proloog Atlantic City, New Jersey
O
p de begane grond van de parkeergarage van het Atlantic Regency Hotel Casino zaten Hector Moreno en Jerome Ribbons in de auto crystal meth te inhaleren met een opgerold vijfje, een aansteker en een kreukelig stukje aluminiumfolie. Ze hadden een halfuur de tijd. Er zijn drie goede manieren om een casino te beroven. De eerste is: via de voordeur. Hoewel het tegenwoordig minder valt aan te bevelen, werkte dat in de jaren tachtig prima. Net als bij een bank liep een stel gemaskerde en gewapende mannen naar binnen en duwde het moppie achter het traliehek een pistool onder de neus. Zij begon te huilen en te smeken om haar leven, terwijl de manager de geldstapels uit de la haalde en overhandigde. Vervolgens liepen de boeven via de achterdeur naar buiten en reden weg, want iedereen met een beetje gezond verstand wist dat een vuurwapengevecht het casino per definitie meer zou kosten dan wat er uit de kassa’s was vervreemd. Maar de tijden veranderen. De caissières zijn er nu op getraind. Er wordt agressiever beveiligd. Zodra het stille alarm gaat, en dat gebeurt altijd, duiken er uit het niets mannen met wapens op. Ze wachten nog steeds tot je weggaat, maar zodra je de achterdeur uit stapt liggen er veertig gasten op je te wachten met ar-15’s en andere geweren om je overhoop te schieten. Die paar minuten heb je niet meer. De tweede is: voor de fiches gaan. Neem vanuit de suites de lift naar beneden, loop naar de roulettetafel waar de hoge bedragen worden ingezet, haal je pistool tevoorschijn en jaag een 5
kogel door de dubbel nul. Zodra het schot klinkt, rent iedereen weg – de croupier voorop. Rijke mensen zijn niet dapper, en werknemers al helemaal niet. Als ze zijn verdwenen pak je een tas en gooi je alle fiches erin. Jaag nog twee kogels door het plafond om ze te laten weten dat het menens is, en ren naar buiten alsof de duivel je op de hielen zit. Het klinkt stom, maar het werkt. Je laat de kassa’s met rust, dus het duurt langer voor er alarm wordt geslagen. Er staan buiten geen beveiligers op je te wachten, zoals in het eerste scenario. Het is zelfs goed mogelijk dat je de parkeerplaats haalt en vanaf daar de snelweg. Je zit dan wel nog met het probleem wat je met de fiches gaat doen. Als je er maar genoeg meeneemt, laten we zeggen minimaal een miljoen, dan ruilt het casino alle aanwezige fiches om voor nieuwe die er anders uitzien, en zit jij opgescheept met een tas vol waardeloos plastic. Erger nog: dankzij de technologie is deze tactiek al vrijwel achterhaald. Sommige casino’s gebruiken tegenwoordig microchips om het tellen gemakkelijker te maken, en kunnen de door jou gestolen fiches dus eenvoudig traceren. Zes uur later ben je van Vegas tot Monaco een gezocht man, bovendien zijn ook in dit scenario de fiches waardeloos. En in het onwaarschijnlijke geval dat dat allemaal niet gebeurt, zul je ze voor de helft van hun waarde moeten verkopen, omdat niemand zijn vingers eraan wil branden tenzij hij honderd procent winst kan maken. De derde manier om een casino te beroven is door het geld te stelen tijdens het transport. Casino’s verplaatsen een hoop cash. Nog meer dan banken. De meeste hebben namelijk geen grote pallets honderdjes ergens achter slot en grendel liggen, zoals in de film. In plaats van één gigantische kluis waarin honderden miljoenen liggen opgehoopt, hebben ze overal in het pand kleinere geldkluisjes staan. En in plaats van al die stapels geld in huis te houden, doen ze wat elke instelling van die omvang doet. Zodra ze te veel cash hebben, sturen ze het in een gepantserde vrachtwagen naar een bank. Zodra ze tekortkomen, doen ze hetzelfde maar dan omgekeerd. Al met al twee of drie transporten per dag. Maar een gepantserde vrachtwagen beroven is echt niet te 6
