Eindbod van UWV voor nieuwe cao; 17-2-2012
Eindbod van UWV voor nieuwe cao I. Op grond van de gevoerde onderhandelingen over de cao-voorstellen van zowel werkgever als vakbonden, komt UWV tot het volgende resultaat: 1. Looptijd UWV stelt een looptijd voor van 30 maanden. De cao wordt aangegaan voor de periode van 1 augustus 2011 tot en met 31 januari 2014. 2. Loonontwikkeling UWV biedt met de voorgestelde looptijd een structurele loonsverhoging van in totaal 2,6%. Te weten: • 1% per 1 augustus 2012 • 1% per 1 augustus 2013 • 0,6% per 1 januari 2014. Daarnaast biedt UWV tijdens de looptijd van deze cao twee maal een incidentele uitkering van in totaal 1,25% van het bruto jaarsalaris (inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering), uit te keren aan de medewerkers die op de uitkeringsdatum in dienst zijn. De uitkering wordt berekend op basis van het in de maand van toekenning geldende maandsalaris. De uitkering vormt geen grondslag voor pensioen. Te weten: • 0,75% per 1 april 2012 • 0,5% per 1 april 2013. 3. Pensioen Jaarlijkse vaststelling opbouwpercentage pensioen. Om in de cao de kosten van de pensioenopbouw in balans te brengen met de maximum premie en het pensioenfonds UWV in de gelegenheid te stellen de korting over de pensioenopbouw in 2012 ongedaan te maken, stelt UWV het volgende voor. Met ingang van 1 januari 2013 stelt het bestuur van het pensioenfonds jaarlijks het opbouwpercentage vast, met inachtneming van de maximale premie van 20% van de loonsom. Het bestuur van het pensioenfonds stelt het opbouwpercentage vast afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Het opbouw percentage bedraagt 2,1% indien de financiële positie van het fonds toereikend is. Is de financiële positie ontoereikend dan stelt het bestuur een lager opbouwpercentage vast en legt dit in de vorm van een bindend advies tijdig voor aan cao partijen.1 Cao-partijen leggen dit opbouwpercentage vervolgens bij cao vast.2 De financiële positie van het fonds is ontoereikend dan wel toereikend als de dekkingsgraad van het fonds respectievelijk lager of hoger is dan het minimale vereiste eigen vermogen dat van toepassing is op grond van richtlijnen van De Nederlandsche Bank. Deze afspraak is tijdelijk en geldt totdat UWV en vakbonden een nieuw pensioencontract zijn overeengekomen. Cao-partijen zullen het bestuur van het pensioenfonds verzoeken deze
1
Naar analogie geldt het vaststellen van een lager opbouw percentage ook voor de oude pensioenregeling, voor de opbouw van het overgangsrecht pensioen en voor het extra pensioen voor voormalige CWI medewerkers. 2 Indien de financiële positie van het fonds in 2013 vergelijkbaar is met die in 2012 dan bedraagt het opbouwpercentage volgens prognose 1,7%.
1
Eindbod van UWV voor nieuwe cao; 17-2-2012
afspraken uit te voeren. Om deze reden gelden deze afspraken onder voorbehoud van wet- en regelgeving, waar het bestuur van het pensioenfonds aan gebonden is. Individueel extra pensioensparen UWV stelt voor het pensioenfonds te verzoeken de medewerkers binnen de daarvoor geldende fiscale regels de mogelijkheid te bieden extra pensioen te sparen of te verzekeren om de gevolgen van een lager opbouwpercentage te compenseren. Studie naar een nieuw pensioencontract UWV stelt voor, met inachtneming van de resultaten van de in de vorige cao afgesproken gezamenlijke studie naar een toekomstbestendig en betaalbaar pensioen, ernaar te streven uiterlijk 1 januari 2013 een nieuw pensioencontract te zijn overeengekomen. Voor zover de uitwerking van het landelijke pensioenakkoord en de veranderingen in wet- en regelgeving dit mogelijk maken, stelt UWV voor ernaar te streven dit nieuwe pensioencontract per 1 januari 2014 in te voeren. UWV stelt voor daarbij te betrekken de mogelijkheid dat een medewerker bij 65 jaar doorwerkt en de wijze waarop dat in de cao kan worden geregeld. Pensioenpremie. De stijging van de pensioenpremie met 0,9% naar 20% in 2011, zal UWV gedurende de looptijd van deze cao tijdelijk volledig voor zijn rekening nemen. Derhalve ook het werknemersaandeel van 0,3%, dat normaal gesproken door de medewerker moet worden betaald. Voor de pensioenpremie tot 19,1% gelden de in de cao vastgelegde afspraken. Ontwikkeling medewerkerbijdrage pensioen De medewerkerbijdrage pensioen blijft gedurende de looptijd van de cao 8,91% van de pensioengrondslag. De medewerkerbijdrage voor de zittende medewerkers in dienst sinds 31 januari 2006 bedraagt per 1 augustus 2011 5,88%. Onder verwijzing naar de voorgestelde structurele loonontwikkeling bedraagt deze per 1 augustus 2012 6,58%, per 1 augustus 2013 7,28% en per 1 januari 2014 7,70%. 