal aan de HA zeggen aan welke prijs hij de goederen moet verkopen? Ja, aan de HA mag dat gezegd worden, waarom? Hij is een vertegenwoordiger hij treedt op in de naam van de principaal; hij is het verlengstuk van de principaal . Ze vormen samen één geheel.
Belgische kartelwetgeving/ WMPC/ WB. Eco. R. Centrale criterium: economische activiteit! valt min of meer samen met de rechtspraak van hof van justitie Arrest: orde van Vlaamse balies verbiedt geïntegreerde samenwerkingen tussen advocaten en andere vrije beroepen, want in strijd met deontologische regels van advocaat. Dit regelement zou beschouwd moeten worden als besluit van een ondernemingsvereniging. dit zou in strijd zijn met het mededingingsrecht. Wat is het eerste argument? ‘wij zijn geen onderneming maar wij zijn een beroepsorde’ Cass zegt dat er eerst moet gekeken worden of een advocaat een onderneming is om te weten of balie onderneming is. In arrest wouters was al besloten dat advocaat een onderneming is dus de orde van Vlaamse balies is een ondernemingsvereniging. Het is niet nodig dat u een economische activiteit uitoefent, het volstaat dat u ondernemingen verenigt. Het verbod beperkte te ver het mededingingsrecht. Hetzelfde doel kon ook bereikt worden door minder ingrijpende maatregelen. (Chinese walls bv) à proportionaliteitstoets WMPC Vzw’s, ziekenhuizen vallen onder deze Zij die taken van openbaar belang verrichten vallen niet onder toepassing van wmpc 1. Distributienetbeheerders: onderneming volgens wmpc? Tecteo zei nee, hof zei dat dit geen typische overheidstaak is. Elke entiteit zou dit kunnen doen, het is een gewone economische activiteit. 2. Kunnen ziekenfondsen als onderneming worden beschouwd? Activiteiten van ziekenfondsen salamiseren (opsplitsen). Wat doen zij? Belangrijke taak in de ziekteverzekering à openbaar belang, organiseren reizen, taalkampen, bieden
hospitalisatieverzekeringen à niet openbaar belang dus voor deze activiteiten zijn zij wel een onderneming. Vrije beroepen Voorlopig is de uitsluiting vernietigd in wmpc dus deze wet is van toepassing op alle vrije beroepen. Wat brengt de toekomst? Wat gaat de wetgever doen? Men heeft er voor geopteerd een afzonderlijk boekdeel in te steken voor de bescherming tegen de vrije beroepen. er zal weinig marge zijn voor inhoudelijk verschillende regelen (als ze relevant zijn) art 95 was bv niet van toepassing voor vrije beroepen Er zal ook een nieuwe definitie komen voor vrije beroep oefenaars. Apotheker Waarom belangrijk? Men verkoopt niet alleen geneesmiddelen maar ook producten die men in andere winkels kan verkrijgen. We gaan dus zijn activiteiten opsplitsen om te zien voor welke activiteiten hij een onderneming is dus voor welke hij onder boek 6 zal vallen. Onderneming als object Ondernemingsbelang is niet hetzelfde als het belang van de aandeelhouders. Dit komt tot uiting in een bepaald aantal zaken/teksten -‐ zaak de blauwe hand: feitelijke vennootschap en er is een familievete, de ene groep wou dat de vennootschap werd vereffend de andere groep wou dat er een andere leider werd aangesteld. Rechter van koophandel te Antwerpen weigert de 1e vraag. Motivatie: wij kunnen niet gaan tolereren dat een vennootschap die het commercieel gezien goed doet en waar 200 werknemers te werk wordt gesteld wordt vereffend omdat er een ruzie is binnen de aandeelhouders. Men houdt niet alleen rekening van de belangen van de aandeelhouders maar ook van die van de werknemers -‐ zaak Freuhauf: vennootschap fh France; de aandelen ervan waren voornamelijk in handen van Amerikaanse moederonderneming; nieuw contract voor levering van wagens aan Chinese entiteit; het bestuur wordt onder druk gezet door Amerikaanse meerderheidsaandeelhouder om dat contract te verbreken. De CEO zegt nee en stapt op, het bestuur wil er zelf toe overgaan. Wat is het probleem als je zo’n contract verbreekt à verbrekingsvergoeding. In het bestuur was er de minderheid die er ook tegen waren en zij stappen naar de rechter om een voorlopig bewindvoerder die belast wordt met de uitvoering van dat contract. Wij zien wel dat de meerderheid een bepaalde beslissing wil maar de belangen van de minderheid is toch belangrijker dan de belangen van de meerderheid. De vergoeding zou het einde van de onderneming kunnen betekenen en dit zou het einde voor 600 werknemers betekenen. Moest de aandeelhouder (am) nog voorgesteld hebben de vergoeding te betalen dan was het anders geweest. -‐ Code Buysse: ondernemingsbelang niet gelijk aan eigen belang -‐ Recente wetgeving Benoeming voorlopig bewindvoerder: Dit gebeurd wanneer het niet goed gaat binnen een vennootschap. dit is een mogelijkheid ontwikkeld door de rechtspraak, kan gebaseerd worden op art 584 (kortgeding) het moet dus dringend zijn. Er zijn nog andere teksten die ‘voorlopig bewindvoerder’ gebruiken Vb. voor de reclame die ervoor gemaakt moet worden Wanneer nodig?
Uitzonderlijke en subsidiaire(het is niet mogelijk het op een andere manier recht te trekken) maatregel!! (op examen zetten) Men gaat vragen aan een rechter om iemand aan te stellen die vreemd is aan de vennootschap om het beleid van de vennootschap te regelen. In het belang van de onderneming gaat de rechter zich ermee moeien (wat hij normaal gezien niet doet) -‐ afwezigheid of gebrek in werking van organen (iemand sterft, … ) -‐ twee even belangrijke organen staan steevast tegen elkaar -‐ misbruik van meerderheidsaandeelhouders zaken: -‐ Tonton tapis: een voorlopig voerder wordt aangesteld voor bedrijf in moeilijkheden, vandaag niet meer zo belangrijk, want er bestaat nu de WCO -‐ Alfa-‐beta-‐gamma: de vennootschappen hadden een nauwe band met persoon die beschuldigd was van fraude. Ze moesten veel geld aan de fiscus; het geld dat ze hadden waren liquiditeiten en konden gemakkelijk worden verplaatst naar het buitenland. De fiscus wou dus een voorlopig bewindvoerder zodat deze gelden niet verplaatst konden worden zolang er geen besluit genomen was door de rechter. Het bewind werd hier door een derde (schuldeiser) aangevraagd. Uit deze zaak blijkt dus dat ook derden dit mogen vragen mits ze er een belang bij hebben!! Wie zou nog zo’n belang hebben? De werknemers, persoon die zich borg heeft gesteld voor zo’n vennootschap. De taak van deze bewindvoerder moet zo beperkt mogelijk zijn dat enkel het ondernemingsbelang vervuld wordt. 7/10/2013 Mededingingsrecht; Dirk Vandermersch sowieso een vraag op het examen, wat te kennen is staat op de slides. Sinds 6 september 2013 heel nieuwe autoriteit. Norm is zeer algemeen geformuleerd in de wet Het eerste deel van art IV is de verbodsbepaling, het deel erna zijn voorbeelden. Er zijn uitzonderingen op de verbodsbepaling Belangrijke voorwaarde voor uitzondering: het moet ten goede komen aan de gebruikers (belang van deze laatste) Wat nieuw is, het verbod ten aanzien van natuurlijke personen. Niet alleen onderneming kan boete krijgen, ook de ondernemer die de fout maakt kan persoonlijk een boete krijgen. 2e verbod: misbruik van machtspositie (paragraaf 2) ten nadele van andere onderneming of consument 3e grote luik: concentraties van andere ondernemingen (is geen verbod!) dit moet ontoelaatbaar verklaard worden; het verbod is pas van toepassing als het verklaard geweest is door de mededingingsautoriteit. het nationaal mededingingsrecht is een kopie van het Europees recht, vele landen hebben er een kopie van gemaakt. 1.1. Het marktmodel Ligt ten gronde van elk politiek systeem (de beste manier om de middelen efficiënt aanwijzen aan de bevolking)
Je kan dit op verschillende manieren doen: planeconomie (vb. Sovjet) overheid beslist wat er wordt uitgedeeld en aan welke prijs. Markteconomie: op de meest efficiënte manier Theorie van de onzichtbare hand: de ondernemingen zullen de voordeligste producten (zij die het meest opbrengen) gebruiken en de consument zal degene kiezen die hem het voordeligst uitkomst op financieel vlak Gemengde economie: werking van de markt plus tussenkomst van overheid, die gaat reguleren waar het mogelijk is. Hoe lager de prijs, hoe meer consumenten zullen kopen. Hoe hoger de prijs, hoe meer de aanbieders zullen aanbieden. Minder efficiënte ondernemingen kunnen dan ook verkopen. Ideale prijs is het snijpunt. Groen = consumentensurplus/ Blauw = producenten surplus. Als de prijs niet B/E is dan zal er afgehaakt worden langs één van de twee kanten. Hoe kunnen we zorgen dat prijsniveau op E ligt? Marktvormen Volkomen concurrentie Er is zeer weinig transparantie, mensen weten niet altijd wanneer prijzen zakken of stijgen. Niet iedereen kan van de ene dag op de andere bakker worden en de producten zijn niet allemaal inwisselbaar. in effectieve markten heeft men schaalvoordelen nodig (praktisch) nodig voor innovatie. De theorie verschilt sterk van de realiteit. Mededingingsrecht komt dus tussen om te proberen de beste prijs te behalen. Monopolie Eén bedrijf heeft de monopolie en legt de prijs op (vb. Microsoft) Leidt tot lage economische efficiëntie Dit kan worden aangevallen door andere bedrijven tenzij het over een wettelijke monopolie gaat (NMBS) Microsoft krijgt wel concurrentie (Apple, Android) ze zijn wel nog marktleiders maar ze moeten opletten. Monopolistische concurrentie Er is een geringe overwinst, met dat er verschillende monopolies zijn Ze gaan elkaar kopiëren Er is toch al een productdifferentiatie Oligopolische concurrentie Verschillende aanbieders bieden diensten aan (mobiele telefonie; tv-‐aanbieders;… ) Er zijn zeer weinig aanbieders De dienstverlening gaat beter zijn Er gaat een betere innovatie zijn. Marktfalen = de markt werkt niet goed waarom? (slides) -‐ ze spreken prijzen af -‐ de overheid geeft subsidies -‐ onderneming die niet onderhevig is aan milieuwetgeving dus schade creëert -‐ één partij heeft alle info en andere niets, je hebt geen zicht op wat de beste oplossing is (vb. Ziekenhuis) Antwoord?
Men gaat de markt/ sectoren reguleren Het mededingingsrecht probeert tussen te komen voor het eerste problemen. Elk beleid geeft als gevolg dat er politieke keuzes moeten gemaakt worden. Totale welvaart of consumentenwelvaart? 1.2. Oogmerk van het mededingingsrecht Men gaat aanvaarden dat er bepaalde storingen zijn (producenten surplus), op voorwaarde dat het netto effect van de praktijk minstens neutraal moet zijn, het mag geen schade aanbrengen aan de consumenten en liefst toch voordeel. Er moet altijd een minimum aan gezonde concurrentie bestaan. We zijn beter af met 3+ 1 dan 3+ 2 3 grote gebieden (zie begin) de mogelijkheid die de overheid heeft wanneer er sprake is van abnormale prijzen. B. wetgeving copy paste van Europese wetgeving Wanneer is wie bevoegd? Primauteit van Europees Recht Vanaf het een grensoverschrijdend geval is dan sowieso Europees; als Europese commissie zegt dat het een kartel is binnen een land dan kan dit land niet zeggen dat het niet zo is. Als de zaak het hele grondgebied betreft of grensoverschrijdend is dan moet het nationaal plan eerst goedgekeurd worden door het Europees recht. De betrokken markt Welke zijn de producten, hoe groot is de markt? Er moet een economische analyse zijn van de markt Prijselasticiteitstest: gaan ze blijven of afhaken van de prijs, als ze afhaken van iPhone en naar Samsung gaan dan blijven ze in dezelfde markt. Basis telefoons worden duurder dan kunnen die in dezelfde markt komen als de goedkope smartphones. Markt voor kledij? Niet alles kan samen maar H&M, Zara, Bershka… kunnen in dezelfde markt gestoken worden. Geografische markt: filmsector: de studio’s brengen films op de markt en maken afspraken met de bioscopen. De studio’s zitten in de nationale markt en onderhandelen met bioscoopbeheerders à dit is een nationale markt; het vertonen van de films aan de consumenten à lokale markt De prijzen zullen dus van lokale markt tot lokale markt afhangen; op nationaal niveau is er meer gelijkheid; op lokaal niveau kunnen de prijzen verschillen (Carrefour; pompstations, … ) Alles draait om marktmacht: in een perfect functionerende markt heeft niemand macht, niemand kan de prijs verhogen In de praktijk is dit niet het geval. Vb. Ipad per GB schijf hoger betaal je 100 euro meer terwijl zo’n kaartje maximum 10 euro kost; Apple heeft dus een bepaalde marktmacht. Hoe kan je weten of een onderneming macht heeft ? Kijk dan naar de marktaandelen, zijn de concurrenten sterk, zijn de afnemers sterk, hoe hoog zijn de toetredingsdrempels, … ? Wanneer heeft een bedrijf machtspositie?
Kartelverbod = verbod voor restrictieve afspraken en afgestemde gedragingen Hoe komt mededingingswet tot naleving? Consument stapt naar rechter om hem ertoe te dwingen de ondernemingen te doen stoppen; consument of concurrent dient klacht in tegen BMA en deze voert een onderzoek uit. Resulteren in staking en/of boete Je moet altijd met 2 zijn om een kartel te zijn ‘onderling afgestemde feitelijke gedragingen’ = 2 ondernemingen nemen dezelfde gedragingen maar hebben geen overeenkomst gesloten. ‘overeenkomst’ definitie hof van justitie: er moet niet echt sprake zijn van een echt akkoord; het kan samengaan op een andere manier; 2 vertegenwoordigers komen elkaar toevallig tegen, klagen over dure prijzen en de ene zegt dat hij gaat verhogen, de andere reageren niet maar geven wel door dat A gaat verhogen, misschien moeten wij ook verhogen. De loutere mededeling van de ander is genoeg om een kartel te vormen. Er moet gewoon bewezen worden dat er een vergadering is geweest, dat dit gezegd is geweest en dat de concurrenten aanwezig waren. Het enige dat je kan doen om daar aan te ontsnappen is laten notuleren door een advocaat dat je daar niet aan deelneemt. ‘onderlinge afgestemde gedragingen’ het hof zegt dat een onderneming niet op een eiland leeft, ze past zich aan aan haar concurrenten. Ze spelen in op elkaar. Hier verneem je de informatie door de markt in de gaten te houden; op basis van wat je leert pas je jouw gedrag aan, perfect legaal; je ziet vaak dat er een soort parallel gedrag; gewoon parallel gedrag is geen inbreuk. Indien men contact gehad heeft met de concurrenten dan wordt er aangenomen dat het parallellisme het gevolg is van het contact dat er gehad is. Het is zeer gevaarlijk voor concurrerende ondernemingen om met elkaar te praten. ‘strekken tot beperking’ doelinbreuk: vaststellen van een bepaald element ; men kan zich niet inbeelden dat er een ander doel is dan zijn eigen winst te verhogen. Er moet niet bewezen worden dat deze prijs effectief gevolgd worden ; de afspraak is voldoende om inbreuk vast te stellen; degene die het niet heeft uitgevoerd ontsnapt er niet aan, hij zal wel een lagere boete betalen. ‘leiden tot aantasting’ ze zijn niet gemaakt om mededinging te beperken maar kunnen er wel tot leiden; hier moet het dus wel bewezen worden dat de afspraak gevolgd is. De aantasting moet merkbaar zijn. (geen rekening gehouden met 2 kleine bakkers maar wel de Vlaamse bakkersfederatie -‐> voldoende ingezet en met gevolg) De bakkersfederatie gaf een formule voor de prijs te regelen en dit is veroordeeld geweest. Wanneer is het merkbaar? EC zegt dat als het onder 10% zit dan houden we er ons niet mee bezig. (geldt niet als het over hardcore beperking gaat) Uitzondering: indien het over efficiëntie gaat. Men moet zich niet te veel illusies maken over deze uitzonderingen, die deur staat maar op een kiertje; bewijslast ligt bij ondernemingen en dit is zeer moeilijk te bewijzen. Vb. Groot project moet worden uitgevoerd, 2 aannemers gaan er samen aan werken maar men voelt aan dat ze het samen wel kunnen doen. Dit is gebaseerd op zelfevaluatie van ondernemingen; dit is pro-‐competitief. Dit moet zelf ingeschat worden en het is op eigen risico. Groepsvrijstellingen kunnen aangenomen worden: vb. gezamenlijk onderzoek, … De voordelen halen het op de nadelen. Als de werkovereenkomst voldoet aan bepaalde voorwaarden dan ben
je vrijgesteld van de uitzonderingen. Op Belgisch niveau bestaan er geen groepsvrijstellingen maar de Europese vrijstellingen zijn wel van toepassing in het Belgisch mededingingsrecht. Verboden beperkingen Horizontaal = tussen ondernemingen op zelfde niveaus Verticaal = in distributieovereenkomsten zien we dit vaak: je mag enkel Sony verkopen; we willen u aanstellen als verkoper maar enkel in een bepaalde regio, in een andere regio mag u niet voor ons verkopen. Hardcore beperkingen = een lijst die bestaat (niet zo terug te vinden, wel in groepsvrijstellingen) Verticale prijsbinding = je moet het aan 120 verkopen terwijl je het aan 100 gekocht hebt. (EC dat er MISSCHIEN toch in elke gevallen een uitzondering gemaakt mag worden vb. McDonalds, Pizza hut, Quick, …) Territoriale beperkingen: zaak Duitsland/Nederland autoverkoop; ze mochten niet meer aan de Duitsers verkopen; ze vonden belastende e-‐mails dat dit niet kon; de Nederlands CEO had gezegd ‘they are playing with our balls’. Dit is een non starter in Europa!! Horizontale beperkingen kunnen ook positieve aspecten hebben! Ook negatieve Men moet telkens nagaan of er sprake is van een inbreuk op de mededingingswet, verschillende stappen volgen. Apotheker: garantie van dienstverlening, geen inbreuk. Meeste kartelonderzoeken zijn een gevolg van het klikken van iemand. In de meeste gevallen aarzelt men niet meer op dit vlak, want de eerste die de zaak verklikt krijgt volledige vrijstelling, 2e nog 50% vrijstelling, … Zelfde analyse voor verticale beperkingen als die van de horizontale. Volgende slide: voorbeeld van analyse Toegangsvergoedingen: meer betalen om aan het hoofd van een rayon te staan Categoriemanagementovereenkomsten: welke producten moeten we hebben om het best te verkopen, maar dit kan problemen veroorzaken voor de andere verkopers van producten. (Nestlé en andere chocolademakers) Inbreuken door natuurlijke personen De personen die het gedaan hebben en die het wisten gaan in de toekomst ook boetes kunnen krijgen. Tot nu toe was het alleen het bedrijf dat de boete krijgen. 5. Misbruik van machtspositie Het gaat hier altijd over 1 onderneming en maakt gebruik van te hoge prijzen. Het is niet verboden om een machtspositie te hebben . Bepaalde dingen zijn niet verboden voor ondernemingen die geen machtspositie hebben maar wel voor de ondernemingen die wel een machtspositie hebben. Vb. Kortingstarieven. In de wet staan er een aantal voorbeelden (excessive pricing, …) (rest van notities op slides)
14/10/2013 Bezetting, productie en verkoop in eigen beheer Bedrijfsbezetting: de hypothese waarin de werknemers die het niet eens zijn met het beleid; zij gaan over tot het bezetten van de onderneming. Kan dit in bepaalde omstandigheden rechtmatig zijn? In pcp niet, want inbreuk op vrijheid van handel, ondernemen in hoofde van die onderneming; inbreuk op grondwet… In welbepaalde omstandigheden gaat men dit toch toelaatbaar maken; gerechtvaardigd door een rechtmatig belang en hierbij denken aan de belangen van de werknemers. 1) De meerderheid van de werknemers moet er mee akkoord zijn om d 2) Het voordeel dat ze eruit halen moet groter zijn dan het nadeel dat aan derden wordt berokkend 3) ? Wanneer gerechtvaardigd? Als er een beslissing ondernomen wordt om bv een winstgevende onderneming direct te sluiten (dan heeft staking geen zin) Indien het bedrijf virtueel failliet is dan is de bezetting niet gerechtvaardigd want dan is de schade voor de derden veel groter. Arrest: Jeans Levis Niet alleen bezetting, de werknemers waren ook verder gegaan met de productie en verkoop in eigen beheer; eigen aan deze zaak is dat de rechter tot de overtuiging komt dat deze bezetting gerechtvaardigd kan zijn in het belang van de werknemers; in het bijzonder omdat werd geoordeeld dat dit noodzakelijk was voor de continuïteit van de onderneming, zodat deze niet teloor ging; in casu was deze wel problematisch omdat de werknemers geen inschrijving hadden genomen in het handelsregister. Ze moesten in overeenstemming zijn met alle regels die voorzien zijn in dit geval; het bezetten is geen vrijkaart voor deze verplichtingen Arrest: Carnoy De werkgevers hebben het bedrijf bezet; ze hebben gezegd dat het niet toelaatbaar was, omdat het bedrijf haar verplichtingen niet meer kon vervullen ten aanzien van derden. Toebedeling van het ondernemingsvermogen Wie is de eigenaar van de gebouwen, de gelden, … ? De vennootschap is de eigenaar; het is niet omdat we aandelen hebben in een vennootschap dat we ook mede-‐eigenaar worden van deze dingen. De aandeelhouders gaan wel een aantal indirecte rechten hebben met betrekking tot het vermogen van de NV: Recht op dividend (als de winst wordt uitgekeerd), als de vennootschap wordt vereffend dan heeft hij recht op een deel van het liquidatiecijfer. De dividenden kunnen ook deels aan bestuurders (toekennen van aandelenopties) en werknemers (werknemersparticipaties) worden toegekend. Men gaat aan werknemers deel van winst toekennen, waarom? Wat wil men daarmee bereiken? Om ze te motiveren om harder te werken, men gaat de collectiviteit van de werknemers stimuleren. Hoe is die regeling tot stand gekomen? Omwille van het feit dat de rechtspraak duidelijk had gemaakt dat er problemen bestonden m.b.t. de vraag of het toekennen van winstbewijzen kon beschouwd worden als loon (dan is de RSZ er direct bij om te innen!)?
Arrest: Agfa Gevaert: loonstop die beslist werd door de Belgische overheid, men laat dus niet meer toe dat er loonsverhogingen mogen toegekend worden. dit bedrijf wil haar werknemers stimuleren: ze kregen winstbewijzen (van 2 tot …) Als ze winst maakten dan ging ze over tot uitkeringen van dividenden aan de werknemers, RSZ zei dat het loon was; Op niveau van beroep wordt besloten dat deze niet als loon worden beschouwd; ze zijn verschuldigd op basis van de vennootschapswetgeving (uitkering van dividend) en daarbij het is ook niet zeker dat er winst wordt gemaakt en zelfs indien er winst wordt gemaakt worden deze niet altijd uitgekeerd, kunnen ook gebruikt worden om verliezen van vroeger recht te zetten. à Zij verkrijgen deze dividenden omdat ze de hoedanigheid van werknemer hebben Cass zegt dat het een tegenprestatie is voor het uitvoeren van werk en dus het is loon; het verandert er niets aan dat deze verschuldigd zijn op basis van vennootschapswetgeving. Arrest: Colruyt: -‐ kapitaalaandelen werden toegekend aan personeel (omdat er kapitaalverhoging is) Kan dit als loon beschouwd worden? Arbeidshof zegt nee, (innovatieve redenering) men moet nagaan of degene die de aandelen gaat toekennen (of werkgever) daadwerkelijk de kost of de last draagt. Dat is determinerend voor het hof. Wie is de werkgever binnen een vennootschap? Hier raad van bestuur, draagt hij de last van deze kapitaalaandelen? Nee, deze worden gedragen door de aandeelhouders. -‐ Cassatie volgt weer niet: wat u doet is volkomen artificieel; als iemand werknemer is dan is hij dit van de vennootschap en niet raad van bestuur, er mag geen onderscheid gemaakt worden; M.a.w. vennootschap is werkgever, hij draagt ook de last en dus moet de gratis toekenning beschouwd worden als loon. Sociale zekerheidsbijdragen moeten betaald worden -‐ Tweede element in deze zaak: Colruyt bood aan om in te tekenen met een prijsreductie (i.p.v. 20 17 bv) Kan dit als loon beschouwd worden? Cass zegt dat de aandelen onverhandelbaar zijn gedurende een periode van 5 jaar, ze kunnen pas 5 jaar later verkocht worden; die prijsreductie kan je beschouwen als een vergoeding voor de onverhandelbaarheid van deze aandelen dus moet niet als loon gezien worden; dit zeer lucratief mechanisme wordt nog steeds toegepast door Colruyt. Het maakt duidelijk dat er heel wat discussie is wat betreft de werknemersparticipaties. Er wordt door de overheid opdracht gegeven aan een commissie om dit in detail te bekijken; dit leidt tot het opstellen van het Pepper-‐rapport (o.l.v. Paul de Grauwe) Wat op de slide staat i.v.m. dit rapport moet niet gestudeerd worden, het komt terug in de wetgeving. De beslissing om ze te laten participeren wordt besloten door de onderneming zelf, ze moeten vrij zijn om zelf te kiezen of ze daar in stappen; als ze daar aan deelnemen dan moet er overleg zijn met de werknemers, bestuurders, …; het moet een collectief karakter hebben; komt niet in plaats van loon, het moet er bovenop komen; Wet betreffende werknemersparticipaties Toepassingsgebied: niet iedereen kan instappen in dit systeem; wanneer een onderneming wordt gevoerd door een natuurlijk persoon dan kan deze persoon geen beroep doen op dit systeem. Enkel voor personen die verbonden zijn door een arbeidersovereenkomst. Dit kan niet worden verstrekt aan zelfstandige personen die binnen een onderneming een taak vervullen ( = 2 inperkingen).
Onderneming kan niet gedwongen worden om dit in te voeren; de werknemers kunnen dit niet eisen. Binnen een NV wie beslist daar over? Raad van bestuur of algemene vergadering? In theorie het bestuur, in de praktijk zien we vaak dat het kapitaal verhoogd moet worden. Kan de raad van bestuur daar toe overgaan? Ja, als de statuten dit voorzien. Indien niet voorzien dan is het de bevoegdheid van de algemene vergadering. In dat geval moet raad het hele pakket voorstellen aan AV. Participatie kan ook geschieden door inkoop van eigen aandelen, ook daar moet AV toestemming geven; dus ook hier moet de raad het hele pakket ter goedkeuring voorleggen aan de AV. Er moet overleg zijn tussen het bestuur en de werknemers over de concrete inhoud van dit plan. Daarna moet er een specifiek collectieve overeenkomst worden gesloten. Specifiek karakter? In die cao mag alleen dat besproken worden. Wat is de sanctie? Men zal niet kunnen genieten van het bijzonder regime (fiscaal en parafiscaal). Toetreding via cao of toetredingsakte: laatste vooral bij onderneming waar er geen vakbond afgevaardigde is. Alle werknemers moeten de mogelijkheid hebben om deel te kunnen nemen, de collectiviteit moet gestimuleerd worden. 1 uitzondering: 1 categorie kan uitgesloten worden: de werknemers die een anciënniteit van minder dan een jaar hebben. Je kan een stap verder gaan (als onderneming) niet alleen mogelijkheid om in te stappen, maar ook de verplichting van in te stappen kan voorzien worden in de cao, als er 1 niet wil instappen dan mag niemand instappen. Binnen de werknemers kan er wel aan diversificatie gedaan worden: dat de een meer krijgt dan de ander (moet wel objectief zijn à anciënniteit, voltijds/halftijds, functie of graad van onderneming, leeftijd (prof vindt dit niet objectief), opleiding, …) Men kan ze laten participeren in de winst ofwel door ze cash toe te kennen (vergoeding in geld) of ze aandelen te geven (we laten ze participeren in de aandelen van de onderneming) Men wil wel vermijden dat deze aandelen direct verkocht worden, er moet dus een blokkeringsperiode worden voorzien (deze periode moet voorzien worden in akte of cao. Deze is minimum 2 en maximum 5 jaar) Doel van deze participatie? De werknemers laten delen in de winst. Dus alleen als er winst is, maar er bestaan wel wettelijke limieten: slechts 10 en 20 % van bepaald bedrag mag daarvoor gebruikt worden. Investeringsspaarplan: uitkering van de winst wordt direct geleend aan de vennootschap, die zal overgaan tot investering van vaste activa, zodat de onderneming beter kan werken. Het is een niet-‐achtergestelde lening: achtergesteld = positie t.o.v. andere schuldeisers wordt verslechterd à dit risico mag niet bestaan voor de werknemers. Terugbetaling moet voorzien worden door cao of akte. Waarom zouden we dit doen als onderneming? Om te kunnen genieten van de bijzondere fiscale en parafiscale regels. I.p.v. 35 % rsz maar 13,07% Bevrijdende roerende voorheffing die niet meer moet worden (?) Toekenning van aandelenopties: kunnen worden toegekend aan individuele werknemer; Verdeling van zeggenschap Verhouding binnen de vennootschap, wie heeft het voor het zeggen? AV heeft enkel wat de wet hem toeschrijft, raad heeft de rest.