doen. De moderne modellen zijn in feite tanks vol geld. De bank waar het geld vandaan komt overvallen is ook geen goed idee, want banken hebben een nog betere beveiliging dan casino’s. De truc is om halverwege de transactie toe te slaan, precies wanneer ze het geld in of uit de vrachtwagen laden. Ze maken het zelfs gemakkelijk voor je. De meeste casino’s hebben geen speciale loods voor gepantserde wagens: te onpraktisch. In plaats daarvan parkeren de vrachtwagens naast een van de achter- of zijingangen, telkens een andere. De bewakers openen de achterdeur en lopen dan gewoon met het geld door de glazen casinodeuren. Dat is de gouden minuut van de professionele overvaller. Een paar keer per dag, zestig seconden lang, verwisselt open en bloot, voor het oog van de wereld, meer geld van eigenaar dan je met een paar man uit vijf banken bij elkaar kan roven. Een professioneel stel dieven hoeft alleen maar langs twee of drie kortgeschoren gewapende mannen zien te komen en vervolgens weg te rijden voordat de politie komt opdagen. Zo simpel is het. Je moet natuurlijk wel weten wanneer de leveringen plaatsvinden, om hoeveel geld het gaat en welke ingang de vrachtwagens gaan gebruiken, maar het is zeker niet onmogelijk om aan dat soort gegevens te komen. Informatie verzamelen is het gemakkelijke gedeelte. Wegkomen, daar zit ’m de moeilijkheid. Als het je lukt om het geld mee te grissen en je binnen twee minuten uit de voeten te maken, ben je rijk. Jerome Ribbons keek op zijn gouden Rolex. Het was halfzes ’s ochtends. De eerste levering was over een halfuur. Het kost maanden voorbereiding om een casino te beroven. Gelukkig voor hen had Ribbons al vaker met dit bijltje gehakt. Ribbons was een tweemaal veroordeelde crimineel uit NoordPhiladelphia. Niet iets wat goed op je cv staat, zelfs niet voor iemand in deze tak van sport, maar het betekende wel dat hij gemotiveerd was om niet gepakt te worden. Hij had een zwartgrijze huid, en er kwamen aan alle kanten blauwe tatoeages onder zijn kleren vandaan, souvenirs uit de Rockviewgevangenis in Pennsylvania. Hij had vijf jaar gezeten voor zijn 7
aandeel in een gewapende overval in de jaren negentig op een Citibank in Northern Liberties, maar was nooit veroordeeld voor de vier of vijf bankovervallen waaraan hij sinds zijn vrijlating had meegedaan. Hij was een boom van een vent. Bijna een meter vijfennegentig met een gewicht dat, zacht uitgedrukt, niet onderdeed voor zijn lengte. De vetrollen golfden over zijn riem, en zijn gezicht was zo rond en glad als dat van een kind. Als hij een beetje in vorm was kon hij honderdtachtig kilo opdrukken, en na een paar lijntjes coke bijna tweehonderdtachtig. Hij was hier goed in, ongeacht zijn strafblad. Hector Moreno was meer het militaire type. Een meter zevenenzestig, een kwart van Ribbons’ gewicht, met haar zo kort als woestijngras en botten die door zijn koffiekleurige huid heen schemerden. Dankzij zijn diensttijd was hij een goede scherpschutter, en hij knipperde nooit met zijn ogen, behalve als hij zijn gezicht vertrok. Zijn staat van dienst vermeldde een oneervol ontslag, maar geen veroordelingen. Hij was terug naar huis gegaan, had een jaar lang in een vleesfabriek in Boston gewerkt en daarna een jaar lang protectiegeld afgeperst van drugsdealers in Vegas. Dit was zijn eerste grote klus, dus hij was behoorlijk nerveus. Hij had een hele apotheek bij zich in de Dodge, puur om zichzelf op te peppen. Pillen, poppers, poeders en wiet. Hij wilde zijn zenuwen wegbranden met een handvol speed. Wat hem betrof konden er nooit genoeg drugs zijn. Ze hadden het hele plan keer op keer doorgenomen om zich voor te bereiden, maar Moreno had meer dan dat nodig. Slurpend zoog hij de laatste dampen van een grote brok crystal meth op. Zijn ogen begonnen te tranen. Een vriend van hem had de crank gemaakt in een trailer aan de westkant van de Schuylkill River. Het was een waardeloze strawberry quick, maar dat kon hem niet schelen. Hij wilde zich concentreren, zich focussen, niet vlak voor het grote moment compleet trippen op crank en verfverdunner. Ribbons keek weer op zijn horloge. Nog vierentwintig minuten. Geen van beiden sprak. Dat was ook niet nodig. Moreno haalde een pakje sigaretten uit zijn zak, stak er een 8