4. AOW leeftijd Met ingang van 1 april 2012 verschuift de ingangsdatum van de AOW van de eerste dag van de maand naar de dag zelf waarop de medewerker 65 jaar wordt. UWV stelt voor: • het einde van de arbeidsovereenkomst bij pensioen vast te stellen op de dag waarop de medewerker de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt; • de ingangsdatum van de pensioenuitkering en het einde van de pensioenopbouw onveranderd te stellen op de eerste dag van de maand waarin de medewerker 65 jaar wordt. Bij doorwerken tot 65 jaar ontvangt de medewerker in de laatste maand tot de verjaardag naast zijn pensioenuitkering ook salaris. Over dit salaris vindt geen pensioenopbouw plaats en hoeft ook geen premie betaald te worden. Voor medewerkers die een prepensioen/VUT-uitkering ontvangen op basis van de oude pensioenregeling eindigt deze uitkering op de eerste dag van de maand dat zij 65 jaar worden. Omdat de AOW later ingaat, zal UWV namens de cao-partijen het VUT fonds, dat volledig door UWV wordt gefinancierd, verzoeken aan de betreffende medewerker een eenmalige compensatie uit te keren gelijk aan het ontbrekende deel van de AOW-uitkering in die maand. 2
Eindbod van UWV voor nieuwe cao; 17-2-2012
5. Duurzame inzetbaarheid Bevordering van duurzame inzetbaarheid van medewerkers blijft een prominent aandachtspunt binnen UWV. Dit vraagt enerzijds om inspanningen van medewerker en werkgever gericht op de persoonlijke ontwikkeling en de functionele mobiliteit. Anderzijds om inspanningen gericht op vitaliteit, het bereiken en behouden van evenwicht tussen belasting en belastbaarheid van de individuele medewerker en het bewaren van een goede balans tussen werk en privé. Dit is van belang voor alle medewerkers, ongeacht leeftijd, waarbij het beste aangrijpingspunt voor het stimuleren van duurzame inzetbaarheid voor iedere medewerker weer anders kan liggen. In de cao 2010-2011 spraken partijen af te onderzoeken hoe binnen UWV duurzame inzetbaarheid kan worden bevorderd. Het rapport van de betreffende studiegroep leidt wat UWV betreft voor de cao 2011-2014 tot enkele vervolgafspraken: UWV beziet op welke wijze de bestaande instrumenten ter bevordering van duurzame inzetbaarheid effectiever onder de aandacht van managers en medewerkers kunnen worden gebracht. Een gezamenlijke werkgroep van cao-partijen werkt een aantal voorstellen op het terrein van persoonlijke ontwikkeling en mobiliteit en op het terrein van vitaliteit concreet uit: o De werkgroep geeft aan met welke aanvullende instrumenten – budgetneutraal binnen de bestaande cao-kaders - interne en externe mobiliteit kan worden bevorderd. Daarbij kijkt zij ook naar de mogelijke effectiviteit van functieroulatie of een financiële prikkel. o De werkgroep adviseert hoe kan worden gestimuleerd dat meer medewerkers vitaal en met plezier doorwerken tot de pensioenleeftijd. o De werkgroep geeft uitwerking aan de wens van partijen om te komen tot een individueel budget voor medewerkers ter stimulering van de eigen ontwikkeling (bv. voor opleiding) en vergroting van de mogelijkheden voor individualisering van arbeidsvoorwaarden. De werkgroep geeft aan wat mogelijke tijd- en geldbronnen en wat de kaders voor de bestemming van een dergelijk budget zijn. o De werkgroep komt met concrete voorstellen hoe duurzame inzetbaarheid in al zijn facetten blijvend onderwerp van gesprek wordt in de HRM-cyclus. De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van of namens de vakbonden en UWV. Over de samenstelling plegen partijen nader overleg. De werkgroep brengt op basis van een concrete planning binnen