Op niveau van bestuur kan men een dualistisch bestuur voorzien In de Raad zowel passieve als actieve bestuurders (laten zich in met de dagelijkse onderneming) Een aantal van de actieve gaan deel uit maken van het directiecomité. Er is nog een ander systeem: dit houdt in dat men naast een raad van bestuur men zou overgaan tot het installeren van een raad van toezicht: uitvoeren op dagdagelijks beleid van andere raad. Men gaat in deze raad van toezicht een aantal werknemers zetten zodat ze ingemengd worden in het dagdagelijks beleid en zo hebben ze ook toezicht (Duits systeem) Heel wat Eu landen zien dit niet zitten. Op Europees niveau is er een keuze toegestaan tussen monistisch en dualistisch. Zo zijn er een aantal Duitse ondernemingen kunnen overstappen op het Europees systeem om aan het dualistisch systeem te kunnen ontsnappen. Wij kennen dit onder de ondernemingsraad, maar deze hebben niet echt een toezicht … Hoofdstuk 3: Prijzenreglementeringen1 De overheid kan bepaalde maatregelen nemen m.b.t. het prijsniveau. Niet alle regelen zullen terug te vinden zijn in boek V, wel de belangrijkste delen. Dit boek richt zich tot ondernemingen (definitie infra) De regelen gelden voor alle ondernemingen behalve zij die geneesmiddelen op de markt brengen (uitzonderlijke regelen voor hen) Prijzen moeten vrij tot stand kunnen komen; het is een resultaat met vrije onderneming/ mededing. Het is mogelijk dat disfuncties ontstaan, dat de prijzen niet zijn wat men wil. Dat consumenten de goederen, die belangrijk zijn, niet kunnen aanschaffen; om deze disfuncties aan te kunnen pakken dan is de mededingingswetgeving niet genoeg; op basis van boek IV kunnen we niet optreden. Hoe kunnen we dit dan wel oplossen? Men heeft een nieuwe regelgeving gemaakt in boek V voor deze gevallen. Eén van de opmerkelijke dingen is dat het mededingingscollege voorlopige maatregelen mag nemen in dit geval (innovatief) Wanneer? Bij een probleem inzake prijzen en marges (1) ‘een probleem’ wordt niet verder ingevuld, is zeer vaag. ‘marges’ = winstmarges (2) een prijzenevolutie (3) een structureel marktprobleem er is dus een ruim tussenkomstmarge voor voorlopige maatregelen te maken. (4) het moet dienen om een dringend probleem op te lossen, … Hoe werkt het? Degene die gaan waken zijn het prijzenobservatorium (FOD economie) Wanneer deze ambtenaren vaststellen dat er een probleem is dan kunnen zij overgaan tot het opstellen van een verslag daar omtrent. Zij kunnen dat ook doen op vraag van de minister van economische zaken. Wanneer zo’n verslag zo wordt opgemaakt, dan kunnen een aantal betrokkenen worden geraadpleegd (de ondernemingen, beroepsgroeperingen, consumentenorganisaties, …) Ze hebben ook onderzoeksbevoegdheden (binnentreden als open voor publiek) maar niet de bijzondere onderzoeksbevoegdheden die bv de Belgische mededingingsautoriteit. Zij geven dit rapport aan de minister en aan de mededingingsautoriteit; indien sectoraal wordt het ook sectoraal doorgegeven; Indien voor mede-‐autoriteit dan gaat er een procedure gestart worden om te zien of er voorlopige maatregelen moeten worden genomen. Dit gebeurt op korte termijn (zitting binnen de 15 dagen) Indien de tijd van 1 maand niet wordt gerespecteerd dan kunnen er geen voorlopige maatregelen worden genomen. Indien wel gerespecteerd dan wordt de beslissing
1 Mededingingsrecht maakt ook deel uit van hoofdstuk 3. Zie notities Vandermersch en de slides.
overgemaakt aan de minister, hij heeft 6 maanden om een plan op te stellen om de problemen op de markt op te lossen (het moet binnen de 6 maanden worden voorgesteld aan de regering) Welke voorlopige maatregelen mogen worden genomen? Weinig indicaties in boek V, het college heeft hier een bijzonder ruime bevoegdheid. (zij mag beoordelen, ze beslist volledig autonoom) De enige beperking is dat ze geen maatregelen mag nemen voor bepaalde categorieën waar er speciale wetgevingen zijn. Een zeer onzorgvuldige terminologie: de maatregelen moeten een einde maken aan de praktijken (welke praktijken? Die van boek IV , kartelafspraken, machtspositie, …?) Daar gaat het niet over, het gaat over de problemen met de prijzen of de marges of … (het kunnen ook externe factoren zijn) De maatregelen moeten dus een einde stellen aan de problemen. Daarom verwacht men dat ze een algemene draagwijdte zullen hebben (voor alle dergelijke diensten die op de markt zullen komen) Wat als een onderneming die voorlopige maatregelen niet vrijwillig gaat respecteren? In boek V zijn er geen dwangmogelijkheden voorzien (geen dwangsommen of andere sancties) Dus als het geen inbreuk is op boek IV dan kunnen er geen dwangmaatregelen genomen worden om een onderneming tot respect te dwingen. Men zal niet altijd tevreden zijn met deze maatregelen, dus er kan beroep gedaan worden (enkel in Brussel!) Wanneer? Elke keer er voorlopige maatregelen worden ingesteld Wat als ze er geen oplegt? (minister vraagt er toch) In de rechtsleer zegt men dat deze beroepsmogelijkheid bestaat maar men betreurt dat dit niet in de wet staat. Meest voorkomende is het eerste Men gaat vaak vernietiging vragen of wijziging, het hof van beroep kan het allemaal (ook voorwaardelijk karakter geven en bevestigen)Men gaat ervan uit dat bevoegdheid een marginale controle is (zien of ze niet kennelijk onredelijk zijn) Ze mag ze wijzigen: rekening houdend met de aard van deze maatregelen gaat dat wel heel ver. Men vraagt dus aan het hof om beleidsmatig op te treden inzake de prijzenwetgeving Sommige auteurs zeggen dat dit een schending is van de splitsing der machten. Een tweede moeilijkheid is de vraag naar de duur: na 6 maanden moet de minister een plan voorleggen, de kans is niet groot dat het hof niet binnen de 6 maanden antwoord/ een beslissing neemt. Indien er beroep wordt ingesteld, heeft dat dan een opschortende werking? Ja, de maatregelen kunnen geen uitwerking verkrijgen, men zal moeten wachten tot er een uitspraak is van het hof. (in documentatiebundel Hand Gillians artikel) Wat bestaat er naast boek V nog? Prijzenwetgeving van 1945 is slechts gedeeltelijk opgeheven, deze blijft nu deels nog overeind. In de eerste plaats blijft de mogelijkheid behouden om maximumprijzen op te leggen. Wat is vervelend aan artikel 2? Artikel 1 is opgeheven (abnormale prijzen) op welke artikel 2 zich baseert. Kan hier dan nog rekening mee worden gehouden? Men wil eigenlijk gewoon dit concept behouden (dat door ministerieel besluit een maximum prijs kan opgegeven worden). MB 20 april 1993: ‘ondernemingen die een omzet van 300 miljoen BEF hebben de prijsveranderingen moeten melden aan FOD’ Deze vermelding werd vernietigd, want bracht veel te veel administratief werk met zich mee.
Bepaalde sectoren moeten aanvragen indienen om een prijsverhoging toe te passen. (zij moet dit aanvragen aan de minister) Pas als de prijsaanvraag wordt goedgekeurd of als er geen reactie is binnen de 60 dagen dan mag men overgaan tot de prijsverhoging. Algemene info: indien info wordt gevraagd aan onderneming wat betreft de prijs dan moeten deze onderneming deze geven zonder moeilijk te doen. Vb. Taxi: de prijs van taxidiensten is bij MB geplafonneerd (er geldt een maximumprijs) Dit heeft aanleiding gegeven tot een interessante discussie: taxi bevoegdheid van de gewesten, kan een MB dan de prijs plafonneren? GWH zegt dat hoewel taxidienst bevoegdheid is van gewesten de federale staat toch de prijs mag vaststellen want prijsbeleid is federale materie. Vaststellen van perimeter is bevoegdheid van de gewesten (standplaatsen van taxi – mag men een vergoeding aanrekenen voor het terugkeren van de taxi bv luchthaven à thuis) Programmaovereenkomsten Speciale plaats in boek V De minister krijgt de mogelijkheid om over te gaan tot het sluiten van een programmaovereenkomst (omtrent welke manier gebruikt zal worden voor prijzen te regelen) Kan ook voor beroepsverenigingen (vooral bij petroleum) Zijn dan alle ondernemingen in die sector gebonden door die PO? Zelfs al is ze geen lid van deze beroepsvereniging? PO zijn contracten dus contractueel prijsbeleid, het bijzondere is dat ze gesloten worden voor een bepaalde termijn maar ze kunnen wel opgezegd worden. (opzegtermijn respecteren weliswaar) Indien schending van contract dan kan er schadevergoeding gevraagd worden. Laatste slide: vb. van petroleum producten (PO) Hoofdstuk 4: Wet marktpraktijken We zullen zowel over de huidige regeling als over die zich in boek VI zal bevinden (op de meeste punten is dit hetzelfde) (prof denkt dat boek VI zal aanvaard worden voor het afleggen van het examen, casus kan dus ook een vraag van wetboek economisch recht bevatten) reglementering heeft verschillende doeleinden: -‐ meest gekende bron van de consumentenbescherming -‐ eerlijke concurrentie beschermen: ondernemingen moeten op een faire manier met elkaar concurreren, voor de kleinhandel te beschermen. Vb. Verbod van verkoop met verlies. -‐ Beide doelstellingen samen vatten in een regel: vb. Een onderneming mag de consument niet misleiden (consument mag niet verleid worden door reclame maar dit speelt ook in nadeel van andere onderneming omdat consumenten worden weggelokt) Hoofdzakelijk omzetting van Europese Richtlijnen! We hebben zelden te maken met typisch Belgische regelen, we hebben dit wel voor de verkoop promoties (verkoop met verlies, sperperioden, … ) Volgens velen zijn deze Belgische regelen in strijd met de Europese reglementering. Waarom denkt de wetgever dat dit dan wel behouden kan worden zelfs al heeft cassatie gezegd dat het in strijd is met EU wetgeving? Toepassingsgebied is verschillend volgens de verschillende afdelingen, er moet altijd aandacht zijn voor de toegepaste termen (consument? Goederen en diensten? …?)
Definities Wie is een consument? -‐ Belangrijk: enkel natuurlijke persoon (vzw’s, bvba, … komen niet in aanmerking) want rechtspersonen zijn in staat hun belangen te behartigen (dit is pure fictie) -‐ ‘Uitsluitend voor niet-‐beroepsmatige doeleinden’ à bestemmingscriterium: voor welke doeleinden koopt iemand een goed of verwerft iemand een dienst? Wat is de bestemming van de smartphone van Steenot? Als hij hem werk gerelateerd gebruikt dan niet (mails checken, agenda bijhouden, …) àin boek VI zal het woord uitsluitend niet meer terug te vinden zijn. -‐ Het volstaat dat het goed of dienst wordt verworven voor hoofdzakelijk privé doeleinden. -‐ Geen specialisatiecriterium: dit zou nog ruimer kunnen zijn; men zou iedereen beschermen die optreedt buiten zijn specialiteit. Vb. Smartphone hier: wel consument, want ik heb geen speciale kennis over. -‐ ‘verwerft of gebruikt’ waarom belangrijk? Iemand die een borg stelt is geen consument, in de nieuwe definitie zal deze er wel onder vallen. Wat is een product? -‐ Niet zijn dagdagelijkse betekenis, alles kan hieronder begrepen worden. -‐ Zij houdt zowel goederen (lichamelijk) als diensten in. -‐ ‘statutair doel’ ook vzw’s vallen onder deze categorie -‐ binnen diensten is er een verschil tussen homogene (de eigenschappen zijn identiek of gelijkaardig ongeacht aan wie deze dienst wordt verstrekt en ongeacht wanneer) en niet-‐homogene diensten (van belang inzake prijsaanduiding) vb. Homogene: aankopen van een reis niet-‐homogene: autoverzekering, schilder voor muren (staat van muren) Digitale inhoud die niet op materiële drager wordt geleverd is dat een dienst, een goed of iets anders? Op cd-‐rom dan is het een goed, wat als je het download? In boek VI zal er een speciale regeling zijn. Water, gas en elektriciteit? WMPC à goederen In boek VI zullen er speciale regelen zijn behalve voor de voorafgaande gevulde flessen. Algemene informatieplicht Art. 4 WMPC: informatieverplichting voor de ondernemingen (bepaling geldt tussen ondernemingen en consumenten) Dit is vooral voor de algemene voorwaarden, men mag zich niet laten misleiden door de tekst. ‘rekening houdend met de uitgedrukte behoefte van informatie’ dus alleen als hij vraagt? Nee, er moet altijd info gegeven worden voor een gemiddeld consument en het kan zijn dat een consument meer vraagt. (precontractuele verplichting) er is geen sanctie voorzien indien dit niet gerespecteerd wordt. Er komt hier wel een verandering voor in boek VI; impact zal wel zeer beperkt zijn. Waarom past hij artikel 4 aan? Omdat het moet op Europees vlak. In boek VI zal er een lijst zijn die opgelegd wordt die als info moet gegeven worden. Er is sprake van een concretisering, maar in de praktijk zal dit niet zoveel veranderen. De informatieverplichting zal niet gelden indien de overeenkomst via internet of bij thuisverkoop wordt geregeld, want daarvoor bestaan er afzonderlijke en strengere regelen.
Prijsaanduiding Er bestaan ook specifieke regelen wat betreft prijsaanduiding, deze zullen niet veel veranderen in boek VI (vereiste van ondubbelzinnigheid en totale prijs): Goederen: -‐ de prijs moet schriftelijk (mag ruim geïnterpreteerd worden) en ondubbelzinnig (de prijs moet onmiddellijk herkenbaar en duidelijk zijn voor een doorsnee consument) aangeboden worden bij de te koopaanbieding. (wij beschermen niet de pathologische dommerik) -‐ Ze moeten ook goed zichtbaar zijn. -‐ Via MB kunnen er soms bijzondere regelen geformuleerd worden: vb. juweliers die de prijs niet aanduiden voor juwelen schenden deze regel niet. Het is inderdaad niet verplicht de prijs te vermelden indien deze hoger ligt dan 875 €. Diensten: -‐ voor de homogene diensten moet de prijs schriftelijk, leesbaar, zichtbaar en ondubbelzinnig zijn. -‐ Regel van bestek: een consument heeft steeds recht op een prijsofferte/bestek wat betreft de niet homogene diensten. Zo’n bestek is altijd bindend, hij mag niet terugkomen op zijn prijs. En bedingen die unilaterale prijsveranderingen toelaten tegen consumenten zijn niet toegelaten. -‐ Art 8: dit geldt normaal ook voor de reclame: de prijs moet niet perse voorzien zijn in de reclame, indien hij er toch inzit dan moet hij wel voldoen aan de vereisten. Totale prijs: Deze moet zowel btw & taksen die via de onderneming worden betaald (milieutaks, …) en verplichte supplementen bevatten. (zijnde de kosten waar je niet kan aan ontsnappen) Vb. Ryanair: luchthaventaksen moeten opgenomen worden in de totale prijs, want u kan er niet aan ontsnappen (vroeger maakte men reclame voor vluchten zonder deze taksen om goedkoper te lijken); Toeslag voor bagage: indien u meer dan gewoon handbagage wilt moet u betalen, hier kan u wel aan ontsnappen dus deze moeten niet voorzien worden in de totale prijs; dossierkosten: bij het bestellen van tickets kan er hier aan ontsnapt worden dus moet dit niet voorzien worden in de totale prijs. Vergelijkende reclame ‘Reclame’? -‐ Enkel voor ondernemingen, maar zowel voor diensten als goederen. -‐ Het moet gaan over een mededeling en het moet de verkoop bevorderen. Wat betreft de onrechtstreekse bevordering gaat Cass heel ver: als het imago wordt verbeterd dan gaat het over reclame. Vb.: naamplaatje op de ondergrondse mazouttank is reclame. De regelen WMPC moeten dus worden toegepast. ‘Vergelijkende reclame’? -‐ Men spreekt niet meer over producten maar men gebruikt de termen goederen en diensten. -‐ Er moet geen vergelijking worden gemaakt, het is genoeg dat de naam van de andere onderneming wordt vermeld.
Cass: opdat sprake zou zijn van vergelijkende reclame is het genoeg dat de concurrent kan geïdentificeerd worden door de geadresseerde. Wie is concurrent? De entiteit moet substitueerbare diensten of goederen aanbiedt; ze zijn inwisselbaar. Vb. Vlucht Brussel Londen of traject trein Brussel Londen. à zulke reclame is toegelaten maar moet voldoen aan bepaalde voorwaarden. Wat niet toegelaten wordt is dat men verwijst naar een niet-‐concurrent! Vb. Gillette is de Rolls Royce van de scheermessen Fed up? à geen daadwerkelijke vergelijking, maar wel sprake van vergelijkende reclame. 21/10/13 vergelijkende reclame arresten: 1) Katun ging reclame maken van onderdelen en daarbij ging ze ook de artikelnummers geven van de onderdelen van Toshiba zodat hun onderdelen ook gebruikt zouden kunnen worden i.p.v. die van Toshiba (in geval u kopieerapparaat toshiba hebt) Is dit vergelijkende reclame? Er moet niet daadwerkelijk een vergelijking in zitten, het is genoeg dat de concurrent identificeerbaar is. Het is in dit geval mogelijk de concurrent te identificeren, dus is er sprake van vergelijkende reclame 2) Cassatie: de Slegte: verkopen boeken aan lagere prijzen (zowel nieuwe als tweedehandsboeken) Men duidt op de boeken een ‘van’ en ‘nu’ prijs. De van is de normale prijs in de gewone boekhandel, de nu is de prijs die door de Slegte wordt gehanteerd. De vraag was of dit systeem een voorbeeld van vergelijkende reclame. Cassatie oordeelt dat dit inderdaad vergelijkende reclame is. (de normale boekhandel kan geïdentificeerd worden zelfs al kan de van prijs niet per se de algemene prijs is) à dit gaat toch heel ver. Cassatie zegt als stelregel: Het is niet nodig dat de bestemmeling van de reclame zonder nader onderzoek de concurrent kan gaan identificeren. De consument moet niet onmiddellijk weten op wat die ‘van’ slaat. 3) Telenet: ‘heeft u zich ook blauw betaald?’ vergelijkende reclame? Typische kleur van Belgacom is blauw à ook de uitspraak van de rechter in deze zaak. Voorwaarden Waar moet deze reclame aan voldoen? (deze voorwaarden zijn overal te vinden in de EU) -‐ Positieve: daar moet aan voldaan zijn om toegestaan zijn als vergelijkende reclame (vergelijkende reclame moet) -‐ Negatieve: daar mag niet aan voldaan zijn (de vergelijkende reclame mag niet) (misleiden, afbrekend zijn, …) De rechtspraak draait vooral om de 4 die op de slides staan. Toegelaten zolang er aan de 8 voorwaarden is voldaan. HvJ heeft gezegd dat er moet gekeken worden in de meest gunstige zin of aan de voorwaarden is voldaan. Ze is van oordeel dat vergelijkende reclame een goed middel is om de geadresseerden te informeren.
‘Niet de goede naam schaden/ afbrekend zijn’: 2 stelregels: het loutere feit dat een concurrent als verliezer uit de reclame komt betekent dat niet dat zijn goede naam geschaad wordt. Dit zal altijd het geval zijn, anders had vergelijkende reclame geen zin. Dit moet beoordeeld worden vanuit het standpunt van het doelpubliek van de reclame, niet de concurrent (altijd een feitenkwestie) -‐ Ryanair maakte reclame met pissed of …Sabena : rechter besloot dat dit denigrerend was en dat het dus verboden was. -‐ In een telecomreclame werd gebruikt gemaakt van een aantal fy t.o.v. de concurrent. Dit werd niet verboden geoordeeld omdat men verwees naar de doelgroep, ze was gericht op jongeren en de rechter zei dat een fy wel denigrerend is maar naar tieners toe is dit minder het geval omdat dit vaker voorkomt. Hyperbolisch of superlatief is geen vergelijkende reclame: -‐ hyperbolisch: dermate overdreven dat een gemiddelde consument ziet dat dit niet in overeenstemming is met de realiteit (Dreft à nieuwe pan na zolang vuil geweest te zijn) hier worden de regelen niet toegepast, want anders zou het direct misleidend zijn. -‐ Hetzelfde geldt voor degene waar men algemene zinnen gebruikt: we zijn de beste, wij hebben de beste prijs, … o Vb. reclame sunjets: niet op congé met sunjets.be, moar alé (dit insinueert dat ze de goedkoopste zijn) Een concurrent zegt dat dit gestaakt moet worden want ze zijn niet de goedkoopste. Hier werd besloten dat het op een humoristische manier werd gebracht en dat het dus een hyperbolische reclame was en dus niet in fout. Reclame Mitsubishi: is weggehaald omdat het afbrekende reclame was (Nissan): u mag tot de garage van Nissan rijden met één van onze auto’s om te vergelijken welke de beste auto is. Nissan is naar de rechter gestapt en dit heeft geleid tot een onderling akkoord. De reclame is gestopt omdat het afbrekende reclame was. (volgens prof is dit niet echt het geval, het was goed gevonden.) Reclame Colruyt/ Lidl: Colruyt gaat over tot het vergelijken van de prijzen die zij hanteren met de prijzen van de concurrent. Wanneer Colruyt zegt dat Delhaize duurder is dan vindt D. Dat niet erg want ze heeft mooiere winkels. Lidl richt zich tot hetzelfde publiek (zo goedkoop mogelijk gaan winkelen) Colruyt zei dat ze goedkoper was dan Lidl. Hoe hadden ze dat gedaan? Ze waren overgegaan tot een vergelijking van een productenassortiment (vindt men vaak terug) Men gaat in eigen en andere winkel een karretje vullen en ze gaan dan de prijzen naast elkaar leggen. Wat was de vraag voor HvJ: mag men wel overgaan tot de vergelijken van de prijs van een productassortiment. (de goederen en diensten moeten in dezelfde behoeften zijn voorzien!!) HvJ zegt dat het enige dat vereist is dat als je het gaat ontleden dat de producten paar per paar substitueerbaar zijn. Als dit het geval is dan kan men overgaan tot de vergelijking. Men moet een aantal representatieve kenmerken vergelijken, deze moeten ook controleerbaar zijn. Niemand wist hoe dat karretje samengesteld was, de consument wist niet welke producten er deel zouden uitmaken van het karretje. De consument moet op een eenvoudige manier te weten kunnen komen wat er in zit. Hoe kan dit? -‐ opsommen in de reclame zelf (niet evident) -‐ zeggen dat voor de samenstelling zie op de website www.colruyt.be Er moet niet perse een vergelijking inzitten maar om toelaatbaar te zijn moet er wel een vergelijking zijn, want men moet representatieve kenmerken gaan vergelijken (is dit het geval? ) -‐ toshiba: men gaat een impliciete vergelijking maken door een gelijkwaardigheid claimen (en dit is voldoende om als vergelijking te voldoen) -‐ BMW/Audi: er is een vergelijking tussen de 2.
Moet men kiezen voor de goederen waar er een gemiddeld prijsverschil is of mag men kiezen voor de producten waar het verschil het grootst is? (stel dat het karretje dit doet) Is dat misleidend als men de goederen gebruikt waar het prijsverschil het grootst is? HvJ zegt: dat mag perfect, maar dit mag niet bij de gemiddelde consument de indruk gaan wekken dat dit prijsverschil het gemiddelde prijsverschil is tussen de 2 winkels, het moet duidelijk zijn dat dit verschil in prijs enkel geldt voor de desbetreffende producten. Oneerlijke handelspraktijken ten aanzien van consumenten -‐ Deze zijn verboden (logica zelve) -‐ Geen verandering in nieuw boek, want omzetting van Europese richtlijn (maximale harmonisatie) -‐ Geeft veel aanleiding tot rechtspraak (ook HvJ) Toepassingsgebied Producten: het materieel toepassingsgebied is ruim Personeel: veel minder ruim. Vb. Is de reclame van Colruyt misleidend? Er wordt een vordering tot staken ingesteld door concurrent Delhaize. De reclame is misleidend voor de consumenten maar de procedure loopt tussen professionelen. Welke regelen moeten er hier toegepast worden? Hier zoeken we de doelgroep van de reclame (in dit geval de consumenten) dus de strengere regelen zullen toegepast worden. (niet de hoedanigheid van de concurrenten) Begrip handelspraktijk is bijzonder ruim: het bevat elke verklaring, weglating (wat dan ook te maken heeft met verkoop van producten) niet alleen de precontractuele fase maar ook de uitvoeringsfase. Vb. (uit de zwarte lijst) verzekeringsondernemingen mogen bij de consument geen documenten opvragen die niet relevant zijn bij het opmaken van de tegemoetkoming bij een schadegeval (dit zou gebruikt kunnen worden om de consument de ontmoedigen). Dit is een voorbeeld van de uitvoeringsfase. Precontractuele: de reclame Artikel 84 bevat een algemene norm. Vervolgens maakt de wet een onderscheid tussen misleidende en agressieve handelspraktijken. Toepassingen van de algemene norm van professionele toewijding. Bij beiden ziet men eerst een open norm die erop neerkomt dat je de consument niet mag misleiden of agressief benaderen. Dit wordt dan gevolgd door zwarte lijsten die gedragingen opsommen die sowieso verboden zijn. Op examen moet je omgekeerd te werk gaan: eerst zwarte lijst bekijken (de rechter moet deze sowieso verbieden) pas als er geen inbreuk is op deze lijsten dan kan men overgaan naar de toetsing van de algemene verbodsregels. De zwarte lijst kan men terug vinden in artikel 91. Vbn. -‐ Gedragscode ondertekend hebben terwijl dit in werkelijkheid niet het geval is: onderneming zegt aangesloten zijn tot een gedragscode terwijl het niet waar is. -‐ Lokvogelreclame: op ruime schaal reclame maken voor de aankoop van een bepaald goed aan een goedkope prijs maar niet genoeg voorraad hebben van het desbetreffende product. (de regel is vreemd geformuleerd in de wet à Europese fout) als men het aantal stuks vermeld in de reclame dan kan men niet spreken van een fout. Is dit voldoende om te zeggen hoeveel er in Vlaanderen zijn of per winkel? Wat niet voldoet is zolang de voorraad strekt. (in dit geval weet je niets als consument)
-‐
-‐
Je mag niet gaan uitpakken met iets waar de consument sowieso recht op heeft als gevolg van de wet. Vb. 2 jaar garantie (terwijl deze garantie de legale garantie is) Je gaat dit gaan gebruiken als onderscheidend element. vb. Adviesapotheek: wij geven u advies als wij geneesmiddelen afleveren; dit mag niet, want de apotheker is verplicht u advies te geven vanaf hij u geneesmiddelen aflevert; cofidis zegt dat geen enkel krediet te zwaar weegt, wij onderzoeken elke keer uw financiële situatie; dit mag niet, want dit is een wettelijke verplichting. U mag een product niet als gratis voorstellen als de consument kosten moet betalen die groter zijn dan de normale kosten om dit product te bekomen. Vb. Telefoonkosten op een betalend telefoonnummer.
Na de zwarte lijst kan je een reclame nog altijd verbieden als je kijkt naar de open norm. Wat is het verschil? Bij de open norm is er nog een bijkomende voorwaarde: dit kan mogelijks een impact hebben op de eventuele aankoopbeslissing. Vb. Adverteerder van bouwgronden had niet aangegeven dat hij niet de eigenaar was; dit was niet misleidend, omdat het niet uitmaakt wie de eigenaar is om te weten of de grond al dan niet te koop was. Er moet potentieel misleiding kunnen optreden, er moet niet bewezen worden dat er consumenten misleid zijn, het is genoeg om aan te tonen dat ze misleid kunnen worden, in de positie van de gemiddelde consument binnen de doelgroep waarop de reclame is gericht. Misleiding: in het algemeen is dit wanneer de informatie niet correct wordt verstrekt. Andere situaties zijn het weglaten van de essentiële informatie (telecom prijs abonnement, maar niet de activeringskosten vermelden à misleiding door omissie. ) Uitnodiging tot aankoop: je kan het vergelijken met een aanbod, prijs en goed worden vermeld. In dit geval bepaald de wet welke informatie moet opgenomen worden in de reclame. Is er geen uitnodiging dan bepaalt de rechter welke de essentiële informatie is. Wat doe je als je op de radio hoort dat een dienst wordt aangeboden aan 50€, voor de voorwaarden, bekijk onze website. Misleiding? De wet zegt dat als een medium een beperking heeft qua tijd of ruimte dan moet men daar rekening mee houden, maar er moet wel duidelijk vermeld worden waar de consument deze info kan vinden. Alleen als het materieel onmogelijk is om de essentiële info te zeggen. Vb. Termijnrekening met hoog rendement als men een minimaal bedrag inzet, maar dit was niet te horen op de radio. Wat als de onderneming niet op de hoogte is dat de info fout is? Je moet enkel kijken t.o.v. de consument niet of de onderneming een fout gemaakt heeft. Men kan ook misleiden door het geven van juiste informatie; Vb. Punica was een drankje dat geen koolzuurgas bevatte en de reclame legde hier het accent op. Dit zou als gevolg kunnen hebben dat de consument denkt dat dit gas een nefast effect zou kunnen hebben, terwijl dit totaal niet het geval is. Agressieve handelspraktijken Werking is dezelfde: eerst werkt men met een zwarte lijst (8 punten) en daarna is er de algemene norm. Vb. Van zwarte lijst: je mag niet vertrekken voor je iets gekocht hebben (iets dat niet vaak gebeurd in de westerse wereld) Dit is ook zeer moeilijk te bewijzen. Vb. Afgedwongen aankoop: men stuurt u gratis goederen toe zonder dat u die heeft besteld, enige tijd later krijgt u een brief om ofwel die goederen terug te sturen of te betalen, ofwel is de brief direct voor de betaling., aanmaning en zo lopen de bedragen vaak enorm op. In het verleden stak men er vaak een briefje bij waarop stond dat als men niet reageerde dat er afgeleid werd dat u stilzwijgend instemt. Er is besloten geweest dat een stilzwijgende instemming geen geldige instemming is. U kan niet verplicht worden iets te kopen dat u niet besteld heeft; het bewijs van bestellen behoort tot de onderneming.