op en gaf de folie door aan Ribbons. Hij blies snel achter elkaar twee rookwolkjes uit. Ribbons verdoofde zijn mond een beetje met een slok uit een flesje bourbon. Meth inhaleren is een hete en bittere ervaring. Hij nam zijn tijd om de druppel te volgen over de folie tussen zijn eeltige vingers. Hij deed dit niet voor het eerst. De meth voelde goed, maar bij lange na niet zo goed als de rush die hij zou ervaren met zijn bivakmuts op en zijn pistool in zijn hand. Hij kickte op actie en gevaar. Moreno sloeg hem gade, rookte zijn sigaret en nam een paar slokjes uit de fles hoestsiroop. Zijn hart sloeg even over. Een hoop mensen uit zijn oude buurt zouden een fortuin hebben neergeteld voor zo’n eersteklas high, maar niemand gebruikte ooit nog hoestsiroop. Alleen hij. Je gaat er het soort dingen van zien dat je ziet als je zo’n hoge koorts hebt dat je op het randje van de dood balanceert. Je ziet God op je staan wachten aan het eind van de tunnel. Niemand had hem ooit verteld over het eindeloze hijgen, de hartkloppingen of het soort hallucinaties dat hij kreeg zodra de dxm als een shot ketamine in zijn bloedbaan terechtkwam. Hij luisterde naar de radio en wachtte. Moreno mikte zijn sigaret uit het raam en zei: ‘Heb je al een huis uitgezocht?’ ‘Ja. Blauw victoriaans. Prachtige plek aan het water. Virginia.’ ‘Wat zei dat mens erover?’ ‘Dat het een kopersmarkt is. We krijgen het makkelijk rond.’ Ze zaten een tijdje zwijgend te luisteren naar de vroege verkeersinformatie op de radio. Er viel verder toch weinig te bespreken – niets wat ze niet al duizend keer hadden gezegd met koppen koffie, blauwdrukken en oplichtende computerschermen voor hun neus. Er viel niets anders te doen dan naar de verkeersinformatie luisteren. Ze hadden deze klus al lang van tevoren gepland, voor zover je in hun geval van planning kon spreken. Degene die het allemaal had bedacht zat bijna zesduizend kilometer ten westen van hen in Seattle naast zijn telefoon te wachten tot hij kon bellen. Hij was de jugmarker, het brein achter de overval. De meeste berovingen zijn het werk van einzelgängers en lo9
pen op niets uit. Een stelletje crackheads probeert een bank te kraken en belandt levenslang in de cel. Een klus met een jugmarker is heel andere koek. Het is het soort klus waarover je één keer wat hoort in het achtuurjournaal en dan nooit meer: het soort dat goed gaat en goed blíjft gaan. Dit was een klus met een strikte planning, timing en afhandeling, van begin tot eind geregisseerd door een jugmarker. De man met het plan wist alles en had de volledige leiding. Ribbons en Moreno noemden zijn naam liever niet. Niemand deed dat. Het bracht ongeluk. Toch waren Moreno en Ribbons geen dommekrachten. Ze kenden de patronen van de beveiligingscamera’s. Ze kenden de gepantserde vrachtwagen vanbinnen en vanbuiten. Ze kenden de namen van de chauffeurs, de namen van de casinomanagers, hun gewoonten, antecedenten, telefoonnummer en hun vriendin. Ze wisten dingen die ze niet eens nodig zouden hebben, want ook dat hoorde erbij. Er kon van alles en nog wat fout gaan. Het ging erom dat je de chaos onder controle had, dat je niet plompverloren in het diepe sprong. Nu kwam het alleen nog maar neer op de verkeersinformatie. Na twintig minuten ging Ribbons’ telefoon. Een helder, doordringend piepje, tot twee keer toe herhaald. Een specifieke ringtone voor een specifiek nummer. Hij hoefde niet op te nemen. Beide mannen wisten wat het betekende. Ze keken elkaar even aan. Ribbons schakelde het telefoontje door naar voicemail, stopte de drugs terug in het handschoenenkastje en keek voor de derde en laatste keer op zijn horloge. Twee voor zes ’s ochtends. Het aftellen begon: nog twee minuten. Ribbons pakte een grove katoenen bivakmuts uit het handschoenenkastje. Hij trok het zwarte masker over zijn hoofd en sjorde eraan totdat het goed strak zat. Moreno volgde langzaam zijn voorbeeld. Ribbons verbond de draden onder het dashboard en startte de motor. Op de vloermatten lag een kdhcombatvest met extra dikke kogelwerende platen, ontworpen om bescherming te bieden tegen schoten van aanvalswapens van een afstand van vijftien meter. Ribbons moest er een dra10
