I. Theoretische benaderingen van Europese Integratie. 1. Theorieën vanaf WO I tot kort na WO II. 1.1 Federalisme • idee van een superstaat • nationale staten garanderen geen veiligheid voor burgers • oplossing: oprichting van unie, soort Verenigde Staten van Europa, met een door het volk verkozen parlement • politiek probleem met politieke oplossing: één superstaat • kritiek: ο federalisme gaat voorbij aan neveneffecten zoals een kleiner wordende band tussen burger en politiek ο verschillende superstaten kunnen ook voor conflicten zorgen ο verdeling bevoegdheden tussen superstaat en lidstaten? 1.2 Functionalisme • David Mitrany (GB): oorlog enkel vermijden door transnationale instellingen met verschillende beheersvormen • pro afschaffen van de staat en een functionele samenwerking • functioneel: elk dossier apart behandelen en de beste oplossing zoeken (↔ federalisme met superstaat) • eerste stap: EGKS • vertrekt niet vanuit een politieke invalshoek • niet alles moet op Europees niveau worden geregeld 1.3 Pluralisme en transactionalisme • kernwoord: samenwerking tussen staten • samenwerking is geen integratie • internationale organisatie beslist niet boven de staten • pluralistische gemeenschap waarbij staten: ο eigen soevereiniteit behouden ο samenwerking beperkt houden tot enkele domeinen
1
2. Theorieën die de feitelijke Europese integratie vanaf de jaren ’50 trachten te verklaren Vaststelling: EGKS werkt, 2 nieuwe scholen proberen dit te verklaren. 2.1 Neo-functionalisten (Haas) • bouwde verder op werk van functionalisten en federalisten • Europese integratie begint in een economische sector (vb. kolen en staal) waar dat heel functioneel is: o economische sector is geen moeilijk af te dragen soeverein recht o is een eerste stap waardoor andere factoren zullen volgen (spill over) • stap voor stap werken aan een economische integratie waardoor steeds meer Europese regels zullen nodig zijn en men geleidelijk dankzij spill over tot 1 politieke gemeenschap kan komen • vb. geluidsnorm voor grasmachines door EU beslist o vrij verkeer van goederen (geen tol meer) o manier om grenzen te sluiten: eigen nationale wetgeving België min. 20 decibel, max. 25 decibel overal verschillende regels o normering op Europees niveau om goed functioneren van vrij verkeer van goederen te garanderen • realiteit: zaken gaan niet zo automatisch o gebrek aan Europees asielbeleid o zou al lang gevolgd moeten zijn uit vrij verkeer van personen • in jaren ’70 zelfs spill back door Eurosclerose en De Gaulle: er is steeds nood aan politieke wil • Europese Commissie past het best bij het neo-functionalisme 2.2 Intergouvernementalisme • geen spill over maar overeenkomsten tussen lidstaten, zonder automatische dynamiek • deze overeenkomsten kunnen ook teruggeschroefd worden • EU is volgens hen zoals een intergouvernementele organisatie • landen wegen af of verdere stap in eigen belang is, anders gebeurt er niets • slechts vooruitgang bij consensus bij ALLE lidstaten (vrijwillige samenwerking tussen verschillende regeringen) • intergouvernementalisme kan niet alles verklaren o vb. toetreding Turkije o lijkt toch te gebeuren ondanks feit dat het niet in ieders belang is o = pad-afhankelijkheid • ministerraad past het best bij intergouvernementalisme (samenkomst tussen verschillende regeringen)
2
II. Europa na WO II. Enkele ontwikkelingen die de Europese integratie inleiden maar hun oorspronkelijke doelstellingen misten. Van integratie is pas sprake bij Schuman en Monet.
1. O.E.E.S. (1948): voorwaarde voor Marshall-hulp. OEES (Organisatie voor Europese Economische Samenwerking) noemt vandaag OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) en kent wortels in het Marshall-plan. 1.1 Situatie in Europa na WO II • Europa in puin, in 2 gedeeld, slechte economische situatie en gereduceerde veestapel • nood aan heropbouw: o nood aan machines en materiaal, die de VS had o hiervoor nood aan dollars o hiervoor nood aan industrie, maar deze moest heropgebouwd worden • VS ging het economisch goed, toch dreigde werkloosheid en had men nood aan nieuwe afzetmarkten o overweging tot isolationistische politiek o maar door twijfels en opkomst van de SU en de KP’s in de Westerse Europese landen beslist men in te stemmen met het Marshall-plan 1.2 Marshall-plan • economische peiler van de Truman-doctrine (ideologisch o VS zou dollars aan de EU geven waarmee de staten in Europa materieel konden kopen in de VS o zo kreeg economie in VS een nieuwe afzetmarkt • ideologisch: Truman-doctrine (maart 1947): gebaseerd op gebeurtenissen in Griekenland en Turkije o deze dreigden in handen van de SU te vallen o VS voelt zich dus moreel verplicht om in te grijpen tegen de SU • hulp aan Europa mooi verpakt: het geld is “niet gericht tegen een of andere staat of tegen een of andere doctrine, maar gericht tegen honger, armoede, wanhoop en chaos” o uiteraard was het niet de bedoeling dat de SU geld zou krijgen van de VS o voorwaarde voor VS hulp: Europese integratie o doel VS: • SU doen afhaken • eventueel aantal landen uit Communistische klauwen te halen • een Europese markt creëren • Duitsland opnieuw integreren in Europa
3
•
op het laatste punt stonden Frankrijk en VS lijnrecht tegenover elkaar: o Frankrijk wou Duitsland permanent verzwakken o de VS wou geen zwak Duitsland o → compromis: OEES
1.3 OEES (1948) • GB en Frankrijk gingen samenzitten (Conferentie van Parijs) als reactie op Amerikaans voorstel • uitwerken basisprogramma (verdeelsleutels en doelstellingen) o samenwerking als sleutelwoord o landen hadden net hun onafhankelijk bekomen en waren niet van plan deze weer af te staan door integratie • impact Marshall-plan: o eerste Europese organisatie o economische heropleving in Europa en VS o Duitse herintegratie • niet geslaagd in het lospeuteren van bepaalde Oost-Europese landen uit de SU
2. Raad van Europa (1949) •
•
•
ook andere ideeën: sprake van een Europese Beweging o Churchill pleitte voor een Verenigde Staten van Europa o Congres van Den Haag: 750 politici die praatten over de “eenmaking van het continent”, maar verschillende visies over invulling ervan gevolg: oprichting van de Raad van Europa te Londen o hoofdzetel in Straatsburg o zou eenmaking concreet moeten invullen o onenigheid over de invulling van de Raad van Europa: neo-functionalisten (VS van Europa) intergouvernementalisten (losse samenwerking, geen integratie) o laatsten wonnen het pleit Raad van Europa werd een comité van ministers uit 10 landen o nu telt het 46 landen o houdt zich vooral bezig met mensenrechten o slechts beperkte macht
3. Pact van Brussel (Westerse Unie) (1948) • •
samenwerking tussen GB, Frankrijk en de Benelux omtrent cultuur, sociaal beleid, economisch en militair vlak opgericht: o uit vrees voor Duitsland en de SU o wederzijds bijstandsverdrag bij aanval
4
• •
later omgedoopt tot WEU (West-Europese Unie) na opname van Duitsland erin (onder druk van VS) in 1955 door oprichting van de NAVO stierf dit verdrag een stille dood
5
III. E.G.K.S.: soevereiniteitsoverdracht. 1. Toespraak Robert Schuman (9 mei 1950) • •
•
•
•
geboorteakte van de Europese integratie Schuman (toen minister van Buitenlandse Zaken van Frankrijk) baseerde zich op het idee van stap-voor-stap-integratie van Monet: een ideaal ivm absolute vrede in een verenigd Europa o idee was niet goed genoeg: er moesten concrete belangen ingezet worden o begraven van eeuwige strijd tussen Frankrijk en Duitsland: enkel een volledige integratie zou slagen beslissing om te gaan samenwerken ivm kolen en staal o sinds 1870 gaan conflicten in Europa over de gebieden met kolen en staal o door 2 belangrijkste componenten voor oorlogsvoering onder gemeenschappelijk toezicht te plaatsen probeerde men daar iets aan te doen gevolgen toespraak Schuman: Europese samenwerking bij de Korea-oorlog o men besefte dat er nood was een Europese frontvorming tijdens de climax van de KO o werken aan douane-unie om zo de OEES sterker te maken o Frankrijk kreeg ook gegarandeerde toegang tot de Duitse kolen besef groeide dat louter intergouvernementale aanpak niet zou werken o → nood aan een onafhankelijk, sterk, bindend orgaan o oprichting soort Hoge Autoriteit: aanduiding leden door verschillende regeringen eens aangeduid zouden ze volledig onafhankelijk kunnen werken bevoegdheden: normering en mogelijkheid om in te grijpen in de nationale producties