Dit wordt vaak gedaan door ondernemingen in Zwitserland, met dat zij niet binnen de EU zitten kunnen wij er zeer weinig tegen doen, er zijn geen akkoorden die ervoor zorgen dat we deze ondernemingen kunnen aanpakken. Naast de zwarte lijst is er een open norm die in het algemeen een verbod oplegt van agressieve handelspraktijken. Hoe kan je aantonen dat er een intimidatie heeft plaatsgevonden? De wet sluit aan bij de Europese richtlijn, het enige dat de richtlijn niet doet is sancties voorzien. De Belgische wet heeft zo’n sancties wel voorzien, deze zijn terug te vinden in artikel 41 van de wet. De sancties komen vóór de materiële regelen (41 & 83) hierdoor kennen velen deze sanctie niet. Er wordt in dat artikel een onderscheid gemaakt tussen 3 hypotheses 1) afgedwongen aankoop: u mag het houden zonder het te betalen. Als de onderneming zegt dat ze het gratis komen ophalen maakt dat zelf niets uit. U bent eigenaar geworden van het goed. 2) 6 verbodsbepalingen uit de zwarte lijst worden miskent: wanneer een overeenkomst tot stand is gekomen ingevolge van een dergelijke oneerlijke handelspraktijk dan moet de rechter de sanctie van de afgedwongen aankoop toepassen; als u al betaald heeft dan kan u uw geld terugeisen. ingevolge : er bestaat een grote discussie in de rechtsleer: wilsgebrek of gewoon causaal verband. 3) In alle andere gevallen van schending van de zwarte lijst of open norm als de overeenkomst tot stand gekomen is ingevolge van een dergelijke oneerlijke handelspraktijk dan kan de rechter deze sanctie toepassen. (hij heeft hierbij een volledige vrijheid) Is deze sanctie al vaak toegepast: volgens prof zijn sanctie 2 en 3 nog nooit toegepast geweest., mede omdat het nog nooit opgeworpen is geweest. Waarom? -‐ veel advocaten kennen dit niet met dat het nieuw is -‐ op verkeerde plek in de wet -‐ consumentengeschillen gaan over zeer gelimiteerde bedragen -‐ u gaat niet naar de rechter stappen indien u ‘ingevolge’ niet kan verantwoorden In boek VI van economisch wetboek gaat hier ook geen oplossing voor gegeven worden, ze gaan het gewoon kopiëren. Verhoudingen tussen ondernemingen Vrijwaren van eerlijke concurrentie: het spel moet eerlijk gespeeld worden tussen concurrenten. Catch-‐all bepaling : artikel 95: wordt verboden elke daad die in strijd is met de eerlijke markt praktijken en de beroepsbelangen van een onderneming schaadt of kan schaden. 2 cumulatieve voorwaarden (men moet de 2 kunnen aantonen). Dit is een open norm en een feitenkwestie. Als men kijkt naar de rechtspraak dan zien we dat er een aantal type gevallen zijn: -‐ parasitaire mededinging: het slaafs kopiëren van andermans origineel werk. Men gaat dit doen als men zich niet kan beroepen op auteursrecht, sommige creaties kunnen niet op deze basis beschermd worden. -‐ Afwerving van personeel en cliënteel: mag personeel en cliënteel van een ander concurrent ingepikt worden? Dat mag door de vrijheid van handel. In principe is dit toegestaan, maar de omstandigheden kunnen met zich meebrengen dat dit in strijd is met de eerlijke handel. In geval dat het gepaard gaat met zwartmaking of onrechtmatige verwerving van informatie. (u neemt een print van het cliëntenbestand van uw bedrijf en start daarna uw eigen bedrijf).
-‐
Verwarring stichtende handelsnaam: de naam zou verwarring creëren bij het cliënteel. Vb. Blancoshop (nieuwkuis) en er komt een nieuwe nieuwkuis die Biancoshop genoemd werd. Kan de schending van om het even welke rechterlijke regel beschouwd worden als een oneerlijke marktpraktijk? (open op sluitingsdagen, …) Ja, antwoordt van Hof van Cassatie, maar dit is niet automatisch een schending van artikel 95. Want dit artikel voorziet cumulatieve voorwaarden. Waarom is dit zo belangrijk? Vanaf er een schending is van artikel 95 dan kan men overgaan tot een vordering tot staken. (zeer interessant in een zaak tussen twee bedrijven) Promoties inzake prijzen Artikel 20 en volgende. U kan nu iets aankopen aan een voordeligere prijs. In het economisch wetboek zal er zeer weinig worden aangepast. Er zijn 4 categorieën aankondiging van prijsvermindering -‐ als een goed enkel verkocht wordt aan een andere onderneming dan is deze regel niet van toepassing. -‐ ‘prijsvermindering’ in de sperperiode mag de aankondiging niet, er kan enkel sprake zijn van een schending van deze regel indien het gaat over deze term. -‐ Moet een algemeen karakter hebben: betekent dat iedereen die dat wil kan profiteren van die prijsvermindering. -‐ ‘aankondiging’ moet een publiek karakter hebben (moet ruim worden ingevuld) Cass: Publiek betekent ook als het naar de 10% van de beste kopers gestuurd wordt. -‐ Er moet natuurlijk ook sprake zijn van een vermindering! Deze regelen zijn dus niet van toepassing op een lanceerprijs. -‐ ‘lanceerprijs’ in een eerste periode kan je het goedkoper verkrijgen, na deze periode zal de prijs stijgen. Elke aankondiging van een prijsvermindering is maar toegelaten als er sprake is van een vermindering voor identieke goederen. Wat is de referentieprijs? De laagste prijs van de maand die voorafgaat aan de prijsvermindering Hoe moet je beoordelen wanneer het gaat over verschillende verkooppunten? Allemaal samen bekijken of verkooppunt per verkooppunt bekijken. Er is besloten geweest dat het laatste van toepassing is. (elk verkooppunt apart bekijken) Hoe moet de vermindering worden aangeduid? o Meest duidelijke manier: referentie prijs en nieuwe prijs weergeven. o Wat ook toegelaten is, is dat info gegeven aan de consument voldoende is om de prijs te berekenen (kan enkel waar het niet gemakkelijk is de eerste manier te doen. o Gebruik van eenvormig kortingspercentage: hier moet enkel referentieprijs gegeven worden. Mag binnen onderneming verschillende categorieën onderscheiden worden? Ja, als het onderscheid duidelijk aangeduid wordt. o Er mogen geen kunstmatige categorieën worden gecreëerd (kleurtjes) à in de praktijk wordt dit niet bestraft en dit vindt men ook nergens terug in de wet. Artikel 37: heeft betrekking tot een situatie wanneer reclame wordt gemaakt waar de prijs hoger is dan €25 en de voorraad is uitgestrekt dan moet men een titel geven aan de consument, die ervoor zorgt dat hij het goed onder dezelfde voorwaarden kan verkrijgen.
Deze bepaling staat los van wat we eerder gezien hebben (niet lokvogelpraktijken) Het is niet omdat je hier aan voldoet dat je ontsnapt aan de zwarte lijst van misleidende handelspraktijken!! Uitzonderingen: o als men in de toekomst dit goed niet meer zal aanbieden, stock leegmaken. (moet aangeduid worden) o onderneming heeft niet meer de mogelijkheid om de goederen aan die manier te verwerven. Uitverkopen -‐ Een bijzonder vorm van aankondiging van prijsvermindering, men gaat een speciaal woord gebruiken (benaming van uitverkoop) -‐ Belang van de regeling? De benaming mag je slechts gebruiken in de 9 gevallen die opgesomd worden in de wet. -‐ Meest voorkomende toepassing: verbouwingen (enkel indien ze minstens 20 dagen duren en in de lokalen waar de goederen worden verkocht en het mag maar om de 3 jaar voor deze reden) -‐ Geen opsomming op examen, maar wel nagaan in casus of het toegelaten is. -‐ Enkel voor goederen, niet diensten. Ze moeten al deel uit maken van de voorraad goederen die de onderneming al beschikt. -‐ Vandaag moet u een voorafgaande kennisgeving verrichten aan de minister van economische zaken (niet goedkeuring). In boek VI zien we dat deze vereiste wordt afgeschaft. Waarom? Als reactie op een arrest van het HvJ. Arrest Köck: Oostenrijkse reglementering eiste een voorafgaande goedkeuring en het hof zei dat dit in strijd was met de oneerlijke handelspraktijken. Eigenlijk is heel deze wetgeving in strijd. RL OHP: richtlijn zegt dat er een zwarte lijst is van praktijken die per se verboden zijn en daarnaast heb je een aantal open normen. (maximale harmonisatie) de lidstaten moeten deze bescherming bieden maar mogen geen additionele bescherming voorzien voor de consumenten. Dat betekent dat je niet per se handelspraktijken mag verbieden als deze niet op de zwarte lijst te vinden zijn. Gebruik van de naam uitverkoop is een handelspraktijk (bevestigd door arrest Köck). HvJ heeft al herhaaldelijk gesteld dat als handelspraktijken mede tot doel heeft de consumenten te beschermen en deze niet voorkomen op de zwarte lijst dan kunnen deze niet per se worden verboden. Van zodra men aanneemt dat uitverkoop niet alleen eerlijke concurrentie is maar ook consumenten bescherming dan is dit in strijd met de richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Dit is ook relevant voor de aankondiging van prijsvermindering. Prof vindt dus dat dit in strijd is met de Europese richtlijn, de Europese commissie heeft in 2012 ook een procedure ‘inbreuk’ opgestart. Unizo is er in geslaagd regelen te laten behouden waarvan iedereen weet dat deze in strijd verklaard zullen worden door het HvJ. opruiming of solden -‐ Deze benaming mag enkel gebruikt worden in de door de wetbepaalde periodes en enkel mogelijk voor goederen, dit mag niet voor diensten (telecom doet dit soms: abonnement solderen)
-‐
In boek VI zegt men dat deze regelgeving enkel bestaat voor de eerlijke concurrentie, niet om de consument te beschermen. Waarom? Zodat het buiten het geharmoniseerde gebied van de richtlijn zou vallen en dit op deze manier te kunnen behouden. Is dit geloofwaardig? Tot nu toe is hier nog niets op gezegd geweest.
-‐
Geen locatievoorwaarde (dateert van 2010): de solden moeten niet per se op dezelfde plaats worden verkocht als waar ze zich voordien bevonden. Nut? Zo kunnen de goederen ook via internet verkocht worden, aangezien ze niet meer gelinkt zijn aan het lokaal.
-‐
Mag je vooraf aan de periode al een prijzenvermindering aankondigen die van toepassing zal zijn in de solden periode? Ja, als het duidelijk is dat het voor tijdens de solden periode valt.
Sperperiode -‐ Tijdens deze periode mag er geen prijsvermindering aangekondigd worden (enkel voor kleren, schoenen en fijne lederwaren) -‐ In boek VI zal deze periode verlengd worden. (van 3 weken naar 1 maand) In 2012 heeft cassatie besloten dat deze regelgeving in strijd is met RL OHP. Toch heeft men dit proberen behouden. Ondanks de beslissing van het hof hebben we de wetgeving hieromtrent behouden met als redenering dat het enkel geldt voor de eerlijke praktijken te verzekeren tussen ondernemingen en niet voor de consumenten. Alleen de toekomst zal duidelijk maken of deze redenering genoeg zal zijn om niet meer in strijd te zijn met de RL. -‐ Fluister solden? Is dit een aankondiging van prijsvermindering? Nee, want geen publiek karakter (volgens prof) maar er is enorm veel discussie over. -‐ Wat niet verboden is dat men u een korting toekent, zolang het niet aangekondigd wordt. Prijsvermindering mag wel als het een aanbod is van verschillende producten samen. Dit verbod zal niet meer gelden bij de uitverkoop (boek VI), nu mag je de korting wel toekennen, maar niet aankondigen. titels die recht geven op kortingen Er zijn 2 soorten titels die recht geven op kortingen: 1) bij aankoop (sticker op yoghurt in winkel met 0,50 cent) ‘cash back’ titels: je krijgt geld terug gestort. Er moeten bepaalde vermeldingen terug te vinden zijn op de titel. 2) Je krijgt bonnen volledig gratis en je kan ze vrij gebruiken en de ondernemingen zijn verplicht deze toe te passen. De uitgever van de bonnen zijn dan verplicht de ondernemingen terug te betalen. Distributieondernemingen zoals Colruyt, Delhaize, … dragen dus het insolventierisico. Verkoop met verlies -‐ Goederen mogen niet met verlies verkocht worden. à Toepassingsgebied is dus beperkt tot goederen -‐ Wanneer is er sprake van verkoop met verlies? In het geval waarin de prijs waartegen de goederen worden verkocht lager is dan de (her of )bevoorradingsprijs. Vb. Onderneming koopt aan 11€ stuk en verkoopt ze aan 10€ à verboden. -‐ Wat is wel toegelaten? Mag wel als de onderneming de mogelijkheid heeft gehad zich tussen 11 en 10 te kunnen herbevoorraden aan 8€.
-‐
-‐ -‐ -‐ -‐
HvJ. Heeft besloten dat dit in strijd is met RL. België heeft gezegd dat dit enkel dient voor de eerlijke concurrentie, want een groot bedrijf kan zo’n verlies beter recupereren dan een kleine handelaar. Niettemin, kan men in de voorbereidende werken van de wet toch ook de bescherming van de consument terugvinden(lokvogelpraktijken). Boek VI gaat deze regel toch behouden en gaat weer de zin toevoegen (dat het enkel voor de eerlijke concurrentie dient. Gaat deze toevoeging voldoende zijn om de onenigheid te voorkomen? (prof is sceptisch) Er bestaan weliswaar uitzonderingen: deze lijst is limitatief (zie slides) Externe omstandigheden (de fabrikant brengt een nieuw model op de markt) Prijsafstemming om dringende reden van mededinging: u bent een kleine kruidenier en binnen de geografische zone is er ook een Delhaize en Carrefour die hetzelfde product verkopen en u kan ze enkel verkopen als u ze met verlies kan verkopen. Mag ik dat doen als C en D het ook met verlies verkopen? Of moet ik dan vordering tot staken instellen? Vandaag heeft de kleine kruidenier de keuze (snel gemaakt voor hem)
Overeenkomsten met consumenten Overeenkomsten op afstand Toepassingsgebied: tussen ondernemingen en consumenten, gebruik van technieken van communicatie op afstand. Er is ook een bijzondere wet (omzetting Eu richtlijn) zal terug te vinden zijn in boek XIV. De beide categorieën van regelen gaan gelijk lopen, nu bestaan er nog kleine verschillen. Het gaat hier over goederen en diensten. Er bestaat een bijzondere regeling voor financiële diensten. De algemene regelen zijn dus niet van toepassing voor het openen van rekening op internet, … Ze dienen als afbakening van de algemene regelen. Tot het sluiten van de overeenkomst wordt er gebruik gemaakt van een of meerdere technieken van communicatie op afstand (ze bevinden zich fysiek niet bij elkaar) – internet, catalogus, fax, … Wat er na het juridisch sluiten gebeurd, dat speelt geen rol, het enige wat telt is dat ze elkaar niet gezien hebben voorafgaand of bij het sluiten van het contract. Wanneer komt contract tot stand? Wanneer de partijen het eens zijn over de essentiële elementen. Tweede vereiste: door een georganiseerd systeem van verkoop op afstand: de onderneming moet regelmatig verkopen afsluiten op afstand. Wanneer een onderneming éénmalig een contract op afstand sluit dan is dit deel wet marktpraktijken niet van toepassing. (aankoop tv via mail, 1 been) Hoe wordt bescherming georganiseerd voor consumenten? 2 pistes: 1) informatieverplichting aan de onderneming a. artikel 45: info verstrekken op het ogenblik dat een aanbod wordt gedaan, voor het moment dat contract gesloten wordt. Bedoeling? Ervoor zorgen dat de wederpartij (consument) een geïnformeerde toestemming geeft. Het spreekt voor zich dat dit niet het geval kan zijn in artikel 46. Hoe wordt het gegeven? De informatie kan aan de hand van elk middel dat aangepast is aan de door de onderneming gehanteerde techniek van communicatie gegeven worden. Welke manier gebruikt de onderneming? Website, postordercatalogus, …
Welke info moet er verstrekt worden? Bestaan herroepingsrecht, info over onderneming, … b. artikel 46: info waar voldaan aan moet worden uiterlijk bij de levering van het goed of voor het beginnen van het uitvoeren van de dienstenovereenkomst. Levering situeert zich na het sluiten van het contract. Bedoeling? Dat de consument nuttige gegevens in zijn bezit heeft Hoe wordt het gegeven? strenger: het moet schriftelijk gebeuren of via een duurzame drager (cd-‐rom, dvd, diskette, …/ e-‐mail). Dus eigenlijk op papier of via e-‐mail worden verstrekt. Kan een website als een duurzame drager worden beschouwd? Het moet over persoonlijke gerichte informatie aan de consument gaan, dus HvJ heeft besloten dat een website niet voldoet als duurzame drager. Uit datzelfde arrest blijkt ook heel duidelijk dat het niet voldoende is om een mail te sturen waar er een link is opgenomen naar de website. Welke info moet er verstrekt worden? Herroepingsrecht (ook hier moet het aangeduid worden!) WMPC is zeer streng en zegt dat beding of afwezigheid ervan moet vermeld worden op eerste bladzijde, afzonderlijk van de rest van de tekst, in een kader en in het vet. Dit systeem wordt behouden en een beetje veranderd, men behoud de 2 fasen, elk middel en duurzame drager. Wat verandert er? • Men gaat meer informatie moeten verstrekken in artikel 45. EU denkt dat hoe meer info je krijgt hoe beter beschermd? Fictie, want hoe meer info je krijgt, hoe minder de consument zin heeft om deze te lezen. • De bijzondere formaliteiten van het herroepingsrecht worden afgeschaft, ze moeten afgeschaft worden want de richtlijn gaat naar maximale harmonisatie • Men moet een model herroepingsformulier ter beschikking stellen aan de consument in de bijlagen. (doel? Meer gebruik maken van herroepingsrecht) Anders moet de consument zelf een brief op te stellen. Het is ‘interessant’ om informatie te geven, maar hoe ga je de miskenning ervan sanctioneren? Huidige regeling gaat vervallen: vermeld je het herroepingsrecht niet: dan mag de consument het goed houden zonder te betalen (sanctie van afgedwongen aankoop: zeer zware sanctie!) Wanneer andere informatieve elementen niet worden opgenomen leidt dit tot een verlenging van de bedenktermijn (tot 3 maanden). Wat brengt de toekomst? Deze brengt veel minder, omdat België verder is willen gaan dan de RL. De sanctie van afgedwongen afkoop zal niet meer bestaan en er zal nog maar 1 hypothese zijn waar er een verlenging is van de bedenktijd: indien er geen model herroepingsformulier wordt gegeven. (de verlenging is dan tot 1 jaar). Wat in alle andere gevallen? 1382 als het over de precontractuele fase gaat (u zal dus moeten aantonen dat u schade heeft geleden in gevolge van de miskenning van de informatieverplichting). De sanctionering zal dus minder zwaar zijn voor de ondernemingen. 2) In principe moet er aan consument een herroepingsrecht worden gegeven. Herroepingsrecht: 14 kalenderdagen vanaf -‐ goederen: de dag van de levering Ratio? Je hebt het goed niet gezien op het moment dat je het gekocht hebt, je hebt je aankoop gebaseerd op een afbeelding, je kan niet vergelijken zoals in het echt.
-‐
De consument heeft niet dezelfde info in vergelijking met als hij in een winkel gaat gaan kopen. (= informatie asymmetrie) diensten: het moment van het sluiten van de overeenkomst.
-‐ -‐ -‐
-‐
-‐
U moet dit recht uitoefenen op een manier dat een spoor nalaat zodat u het kan bewijzen. (brief, fax, …) U moet niet motiveren waarom u herroept en zonder dat u een schadevergoeding moet betalen. De enige kosten die u aangerekend kunnen worden zijn de terugzendingskosten. De vraag is, wat mag ik allemaal met het goed doen voor ik het terug stuur? U gaat het uitpakken, verbinden, aansluiten, aanzetten, kijken.. HvJ heeft gesteld dat u uw recht niet kan verliezen noch een vergoeding moeten betalen zolang u het goed gaat testen, maar het niet gaat gebruiken. U mag het niet gedurende uren gebruiken gedurende 10 dagen om het dan terug te sturen. Gebruik je het goed, dan verlies je niet je recht, maar dan moet u een vergoeding betalen aan de onderneming. Wat zijn interessante problemen in de praktijk? Vaak kunnen we in de algemene voorwaarden terug vinden dat het herroepingsrecht vervalt wanneer u het niet kan terugsturen in de originele verpakking à nietig! Men mag wel vragen de originele verpakking mee te sturen en eventuele vergoeding. Wie moet bewijs leveren dat consument niet verder is gegaan dan testen? De bewijslast rust op de onderneming. Alles wat elektronica is, bevat een klok (men kan dus perfect zien hoelang u het gebruikt heeft)
Uitzonderingen (bij toepassing van de wet) -‐ bij het sluiten van overeenkomsten wat betreft weddenschappen en loterijen: u kan niet overgaan tot het herroepen als u ziet dat u verloren heeft -‐ kranten: lezen en dan terugsturen -‐ cd-‐rom, dvd’s waar de zegel verbroken is -‐ er ligt ook een uitzondering in een KB (zal in nieuwe wet in de tekst opgenomen worden): diensten betreffende vervoer, logies, restaurantbedrijf en vrijetijdsbesteding: bioscoop, treinticket, vlucht, … op internet. Er zijn niet zoveel veranderingen in boek VI. Wat wegvalt: dat u een recht heeft wanneer het om een goed gaat dat u om hygiënische redenen niet meer zou kunnen terug sturen. De onderneming mag eisen dat u een voorschot betaald. Voor 2010 was dit verboden: dat betekende dat ondernemingen eerst goederen diende toe te sturen en pas toen de bedenktermijn was verstreken kon overgaan tot het vragen van betalen. Die regel is een gevolg van rechtspraak van HvJ (België heeft verkeerd geïnterpreteerd) Het moest worden afgeschaft dat als het zover ging dat men zelfs niet meer kredietkaart nummer mag vragen als garantie (ook dat verbood de Belgische wetgeving) en dat vond HvJ disproportioneel en enkel dit werd verboden door HvJ. Als de levering langer dan 30 dagen duurt dan mag je de overeenkomst ontbinden door gewone kennisgeving. Op slide: risico wordt door de onderneming gedragen!! Het risico dat goederen teloor gaan of beschadigd worden ligt ten laste van de onderneming en ze mogen dit niet ten laste van de consument leggen (dit gebeurd toch vaak à Nietig beding) Als consument recht gaat uitoefenen, kan de onderneming kiezen op welke manier u het terugstuurt? De wet regelt dit niet, kan dit contractueel opgelegd worden? Moet in functie met de verwachting van de waarde van de goederen.
Onderneming moet terugbetalen in geld, niet in tegoedbon (zeker niet voor iets waar er bij toepassing van de wet een herroepingsrecht bestaat) ! (niet hetzelfde als omruilingsgeste in winkels) Wat als consument recht uitoefent bij wie rust dan het risico? Niet bepaald, ook niet in de nieuwe regelgeving. Er bestaat een theorie die zegt dat de onderneming eigenaar is gebleven, dus dat het risico bij de onderneming blijft. De consument moet zich wel redelijk gedragen hebben met het goed. Financiële diensten : niet te kennen. Overeenkomsten gesloten buiten de onderneming van de verkoper Ook hier heeft de consument een herroepingsrecht. (dit zijn de enige 2 situaties waar er recht is op een herroeping!! In de winkel kan er contractueel een omruilingsdienst zijn) Er zijn 3 gevallen van verkoop buiten de onderneming: a) ten huize van de consument, of andere consument: tupperware uitzondering van de wet: tenzij consument voorafgaandelijk de ondernemer heeft uitgenodigd met de bedoeling van een contract te sluiten. Ratio van herroepingsrecht? Niet asymmetrie, want u heeft het goed gezien. Je wordt onder druk gezet (agressieve verkoop) , het overrompelingsgevaar. b) Georganiseerde excursie: gepensioneerden op bus en daar probeert men hen iets te verkopen. c) Salon, beurzen en tentoonstellingen als het meer dan 200 € is. U gaat een vaas kopen van 250€ op een beurs: op dat moment heeft u een herroepingsrecht. Dit is een limitatieve opsomming. Betekent dat dit de enige voorbeelden zijn? Nee, er zijn nog andere gevallen, maar die liggen buiten de wet. In het nieuwe boek zal het toepassingsgebied uitgebreid worden: elke verkoop buiten onderneming zal er onder vallen en de uitzondering van de uitnodiging van de ondernemer zal wegvallen. Er is een sociologisch onderzoek geweest: de thuisomgeving zorgt ervoor dat men niet rationeel nadenkt. Het is niet het verrassingseffect. Herroepingsrecht: 7 werkdagen na het sluiten van de overeenkomst. In de geschreven overeenkomst moet een herroepingsbeding staan, anders nietig. Verschil met ‘afstand’: hier mag men binnen de bedenktermijn geen voorschot eisen of aanvaarden. Wat gaat er veranderen? -‐ er zal een precontractuele informatieverplichting moeten gegeven worden aan de consument -‐ de consument moet een kopie krijgen van de overeenkomst en pas als de consument instemming geeft dat de onderneming het als duurzamer drager mag gebruiken -‐ herroepingstermijn zal 14 kalenderdagen worden. -‐ Voorschot eisen? Hier heeft de wetgever zich laten gaan in zijn gekheid: de rl zegt dat men in principe niet verbieden dat er binnen de bedenktermijn betaling te eisen of aanvaarden Verkoop buiten de onderneming: indien lidstaat een verbod heeft dan mag dit blijven bestaan; lobbyen van België. Men stelt vast dat de bedenktermijn 7 werkdagen bedraagt en in Boek VI 14 kalenderdagen.
Ontwerp zegt voorlopig dat men binnen termijn van 7 werkdagen van de bedenktermijn mag men geen voorschot eisen of aanvaarden, maar gedurende de rest mag men dit wel eisen of aanvaarden (compleet zinloos – onderneming belasten met administratieve last die consument niet beschermd.) (= hybride systeem) Gezamenlijk aanbod In strijd met de RL eerlijke handelspraktijken: redenering van het hof: gezamenlijk aanbod is een handelspraktijk (verkoop bevorderend effect), die handelspraktijk dient ter bescherming van de consument en dus valt hij onder toepassingsgebied van de RL. Die RL zegt dat enkel verboden mag worden dat wat op de zwarte lijsten staat. Op deze lijsten staat er geen verbod van het gezamenlijk aanbod en dus met het instellen van een verbod is er dus een schending van de RL. (want maximale harmonisatie) Eerste keer dat B veroordeeld wordt. Nu is het toegelaten zolang het geen oneerlijke handelspraktijk is. Ze zullen enkel getoetst moeten worden aan de misleidende praktijken (zwarte lijst en open norm) Het blijft wel verboden als één deel van het aanbod een financiële dienst is. (de RL zegt ook dat ze niet maximale harmonisatie geeft voor wat betreft financiële diensten dus geen schending) Er bestaan natuurlijk uitzonderingen. Moeten alle bestanddelen financiële diensten zijn of is 1 genoeg? Zaak: Citroën had gezegd dat als je bij hen een auto kocht dan kreeg je gedurende 6 maanden een omnium verzekering. (één bestanddeel: auto, ander: verzekering) Advocaten zeggen dat als er één staat dan is het een schending met de RL, want alles moest financieel zijn om niet strijdig te zijn. Eén van de enige keren dat HvJ gelijk geeft aan België. Onrechtmatige bedingen Belangrijk in de wet, zullen zo overgenomen worden in boek VI. Artikel 74 stelt een zwarte lijst van bedingen (deze zullen automatisch nietig verklaard worden) • Vb. Aansprakelijkheid van onderneming voor lichamelijke schade kan niet uitgesloten worden. • Bedingen die bij contracten van bepaalde duur toelaten de prijs te wijzigen volgens elementen die steunen op de wil van de onderneming (dit mag enkel indien er objectieve redenen zijn.) Het contract in zijn totaliteit blijft bestaan, alleen het beding wordt er uit gehaald. Daarna is er nog een algemene toetsing: als ze een kennelijk onevenwicht creëren tussen de rechten en plichten van de partijen (niet gelijkwaardigheid van de prestaties) ‘kennelijk’ : ernstig en aanzienlijk. • Vb. De kosten van een expertise zijn sowieso ten laste van de consument, zelfs als hij de procedure voor de rechtbank wint.