een jaar advies uit aan cao-partijen. Partijen sluiten niet uit dat zij op grond van het advies tijdens de looptijd van de cao aanvullende afspraken maken. Om het draagvlak voor de adviezen binnen UWV zo goed mogelijk te borgen, betrekt de werkgroep – naast de medezeggenschap - medewerkers en managers bij haar werkzaamheden en bij de voorbereiding van de adviezen. De werkgroep zorgt tussentijds voor voldoende communicatie over het onderwerp op intranet, opdat het belang van inzet op duurzame inzetbaarheid goed over het voetlicht komt. 6. Reiskostenvergoeding UWV wil tijdens de looptijd van de cao samen met vakbonden onderzoek doen naar een integrale mobiliteitsregeling, die voldoende keuzevrijheid biedt voor medewerkers, recht doet aan de principes van verantwoord ondernemen en het nieuwe werken afdoende faciliteert. In dit onderzoek worden zowel het woon-werkverkeer als zakelijk verkeer betrokken. Het onderzoek leidt tijdig vóór het einde van de looptijd van de cao tot concrete adviezen. 3
Eindbod van UWV voor nieuwe cao; 17-2-2012
7. Vakantie-uren Per 1 januari 2012 is de wetgeving voor vakantie-uren gewijzigd. UWV stelt voor de cao daarop aan te passen. Verval- en verjaringstermijn Er wordt onderscheid gemaakt tussen de wettelijke en bovenwettelijke vakantie-uren. De wettelijke vakantie-uren bedragen vier maal de wekelijkse gemiddelde arbeidsduur. Deze uren moeten, zoals reeds in de huidige cao in art.7:4 lid 3 bepaald, door de medewerker zo veel mogelijk in het jaar van toekenning worden opgenomen. Dit is in het belang van de gezondheid van de medewerker zelf. UWV zal er nadrukkelijker op gaan sturen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. De aanspraak op deze wettelijke vakantie-uren vervalt, te beginnen met de uren die voor 2012 zijn toegekend, uiterlijk na 6 maanden na afloop van het jaar van toekenning. Dus voor het eerst per 1 juli 2013 voor de resterende wettelijke vakantie-uren over 2012. UWV kent meer vakantie-uren toe dan vier maal de gemiddelde arbeidsduur. Dat zijn de zgn. bovenwettelijke vakantie-uren. Deze bovenwettelijke vakantie-uren zijn door de medewerker voor meerdere doeleinden inzetbaar. De verjaringstermijn voor deze bovenwettelijke uren blijft na vijf jaar na het jaar van toekenning. De aanspraak op deze vakantie-uren verjaart na deze termijn. Bij uitzondering kan de medewerker zijn manager verzoeken een aantal wettelijke vakantieuren op te nemen na de wettelijke vervaltermijn. Het verzoek mag het nemen van voldoende rust niet in de weg staan. Het verzoek moet als doel hebben een langer aaneengesloten periode van verlof mogelijk te maken. Dit op een vooraf vastgelegd tijdstip, dat valt binnen vijf jaar na het jaar van toekenning. De manager beslist over dit verzoek. Vakantie-uren bij arbeidsongeschiktheid Er wordt vanaf 1 januari 2012 voor wat betreft de opbouw van vakantie-uren geen onderscheid meer gemaakt tussen arbeidsgeschikte en arbeidsongeschikte medewerkers. Ook voor geheel of gedeeltelijke arbeidsongeschikte medewerkers geldt dat zij volledig vakantie-uren opbouwen en geacht worden ook tijdens de periode van (langdurige) arbeidsongeschiktheid vakantie op te nemen. Voor hen gelden dezelfde regels voor het vervallen en verjaren van wettelijke en bovenwettelijke vakantie-uren, zoals beschreven voor arbeidsgeschikte medewerkers. Ook voor arbeidsongeschikte medewerkers is het vanuit oogpunt van voorspoedig herstel noodzakelijk dat zij - naast het werken aan re-integratie voldoende vakantie opnemen. Een uitzondering wordt gemaakt voor die langdurig arbeidsongeschikte medewerkers voor wie het vanwege de ziekte, in het jaar van opbouw en de eerste zes maanden erna, onmogelijk is om vakantie op te nemen. In de regel is dit het geval voor medewerkers die naar het oordeel van de werkgever geen re-integratieverplichting hebben en dus geen vakantie kunnen opnemen. Voor hen vervallen de wettelijke vakantieuren niet na zes maanden na het jaar van toekenning. UWV zal interne richtlijnen opstellen om in deze situaties verantwoord en eenduidig tot de juiste afweging te komen en deze bespreken met de OR.