gen. Hij was de voorman. Zijn dikke buik kwam eronderuit. Onder een deken op de achterbank lag een Remington 700 snipergeweer, geladen met vijf patronen en uitgerust met een red-dot vizier en een awc Thundertrap geluidsdemper van tweeëntwintig centimeter: Moreno’s wapen. Ernaast lag een volautomatische kalasjnikov type 56, met in elk van de drie magazijnen dertig 120-grain, full-metal-jacket, boat-tail jachtpatronen. Ribbons pakte de ak, bevestigde het magazijn, haalde de spangreep naar achteren en wendde zich tot Moreno. ‘Ben je er net zo klaar voor als ik?’ ‘Ik ben klaar,’ zei hij. Opnieuw vervielen ze in stilzwijgen. De lichten van de parkeergarage flikkerden en gingen toen uit: na zonsopgang waren ze niet meer nodig. Hun Dodge Spirit zat onder de rotbruine roestvlekken. Aan de overkant van de straat, direct in hun gezichtsveld, bevond zich de zijingang van het casino waar de vrachtwagen zou parkeren. De regenstrepen op de voorruit zagen er in Ribbons’ ogen uit als een caleidoscoop. Negentig seconden voordat de transportwagen zou aankomen stapte Moreno de auto uit en nam zijn positie in achter een wegafscheiding, met zijn gezicht naar de straat toe. De zilte lucht had het beton tot op de stalen wapening weggevreten. Hij keek omhoog naar de bewakingscamera’s. Ze wezen de andere kant op. Perfecte timing. Een casino is zwaar genoeg beveiligd om camera’s te hebben in de parkeergarage, alleen net niet zwaar genoeg. Moreno had al weken geleden de blinde hoeken van de camera’s in kaart gebracht en getest. Het kan niemand een bal schelen wat er om zes uur ’s ochtends in de parkeergarage gebeurt. Moreno zorgde dat de lade van zijn geweer stevig op het betonblok rustte. Hij klapte de lenskap van het vizier op, trok de grendel naar achteren en bracht de eerste patroon aan in de kamer. Daarna kwam Ribbons tevoorschijn. Hij trok een sprintje terwijl de camera’s de andere kant op wezen en verborg zich achter de volgende pilaar, in een andere blinde hoek. Hij begon diep en snel te ademen als warming-up voor het echte werk. De kalasjnikov leek piepklein in zijn enorme handen. Hij hield 11
hem dicht tegen zijn borst. Hij werd een beetje misselijk. Dat onvermijdelijke rare gevoel in zijn maag: zenuwen. Niet zo erg als Moreno’s zenuwen, dacht hij, maar toch, elke keer weer speelden ze op. Nog zestig seconden. Ribbons telde de seconden af in zijn hoofd. De timing was heel belangrijk. Ze hadden de strikte opdracht gekregen geen moment te vroeg in actie te komen. De binnenkant van zijn handschoenen werd glibberig van het zweet. Het is moeilijk om nauwkeurig te schieten met latex handschoenen aan, maar hij had ook de strikte opdracht gekregen om ze de hele dag aan te houden. Hij stond zo stil als een boeddha achter zijn pilaar, ook al was die een beetje te smal voor hem. Hij had niet eens genoeg ruimte om zijn mouw op te duwen en op zijn horloge te kijken. In plaats daarvan concentreerde hij zich op zijn ademhaling, in en uit, in en uit. De seconden tikten weg in zijn hoofd. Er druppelde water van de betonnen overkapping. Precies om zes uur reed de transportwagen van Atlantic Armored door het groene licht op de hoek en sloeg de straat in. Zowel de chauffeur als de bewaker droeg een bruin uniform. De vrachtwagen was drie meter hoog en woog bijna drie ton. Hij was wit, met op beide zijkanten het logo van Atlantic Armored. Hij reed de laadzone van het casino op en kwam langzaam en schommelend tot stilstand onder het Regency-uithangbord. Ribbons hoorde nauwelijks iets boven het geluid uit van zijn eigen gejaagde ademhaling. Gepantserde wagens zijn nooit gemakkelijk. Het zijn intimiderende gevaartes. Niet alleen vanwege alle voor de hand liggende factoren, zoals de zeven centimeter dikke laag kogelwerende gecertificeerde bepantsering, of de banden die versterkt zijn met vijfenveertig lagen DuPont-kevlar, of de ramen die zijn gemaakt van een doorzichtig type polycarbonaat dat een heel magazijn joekels van pantserdoorborende kogels kan tegenhouden. Nee, dat spreekt allemaal voor zich. Veel gevaarlijker is alles wat er aan de binnenkant van zo’n gepantserde wagen zit. De bewakers zijn bijvoorbeeld gewapende professionals. Aan de binnenkant van de vrachtwagen hangen ca12