Financieel recht Hoofdstuk 1: Statuut en toezicht kredietinstellingen a) privaat bankrecht: cliënt – bankinstelling b) publiek bankrecht: kredietinstellingen Waarom is het belangrijk ze te reglementeren? -‐ omdat ze in onze economie een essentiële rol gaan vervullen want ze hebben een intermediatie rol: o ze krijgen deposito’s en stellen die aan als kredieten aan andere personen. o Kredieten worden zowel aan ondernemingen, overheid en particulieren gegeven. o Met de crisis kan er sprake zijn van een schaarste aan kredieten (crunch) ze hebben niet genoeg gelden om te kunnen verstrekken. o Particulieren nemen een bijzondere plaats in: instellingen moeten voorzichtig zijn. Er zijn veel particulieren die zelf niet in staat zijn om de beslissingen te nemen met wat betreft het nemen van een krediet. Consumentenkrediet: u mag pas een krediet geven als u er van kan uitgaan dat de consument deze kan terugbetalen (bescherming tegen zichzelf) de bank heeft het laatste woord. o De rente die ze int op de kredieten. Deze zal hoger moeten liggen dan de rente die voor de deposito’s geldt. -‐ Groot probleem: deposito’s zijn op zicht opvraagbaar (spaarrekening). Ze kunnen onmiddellijk leeggemaakt worden. Wat betreft de kredieten kan er niet gevraagd worden om direct te betalen. à liquiditeitsrisico Men moet altijd een ‘run on the bank’ vermijden. Dit risico bestaat wanneer men zijn vertrouwen verliest in een financiële instelling. Wanneer dit effectief gebeurt dan gaat de bank failliet. bijkomend risico is dan het systeemrisico: de banken onder elkaar geven geld zodat ze kunnen blijven werken, maar als er iets misgaat voor de één dan gebeurt dat ook voor de ander. (= domino-‐effect) In de financiële crisis heeft de overheid de banken moeten helpen omdat anders het hele systeem ten onder zou zijn gegaan. -‐ Financiële dienstverlening (privaatrecht) : extra bron van inkomsten voor de bank. Historisch overzicht Eind jaren 20 en 30: financiële crisis. Wat was hier de oorzaak van? à de gemengde bank. Niet enkel een gewone bankier, maar één die daarbovenop ook participaties gaat hebben in industriële ondernemingen. Gevaar? Bank gaat alles doen om haar participatie te beschermen. Als de industriële ondernemingen problemen ondervinden dan zouden de banken meer kredieten verstrekken en soms zelfs met gunstige voorwaarden. Wanneer deze ondernemingen dan toch overkop gingen, ging de bank mee. à Splitsing: zorgen dat de banken deze 2 niet meer samen zouden kunnen combineren. Ook vandaag bestaan er nog beperkingen voor wat betreft de participaties van de banken (door deze splitsing) Bankcommissie controleert vanaf 1935 de instellingen. Deze wordt CBF, dan CBFA en nu FSMA. (namenevolutie niet echt relevant) Deze laatste heeft niet meer dezelfde bevoegdheden als die eerste commissie. De controle van de instellingen berust nu op de NBB. 1934: er was een verschillen tussen klassieke en spaarbanken. De eerste gaven kredieten op korte termijn, de tweed kredieten op lange termijn. De spaarkassen kregen een afzonderlijk toezicht.
Evolutie Er is veel veranderd in de loop der jaren Branchevervaging De klassieke bank en spaarkassen gaan zich meer en meer op elkaars terrein begeven. Uiteindelijk heeft de wetgever gezorgd voor een toenadering (Mammoet wet): belangrijkste verandering: zelfde controle voor de 2 banken. In 1993 wordt de fusie vervolledigd, door de wet van 22 maart. OKI’s (=Openbare Kredietinstellingen) waren oorspronkelijk in leven geroepen voor het verrichten van specifieke taken waarin banken en spaarkassen niet geïnteresseerd waren. (voor de mensen die niet genoeg opbrachten). Al deze OKI’s zijn geprivatiseerd (bnp/ fintro) Hun statuut wordt later ook gefusioneerd. Desintermediatie Houdt in dat banken hun inkomsten niet alleen meer halen uit de intermediatie marge maar ze deze ook halen uit andere diensten. Ondernemingen kunnen zich op andere manieren financieren dan via een bank (obligaties intekening) à Men kan dus ook naar het publiek stappen. Spaarders gaan niet alleen meer hun gelden op een spaarrekening zetten (aandelen, fondsen, obligaties) à dit allemaal doet afbreuk aan de intermediatie functie en dus ook aan haar inkomsten. De banken gaan dus willen deelnemen hieraan: ze gaan de ondernemingen en spaarders helpen bij het inzetten van de obligatie of fondsen.. Despecialisatie Houdt in dat instellingen zich meer en meer gaan bezig houden met andere activiteiten zoals bv. de verkoop van verzekeringen. Het onderscheid tussen sparen en verzekeringen is ook verminderd. Er ontstaan dus financiële dienstengroepen (tussen banken en verzekeraars). Bankier zal u al proberen overtuigen om een verzekering te nemen bij een verzekeraar die in dezelfde groep zit. De toezicht op deze entiteiten is geüniformeerd (vandaag onder FSMA (activiteiten)en NBB) Toezichtsmodel Hervorming van het toezicht model (twin-‐peaks: twee torens die toezicht gaan verzekeren) Vroeger stond NBB in voor het macrotoezicht: ze ging waken over de financiële stabiliteit binnen het systeem; ze ging zich dus niet inlaten met het controleren van de financiële gezondheid van een specifieke instelling (dat werd uitgevoerd door de CBFA). Na de financiële crisis heeft men dit gewijzigd: nu bevindt zich zowel het macro als micro toezicht bij de NBB. CBFA wordt de Financial services market authority.. Wat doet de FSMA? Ze heeft in 2010 een hele reeks nieuwe bevoegdheden gekregen. -‐ toezicht financiële markten en beleggingsinstrumenten: u mag niet handelen met voorkennis (als u weet hoe de beurs gaat verlopen) à integriteit van markt garanderen -‐ geen te ingewikkelde beleggingsinstrumenten aanbieden (vb. omgekeerd converteerbare obligatie. Een obligatie van 1000 € met looptijd van 3 jaar, na 3 jaar krijg je u 1000 € terug. Converteerbare obligatie: je zegt aan de belegger dat na de 3 jaar er de
-‐ -‐ -‐
keuze is tussen de 1000 € of een x-‐aantal aandelen. De belegger gaat kijken hoeveel de beleggingen waard zijn op de dag van verval. Omgekeerde: de keuze tussen terugbetaling van nominaal bedrag en de aandelen kan gemaakt worden door de obligatie nemer (risico voor de belegger) dit is een gestructureerd product, want het heeft een derivaat. Sinds kort toezicht op reclame voor spaarrekeningen. Elke reclame wordt vooraf gescreend. Waken over de naleving van de gedragsregelen van beleggingsdiensten. De financiële consument voorzien van educatie: wikifin.be werd gemaakt door de FSMA. Deze website heeft een spaarsimulator die zal zeggen waar u het hoogste rendement heeft. Er zijn ook quizzen voorzien.
Internationalisering Heeft zicht op verschillende manieren voorgedaan: -‐ zeer grote kredieten worden door verschillende banken uit verschillende landen gegeven -‐ internationale bankengroepen worden gecontroleerd door het baselcomité: ze gaan een manier zoeken om de verschillende toezichthouders (van de verschillende landen) te laten samenwerken. Basel I en II zijn omgezet door verordeningen. Banken worden geconfronteerd met verscheidene risico’s: -‐ kredietrisico: het feit dat er altijd een risico bestaat dat de verstrekte kredieten niet kunnen worden terugbetaald, waardoor de banken niet genoeg gelden zullen hebben om de deposito’s terug te betalen. Basel II zegt dat het kredietrisico afhangt van de debiteur (DU of GR) -‐ liquiditeitsrisico: niet voldoende liquiditeiten hebben om aan de terugbetalingsverplichting te voldoen. Basel III focust zich daarop. (videofragment niet voor examen) Creatie van een Europees paspoort (ingevoerd door tweede bankrichtlijn): Stel je hebt een B bank die in België bij de NBB haar vergunning heeft verkregen. Europees Paspoort betekent dat deze bank in alle lidstaten van de EU haar diensten mag gaan verstrekken. (vb. B bank die in Nederland de mogelijkheid biedt om bankrekening op internet te openen of in het buitenland een bijkantoor op te richten zonder rechtspersoon.) Wordt er daarentegen een dochteronderneming opgericht dan moet zij zelf nog een vergunning aanvragen in het land waar ze zich bevindt. Toezicht wordt dan uitgevoerd door het land van ontstaan van de instelling. European Banking association: coördinatie tussen de toezichtsorganen. Zo is er een SSM gemaakt die als taak heeft om alle grote Europese banken te controleren, namelijk de ECB. Voor de kleinere banken zijn er de nationale toezichters, maar zij worden op hun toer zelf weer gecontroleerd door de ECB. Kredietinstellingen statuut Wanneer spreekt men over een instelling waar er prudentieel (met voorzichtigheid) toezicht op wordt uitgeoefend? Definitie herneemt de mediatie elementen. Vanaf wanneer kan men zeggen dat men zich richt tot een publiek? Kijken naar de prospectuswetgeving: als men zich richt tot meer dan 50 personen. Aanvangskapitaal: 6 miljoen 200 duizend
Wat mag een kredietinstelling nog doen? Er is geen echte bepaling in de wet die dit vastlegt. In artikel 3 vindt men een lijst waarvoor het principe van wederzijdse erkenning geldt (Europees paspoort). Naast de kredietinstellingen zijn er nog 2 andere instellingen. Zij beheren het elektronisch geld en betalingsinstellingen. Zij hebben minder bevoegdheden, want kredietinstellingen hebben deze 2 bevoegdheden ook. Zo zijn er instellingen die enkel elektronisch geld uitgeven (wat is elektronisch geld? proton, paypal, pingping, …) Ook voor deze instellingen geldt het Europees paspoort. De activiteiten die zij mogen verrichten zijn heel wat beperkter. Voorwaarden voor de kredietinstellingen (artikel 15 wet 22 maart 1993) -‐ vergunning -‐ rechtspersoon -‐ aanvangskapitaal -‐ geschiktheid aandeelhouders: belangrijke/ betekenisvolle aandeelhouders (minstens 5%) moeten hun identiteit bekend maken aan NBB om te kunnen nagaan of zij wel te vertrouwen zijn en genoeg ervaring hebben. (niet enkel bij de start, ook bij overschrijding van 5%) dit heeft ook betrekking op uw kapitaalkracht (niet geleende gelden) -‐ geschikte bestuur o 4-‐ogen principe: er moeten minstens 2 bestuurders zijn o fit and proper test: de bestuurders moeten beschikken over de passende ervaring. o Geen strafrechtelijke veroordeling voor bepaalde misdrijven. o Onverenigbaarheden. Effectieve bestuurders dagdagelijks beleid; niet-‐effectieve bestuurders: maken ook deel van het bestuur maar zijn niet betrokken bij het dagdagelijks beleid. De onverenigbaarheden zijn verschillend voor de 2 categorieën. -‐ Kredietinstellingen hebben verplicht een dualistische structuur o Raad van bestuur: algemeen beleid o Directiecomité: dagdagelijkse leiding; de leden hiervan maken deel uit van de raad van bestuur. -‐ Organisatie o Compliance officer: heeft als taak om na te gaan of wat de bank doet of dit in overeenstemming is met de wetgeving Werkingsvoorwaarden (te lezen maar niet op examen) 22/23 niet kennen Huidige regeling Participaties kunnen in tijd en in omvang onbeperkt zijn in andere financiële instellingen Participaties die onbeperkt zijn in omvang, maar beperkt in tijd: -‐ wanneer er een openbare uitgifte plaatsvindt van effecten dan wordt dat vaak begeleidt door een kredietinstelling. In het kader van zo’n openbare uitgifte, kan de kredietinstelling zich verbinden tot een vaste overname om zelf de resterende uitgiften op te kopen. Wanneer dat gebeurd, dan moet de bank overgaan tot de verkoop ervan binnen 1 jaar.
-‐ -‐
Kredietinstelling verstrekt een krediet aan een onderneming en met dat dit krediet niet wordt terugbetaald dan moet de terugbetaling gebeuren door het geven van aandelen. Deze aandelen moet men binnen termijn van 2 jaar gaan verkopen. Per onderneming mag een participatie niet groter zijn dan 10% van het eigen vermogen en maximum 35% van het eigen vermogen mag als participatie genomen worden.
Bankenfusie Mededingingsvragen bij mededingingsautoriteiten Prudentiële aard: solvabiliteit, … à beoordeeld door NBB -‐ Het feit dat de kredietinstellingen een vergunning moeten vragen aan NBB is recent (2011) -‐ Beslissingen worden genomen door het directiecomité van de NBB. -‐ De KI staan zelf in voor de betaling van het toezicht van de NBB (zelfde principe voor de FSMA) à budgettaire autonomie. -‐ NBB geeft haar verantwoording door de jaarverslagen. Deze kunnen geconsulteerd worden op de website (zelfde voor FSMA). Deze verslagen laten ook toe aan de gecontroleerde om inzicht te geven op de manier waarop ze gecontroleerd worden. -‐ Toezicht is van algemene aard: bekijken van de financiële gezondheid, situatie van de instelling (solvabiliteit, liquiditeit). -‐ Op geconsolideerde basis: men houdt rekening met de verbonden ondernemingen. -‐ Noch de NBB of de FSMA heeft een ombudsfunctie: ze nemen geen kennis nemen van individuele klachten van personen of ondernemingen. Men gaat geen standpunt innemen. Er bestaat een specifieke ombudsman voor de financiële sector in België. -‐ De NBB is geen fiscale overheid: ze laat zich niet in met de vraag of cliënten wel voldoen aan hun fiscale verplichtingen. Uitzondering: “bijzondere mechanisme” wanneer er vastgesteld wordt dat er binnen een instelling bijzondere mechanismen bestaan, die ervoor zorgen dat ze zich kunnen onttrekken aan hun fiscale verplichtingen, zal er wel een controle mogelijk zijn. -‐ De KI hebben een ruime informatieverplichting ten opzichte van de NBB, namelijk alle informatie die nodig is om de toezicht functie toe te passen. -‐ NBB doet beroep op verschillende actoren à inspecteurs en commissarissen, deze laatsten treden als zelfstandigen op. Wat kan de NBB ondernemen als ze vaststelt dat er een probleem is? (niet meer gezond, solvabiliteit, liquiditeit) Artikel 57 bevat een overzicht van maatregelen: -‐ aanduiden van een speciaal commissaris: persoon die binnen instelling actief zal zijn en toestemming zal moeten geven voor ze een handeling kunnen verrichten -‐ aanvullende vereisten opleggen: liquiditeit -‐ schorsing: binnen een bepaalde termijn een bepaalde activiteit of gedeelte ervan niet kunnen uitvoeren -‐ een andere bestuurder vragen -‐ meest ingrijpend: intrekken van de vergunning, de activiteit mag niet meer uitgeoefend worden. Vb. Intrekking in 97 van de vergunning van bank Max Fisher: de leiding had zich bezondigd aan fraude: men had de boekhouding vervalst. De bank beschikte over minder activa dan wat afgeleid kon worden van de boekhouding. In een eerste instantie. had men gezegd dat ze het moesten herstellen, dan een gedeeltelijke schorsing. Vervolgens hadden ze een nieuwe fraude techniek ontwikkeld en dan werd er besloten om de vergunning in te trekken. Artikel 57 bis is ingevoegd na de crisis: men kan beslissen dat een bank moet worden overgedragen aan de staat. Wanneer het B financieel gestel in gevaar is dan bestaat de
mogelijkheid via een speciale procedure dat de eigendom wordt overgedragen aan de staat of andere instelling. (de aandeelhouders zullen worden onteigend – houdt vergoeding in) Recente ontwikkelingen Kredietcrisis Video te kennen voor examen (Minerva) Europese staatschuldencrisis Video op Minerva Depositobescherming -‐ Wat gebeurt er als een instelling failliet gaat? Men heeft een bescherming voorzien voor de mensen die gelden staan hebben bij een bepaalde KI. Uitgangspunt: u heeft tegoeden staan op een spaarrekening en men heeft een mechanisme voorzien dat ervoor zorgt dat u zich niet teveel zorgen moet maken. -‐ Men gaat de spaarder allerhande de zekerheid willen bieden dat ze geen daadwerkelijk verlies zullen leiden indien er iets mis zou lopen. -‐ Men wil voornamelijk run on the bank vermijden. à preventieve werking -‐ Eens er aan een bepaalde voorwaarden zijn voldaan heb je recht op deze bescherming. Voorwaarden in protocol FIF. -‐ Er mag geen misbruik van gemaakt worden. Wanneer banken abnormaal hoge renten toekennen op spaartegoeden dan is dit een teken aan de wand (men heeft dringend nood aan liquiditeiten, dus opletten!) • Er was een moment dat IJslandse banken hoge renten gaven om kredieten te krijgen; deze is overkop gegaan en men kon de tegoeden niet meer terugkrijgen. Testaankoop had de lezers gezegd bij deze bank te gaan (grote blunder) en men had niet aangegeven welke de limiet van de depositobescherming was. Deze bedroeg maar 20. 000 € en sommigen hadden veel meer gegeven. Hierna heeft men het limiet opgetrokken naar 100.000 €. -‐ Wanneer gaat men over tot een uitkering? o Voor dat er een faillissement is dan kan het FIF beslissen om preventief tegoeden uit te betalen aan spaarders. (hier heb je geen recht op als spaarder, het FIF beslist dit) Dit dient om de run te voorkomen. o Daarnaast heb je de tegemoetkoming na het deficiëntie ( hier heb je wel een recht op als spaarder) niet alleen als men in een rechterlijke procedure vaststelt dat er een failliet is, maar ook als men beslist dat de instelling niet meer aan al zijn verplichtingen kan voldoen. -‐ Wat valt er allemaal onder deze bescherming? o Deposito’s § Stel je hebt een zichtrekening, spaar en termijn bij bank X die failliet is gegaan. Je moet de saldo’s samentellen en als dit onder 100.000€ blijft dan kan dit kredietsaldo volledig terugbetaald worden. Stel dat het meer is, dan krijgt u maar 100.000 € terug. § Stel dat er 120.000 € op staat, maar dat de 3 rekeningen op 2 namen staan, dan is het belangrijk om te weten dat bij gemeenschappelijke rekeningen elke persoon recht heeft om aanspraak te maken ten belopen
o
o o
van de helft. De ene kan dus aanspraak maken op een tegemoetkoming ten belope van 60.000€ en de andere ook. § Kasbons en obligaties als ze zijn uitgegeven door de instelling die failliet is gegaan. Stel KBC gaat failliet, u heeft een effectenrekening waarop een obligatie staat die is uitgegeven door KBC en ook één uitgegeven van INBEV. Enkel deze van KBC kan terug betaald worden. § Kasbons aan toonder vallen niet onder de bescherming, maar deze mogen niet meer gegeven worden, dus hier is ook bijna geen sprake meer van. § Niet voor achtergestelde obligaties: iets typisch dat de banken proberen te verkopen, er kan daarmee een hoog rendement geboden worden. Wat is hier de keerzijde van? Er is meer risico, want als houder neem je plaats van de chirografaire schuldeiser, bij een achtergestelde komt u na deze schuldeiser, dus veel meer risico dat u niet terugbetaald wordt. § Al deze tegoeden komen maar in aanmerking als ze in euro of munt lidstaat EER zijn. (geen dollar of andere eenheden). § Het wordt dus aangeraden dat als u een hoger tegoed heeft dat het raadzaam is om uw gelden te verspreiden, maar er bestaat wel een risico dat als verschillende banken failliet gaan dat ze niet allemaal terug betaald gaan kunnen worden. Financiële instrumenten § Pas als er geen recht op revendicatie bestaat (voor de obligaties en aandelen) treedt de bescherming in werking. Het limiet wordt hier wel op 20.000 € gehouden, maar dit kan gerechtvaardigd worden door het feit dat er normaal het revendicatie recht bestaat. Bij de in afwachting van aankoop: geen rekening houden met het feit of het euro is of niet. Tak 21 en 23 levensverzekering: verzekering die wordt uitbetaald wanneer je doodgaat. § 21: een spaarproduct dat een gewaarborgd rendement biedt (x-‐aantal procent en een deel van de winst) = risicoloos product. Je bent zeker dat je oorspronkelijke inzet krijgt plus een rendement. Deze geeft recht op een bescherming, afzonderlijk van de deposito’s bij kredietinstelling. § 23: geen gewaarborgd rendement: de som die ontvangen wordt gaat afhangen van de onderliggende financiële instrumenten (vb. Koers, …) U gaat geen zicht hebben op de som die u gaat krijgen op het einde. Hier bestaat de zekerheid niet, het is zelfs mogelijk dat u minder dan uw inzet terugkrijgt. Je hebt hier een claim op de onderliggende effecten, je product blijft evenveel waard moest de instelling failliet gaan. § Wat is het belangrijkste probleem bij beleggingsfondsen? Je kan de kapitaalbescherming verliezen, maar niet de belegging zelf.
-‐
-‐
Een aantal personen worden uitgesloten: o Grote ondernemingen: gemeenten kunnen er geen aanspraak op maken. o Instellingen die zelf genoeg ervaring hebben om het risico in te kunnen schatten. o Personen die misbruik hebben gemaakt van het deposito bescherming stelsel: § Leiders van het bedrijf dat failliet gaat. § Personen die hogere rendementen hebben gekregen. § Tegoeden als resultaat van witwassen van geld. Het recht op depositobescherming is een subjectief recht na compensatie: stel ik heb een spaarrekening met een beetje geld, maar ik heb bij dezelfde KI ook een hypothecair
-‐
krediet staan. In dat geval gaat men dus eerst compenseren met wat de bank nog van u kan vorderen. De termijnen binnen de welke de tegemoetkomingen moeten plaatsvinden zijn 2 maanden voor deposito’s en 5 maanden voor de rest (navragen !)
Grensoverschrijdend element Kaupthing (IJslandse bank) gaat failliet. De wijze waarop de Belgen spaarden bij deze bank was via internet. De contracten werden afgesloten in Luxemburg en via het Eu paspoort werden diensten aangeboden via internet aan de Belgische spaarders. Wat gebeurd er in geval van een dergelijk faillissement? De Belgische spaarders konden zich niet wenden tot de B depositobescherming. Ze moesten dus een vraag tot tegemoetkoming indienen aan het Luxemburgs garantiesysteem. Dat was zeer interessant, want daar was het limiet was nog niet opgetrokken naar 100.000 € en de Luxemburgers waren daar ook niet echt toe geneigd. De Belgen waren dus bevreesd dat ze hun gelden niet meer zouden terug krijgen. De bank is overgenomen geweest. De Belgische spaarder zijn hun gelden niet kwijtgeraakt, maar hebben er gedurende een zeer lange tijd niet aan gekund.
Hoofdstuk 2: Geldrekeningen en betalingsverrichtingen Algemeen Oefening op Minerva Verschil tussen Geld en Effectenrekening: giraal en financiële instrumenten (obligaties, …) U sluit een overeenkomst en op basis daarvan word gedebiteerd of gecrediteerd op uw rekening. De dag van vandaag is het bijna niet meer mogelijk om iets te doen zonder rekeningovereenkomst. Er zijn 3 verschillende types van rekeningen 1) zichtrekening: gelden die u snel terug nodig zal hebben; dagdagelijkse verrichtingen. Hiermee kan u betalingen uitvoeren; contract van onbepaalde duur; gelden zijn op zicht opvraagbaar (loket of aan de muur). Eventueel gemodaliseerd: vooral kleine banken zullen vragen om 2 dagen vooraf te melden dat u grote bedragen wil afhalen, omdat ze zo bedragen niet cash aanwezig hebben voor veiligheidsredenen. Dit kan ook samenhangen met een kredietfaciliteit (= u kan onder nul gaan) dit gaat samen met het consumentenkrediet (bepaalde regels die opgelegd worden) Geeft de mogelijkheid betalingen te verrichten; het contract valt dus onder de wet betalingsdiensten. (raamcontract) 2) Spaarrekening: gelden die u toch enige tijd kan missen, zonder dat u weet hoelang; contract van onbepaalde duur en gelden op zicht opvraagbaar; men wil de gelden op langere termijn sparen en renderen. (rendement ligt hoger) Er zijn geen instrumenten aan verbonden (geen bankkaart); kan ook geen debetsaldo vertonen (je kan niet onder nul gaan) o Gereglementeerde spaarrekening: is vanuit fiscaal oogpunt interessant omwille van het feit dat uw interesten vrijgesteld zijn van roerende voorheffing. Althans niet op de interesten die lager liggen dan 1880 € (met de huidige rentevoeten moet u al een over een grote som beschikken om daaraan te komen) als het gaat over een spaarrekening op naam van 2 echtgenoten dan mag dit niet hoger zijn dan 3760€; de banken gaan dit bank per bank bekijken maar voor fiscale redenen zal het ook in totaal bekeken worden!! Speciale fiscale regelen (onlangs aangepast) voorwaarden opdat de klant zou kunnen genieten van de fiscale vrijstelling § Er moet een basisrente (mag niet hoger zijn dan 3% of …) en getrouwheidspremie (mag niet vrij worden vastgesteld, maximum helft van basisrente en minimum 25% van de daadwerkelijk toegepaste basisrente) zijn. § Getrouwheidspremie moet 4 keer per jaar worden uitbetaald; deze wordt pas gegeven als gelden gedurende een jaar op een spaarrekening staan. (vroeger maar 1 keer per jaar uitbetaald) § In KB zijn ook de voorwaarden voor het verkrijgen van een hoger rendement ook aan banden gelegd.(vroeger bv enkel voor nieuwe klanten, …) • HvJ: het feit dat het in België gelegen moet zijn is volgens het hof strijdig. (arrest bekijken op Minerva) § Wanneer een rekening wordt aangeboden dan moet een bepaald document worden voorgesteld: info geven omtrent de spaarrekeningen. Er is dus een a priori controle van de FSMA. De KB voorziet ook dat het
§
opstellen van het document onder de verantwoordelijkheid van de instelling valt. Als de FSMA dus toestemming had gegeven waar ze niet had gemogen dan is zij niet aansprakelijk. Indien instellingen een reclame willen maken, dan moet deze voorgesteld worden aan de FSMA ervoor. • Er mag hierin geen sprake zijn van een gezamenlijk aanbod (uitzondering: kleine door de handelsgebruiken aanvaarde geschenken) Je mag dus niet zeggen dat je een fles porto geeft bij het openen van een rekening. • Is het document met essentiële informatie reclame? Neen, want het is een document dat door de wetgever is opgelegd.
3) Termijnrekening: contract van bepaalde duur; gedurende deze tijd kan u niet aan de gelden die erop staan. Niet gereglementeerd; rendement ligt een stuk hoger; gelden niet op zicht opvraagbaar; maar vaker interessanter op spaarrekening, want op termijnrekening wel betaling van roerende voorheffing. Rekeningovereenkomst Intuitu personae: je gaat ze sluiten met een bepaalde entiteit omwille van de kwaliteit, reputatie, betrouwbaarheid van een persoon. (niet echt het geval hier, maar dit is toch wat men algemeen aanvaardt) In het geval dat we dit zo zouden kwalificeren zou de bank niet verplicht zijn om zo’n overeenkomst te sluiten; in het algemeen zijn zo problemen enkel bij bepaalde lagen van de bevolking (staatlozen, bestaansminimum, …) Gemeenrechtelijk kan een bank dus weigeren om een rekeningovereenkomst te sluiten, maar om deze mensen te beschermen werd er in 2003 een wet gemaakt: elke consument die zijn verblijfplaats in België heeft dat die recht heeft op 1 zichtrekening en de daaraan verbonden minimale dienstverlening. Zeer belangrijk is dat men geen recht heeft gegeven op krediet (deze mensen mogen dus niet onder nul gaan, geen recht op kredietkaart en men moet u geen bankcontact kaart geven) ‘verblijfplaats’ zuiver feitelijke criterium. Dit pakket is vrij goedkoop. Rekeningen en Echtgenoten: een echtgenoot kan de andere niet verbieden een rekening te openen. Er is wel een verplichting tot kennisgeving, beperkt tot het zeggen dat u een rekening heeft geopend. Bank heeft discretieplicht, anderen hebben geen recht op inzage. In praktijk zien we dat de banken deze kennisgevingsplicht niet uitoefenen, want als ze dit moeten doen en dit kunnen bewijzen dan moeten ze dit aangetekend doen (kost veel te veel) De enige keer dat men dit aangevochten heeft, was er geen bewijs dat deze onthouding van info tot een probleem geleid had. Juridische kwalificatie 1) Zichtrekening overeenkomst. Sommigen zeiden dat dit een contract van bewaargeving was . Niet het geval, ook bevestigd door Hof van Cassatie. Waarom? Eigendomsoverdracht en de bewaarnemer mag het goed niet gebruiken, maar de banken gebruiken de gelden voor kredieten te geven. (arrest in bundel) Het hof zegt evenwel niet wat het wel is. Tot op de dag van vandaag weten we het nog steeds niet. Er zijn nog 2 opties: a. Verbruiklening b. Sui generis: het kan niet op één enkele figuur gereduceerd worden. De meest recente rechtspraak en rechtsleer gaan in deze richting.