2. Ondertekening E.G.K.S.-verdrag (1951) •
• •
GB deed lastig over de intentie van het verdrag: EGKS zou zeer specifiek zijn, met duidelijk omschreven opdrachten (traité-loi) o GB had het daar moeilijk mee o ze prefereerden een traité-cadre (soort kaderverdrag) o omwille van dit én het feit dat het idee van de Hoge Autoriteit werd opgenomen in het verdrag kozen ze ervoor niet mee te doen 6 landen die het ondertekenden: Frankrijk, Duitsland, Italië en de Benelux enkele problemen: o Raad van Ministers was opgenomen in het verdrag (gemeenschappelijke vergadering van parlementsleden die controle uitoefenden) → terwijl Monet hiertegen was (hij wou de Hoge Autoriteit als kern) o oprichting Hof van Justitie
6
IV. Mislukking Europese Defensie Gemeenschap (EDG) en Europese Politieke Gemeenschap (EPG) 1. Het Plan-Pléven (1950) en de EDG. •
•
• •
Europa: bipolaire situatie van de KO o VS wilde een sterker Duitsland om de Oostgrens te beschermen o dit zou een herbewapening van Duitsland inhouden o Frankrijk zag dit niet zitten tegenvoorstel Frankrijk door premier Pléven in het Assemblée o uitbouw van een supranationale Europese defensiegemeenschap (cfr. EGKS) o met een Europees leger o en een Uitvoerend Commissariaat (cfr. Hoge Autoriteit) 1952 akkoord onder de 6 van de EGKS GB deed niet mee omdat deze EDG veel verder ging dan een troepenmacht
2. Europese Politieke Gemeenschap (EPG) • • •
nood aan politieke controle over de EDG er moet beslist worden waar en hoe men zou ingrijpen EPG zou minder supranationaal zijn: er bleef meer macht bij de lidstaten
3. Mislukte ratificatie (1954) • • • •
verdragen moeten nog geratificeerd worden door de verschillende regeringen snelle goedkeuring in Duitsland, België en Luxemburg iets stroever in Nederland door goede band met GB (die niet meedeed) en in Italië door interne spanningen Frankrijk weigerde ratificatie o ondanks feit dat plan Pléven daar ontstond o leek niet meer in hun belang o oorzaken: gewijzigde politieke situatie: Schuman was uit politiek waardood de conservatieve nationalistisch gezinde Gaulisten aan macht wonnen door dood van Stalin en einde van de Korea-oorlog bekoelden de OostWest-tegenstellingen en werden defensie en bewapening minder belangrijk problemen in kolonie Indo-China (Vietnam) wou zijn leger niet opgeven Fransen werkten aan een atoomprogramma
7
•
consequenties weigeren ratificatie: o Duitsland werd herbewapend en de West-Duitse Bondsrepubliek werd opgericht o werd ook lid van de WEU en van de NAVO o Duitsland had dus een eigen leger dat werd herbewapend (wel verbod op maken atoombom)
8
V. Verdragen van Rome. 1. Conferentie van Messina (1955) 1.1 Benelux-memorandum • voorstel tot integratie van de Europese markt die dieper zou gaan dan de Benelux en de OEES en breder dan Kolen en Staal • voorstel van Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Beyen om een Europese Economische Gemeenschap (EEG) op te richten • hield diepgaande integratie van enkele Europese economieën in • voorgesteld op conferentie van de ministers van Buitenlandse zaken in Messina: niet weigerachtig, maar te vroeg om beslissing te nemen • oprichting Intergouvernementeel Comité: o gedurende 2 jaar verdrag opstellen o voorzitter: Spaak o pas na deze IGC zou men op hoger niveau beslissen • IGC: bijeenkomst van ministers en afgevaardigden dat telkens plaatsvindt voor het verdrag zelf 1.2 Monnet-voorstel (EURATOM) • voorstel ter oprichting van een Europese Gemeenschap voor Atoomenergie • idee ontstaan door de nieuwe mogelijkheden van kernenergie maar de hoge investeringskost ervan • → samenwerking leek beste oplossing • poging om 2 projecten (EEG en EURATOM) aan elkaar te linken o Benelux en Duitsland waren voorstander van de EEG (groeiende economie van Duitsland had nood aan nieuwe afzetmarkten en export was dus een zeer belangrijke factor) o Frankrijk had schrik om overspoelde te worden door Duitse producten o Frankrijk was wel te vinden voor EURATOM, maar wou het kernenergie verder exploreren dan zou het de EEG moeten aanvaarden o Frankrijk gaf toe in ruil voor enkele voordelige landbouwmaatregelen (package deal)
2. EEG- en EURATOM-verdragen. • • •
ondertekening verdragen op 25 maart 1957 EEG: douane-unie, landbouwbeleid, convergentie van het economisch beleid, … onderhandelingen niet makkelijk: o verregaande Europese integratie was 1 ding o maar niet iedereen wou dit op supranationaal niveau regelen
9
o sommige beslissingen zouden ingaan tegen de nationale belangen en dus de soevereiniteit van de staten schaden o bij 1 interne markt zouden geen tolmuren bestaan, geen contingenteringen (kwalitatieve normen) en geen subsidies (dumping) meer mogelijk zijn o → zou kunnen leiden tot concurrentievervalsing o → nood aan sterke Europese instellingen om hierover te waken regels uitwerken deze kunnen afdwingen
3. Instituties. 3.1 Commissie • opvolger van de Hoge Autoriteit bij de EGKS • supranationale instelling die volledig onafhankelijk werkt en initiatiefrecht heeft • kan voorstellen doen in functie van het Europees belang 3.2 Ministerraad • intergouvernementale instelling die beslissingen neemt • samenkomst van ministers van het thema waarover men tot een beslissing wil komen • aanvankelijk stemming door unanimiteit, halverwege 80ies vervangen door gekwalificeerde meerderheid 3.3 Gemeenschappelijke vergadering • soort parlement • niet rechtstreeks verkozen tot 1979 • beperkt zich aanvankelijk tot controle: geen wetgevende functie • steeds meer macht: vandaag de dag heeft het ook beslissingsrecht 3.4 Economisch en Sociaal Comité (ESC) • adviesorgaan • bestaande uit verschillende sociale partners 3.5 Hof van Justitie • gerechtelijke controle
4. Conclusie. • • • • •
minder radicaal dan EGKS in tegenstelling tot EGKS supranationaal wel veel ruimer: 1 markt, economisch beleid, douane-unie, landbouw … EEG bestond uit “de zes” EEG op 1 januari 1958 in werking: er werd meteen naar gehandeld en in geïnvesteerd
10
VI. Tegenreactie. 1. Europese vrijhandelszone (EVA) • • •
7 landen van de OEES (GB, Oostenrijk, Noorwegen, Portugal, Denemarken, Zweden en Zwitserland) overeenkomst tot losse samenwerking EVA heeft nooit goed gewerkt
2. Toetredingsverzoeken. • • • •
verschillende landen merkten dat de EEG werkte en wouden lid worden van deze organisatie Turkije vroeg eerder al om toetreding in 1961: ook Denemarken, Ierland en GB, in 1962 ook Noorwegen toetredingsaanvragen bleken permanent gegeven, maar werden gedurende 10 jaar geblokeerd door De Gaulle
11
VII. Malaise in de jaren ’60. 1. Malaise en oorzaken. • • • • • •
integratie viel stil: stop-go-ritme na verdragen rond EEG en EURATOM ambitieuze plannen van de EEG krijgen beetje technische invulling, maar de meest ambitieuze plannen worden in koelkast gezet EURATOM gaat niet vlot: o Fransen werkten atoombom af waardoor er weinig ambitie is o goedkopere concurrent olie komt op voorgrond geen overgang van unanimiteitsstemming in ministerraad naar stemming bij gekwalificeerde meerderheid verschillende toetredingsaanvragen worden niet beantwoord of geweigerd oorzaken: o sterke positie van De Gaulle in Frankrijk nationalist en verdediger van de Franse Grandeur voelde niets voor een sterk Europa en overwoog zelfs om eruit te stappen beseft toch dat Frankrijk niet slecht uit onderhandelingen in Rome is gekomen o algemene inertie gaat overal economisch goed babyboomgeneratie begint te consumeren golden sixties hadden geen Europa nodig
2. Initiatieven. • •
enkele vernieuwende initiatieven kregen steeds negatieve connotatie en waren weinig supranationaal belangrijk figuur: De Gaulle aan de macht gekomen van de 5e Republiek toen Frankrijk grote problemen had met Algerije Frankrijk kende burgeroorlog: men wou Algerije (dat aanzien werd als een departement en niet als kolonie) niet zomaar de onafhankelijkheid gunnen men riep hulp in van De Gaulle om orde te herstellen o was anti-Atlantist o zag sterk Europa, met intergouvernementele basis en onder Frans leiderschap, als alternatief o fel gekant tegen supranationale instellingen: was al voldoende dat VS en GB baas speelden
12
•
•
•