mera’s die alles vastleggen wat er daar gebeurt. Er zitten zestien gaten in waardoor je van binnenuit op iedereen buiten kan schieten. En als klap op de vuurpijl zitten er magnetische platen in de geldkisten. Als de buit op enig moment van de plaat wordt gehaald, begint er een timer te lopen. Zodra de timer afloopt, ontploffen er kleine inktpakketjes in de geldbundeltjes, waardoor het geld waardeloos wordt. Maar voor een jugmarker en een team met een plan doen al die obstakels er niet toe. Er is altijd een zwakke plek. In dit geval waren er twee. De eerste ligt voor de hand: niets blijft eeuwig in een gepantserde wagen liggen. Je hoeft alleen maar te wachten tot de bewakers naar buiten komen en dan doen alle bepantsering, camera’s en magnetische platen er niets meer toe. De tweede daarentegen vergt iets meer initiatief. De tweede vergt veel meer wreedheid. Dood de bewakers, en het geld is voor jou. Er waren er twee, die allebei voorin zaten. Een chauffeur en een geldbode, met samen twee jaar ervaring, althans volgens het vooronderzoek. De een had een gezin, de ander niet. Toen de vrachtwagen stilstond, stapten ze uit. Zodra ze de deuren hadden afgesloten, kwam er een man in een goedkoop zwart pak vanuit het casino op hen af lopen. Hij was kalend en had een naambadge op zijn revers gespeld. Hij was de kluismanager van het casino. Halverwege de veertig, met een onberispelijke staat van dienst. Niet eens een parkeerboete. Hij haalde een sleutel uit zijn zak en gaf die aan de geldbode. Ondanks zijn smetteloze antecedenten mocht hijzelf nooit in de vrachtwagen komen. In al die tien jaar niet één keer. De bewakers waren verantwoordelijk voor wat er buiten gebeurde en hij voor wat er in de kluis gebeurde. Hij wachtte op de stoep en wreef in zijn handen. Nog dertig seconden. De chauffeur haalde een andere sleutel van zijn riem en gaf die aan de geldbode, die het slot aan de achterkant van de vrachtwagen opende en naar binnen klom. In de zijwand van het voertuig zat een ingebouwde geldkist met een magnetische plaat, bedekt met nog een laag kogelwerende keramische 13
bepantsering. Zijn sleutel paste in het ene slot, en de sleutel van de kluismanager in het andere. Niemand had ooit een vrachtwagen van Atlantic Armored overvallen. Dit bedrijf was het beste in zijn branche, dankzij paranoïde bankdirecteurs en hotelservicerekeningen die talloze malen meer waard waren dan een hele vloot gepantserde vrachtwagens. Beveiliging was heel belangrijk in deze stad. Het voorwerp in kwestie was een twaalf kilo wegend vacuümverpakt blok biljetten van honderd dollar, in de nieuwe stijl met de glimmende metalen beveiligingsstrepen die door het midden liepen. Het blok was onderverdeeld in stapels honderdjes die ‘bandjes’ heetten, vanwege het mosterdkleurige papieren bandje dat om elke stapel zat om ze makkelijker te kunnen tellen. Elk bandje was tienduizend Amerikaanse dollar waard. Er zaten 122 bandjes in het blok van twaalf kilo, oftewel $1.220.000, samengeperst tot het formaat van een grote koffer. De geldbode trok het geld van de magnetische plaat. Er lag een blauwe kevlartas in een la ertegenover. Hij hevelde het geldpakket in de tas en vervolgens de tas op een steekwagentje dat met haken aan de wand vastzat. Hij viste een zonnebril uit zijn zak, zette hem op en duwde het wagentje de stoep op. Het was groot en moeilijk wendbaar, dus hij moest flink manoeuvreren. Nog tien seconden. Zodra de geldbode de vrachtwagen uit was, trok de chauffeur een Glock 19 uit zijn holster en hield hem op heuphoogte vast, geheel volgens de regels bij dit soort transporten. Hij maakte een verveelde indruk. Dit was zijn eerste levering van de dag met nog tien soortgelijke te gaan, op en neer tussen verschillende casino’s. Hij pakte zijn wapen iets anders vast en hield zijn vinger uit de buurt van de trekker. De geldbode deed de vrachtwagen op slot en gaf de casinosleutel terug aan de kluismanager, die hem aan zijn riem hing. De chauffeur controleerde de parkeergarage, kwam terug, zette twee stappen in de richting van de casinodeuren en gebaarde naar de andere twee om hem met het geld te volgen. Het moment was gekomen. Ribbons gaf het teken. Moreno’s geweer sprong even op in zijn armen. Het schot 14