Bankreglement (regelt de RO) -‐ De algemene voorwaarden worden opgesteld door de kredietinstelling en deze zullen het meest mogelijk in het voordeel van de instelling worden gesteld. -‐ De AGV kunnen van bank tot bank verschillen al zullen zij in de praktijk sterk op elkaar lijken. (in DU allemaal dezelfde) -‐ Theoretisch gezien gaan de voorwaarden maar deel uitmaken van het contract indien u ze had kunnen kennen voor het sluiten van het contract en deze aanvaard (impliciet of uitdrukkelijk). Hier is dit niet het geval, want vanaf u een overeenkomst onderschrijft (met ondertekening van de zin ‘ik heb de voorwaarden gelezen) bent u gebonden door deze voorwaarden. U kan het ook niet aantonen, want u heeft het ondertekend. U kan de voorwaarden nog aanvechten door de onrechtmatige bedingen eruit te halen. En er zijn daarnaast nog een hele reeks wettelijke bepalingen die de rekeninghouder beschermen. Men zal rekening moeten houden met al deze dwingende regelen. -‐ De voorwaarden zijn tussen nu en de jaren 90 goed vooruitgegaan. Verrichtingen in rekening en interesten Elke transactie gaat leiden tot een debitering (-‐) of creditering (+) van uw rekening. Op het saldo kan (bij spaarrekeningen bestaat dit bijna niet voor de creditpositie) of zal een rente verschuldigd zijn. Voor de debetrente bestaat er wel een maximum. (momenteel ligt dit op 12/13%) à vastgesteld via KB. In de praktijk worden rekeningen periodiek afgesloten: om de interesten te verhogen. Dat is een kapitalisatie van interest. BW, 1154 heeft het niet zo voor kapitalisatie à verbod van anatocisme. Discussie of dit ook geldt voor zichtrekeningen. Cassatie heeft gezegd dat dit niet geldt voor rekening courant, maar heeft zich nog niet uitgesproken voor de zichtrekeningen. Als we kijken naar de meest recente rechtspraak van Cassatie dan kunnen we uit analogie afleiden dat dit hier ook niet geldt. Valutadatum De datum waarop een bepaald bedrag begint of stopt met het opbrengen van rente. -‐ Storting: de dag vanaf wanneer het bedrag u geld opbrengt -‐ Afhaling: de dag vanaf wanneer het bedrag u geen geld meer opbrengt. Vroeger D – 2/ D + 2 4/11: je stort 1000 €, deze zullen op 6/11 pas creditrente opbrengen 4/11: je haalt 1000 € af: vanaf 2 werkdagen vooraf het afhalen stopt de creditrente: 30/10. Dit bracht enorm veel geld op voor de bank. DU: in strijd met goede trouw FR: nietig verklaard door gebrek aan oorzaak B: men slaagde er niet in om dit aan te vechten op basis van algemene principes. De wetgever is tussengekomen in 1997, we kunnen dit nu terugvinden in de wet betalingsdiensten van 2009. Deze bevat een dwingende regeling, de banken kunnen daar dus niet meer van afwijken. 4/11: Je haalt 1000€ af, rente stopt op 4/11. Creditering: werkdag waarop deze geschiedt. Stel gecrediteerd op zondag, dan is de valutadatum nog steeds de maandag. Geldt niet voor alle verrichtingen: cheques vallen niet onder toepassingsgebied : 3 werkdagen na de creditering, want wet niet toepasselijk. `
Bijzondere rekeningen Meervoudige rekeningen : geen solidariteit tussen de houders, kan enkel functioneren onder handtekening van alle houders. Er gaat vaak een volmacht worden gekoppeld aan dit soort rekeningen. Gezamenlijke rekeningen: actieve solidariteit, ze kunnen apart handelingen verrichten zonder toestemming van de ander, het debet kan aan de 2 houders gevraagd worden (bank heeft de keuze). Kwaliteitsrekening: situatie waarin de houder gaat aangeven dat hij de rekening houdt in een bijzondere hoedanigheid. Vb. De rubriekrekening van de notaris: wanneer er een verkoop plaats vindt van een onroerend goed en de gelden worden eerst gestort op een rekening van de notaris, dan gebeurt dit niet op de privé rekening van de notaris, maar op een daartoe geopende rubriekrekening. (bestemd voor de verkoper) Belang = de privéschuldeisers van de notaris kunnen niet aan deze gelden komen. De verkoper van het onroerend goed wordt dus via de kwaliteitsrekening beschermd. = beter kwaliteitsrekening/ derdenrekening, waar privéschuldeisers van rekeninghouder geen verhaal op kunnen leggen. Ze kunnen het wel beslaan, maar de eigenaar heeft een revendicatierecht. Geldt hetzelfde voor de derdenrekening van de advocaat. Elke advocaat moet beschikken over een derdenrekening (voorzien door de balie). Als hij geld ontvangt van een cliënt voor een andere cliënt. Men spreekt hier over de carparekening. Is dit een kwaliteitsrekening? De meeste Vlaamse auteurs zeggen van wel, maar die theorie is ondergraven door Cassatie. Zij heeft 2 jaar terug beslist dat dit geen kwaliteitsrekening is; de privéschuldeisers van de advocaten kunnen daar wel beslag op leggen, terwijl deze hem niet toebehoren. Waarom maakt Cassatie hier een onderscheid? Omwille van de basis van die rekening. Bij de notaris ligt aan de basis een wettelijke regel, ga je kijken naar de basis van de derdenrekening van de advocaten dan ligt deze regel enkel in een reglement van de orde van Vlaamse Balies. Enorm gekritiseerd door de Vlaamse rechtsleer; prof dacht dat de wetgever sneller zou tussen komen, maar nog steeds niet gebeurd. Bijzondere clausules Clausule van uniciteit van rekening Men gaat er van uit dat al uw rekeningen uitmaken van één rekening. Compensatiebeding Ervoor zorgen dat debet en creditsaldo’s van de verschillende rekeningen met elkaar gecompenseerd worden. Vb. Firma heeft een SR van 25 000€ en ZR van – 50 000€, failliet. Ervoor zorgen dat hij maar 25 000€ moet terugbetalen. Kan zo’n beding ingeroepen worden tegen de curator? Kijken in wet financiële zekerheden: nettingovereenkomsten: zo’n beding kan als een nettingsovereenkomst beschouwd worden:
Tegenwerpbaar, indien ontstaan voor het faillissement (normaal in AGV) en de te compenseren schuld moet bestaan op het ogenblik van de insolventie. Dit geldt enkel voor faillissement van een handelaar. Particulieren kunnen niet failliet verklaard worden. Voor hen bestaat de collectieve schuldenregeling: niet zelfde principes. Zijn deze bedingen geldig ten aanzien van consumenten? Luik heeft gezegd onrechtmatig omdat erin stond dat de bank naar eigen believen kon kiezen tussen welke rekeningen de compensatie plaatsvond = te grote beoordelingsvrijheid van de bank. Men mag hier dus niet vanuit gaan dat dit in het algemeen verboden is, het mag enkel niet te discretionair zijn. Wat geldt als een zuivere kwaliteitsrekening kan niet tot deze compensatie behoren (vrij normaal) Beëindiging rekeningovereenkomst -‐ bepaalde duur o bij het verlopen van de termijn, wordt de rekening automatisch beëindigd. -‐ onbepaalde duur o Opzegtermijn mag niet langer dan een maand zijn en enkel wanneer het voorzien was in de AGV (dit is altijd voorzien) o Vroeger werd er geld gehouden door de bank wanneer u een rekening afsloot. De wetgever heeft dit gereglementeerd om de concurrentie te verbeteren: zo laag mogelijk. Ook betrekking op de spaarrekening (enige regel die het ook hierover heeft). -‐ Intuitu personae o Bij het sterven van de houder van de rekening eindigt deze, enkel de gezamenlijke niet; een onbekwaamheidsverklaring is ook al voldoende om de overeenkomst te beëindigen. Betalingstechnieken Overschrijving -‐ Eenvoudige techniek. Bij dezelfde bank gebeurd dit in real time. -‐ Gebeurt de overschrijving tussen 2 verschillende banken: wisseling onderling tussen banken (niet te kennen) interbancair: 1 maal per dag om 15u30. -‐ In principe vormvrij, u kan dit op verschillende manieren doen: via internet, papier, … -‐ Betaling met bancontact is geen overschrijving!! IBAN/BIC BIC is ook belangrijk om te vermelden: bank identificatie code; als u dat vermeld dan mag er u voor een grensoverschrijdende betaling binnen de Europese zone niet meer aangerekend worden dan voor een binnenlandse overschrijving. Zelfde voor geldafhalingen binnen de Eurozone, geen extra kosten aanrekenen. Doorlopende opdrachten Periodieke overschrijvingsopdracht; het moet over hetzelfde bedrag gaan; u geeft de toestemming aan de bank om deze om de zoveel tijd te doen.
Domiciliëring Betaling gebeurt op initiatief van de schuldeiser en kan betrekking hebben op bedragen die gaan variëren. (vb. Telefoonrekening, digitale tv) U geeft het recht aan de bank facturen te betalen die worden gestuurd naar uw bank door uw schuldeiser. Juridisch gezien is dit een belangrijk onderscheid, want als je kijkt naar de wet betalingsdiensten dan is er een verschil tussen de transacties die geïnitieerd zijn door de begunstigde of door de betaler. Debet kaart (Bancontactfunctie) In principe veronderstelt het gebruik hiervan het invoeren van de kaart en van een geheime code. Wat gebeurt er wanneer de terminal zegt ‘Betaling ok’? Is er dan juridisch een betaling? Staat het geld dan op de andere rekening? Neen! Op dat moment is de handelaar absoluut zeker dat zijn rekening zal worden gecrediteerd. Niet verantwoordelijk indien diefstal. (deze zekerheid bestaat niet bij de overschrijving) Bancontactapplicatie: Juridische overschrijving of bancontactkaart? Overschrijving! Want de zekerheid is er niet. Kredietkaart Werking geheel verschillend, bij BC wordt uw rekening bijna onmiddellijk gedebiteerd. Hier wordt rekening 1 maal per maand gedebiteerd. Deze debitering is het gevolg van een domiciliëringsopdracht die ik aan mijn bank heb gegeven. Wanneer krijgt de handelaar zijn geld dan? Een aantal dagen na het gebruik van de kaart wordt zijn rekening gecrediteerd. Gelijkenis met BC à garantie! Met de code wordt de betaling dus bevestigd. Hetzelfde met identificatie via handtekening. Afhalen van geld kan ook, maar met hoge kosten Protonkaart Wordt afgeschaft Betaling via internet Veel betalingsmechanismen 1) Kredietkaart Verschil met de gewone betaling via kredietkaart. Het kan op 2 verschillende manieren gebeuren: -‐ Nummer van de kaart, vervaldatum en de cvc code: handelaar heeft zekerheid van het verkrijgen van het geld niet, want het kan gebeuren dat iemand deze gegevens kan overnemen en deze gebruiken om dingen aan te kopen. Als kaarthouder kan u nooit aansprakelijk worden gehouden voor dit soort fraude. Waarom doet de kredietkaartmaatschappij niet moeilijk? Omdat voorzien is dat als dit gebruikt wordt dan mag de rekening opnieuw worden gedebiteerd, de handelaar draagt het risico. -‐ U voert dezelfde gegevens in en men vraagt om uw kaartlezer erbij te nemen en u op deze manier te identificeren. Risico op fraude wordt dus enorm verminderd
hiermee. Hier heeft de handelaar wel de absolute zekerheid. Is uw kaart gestolen, dan wordt het risico gedeeld. 2) BC Geen verschil met wat er gebeurt in het echt. (kan ook gebruikt worden als overschrijving) 3) Specifieke betaalsystemen a. PayPal: zeer ruim toepassingsgebied: u kan betalen aan elke persoon van wie u het e-‐mailadres kent, voor zover die bereid is een betaling met PayPal te aanvaarden. Zeer handig voor grensoverschrijdende betalingen buiten de Eurozone, want geen extra kosten. Kan ook met kredietkaart, handig, want dan moet u uw gegevens niet aan de ontvanger geven (enkel PayPal kent deze, risico op fraude verminderd) Betalen via GSM -‐ Pingping systeem ontwikkeld door Belgacom, kan ook gebruikt worden op internet, maar oorspronkelijk voor het betalen op GSM. -‐ Je kan betalen aan elke persoon van wie je het nummer kent, in zoverre deze persoon bereid is een betaling via pingping te aanvaarden. -‐ Gecreëerd om proton te vervangen. (niet echt veel succes gehad) -‐ Maximum 25 € Toepassingsgebied Wet Betalingsdiensten Materieel toepassingsgebied is zeer ruim: alle betaalsystemen vallen hieronder. Er bestaan een aantal uitsluitingen (lijst in wet) (vb. In cash, papieren cheques, tankkaarten specifiek voor 1 keten, …) Het moet dus over een betaling gaan in euro of in een munt van een lidstaat van EER. Hierop bestaat één uitzondering: gebruik van uw kaart door iemand anders, de regels voor niet toegestane handelstransacties zijn van toepassing zelfs als het niet in een munt van een lidstaat is. Personeel toepassingsgebied: er zijn de aanbieders (bank, PayPal, …) en gebruikers (ruimer dan wat we op het eerste zicht zouden kunnen denken, het gaat niet enkel over de betaler, maar ook over de begunstigde van een betaaltransactie.) als er een regel wordt gemaakt enkel voor de betaler dan zal deze term ook gebruikt worden. Indien, de algemene term gebruikt wordt dan geldt het zowel voor de betaler als de begunstigde. In principe gelden de regelen zowel in voordeel van private dienstgebruikers als professionele dienstgebruikers. Maar de wet staat toe dat contractueel mag vastgesteld worden dat de regelen niet van toepassing zijn indien het niet over consumenten gaat. (het moet dus wel expliciet in het contract voorzien worden). Ratione loci: de aanbieder en gebruiker moeten gevestigd zijn in een lidstaat van de EER. Het moet niet per se dezelfde lidstaat zijn, ze moeten er zich alle 2 in 1 bevinden. Enige uitzondering: niet toegestane handelstransacties (hier moet enkel de aanbieder zich in zo’n land bevinden) Wet voorziet niet hoe je bevrijdend kan betalen, er moet dus gekeken worden naar de algemene principes . U kan uw eiser niet dwingen om een elektronische of girale betaling te aanvaarden, alleen chartaal geld kan gedwongen worden om aanvaard te worden. Er bestaan regels voor het chartaal geld: niet meer dan 50 muntstukken, sommigen zullen briefjes van 500€ niet aanvaarden als ze dit contractueel hebben afgesproken. Hoe kan je dit weten als consument? Papiertje aan de kassa dat zegt dat ze deze biljetten niet aanvaarden. Vb. In de Colruyt kan je hier niets aan doen, want op het moment van betalen is het
contract al gesloten omdat uw goederen al gescand zijn. Colruyt zou dit eigenlijk voor dit moment moeten aanduiden, het moet in een voldoende vroeg stadium bekend worden gemaakt zodat de consument nog kan beslissen om daar niet te kopen.. Uitzonderingen van chartaal geld: -‐ KB nr. 56 (1967): in de verhoudingen tussen handelaars onderling kan een bevrijdend betaald worden op girale wijze of met een cheque indien het hoger ligt dan … BEF. -‐ Verplichting om giraal te betalen in de witwaswetgeving: deze wet van 93 bepaalt dat in bepaalde transacties verplicht gebruik moet gemaakt worden van giraal geld of cheques. (vb. Aankoop onroerende goederen zal vanaf januari 2014 verplicht op girale wijze plaatsvinden/ auto’s ook, 10% mag cash betaald worden) -‐ Men kan contractueel overeenkomen dat giraal geld wel vrijblijvend werkt. Dit kan zowel expliciet als impliciet. Impliciet: bakje aan de kassa, aan de deur logo van kredietinstelling, op factuur staat rekeningnummer van begunstigde. In de praktijk zijn er veel impliciete andersluidende afspraken. Verhouding tussen schuldenaar en –eiser: als u giraal mag betalen, wanneer vindt de betaling dan plaats, wanneer is de schuldenaar dan bevrijd van zijn schuld? Wat zijn de relevante momenten van de betaling? (moment van debitering, creditering, wanneer hij kennis kan nemen van de creditering) Er bestaan vele discussies over dit moment. Cassatie zegt: op het moment dat de rekening van begunstigde zelf wordt gecrediteerd, is de schuldenaar bevrijd. Er is hier nog discussie over geweest, want het was de kamer van strafzaken die dit beslecht had, mensen zeggen dat deze kamer niets weet over burgerlijke/handelstransacties (zwak argument vindt prof) Vb. U rijdt te snel, u krijgt minnelijke schikking, als u voor X €100 betaalt, dan kan u niet meer voor de politierechtbank gedaagd worden. Stel u moet voor 27/12 betalen, u maakt een overschrijving op 24/12, maar de rekening van de eiser wordt pas gecrediteerd op 28/12. De procureur daagt u voor de rechtbank. Heeft deze persoon tijdig betaald, want zijn rekening was al op 24/12 gedebiteerd. Cassatie zegt dat het niet tijdig was, want het moment dat telt is de creditering van de rekening van de begunstigde. Wat betreft de uitvoeringstermijn? Er zijn nu duidelijke regelen die voorzien binnen welke termijn transacties moeten worden uitgevoerd. Overschrijvingen: in de wet maakt men een onderscheid tussen de verplichting van de betalingsdienstaanbieder van de opdrachtgever en deze van de begunstigde. De eerste moet zorgen dat de bank van de begunstigde gecrediteerd wordt op het einde van de werkdag die volgt op de dag van de opdracht. De 2e moet zorgen dat de rekening van de begunstigde direct gecrediteerd wordt. Men heeft dus eigenlijk 1 werkdag om zo’n betalingstransactie uit te voeren. Dit geldt niet alleen voor binnen België, ook binnen Europa. Er zijn nog bijzondere regelen: -‐ kortere uitvoeringstermijn: indien de opdrachtgever en begunstigde bij dezelfde aanbieder zitten, dan moet de transactie op de dag van ontvangst plaatsvinden. -‐ Langere uitvoeringstermijn: men kan contractueel voorzien in de verlenging van de termijn in bepaalde gevallen voorzien door de wet. (dit heeft te maken met de wijze waarop men de order ontvangt of op welk moment men deze krijgt) o Indien men de order via papier geeft, dan krijgt men een dag meer. o Orders die zijn ontvangen na 14 uur worden geacht de werkdag erna te zijn ontvangen (cut-‐off time) (heeft te maken met de interbancaire afwikkelingen van de netto bedragen)
Men kan deze regelen niet wegbedingen in relaties tussen professionelen, dus in voordeel voor iedereen. Foutieve uitvoering -‐ Onderscheid tussen foutieve uitvoering en niet toegestane betalingstransactie = betaler heeft initieel zijn toestemming niet gegeven voor de betaling, iemand anders heeft dit onwettig gedaan! -‐ Foutieve uitvoering: je hebt wel toestemming gegeven om de transactie uit te voeren, maar er loopt iets mis bij het order, de rekening van iemand anders dan de begunstigde wordt gecrediteerd. Dit ziet men vaak in de praktijk: u vergist zich in het noteren van het rekeningnummer. -‐ Wat gebeurt er dan? Op casus moet je als eerste zeggen: “er is geen enkel probleem indien het geld nog bij X (degene die het geld niet had moeten krijgen) aanwezig is, want dan mag de bank direct dit geld terug gaan halen” (theorie van de onverschuldigde betaling) -‐ Er is pas een probleem als X dit geld niet meer heeft of hij failliet is gegaan. -‐ Wie is er in dit geval dan verantwoordelijk, de opdrachtgever of bank? -‐ Wie draagt in de verhouding schuldenaar en eiser het risico van de foutieve uitvoering. Er is geen betaling geweest in de onderliggende verhouding, aangezien er pas betaling is bij creditering. Het risico ligt dus bij de schuldenaar. -‐ Niettemin heeft de bank ook een deel van verantwoordelijkheid voor de foutieve uitvoering. Ze kan hier aan ontsnappen als ze kan aantonen dat de rekening van de bank van de begunstigde is gecrediteerd (dan gaat het risico naar deze bank) -‐ Europese context? Naast de bank van OG en BG, zullen er nog andere banken tussenkomen. Zolang de bank van de begunstigde niet gecrediteerd wordt, blijft de bank van de OG aansprakelijk. -‐ (!) Probleem? Hypothese dat bank van begunstigde fout maakt, dan is de begunstigde nog steeds niet betaald. In de onderliggende verhouding blijft dus de schuldenaar verantwoordelijk en deze kan dus verplicht worden nog eens te betalen. Heeft deze dan een vordering op de bank van de BG? Nee, enkel de begunstigde kan vorderen tegen haar bank. Aansprakelijkheid tot creditering. Er bestaan uitzonderingen op deze aansprakelijkheid: -‐ overmacht: het praktisch belang hiervan mag niet overschat worden. Technische storing is geen overmacht. (vb. Hele banksysteem wordt vernietigd door bliksem) -‐ Incorrecte unieke indicator: fout in het rekeningnummer, dan vervallen deze regelen voor de aansprakelijkheid van de bank. De naam moet verplicht ingegeven worden, maar de banken verifiëren niet of naam en nummer naar zelfde persoon verwijzen. Afwijkende bedingen? Ja, men kan voorzien dat de regelen niet gelden indien de betaler een professioneel is. (dit gebeurt ook vaak in de praktijk) Niet toegestane betalingstransacties = Men heeft geen instemming gegeven voor een welbepaalde betaling. Transacties met kaart, PayPal, … Wat als iemand bedrieglijk gebruik maakt van uw betaalinstrument? Wie draagt de verantwoordelijkheid
-‐
-‐
Nadat u kennis heeft gegeven van verlies van uw instrument (bellen naar card stop) : voor deze transacties kan u niet aansprakelijk worden gesteld. Zelfs niet indien u grof nalatig bent geweest (code op kaart schrijven) o Uitzondering: u handelt zelf frauduleus: u belt naar card stop en u haalt snel nog 500€ af. In de praktijk zijn er hier zeer weinig problemen mee. Voordat u kennis heeft gegeven van verlies van uw instrument: u merkt pas 2 dagen na diefstal dat uw kaart weg is. Wie draagt het risico van de transacties dan? De wet zegt dat de houder aansprakelijk is voor maar 150€. De rest van het risico zal gedragen worden door de bank. Tenzij de houder zelf frauduleus heeft gehandeld of grof nalatig is geweest. Hier zijn er in de praktijk wel veel problemen. Wat is een grove nalatigheid, wie moet zorgen voor het bewijs? (bank of houder) o Grove nalatigheid: in de wet worden er 2 voorbeelden gegeven (geen limitatieve opgave) code opschrijven of laattijdige kennisgeving (u moet normaal direct kennis geven van het verlies. Deze verplichting ontstaat vanaf u het verlies/diefstal vaststelt of had kunnen vaststellen) Er moet dan nog een causaal verband gevonden worden tussen de nalatigheid en de transactie die heeft plaatsgevonden. (ik merk diefstal op om 18u58, maar bel pas om 9u volgende ochtend, transactie om 17u en om 6u – voor de eerste geen causaal verband, wel voor de 2e) § Er zijn dus nog andere gevallen van grove nalatigheid: oude dame in ziekenhuis voor onderzoeken, terwijl ze niet in haar kamer is, wordt haar kredietkaart gestolen en worden er transacties uitgevoerd. Sprake van grove nalatigheid? Rechter oordeelt van wel (ze had haar juwelen wel weggestoken); in dezelfde zin werd een man veroordeeld tot grove nalatigheid toen hij zijn bankkaart in zijn hotelkamer had laten liggen terwijl hij ging ontbijten. Indien het gaat over een ruimte die afgesloten is en niet toegankelijk is voor derden, zal dit argument niet weerhouden worden. § De rechter zal in concreto beslissen of het gaat om een grove nalatigheid. § Vorm van fraude die vaak voorkomt (bij oudere mensen) “shoulder surfing”: gebruik van kaart in selfbank en op het moment dat de kaart eruit komt wordt de houder afgeleid en ze krijgen op een of andere manier de code opgegeven; in zo’n situatie ben je niet grof nalatig als je je code nog eens ingeeft. (wordt er een waarschuwing geven, dan bent u het wel) o Wie moet het aantonen? De bank gaat nooit kunnen aantonen dat er een briefje met de code in de portefeuille zit. Bank zal dus vaak de aansprakelijkheid moeten delen. Ligt de last bij de kaarthouder dan is deze aansprakelijkheid van 150€ een pure fictie. § Vermoeden van grove nalatigheid is verboden, men gaat aan de bank opleggen dat ze het bewijs brengen. Het loutere gebruik van de geheime code is niet genoeg om te spreken van grove nalatigheid. § Er bestaan wel andere vermoedens: hoe langer de tijd tussen het verlies/diefstal en gebruik van de kaart hoe groter het geloof van het bestaan van de grove nalatigheid. (Meestal wordt vrij snel na de bespieding overgegaan tot diefstal en de transacties gaan ook snel plaatsvinden) (vb. Gebruik van kaart terwijl hij op reis was in Italië, terwijl de houder zijn kaart nog niet had gebruikt)
Bijzondere situaties Geen aansprakelijkheid indien: -‐ een houder van een betaalinstrument niet aansprakelijk kan worden gesteld indien er geen sprake is van fysieke voorlegging noch elektronische identificatie (kaart wordt gelezen in terminal) van het instrument: je geeft via telefoon de gegevens door of je betaalt via internet met je kredietkaart en geeft hierbij je gegevens mee. Deze regel zegt dat er geen aansprakelijkheid is voor de houder en gaat gepaard met de onzekerheid die de begunstigde heeft van de creditering op zijn rekening. (vorige les) (zie art 37 par 4 van de wet betalingsdiensten) -‐ indien de transacties gebeuren via een nagemaakte kaart, dan kan u niet aansprakelijk worden gesteld. (niet meer zo actueel, want de identificatie gebeurde toen via de magnetische band, nu gebeurt dit met de chip) -‐ … (niet gezien) Bij oplaadbare instrumenten zoals Proton kan er geen terugvordering plaatsvinden, want er kan niets aangetoond worden (want geen code vereist) à u verliest dus het bedrag dat erop staat. Rekening courant Hoort hier niet helemaal thuis, het is wel een rekening, maar niet vergelijkbaar met zicht, spaar of termijnrekening. Zo’n rekeningverhouding kan ook bestaan tussen twee handelaars. A en B gaan hun vorderingen samen zetten en bij het afsluiten van de rekening courant zal enkel het saldo daarvan betaald moeten worden. Het zorgt ervoor dat je niet alle vorderingen apart zal moeten betalen, pas bij het afsluiten zal er een bepaald bedrag gefactureerd moeten worden. Zo’n rekening kan ook tegen geworpen worden in een faillissement! (zo heeft degene die failliet is, minder schulden) Hoe komt dit tot stand? -‐ consensuele overeenkomst, maar het is interessant om een geschrift op te stellen om het te kunnen bewijzen indien er sprake zou zijn van insolventie van één van de twee partijen. -‐ er moet een algemene affectatie overeengekomen worden, alle mogelijke vorderingen die volgen uit de handelsrelatie moeten toegevoegd worden aan deze rekening. Je mag niet zeggen dat het maar voor bepaalde vorderingen kan gelden. -‐ beide partijen moeten remises doen (wederzijdse remises), ze moeten beiden vorderingen hebben jegens elkaar. Wat zijn de gevolgen tussen de partijen? -‐ quasi novatoir effect van de rekening courant: novatie = schuldvernieuwing: een wijze van tenietgaan van verbintenissen: een bestaande schuld wordt vervangen door een nieuwe schuld. Hier niet helemaal het geval, want het is een quasi novatie: eens de vordering in de rekening wordt ingeboekt dan dooft deze vordering uit (de schuldenaar kan niet meer worden verplicht tot betaling) welk is dan de nieuwe schuld? Dit gebeurt hier eigenlijk niet, want het saldo dat ontstaat wordt pas opeisbaar bij het afsluiten van de rekening, hiervoor is het niet opeisbaar dus is er ook geen sprake van een nieuwe schuldvordering
-‐ -‐
lot van de zekerheden? Schuldvordering is geacht betaald geweest en dus verdwijnen de zekerheden. Je kan dus wel zekerheden verbinden aan de rekening zelf, maar niet meer aan elk van de schuldvorderingen. Er kan geen verjaring meer optreden, aangezien ‘de betaling’ al heeft plaatsgevonden.