o begreep keuze van dekolonisatie als reactie op problemen in kolonies niet De Gaulle botste met VS en GB in de NAVO: o niet opgezet met het feit dat een deel van zijn vloot onder NAVO-gezag stond o dat er NAVO-raketten op Frans grondgebied stonden o dat zijn geplande atoomproeven werden gedwarsboomd door gesprekken tussen VS en SU (Frankrijk kon dus niet bijbenen) → De Gaulle zocht toenadering tot Duitsland o 1958 gesprek met Adenauer o dit gaat lijnrecht in tegen de harde nationalistische Gaullistische houding tov Duitsland kort na WOII o De Gaulle trekt kaart van bilaterale gesprekken als machtsbasis 1960: geheim gesprek met Adenauer: hoe men Europa op het intergouvernementele spoor kon zetten o De Gaulle beseft moeilijk haalbare situatie: Benelux is tegen o koos voor conflict ipv compromis o toespraak op 5 september 1960 tegen het Atlantisme tegen supranationale integratie voor het “Europe des patris” (Europa van de vaderlanden): intergouvernementele samenwerking ipv integratie o grote terughoudendheid bij andere lidstaten
3. Top in Bonn (Bad Godesberg) en het plan-Fouchet (1961) • •
•
18 juli 1961: top in het kader van de EEG in Bonn context: Berlijnse crisis (1949-1961): massale Oost-West-vlucht en een blokkade door de USSR wat leidde tot spanningen o 13 augustus 1961: start bouw Berlijnse muur o hierdoor voelt men de nood aan van een Europa dat met 1 stem spreekt o door het falen van de EDG – EPG miste de EGKS – EEG – EURATOM de nodige structuren o waren economische instrumenten → politiek buitenlands beleid niet mogelijk o → wil om het probleem Europees aan te pakken was er, de instrumenten ontbraken De Gaulle: voorstel om een politik Europa op poten te stellen o opdracht aan Fouchet om dit uit te werken o dubbel gevoel van Europa: enerzijds ervoor te vinden anderzijds besefte men dat dit een typisch Gaullistisch, dus sterk intergouvernementeel, plan zou zijn o ook Nederland sprak met dubbele tong: enerzijds wou het niets weten van een intergouvernementeel plan anderzijds wou men enkel meedoen als GB meedeed, maar GB zou enkel meedoen als het een intergouvernementeel plan was
13
•
•
Fouchet-plan: intergouvernementeel o samen politieke standpunten innemen o centraal orgaan de ministerraad (geen enkele rol voor de commissie) o ideeën voor een regeringstop en afbouw van de macht van de commissie, ook op economisch vlak o stelde voor om alle Europese ambtenaren te vervangen door nationaal geattacheerde ambtenaren o → andere landen waren niet opgezet met dit provocerend plan definitieve afvoering plan op 17 april 1962
4. Verzet. 4.1 Elysée-verdrag (1963) • De Gaulle ging door afkeuring van plan-Fouchet verder op het bilaterale elan • op 22 januari 1963 sloten Frankrijk en Duitsland het Elysée-verdrag: o Frans-Duits vriendschapsverdrag o lag aan basis voor as Parijs-Bonn (later Parijs-Berlijn) o omvatte 3 delen: samenwerking wat betreft het buitenlands beleid en samenkomst van Franse en Duitse staatsleiders op regelmatige basis (telkens voor de Europese top) samenwerking op vlak van defensie samenwerking omtrent jeugd en onderwijs o vriendschapsverdrag is motor geweest voor verdere Europese integratie 4.2 Toetredingsaanvragen van GB • toetredingsaanvragen van GB, Noorwegen en Denemarken werden geblokkeerd door Frankrijk • De Gaulle zag GB als “paard van Troje”: o zou miserie en Amerikaanse inmenging binnenbrengen o GB was een Atlantisch gericht land, geen landbouwnatie → lijnrecht tegenover Frankrijk o → De Gaulle vreesde een anti-landbouwbeleid • 1963 De Gaulle stelt veto tegen GB • GB wou er dolgraag bij omdat hun economie zich naar Europa begon te rechten en vroeg in 1967 opnieuw toetreding aan o nieuwe weigering De Gaulle o toetreding zou onmogelijk zijn tot verdwijning De Gaulle van politieke toneel 4.3 Lege-stoel-politiek (1965) • enkele processen lukten wel: o technische invulling van de verdragen o afschaffen van de tolmuren o bouw van douane-unie o landbouwbeleid 14
•
•
crisismoment: 30 juni 1965 op vergadering van ministers van Buitenlandse zaken o bespreken commissievoorstel over financiering van het landbouwbeleid, vraag van parlement voor meer bevoegdheden en controlemogelijkheden en gekwalificeerde meerderheid ipv unanimiteit inzake beslissingen over landbouw in ministerraad o 5 van de 6 leden zagen dit voorstel zitten, Frankrijk niet o men wou vergadering niet stop zetten voor Frankrijk toegaf o ochtend 1 juli 1965 verlaat minister de vergadering: Frankrijk zou gedurende 6 maanden niet meer terugkeren naar ministerraad lege-stoel-politiek blokkeerde alle besluitvorming en verlamde Europa (want alles moest nog via unanimiteit beslist worden)
5. Compromis van Luxemburg (1966) • •
januari 1966: overeenkomst om te stemmen bij gekwalificeerde meerderheid o bij vitale nationale belangen zou men nog steeds vetorecht kunnen gebruiken o de facto betekende dis dus nog steeds stemmen met unanimiteit 8 april 1965: verdrag inzake fusie van de uitvoerende organen van de Europese Gemeenschappen (EGKS, EEG, EURATOM) ondertekend in Brussel
15
VIII. December 1969: Den Haag. 1. Einde van De Gaulle (1969) • •
opgevolgd door Pompidou ook in Duitsland een machtswissel: Adenauer opgevolgd door Brandt (Ostpolitik) o normalisering van de verhoudingen met het Oosten o tegen de zin van de VS o Brandt wou geen slaafje zijn van de NAVO, maar zag BRD wel als Westerse staat o → voorstander van West-Europese integratie
2. Triptiek van Den Haag (december 1969) 2.1 Inleiding • gerezen vragen: o wat met verdere uitwerking van verdragen van Rome? o wat na De Gaulle? o wat gaat Frankrijk doen? o wat met de toetredingsaanvragen? o wat met een monetaire unie? • Pompidou besliste mee te doen: schuift in Den Haag 3 zaken naar voor waarrond men zou werken o voltooiing van de verdragen van Rome o verdieping van de EG o uitbreiding ervan 2.2 Voltooiing • voltooiing van de financiering van de EG o uitvoering van vb. landbouwbeleid kostte geld o tot dan werkte EG met bijdrage van de verschillende leden elk lid betaalt x miljoen Euro per jaar aan een internationale organisatie, afhankelijk van het BBP lidstaat heeft chantagemiddel: als ze niet overschrijft komt de organisatie in de problemen o men wou financiering zodat Europa haar eigen middelen zou hebben o deze zou bestaan uit: landbouwheffingen douaneheffingen 1% van de BTW-ontvangsten
16
•
o rond jaren ’80: problemen met de inkomsten voor de EG: douane- en landbouwheffingen brachten minder op er kwamen armere lidstaten bij → geld nodig o men kwam overeen dat Europa recht had op: 1,4 % van de BTW-ontvangsten aanvullende bijdrage, gebaseerd op BBP uitbreiding van de bevoegdheden van het parlement
2.3 Verdieping • doel: zorgen voor meer macht voor Europa • politieke samenwerking: o principieel akkoord over EPU o in jaren ’70 zorgde het rapport D’Avignon de basis voor Europese politieke samenwerking • principieel besluit over de muntunie (EMU): 1 Europese munt o verder dan een economie-unie o opdracht aan minister van financiën van Luxemburg (Werner) om onderzoek te doen naar de timing en realisatie van deze EMU (werkgroep-Werner) o doel: vormen van een slang waartussen men kon fluctueren en deze steeds smaller maken tot men kon overgaan naar 1 munt o grote fout: geen vaste data aangegeven waarin men naar volgende fase ging overgaan → proces liep vast o door dit falen sprongen er munten uit de slang in de jaren ‘70 2.4 Uitbreiding • Pompidou: voorstander van uitbreiding EG • men wil praten over deze uitbreiding, maar besefte dat dit moeilijk zou worden (vooral met GB) • 30 juni: start gesprekken met GB • problemen: o Britse financiering: GB was geen landbouwland en wou infaseren o GB voerde zeer goedkoop landbouwproducten in uit zijn kolonies → invoerheffingen zouden de prijzen verhogen en de consument niet gelukkig maken • mei 1971: Heat (Brits premier) en Pompidou gaan samen zitten in positieve sfeer o onderhandelingen reeds in juni 1971 afgerond o omdat zowel Frankrijk als GB zich soepel opstelden • ratificatie in Brits parlement: o conservatieven stemden voor: ze waren overtuigd door Heat o Labour stemde zeer verdeeld o aandacht ging vooral naar Noord-Ierland (spanningen) o → Labour zou later op financiering terugkomen
17
3. Maanden na Den Haag • • •
effectief tot overeenkomst over financiering EG, over landbouwbeleid en over toetredingsonderhandelingen op 1 januari 1973 traden GB, Denemarken en Ierland toe er was weer engagement maar de economische, monetaire, financiële, olie- en ecologische crisis in Europa en rest van de wereld van de jaren ’70 deed proces stilvallen
18