8. Spaarloon en levensloop Per 1 januari 2012 is op grond van wettelijke maatregelen het spaarloon vervallen en wordt de levensloopregeling alleen voortgezet voor die medewerkers met een saldo van € 3000 of meer. Deze wettelijke veranderingen worden in de cao-tekst verwerkt. 4
Eindbod van UWV voor nieuwe cao; 17-2-2012
De 1%-levensloopbijdrage door de werkgever blijft gehandhaafd. In het kader van de studie duurzame inzetbaarheid en de mogelijke invoering van een vitaliteitsregeling, zullen cao partijen nadere afspraken maken over de toekomst van de levensloopbijdrage. 9. Tussentijdse aanpassingen tijdens looptijd cao Indien op basis van de studie- en werkafspraken cao partijen overeenstemming bereiken over de resultaten daarvan, dan zullen cao partijen er toe overgaan tussentijds aanpassingen en/of aanvullingen in de cao op te nemen.
II. Tot zover de onderdelen die in de cao opgenomen kunnen worden. Daarnaast wil UWV met de vakbonden een aantal afzonderlijke (werk)afspraken maken. Aanvullende (werk)afspraken: • Wajong-inspanning: UWV voert in de loop van 2012 een pilot uit voor het creëren van duurzame arbeidsplaatsen. Over de uitkomsten van deze pilot zal UWV de vakbonden informeren. • Mantelzorg inspanning: UWV continueert als een aspect van Arbo-zorg de inspanningen gericht op voorlichting en ondersteuning van medewerkers belast met mantelzorg. • Het Nieuwe Werken: in maart 2012 vertaalt UWV de evaluatie van de uitgevoerde pilots naar beleid. Deze beleidsvoorstellen worden besproken met de vakbonden en beoordeeld op eventuele consequenties voor de cao. • Beloning verzekeringsartsen: UWV voert een pilot uit waarvan de resultaten eind 2012 worden verwacht. Deze worden met de vakbonden besproken. • Maatschappelijk verantwoord ondernemen: UWV zal een overzicht geven van de inspanningen op het terrein van diversiteit en duurzaamheid. • Geschillenregeling: de resultaten van de lopende studie naar het huidige conflictmanagement bij UWV, waarbij ook de cao-regelingen worden betrokken, worden met de medezeggenschap en vakbonden besproken. Daarmee wordt gevolg gegeven aan de betreffende studieafspraak uit de cao 2010-2011. • Redactie cao-tekst: een gezamenlijke werkgroep van vakbonden en werkgever zal de caoteksten toetsen op verbetermogelijkheden qua helderheid en duidelijkheid in formulering. Voorstellen voor verbetering zijn gereed tijdig voor het einde van de looptijd van de cao. • Werkkostenregeling: UWV gebruikt 2012 als proefjaar om de toepassing van regelingen te beoordelen op mogelijke fiscale consequenties. Op basis van inzicht in de resultaten van het proefjaar 2012 worden eind dit jaar keuzes gemaakt. Deze keuzes worden besproken met de vakbonden en bezien op eventuele consequenties voor de cao. • Professioneel statuut arbeidsdeskundigen: UWV bevordert overleg met beroepsvereniging NVVA om te komen tot actualisering van het statuut. Het resultaat wordt voor 1 juli 2013 ter goedkeuring voorgelegd aan cao-partijen. Overige afspraken: • Lidmaatschap vakbonden: UWV vergoedt de contributie gedurende het eerste jaar voor nieuwe leden die zich tijdens de looptijd van de cao voor het lidmaatschap van een van de vakbonden die partij zijn bij de cao, aanmelden. Het budget voor deze vergoeding bedraagt voor de looptijd van deze cao maximaal € 150.000,-.
5
Eindbod van UWV voor nieuwe cao; 17-2-2012 • •
Werkgeversbijdrage: continuering van de huidige bijdrage in 2012 en 2013. Het bedrag blijft per jaar € 330.000 voor vakbonden die partij zijn bij de cao, gezamenlijk. Het bedrag blijft in principe gerelateerd aan de omvang van het personeelsbestand. Projecten: UWV stelt eenmalig een budget van € 30.000 beschikbaar voor projectactiviteiten van vakbonden die partij zijn bij de cao, gericht op verbetering van de uitvoering van de sociale zekerheid in binnen- of buitenland. De vakbonden kunnen gezamenlijk voorstellen indienen. Deze worden door UWV getoetst op de uitgangspunten.
Amsterdam, februari 2012.
6