Ondeelbaarheid van RC -‐ tussentijdse saldo kan niet opgeëist worden, aangezien het niet om een schuldvordering gaat. -‐ Getemperd: schuldeisers van de houder van de RC kunnen beslag leggen op het saldo van de RC. Anatocisme -‐ art 1154 BW is niet van toepassing op RC, want gaat tegen de tekst van de wet in. Prijsaanduiding niet kennen (2 slides)
Hoofdstuk 3: Kredietverrichtingen Ø Credere: je vertrouwt erop dat je het terug gaat krijgen Ø Onderscheid tussen onderneming en kredietverlening aan consumenten (voor deze laatste, 2 bijzondere wetten (wet consumentenkrediet en wet hypothecair krediet)) Ø Wanneer de 2e wet van toepassing is, dan zal de eerste het niet zijn (want de andere heeft voorrang) Maar deze wet zullen we niet behandelen. Algemeen Onderscheid tussen 2 verschillende situaties Ter beschikking stellen van een som A) Men stelt u een geldsom ter beschikking (klassieke vorm = lening) (je krijgt een som van 50.000€ betalen en je betaalt rente op het volledig bedrag) B) U kan ook een kredietopening krijgen: u heeft het recht ten belopen van een bepaald plafond gelden op te nemen (u mag tot 50.000€ opnemen en je betaalt rente op wat je effectief afhaalt) Juridisch is dit onderscheid ook belangrijk! In het BW zijn er regelen, maar die zijn enkel van toepassing voor de lening en niet voor de kredietopening. Ter beschikking stellen van een kredietwaardigheid Bank zal zelf een verbintenis aangaan van het betalen van een geldsom wanneer aan bepaalde voorwaarden voldaan zijn. (vb. Documentair krediet = bank zal schuld betalen indien een aantal documenten worden geleverd / bankgarantie = persoon (schuldenaar van bepaalde verbintenis) vraagt aan de bank een bepaalde schuld te betalen aan de eiser wanneer de schuldenaar zijn contractuele verplichtingen ten aanzien van de eiser niet nakomt) Dit kan ook gepaard gaan met een kredietopening: de koper heeft het recht ten belopen van de bank haar te eisen dat zij zich persoonlijk zal verbinden met derden om schulden te betalen. Aangezien de overeenkomst gesloten wordt op basis van vertrouwen is het vrij logisch dat het gaat om een intuitu personae: -‐ men kan weigeren een krediet toe te staan (niet hetzelfde als opening van een rekening) -‐ de kredietopeningsovereenkomst kan niet overgedragen worden aan andere personen -‐ derden mogen geen beslag leggen op het recht dat ik heb Het gaat in de praktijk altijd gepaard met het verstrekken van zekerheid (door de kredietnemer) -‐ vanaf eind 2014 zal het mogelijk zijn om zonder buiten bezitstelling een zekerheid te bieden. Lening op interest = zakelijke overeenkomst geregeld door het BW, het komt pas tot stand op moment dat het bedrag overhandigd wordt aan de kredietnemer (niet consensueel of vastgesteld door geschrift) hetzij in chartaal geld of overschrijving (nu aanvaard) Deze regelen zijn niet van toepassing indien het gaat over een kredietopening (misschien in de toekomst wel, maar nu nog niet)
Artikel 1907 voorziet een begrenzing van de wederbeleggingsvergoeding bij een vervroegde terugbetaling. (= 6 maanden rente maximum) (! Enkel voor de lening op interest ! ) Wanneer zou iemand willen overgaan tot het vervroegd betalen van een krediet? Omdat je ergens anders kan lenen aan een lagere rentevoet. Heb je een recht op vervroegde terugbetaling? Kan je eisen dat de kredietgever dit aanvaardt -‐ gemeen krediet recht: in principe bestaat er geen recht op vervroegde terugbetaling; u kan dit in dus niet opleggen aan de kredietgever. Hierop bestaan weliswaar uitzonderingen: o u kan het wel opleggen aan de kredietgever wanneer het gaat om kosteloze kredieten (geen rentevoet) o de kredietovereenkomst zelf voorziet in een vervroegde terugbetaling, hiermee gaat gepaard dat aan de nemer een wederbeleggingsvergoeding opgelegd wordt. -‐ regime in wet Hypothecair en consumenten krediet (enkel indien nemer consument is): men voorziet een recht op vervroegde terugbetaling. Bij deze wetten ligt de waarde van deze vergoeding een stuk lager! (3 maanden en een percentage) Verbod van woeker (niet te kennen) Kredietopening = Ten belopen van een bepaald plafond geld te kunnen opnemen -‐ heeft een revolving karakter: stel dat een onderneming een KO heeft (kaskrediet), deze biedt hem de mogelijkheid tot 25.000 op te nemen. De onderneming gebruikt het krediet op. Wat gebeurt er dan? Een partij die goederen gekocht heeft van deze onderneming en stort 10.000€ op de rekening van deze onderneming. Vanaf dat moment kan de onderneming weer krediet opnemen tot 10.000€. -‐ Stel dat hij 24.000 gebruikt heeft en hij wil nog een overschrijving vragen van 1080 €, de bank kan dit weigeren, want hij heeft nog maar recht op 1000€. In de praktijk zal de bank gewillig zijn en zullen ze deze 80€ toestaan. Dan zal men spreken van een overschrijding ten belopen van 80€; banken kunnen deze overschrijdingen vrijwillig toestaan, maar ze moeten dit niet verplicht doen. De bank kan niet aansprakelijk worden gesteld omdat ze zo’n overschrijding toe heeft gestaan Wanneer u een KO hebt dan moet u rente betalen op de som die u effectief opgenomen heeft, maar u bent sowieso een commissie op provisie verschuldigd. Dit omwille van het feit dat de bank dit bedrag ter beschikking heeft gesteld. Hoe eindigt de overeenkomst? Wanneer het vertrouwen wordt verbroken tussen de 2 dan kan de overeenkomst beëindigt worden. Over het algemeen zullen de voorwaarden van de KO ook bepalen om welke redenen de bank de overeenkomst kan ontbinden. Tot slot, als het gaat over KO van onbepaalde duur dan kan de bank deze opzeggen (mits respect van opzeggingstermijn) de opzegging staat hier dus los van een wanprestatie. Bij deze opzegging mag de bank zich niet schuldig maken aan rechtsmisbruik. (goede trouw) Overzicht van kredietvormen (2 slides)
Kaskrediet KO waarover een onderneming gaat beschikken om haar dagdagelijkse transacties te financieren. = een kredietlijn. Kasfaciliteit: als men deze term gebruikt dan verwijst men vaak naar overschrijdingen toegestaan door de bank Seizoenskredieten: kredieten typisch voor landbouwers: men zal de terugbetaling voorzien wanneer de oogst binnengehaald en verkocht is. Straight loan Lening op interest, moeten na een bepaalde termijn worden terugbetaald. Het enige specifieke is dat pas op de vervaldag zowel het bedrag en de rente worden terugbetaald. Disconto krediet = een krediet middels beroep op een cambiaire verrichting Stel iemand verkoopt goederen aan een verkoper. De verkoper moet een betalingsuitstel toekennen aan de koper maar hij heeft zelf deze gelden direct nodig. (Waarom zou hij dit doen, omdat koper alleen bij u wil kopen) Men gaat dit doen door de schuldvordering die de verkoper heeft te gaan incorporeren in een wisselbrief Essentie van mechanisme van wisselbrief = je hebt een trekker, een betrokkenen en eventueel een nemer. Een WB wordt getrokken door de verkoper (trekker) en deze zal in het geschrift de opdracht geven aan de betrokkene om de in de brief vermeldde som op de vervaldag te betalen aan het om het even wie de WB in handen heeft. Wanneer is de betrokkene verplicht dit te aanvaarden? Wanneer hij het accepteert à als hij zijn handtekening zet op de WB. In kader van zo’n krediet is zo’n WB de bank. De WB gaat door de verkoper aan zijn bank worden bezorgd, de bank gaat hem het bedrag van de transactie min het zogezegd agio (= bank gaat kosten maken en de bank gaat het geld pas later terug zien, dus het is ook rente) overmaken. De bank gaat het geld eisen aan de betrokkene op de vervaldag. Deze gaat dan de som terugbetalen aan de bank (als alles goed gaat) De terugbetaling houdt het krediet in. Stel dat de betrokkene acceptant intussen failliet is gegaan dan gaat er geen betaling volgen op de vervaldag. Dan heeft de bank (of de persoon die de WB heeft) een regres recht op de persoon die de WB heeft opgesteld. De trekker-‐verkoper draagt tot de terugbetaling het risico van het krediet. Een WB creëert wat men noemt zelfstandige of abstracte verbintenissen: men bedoelt daarmee dat excepties uit de onderliggende verhouding niet kunnen opgeworpen worden. De koper die de brief heeft geaccepteerd kan niet zeggen aan de bank dat ze niet gaat betalen omdat het goed gebrekkig is (in de onderliggende verhouding zou dit wel gelukt zijn) (= wisselrechtelijke abstractie)
Cedentendisconto krediet Disconto krediet + kredietopening. Eigen aan deze krediet is dat tussen de verkoper en de bank bestaat er een KO, de verkoper heeft recht een aantal wisselbrieven te disconteren aan zijn bank (ten belopen van een bepaald plafond) In dit geval kan de bank het disconto krediet niet weigeren, in het vorige geval wel. Leveranciersdisconto Zelfde mechanisme van WB, maar er bestaat een KOO in de verhouding tussen de koper, betrokkene acceptant, en zijn bank. De koper zal ervoor zorgen dat de verkoper direct zijn liquiditeiten zal verkrijgen omdat hij een overeenkomst heeft met zijn bank zodat de verkoper een WB kan afsluiten. Verschil met Cedenten: de verkoper krijgt het hele bedrag, hij moet de agio niet betalen (deze ligt ten laste van de koper) Wat is in de praktijk soms een verrassing voor de verkoper? Wanneer hij zijn geld krijgt denkt hij dat hij zijn geld heeft, maar er is een WB getrokken en stel dat de betrokkene ondertussen failliet is gegaan. De bank heeft nog steeds een regresrecht tegen de trekker. Dit kan soms leiden tot een vordering tegen de bank (al zeggende dat ze het niet hadden moeten aanvaarden) niet zoveel effect in de praktijk. Investeringskrediet Maar 2 dingen onthouden: het gaat hier om kredieten die worden gehanteerd om belangrijke investeringen te doen. Het gaat dus ook om belangrijke bedragen. De duurtijd van dit krediet ligt dus ook eerder aan de langere kant. Het heeft een precieze bestemming, het zal dus ook expliciet vermeld worden in de overeenkomst waarvoor het krediet gegeven wordt. Miskenning van deze bestemming is een wanprestatie van de contractuele overeenkomst. Dit is fundamenteel, want er kan ook een uitdrukkelijk ontbindingsbeding voorzien worden in de overeenkomst. De ontbinding is het ergste dat u kan overkomen, want dit betekent dat je alle bedragen moet terugbetalen, met alle gevolgen van dien (betaling van de zekerheden) Roll-‐over krediet Niet kennen Financiële leasing Onderneming heeft nood aan een vrachtwagen, ze gaat zich wenden tot een leasingmaatschappij die haar het recht gaat geven om die vrachtwagen te gebruiken. Uiteraard niet gratis, maar tegen de betaling van een periodieke vergoeding. Aan het einde van de overeenkomst, gaat die onderneming de optie hebben om die vrachtwagen in eigendom te verwerven mits betalen van een som die de waarde benadert. Belangrijk te onthouden -‐ eigendomsrecht strekt tot zekerheid: stel onderneming gaat failliet, dan kan de lessor de vrachtwagens revindiceren. -‐ Dit is duidelijk een kredietoperatie, want mochten de vrachtwagens niet geleased kunnen worden dan zou de onderneming een lening moeten afsluiten om vrachtwagens te kunnen kopen.
Factoring Een techniek om schuldvorderingen op termijn te mobiliseren. Een onderneming beschikt over een hele reeks vorderingen op verschillende schuldenaren. Naarmate de tijd vordert heeft hij er meer en meer. Dit creëert problemen: -‐ ze moet dit beheren en bijhouden (kost en tijd) -‐ ze moet deze invorderen en ze moeten wachten op de vervaldag van elk van deze vorderingen en misschien heeft ze deze gelden vroeger nodig Ze zal een overeenkomst sluiten met een factoring maatschappij. De schuldeiser zal al deze vorderingen overdragen aan de factor maatschappij, deze zal het bedrag van de vordering (min bepaalde kost en rente) terugbetalen aan de eiser. Deze maatschappij zal de vorderingen invorderen op de vervaldag aan de schuldenaar. Verschil met Cedenten krediet: Creatie WB/ overdracht van schuldvordering. En dit verschil in techniek zal er toe leiden dat er verschillen zijn tussen de 2. -‐ Kan de schuldenaar zich beroepen op de excepties die hij had tegen de verkoper? Ja, ze blijven opwerpbaar! -‐ Wat als één van de schuldenaren failliet gaat? Wie draagt het risico? o Without recourse: de maatschappij draagt het insolventierisico (duurder voor de onderneming) o With recourse: de onderneming blijft het risico dragen. Het feit dat de factoring maatschappij geen regres heeft. Wat gebeurt er als er een overdracht plaatsvindt? Er moet sprake zijn van een kennisgeving, deze is hier verplicht, anders betaalt de schuldenaar verder aan der 1e eiser. (! Examen ! ) Acceptkrediet Er wordt gebruik gemaakt van een WB. Een exporteur gaat een wisselbrief creëren en deze wordt geaccepteerd door de bank van de importeur. Wat is het verschil met disconto? De acceptant van de WB was de koper (schuldenaar) zelf. Degene die het hier accepteert is een bank. De bank wordt dus zelf schuldenaar op de vervaldag van de WB. Economisch gezien betekent dit dat de veiligste positie het acceptkrediet is. (banken zijn kredietwaardiger) Dit heeft als voordeel voor de exporteur is dat hij de WB veel sneller aan een derde kan gaan disconteren. Vanaf de bank deze WB accepteert dan is hij verplicht deze uit te betalen op de vervaldag aan om het even wie de WB in handen heeft. Kan de bank weigeren te betalen? (abstracte verbintenissen) excepties uit de onderliggende verhoudingen zijn niet tegenwerpbaar. Documentair krediet Veel gebruikt krediet in de internationale handel. Uitgangspunt? Bij een internationale koopovereenkomst bestaan er tussen de K en VK conflicterende belangen. Stel dat onze VK een onderneming is uit Antwerpen en de K een onderneming uit Oman. Waar zitten de conflicterende belangen? De verkoper moet het goed leveren en dit moet in Oman gebeuren, wat kan hier het probleem zijn? Als VK zou je liefst eerst je geld hebben voor je levert. De K zou liever pas betalen als er geleverd wordt. Hoe kan je deze belangen verzoenen? Via documentair krediet, dat de VK zal verzekeren dat de betaling zal plaatsvinden en aan de K dat de VK gestart is met de uitvoering van zijn levering.
De partijen komen overeen om een documentair krediet op te stellen. De K zal zijn bank contacteren om hem te vragen om aan de VK te betalen op de dag dat de VK bepaalde documenten kan gaan voorleggen aan deze bank. De documenten die voorgelegd moeten worden, worden gespecifieerd in de kredietbrief (tussen bank en VK) maar ze werden daarvoor al voorzien in de koopovereenkomst. De bank zal zich persoonlijk verbinden deze som te betalen op de vervaldag. Verhouding K – Bank -‐ Heeft die K recht op de opening van een documentair krediet? Kan zij eisen aan haar bank dat zo’n krediet wordt geopend? (het is een krediet in de zin dat de bank kredietwaardigheid ter beschikking stelt) Neen, dit kan niet geëist worden (want intuitu personae), tenzij er in die verhouding tussen bank en onderneming reeds een kredietopening bestaat, die de onderneming de mogelijkheid biedt tot een bepaald plafond documentaire kredieten te openen. Stel plafond van 100.000 en dan krediet van 10.000. Dan zijn er 2 mogelijkheden: ofwel plafond niet bereikt (geen probleem) ofwel plafond wel bereikt (bank kan persoonlijke toestemming geven) -‐ Als de bank deze 10.000 betaalt dan moet de K deze terugbetalen aan de bank. In de praktijk wordt er vaak overeengekomen dat het contract tussen bank en K bepaalt dat op 14 januari 2014 (vervaldag van credoc) er genoeg geld moet staan op de rekening van de K om de som te betalen aan de VK. Een tweede mogelijkheid is dat de som terugbetaalt kan worden binnen de 30 dagen (kan variëren) die volgt op de betaling van de som aan de VK. -‐ De K zal niet in beide gevallen rente verschuldigd zijn. In het eerste geval zal hij enkel een commissie moeten betalen. In het tweede geval zal hij zowel een commissie als rente verschuldigd zijn. -‐ De bank zal altijd één of andere zekerheid voorzien om de som terug te krijgen: de vrachtbrief kan o.a. Als zekerheid gebruikt worden. -‐ UCP 600: Uniforme regelen en Usances die het credoc beheersen. Zijn het gebruiken in de juridische zin van het woord? (waarom belangrijke vraag? Als het een gebruik is dan is het direct van toepassing omdat autonome bron van recht. Zijn ze geen gebruiken in de juridische zin dan moeten ze contractueel nog vastgelegd worden) Internationaal is er min of meer besloten dat het geen gebruiken zijn, dus vinden we vaak in het 1e artikel van het contract dat deze regelen van toepassing zijn. Om te vermijden dat ze niet van toepassing zijn is het best dat ze contractueel vastgelegd worden. Verhouding VK – Bank -‐ De bank gaat in eerste instantie de kredietbrief naar de VK sturen: als u mij deze documenten voorlegt dan ga ik u betalen. -‐ Welke documenten kunnen dit zijn? Facturen, verzekeringscertificaten, vrachtbrief (belangrijk in de praktijk) -‐ Vrachtbrief heeft heel wat functies: hij gaat bewijzen dat de goederen aan boord van een vrachtschip zijn gebracht (clean bill of lading: geen uiterlijke tekenen van beschadiging). Deze brief bewijst ook het bestaan van de vervoersovereenkomst, geeft dus aan dat het schip van A naar B zal gaan. De brief is ook een negotiating instrument; het vertegenwoordigt het koopwaar, wie deze brief in handen heeft wordt geacht de eigenaar te zijn van dit koopwaar. De VK maakt de vrachtbrief over aan de bank, welke hem zal overmaken aan de K en deze zal de goederen kunnen gaan halen. -‐ Wanneer gaat in de praktijk de VB overmaken aan de K? Wanneer er betaald wordt, deze VB gaat dus een zekerheidsfunctie hebben voor de bank. Als de K
failliet is gegaan, dan gaat de bank deze goederen claimen en ze verkopen en zich vergoeden met de opbrengst hiervan. -‐ Kredietbrief creëert zelfstandige en persoonlijke verbintenis. Dit betekent dat excepties uit de onderliggende verhouding niet tegenwerpbaar zijn. (Faillissement van de koper ontslaat de bank niet van haar betalingsverplichting, maar ook de excepties tussen de VK en K kunnen niet gebruikt worden: als de levering niet toekomt of niet conform is = contractuele wanprestatie kan de bank niet helpen te ontsnappen aan haar betalingsverplichting) Er is hier maar 1 uitzondering op: het bestaan van fraude. Als men kan bewijzen dat de VB die wordt aangeboden, vervalst is, dan kan men weigeren te betalen of verplicht zijn niet te betalen. -‐ Verplichtingen van de bank -‐ de bank moet nagaan of de documenten die worden aangeboden of die in overeenstemming zijn met de documenten voorzien in de kredietbrief. Zij moet dit doen binnen een termijn van 5 dagen (om rechtszekerheid te creëren, vroeger redelijke termijn). -‐ Ze verifieert deze documenten on their face. Ze moet dus niet nagaan of de documenten of de vermeldingen erop in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. Zij zal een zuivere formele controle uitvoeren. Men paste daar de doctrine van strikte conformiteit toe: indien het van A’dam moest komen en het werd in R’dam aan boord gebracht, dan moest de bank niet betalen. Dit is minder strikt geworden, omdat men wil vermijden dat de banken robotten worden. Maar de banken zijn toch bang om dan tot betaling over te gaan, want ze kunnen later aansprakelijk gesteld worden. Stel dat VB volledig conform is aan wat er vereist wordt in de kredietbrief maar deze is vervalst: Als men dit kan bewijzen dan moet de bank niet betalen (toepassing fraus omnia corrumpit) Als de bank als normaal zorgvuldig bankier had moeten vaststellen dat deze brief vervalst was, dan had deze niet mogen betalen. Stel dat hij toch betaald op een document dat duidelijk vervalst is dan is de bank aansprakelijk ten aanzien van de K (hij zal niet moeten terugbetalen) Tussenkomst van een tweede bank -‐ als je wilt dat deze bank meer zekerheid biedt dan moet deze optreden als confirmerende bank. Deze zal zich op identieke manier verbinden met de begunstigde van de credoc om de som te betalen -‐ wat is het voordeel hiervan? Stel dat de VK en zijn bank failliet gaan, dan heb je nog steeds een vordering ten aanzien van deze confirmerende bank. -‐ Zo’n beroep doen is vooral noodzakelijk als je vreest dat de bank in het land van de K niet solvabel is. -‐ Misschien is het probleem niet zo zeer dat je denk dat hij failliet gaat gaan, maar vind je het gemakkelijker als je de documenten aan je eigen bank kan overgeven die ze dan zal doorgeven. Deze bank zal dan geen confirmerende zijn, maar een adviserende. -‐ In dat geval zullen de verplichtingen van conformiteit gedaan worden door deze Belgische bank en dit zal doorgeven aan de andere bank. Zij doet in naam van en voor de rekening van de krediet gevende bank (zij zal dus zich niet verbinden om te betalen indien de andere bank failliet gaat)
Autonome bankgaranties Geen betalingstechniek, maar een zekerheidstechniek. Als alles naar wens verloopt in de onderliggende verhoudingen dan zal er geen betaling plaatsvinden. De schuldeiser wil de zekerheid dat de schuldenaar zijn verbintenis nakomt (betaling, levering, …) of dat een bank hem een schadevergoeding (vaak forfaitair bepaald) zal betalen als dit niet het geval is. We hebben een schuldenaar die een bepaald waar moet leveren. Tussen de twee partijen komt men overeen dat er een bankgarantie wordt opgesteld. De schuldenaar zal vragen aan zijn bank om zich persoonlijk en zelfstandig te verbinden aan de schuldeiser. De Bank zal moeten betalen als de schuldenaar zijn leveringsverplichting niet uitvoert, anders niet. Autonoom: onderliggende excepties kunnen niet worden ingeroepen. Uitzondering: fraude: indien er fraude is gaat de bank kunnen weigeren om tot betaling over te gaan. Banken (reputatie!) zullen steeds nagaan of er wel degelijk sprake is van fraude als dit wordt beweerd. Ze zullen vragen gedagvaard te worden in kort geding. Je vraagt aan de rechtbank uw bank een verbod tot betaling op te leggen. Je zal dus moeten aantonen dat er sprake is van fraude. Rechters zijn streng: de fraude moet duidelijk bewezen worden. (in de RS ziet u dat de fraude zonneklaar moet zijn of crever les yeux) de fraude moet manifest en duidelijk zijn en pas dan kan je een betaalverbod verkrijgen. Wat is het grote verschil met het credoc? In de praktijk wordt een bankgarantie bedongen op eenvoudig of eerste verzoek. Dit betekent dat waar bij een credoc de betaling afhankelijk wordt gesteld aan de voorlegging van documenten, is dit niet het geval bij de bankgarantie. De SE moet dus geen documenten voorleggen die het bewijs gaan leveren van de wanprestatie (het moet zelfs niet bewezen worden) de loutere bewering van een wanprestatie is genoeg om over te gaan tot de betaling van deze schadevergoeding. Het kan natuurlijk wel contractueel voorzien worden dat er bewijs moet gebracht worden. Welk risico loopt u? He tis perfect mogelijk dat er wordt overgegaan naar de betaling van de schadevergoeding zonder dat je effectief iets misdaan hebt. = risico op abusievelijke afroep. (belangrijkste risico bij een bankgarantie) U zal de bank dan moeten terugbetalen, daarna kan u zich wenden tot de schuldeiser, maar het zal moeilijk zijn om dit geld terug te krijgen (pcp van pay first, discuss later)
Hoofdstuk 4: Wet van 12 juni 1991 op het Consumentenkrediet Bijzonder frequent gehanteerde techniek. Veel mensen beschikken niet over de financiële middelen om te doen wat zij willen en zullen daartoe één of meerdere kredieten afsluiten. Oorspronkelijke bedoeling: overmatige schuldenlast vermijden, zo min mogelijk consumenten die door kredietverlening in de problemen komen. (niet echt gelukt) Het aantal mensen dat niet kan betalen neemt toe gedurende de laatste jaren. Dit heeft niets te maken met het consumentenkrediet (bestaat al lang) Je kan niet volledig slagen in het vermijden van de schulden, want er zijn externe factoren en wij zijn luxe beesten (mensen nemen soms kredieten voor op reis te gaan) Men wil de consument beschermen tegen onevenwichtige bedingen. (deze twee zijn samen de kern van de wet ) In Europa 2 richtlijnen voor consumenten krediet (eerste minimale harmonisatie, de landen konden dus meer bieden, België heeft hier toen ook uitgebreid gebruik van gemaakt) De 2e heeft de eerste opgehoffen en is gebaseerd op maximale harmonisatie, de lidstaten mogen dus niet meer bescherming bieden dan er al vervat ligt in de richtlijn. Deze regel geldt enkel voor het geharmoniseerde gebied (dat wat voorzien is in deze richtlijn) en heel veel zaken zijn niet voorzien in de richtlijn. De wet van 91 voorziet vaak ook meer bescherming. Kan dat? In de meeste gevallen wel, omdat ze niet voorzien zijn in de 2e richtlijn. Toepassingsgebied personeel -‐ consument: bestemmingscriterium (zelfde als wet marktpraktijken) maar hier vaak 2staps redenering. Voor welke doeleinden wordt een krediet gesloten, wordt de wagen (vb.) gekocht voor privé of professionele doeleinden? Wat doe je voor gemengde kredietovereenkomsten? (vb. lichte bestelwagen voor zowel leveringen als voor de kinderen naar school te brengen. In deze wet zijn we minder streng: als het hoofdzakelijk privédoeleinden zijn dan is de wet van toepassing. -‐ Kredietgever: persoon die krediet verleent in het kader van zijn beroepsactiviteit. (enkel een professioneel zal onderworpen zijn aan deze wet) Als prof 1000€ leent aan iemand dan valt hij niet onder deze wet. -‐ Inzake hypothecair krediet is dit anders: een woningkrediet zal wel onder toepassing van wet hypothecair krediet vallen zelfs als het gegeven wordt door een niet professioneel. -‐ Kredietbemiddelaar: persoon die krediet gaat sluiten voor iemand anders. Treedt op als tussenpersoon. (25.000 in België à gigantisch veel) Onderscheid tussen o Kredietmakelaar: kan enkel kredietvraag doorgeven aan de kredietgever en het aanbod van deze door te geven aan de kredietvrager. Hij kan handelen voor verschillende kredietgevers. o Kredietagent: heeft in de eerste plaats vertegenwoordigersbevoegdheid. Deze kan in naam van de kredietgever een krediet afsluiten. Hij handelt slechts voor 1 kredietgever (komt vaak voor in de banken). Materieel -‐ Kredietovereenkomst: wordt bijzonder ruim gedefinieerd: elke vorm van uitstel van betaling wordt als krediet gezien. Er zijn dus ook een heel aantal kredietovereenkomsten uitgesloten geweest door de wetgever (met dat er zo’n ruime definitie bestaat) (uitsluitingen te vinden in artikel 3) De wet benoemt 4
categorieën van kredietovereenkomsten, er zijn specifieke regelen voor elk van deze categorieën. De toepassing van deze wet is niet gelimiteerd tot deze 4 categorieën, het enige dat er niet onder valt is dat wat uitgesloten wordt door de wet zelf. o Kredietopening: je mag tot een bepaald plafond geld opnemen. Zal vaak verbonden worden aan uw zichtrekening. o Lening/verkoop op afbetaling: onderscheid met verkoop op afbetaling: van wie krijgt u het krediet (=grootste onderscheid) Ik koop een wagen, ik kan mij wenden tot een bank om een krediet te verkrijgen, maar ik kan mij eventueel ook wenden tot mijn garage. Dit is dan ook het onderscheid. Wanneer de verkoper u een krediet verstrekt dan spreken we van een verkoop op afbetaling. Als uw bank u geld leent om deze auto te kopen, dan is het een lening op afbetaling. o Financieringshuur: wanneer ik mijn wagen ga aankopen via verkoop op afbetaling, dan word ik als consument onmiddellijk eigenaar of wanneer het eigendomsvoorbehoud verdwijnt. Bij een leasing betaal je gewoon voor het gebruik van de wagen, een periodieke vergoeding. Aan het einde van het contract heeft u een optie om voor een bepaalde som de wagen te verwerven. Deze huur heeft niet sowieso als gevolg dat u eigenaar wordt van de auto. Uitzonderingen 1. Volledige a. Doorlopende levering van goederen of diensten, die de consument zolang de levering plaatsvind deze betaald in periodieke termijnen. Wat gebeurt er met de facturatie van gas, elektriciteit of water? Elke maand betaalt u een bedrag bepaald door uw leverancier. Op het einde van het jaar krijgt u een afrekening (ofwel krijgt u geld terug, ofwel moet u meer betalen à krediet!) b. Hypothecaire kredietovereenkomsten die ressorteren onder de wet hypothecair krediet (= onroerende goederen). Deze wet heeft voorrang op deze van de consumentenkrediet. c. Kredietovereenkomsten die waarbij de nemer geen interest moet betalen en voor zover het krediet terug betaalbaar is binnen een termijn van 2 maand en voor zover de kost van deze overeenkomst niet hoger ligt dan 4,17€ per maand (= 50€ per jaar). Deze uitzondering is in de praktijk zeer belangrijk, want de klassieke kredietkaarten (visa, …) vallen niet onder de toepassing van de wet consumenten krediet. Want bij het gebruik van zo’n kaart, moet er op het einde van de maand terugbetaald worden, er moeten ook geen interesten betaald worden en de kosten van zo’n kaart zijn zelden hoger dan 50€ per jaar. Wat hier niet goed aan is: de solvabiliteit wordt niet geverifieerd, wat vaak voor problemen kan zorgen vooral dat dit in strijd is met het vermijden van overmatige schulden. Er bestaan ook andere kredietkaarten (KBC pinto kaart) wat is er speciaal aan deze kaarten? U kan de bedragen erop gespreid over verschillende maanden terugbetalen. 2. Gedeeltelijke a. Minikredieten, beneden de 200€ en maxikredieten, over de 75.000 en vastgesteld door authentieke akte. b. Geoorloofde debetstand: het recht dat u heeft om onder nul te gaan op uw zichtrekening (=type kredietopening) U mag bv 1000€ onder nul gaan op uw zichtrekening. (de wetgever heeft hier nog onderscheiden gemaakt, afhankelijk van binnen welke termijnen ze moeten worden terugbetaald (1 maand, 3
c.
maanden of meer dan 3 maanden – kredietopeningen voor onbepaalde duur)) Het aantal regelen dat moet worden gerespecteerd dan zijn het minst als het terug betaald moet worden binnen de maand, voor 3 maanden is het meer, als het meer dan 3 maanden is, dan is de hele wet van toepassing. Wat is een overschrijding hiervan? De bank kan u vrijwillig en persoonlijk toelaten daar nog onder te gaan, dus onder de – 1000 te gaan. Beide categorieën worden gedeeltelijk uitgesloten van de wet
Kredietpromotie Verbodsbepalingen op de reclame die kredietgevers mogen gebruiken. Artikel 5 zegt wat er vermeld moet worden bij zo’n reclame Artikel 6 verbiedt een aantal vormen van reclame: -‐ specifiek gericht op iets o op consumenten die het hoofd niet kunnen bieden aan hun schulden: reclame die zegt dat het zelfs gaat voor mensen met een minimumloon. o hergroepering van kredieten: consument heeft 3 consumentenkredietopeningen lopen in totaal van 700€/maand. In zo’n geval zegt men hem dat deze 3 vervroegd terug betaald zullen worden en zo heeft u maar 1 kredietovereenkomst en per maand moet u 700€ betalen. De consument heeft hier dus niets aan, want hij moet nog extra kosten betalen voor de nieuwe overeenkomst. o Reclame die de snelheid of het gemak voor verkrijgen gaat beklemtonen; vb. Krediet binnen een uur. o U mag geen reclame maken met de woorden “gratis krediet”. Als je dit toch wil doen dan moet je zeggen: JKP = 0%. In de praktijk mag er in dat geval ook geen enkele kost verbonden worden aan dat krediet. Hoe komt dat er zoveel inbreuken zijn? Er zijn ongeveer 25.000 kredietbemiddelaars die allemaal reclame maken. Op de FOD economie zijn er maar 4 mensen die deze reclame moeten controleren, ze kunnen onmogelijk alle reclame gaan controleren. -‐ andere verboden Benaderen van de consument -‐ Krachtens artikel 7 is het verboden te leuren voor kredietovereenkomsten. Wat is leuren: afgeven bij de consument van een kredietaanbod of formulier. Dit is verboden tenzij de consument uitdrukkelijk en voorafgaand op een afzonderlijk materiele drager de kredietgever heeft gevraagd om langs te komen. -‐ Artikel 9 verbiedt hetzij een kredietmiddel, hetzij een kredietaanbod naar de consument thuis toe te sturen, tenzij er een verzoek is van de consument. -‐ Wat valt er op als je deze twee naast elkaar legt? Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een aanbod en een aanvraagformulier. Het laatste mag wel opgestuurd worden naar de consument. -‐ Wat is het verschil tussen een kredietaanbod en aanvraagformulier. o Bij de eerste komt het tot stand vanaf de consument dit aanbod aanvaardt. Hij is dus verbonden vanaf hij zijn handtekening erop zet. o Bij een aanvraagformulier is dit niet het geval, hierbij kan hij vragen om een aanbod te verkrijgen, er is nog geen overeenkomst tot stand gekomen. -‐ Wanneer gaan deze bepalingen bijzonder belangrijk zijn in de praktijk? Als de overeenkomst gesloten is geweest op de woonplaats van de consument. In zo’n situatie moet je aan de kredietgever zeggen dat hij het bewijs moet leveren dat de overeenkomst gesloten is geweest na uitdrukkelijk en voorafgaand verzoek van de consument. Anders is er sprake van leuren.