IX. Eurosclerose. 1. Oorzaken. 1.1 Neo-nationalistische draaikolk • elk land lost eigen problemen op, en niet op Europees niveau • iedereen zocht eigen nationale remedie door de verlieslatende sectoren te subsidiëren o zo zorgen dat producten in de buurlanden konden verkocht worden o maar in buurlanden gaf men ook subsidies o → iedereen probeerde zijn eigen industrie kunstmatig in leven te houden • verschillende landen weigerden ook alle Europees gezag • spill-back in plaats van spill-over • invloed van commissie en het Europees Parlement nam af (zelfs EGKS werkte niet meer) 1.2 Landbouw • kort na WO II: terkort aan landbouwproducten • jaren ’60: nieuwe technieken op de markt → automatisering landbouwproces • → zorgden voor overproductie • overschot aan producten werd door Europa aangekocht, maar dit is geen oplossing voor het probleem 1.3 Oliecrisis • 1973 oliecrisis • aanvankelijk 1 Europees antwoord op de boycot door Arabische landen (één blok) o erkende de problemen van de Palestijnen om Arabische landen gerust te stellen o VS was hiermee niet opgezet o veel onenigheid in Europa: GB en Nederland waren eerder pro-Israël (VS maakte hier gebruik van en zette de 9 van Europa tegen elkaar op) Frankrijk • maande enerzijds een Europese aanpak aan • anderzijds voerden ze zelf bilaterale gesprekken om hun eigen industrie te bevorderen • → symboliseert het free rider gedrag • Europa zit in 1973 en ’74 op een nulpunt: GB bleek grote dwarsligger te zijn • eind 1974 positieve noot: Top van Parijs
19
2. Top van Parijs (1974) Enkele belangrijke beslissingen en enkele principeakkoorden. Voorzitter was Giscard d’Estaing (nieuwe president Frankrijk) 2.1 Opdracht voor het rapport-Tindemans • onderzoeken hoe men de Europese integratie terug op de sporen kon krijgen • hij moest ook een idee van een Europese Unie van naderbij bekijken en welke mogelijkheden er zijn • rapport-Tindemans is verslag van zijn missie 2.2 Europese Raad • Giscard d’Estaing vond dat er een Europese Raad moest komen o zou raad zijn van staatshoofden en regeringsleiders o moest invulling worden van het EPS o raad zou buiten verdragen staan en grote lijnen van het Europees beleid moeten uittekenen • 1961 reeds samenkomst van regeringsleiders (Bonn) en nadien gelijkaardige samenkomsten • bedoeling d’Estaing om deze te institutionaliseren en op geregelde basis te doen samenkomen onder de naam Europese Raad • Benelux was er niet voor: is heruitgave Fouchet-plan (eerder intergouvernementeel) o verstoorde het evenwicht bij instellingen o gaat ten koste van de macht van de commissie o grote landen zouden meer macht krijgen • Europese Raad komt er door overeenkomt tussen Helmut Schmidt (kanselier Duitsland) en d’Estaing en deze zou vanaf 1975 regelmatig samenkomen • tegenvoorstel: rechtstreekse verkiezing van het Europees Parlement en het niet raken aan de bevoegdheden van de commissie • Europese Raad: o 3 maal per jaar samen o moest positieve impulsen geven aan de Europese besluitvorming o brengt verslag uit bij Parlement o belangrijke rol voor ministers van Buitenlandse zaken o men formuleert conclusies van voorzitterschap 2.3 Regionaal beleid • komst Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) als instrument om ongelijkheid tussen de verschillende regio’s op te vangen o officiële reden: nood aan actief beleid • omdat het marktmechanisme (vrije markt) niet zorgde voor cohesie tussen regio’s • ondernemingen zouden naar de achtergestelde gebieden trekken omdat lonen lager liggen en ze toch naar heel Europa kunnen uitvoeren
20
•
•
•
maar omdat armere regio’s ook veel slechtere infrastructuur hadden was het voor ondernemingen ook niet interessant om naar daar te verhuizen o achterliggende reden: toetreding GB • Britten hadden geen landbouwsubsidies (GB was geen landbouwnatie) • hierdoor werd GB een nettobetaler (het betaalde meer aan Europa dan het ontving) • dankzij EFRO kond GB meer geld krijgen (achtergestelde gebieden als Liverpool) EFRO werkte via principe van herverdeling van bijdragen van lidstaten via quotum o opdat geld ook effectief naar bedoelde gebieden zou gaan eiste commissie een deel van het geld, dat ze kon wijden aan projecten o systeem van quota kwam er niet helemaal door o eerder systeem van vorken: je kon meer geld krijgen dan volgens een quotum zou zijn toegewezen als je concrete plannen kon voorleggen vandaag: sommige regio’s 4 tot 5 keer armer dan andere, maar convergentie tussen verschillende lidstaten
3. Lichtpunten. 3.1 Europese Politieke Samenwerking (EPS) • Europa slaagde er nooit in om met 1 stem te spreken • verschillende initiatieven draaiden op niets uit • verandering door rapport D’Avignon (1970): o idee van uitwisseling van info en geregeld overleg tussen ministers van Buitenlandse zaken van verschillende lidstaten o overleg zou plaatsvinden in Politieke Comité • eerste succes van comité: Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE) in Helsinki van 1973 tot ‘75 o te situeren in détente tussen Oost en West o ging over troepenvermindering o aanwezig: alle Europese landen, SU, VS, Canada o tijdens het overleg met de 2 grootmachten spraken de 9 als 1 blok en namen alle EG-landen systematisch hetzelfde standpunt in o slotakte in Helsinki: o.a. erkenning van de naoorlogse grenzen en er werd gesproken over mensenrechten en enkele veiligheidsthema’s 3.2 Overeenkomst van Lomé (1975) • mooi voorbeeld van spill-over en past binnen ontwikkelingssamenwerking • akkoorden van Yaoundé (1963-64 en 1969) zorgden voor een bevoorrechte toegang van 18 Afrikaanse landen tot de Europese markt o voorheen waren het enkel ex-kolonisatoren die met de ex-kolonies een handelsrelatie hadden o door het wegvallen van tolmuren was dit niet meer mogelijk
21
•
•
•
1975 uitbreiding akkoord in Lomé met 46 ACP-landen (Afrika, Caraïben, Pacific) omdat GB toetreedt tot de overeenkomst o een van de pijlers: Stabexsysteem o garandeert minimumprijs voor hun producten kritiek op akkoord: o opdeling tussen de Derde Wereldlanden (verdeel en heers: sommigen kregen geen toegang) o Derde Wereldlanden blijven nog steeds in hun rol als grondstofleverancier 2000 vernieuwing overeenkomst voor 4e keer: Verdrag van Cotonou (omvatte bijna 80 landen)
3.3 Rechtstreekse verkiezing Europees Parlement (1979) • door overeenkomst uit 1974 in Parijs • 5-jaarlijkse rechtstreeks verkiezing vanaf 1979 • lage opkomst
4. Tindemans-rapport (1976) • •
• •
Tindemans kreeg in 1974 de opdracht om de mogelijkheid van een Europese Unie te onderzoeken en hoe men de Europese integratie kon hervatten 1976 afronding rapport o bracht idee naar voor dar als men de verdragen van Parijs en Rome wou volbrengen, men de stap vooruit moet zetten o voorstellen: meer bevoegdheden voor EG stap naar Europese Unie deze stap kon worden vervolledigd door een buitenlands- en veiligheidsbeleid (taboe sinds mislukking EDG in 1954) door versterking van instellingen: meer macht voor Europees Parlement en initiatiefrecht door omvorming Europese Raad tot regering van de Europese Unie door zo snel mogelijk de stap te zetten naar één economisch en monetair beleid rapport verdween roemloos economisch en monetair beleid kwam wel nog ter sprake op top van Bremen en Brussel
5. Top van Bremen en Top van Brussel (1978) •
akkoord tot oprichting van een Europees Monetair Stelsel (EMS) om te komen tot een gemeenschappelijk wisselkoersbeleid o om de muntpariteit te herstellen (want door crisis van jaren ’70 waren enkele munten zwaar gedevalueerd)
22
• • •
o oprichting van muntslang die een maximale schommeling van 2,5% tussen de munten onderling voorziet centrale plaats Europese Rekeneenheid (ECU) o voorloper Euro o geen munt op zich, maar eerder indicatie aanvankelijk zonder GB, pas bij start van het EMS (Europees Monetair Stelsel) in 1999 werd de ECU vervangen door de Euro
6. Toetreding Griekenland (1980) • •
•
argumenten voor toetreding: steun aan prille democratie 1977: ook Spanje (dood Franco) en Portugal (Anjerrevolutie) toetredingsaanvraag o beiden pas lid in 1986 o minder vlot omdat het grote gebieden waren en arme landbouwlanden → brachten hoge kost met zich mee → zou zorgen voor nog grotere welvaartskloof
7. Thatcher • • • • •
•
in 1979 nieuwe premier GB klaagt aan dat GB een nettobetaler is o zorgt voor 20% van het Europees budget o krijgt maar 10% terug oorzaken: o het importeerde veel van buiten EG en betaalde douaneheffingen o kreeg weinig landbouwsubsidies Thatcher eiste “juste retour” voorstel Frankrijk en Duitsland: GB meer geven als het meer handel dreef met Europese landen o weigering door Thatcher o “I want my Money back” bedingt uiteindelijk een Britse korting in 1984 in Fontainebleau
8. Genscher-Colomboplan (1981) • • •
Duitsland en Italië pleiten door stijgende spanningen tussen Oost en West voor een onafhankelijke Europese stem naast de NAVO en de VS beiden ijverden ook voor een gemeenschappelijk buitenlands beleid en een coördinatie van het veiligheidsbeleid Europese Raad was weigerachtig en vond geen meerderheid
23
• •
Europese Raad van Stuttgart (juni 1983): aanvaarding afgezwakte vorm (Plechtige Verklaring van Stuttgart) concretisering van deze verklaring mislukte
9. Conclusie. • • •
nog steeds geen gemeenschappelijke markt nog geen duidelijke productnormen (weg naar protectionisme nog steeds niet gedicht → vrij verkeer van goederen was mythe) besef nood aan sterkere instellingen, maar daarvoor is nieuw verdrag nodig
24
X. Initiatieven om integratie weer vooruit te helpen: naar de Europese Akte. 1. Voorstel Spinelli. •
• •
Europees Parlementslid Altiero Spinelli probeert vanuit het Parlement de Europese verdragen te wijzigen o lid van de Crocodile Club: club van Europarlementsleden die het integratieproces proberen versnellen o eisen telkens meer macht voor het Europees Parlement o stonden dus voor ene Europese Unie met sterke instellingen afkooksel plan wordt als resolutie aangenomen door het Europees Parlement eerste stap naar verdragswijziging, duidelijk signaal van het parlement
2. Top van Fontainebleau (1984) • •
•
•
3 belangrijke beslissingen Britse korting: o GB is een nettobetaler o Thatcher veegt het Frans-Duitse voorstel van tafel en blijft nog 5 jaar zagen o Europa geeft toe o om het inkomstenverlies op te vangen heeft Europa recht op 1,4% van de BTW-ontvangsten ipv 1% nadenken over verdragswijziging: beslissing om 2 commissies op te richten o commissie Dooge: nadenken over hoe men het Europese project terug op de sporen kan krijgen o commissie Adonyo: Europa van de burger onderzoeken: hoe kunnen we meer burgers betrekken bij het Europees proces vanaf januari 1985 nieuwe commissievoorzitter: Jacques Delors, kwam op de proppen met een plan
3. Witboek Delors (1985) • • • •
als je als commissie iets wil ondernemen, maar er is nog geen duidelijke concretisering voor de plannen (geen idee van impact, …) dan brengt met een Groenboek naar voor: het bevat de grote lijnen van het plan Witboek is een zeer concreet plan met timing Groenboek kan Witboek worden en daarna worden omgezet in wetten Delors: plan voor een Europese interne markt tegen 1992 o Witboek werd Project ’92 genoemd
25
•
•
o Delors stelde dat op papier er grenzen verdwenen, maar door productienormen waren er nog teveel beperkingen o → nood aan harmonisering: verdoken barrières doen verdwijnen vb. barrière: verschillende geluidsnorm grasmaaiers Delors: o nood aan milieubeleid: verschillende milieunormen kunnen zorgen voor oneerlijke concurrentie oplossing: invoeren van minimumnormen o nood aan afspraken op sociaal vlak: bron van oneerlijke concurrentie iets doen aan onveilige productieprocessen minimumnormen op vlak van veiligheid o pro stemmen met gekwalificeerde meerderheid ipv unanimiteit o parlement en commissie moesten meer macht krijgen pragmatisch project, waar iedereen voor te vinden was (betekende economische groei) o wel meningsverschillen over tussenstappen en over de bevoegdheden die de Europese Unie zou krijgen o eens dat er een verdragswijziging moest komen
4. Comité Dooge. • • •
opdracht: onderzoeken hoe men het Europees project terug op de sporen kon krijgen en het het best kon stimuleren comité slaagde er niet in om een duidelijke lijn naar voor te schuiven geen consensus over de vereiste hervormingen
5. Top van Milaan (1985) en een IGC. • •
•
doel Top van Milaan: wijzigen van het verdrag Europese Raad slaagde er niet in om een standpunt te bereiken door onenigheid binnen de commissie Dooge o ondanks Spinelli o ondanks Delors hierop beslist men om een intergouvernementele conferentie op te richten (IGC) die moest vergaderen over de voorstellen o enkele maanden debatteren o op zoek gaan naar consensus o akkoord met een interne markt o maar wat met stemmen bij gekwalificeerde meerderheid? sociaal en milieubeleid? Europese Politieke Samenwerking (EPS)? EPS had door de stijgende Oost-West-spanningen in de jaren ’80 veel minder succes
26
•
verschillende thema’s zouden leiden tot een package deal: Europese Akte (naam verdragswijziging)
6. Goedkeuring van de Europese Akte (1985) • •
•
op 2 en 3 december 1985 in Luxemburg inhoud Europese Akte: o er zou één interne markt komen tegen einde 1992 o stemmen door middel van gekwalificeerde meerderheid o uitbreiding Europese bevoegdheden (sociaal, milieu, technologie) o uitbreiding bevoegdheden commissie o Parlement sterker komt er soort samenwerkingsprocedure waarbij het Parlement vetorecht krijgt en kan amenderen Parlement mag vanaf nu stemmen voor toetreding nieuwe lidstaten o EPS werd opgenomen geen ambitieuze plannen, maar er kwam een verdragsrechterlijke organisatie ivm het samenkomen van de ministers van Buitenlandse zaken Europees Parlement zou vragen mogen stellen aan het EPS o formalisering gebruikte maatregelen rond het EFRO (regionaal beleid), de Europese Raad en het EMS (later monetaire unie) gemengde gevoelens bij voorstanders van een sterk Europa: o tevreden over stemmen bij gekwalificeerde meerderheid o ontgoocheling dat er nog geen medebeslissingsrecht was voor het Parlement
7. Ratificatie van de Europese Akte. •
•
Ierland en Denemarken: twijfels o Ierland had veel te danken aan Europa (dankzij regionaal beleid) maar het was gesteld op zijn neutraliteit en had zorgen over de politieke samenwerking (EPS) o Denemarken vonden bepaalde groepen dat de Akte te ver ging maar ook hier meerderheid voor verdrag Akte trad op 1 juli 1987 in werking
27
XI. Toetreding Spanje en Portugal (1986) • •
• • • •
na overlijden Franco en Anjerrevolutie in Portugal: democratieën in beide landen beiden doen aanvraag tot toetreding in 1977 o Europa wou wel 2 jonge democratieën steunen en er waren genoeg historische en geopolitieke argumenten o maar ook praktische problemen: Spanje is groot land 2 arme landbouwlanden → grotere kost → grotere welvaartskloof man sprak lange overgangsperiode af Griekenland speelde geen mooie rol: het was tegen de toetreding van beide landen omdat het de Europese hulp niet wou delen uiteindelijk ging het overstag voor enkele beloofde mediterrane programma’s 1986: toetreding Spanje en Portugal (EG telde nu 12 landen)
28
XII. Na de Europese Akte: initiatieven van Commissie Delors. 1. Het pakket-Delors (1988) • •
•
• •
Witboek van commissievoorzitter Delors was opgenomen in de Europese Akte → er kon werk gemaakt worden van één interne markt tegen eind 1992 Delors stelde dat er nog een probleem was: budget o landbouwuitgaven verdubbelden elke 6 jaar o welvaartskloof steeg door toetreding van armere landen o → 3 voorstellen Delors: landbouwuitgaven zouden niet meer ongecontroleerd mogen groeien • groei van de uitgaven mogen de groei van het BNP niet overschrijden • men werkte met quota zodat slechts een bepaalde hoeveelheid zou kunnen gesubsidieerd worden regionale steun zou omhoog moeten • welvaartskloof is immers toegenomen • de verschillen zijn een bedreiging voor de interne markt • zouden voor sociale onrusten en minder koopkracht kunnen zorgen introductie nieuwe inkomstenbron • om onder andere de regionale steun en de landbouwuitgaven te dragen • bepaald percentage van het BBP van lidstaten zou naar Europa gaan • dit zou de percentage van BTW-inkomsten, landbouwheffingen en douaneheffingen aanvullen • voorstel meerjarenbudget om jaarlijkse ruzie rond budget te vermijden plan werd na lange discussie aanvaard: package deal o arme lidstaten waren tevreden over regionale steun o Frankrijk was tevreden over afspraken ivm landbouw o Noordelijke landen waren tevreden over de interne markt drieluik Delors: Witboek, Akte en nieuwe afspraken 1988: eerste goedkeuring meerjarenbudget (1988-1992, pakket-Delors 1)
2. Voorstel Delors: Monetaire integratie en sociale gemeenschap. Delors stelde dat zijn drieluik (vrijhandelszone) geen eindpunt kon zijn. Nog 2 dingen moeten gedaan worden: een sociaal beleid en één munt als je echt een interne markt wil.