-‐
-‐
-‐
Voor vele punten zijn er civielrechtelijke sancties voorzien: hier is dit artikel 85, die voorziet dat ofwel de rechter deze overeenkomst nietig moet verklaren of de verplichtingen van de consument verminderen tot het ontleende bedrag met behoud van termijnen. Nietig verklaring: het nog verschuldigd bedrag moet direct worden terugbetaald, niet echt praktisch voor de consument. De sanctie die dus steevast wordt toegepast in de praktijk is de vermindering. Hoe pas je dit toe? (consument merkt zelden op dat er sprake is van leur) Stel, iemand sluit een kredietovereenkomst voor 15.000€ en hij start met afbetalen. Hij heeft al 5 keer 300€ (bedrag dat hij maandelijks betaald = kapitaal + rente) betaald. Na die 5 keer komt men te weten dat er geleurd is. Dan neemt men die 15.000€, we trekken er wat hij al betaald heeft af (= 13.5000€) en dat gaan we nu delen door het aantal resterende termijnen (in dit geval was het 60 maanden, dus nog 55 termijnen) Het bedrag dat dan bekomen wordt zal de nieuwe som zijn die betaald moet worden per maand. (hij verkrijgt dus eigenlijk gratis krediet)
(!goed onthouden voor het examen: als er een regel wordt miskend dan moet er aangegeven worden uit wat deze miskenning bestaat, maar ook wat de eventuele sancties zijn, gaan kijken in artikel 85 en volgende!) Kredietovereenkomst Totstandkoming Artikelen 10, 11 en 15. Zowel de kredietgever als consument moeten informatie verlenen aan de ander. En de kredietgever moet het beste krediet zoeken voor de consument. -‐ artikel 11: houdt in dat de consument voor dat hij gebonden is de door de wet bepaalde informatie moet ontvangen hetzij op papier, hetzij op een materiele drager. (= SECI) Dit zou u moeten toelaten om te kunnen beslissen of u bij deze kredietgever een krediet zou afsluiten. Twee problemen: o onderzoek heeft uitgewezen dat consumenten niet vergelijken, ze gaan vaak gewoon naar degene die ze kennen. o Het blijkt dat in de praktijk dat SECI aan de consument wordt gegeven nadat hij zijn handtekening heeft gezet. Dit is strijdig met de wet, maar daar waar hij moet tekenen staat er de consument heeft het SECI ontvangen. Door de opname van deze melding wordt de regel bedreigd. -‐ Artikel 10: houdt in de eerste plaatse in hoofde van de kredietgever een informatie inwinningsverplichting in: het moet toelaten aan de kredietgever om te weten of het een goede zaak is om met deze consument een krediet af te sluiten. Het is een open norm, dus de kredietgever beslist zelf welke informatie relevant is. (inkomen, gezinssituatie,…) Wanneer men vragen stelt, zal de consument daar juist ( = correcte gegevens) en volledig (= ze moeten ter goede trouw informatie verstrekken) op moeten antwoorden. Wat gebeurt er als er een miskenning is (de gever vraagt geen info of de consument antwoordt niet correct) Is het de kredietgever dan moet men kijken naar artikel 92 van de wet consumentenkrediet: kwijting van nalatigheidsinteresten of vermindering van de verplichting tot het geleende bedrag. In de RS ziet men dat steeds de laatste sanctie toegepast wordt. Als de consument in de fout gaat: hij liegt de kredietgever iets voor: artikel 95 voorziet dat de overeenkomst wordt ontbonden ten laste van de consument. Voor de consument betekent dit een drama: hij moet het nog te betalen bedrag in
-‐
-‐
1 keer terugbetalen. (hierbij komen de nalatigheidsinteresten op de totaliteit, men kan zich ook keren tegen de personen die zich borg hebben gesteld, …) Artikel 15 lid 1 : Sleutel van de Belgische wetgeving (ook lid )(je vindt hier nergens een equivalent van terug in een andere lidstaat.) lid 1 zegt dat je als kredietgever moet zoeken naar het best aangepaste krediet, rekening houdend met het doel van het krediet en de financiële situatie van de consument. Vb. Vrouw wenst een auto te kopen en wendt zich tot een kredietgever omdat ze niet genoeg geld heeft. Welke is hiervoor het meest aangepaste krediet? Lening op relatief korte termijn. Men had aan haar geen lening maar een KO verkocht (dit had in dit geval absoluut geen nut) Dit was dus niet het best aangepaste krediet. De kredietgever heeft zich nog proberen verweren: hij had hier een goede reden voor, omdat hij te weten was gekomen dat gedurende de 1e 2 jaar zij enkel rente maar geen kapitaal kon terugbetalen, het was dus aangepast aan haar situatie. De rechter zei dat in zo’n situatie gewoon geen krediet mocht gegeven worden. Je moet ook enkel zoeken binnen wat u aanbiedt. Als u niets te bieden heeft dat aangepast is aan de consument, dan moet u zich onthouden. Dit legt een zwaardere taak op voor de makelaar dan voor de agent, de laatste moet enkel binnen zijn bank kijken, de makelaar moet gaan kijken bij de verschillende die hij representeert. De kredietgever mag pas krediet verstrekken als hij er redelijkerwijze mag van uitgaan dat de consument gaat kunnen terugbetalen. Deze regel is er omdat een consument geen verantwoorde keuzes kan maken (vele mensen denken niet ver genoeg in de toekomst). Als de kredietgever tot de beslissing komt dat de consument niet gaat kunnen terugbetalen, dan moet hij weigeren dit krediet te verstrekken. Sanctie: artikel 92: vermindering. Waarom zou een kredietgever een krediet verstrekken aan een consument die niet met zekerheid kan terugbetalen? Omdat hij in vele gevallen genoeg zekerheden heeft (een derde heeft zich borg gesteld, …) Niettemin, mag men bij de solvabiliteitsbeoordeling geen rekening houden met de zekerheden. Het is onwaarschijnlijk wat de banken in sommige gevallen toekennen (vb. Gezin van 8, enkel man werkt, krediet van 82.000€)
Vorm Artikel 14 WCK. -‐ Het is een plechtig contract, het moet aan bepaalde vormen voldoen om een kredietovereenkomst te kunnen zijn. Het moet schriftelijk of op een duurzame drager zijn. Heeft daarbovenop een heel formalistisch karakter: ze moet heel wat dingen bevatten. (vb. Handtekeningen, met vermeldingen als gelezen en goedgekeurd voor zoveel € terug te betalen/op krediet (voor welke kredietvorm? De kredietopening, want je weet niet hoeveel hij zal gebruiken) Waarom deze vermeldingen? consumenten wijzen op de draagwijdte van zijn verbintenis; plaats en datum van ondertekening door consument schrijven. Waarom? Men wil een fictieve plaats van ondertekening vermijden; datum à voor de bedenktermijn; … ) -‐ Er zijn een aantal vermeldingen die vroeger in de wet stonden, die in een afzonderlijk lid, in het vet en in een ander lettertype moeten staan. Er bestaat daar veel rechtspraak over à het moest heel strikt gerespecteerd worden: als je drukletters gebruikte sanctie: reductie tot ontleende bedrag met behoud termijn; een minimum miskenning leidde dus tot een gratis krediet. Deze rechtspraak is sterk bekritiseerd geweest, maar is toch bevestigd door het Hof van Cassatie, het is een automatische sanctie. -‐ Deze strenge RS ging niet enkel daarover, maar ook over de bepalingen die zich er in moesten bevinden: vb. Ontbreken van de geboortedatum à verplichtingen gereduceerd voor de consumenten.
-‐
De formele vereisten vinden we sinds 2010 niet meer in de wet, als consument kan men zich daar niet meer op beroepen. Artikel 86 is ook herschreven: onderscheid tussen vermeldingen dat de wetgever essentieel acht (herroepingsrecht, …) en deze die minder essentieel zijn (geboortedatum, …) de wetgever maakt een opsomming. Bij het niet opnemen van één van de eerste categorie dan moet de rechter de sanctie toepassen. Gaat het over een niet essentiële vermelding, dan kan de rechter deze sanctie toepassen, maar hij moet niet. In de praktijk zien we dat de rechter zich de vraag gaat stellen of de consument effectief schade heeft geleden. Indien niet, zal de sanctie niet toegepast wordt. Direct minder consument vriendelijk, maar het is wel beter zo, want de bescherming zou een beetje ter kwader trouw kunnen beschouwd worden. De aflossingstabel moet altijd worden meegegeven aan de consument.
-‐ Artikel 16 WCK -‐ Men wil vermijden dat de kredietgever al een deel van het krediet ter beschikking stellen aan de consument zonder dat deze de overeenkomst ondertekend heeft, om morele druk op de consument te vermijden. -‐ Sanctie: artikel 88 à de lotto sanctie: u moet niets terugbetalen, geen kosten, geen kapitaal, geen interesten, niets. Draconische sanctie, maar zeer doeltreffend. In de RS zijn er zeer weinig (2 en 3e op komst) schendingen van artikel 16. -‐ Stel dat dit gebeurt en de consument begint toch terug te betalen en dit komt dan pas aan het licht wanneer hij niet meer kan betalen. Wat met het geld dat je al betaald hebt? Van hetgene dat je al betaald hebt zie je niets meer terug, maar wat je nog niet betaald hebt, zal je niet meer moeten betalen. Herroepingsrecht -‐ U heeft gedurende 14 dagen het recht om zich te bedenken, u moet dit schriftelijk indienen, zonder motivatie. -‐ Stel, u wil een auto kopen. U heeft 2 mogelijkheden: ofwel verkrijgt u een krediet bij uw garagist (verkoop op afbetaling) of u gaat naar een bank (lening op afbetaling). Er is een fundamenteel verschil bij het herroepingsrecht! In het eerste geval, zijn de aankoop en het krediet hetzelfde transactie en kan u zich van de 2 verlossen. Heeft u, daarentegen, het krediet verkregen bij de bank, dan kan je wel herroepen aan die lening, maar dan behoud je nog steeds het contract van de aankoop van de wagen. (herroeping van het krediet heeft niet automatisch als gevolg dat je bevrijd bent van de gefinancierde overeenkomst) -‐ Er is een band tussen deze twee overeenkomsten, artikelen 19, 20 en 24 zijn hiervoor van toepassing. De sterkte van de band die moet bestaan tussen de gefinancierde-‐ en kredietovereenkomst worden bepaald door de wetgever (staat terug te vinden in de wet, niet van buiten kennen). o Artikel 19 is vrij soepel, heeft betrekking op 2 situaties. Bedrag wordt direct overgemaakt aan de verkoper door de KG (niet op mijn rekening) de of wanneer het goed specifiek in het contract wordt vermeld. De consument is maar gehouden terug te betalen, wanneer de VK of dienstverlener aan zijn verplichting heeft voldaan. De consument moet dus maar beginnen betalen aan de KG, zolang hij het gefinancierde goed/dienst niet heeft gekregen. De verkoper heeft dus een kennisgeving verplichting, hij moet laten weten wanneer hij geleverd heeft. o Artikel 20: als de VK ook de kredietgever of kredietbemiddelaar is, dan kan de consument zich maar rechtsmatig verbinden wanneer de KO ondertekend is. Men wil vermijden dat de
o
consument verplicht wordt iets te kopen, waarvoor hij het geld niet heeft en nog niet zeker is dat hij het krediet zal verkrijgen. Stel, je koopt een auto bij een garagist, die tussenkomt als bemiddelaar. Je kan pas verplicht worden de auto te kopen, wanneer je effectief het krediet verkregen hebt. Als je bij een bank een krediet hebt proberen verkrijgen dan is dit artikel niet van toepassing. Wat zou je dan kunnen proberen om niet verplicht te worden tot de aankoop van de wagen? Opschortende voorwaarde voorzien in het contract (speciale clausule). Artikel 24: bevat 2 regelen met betrekking tot zogenaamde gelieerde kredietovereenkomsten. Er bestaat een band tussen KO en gefinancierde overeenkomst. De band moet dus gelieerd zijn tussen deze 2 (definitie terug te vinden in artikel 1 van de wet) Er zijn 2 voorwaarden: krediet mag uitsluitend bestemd zijn voor een bepaald goed of dienst en de 2 overeenkomsten moeten een commerciële eenheid vormen: dit wordt gespecifieerd door de wet (niet van buiten kennen) vb. Vooraf bestaand akkoord tussen KG en VK, … § Tegenwerpbaarheid van excepties: stel je koopt een wagen, krediet wordt verstrekt door KG, maar tussen garagist en KG is er een overeenkomst dat de garagist klanten verwijst naar KG en deze zoveel mogelijk kredieten verstrekken. Na enkele maanden rijdt uw wagen niet meer naar behoren (vb. De turbo werkt niet meer, ik kan niet meer snel rijden) Je gaat aan de garagist moeten vragen om je wagen te herstellen. Stel dat de garagist in gebreke blijft, dan kan je dit verweermiddel tegenwerpen aan de kredietgever. Dit betekent niet dat u stopt met terugbetalen, maar u gaat terugbetalen op een geblokkeerde rekening, waar men niet meer vrij over kan beschikken en als er geen oplossing komt dan zal de rechter beslissen of dit bedrag naar de consument of de KG gaat. Wat is hier de bedoeling van? De KG zal het risico moeten dragen in geval van faillissement. § Betreft het feit dat wanneer een consument de GF overeenkomst herroept, dat dit leidt tot een automatische beëindiging van de gelieerde KO (je moet deze niet afzonderlijk gaan herroepen). Deze regel is enkel van toepassing indien u over een herroepingsrecht beschikt voor de GFO. Wanneer zou u een GF overeenkomst kunnen herroepen? Contracten op afstand, internet of als u een goed heeft gekocht buiten de lokalen van de winkel.
Vervroegde terugbetaling -‐ Wanneer speelt dit een rol? Wanneer men ergens anders een interessantere interest vindt (een lagere rentevoet). Maar de duur van deze overeenkomsten is vaak zeer kort en dus de fluctuatie van de interesten is vaak niet groot genoeg om een groot verschil op te merken. Wanneer kan deze problematiek dan voorkomen? Als er een aanbod tot het bundelen van KO. U gaat het saldo dus vervroegd terugbetalen met het geld dat u verkregen heeft door een nieuwe overeenkomst. -‐ Vaak zal er een weder belegginsvergoeding gevraagd worden. Hoe groot mag deze zijn? Dit wordt sterk ingeperkt à afhankelijk van de looptijd zal deze 1 of 0,5%
-‐ -‐
zijn (langer of korter dan 1 jaar) je past dit toe op het bedrag dat vervroegd terug betaald wordt. (5000€ à 50 of 25 €) Je hebt als consument steeds het recht om vervroegd terug te betalen (gedeeltelijk of helemaal), je moet enkel schriftelijk laten weten aan de KG. In bepaalde gevallen zal men u geen weder beleggingsvergoeding mogen aanrekenen: … , wanneer het gaat over een KO waarbij er voorzien is van de variabiliteit van de rente.
Onrechtmatige bedingen -‐ Wat gebeurt er als u uw krediet niet meer kan terugbetalen? Een sanctie kan zijn dat er een ontbinding is van de KO à ramp, want dan moet alles in 1 keer terugbetaald worden. Vanaf deze ontbinding zullen nalatigheidsinteresten worden aangerekend, maakt het bedrag nog hoger! Men probeert dit te vermijden voor de consument, maar voor de KG kan dit wel interessant zijn, want dan kan hij eventueel de borg aanspreken. -‐ Wanneer kan de ontbinding plaatsvinden? De rechter overtuigen dat het een dermate wanprestatie is dat de ontbinding van toepassing kan zijn. In de praktijk gebeurt dit nooit, want er bestaan uitdrukkelijke ontbindende bedingen. Voor deze bedingen bestaan er weliswaar voorwaarden: u moet 2 termijnen in gebreke zijn, na deze twee termijnen moet er u een aangetekende brief gestuurd worden om er u aan te herinneren dat u nog 1 maand (30 dagen) heeft om uw achterstand te regulariseren, daarin moet ook vermeld worden wat de gevolgen zullen zijn als u dit niet doet (de ontbinding uitleggen in woorden dat de doorsnee KN het zou begrijpen) Pas na deze 30 dagen kan de overeenkomst ontbonden worden. Wat doen veel consument op het moment dat ze deze aangetekende brief krijgen? Ze gaan naar sociale hulpverlening en deze gaan de ontbinding proberen te voorkomen. -‐ Wat mag er allemaal aan de consument gevraagd worden als hij zijn verplichtingen niet nakomt? Artikel 27bis van de wet (details niet te kennen) vb. Stel dat er op moment van ontbinding nog 8000€ verschuldigd is. Daarbovenop komt er nog een schadevergoeding, dat begrensd is tot 10 % voor de eerste 7500€ en alles daarboven 5% voor deze 8000€ is dat dus nog eens 775 € erbij. Betalingsfaciliteiten Artikel 38 voorziet dat je aan de rechter betalingsfaciliteiten kan vragen. Men gaat voor u een betalingsschema uitwerken, waar de te betalen bedragen lager worden maar op een langere termijn. 4 dingen waar men rekening mee moet houden: -‐ je kan je maar melden tot de vrederechter als je al faciliteiten hebt gevraagd aan de KG en hij deze geweigerd heeft. Anders onontvankelijk -‐ kan pas toepassing vinden bij een verslechterde financiële toestand, je fin situatie moet er dus op achteruit gegaan zijn na je het krediet hebt verkregen. -‐ De rechter kan deze faciliteiten toekennen, maar is niet verplicht ze te geven. Hij zal wel nagaan of de KN ter goede trouw is (ziekte of gokken) -‐ De rechter kan in dit kader nooit overgaan tot een kwijtschelding van schuld. Je krijgt hier alleen maar een langere termijn. Kwijtschelding is een procedure van de collectieve schuldenregeling.
Hoofdstuk 5: Financiële instrumenten en effectenrekeningen Wetboek: Op pagina 51 ontbreekt er een deel, dat terug te vinden is op pagina 57. Wat is een financieel instrument? Dit kan variëren in de verschillende wetten, je moet dus telkens gaan kijken in de wet. De meest algemene definitie die we vandaag kunnen terug vinden is in de wet van het financieel toezicht (2/8/2002). De eerste drie punten op de slide kunnen onder de categorie effect vallen, maar deze term kan weer telkens anders worden ingevuld als het over een andere wet gaat. Aandelen Je moet dit begrip een zo ruim mogelijke invulling gaan geven: het kan dus zowel het kapitaal betreffen of niet. Gaat het niet over het kapitaal dan spreken we over winstbewijzen of eventueel de winstaandelen. Wat deze aandelen betreft is het voor de financiële wetgeving ook irrelevant of aandelen vrij overdraagbaar zijn. Stel dat je in NV aandelen hebt die voorwerp uitmaken van goedkeuringsclausule dan zijn het nog steeds effecten. Aandelencertificaten: (vooral aangetroffen in NL) we gaan vragen aan houder zijn aandelen over te dragen aan een stichting, in ruil ervoor krijgt men certificaten. Wat is één van de centrale elementen van deze? De zeggenschapsrechten gaan uitgeoefend worden door het administratiekantoor. Obligaties = een lening. Degene die een obligatie in handen krijgt gaat een geldbedrag lenen van het bedrijf dat de obligatie uitgeeft. -‐ Je hebt een soort van globale lening waarbij een vennootschap zegt: wij gaan ten belope van 2miljoen € obligaties uitdelen. Deze gaan opgedeeld worden in schijven, en zo kunnen mensen deze verwerven. -‐ Wat is een belangrijk verschil tussen obligatie en aandeel. Bij de laatste participeert men in de vennootschap (men zal stemrecht hebben, lid zijn, …) Als aandeelhouder heb je maar recht op een dividend als de vennootschap winst gaat realiseren. Bij een obligatie heb je recht op een rendement dat los staat van de resultaten van de vennootschap, men gaat steeds de rente opstrijken van deze obligatie. -‐ Als je kijkt naar de obligaties die vandaag te verkrijgen zijn dan ga je zien dat het rendement sterk kan verschillen, moet je dan altijd het hoogste nemen? Nee, want het risico ligt hoger, de kredietwaardigheid ligt hoger. -‐ Wanneer de vennootschap failliet gaat worden de obligatiehouders uitbetaald voor de aandeelhouders. -‐ Obligaties kan je gaan indelen in functie van de zekerheden die er aan verbonden zijn -‐ straight bonds (de gewone obligaties) : ik ben een gewone chirografaire schuldeiser, als er een samenloop ontstaat bij faillissement dan zal ik samen met de andere chirografaire eisers mijn eis kunnen stellen. -‐ obligaties waaraan bijkomende zekerheden zijn verbonden: er wordt een hypothecaire inschrijving genomen ten belope van de obligatiehouders. Er wordt een algemene obligatie uitgeschreven van 2miljoen €. De terugbetaling wordt gewaarborgd door een onroerend goed, dat bij hypothese een waarde heeft van 2miljoen. Wat gebeurt er wanneer de vennootschap failliet gaat? De hypotheek wordt ten gelde gemaakt en als het onroerend goed effectief de 2miljoen opbrengt dan kunnen zo de houders terug
betaald worden. Wat als het goed maar 1miljoen opbrengt? Dan ga je deze pro rata verdelen onder de houders, voor de rest blijven ze chirografaire schuldeisers. -‐ Covered bonds: recent begrip (sinds 2012) = gedekte obligatie. Kunnen enkel uitgegeven worden door kredietinstanties, die toestemming hebben moeten gekregen van de NBB. Het is een dubbele toestemming: § Algemene toestemming om als kredietinstelling zulke obligaties uit te geven § Voor de specifieke obligatie zelf ook nog eens toestemming. Men gaat een deel van het vermogen, een deel van het activa gaan afscheiden. In pcp mag dit niet in B recht. … Men gaat dus een deel van de activa van deze kredietinstelling behouden als waarborg voor de houders van de obligaties. Wat gebeurt er als deze obligaties worden uitgeven? Ze gaat toestemming vragen aan NBB en zij gaat nagaan of het deel van het activa genoeg is. Gunstige positie voor de houders: ze gaan terugbetaald worden door het deel dat afgescheiden is. Maar daarnaast behouden ze nog steeds hun chirografaire positie. -‐ de positie van de houder zal minder gunstig zijn dan een gewone eiser: achtergestelde obligatie: de houders van obligaties zullen pas worden terugbetaald na de chirografaire schuldeisers zijn terugbetaald (in de praktijk zijn deze vaak bijna nooit voldaan) dus zeer risicovolle situatie, maar je blijft wel nog steeds voor de aandeelhouders. Wordt deze uitgegeven door een kredietinstelling, dan moet je rekening houden dat dit niet gedekt wordt door de depositobeschermingsregel. Rendementen liggen in dit geval een stuk hoger, omdat je net een hoger risico loopt. Opdeling aan de hand van de rendementen: -‐ vast rendement: elk jaar krijg je een vast percentage van de nominale waarde -‐ floating rate: je vertrekt met een bepaalde rentevoet en jaarlijks wordt deze aangepast in functie van de bankenmarkt. -‐ Zero coupon: gedurende de tijd van de inschrijving krijg je niets van rentevoet. Hoe kan je dit interessant doen lijken? Je gaat hem uitgeven onder pari: hij wordt uitgegeven onder de nominale waarde (= uitgifteprijs). Obligatie zal worden uitgegeven aan 930€ i.p.v. 1000€. Als alles dus goed gaat krijg je op het einde van de obligatie 1000€ i.p.v. 930. Waarom heeft men dit ooit ontwikkeld. Omwille van fiscale redenen, er was vroeger geen roerende voorheffing verschuldigd. Dit is vandaag niet meer het geval, dus ook niet meer zo veel voorkomend. -‐ Participerende obligaties: men gaat delen in de winst van de onderneming, men gaat de rente mede laten afhangen door de winst die de onderneming al dan niet heeft -‐ Obligatie wordt gelinkt aan een bepaalde index (bv. Bel20) je gaat het rendement laten afhangen van de evolutie van een bepaalde index Opdeling volgens emissie-‐ en terugbetalingsprijs -‐ obligaties uitgeven onder hun nominale waarde = beneden pari -‐ obligaties uitgeven boven hun nominale waarde = boven pari -‐ obligatie uitgegeven op de nominale waarde = a pari
-‐
deze drie kunnen ook gelden voor de terugbetaling ervan. Stel obligatie van 1000€ die onder pari werd uitgegeven (want 1050€) , maar a pari uitbetaald dus je krijgt maar 1000€ terug. Wil je hier het netto rendement van bepalen dan moet je kijken wat de rente is, welk is de roerende voorheffing, en als er uitgave boven pari en/of terugbetaling a pari deze vergelijken met de nominale prijs.