29
2.1 Sociaal beleid • EG had al enkele sociale maatregelen, maar Delors vond dat deze verder moesten gaan omdat sociale ongelijkheid zorgt voor oneerlijke concurrentie (door verschillende sociale maatregelen) • voorbeeld: minimumloon o eind jaren ’80 bestond dit niet in GB en Ierland o zo konden prijzen gedrukt worden en betekende dit amper sociale bescherming o hierover had Delors een zwaar conflict met Thatcher o dit is nooit meer goedgekomen o Europa stond voor keuze: “Europa als vrijhandelszone” (Thatcher) of “Europa als politieke macht” (Delors) • ivm sociaal beleid heeft Delors zich moeten beperken tot de elementen die hij kreeg in de Europese Akte 2.2 Eén munt • men kon onderlinge concurrentie voeren door de munt • voorbeeld: o stel: 1 Franse Frank is 6 Belgische Frank waard en 1 liter melk kost in België 8 BEF en in Frankrijk 1 FF o → supermarkten zouden hun melk in Frankrijk gaan kopen o maar België ging zijn munt devalueren (bijdrukken) zodat de BEF minder waard is o hierdoor is 1 FF 10 BEF waard o plots is de Franse melk 2 BEF duurder dan de Belgische melk o → zo creëerden landen een handelsbarrière door te spelen met hun munt • dit soort misbruik kon volgens Delors enkel opgelost worden door de instelling van één munt (deze was reeds in 1969 afgesproken in Den Haag (werkgroep Werner) dmv muntslang, maar deze bleek te zwak te zijn
3. Comité-Delors (1988-89) • • • •
Delors mocht volgens besluit van de Europese Raad in juni 1988 te Hannover nadenken over het idee van een monetaire unie in het comité-Delors hier ging hij samenzitten met gouverneurs van de 12 nationale centrale banken doel: verslag schrijven tegen de Top van Barcelona in juni 1989 rapport: o mogelijk om naar één muntunie te gaan o maar zal niet vanzelf gaan o er is nood aan nieuwe instellingen, onder andere een Europese Centrale Bank (ECB) o deze instellingen kunnen er pas komen als men het verdrag opnieuw zou aanpassen (verdragsrechterlijke basis nodig) o er is ook nood aan een duidelijk plan want het is een samenwerking (enkel een verdrag kan zoiets hard maken) 30
• •
aanpassen verdrag is niet evident: was namelijk net gebeurd en daar had men 30 jaar op gewacht er was nood aan een nieuwe IGC: dit leek moeilijk maar een bijzondere gebeurtenis deed alles in stroomversnelling komen
4. Val van de Berlijnse Muur (1989) •
• • •
einde van een tijdperk, einde van de KO o Oost en West zouden dichter bij elkaar komen o aanleiding tot dubbel gevoel: enerzijds was het Oosten welkom anderzijds was er organisatie nodig om de massale vluchtelingenstroom op te vangen o positief: er was een nieuwe afzetmarkt vraag hoe Europa een rol kon spelen in de wereldpolitiek nu de tweestrijd tussen de VS en de SU aan zijn bleek te komen? historische kans! → er heerste een positieve sfeer: alles was mogelijk Kohl (kanselier Duitsland) zocht een plaats in de geschiedenisboeken en stelde de eenmaking van Duitsland voor o reactie: verbazing en euforie o op zeer korte termijn kreeg men de eenmaking voltooid door voluntarisme o deze was echter slecht voorbereid: er was sociale spanning (rijke Westen tegen arme Oosten) slechte infrastructuur DDR Stasi (geheime politie) was diep doorgedrongen in de sociale weefsels o eenmaking was ook niet evident: ze had steun nodig van de internationale gemeenschap bereikt met het 2 + 4 verdrag 2: twee Duitslanden 4: vier voormalige bezettingsmachten (VS, SU, GB en Frankrijk) o Frankrijk: wantrouwig tegenover eenmakingsidee omdat het het evenwicht zou kunnen verstoren kunnen overhalen Frankrijk wou de waarborg dat Duitsland niet opnieuw zijn eigen weg zou gaan • Duitsland moest zijn Mark laten vallen: het moest namelijk één Europese munt worden • eiste één gemeenschappelijk buitenlandse beleid dat verder zou gaan dan de EPS • samenwerking op vlak van justitie (om vluchtelingenstroom Europees te regelen) → Kohl en Mitterand brachten zo de motor van de Europese integratie opnieuw op gang aanzet tot Verdrag van Maastricht
31
5. Top van Dublin (1990) •
• •
men besliste om 2 IGC’s samen te roepen o ene zou handelen over een Europese Monetaire Unie (EMU) o andere zou handelen over een Europese Politieke Unie (EPU) nadenken over buitenlands (veiligheids)beleid en justitie nadenken over verdragswijziging aanloop Verdrag van Maastricht verschillende beleidsvragen naar voor
32
XIII. Verdrag van Maastricht. 1. De twee IGC’s over EMU en EPU (1991) 1.1 Luxemburgs voorzitterschap: tempelstructuur • Luxemburg stelt dat de Europese Unie kan worden voorgesteld als een tempel met 3 pijlers: o elke peiler heeft eigen besluitvormingssysteem o pijlers: economisch Gemeenschappelijk Buitenlandse en Veiligheidsbeleid (GBVB) Samenwerking inzake Justitie en Binnenlandse Zaken (SJBZ) • economische pijler werkt dmv een communautaire (= de gemeenschap betreffende) commissie en het Europees Parlement • GBVB en SJBZ werken intergouvernementeel met mogelijkheid tot stemmen bij gekwalificeerde meerderheid • Europese Raad als een gids en leider van de Europese Unie • → consensus tussen federalisten en intergouvernementalisten 1.2 Nederlands voorzitterschap: boomstructuur • stam van de Europese Unie is de federale basis waarop alles rust • Nederlands voorstel is minder verregaand dan het Luxemburgs o houdt zelfs geen rekening met defensie of gemeenschappelijk buitenlandse beleid o verworpen door bijna alle lidstaten (black Monday)
2. Controversiële thema’s in Maastricht (1991) • • • •
•
9 en 10 december: overleg over het nieuw verdrag dat de IGC’s opstelden enkele controversiële onderwerpen op tafel eerste vraag: moet de Europese Unie een federale regering hebben? o werd opgenomen in het verdrag o maar onaanvaardbaar voor GB: gebruikt dan ook zijn veto tegen dit voorstel tweede vraag: moest het GBVB zijn besluitvorming volgens unanimiteit of gekwalificeerde meerderheid werken? o regel: stemming bij unanimiteit o maar men kon unaniem afspreken om daarvan af te wijken derde vraag: moet er ook een Europese defensiegemeenschap komen? o is voorlopig nog niet aan de orde, maar in de toekomst mogelijk o voorlopig kon men terugvallen op de WEU
33
•
•
11 van de 12 lidstaten willen een Sociaal Europa, GB ziet dit niet zitten o oplossing: toevoeging protocol aan het verdrag van de 11 inzake de mogelijkheid tot een sociaal beleid o GB krijgt mogelijkheid te kiezen om met concrete punten inzake sociaal beleid mee te doen (opt-out) oprichting fonds ten behoeve van de armste landen om de cohesie te bevorderen en de welvaartskloof te verkleinen (wel geen overeenkomst over de grootte van dit fonds)
3. Verdrag: 7 titels en 3 pijlers. 3.1 Inleiding • naar het tempelmodel van Luxemburg • eerste en laatste titel bevatten algemene- en slotbepalingen o omschreven welke impulsen de Europese Raad (overkoepelende organisatie) moest geven o hoe het zit met het subsidiariteitsstelsel 2 tegengestelde doelstellingen • het stelt enerzijds de EG in staat actief op te treden als een probleem met eigen maatregelen van de lidstaten niet nar voldoening kan worden opgelost • anderzijds handhaaft het de bevoegdheid van de lidstaten op gebieden die met communautaire maatregelen niet beter kan worden geregeld door de invoering hiervan zou de besluitvorming in de EG dichter bij de burger moeten plaatsvinden in essentie garandeert het de onafhankelijkheid aan de ondergeschikte autoriteit tov de hogere instantie 3.2 De eerste pijler (aanpassing EEG-EGKS-EURATOM) • sterke federale leest waarop de Unie was geschoeid • er kwamen enkele nieuwe terreinen (zoals consumentenbeleid) en de uitbreiding van een aantal bestaande terreinen (milieubeleid) • komst nieuwe instelling: het Comité der Regio’s o zou verschillende regio’s uit lidstaten forum geven o op die manier werd niet alles overgelaten aan de nationale overheid o nooit goed gewerkt • komst procedure van medebeslissing (co-decisieprocedure) in de plaats van samenwerkingsprocedure (Europese Akte) o Europees Parlement kreeg amenderingsrecht o het kon de facto zijn veto stellen o → zo werd het een behoorlijk democratische instelling, op grote onvloed van informele belangengroepen na • akkoord over de Europese Monetaire Unie (EMU) o overgang komen naar een eenheidsmunt, de Euro, die de ECU zou vervangen
34
o ECB zou het monetair beleid bepalen o GB kreeg hier ook mogelijkheid tot opt-out o overige lidstaten moeten meedoen aan Euro als ze voldoen aan bepaalde criteria: staatsschuld moet minder dan 60% van het BBP vertegenwoordigen begrotingstekort moet minder dan 3% van het BBP zijn geringe inflatie stabiele wisselkoersen rentetarieven moeten dicht bij het EU-gemiddelde liggen (max. 2% afwijken) o deze criteria worden later uitgebreid tot het Pact voor Stabiliteit en Groei (Amsterdam 1997) omdat onder invloed van de sociaal-democratische regeringen ook rekening wordt gehouden met de groei en werkgelegenheid, met het begrotingsevenwicht er kunnen ook maatregelen worden genomen tegen landen met een begrotingstekort van meer dan 3% 3.3 Tweede pijler (GBVB) • Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid werd opgenomen in het verdrag • zeer intergouvernementele organisatie • zowel initiatief voor commissie als voor lidstaten • als een belangrijk nationaal beland in het geding is kunnen lidstaten verhinderen dat tot besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid wordt overgegaan (veto) o met gekwalificeerde meerderheid kan dan gekozen worden de zaak aan de Europese Raad voor te leggen o in de Europese Raad is hiervoor dan unanimiteit nodig • coördinatie tweede pijler in handen van de Hoge Vertegenwoordiger voor het GBVB • GBVB komt hoofdzakelijk tot uiting in het geven van verklaringen over vb. mensenrechtensituaties en verkiezingsprocessen 3.4 Derde pijler (SJBZ) • samenwerking rond asiel- en migratiebeleid, bestrijden internationale fraude, terrorisme, drugshandel en politionele en justitionele samenwerking • werkt zoals het GBVB, alleen is er hier ook een beperkte rol voor het Europees Parlement en het Hof van Justitie • asiel- en migratiebeleid zijn sinds 1997 (Amsterdam) echter overgeheveld naar de eerste pijler
4. Besluit. • •
vooral eerste pijler is breder geworden in het Verdrag van Maastricht: o kreeg supranationaler karakter, ondermeer door communautaire methode o behalve bijnetelige kwesties: teruggrijpen naar unanimiteit kon geen eindpunt zijn: afspraak om verdrag na 5 jaar te evalueren en men plande een IGC voor 1996 35
XIV. Na Maastricht. 1. Ratificatie. • • •
•
niet zo vlot in GB, dat veel vrijstellingen kreeg, moeite in Denemarken, Ierland en Frankrijk: referendum o Ierland: vlot door cohesiefonds o Denemarken: zwaar fout in juni 1992 stemde meerderheid tegen het Verdrag probleem: iedereen moest ratificeren, anders kwam het Verdrag er niet door crisisberaad in Edinburgh: enkele opt-outs voor Denemarken mbt de munt en een eventueel Europees leger 1 november 1993 inwerkingtreding Verdrag van Maastricht
2. Crisis in het EMS (1992) •
•
•
speculaties tegen de Pond en de Lire zorgden voor een monetaire crisis o in Europa werkte nog steeds systeem van de muntslang (bandbreedte van 2,25%) o door speculatie zakken de Pond en de Lire o hierdoor valt muntslang uiteen o beslissing om bandbreedte uit te breiden tot 15% door crisis: 2 visies over noodzaak en haalbaarheid van één munt o ene economische stroming stelde dat één munt nu meer dan nodig was en zelfs heel dringend o andere strekking stelde dat door de verschillen tussen de munten één munt te artificieel zal zijn toch overeenkomst tot één munt
3. Nieuwe leden. • • • • • •
nieuwe toetredingsgolf tussen 1989 en 1991 aanvragen van Zweden, Oostenrijk, Finland, Zwitserland en Noorwegen men zou kunnen toetreden vanaf 1 januari 1995 Denen wezen toetreding af in referendum, ook Zwitserland hield boot af 3 anderen tekenden hun akkoord tot officiële toetreding op de Top van Korfoe (1994) vanaf 1995 telt EU 15 lidstaten: 3 nieuwe leden: Zweden, Oostenrijk en Finland
36
XV. Naar Amsterdam. 1. Een nieuwe IGC. •
•
•
•
einde Verdrag van Maastricht werd eerste stap al gezet naar volgende verdragswijziging o al nieuwe IGC gepland in 1996 o hierop richtte men in 1994 een reflectiegroep op onder leiding van Carlos Westendorp (Spaans staatssecretaris voor Europese Zaken) o nieuwe commissievoorzitter Jacques Santer (volgde Delors op) maart 1996: IGC van start onder Iers voorzitterschap, 2e helft onder Nederlands voorzitterschap o voorzichtiger o positieve sfeer van de val van de Muur was weg o Duitse neen en de politieke problemen en Frankrijk deden ook geen goed o → ander klimaat, ondermeer door een veranderde situatie bij de 3 grote lidstaten GB: einde macht conservatieven Frankrijk: nieuwe regering onder leiding van socialist Jospin Duitsland: christen-democraat Kohl bezig aan laatste periode: hij was niet meer de grote voortrekker en kende binnenlandse problemen (grote kost eenmaking woog op beleid) o → geen draagvlak voor ingrijpende veranderingen waardoor Amsterdam veel gematigder was dan Maastricht toch aandacht voor enkele problemen o sinds toetredingscriteria van 1993 (Kopenhagen) besefte men dat men dichtbij een uitbreiding naar Oost-Europa stond zou ingrijpende financiële en institutionele aanpassingen vergen meer dan ooit nood zijn aan stemming bij gekwalificeerde meerderheid bij de eerste pijler van Maastricht ook iets moeten doen aan de grootte van de commissie • verkleining ervan aanpassing aan de manier van stemmen in de Raad: bij gekwalificeerde meerderheid had elk land een bepaald gewicht, grote landen wouden groter gewicht o tijdens Balkanconflicten kwam de onmacht van het buitenlands beleid van de EU naar voor: toonde aan dat de intergouvernementele 2e en 3e pijler van het Verdrag van Maastricht een doortastend beleid onmogelijk maakten deze punten (QMV, GBVB, grootte van de commissie, stemgewicht in de raad) moesten aangepakt worden
37
2. Verdrag van Amsterdam (1997) Op 16 en 17 juni 1997 kwam de Europese Raad samen in Amsterdam en bereikt daar een overeenstemming over een ontwerpverdrag. Volgende punten worden opgenomen: 2.1 Asiel- en migratiebeleid • oorspronkelijk opgenomen in 3e pijler • omdat er nood was aan Europese afspraken werd het overgeheveld naar de 1e pijler • zou met overgangsmaatregelen gebeuren o aanvankelijk zouden bepaalde beslissingen nog met unanimiteit gestemd worden en zou er enkel een adviserende taak weggelegd worden voor het Europees Parlement o op termijn zou dit veranderen • overheveling was aanvankelijk dus symbolisch • vandaag nog steeds geen noemenswaardig asiel- en migratiebeleid op Europees niveau 2.2 Hoge vertegenwoordiger voor het GBVB • geen echte maatregelen inzake het buitenlands beleid, het kreeg wel een gezicht • er kwam een Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid 2.3 Tewerkstelling • door hoge werkloosheid en de sociaal-democratische regeringen (Blair, Jospin, …) besliste men dat er een Europees tewerkstelingsbeleid moest komen • geen echte instrumenten hiervoor op Europees niveau • men kwam tot een intentieverklaring: methode van de “open coördinatie methode” (OCM) of soft law 2.4 Uitbreiding QMV • beperkte uitbreiding van de stemming bij gekwalificeerde meerderheid • kwam vanuit het groeiend besef dat men met unanimiteit veel van de kwesties die op tafel lagen niet kon oplossen 2.5 Versterkte samenwerking • kleine groep van landen zou kunnen kiezen voor versterkte samenwerking • deze groep moest aan 2 voorwaarden voldoen: o ze moest de helft van de ministers van de lidstaten omvatten o men moest met unanimiteit (alle lidstaten) goedkeuring krijgen • werd nooit gebruikt en past binnen het idee van “Europa van de 2 snelheden” • Verhofstadt’s idee van “Verenigde Staten van Europa” past hierin