Andere schuldinstrumenten In alle gevallen gaat u lening verstrekken aan degene die ze uitgeeft. U stelt een -‐ Kasbon/kapitalisatiebon: vooral te maken met wat men doet met de rente ervan. Bij een gewone kasbon wordt de rente jaarlijks uitgeschreven. Bij een kapitalisatiebon wordt uw rendement gekapitaliseerd, het rendement van het eerste jaar zal in het tweede jaar ook weer rente opbrengen. -‐ Medium term notes: gaan uit van commerciële ondernemingen die nood hebben aan cash en daartoe overgaan tot de uitgifte van medium term notes. Vaak een termijn van 5 à 10 jaar. -‐ Staatbons: uitgifte geschiedt niet door een kredietinstelling, maar door een overheid. Looptijd en rendement kan variëren. Heeft het voordeel (als uitgegeven door kredietwaardig land) dat uw debiteur normaal gezien niet failliet zal gaan. Converteerbare obligatie: wordt gekenmerkt door het feit dat de houder/belegger op vervaldag de keuze zal hebben tussen de terugbetaling van het nominaal bedrag of het overgaan tot ontvangen van aandelen mits betaling van een bijkomende prijs. Langs de ene kant is hij zeker dat hij zijn nominaal bedrag terug zal krijgen of hij kan zich een voordeel gaan verschaffen. (call optie) Omgekeerd converteerbare obligatie: als belegger blijft u hier beter af tenzij u graag risico loopt. Terugbetaling aan einde ofwel in geld of de emittent kan kiezen om hem terug te betalen in aandelen. Wanneer zal de emittent kiezen voor de uitbetaling in aandelen? Wanneer de koers hiervan is gedaald. Als belegger kan je hier een belangrijk verlies lijden. (put optie) Instellingen voor collectieve beleggingen: stel, u heeft 2000€ te beleggen, u kan zo’n bedrag niet echt spreiden, tenzij u instapt in een ICB. Deze verzamelt allemaal kleine belegginsbedragen en gaat dan met het grotere bedrage gespreide beleggingen aangaan. Het kan ook gebruikt worden om als kleine belegger gebruik te kunnen maken van een instrument dat normaal niet gebruikt zou kunnen worden door deze kleine belegger. -‐ open ended, open beleggingsinstellingen: je kan hier vrij in en uit treden, je kan steeds beleggen en deze belegging beëindigen (BEVEK: het beleggingskapitaal is veranderlijk, in Luxemburg wordt hiervoor de benaming Sicav gebruikt.) -‐ closed ended, gesloten beleggingsinstellingen: je kan er pas uitstappen als je een koper vindt, die bereid is om mijn participatie over te nemen. (BEVAK: het beleggingskapitaal is vast) Afgeleide instrumenten Ook gekend onder de naam van derivaten, ze zijn complex zowel in hun aard als in hun invulling die ze krijgen in de wetgeving. Ook de wetgever gaat ervan uit dat de derivaten complexe instrument zijn. De rechten en plichten zijn afhankelijk van de evolutie van een onderliggende financiële waarde (dit kan van alles zijn) Ze bestaan ofwel om risico’s af te dekken (hedgings) of voor speculatieve redenen.
Ze gaan terug op een klassieke verbintenissen figuur: de termijnovereenkomst Optie Je hebt het recht om een financieel instrument op of voor een bepaalde datum aan een bepaalde prijs te kopen of verkopen. Als je die optie wil verwerven op een bepaald aandeel tegen 15 januari aan een bepaalde prijs wil kopen of verkopen, dan moet je daar een premie voor betalen. Een optie is dus niet gratis. Je ziet dat de partij die de optie verkrijgt om ofwel tot aan of verkoop over te gaan. Heeft men het recht om over te gaan tot aankoop van een financieel instrument, dan spreekt men van een call optie, gaat het over de verkoop dan is het een put optie. Opties kunnen variëren, bij bepaalde opties heb je het recht om op een specifieke datum een instrument te verwerven aan een bepaalde prijs, bij andere opties heb je het recht om voor een bepaalde datum een instrument te verwerven aan een vooraf bepaalde prijs. Stel A heeft een call-‐optie aan een prijs van 500, op 15 januari is de koers 600, en met uw optie kan u het kopen voor 500, u heeft dus een winst van 100 min de premie die u betaald heeft. Stel A heeft een put-‐optie van 500, met de koers van 600 is het hem niet aangewezen om dan te verkopen via zijn optie. à converteerbare obligatie: de belegger kan dus op vervaldag kiezen om voor een vooraf bestaand bedrag aandelen te kopen. (call-‐optie) bij de omgekeerde heeft de obligatie gever een put-‐optie om aandelen aan te bieden voor een bepaalde prijs. Future/ forwards = gestandaardiseerde forwards (forwards = een afspraak tussen 2 partijen) Men gaat afspreken dat men op een bepaalde datum een financieel instrument gaat verkopen of kopen aan een vooraf afgesproken prijs. (vb. A zal op 15/1 een aandeel verkopen aan x€) het verschil met de optie is dat A verplicht zal zijn om aan deze prijs te verkopen en B zal aan deze prijs moeten kopen. Er is al sprake van een overeenkomst (=termijnovereenkomst m.b.t. een financieel instrument) Wanneer men gaat speculeren, dan gaat men vaak overeenkomen dat de transactie niet wordt uitgevoerd, maar dat men zal overgaan tot de betaling van het prijsverschil. Stel A en B komen overeen dat A zal kopen en B zal verkopen van een financieel instrument op 15/1 aan 100€. Theoretisch zou A dus op 15/1 100 betalen en B zou het effect leveren. In de praktijk gaat men gaan kijken wat de beurswaarde is van het effect. Stel dat de waarde dan 95€ is, dan zal men overeenkomen dat A maar 5 € moet betalen. Eigenlijk moet je zo’n effecten niet in je bezit hebben om zo’n future af te sluiten, aangezien de effecten niet worden geleverd en de prijs niet wordt betaald. Je kan zo gigantische winsten maken of grote verliezen lijden. Examen: verschil tussen optie en future. Swaps (niet kennen voor examen) Definitie zal niet gevraagd worden op examen. -‐ Renteswap: 2 ondernemingen zijn kredietnemers en we zien dat onderneming A een vaste rentevoet betaalt van bv 5% en onderneming B betaalt een variabele rentevoet van 4%. Die ondernemingen hebben verschillende opvattingen m.b.t. de evolutie van de renten. A denkt dat de rente gaat dalen, B denkt dat ze gaat stijgen boven de 5%. Wat kunnen deze 2 doen? Zij kunnen de rentebetalingen gaan ruilen? Dit betekent dat B de betalingen aan de vaste rente van 5% gaat overnemen, A zal de rentebetalingen van B overnemen. Het is gemakkelijk zolang ze hetzelfde bedrag hebben geleend. Men ruilt dus de rentebetalingen. Wie haalt
-‐
hier voordeel uit? Afhankelijk van de evolutie van de rente.. stel dat de rente gaat stijgen dan heeft A er nadeel uitgehaald. Daalt deze dan haalt A er voordeel uit. Valutaswap: 2 ondernemingen (een Amerikaanse en een Belgische) de Am heeft een krediet nodig van 800.000 euro, als zij zich richt tot een B bank zal zij dit krijgen aan een rentevoet van 7%. de B heeft een krediet nodig van 1miljoen US dollar, wanneer ze deze lening vraagt aan een Am bank dan krijgt ze deze aan een rentevoet van 7%. Stel dat de B een krediet van 800.000 euro zou vragen aan de B bank, zou zij een rentevoet van 6% hebben (gunstiger, want zij wordt meer vertrouwd). Hetzelfde fenomeen heeft plaats in de Am bank. Men gaat dus overgaan tot een valutaswap, de Am onderneming gaat het krediet nemen van 1 miljoen US dollar en gaat deze overmaken aan de B onderneming. De B onderneming zal hetzelfde doen voor de Am onderneming. Beiden zullen dit doen aan de gunstige rentes. Zij zullen de betaling doen aan de banken en zullen op het einde van de overeenkomst elkaar terug betalen.
Wijze waarop financiële instrumenten worden verhandeld Kunnen verhandeld worden op een gespecialiseerde markt (binnen Euronext) of over the counter (financiële instrumenten worden verhandeld, zonder dat ze over een gespecialiseerde markt gaan). Juridisch is het onderscheid belangrijk. 1965 BW: spelexceptie: u wedt op iets op woord, u verliest, maar uw tegenpartij kan niet in rechte gaan vorderen tot het betalen van deze speelschuld, want er is geen bewijs van. De toepassing hiervan zou problematisch kunnen worden. Wanneer men zuiver gaat speculeren op de evolutie van de onderliggende waarde dan komt dit heel dicht bij een spel of weddenschap. Men heeft dus gevreesd dat partijen deze exceptie zouden oproepen. In de wet van 2002 heeft de wetgever bepaald dat de spelexceptie niet van toepassing is als er tussenkomst is van een gekwalificeerde tussenpersoon op een gereglementeerde markt. Bevinden we ons in een verhandeling over the counter, dan kan deze exceptie wel opgeroepen worden. Gaat het over hedging transacties dan kan men deze exceptie ook niet oproepen, enkel bij de speculatieve kan dit ingeroepen worden. Soorten effecten naar de vorm Traditioneel zijn er 3 categorieën -‐ effecten aan toonder: zullen na januari 2014 niet meer bestaan, moeten dus voor 31 december 2013 omgezet zijn. Waarom verdwijnen ze? Omdat drukken van materiële effecten kosten met zich meebrengt en deze effecten werden gebruikt om de fiscus te misleiden. Een grootvader van u had een kasbon aan toonder en geeft die door aan u. De fiscale wetgeving voorziet dat daarop kosten moeten betaald worden en de kinderen zullen dit niet aangeven in het nalatenschap. Het was dus een manier om successierechten te ontlopen -‐ effecten op naam: als houder van het effect bent u ingeschreven in een daartoe gecreëerd register en daaruit zal blijken dat u een effect hebt. -‐ Gedematerialiseerde effecten: hebben nooit op papier bestaan, het enige bewijs is te vinden in de inschrijving op een effectenrekening. Zo’n rekening moet gehouden worden bij een erkend rekeninghouder, door Belgische instanties erkend, die dan op zich een effectenrekening gaat aanhouden. Piramidale structuur en je komt altijd uit bij de verrekeningsintselling
Overdracht van effecten Effecten op naam: -‐
Onderscheid tussen overdracht en tegenwerpbaarheid: overdracht tussen partijen: solo consensu. De inschrijving in het register is maar nodig met het oog op bewijs en tegenwerpbaarheid aan derden.
Gedematerialiseerde -‐ Er gaat een overschrijving nodig zijn van de ene effectenrekening naar de andere om te kunnen spreken van een overdracht -‐ men gaat ervan uit dat de creditering van de begunstigde de determinerende tijd is voor de overdracht tussen partijen. De eigendomsoverdracht zal pas plaatsvinden wanneer de houder zijn rekening is gecrediteerd. -‐ Waarom niet solo consensu? Toepassing van verbintenissenrecht: deze effecten zijn fungibel, onderling wisselbaar dus de overdracht vindt pas plaats wanneer ze geïndividualiseerd worden. Wanneer zijn ze dit? Wanneer de rekening van de houder gecrediteerd wordt.
Transacties op effectenbeurs Essentieel punt: gaan altijd gepaard met dubbele novatie en garantie van goede afloop (deze vloeit voort uit de dubbele novatie) . Stel, ik wil mijn effecten aan een prijs X verkopen. B is geïnteresseerd om ze te kopen. Ik zal aan mijn bank de opdracht geven te verkopen aan de prijs X en B zal aan zijn bank de opdracht geven te kopen aan prijs X. De verrekeningsintselling zal zich verbinden aan de gekwalificeerde tussenpersonen om te kopen en te leveren. Er zal dus een dubbele garantie zijn voor de 2 partijen. Ze is persoonlijk verbonden tot betaling en levering van de effecten. Ze is hier de rechtstreekse tegenpartij tussen de koper en verkoper. (=CCP center counter party.) Termen (worden vaak niet goed gebruikt): -‐ Clearing: doorgeven van informatie die nodig is om de transacties uit te voeren. -‐ Netting: een vorm van schuldvergelijking -‐ Settlement : de eigenlijke vereffening, hier wordt effectief overgegaan tot een creditering.
Effectenrekeningen: bij gewone rekeningen heb ik een schuldvordering bij de bank. Bij effectenrekeningen is dit niet zo. De wetgever heeft hier bepaald dat u een zakelijk recht heeft, een mede eigendomsrecht. Belangrijkste gevolg: je kan overgaan tot een revendicatie. Hoe moet je dit concreet zien? Stel dat je bank failliet gaat, dan kan je u keren tegen de verrekeningsintselling waar de effecten zich bevinden en zo zal u zich niet moeten wenden tot de depositobescherming.
Hoofdstuk 6: Gedragsregelen bij verstrekken van beleggingsdiensten Vroeger werd er zeer veel misbruik gemaakt door beleggingen aan te bieden aan mensen die ze eigenlijk niet konden betalen. Dit was niet enkel zo in België. Niet aangepast aan het profiel van de belegger, niet genoeg informatie gegeven. Er zijn 2 richtlijnen die dit nu behandelen (3e onderweg) Rechtskader Toepasselijke regelen: -‐ de gedragsregelen: zij zijn verder gespecialiseerd in KB. Deze gedragsregelen zijn prudentiële normen. Om de toezichthouder te laten nagaan of gereglementeerde ondernemingen de belangen van de beleggers wel behartigen of ze handelen in het beste belang van hun cliënt. Bedoeling is in eerste instantie toezicht te laten uitoefenen. Betekent dit dan dat de belegger die schade lijdt ingevolge van een miskenning van deze regelen dan niets zou kunnen ondernemen? In geen van de wetten zijn er privaatrechtelijke sancties terug te vinden. De vraag of de onderneming aansprakelijk is t.o.v. zijn cliënten wordt niet behandeld door deze gedragsregelen. Dit betekent niet dat er niets van reactie zou zijn. Wat gaan wij in België doen: -‐ Wij gaan ons wenden tot het klassieke verbintenissenrecht: nagaan of een persoon schade geleden heeft door een foutieve handeling van de onderneming. Geven van verkeerd advies zal zo een foutieve gedraging zijn volgens het verbintenissenrecht. Men zal de fout, schade en causaal verband moeten aantonen. Je hebt het aansprakelijkheidsrecht wel nodig om een sanctie te kunnen hebben. De aansprakelijkheid vloeit niet rechtstreeks voort uit de gedragsregelen. Toepassingsgebied Wie is er aan onderworpen? Gereglementeerde ondernemingen (GLO): kijken in artikel 26 van de wet financiële toezicht (WFT) onder meer: in België gevestigde beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (KI) KI (B) à Belg, moet dit dus respecteren KI (NL) met bijkantoor in B à Belg, moet dit dus respecteren KI (NL) en verstrekt diensten via internet aan Belgen à deze regelen zullen hier niet van toepassing zijn. Maar dit is niet erg, want in NL zijn ze onderhevig aan dezelfde gedragsregelen (want dit komt van een RL met maximale harmonisatie). Wat is vandaag de grootste tekortkoming wat betreft deze gedragsregelen? Is dat deze niet gelden voor verzekeringsondernemingen en tussenpersonen. Dit is een probleem wanneer deze ondernemingen of personen verzekeringen gaan verkopen die economisch gezien spaarproducten zijn. (tak 21 – gewaarborgd rendement -‐ of 23 – risico van kapitaal te verliezen) In de nabije toekomst gaat hier een verandering aan gebracht worden, de meeste van deze regelen zullen ook toegepast worden op verzekeringen. De KB die daartoe moeten worden genomen zouden in werking moeten treden op 1 april 2014. Wanneer moeten ze deze regelen respecteren? Bij het verrichten van beleggingsdiensten, dit is een enorm ruime notie (zie slide). Alles wat te maken heeft met aan-‐ en verkoop van financiële diensten kan als beleggingsdienst gezien worden.
-‐
-‐
Vermogensbeheer: om hiervoor in aanmerking te komen moet u beschikken over een vermogen van 500.000€. U sluit een overeenkomst met een GLO en u geeft hem de bevoegdheid om uw vermogen discretionair te beheren. Ze mogen daden van beschikking stellen zonder daarvoor uw individuele mening te vragen. U zegt aan uw bank dat het zoveel mogelijk moet renderen met al dan niet rekening te houden met de risico’s die eraan verbonden zijn. De onderneming kan zo financiële instrumenten aankopen of verkopen zonder uw mening. U heeft voordien uw globale toestemming gegeven. Beleggingsadvies: gepersonaliseerde aanbeveling die u verkrijgt vanwege een GLO om een transactie te verrichten voor een financieel instrument. Het is maar een advies, geen verplichting. Fundamenteel verschil met vermogensbeheer, want hier mogen ze geen daad van beschikking stellen. Het moet wel gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling: hij moet dus geschikt zijn voor die persoon of hij moet berusten op de afwegingen van persoonlijke omstandigheden. Er is dus een verschil met een generiek advies: dit wordt aan alle klanten voorgesteld. Wanneer de bank daarentegen specifiek naar uw portefeuille kijkt en op basis daarvan iets aanbeveelt dan is er sprake van een gepersonaliseerd advies. Contracten inzake beleggingsadvies zijn de enige contracten (binnen beleggingen) die niet schriftelijk moeten worden vastgesteld. Waarom? Men wil vermijden dat banken zich zouden kunnen onttrekken aan de regelen van toepassing door te zeggen dat er geen contract is opgesteld. Sommige banken proberen hier toch nog aan te ontsnappen: het gebeurt heel vaak dat u naar een bank gaat en dat ze u een gepersonaliseerd advies geven en op het contract staat er onderaan bij de handtekening ene vermelding ‘de cliënt verklaart geen beleggingsadvies te hebben ontvangen’ het gaat dus bijzonder lastig worden om te bewijzen dat er dan toch een gepersonaliseerd advies was. Er bestaat een oplossing, moet enkel nog uitgevoerd worden door de FSMA (toegestaan door twin-‐peaks 2), mystery shopping: controleurs mogen zich uitgeven als een potentieel cliënt, ze moeten hun hoedanigheid van controleur niet bekendmaken en zo kunnen ze aantonen dat de belangen van de cliënt niet worden behartigd.
Wie wordt beschermd? -‐ De gedragsregelen hebben in het bijzonder tot doel de niet professionele belegger te gaan beschermen. Een heleboel regelen zullen ook gerespecteerd moeten worden bij de professionele beleggers, maar een aantal belangrijke zijn enkel voor de niet professionele. -‐ Niet professionele belegger is een veel ruimer begrip dan consument, elke consument zal wel een niet professionele belegger zijn, maar niet omgekeerd. Vb. Een KMO die een belegging gaat sluiten is een niet professionele belegger. (= specialisatie criterium) Men gaat ervan uit dat kleine ondernemingen niet over de gewenste expertise beschikken. -‐ Je kan van categorie wisselen: je kan vragen om als particuliere belegger als professionele belegger behandeld te worden. Waarom zou je dit doen? Je hebt een hele reeks producten die niet beschikbaar zijn voor particuliere beleggers omdat ze dermate complex zijn. Ze staan enkel open voor professionele beleggers omdat ze soms meer risico met zich meedragen. Uw bank kan nee zeggen omdat er een aantal voorwaarden zijn om dit toe te laten (o.a. 3 kwantitatieve waarvan u er aan zeker 2 voldoet) Voor natuurlijke personen is het bijzonder moeilijk om aan deze voorwaarden te voldoen.
Onderzoeks-‐ en informatieverplichting Actieve onderzoeksplicht = ken uw cliënt U kan de belangen van uw cliënt pas behartigen als u weet welke cliënt er voor u zit. Hoe kan u dit weten? Als u bepaalde informatie gaat gaan inwinnen. Deze inwinningsverplichting onderscheid 3 categorieën: (termen hier heel belangrijk!) -‐ vermogensbeheer en beleggingsadvies: meest ruime verplichting: geschiktheidstest. (=suitability test) u moet nagaan of u geschikt advies of vermogensbeheer kan aanbieden. U moet nagaan of de transactie die u aanbiedt geschikt is voor uw cliënt. Begrijpt hij de risico’s die deze beleggingen bieden en of hij ze financieel kan dragen. o U moet de kennis en ervaring m.b.t. een specifiek soort product nagaan. o U gaat zijn financiële situatie bekijken. Hier zijn de mensen het meest weigerachtig. (Didier Reynders heeft gezegd dat de antwoorden gegeven voor deze test nagekeken mogen worden door de fiscus) Wat als cliënt dit niet wil zeggen à onthoudingsverplichting van de GLO: ze mogen geen één van deze twee contracten afsluiten. o U gaat zijn beleggingsdoelstellingen bekijken: wat wil hij bereiken. -‐ louter uitvoeren van orders: ik geef een specifiek order en de ontvanger moet deze gewoon uitvoeren. Indien aan een aantal voorwaarden zijn voldaan dan moet de GLO geen informatie inwinnen. Deze voorwaarden zijn: het regime geldt maar bij de aankoop van bepaalde financiële instrumenten (aandelen, obligaties, …) geldt niet voor de aankoop van complexe financiële instrumenten. Alles wat een afgeleid financieel instrument is, is ook complex. (omgekeerd converteerbare obligatie); dienst moet uitgevoerd worden op verzoek van cliënt (dus niet als initiatief van de bank komt); informatie over beperkte bescherming moet aan de cliënt gegeven worden (= 3 belangrijkste voorwaarden) -‐ alles wat er tussen zit: vb. Order voor een omgekeerde converteerbare obligatie valt in deze categorie. Hier geldt de zogenaamde gepastheidtest. ( = appropriateness test) minder ingrijpend dan de suitability test, een eerste verschil is dat men vooral wil nakijken of u weet welke de risico’s zijn die verbonden zijn aan het financiële instrument. Een tweede verschil is dat zelfs al ken ik dit instrument niet genoeg is de bank niet verplicht zich te onthouden, zolang de GLO de cliënt gewaarschuwd heeft. De enige verplichting die hier bestaat is de waarschuwingsverplichting. Wat zien we in de praktijk? De meeste GLO’s laten u toch een vragenlijst invullen waar u info moet geven over uw kennis en ervaring, financiële situatie en uw beleggingsdoelstellingen. Dit zelfs als ze geen vermogensbeheer of beleggingsadvies aanbieden. Op basis van die vragen delen ze de cliënten in verschillende risicocategorieën. (zeer defensief-‐ u wilt geen enkel risico lopen (zeer moeilijk, want men kan u ver niets meer verkopen)defensief-‐ dynamisch-‐ u wil wel wat risico’s nemen-‐ zeer dynamisch-‐ u heeft geen schrik van risico’s) De miskenning van zo’n profiel is een bron van privaatrechtelijke aansprakelijkheid en sancties. Informatieplicht = informeer uw cliënt Artikel 27 voorziet een bijzonder lange lijst van informatie die aan de cliënt moet gegeven worden.
Bedoeling? De cliënt moet de aard, de risico’s en de kosten die verbonden zijn aan een belegging begrijpen. Deze plicht heeft niet echt veel nut meer, want de lijst is zodanig lang dat de essentiële elementen verloren gaan. Totstandkoming van de overeenkomst (niet echt te kennen voor examen) Hetzij op geschrift of op een duurzame drager (behalve beleggingsadvies) Aansprakelijkheid -‐ Wanneer een gedragsregel wordt miskend dan kan dit leiden tot aansprakelijkheid als de belegger schade opgelopen heeft door deze miskenning. -‐ De informatie inwinning en verplichting kunnen leiden tot extra contractuele aansprakelijkheid als de miskenning ervan schade berokkend aan cliënt. -‐ Miskenning van de contractuele verplichtingen ( vb. Miskenning van een profiel) kan leiden tot een contractuele aansprakelijkheid. -‐ Het gaat hier wel over een inspanningsverbintenis: het is niet omdat de belegging niet goed opbrengt dat de GLO aansprakelijk is. Er zal worden nagegaan of de GLO zich als een redelijk zorgvuldig persoon gedragen heeft. (zorgvuldig persoon respecteert de gedragsregelen) Je moet dus ofwel een miskenning aantonen van de gedragsregelen of van de zorgvuldigheid. -‐ Vanaf je kan aantonen dat er een fout is gemaakt en dat je schade hebt geleden daardoor dan is de GLO aansprakelijk, zij kan zich hiervan niet exonereren. De bedingen die dit wel toelaten zijn verboden. (!) examen: vergelijken met gemeen recht (men mag zich exonereren voor alles behalve zijn kwade opzettelijke fout) en consumentenrecht (men kan zich ten aanzien van consument niet exonereren van zijn zware en opzettelijke fout à gaat verder dan gemeen recht) bij de GLO gaat men dus nog verder.
Hoofdstuk 7: Voorkennis Op examen enkel kennen wat in de notities staat Inleiding Ervoor te zorgen dat alle beleggers op gelijke manier worden behandeld, alle beleggers moeten allemaal dezelfde informatie krijgen. Vb. Op een vergadering wordt er bepaalde informatie vrijgegeven enkel aan de mensen aanwezig op deze vergadering. Men zou moeten zorgen dat de beleggers die deze info al weten geen voordeel krijgen. -‐ Vanaf het ogenblik dat er voorkennis is moet men deze openbaar maken. Er is daar 1 uitzondering op: als onderneming kan men beslissen om dit niet te doen om de onderneming te vrijwaren. -‐ Iemand die voorkennis heeft, mag men deze info niet gebruiken. Gebruik ik deze wel, dan kan ik zowel strafrechtelijk als administratiefrechtelijk bestraft worden. -‐ Deze regeling bestaat ook in andere landen van de EU. Wat is voorkennis Er moet aan 4 cumulatieve voorwaarden voldaan zijn: -‐ niet openbare informatie: is de info bekend op de markt? -‐ die nauwkeurig is: deze vereiste valt uiteen in 2 voorwaarden § gebeurtenis die juist is of naar redelijke verwachting juist zal zijn (plaatsvinden) Wanneer mag je ervan uitgaan dat een gebeurtenis naar redelijke verwachting gaat plaatsvinden? Een interessant arrest van HvJ: Geltl arrest: de beslissing die de CEO van Daimler Benz heeft genomen om zijn bestuursmandaat niet volledig uit te doen. In mei brengt hij de voorzitter van de raad van toezicht op de hoogte. Vervolgens wordt het nieuws doorgegeven aan meerdere personen en eind mei wordt dit goedgekeurd door de raad van toezicht. Op dit moment wordt er overgegaan tot een bekendmaking van dit nieuws. Op basis van dit preventieve luik heeft men kennis moeten geven, maar wat blijkt: het ontslag leidt tot een stijging van de beurskoers omdat men niet tevreden was van de prestaties van de CEO. Marcus Geltl heeft aandelen verkocht vlak voor de bekendmaking en hij zegt dat ze dit vroeger hadden moeten melden op basis van de regelen van voorkennis. Had u dit vroeger gezegd dan had ik geen verliezen geleden. De vraag was dus wat is nauwkeurige informatie? Wanneer je te maken hebt met een proces en je hebt tussenstappen dan hoeven deze tussenstappen niet zeker te zijn, niet wanneer de oorspronkelijke gebeurtenis reëel zal plaatsvinden. Zelfs al is het nog niet zeker dat de raad daar haar toestemming voor zal geven, spreken we hier toch al over een gebeurtenis die zal plaatsvinden in de toekomst. (rekening houden met de verschillende luiken: repressief en preventief) § het moet gaan over info die toelaat om daaruit conclusies te trekken m.b.t. de impact op de koers. -‐ die verband houdt met een financieel instrumenten: kan zowel vennootschapsintern of extern (faillissement van een concurrent) zijn. De informatie kan rechtstreeks of onrechtstreeks verband hebben. Onderscheid tussen repressieve en preventieve luik. Bij het eerste is het voldoende dat het
-‐
onrechtstreeks verband heeft met de emittent. Bij het preventieve luik moet het een rechtstreeks verband hebben. met een koersgevoelig karakter: het feit dat men overgaat tot het toepassen van de reasonable investor test: gaat dat over info die de belegger zijn beslissingen beïnvloeden. De informatie moet de koers kunnen beïnvloeden.
Verbod misbruik van voorkennis Administratief verbod Richt zich tot eenieder die informatie heeft waarvan hij weet of zou moeten weten dat het voorkennis is. Strafrechtelijk verbod -‐ Primaire insiders: mensen die de info van hierboven hebben -‐ Secundaire insiders: mensen die de info hebben van een primaire insider (met opzet aan hem gezegd of iemand die het toevallig te weten komt vb. Taxichauffeur) Verboden handelingen -‐ U mag op basis van deze informatie niet handelen (aan of verkopen) Spector arrest (HvJ): men gaat een causaal verband vermoeden tussen het bezitten van de voorkennis en het handelen. Wanneer iemand in bezit is van koersgevoelige informatie dan gaat men vermoeden dat men op basis daarvan heeft gehandeld, men moet dit dus niet bewijzen. -‐ U mag de informatie ook niet meedelen aan andere mensen. -‐ U mag andere mensen niet tippen: zeggen aan een andere onderneming dat het interessant kan zijn om nu aandelen te kopen of verkopen zonder te zeggen waarom. -‐ Wat niet verboden is: het afraden van transacties. Administratieve sanctie Administratief verbod kan leiden tot zo’n sanctie. FSMA is bevoegd zo’n sanctie op te leggen. Hoe gaat dit in zijn werk? Binnen de FSMA zijn er mensen op zoek naar inbreuken (kijken welke aandelen gekocht of verkocht worden, zien ze iets vreemds dan gaan ze meer info vragen) De auditeur zal een dossier opmaken en zal dit doorsturen naar het directiecomité (hij kan dan overgaan tot: seponeren, een minnelijke schikking of voorleggen aan de sanctiecommissie) Deze sanctiecommissie zal oordelen over het verbod. Het administratieve luik staat los van het strafrechtelijke luik. Men gaat daarbinnen wel rekening houden met de administratieve sanctie. Klassiek sanctioneringsmiddel : geldboete, maar men gaat kijken naar het vermogensvoordeel. Men gaat het bedrag van het vermogensvoordeel vermenigvuldigen met een bedrag. Maar vaak doet zo’n boete niet veel voor het imago van deze persoon, wat kan er wel een impact hebben: de nominatieve bekendmaking à uw carrière is bij wijze van spreken gedaan. Beroep zal zeker ingesteld worden als het gaat over een nominatieve bekendmaking (dan wordt de bekendmaking uitgesteld) Als het enkel een boete is dan ziet men bijna nooit beroep, want ze zijn tevreden dat ze enkel een boete moeten betalen.
Preventief luik Bekendmaking van voorkennis Vanaf je informatie hebt moet je die geven, maar je moet wachten tot de beurs gesloten is om het springen van de beurs te vermijden. De bekendmaking kan worden uitgesteld indien er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan -‐ belangen van onderneming -‐ markt wordt niet geschaad