38
3. Tekortkomingen van Amsterdam. • •
•
doel van het Verdrag van Amsterdam was het aanpakken van de left-overs van Maastricht er komen enkele maatregelen maar er werd niets gedaan aan het hoogstnoodzakelijke o geen akkoord over de samenstelling van de commissie (die dus te grot dreigde te worden) o geen akkoord over de herweging van de stemmen in de Raad o geen akkoord over de substantiële uitbreiding van de QMV hierover zouden wel snel knopen moeten worden doorgehakt
4. Ratificatie en inwerkingtreding (1999) • •
ondertekend op 2 oktober 1997 in werking op 1 mei 1999 na relatief vlotte ratificatieprocedure
39
XVI. Naar Nice. 1. Europese Toppen: grote ambities. Greep uit goede voornemens van lidstaten: • Luxemburg (november 1997) beslist men om iets te doen aan de werkgelegenheid • mei 1998 beslist men dat 11 lidstaten (Benelux, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Oostenrijk, Portugal en Finland) voldoen aan de criteria voor een eenheidsmunt • maart 1999 overeenkomst over meerjarenbudget voor periode 2000-2006 (Agenda2000) • Top in Lissabon beslist men dat Europa de meest dynamische en competitieve kenniseconomie ter wereld moet zijn tegen 2010 zonder daarbij het sociaal model en milieu uit het oog te verliezen o voorschuiven Lissabon-doelstellingen o plan vond iedereen fantastisch en iedereen haalde eruit wat zij het meest interessant vonden o Lissabon werd referentiekader o doelstellingen zouden via wetgeving (hard law) en de open coördinatie methode (soft law) worden aangepakt o OCM wordt populair, vb. Europa stelt dat tegen 2007 X% van de ouderen een job moet hebben lidstaten moeten zelf hun strategie bepalen om dit te bereiken evenwel geen sanctie voorzien voor wie er niet in slaagt enige druk: systeem van benchmarking: men stelt een rangschikking op die de score weergeeft van een lidstaat op een bepaald beleidsvlak • men hoopt dat door name-blame-shame de lidstaten die onderaan de lijst bengelen iets gaan doen • probleem vandaag: iedereen bengelt onderaan o Lissabon-doelstellingen bleken even onhaalbaar als fantastisch
2. IGC (2000) • • • •
zeer dicht bij uitbreiding naar het Oosten nog steeds niets gedaan aan left-overs van Amsterdam (institutionele zaken als QMV, stemgewicht in de Raad en grootte van de commissie) IGC van start in februari 2000 en eindigt in december van datzelfde jaar onder Frans voorzitterschap men besliste om het verdrag niet te overladen en dus te beperken tot de 3 left-overs o na kritiek van o.a. België werd ook punt van versterkte samenwerking nog opgenomen
40
3. Europese Raad van Nice (2000) • •
• • • • •
elk land was bezig met zijn eigen belangen en ging marchanderen op de overeenkomsten 1e punt: stemmengewicht in de Raad o besloot om grote landen 29 stemmen te geven o kleine landen 12 stemmen o Duitsland was niet tevreden, ook Nederland had zijn bedenkingen o Wim Kok drong aan op 13 stemmen, Verhofstadt lag dwars: hij ging pas overstag voor de belofte dat alle Europese Raden in België zouden worden gehouden en dat het ook relatief veel Europarlementsleden kreeg o → geen logica in het aantal leden dat elk land zou mogen afvaardigen in Europees Parlement e 2 punt: grootte van de commissie o grote landen zouden hun 2e commissaris opgeven 3e punt: uitbreiding QMV o er kwamen enkele domeinen bij o toch blijven enkele gevoelige thema’s nog steeds gestemd met unanimiteit 4e punt: versterkte samenwerking o versoepeling criteria voor versterkte samenwerking o je moet nu minstens met 8 zijn en er is geen unanimiteit nodig algemeen: gevoel dat onderhandelen via marchanderen niet kon → afspraak dat er een fundamenteel debat moest starten in de 2e helft van 2001 (Belgisch voorzitterschap)
4. Ratificatie en inwerkingtreding (2003) •
•
vlotte ratificatie, behalve in Ierland: o wees verdrag af in referendum o Europa was hier niet mee gediend o men gaf Ierland de garantie van neutraliteit en voerde de druk op het land op 1 februari 2003 trad het Verdrag van Nice in werking
41
XVII. Na Nice. • • • •
eerste helft 2001: toevoeging duurzaamheidsdimensie aan Lissabon-doelstellingen na 9/11 werd duidelijk dat GBVB niet werkt 1 januari 2002 komt de Euro in omloop in 12 lidstaten 1 mei 2004 uitbreiding EU met 10 nieuwe lidstaten
1. Verdrag van Laken en de Grondwet. • •
•
•
tweede helft 2001: start debat over de toekomst van Europa Europese Raad van Laken: starttekst geschreven voor het debat: Verklaring van Laken o opeenstapeling van vragen in verschillende denkrichtingen o eerst debat voeren in de Conventie over de Toekomst van Europa onder voorzitterschap van Giscrad d’Estaing o conventie liep van 2000 en 2003 en er namen verschillende maatschappelijke groepen aan deel o tekst van Conventie was een consensus: niet gemakkelijk om een compromis tussen verschillende groepen te vinden formeel gezien moest men nu een IGC samenroepen om een ontwerp-verdrag te maken, maar er was al een tekst van de Conventie die niet kon genegeerd worden o IGC veranderde niet veel aan de tekst o enige discussie over het stemgewicht in de Raad: Spanje en Polen kregen 27 stemmen, een onlogisch geschenkje tekst werd goedgekeurd op de Top van Brussel (juni 2004) en het verdrag kreeg de naam grondwet (deze moest een nieuwe start voor de EU betekenen)
42
XVIII. Rampjaar. 1. Commissie Barroso. • • •
commissie-Barroso werd afgeschoten op 29 oktober 2004 door het Europees Parlement struikelden over invulling van enkele commissarisposten en in het bijzonder over de persoon van Rocco Buttiglione en zijn uitspraken over homoseksualiteit en vrouwen commissie-Barroso moest normaal vanaf 1 november overnemen van de commissieProdi
2. Mislukte ratificatie Grondwet en reflectieperiode. • •
•
•
inlassen reflectieperiode na nee stemmen in Nederland en Frankrijk op 29 mei 2005 tijdens deze periode proberen achterhalen waar het is foutgelopen o tijdens debatten Europees Parlement voorstellen die Europa terug op sporen moeten krijgen en mensen er terug moeten in doen geloven o plan Verhofstadt: verdergaan met kleine groep (12 Eurolanden) die meer initiatieven zouden nemen geen nieuw plan Schengenverdrag is ook een samenwerking (mogelijkheid tot vrij reizen) tussen beperkte groep van EU-landen plan Verhofstadt hield in: • landen van de Eurozone zouden werken aan een Europese sociaal-econompische regering en strategie • aan een nieuwe Europese technologische golf • aan een Europese ruimte voor justitie en veiligheid • aan Europese diplomatie • en aan een Europees leger risico dergelijk plan is dat je een Europa à la carte krijgt: iedereen zou misschien kunnen gaan beslissen waar het aan meedoet niet veel steun voor dit plan afwijzing grondwet kwam als een schok door de speciale voorbereidingen die men nam o gedurende 3 jaar (2000-2003) kwam men samen in een Conventie o elke burger kon zegje doen o men dacht democratisch bezig te zijn probleem: doorsnee burger houdt zich hiermee niet bezig
43